>^ 
 
 IMAGE EVALUATION 
 TEST TARGET (MT-3) 
 
 y 
 
 / 
 
 O 
 
 // 
 
 L<P 
 
 
 
 Ko^ 
 
 ^"sr 
 
 :A 
 
 0^ 
 
 1.0 
 
 IT 5 
 
 illllU 
 
 1116 
 
 I.I 
 
 ZQ 
 
 1.8 
 
 
 1.25 
 
 .4 
 
 1.6 
 
 
 ^ 6" — 
 
 
 
 ► 
 
 v^ 
 
 <? 
 
 /^ 
 
 
 ^% 
 
 c"^ 
 
 ^;S 
 
 
 / 
 
 
 om 
 
 w 
 
 Photographic 
 
 Sciences 
 Corporation 
 
 23 WEST MAIN STREET 
 
 WEBSTER, NY 14580 
 
 (716) 872-4503 
 
 #/^>. 
 
 % 
 
 V^ 
 
 '^^ 
 

 c?- 
 
 (p.. 
 
 C/a 
 
 ^ 
 
 CIHM/ICMH 
 
 Microfiche 
 
 Series. 
 
 CIHM/ICMH 
 Collection de 
 microfiches. 
 
 Canadian Institute for Historical Microreproductions 
 
 Institut canadien de microreproductions his*oriques 
 
 1980 
 
mm 
 
 Technical and Bibliographic Notes/Notes techniques et bibliographiques 
 
 The Institute has attempted to obtain the best 
 original copy available for filming. Features of this 
 copy which may be bibliographically unique, 
 which may alter any of the images in the 
 reproduction, or which may significantly change 
 the usual method of filming, are checked below. 
 
 L'Institut a microfilm^ te meilleur exemplaire 
 qu'il lui a 6t6 possible de se procurer. Les details 
 de cet exemplaire qui sont peut-dtre uniques du 
 point de ue bibliographique, qui peuvent modifier 
 une image reproduite, ou qui peuvent exiger une 
 modification dans la m6thode normale de filmage 
 sont indiquds ci-dessous. 
 
 □ Coloured covers/ 
 Couverture de couleur 
 
 □ Covers damaged/ 
 Couverture endommag^^e 
 
 □ Covers restored and/or laminated/ 
 Couverture restaurde et/ou pellicul6e 
 
 n Cover title missing/ 
 Le titre de couverture manque 
 
 
 Coloured maps/ 
 
 Cartes gdographiques en couleur 
 
 Coloured ink (i.e. other than blue or black)/ 
 Encre de couleur (i.e. autre que bleue ou noire) 
 
 Coloured plates and/or illustrations/ 
 Planches et/ou illustrations en couleur 
 
 Bound with otbar material/ 
 Relid avec d'autres documents 
 
 □ Coloured pages/ 
 Pages de couleur 
 
 □ Pages damaged/ 
 Pages endomma^aes 
 
 n Pages restored and/or laminated/ 
 Pages restaurdes et/ou pellicul6es 
 
 d 
 
 Pages discoloured, stained or foxed/ 
 Pages d6color6es, tachet6es ou piqudes 
 
 I — I Pages detached/ 
 
 n 
 
 Pages ddtachdes 
 
 Showthrough/ 
 Transparence 
 
 □ Quality of print varies/ 
 Qualitd in6gale de I'impression 
 
 □ Includes supplementary material/ 
 Comprend du materiel supplementaire 
 
 n 
 
 D 
 
 Tight binding may cause shadows or distortion 
 along interior margin/ 
 
 La reliure serree peut causer de I'ombre ou de la 
 distortion le long de la marge intdrieure 
 
 Blank leaves added during restoration may 
 appear within the text. Whenever possible, these 
 have been omitted from filming/ 
 II se peut que certaines pages blanches ajout6es 
 lors dune restauration apparaissent dans le texte, 
 mais, lorsque cela 6tait possible, ces pages n'ont 
 pas 6td filmdes. 
 
 D 
 D 
 
 Only edition available/ 
 Suule Edition disponible 
 
 Pages wholly or partially obscured by errata 
 slips, tissues, etc.. have been refilmed to 
 ensure the best possible image/ 
 Les pages totalement ou partiellement 
 obscurcies per un feuillet d'errata, une pelure, 
 etc., ont 6t6 film6es A nouveau de fa?on d 
 obtenir la meilleure image possible. 
 
 D 
 
 Additional comments:/ 
 Commentaires suppl6mentaires: 
 
 This item is filmed at the reduction ratio checked below/ 
 
 Ce document est film6 au taux de riduction indiqud ci-dessous. 
 
 10X 
 
 
 
 
 14X 
 
 
 
 
 18X 
 
 
 
 
 22X 
 
 
 
 
 26X 
 
 
 
 
 30X 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 y 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 L—^ 
 
 
 19Y 
 
 
 baa^^ 
 
 t^^^mm 
 
 IfiX 
 
 
 
 
 20X 
 
 
 
 
 24X 
 
 
 
 
 28X 
 
 
 
 
 32X 
 
I 
 
 tails 
 I du 
 odifier 
 une 
 mage 
 
 The copy filmed here has been reproduced thanks 
 to the generosity of: 
 
 Library of the Public 
 Archives of Canada 
 
 The images appearing here are the best quality 
 possible considering the condition and legibility 
 of the original copy and in keeping with the 
 filming contract specifications. 
 
 Original copies in printed paper covers are filmed 
 beginning with the front cover and ending on 
 the last page with a printed or illustrated impres- 
 sion, or the back cover when appropriate. All 
 other original copies are filmed beginning on the 
 first page with a printed or illustrated impres- 
 sion, and ending on the last page with a printed 
 or illustrated impression. 
 
 L'exemplaire filmd fut reproduit grdce d la 
 g6n6rosit6 de: 
 
 La bibliothdque des Archives 
 publiques du Canada 
 
 Les images suivantes ont dt6 raproduites avec le 
 plus grand soin, compte tenu de la condition et 
 de la nettet6 de l'exemplaire film6, et en 
 conformity avec les conditions du contrat de 
 filmage. 
 
 Les exemplalres originaux dont la couverture en 
 papier est imprimde sont film6s en commengant 
 par le premier plat et en terminant soit par la 
 dernidre page qui comporte une empreinte 
 d'impression ou d'illustration, soit par le second 
 plat, selon le cas. Tous les autres exemplaires 
 originaux sont film6s en commenpant par la 
 premidre page qui comporte une empreinte 
 d'impression ou d'illustration et en terminant par 
 la dernidre page qui comporte une telle 
 empreinte. 
 
 The last i-ecorded frame on each microfiche 
 shall contain the symbol — ♦- (meaning "CON- 
 TINUED"), or the symbol V {meaning "END"), 
 whichever applies. 
 
 Maps, plates, charts, etc., may be filmed at 
 different reduction ratios. Those too large to be 
 entirely included in one exposure are filmed 
 beginning in the upper left hand corner, left to 
 right and top to bottom, as many frames as 
 required. The following diagrams illustrate the 
 method: 
 
 Un des symboles suivants apparaltra sur la 
 dernidre image de cheque microfiche, selon le 
 cas: le symboie — ♦- signifie "A SUIVRE", le 
 symbole V signifie "FIN". 
 
 Les cartes, planches, tableaux, etc., peuvent dtre 
 film^s d des taux de reduction diffdrents. 
 Lorsque le document est trop grand pour dtre 
 reproduit en un seul clich6, il est filmd d partir 
 de Tangle sup6rieur gauche, de gauche d droite, 
 et de haut en bas, en prenant le nombre 
 d'images n6cessaire. Les diagrammes suivants 
 illustrent la m6thode. 
 
 errata 
 I to 
 
 t 
 
 9 pelure, 
 
 on d 
 
 13 
 
 1 
 
 2 
 
 3 
 
 32X 
 
 1 
 
 2 
 
 3 
 
 4 
 
 5 
 
 6 
 
■ 
 
' / y / r r^ 
 
 JOHANNES EGEDE 
 
 EN 
 
 MATTHEUS STACK 
 
 Bladzijden uit het leven der eerste Zendelingen in 
 Greenland en Labrador. 
 
 PIT HEX KNQKL8CH. MKT AFBKKLDINOKN. 
 
 TE ZEIST 
 Bij J. W. EVERSZ. 
 
 •1868. 
 
"lljWWfWW WWWfP 
 
tm 
 
 In de volgende bladzijden worden den lezer 
 eenige bijzonderheden uit het leven der eerste zende- 
 lingen van Greenland en Labrador medegedeeld. Zij zijn 
 uit het Engelsch vertaald , door een tweetal vriendin- 
 nen der Zendingszaak , en behoeven wel geene aanbe- 
 veling, daar zij op eenvoudig-aandoenlijke wijze, de 
 ontberingen ons schetsen, welke deze mannen zich 
 getroost, en de gevaren welke zij getrotseerd heb- 
 ben, om het Evangelic te brengen aan de volken die 
 op de kusten der Noordpool-ijszeen nederzaten in den 
 donkerfcn nacht van Heidensche ellende. Maar zij leve- 
 ren ons tevens het bewijs , dat de zegen des Heeren 
 rust op de zwakke pogingen zijner vrienden , die ge- 
 drongen door de liefde van Christus, met alie magt 
 doen, wat hunne hand vindt te doen. En zoo moge 
 dan de lazing ook van dit werkje, menigeen tot zegen 
 zijn en velen opwekken om medearbeiders Gods te zijn 
 aan het heil van medezondaars. 
 
 Zeist, 14 Julij 1868. 
 
 L. H. F. C. 
 
 # 
 
 # 
 
m^f^^m 
 
 ■SH 
 
r# 
 
 Zendeling op Greenland. 
 a686-1758.) 
 
 i,Het is eeu ander die zaait eu ecu auiler die rnaait," 
 
 Onder de dienstknechten van Clirisius aan wic 
 liet opgedrageu werd Let zaad uit te strooijen, maar 
 niet te oogsten, zijn er welligt vveinigen in later tijd 
 gewecst, wier geloof en hoop zoo zwaar beproefd zijii 
 geworden als die van Johannes Egede, den vader der 
 Groenlandsche zending. 
 
 Hans of Johannes Egede werd in Noorwegeii 
 geboren, in het jaar 1686. De eenvoudige, ruwe 
 zeden, welkc het huiselijk leven der Noorwegers 
 kenmerken, gewennen de jongelieden vroegtijdig aan 
 de bezigheden en de uitspanningen der ouders, zoowel 
 te land als te water. Maar de bezigheden en de uit- 
 spanningen, aan welke Egede deel mogt nemen, ver- 
 minderden zijn leeslust niet; hij was zeer begeerig 
 om kenuis te vergaderen, en de lange winteravonden 
 in de Noordsclie streken verschaften hem overvloedi- 
 
 1 
 
2 
 
 gen tijd voor zijiu^ geliefkoosde studien. 11 ij bezat ecu 
 lieiliebbend , deelnemend hart , dat steeds bet beste 
 hoopte en gereed was hulp te bieden, en toen hij den 
 volwassen leeftijd bereikte, bespeurde men dat liefde 
 tot God de voorname bron was, waaruit zijnc liefde 
 tot den naaste voortvloeide en tevens de drijfveer die 
 hem geheel bezielde en in alles leidde. Hij had ge- 
 dacht aan zijn' Schepper in de dagen zijner jciigc- 
 lingschap en hartelijk gewenscht zijn gansche leven 
 door te brengen in de dienst zijns Heeren. Drie en 
 twintig jaren oud, werd hij belast met de zielezorg 
 der gemeente te Vogen, in \ct Noorden van Noor- 
 wegen, en het scheen dat doze werkkring hem reeds 
 het toppunt zijner verwachtingen en wenschen had doen 
 bereiken. Hij zag zich tot een zeer werkzaam leven geroe- 
 pen, maar het was een arbeid dien hij liefhad : hij was 
 de steun en de troost van bejaarde ouders en vereenigd 
 met eene echtgenoote in alle opzigten zijner waardig. 
 In weerwil van de zorgen en teleurstellingen welke 
 somtijds het hart bedroeven van iederen getrouwen 
 leeraar, kon Egede zich zelven gelukkig achten en 
 werd ook als zoodanig beschoi^wd door zijne naburen. 
 Maar God had eene betrekking voor hem w^ggelegd 
 waaraan meer moeijelijkheden en minder verblijdende 
 werkzaamheden verbonden w^aren. 
 
 Het zal niet ougepast zijn hier den lezer te her- 
 inneren, dat in het tijdperk waarop ons verhaal be- 
 
3 
 
 trekking hceft, ile kouiiigrijkeii Denemarkcn en Noor- 
 wegen onder e^c^ne regering en 66n' koning stonden. 
 De regerende koning Frederik IV Imd eenige jaren 
 vroeger het voorbeeld gegeven eener godvruchtige on- 
 derneming, door de oprigting van een' zendingspost 
 onder de Heidenen te Tranquebar iu Oost-Indie. 
 Eenige gunstige vruchten verheugden reeds dc liarten 
 van de getrouwe mannen die zich derwaarts begeven 
 hadden; en de brieven, in welke zij hunne ervaringen 
 beschreven en de wijze waarop het Evangelie ontvangen 
 werd door de afgodische volkeren van dat land, wer- 
 den met levendige belangstelJing gelezen door de God- 
 vreezende leden van de Deensche kerk en vonden ook 
 hun weg in bet aangrenzende koningrijk Noorwegen. 
 Nergens echter verwekten deze verhalen van "den 
 zendingsarbeid meer belangstelling en medegevoel, dan 
 m de afgelegen pastorie te Vogen. Zich zeer ver- 
 heugende dat Christus aan de Heidenen van die 
 ver verwijderde Indische kusten gepredikt werd, 
 begon Egede te vragen of er geen middel zoude zijn^ 
 ora diezelfde gezegende boodschap aan de in nachtelijk 
 donker verkeerende menschen van andere landen te 
 brengen. 
 
 De vreemde kolonien van Denemarken , waren wei- 
 nige in getal. 
 
 Alleen Tranquebar in Oost-Indie en eenige klei- 
 ne eilanden in West-Indie behoorden daartoe. In 
 
vroegore jarcii ecliter liiulden Deeiischo en Noorwecg- 
 sche nmiiiien , van alle Europeers de meest stoutmoe- 
 dige en voorspoedige ondernemingen gewaagd en ko- 
 loiiien gesticht. Zich begevende naar liet Oosten en 
 Wcsten, liet Noordcn en Zuiden, haddcn zij landen 
 en koningrijken overwonnen en aan hunne nakome- 
 lingen rijkdommen bezorgd en bezittingcn uagelateii, 
 grootcr en vruchtbaarder dan liun elgen land. 
 
 Egede nu herinnerde zich, dai er eene kleine 
 Noorweegsche kolonie bestaan had, welker geschicdenis 
 eene treurige tegenstelling opieverde , met die van hiinnc 
 meer bevoorregte brooders. 
 
 Ten tijde dat de zoo beroemde Britsche koniug 
 Alfred genoodzaakt word een tijd lang de wijk te 
 nemen voor eene menigte Noormanneu , die een in- 
 val in Engeland deden, had een gezelschap Noor- 
 wegers, door graaf Ingol aangevoerd, IJsland in 
 bezit genomen (874). Yan daar was eene eeuw later 
 Eric de Eoode uitgezeild, om een nieuw vaderland 
 te zoeken en had in het Westen een onbewoond land 
 ontdekt dat hij Groenland noemde (982), een naam 
 die bijzonder oneigenaardig schijnt, daar ijsveldeu, 
 naakte rotsen en met sneeuw bedekte bergen de meest 
 in het oog vallende voorwerpen zijn, welke de zeeman 
 ontdekt wanneer hij de kust nadert. Evenwel vindfc men 
 op deze meest uit ijs bestaande kasten hellingen en 
 valleijen door de rotsen ingesloten, welke de korte 
 
Noordsclie zomer met groen bekleedt. Tallooze vogels 
 boiiwen liunne nesten tusschen de klippen en cilaiidcn, 
 rendieren grazen in de valleijcn en hecle kudden van 
 zeehonden kocsteren zich op het strand. Het scheen een 
 gewenscht land voor Eric en zijne manschappen , die 
 liij dan ook overhaalde om met hem daar liun geluk te be- 
 proeven. Zij vestigden zich op de Westkust, van tijd tot 
 tijd zich verder begevende uaar het Noorden en Zuiden , 
 toeu hun getal was vcrmeerderd door nieuwe IJsland- 
 sche en Noorvveegsche kolonisten. 
 
 Tot hiertoe waren de bewoners dezer landen Heide- 
 nen, die Thor en Odin, de goden der Scandina- 
 viers, aanbaden. Maar de Christelijke godsdienst drong 
 door tot Noorwegen. De koning Olof schaarde zich 
 aan de zijde der geloovigen, en vurig de uitbrei- 
 diug wenschende van het geloof, dat hij zelf had ora- 
 hclsd, zond hij een Christelijk ouderwijzer om de 
 Noorwegers van Groenland te bekeeren. Eric hoorde 
 naar hem en nam het Christendom aan, terwijl de 
 meesten der landverhuizers zijn voorbeeld volgdeu. Zijne 
 zoons, moedige en ondernemende zcelieden, traden in de 
 voetstappen huns vaders, en zeilden van Groenland 
 nog meer Westelijk op , ten einde een nieuw grondge- 
 bied te vinden. Zij bereikten de kust van Noord- 
 Amerika en bragten orastreeks twee jaren door in 
 in een boomrijk land, dat waarschijnlijk een gedeelte 
 was van de nu tot Canada belioorende landstreek. 
 
6 
 
 1 1 
 
 De zooiis van Eric iioemden liet //Wijnland", om 
 de wilde wijngaarden welke in de bosschen groeiden. 
 Tot dus ver hadden zij er geen roensclien ontdekt; de 
 vogelen in de lucht en de wilde dieren des wouds sche- 
 nen de eenige bezitters te zijn van deze schoone streken. 
 Maar in het derde jaar verder Noordwaarts zeilende, 
 ontdekten zij een klein donkerkleurig volk , waarschijnlijk 
 een stam der Esquimoo's, welke zij spottenderwijs Skroe- 
 lings of dwergen noemden. Deze nieuw bekeerde Noor- 
 mannen , hoewel zij tot op zekere hoogte de Cliristelijke 
 godsdienst hadden aangenomen , kenden weinig of niets 
 van haren eisch om vrede te houden met, en welwil- 
 lendheid te beoefenen jegens alle menschen. De veracliting,, 
 met welke zij de Skroelings beschouwden, weerliield hen 
 niet van dadelijke betoonmg van vijandschap, Zij vielen 
 hen aan , doodden verschieden van hen uit dartelen moed- 
 wil en lokten zoo doende een strijd uit met den geheelen 
 stam, in welken hetNoorweegschopperh'-'ofdgedoodwerd. 
 Niettegenstaande dit onheilspellend begin, vertrok- 
 ken landverhuizers uit Groenland , IJsland en Noor- 
 wegen naar dit nieuw ontdekte gebied , vestigden 
 zich aldaar en waren een tijd lang voorspoedig. Had- 
 den zij in vrede met elkander kunnen leven , dun zou- 
 den de kolonisten van Wijnland de Amerikaanschc 
 vaders zijn geworden van eene natie van Europeeschc 
 afkomst, mim vier eeuwen voor de groote ontdekkin- 
 gen van Columbus; maar zij waren een liocgmoedig 
 
\>' 
 
 ^' , om 
 ^roeiden. 
 dekt; de 
 ds sche- 
 streken. 
 eilende , 
 chijnlijk 
 s Skroe- 
 e Noor- 
 istelijke 
 of iiiets 
 welwil- 
 icliting^ 
 eld hen 
 j vieleii 
 I rnoed- 
 sheelen 
 d werd. 
 ertrok- 
 
 Noor- 
 tigden 
 
 Had- 
 n zou- 
 mscbe 
 eesclie 
 3kkin- 
 loedig 
 
 en twistziek ras, en de woonplaats van de nieuv.eko- 
 lonie werd weldra door tweedragt en bloedstorting ver- 
 stoord. Sommigen van hen, die dezen storm overleef- 
 den, bleven in het land, maar de kolonie was uiteen- 
 gespat en Wijniard werd niet verder bevolkt. 
 
 In de volgende eeuw ondernam een ijverig Groen- 
 landsch zendeling de reis derwaarts, hopende de af- 
 stammelingen van zijue landgenooten wedcr te vin- 
 den en ze tot het Christendom te bekeeren. Maar 
 het schijnt dat zijne menschlievende onderneming niet 
 met goed gevolg is bekroond geworden. De vroegere 
 ontdekkingen van de Noormannen waren langzamerhand 
 ait het geheugen gewischt en het lot hunner Ameri- 
 kaansche broeders werd nooit geheel bekend. In dit 
 opzigt was de geschiedenis van Wijnland eene voor- 
 beelding van het lot, dat eenige eeuwen later de Groen- 
 landsche Noorwegers wachtende was. 
 
 Gedurende vier honderd vijftig jaren onderhield 
 Groenland geregeld , maar slechts van tijd tot tijd 
 gemeenschap met Noorwegen. Een overheidspersoon 
 door den koning afgczonden bestuurdc de burgerlijke 
 zaken, en eene reeks van bisschoppen, door den aarts- 
 bisschop van Drontheim aangesteld, had het opper- 
 bestuur over de kerk van Groenland. Deze bragt ook 
 hare jaarlijksche schatting o]) nan den pans, niet in, 
 geld, hetwelk in dc kolonie zeer schaarseh was, maar 
 in ivoren walvischtandcn. 
 
8 
 
 Even al« liuime landslieden in Noorwcgen , wa- 
 ren zij jagers, visschers en veehoeders, maar in te- 
 genstelling met hunne ondernemende voorvaderen, be- 
 raoeiden zij zich zeer weinig met de zeevaart, waarvan 
 de moeijelijklieden met de jaren schenen toe te nemen. 
 Oiitzettende ijsbergcn welke langs de kusten dreven 
 en dikwijls dc inhammen vulden, werden met verwon- 
 dering aanscliouwd door de eerste ontdekkers van 
 Greenland; maar nu vormde de altoos toenemende 
 hoeveelheid ijs gedurende vele maanden als 't ware 
 eene blokkade voor den ingang der fiords of baaijen 
 aan welker kusten de kolonisten woonden. Jaren ver- 
 liepen er soms dat er geen schepen van Noorwegen 
 aankwamen. Maar hoe zeldzaam Greenland ook in 
 aanraking kwam met de meer beschaafde gedeelten van 
 de wereld, men bleef er echter niet verschoond van 
 den geesel der pest, welke in het midden der 14'^'' 
 eeuw in Europa woedde. Deze verschrikkelijke plaag 
 was bijzonder noodlottig voor de bewoners van Noord- 
 Europa. Niet alleen het menschdom maar ook het vee 
 werd een slagtofFer van haren vergiftigenden invloed; 
 ook zegt men, dat het plantenrijk er ouder leed. 
 Een jaar vddrdat de pest in Greenland uitbrak, 
 werd de kolonie \oor de eerste maal bezecht door een 
 gezelschap Kreelings of Esquimoo's. Dc Noorwegers, 
 even als hunne vaderen hoogmoedig op hunne kracht 
 en gestalte, en vergetendc dat God nit eenen bloede 
 
 Hi 
 
9 
 
 liet gaiische meusclielijk geslacht geinaakt lieeft om de 
 aarde te bewoneu, verachtten liunne dwergachtige be- 
 zoekers en verjoegen lien met smadeb'jke beleedigingen. 
 Eene schermutseliiig volgde , in welke de wapenen van 
 de zwakke vreemdelingen voor verscheiden liunner 
 aanvallers noodlottig bleken te zijn. Zij togen af, maar 
 kwamen het volgende jaar in grooter getal terug, toen 
 de reeds niet zeer groote bevolking van de kolonie, 
 door de pest tot op do helft verminderd was. Eenige 
 der aangenaamste valleijen hadden al liunne bewoners 
 verloren. Van deze maakten de nieuwe aankomelingen 
 zicli meester en kregen langzamerhand de overhand op 
 de verzwakte Noorwegers. In Noorwegen zelf had 
 het volk schrikkelijk veel van de pest geleden. Gedrukt 
 door de eigen raoeijelijkheden , sloegen zij gedurende 
 eenige jaren geen acht op de broederen in Green- 
 land, en toen zij 'later met hen weder in onderhan- 
 deling traden, waren de tijdsomstandigheden onguns- 
 tig. Do kroon van Denemarken, Zweden en Noor- 
 wegen was (1397) op een hoofd gekoraen, narae- 
 lijk op dat van Margaretha, de zoogenaamde Semi- 
 ramis van het Noorden. De zorg voor de drie 
 koningrijken liet haar en hare opvolgers weinig tijd 
 overig om tc zorgen voor die kleine, verafgelegen 
 bezitting. 
 
 Tcr zelfder tijd vergingen ten gevolge van storm 
 versclieidenc schepen , wclkc door Bergensclic kooplieden 
 
10 
 
 voor Groenland bevracbt wareii. Daardoor ten euner- 
 male ontmoedigd, gaven zij dien liandel gelieel op en 
 liet gerucht Hep, dat al de Groenlanders door eeiie vij- 
 andelijke vloot iiitgeroeid waren , terwijl echter niemand 
 wist van waar die vloot gekomen zoude zijn. Hoewel 
 dit berigt niet algemeen geloofd werd, verliepen. er een 
 honderdtal jaren eer er iets werd gedaan om de on- 
 gelukkige kolonisten op te zoeken. 
 
 Toen beproefde eindelijk Walkendorf , de aarts- 
 bisschop van Drontbeim , met medelijden bewogen 
 over hunnen droevigen toestand, om eene vernieuwde 
 gemeenschap met Groenland aan te knoopen; hij was 
 op middelen bedacht om het volk van leeraars te voor- 
 zien, zocbt gescbikte personen om daarbeen als kolo- 
 nisten te verhuizen, en verzamelde alle raogelijke in- 
 liclitingen voor de zeelieden die deel zouden nemen aan 
 die onderneming. Ongelukkig verviel Walkendorf in 
 ongenade bij zijn vorst, begaf zicli in vrijwillige bal- 
 lingschap en stierf in een vreemd land, terwijl zijue 
 menschlievende plannen met hem ten grave daalden. (1521) 
 
 Gedurende het tijdsverloop van 60 jaren vormden 
 drie koningen plannen om hunne verlorene bezitting 
 weder terug te krijgen, begonnen schepen uit te rus- 
 ten en voorbereidselen voor de onderneming te maken; 
 geen van die plannen echter werd ten uitvoer ge- 
 bragt. In dien tijd lieeft de Engelsche zcevaarder John 
 Davis op drie reizen welke hij maakte om zoo mogelijk 
 

 11 
 
 II eener- 
 el op en 
 eene vij- 
 niemand 
 
 Hoewel 
 n. er een 
 
 de on- 
 
 ; aarts- 
 )ewogen 
 oieuwde 
 hij was 
 te voor- 
 Is kolo- 
 jke in- 
 len aan 
 dorf in 
 ?e bal- 
 I zijue 
 (1521) 
 )rmden 
 izitting 
 te rus- 
 naken; 
 er ge- 
 Jolin 
 )gelijk 
 
 een' Noord-Westelijken doortoclit naar Indie te zoe- 
 ken (1585 — 1587) , herhaaldelijk de Westkust van 
 Greenland bezocht , waar hij echter slcchts Esqui- 
 moo's zag die zeer bereid waren cm ruilhandel te drij- 
 ven met vellen van zeehonden, rendieren en witte ha- 
 zen. Van dien tijd at' liebben de Engelsche schepen 
 de Groenlandsche kust aangedaan en hunne voorstel- 
 ling van de voordeelen , die te behalen zouden zijn 
 door koophandel drijvende schepen, spoorden de Deen- 
 sche vorsten aan , om eene nieuwe poging aan te wen- 
 den, ten einde de oiide volkplanting op nieuw te ont- 
 ginnen. 
 
 Koning Christiaan II nam een' Engelsch zeeman 
 aan, die zeer bekend was met de reis naar Green- 
 land, om tot loods te verstrekken bij die onderne- 
 ming. De schepen bereikten veilig hunne bestemming. 
 Zij ontdekten verscheidene plaatsen die hun aangenaam 
 en vruchtbaar voorkwamen en waar veel gras, laag 
 hout en bezien groeiden. Maar de Denen wekten 
 vrees en verbittering onder de Esquimoo's, door som- 
 migen hunner gevangen te zetten en mede naar De- 
 nemarken te nemen, zoodat zij bij latere bezoeken 
 aan die kusten, het volk vast besloten vonden om alle 
 onderhandelingen van de hand te wijzen; ja zelfs maak- 
 ten zij toebereidselen om hen tcrug te drijven, indien 
 zij eene landing mogten ondernemen. Op die wijze 
 werd men teleurgesteld in deze onderneming. Nog audere 
 
1^ 
 
 reizen uaar Groeiiland wcrden door sommigen der 
 volgende koningen ondernomen, maar het ijs belette 
 eenige schepen de kust te naderen, en zij die aan wal 
 kwamen bragten geene gunstige berigten mede. Ver- 
 scheidene reizen naraen de Denen eenige Esquimoo^s 
 mede; daar ecliter niemand hunne taal verstond, was 
 het onmogelijk, eenige inlichting van hen te ontvangen. 
 Het lot van deze arme lieden was allerongelukkigst : 
 sommigen kwijnden weg uit verdriet over hunne 
 scheiding van land en betrekkingen , auderen ont- 
 kwamen de gevangenschap door zich in zee te werpen. 
 
 Geheel ontmoedigd, gaven de Denen aan het einde 
 der 17*^° eeuw hunne nasporingen op; en zelfs van de 
 Noorwegers herinnerden zich weinigen dat eene kolonie 
 van hunne landgenooten en mede-Christenen in oude tij- 
 den in Greenland eene verblijfplaats hadden gevonden 
 en dat er welligt nog nakomehngen van hen daar 
 konden aanwezig zijn. 
 
 Egede echter dacht veel over de zaak na en begon 
 zich af te vragen, wat er kon geworden zijn van deze 
 arme verlaten lieden. Enkel door nieuwsgierigheid ge- 
 dreven, zooals hij meende, schreef hij aan een vriend 
 die reeds eenige reizen als walvischvaarder naar de 
 Davisstraat gedaan had , hem mededeeling verzoe- 
 kende van alles wat den tegenwoordigen toestand van 
 Greenland en zijnc bewoners betrof. Het antwoord 
 van zijn^ vriend bragt hem tot do overtuiging , dat de 
 
 ';* 
 
 :l 
 
 M 
 
 } i 
 
'1 
 
 i 
 
 ^mm 
 
 13 
 
 inaimcn van Noorweegsche ufkomst, sedert zoo langeii 
 tijd door hunnc landgenooteii uit het oog verloreii, 
 en geheel van Christelijke onderwijzers verstoken, te- 
 ruggekeerd waren tot het Heidendom. Egede wist 
 dat zelfs in Noorwegen , waar het Woord Gods in 
 het openbaar in de kerken geiezen werd, in sommige 
 afgelegeu streken, nog heidensch bijgeloof van de oude 
 afgodische tijden was overgebleven en meer of min- 
 der leefde in het 'lart der volken. Men kon niet hopen, 
 dat in Groenland het licht der waarheid ooit zoo 
 helder had geschenen als in het moederhmd, want de 
 geraeenschap met de kolonie had lang opgehouden vddr 
 de hervorming, in een tijd^ toen het Evangelie van 
 Cliristus bedekt en verduisterd was door mensche- 
 Hjke overleveringen en vonden. Hij stelde zich voor 
 hoe het overblijfsel der Christelijke Groenlanders lang- 
 zamerhand het weinige licht verloren moest hebben, 
 waarin hnnne vaders zich verblijd hadden, en zich ver- 
 mengd hebbende met de Heidenen, die bezit haddeu 
 genomen van hunne verlaten woonplaatsen , all^ngs- 
 kens hun gelijk waren geworden zonder hoop in leven 
 en in sterven. Diep medelijden met dit ongelukkig en 
 beklagenswaardig volk vervulde nu zijn hart. Het scheen 
 hem de pligt van iederen Noorweger, om iets te doen 
 ten einde deze ongelukkige landslieden op te sporen 
 en hun de blijde tijding van het Evangelie te brengen ; 
 zijn geest hield zich onophoudelijk bezig met naar mid- 
 
14 
 
 > 
 
 I I 
 
 delen te zoekeii om dit menschlievcud doel tc bereikeii. 
 Spoedig kwam de wensch bij hem op om zelf een ver- 
 kondiger van Gods blijde boodscliap voor deze verlorene 
 zielen te zijn. Maar op dit punt deden zich vele moeije- 
 lijkheden voor. God had reeds aan zijne zorg eene 
 kudde toevertrouwd , — had hij vrijheid deze te ver- 
 laten ? Daarenboven had hij niet alleen eene vrouw en 
 een jong kind, welke hij vreesde aan de gevaren der 
 zee bloot te stellen, maar ook eene oude moeder en 
 andere naastbestaanden, voor wier onderhoud hij zorg- 
 de — en wat moest er van hen worden als hij wegging? 
 Overstelpt door deze bezwaren trachtte hij Groenland 
 geheel uit zijne gedachten te zetten , of het alleen Gode 
 aan te bevelen als het voorwerp van het medelijden 
 en de zorg van den Almagtige. 
 
 Dit ecliter was hem onmogelijk. Door een' dage- 
 lijks sterker en magtiger aandrang voortgedreven , 
 maar tevens teruggehouden door gehechtheid aan zijne 
 gemeente, door zorg voor zijne familie en door vrees 
 dat hij een werk op zich ging nemen waarvoor hij geen 
 geschiktheid bezat, had hij geen vrede en rust in zijn 
 gemoed. 
 
 Gedurende vele maanden was zijn innerlijke strijd 
 alleen hemzelven bekend. Aan degenen die hem om* 
 ringden scheen hij als altoos bezig met de belangen 
 van zijne gemeente, met zijne studien, of met de be- 
 hartiging der liefdediensten door welke hij het dnge- 
 
 
 ft 
 
 ■€ 
 
'% 
 
 m 
 
 .15 
 
 lijksch leveii verligtte eu veraaiigenaauulc van hen, die 
 aaii zijno zorg toevertrouwd waren. Eindelijk nange- 
 moedigd door den ijver, met welken koning Frederik 
 dc zending op Tranquebar voortzette, waagde Egede 
 het om in liet jaar 1710 dc aandaclit van de over 
 hem gestelden te vestigen op de lang vergeten Groen- 
 landsche kolonie, in de hoop dat eenige van zijne 
 geestelijke breeders betere gelegenheid zouden hebben 
 en meerder geschiktheid dau hij zelf, om deze arrae 
 schapen, ronddoolende in het hind der duisternis, op 
 te zoeken. Hij rigtte een adres aan den koning in het- 
 welk hij bescheiden , maar met veel ernst de Noorweeg- 
 sche Groenlanders aan het welwillend medelijden hun- 
 ner landgenooten aanbeval. Overtuigd echter, dat de 
 plannen v;in een weinig bekend jong mensch de aan- 
 dacht van de regering niet zeer zouden trekken, zond 
 hij afschriften van zijn adres aan den bisschop van 
 Drontheim , en aan dien van Bergen , de plaats waar 
 inzonderheid handel gedreven werd met de Noorde- 
 lijke zeeen. — Die adressen gingen vergezeld van 
 brieven, waarin hij hen verzocht hun invloed te ge- 
 bruiken, om de zaak der Groenlanders bijzonder aan 
 te bevelen aan den koning en den raad. Het antwoord 
 hierop was, nadat de bisschoppen tijd genomen had- 
 den om over het onderwerp na te denken, dat zij van 
 harte het plan van den heer Egede goedkeurden en 
 hun best zouden doon het te helpen bevorderen; maar 
 
16 
 
 Hi 
 
 zij oppcrdcn vele bezwaron die voor hut tegouwoor- 
 tligc het aanvangen ecner zcnding in Grocnland zou- 
 den in den weg staan. - Egede zelf liad or cenige van 
 gevoeld, voornamclijk dat de oorlog, wulken de ko- 
 ning van Denemarken toen met Zvveden vocrde , het 
 moeijelijk zoude maken, geld te bekomen voor eene 
 dergelijke onderneming. Hij hoopte evenwel dat dit 
 bezwaar spoedig uit den weg zou worden geruimd, 
 bij het terugkceren van den vrede ; en verzekerd , dat 
 hij alles had gedaan, wat mogelijk was onder de te- 
 genwoordige omstaudigheden , keerde de rust weder in 
 zijn gemoed. Spoedig echter werd die kahnte gestoord 
 door voorstellen, vragen, ja zelfs verwijtingen van zijne 
 eigene faniilie. Tot dus ver had hij hun niets meege- 
 deeld van hetgecn hem zoo veel belang inboezemde; 
 maar het adres en de brieven aan de bisschoppen te 
 Drontheim en te Bergen begonnen veel besprokeu 
 te worden. Eenige zijner bekenden , die toen ter 
 tijde de laatste stad bezochten, waren zeer verwonderd 
 te vernemen dat hun nabuur, de jonge predikant van 
 Vogen, eene zending naar Greenland had voorge- 
 steld en zich bereid verklaard, indien noodig, zelf 
 daaraan deel te nemen. Zij verweten hem scherpelijk , 
 hetgeen zij dwaze vermetelheid van hem noemden, 
 terwijl zijne vrouw en naastbestaanden met de zwartste 
 kleureri al de verloocheningen , gevaren en moeijelijk- 
 heden nfschilderden , welke zijn verhuizen naar een 
 
17 
 
 ^'''o<'Jilanc] zou- 
 er cenige van 
 vvclkeii de Jco. 
 
 n vocrde , ha 
 len voor eene 
 
 enwel dat dit 
 'dcii geruimd, 
 verzekerd, dat 
 
 o»der de te- 
 I'ust weder in 
 J"te gestoord 
 gen van zijnc 
 in'ets meege- 
 
 inboezemde; 
 sschoppen te 
 '' besprokeu 
 Je toeii ter 
 
 verwonderd 
 ■edikant van 
 lad voorge- 
 oodig, zelf 
 5clierj)elijk , 
 
 noemden, 
 •^e zwartste 
 moefjelijk- 
 
 naar eeji 
 
 land zoo koud en moeilijk te bereiken, ten gevolge zou- 
 den hebben. Zoo drongen alien bij Egede aan en be- 
 zigden zij al hun invloed ten einde hem van zijne onbe- 
 kookte plannen af te brengen. Egede zag steeds op 
 dit gedeelte van zijn leven terug, als op ecu zeer moeije- 
 lijk tijdpcrk. Hij was iemand van diep gevoel, zoodat 
 de tranen en smeekingen van zijne vrouw en moeder 
 hem bijna van besluit hadden doen veranderen. 
 
 Gedurendo een korten tijd slaagden zij er waarlijk 
 in, om hem to doen denken dat hij gedwaald had met 
 te veronderstellen , dat hij wel deed , om zich met zulk 
 eene onderneming in te laten. Hij dankte God zelfs 
 dat liij hem bevrijd had, van hetgeen hij toen ge- 
 loofde eene verzoeking van den Satan te zijn geweest, 
 om hem af te trekken van de pligten van zijn eigen 
 ambt. Zijne betrekkingen waren grootelijks verheugd over 
 deze verandering in zijne gevoelens en een* tijd lang was 
 hij zelf in staat in hunne vreugde te deelen. Ma»r nietlang 
 duurde het, of de woorden van zijn' hemelschen 
 Meester: //Wie vader of moeder meer lief heeft dan 
 mij, is mijns niet waardig," doorsneden als een zwaard 
 zijne ziel. Zijne vrouw beraerkte zijne diepe droefheid 
 en trachtte te vergeefs hem te troosten. Noch de aan- 
 genaamheden van den huiselijken haard , noch de meest 
 getrouwe vervulling van zijne herderlijke pligten, kon- 
 den hem eenigen blijvenden troost geven, tot dat hij 
 in deze zaak zijn eigen wil geheel overgegeven had 
 
 2 
 
I 
 
 M I 
 
 IS 
 
 aan deu wil van God. Maar de droefheid zijner vrouw 
 veroorzaakte hem veel kommer. Zij kon den naam van 
 Greenland niet. hooren, en kon niet gelooven dat 
 zij ooit verpligt zoude zijn om deel te nemen aan cen 
 plan , dat haar zoude scheiden van hare eigene moe- 
 der en haar noodzaken om hare kinderen bloot te 
 stellen aan zulke moeijelijkheden en gevaren. 
 
 Tot dusver hadden Egede en zijne betrekkin- 
 gen vcel uitwendigen vrede en voorspoed genoten. Zij 
 werden nu met een opeenstapeling van moeijelijkheden 
 bezocht; de zwaarste vloeiden voort uit de wraakzucht 
 en kwaadwilligheid van eenige menschen van wie zij 
 betere dingen verwacht hadden. Deze moeijelijkheden en 
 vervolgingen bedroefden de echtgenoote van Egede 
 zoo zeer, dat zij begon te wenschen, dat haar man 
 naar eene andere gemeente mogt verplaatst worden. 
 Hij vermaande haar, niet zoo veel te denken aan de 
 tweede oorzaken en de bewerkers van hunne moeijelijk- 
 heden, maar ze te beschouwen als middelen door welke 
 God hen wilde losmaken van eene plaats, waar zij zich zoo- 
 zeer te huis gevoeld hadden , opdat zij mogten worden be- 
 reid gemaakt om haar op zijn bevel te verlaten en uit 
 te gaan naar de woestijn. Hij zegttot ons, zeide hij : ,/Staat 
 op en verfcrekt: hier is de plaats uwer ruste niet/' Deze 
 taal van Egede trof zijne vrouw en zij volgde den raad 
 van haren man, bragt al hare bekommeringen en be- 
 zwaren tot God, en stortte haar hart in den gebede 
 
■^ 
 
 er vrouw 
 naam van 
 )ven dat 
 1 aan een 
 pne moe- 
 bloot te 
 
 trekkin- 
 3teii. Zij 
 
 ijkheden 
 lakzucht 
 
 wie zij 
 eden en 
 
 Egede 
 ar raan 
 tvorden. 
 aan de 
 eijelijk- 
 r weike 
 cli zoo- 
 len be- 
 en uifc 
 //Staat 
 ' Deze 
 n raad 
 in be- 
 :ebede 
 
 19 
 
 uit voor Hem. Zij verkreeg sterkte en troost, als ook 
 de vaste overtuiging dat deze beproevingen haar toe- 
 gezonden werden, om haar te versterken in meerdere 
 zelfverloochening en in de dienst van Christus. 
 Van nu af moedigde zij de zendingsplannen van lia- 
 ren man aan, in plaats van er zich tcgen te verzetten. 
 Hij had groote belioefte daaraan ; want vele jaren van 
 uitstel en tcleurstelling wachtten hem. Hij had bijna 
 Paulus woord tot zinspreuk kunnen nemen : //Dat het 
 mij eene groote droefheid en mijn hart eene gedu- 
 rige smart is,... voor mijne broeders, die mijne maag- 
 schap zijn naar het vleesch." Hij stond geheel 
 alleen. Hij had gehoopt dat deze of gene geestelijke, 
 die wijsheid en ondervinding bezat, zich voor deze zen- 
 ding zou hebben aangeboden. Zijne eigene onbekwaam- 
 heid gevoelende om een' nieuwen en moeijelijken zending- 
 akker te ontginnen, wenschte hij onder het toezigt van 
 een ander te werken , liever dan dat het geheel aan hem 
 zelven werd overgelaten. Maar niemand scheen geneigd 
 mede aan het werk te gaan; eene groote partij in het 
 laud had zelfs bezwaar in de onderhouding van de 
 zending in Indie, al was die daar reeds gevestigd 
 en gekenmerkt door teekenen van Goddelijken zegen. Het 
 voorstel om eene zending in Groenland te beginnen werd 
 door iedereen bespot en als onuitvoerbaar veroordeeld. 
 In 1715 werd door Egede een klein stukje uit- 
 gegeveu, waarin hij de verschillende bedenkingen te- 
 
■t:l 
 
 20 
 
 gen zijne plannen weerlegde en derzelver nietigheid 
 betoogde door bewijzen aan de rede en de Schrift ont- 
 leend. Maar al waren Egede's tegenstanders weder- 
 legd, zij werden niet tot zwijgen gebragt, en wanneer 
 zij niet langer spotten over de dwaasheid zijner plan- 
 nen, zij waren onbeschaarad geuoeg om de zuiverheid 
 zijner oogmerken in verdenking te brengen. Iloewel 
 zij hem vroegerliadden besclmldigd van wreedlieid tegen 
 vrouw en kinderen , waar liij hen noodzaakte om gemak 
 en genoegen te verwisselen voor ontbering en gevaar 
 in een vreemd en woest land, beschuldigden zij hem 
 nu, dat hij een geest van onvergenoegdheid verborg 
 onder het dekkleed van godsdienst; zij beweerden dat 
 zijn wensch om eene zending in Greenland op te 
 rigten , voortkwam uit de begeerte om in de wereld 
 vooruit te komen en niet uit het beginsel van vroom- 
 heid en menschlievendheid. Hij echter ging geduldig 
 voort, getrouw zijne pligten in de gemeente volbren- 
 gende, maar tevens de zaak van zijne Groenlandsche 
 breeders bepleitende, telkens als zich daartoe eene ge- 
 schikte gelegenheid aanbood , door brieven of verzoek- 
 schriften aan hooggeplaatste personen en aan het Bestuur 
 der zendingzaak, zijnde eene commissie door den koning 
 ingestela ter regeling der zaken betreffende de Indische 
 zending. Maar toen er zeven of acht jaren voorbij 
 gegaan waren, zonder dat er eenige voortgang werd 
 bespeurd, bemerkte hij dat hij in eigen persoon de 
 
uietigheid 
 hrift ont- 
 fs weder- 
 
 waiirieer 
 ler plan- 
 liverheid 
 
 Hoewel 
 id tegen 
 (1 gemak 
 
 gevaar 
 3ij hem 
 ^^erborsr 
 leu dat 
 
 op te 
 wereld 
 ^room- 
 duldig 
 Ibren- 
 dsche 
 le ge- 
 ■zoek- 
 stuur 
 ming 
 ische 
 orbij 
 iverd 
 1 de 
 
 21 
 
 zaak behoorde voort te zetten, wilde hij hoop koea- 
 tereu op eenig gevolg. Sedert den tijd dat de wensch 
 om zendeling te wordeii het eerst in zijn hart op- 
 kwam, hadden zijne huiselijke omstandigheden zooda- 
 nige verandering ondergaan, dat zij 'them raogelijk 
 maakten zijn ambt neder te leggen, zonder zijne be- 
 trekkingen, die van zijne ondersteuning afhankelijk 
 waren, te benadeelen echter niet zonder dat hij zelf 
 er arm door werd. 
 
 Hij zag dat dit offer van hem geeischt werd, en in 
 het jaar 1718 besloot hij, met toestemming van zijnen 
 bisschop, de gemeente Vogen in andere handen te 
 doen overgaan. Het afscheid van haar en. van vele 
 dierbare vrienden en betrekkingen ddar wonende, was 
 hem eene zware beproeving. Zijne begeerte om de Groen- 
 landers te bekeeren had in geenerlei wijze zijne ge- 
 hechthbid verminderd jegens de kudde, die aan zijne 
 zorg was toevertrouwd; en toen hij de laatste keer 
 voor hen zoude prediken en hen vaarwel zeggen, was 
 hij geheel overstelpt van droefheid. 
 
 Naast God was zijne vrouw zijn steun. Zij offerde 
 de huiselijke gemakken en het gezelschap van geliefde 
 vrienden met zoo veel tevredenheid en instemming met 
 den wil des Heeren op , dat haar man door haar voor- 
 beeld werd aangemoedigd en met nieuwe kracht ver- 
 vuld, om voort te gaan op den weg van zooveel zelf- 
 verloochening. 
 
22 
 
 Eeu der voornaamste beletselen , weike den koning van 
 Denemarken verhinderden om eene nieuwe zendiiig- 
 zaak te ondernemen, werd in dien tijd opgeheven, door 
 den dood van Karel XII van Zweden, welke on- 
 gelukkigerwijze op den ll'Jen December 1718 dood- 
 gesclioten werd, terwijl hij rredrichshal in Noor- 
 vregen belegerde. Het was te voorzien, dat de vrede 
 nu op voor Denemarken eervoUe en voordeelige 
 voorwaarden gesloten zoude worden. Egede nam dit 
 gelukkig oogenblik waar, vertrok naar Kopenhagen, 
 leverde bij het Zendingsbestuur een verzoekschrift in 
 ten belioeve van Groenland en werd ten gehoore 
 bij den koning ontvangen , welke aandachtig naar zijne 
 plannen luisterde en hem Het gaan met de vereerende 
 verzekering, dat hij die zaak zorgvuldig zoude onder- 
 zoeken en trachten de middelen te vinden, om de 
 voorgestelde zending te kunnen ondernemen. 
 
 Dien ten gevolge beraamde koning Frederik het 
 plan om landverhuizers op Groenland te vestigen 
 en eene geregelde gemeenschap daar te stellen tusschen 
 de kolonie en het moederland, waarvoor een handels- 
 huis zou worden opgerigt. Het scheen hem toe dat dit plan 
 aan het tweeledig doel zoude beantwoorden , zoowel om 
 de uitgaven der zending te dekken, als om te midden 
 van de Groeulanders eene Christelijke gemeente te stich- 
 ten , door welker voorbeeld zij eenige beschaving zouden 
 leeren, terwijl zij tevens door de zendelingen bekend 
 
23 
 
 )ning van 
 zending- 
 ^en, door 
 elke on- 
 8 dood- 
 1 Noor- 
 le vrede 
 )rdeelige 
 lain dit 
 iliagen , 
 lirift in 
 jehoore 
 ar zijne 
 eerende 
 onder- 
 om de 
 
 k het 
 
 ^stigen 
 
 5schen 
 
 ndels- 
 
 it plan 
 
 el om 
 
 lidden 
 
 stich- 
 
 3uden 
 
 Jkend 
 
 zouden worden met het Evangelic. Men kon dan te ge- 
 lijk met vertrouwen hopen, dat door dit middel de oude 
 kolonisten niet alleen teruggevonden , maar dat zij tevens 
 tot hunne vorige welvaart teruggebragt zouden worden. 
 Eeu koninklijk beveischrift werd aan de overheid van 
 Bergen gerigt, waarin liaar gelast werd de kapiteins 
 en de loodsen die zich bezig hidden met de walvisch- 
 vangst op de kusten van Greenland, te ondervra- 
 gen, ten einde alle mogelijke aanwijzingen door hen 
 te bekomen ten voordeele van de kolonisten. Pe ko- 
 ning wenschte ook dat zij die bereid waren om de 
 nieuwe kolonie te helpen stichten, Lenbaar zouden 
 maken, welke voorregten zij er aan wenschten verbon- 
 den te zien, en beloofde leder redelijk verzoek te zul- 
 len toestaan. Egede was nu vol van goede verwach- 
 ting, die echter weldra jammerlijk werd teleurgesteld. 
 Geen der zeelieden die te Bergen door de overheid 
 ondervraagd werd , had een enkel goed woord en 
 gunstig berigt over Groenland mede te deelen. Zij 
 stemden alien overeen in de voorstelling van de reis 
 als zoo hoogst gevaarlijk , en van het land als zoo on- 
 vruchtbaar, dat de meest moedige ondernemer geen 
 lust gevoelde derwaarts te vertrekken. Niet lang te 
 vorcn had een gerucht Noorwegen bereikt, dat het 
 scheepsvolk van een' gestranden walvisclivaarder, het- 
 welk in eene boot de kust had bereikt, gedood en op- 
 gegeteu was door de wilde inwoners. Dit berigt was 
 
 pran 
 

 (!! 
 
 24 
 
 niet geheel, rnaar toch gedeeltelijk waar; het werd 
 toen ten voile geloofd, waardoor men de gruwelijkhedeu 
 jn het kannibalisme voegde, bij de overige weiuig 
 aitlokkende bijzonderliedeu van een verblijf in Green- 
 land. Egede had voor zich zelven een enkel maar al- 
 leszius voldoend antwoord op iedere tegenwerping , 
 namelijk het bevel des Heeren : //gaat been en ouder- 
 wijst alle volken" en zijne belofte : ,/Ik ben met u tot 
 aan bet einde der wereld," of ,/Als Hij voor ons is, wie 
 zal tegen ons zijn ?" Maar deze bewijsgronden waren van 
 weinig gewigt voor munschcn , die de verlmizing naar 
 Greenland alleen beschouwden als een middel van tijdelijk 
 bestaan en voordeel. Egede evenwel, die reeds lang over 
 dit onderwerp had nagedacht, en even als de mensch- 
 lievende aartsbisschop Walkendorf allerlei berigten 
 omtrent het land had ingewonnen, wist ook dat de koop- 
 lieden van andere natien, vooral de Hollanders veel 
 voordeel trokken uit hun handcl met Greenland; 
 en waarom zou dit niet even voordeelig zijn voor zijne 
 eigene landslieden? Hij liet niet na deze vraag bij ie- 
 dere gelegenheid voor te honden aan de kooplieden, 
 met wic hij in aanraking kon komen, en hoewel hij 
 eerst veel tegenstand en bespotting ondervond, werd 
 zijne onvermoeide volharding eindelijk beloond. Eenige 
 kooplieden werden dan ook door zijn aanhouden bewogen 
 om iets te wagen ten voordeele van hun land en ter uit- 
 breiding van het Evangelie, en dat voorbeeld werkte 
 
25 
 
 let werd 
 ijkhedeu 
 5 weiuig 
 
 Groen- 
 naar al- 
 ^erping , 
 
 onder- 
 let u tot 
 I is, wie 
 Yen van 
 ug iiaar 
 lijdelijk 
 tig over 
 lenscli- 
 erigten 
 3 koop- 
 rs veel 
 nland ; 
 r zijne 
 bij ie- 
 ieden , 
 'el liij 
 
 werd 
 Cenige 
 tvogen 
 3r uit- 
 ^erkte 
 
 weder gunstig op auderen. Eiudelijk werd besloten een 
 handelshuis op Groenland op te rigten. leder lid zou 
 425 gulden of meer bijdragen om het noodig kapitaal 
 te vormen. De heer Egede zelf gaf / 725 van zijn 
 klein vermogen, en de bijdragen van den bisschop en 
 de geestelijkheid van het bisdom deden de som tot 
 24000 gulden klimmen, een bedrag, voor dien tijd 
 en dat land veel aanzienlijker dan dergelijke soin te- 
 genwoordig is. 
 
 Met dit geld werd een scliip gekocht en belioorlijk 
 uitgerust, om Egede en zijne medgezellen naar 
 Groenland over te brengen. Zij noeraden het de 
 Hoop. Een bestuurder werd benoerad om aan het hoofd 
 van den handel te staan, en verscheiden werklieden 
 en menscheu, die aan landelijke werkzaaralieden ge- 
 woon waren, werden door de compagnie gekozen om 
 eene kolonie te stichten. Twee kleiuere vaartuigen zou- 
 den de Hoop vergezellen; een voor de walvischvangst, 
 het andere om naar Noorwegen terug te keeren ten 
 eiude tijding van hunne aankomst en welstand te bren- 
 gen, zoodra de kolonistcn op Groenlandschen bodem 
 zich zouden gevestigd hebben. Vodrdat de voorbereid- 
 selen geheel gereed waren , kwam er eene blijde tijding 
 van het -Zendingsbestuur, namelijk, des konings goed- 
 keuring op de onderneming en de benoeming van 
 Egede tot predikant en zendeling voor de nieuwe kolo- 
 nie, met een jaarlijksch inkomen van y 725. De koning 
 
26 
 
 i! 
 
 had zelfs lastgegeven, dat aan Egede dadelijk/1200 
 zouden worden uitbetaald, ter goedmaking van de 
 eerste onkosten voor hem en zijn huisgezin. 
 
 Elf jaren waren verloopen sedert Egede voor bet 
 eerst de aandacht zijner landgenooten op den treurigen 
 geestelijken toestand der Groenlanders had gevestigd. 
 Menigwerf had hij in die jaren gezegd, //alle din gen 
 zijn tegen mij"! en hij deelt ons mede, dat hij zeer 
 geneigd was met God te twisten, die in zijn hart de 
 onweerstaanbare begeerte had gelegd om het Evangelic 
 in Greenland te gaan prediken , en die toch iedere po- 
 giiig verijdelde om dien wensch te verwezenlijken. 
 Maar nu was hij vol vreugde en dankbaarheid. Den 
 gden jyjgj 1721 ging hij, vergezeld van zijne vrouw 
 en vier jonge kinderen, aan boord van de Hoop en 
 werd aan de zeelieden en landverhuizers, omstreeks 
 veertig in getal, voorgesteld als het opperhoofd der 
 aanstaande kolonie. Maar de schepen konden eerst 
 tien dagen later de haven verlaten. Den 12^^" Mei 
 vertrokken zij eindelijk naar hunne bestemming en 
 zagen zich gedurende de eerste achttien dagen door 
 vrij goed weder begunstigd. 
 
 De 4'^^" Junij passeerden zij Staatenhoek, de Zuid- 
 oostelijke spits van Greenland, en vleiden zich dat 
 hunne reis spoedig ten einde zoude loopen. Het 
 weder echter veranderde en werd zeer stormnchtig, 
 terwijl de schepen veel ijs ontmoetten. De walvisch- 
 
03^8773 
 
 /1200 
 van de 
 
 oor hefc 
 eurigen 
 vestigd. 
 
 dingen 
 lij zeer 
 bart de 
 angelie 
 ere po- 
 1 lij ken. 
 1 Den 
 
 vrouw 
 oop en 
 streets 
 >fd der 
 
 eerst 
 '" Mei 
 Dg en 
 I door 
 
 Zuid- 
 
 h dat 
 
 Het 
 
 ihtig, 
 dsch- 
 
 27 
 
 vaarder had hen in het begin der reis reeds verlaten , 
 en zij zagen hem niet weder. Hij was door een ruk- 
 wind omver geslagen, had zich weder opgerigt met 
 verlies der masten, en was naar de kust van Noor- 
 wegen gedreven; — een slecht voorteeken voorzeker 
 voor de handelsonderneming der Compagnie. Be Hoop 
 en het andere schip bleven ongeveer drie weken bijna 
 op dezelfde hoogte, zonder nader aan hunne bestem- 
 ming te koinen; de kapitein, die wanhoopte aan een 
 gelukkigen uitslag hunner reis, was bijkans besloten 
 naar Bergen terug te keeren, toen zij eene opening 
 
 Het scuip ,/DK hoop" xe miuoen van den stosu. 
 
Ill 
 
 1' 
 ill 
 
 ' li 
 
 I! 
 
 
 • ( ! 1 
 i '. 
 
 ji 
 
 1 
 ii:' 
 
 1 
 
 
 
 28 
 
 in het ijs ontdekten. Na gepoogd te hebben er een 
 eind wegs door te varen, bemerkten zij dat zij niet 
 verder konden komen. Gaarne zouden zij nu de voile 
 zee ingevaren zijn , maar de wind was tegen en blies 
 zeer hevig. Het kleinere scliip stootte op het ijs en 
 kreeg een lek ; beide schepen verkeerdeu gedurig 
 in het grootst gevaar door de ijsschotsen die er 
 op aandreven. En ora hun^ treurigen toestand nog te 
 verzwaren, kwam er een sterke mist op, die alle 
 voorwerpen voor hunne oogen bedekte. In dezen toe- 
 stand verzocht de kapitein der Hoop al de reizigers , 
 om zich tot den dood voor te bereiden, die hun elk 
 oogenblik konde overvallen. Zij echter klemden zich 
 vast aan God en werden gered. Zonder dat zij het 
 bemerkten, bereidde Gods voorzienigheid hun verlos- 
 sing door den storm die hen dreigde te vernielen. 
 Deze verbrijzelde en verstrooide het ijs, en toen de mist 
 optrok bevonden zij zich tot hunne verwondering in 
 open water. Dagelijks waren nu de oogen der emigranten 
 zorgvol naar de kust van hun nieuw vaderland ge- 
 rigt, maar eerst den 3^^" Julij bereikten zij de kust 
 bij de Baalsrivier, op 64'^ Noorder breedte. Die kust 
 herinnerde hen in sommige opzigten aan het land 
 dat zij hadden verlaten; maar alleen de meest wilde 
 eu woeste gedeelten van het Noorweegsche landschap 
 waren hier te zien; de tallooze eilanden, rotsen, in- 
 hammen aan het strand, en de majestueuse bergen op 
 
bben er een 
 ^^^ zij niefc 
 »u de voile 
 en en bJies 
 
 het ijs en 
 en gedurig 
 en die er 
 and nog te 
 S die alle 
 dezen toe- 
 
 reizigers , 
 ie hun elk 
 nden zicli 
 ^^ zij het 
 m verlos- 
 vernielen. 
 ■n de mist 
 lering in 
 
 aigranten 
 'land ge- 
 de kust 
 Die kust 
 ^et land 
 ■st wilde 
 ndschap 
 5en, in- 
 ^gen op 
 
 29 
 
 den achtergrond. Maar de sneeuw, de ijsbergen, de 
 barheid en de onvruchtbaarheid van Greenland deden 
 hen opmerken, dat zij inderdaad ver verwijderd waren 
 van hun eigen voortreffelijk kustland met zijne groot- 
 sclie fiords, nu eens wijder, dan weder naauwer, met 
 hunne duizende bogten en kanalen; die prachtige 
 kusten nu eens ingesloten tusschen statige graniet- 
 klippen, dan weder breede raeeren vormende, op wier 
 vruchtbare boorden rijke boerderijen en grazige weilan- 
 den elkander afwisselden met uitstekende , puntige 
 rotsen, bosschen en watervallen. 
 
 De Baalsrivier (de naam werd liaar in het ver- 
 volg van tijd door de kolonisten gegeven) is een inham 
 die 60 of 70 mijieu in het land zich uitstrekt, in eene 
 Noord-westelijke rigting. Een menigte eilanden , meer dan 
 honderd in getal, liggen in den mond van de rivier; en 
 op een van die Kangek genaamd , bouwden zij hunne 
 eerste woning , een huis van steen en aarde , met hout 
 beschoten. Den 3'^'=" Augustus was het gereed en na een' 
 korten dankstond, bij welke gelegenheid Egede zijne med- 
 gezellen stichtte met de woorden van Psalm 117, 
 verhuisden zij dervvaarts en verlieten hunne enge wo- 
 ning aan boord van het schip. Hoewel nog vroeg in 
 het jaargetijde, waren de nachten reeds zeer koud. De 
 emigranten rigtten ook eene smederij op, en andere 
 noodige gebouwen voor magazijncn en werkplaatsen , en 
 noemden de plaats Godhaab d. i. Goede hoop. Een 
 
so 
 
 I i ' 
 
 i:,: 
 
 ! 1 
 
 \\\f ' 
 
 Esquimoos-kamp werd op de naburige kust gezien. De 
 menschen waren vier of vijf voet lang , hadden breede 
 platte gezigten, grof zwart haar en eene zeer bruine 
 huid. Zij waren van top tot teen in zeehonden-vellen ge- 
 kleed en hunne tenten waren van dezelfde stof gemaakt. 
 De werkzaamheden der Europeanen werden door hen 
 naauwkeurig gadegeslagen en door hunne gebaren 
 toonden zij groote verwondering dat er ook vrouwen 
 en kinderen on der hen waren. Zij waren nog meer 
 verwonderd toen zij bemerkten dat de vreemdelingen 
 een huis bouwden , alsof zij van plan waren in het land 
 te blijven. Door teekenen gaven zij te kennen, dat 
 hunne huizen onder de sneeuw zouden worden bedol- 
 ven, Zij wezen naar de zon en naar den horizon, 
 beefden en trilden, sloten hunne oogen en legden 
 hunne handen onder hunne hoofden, door dat alles 
 te kennen gevende, dat zij alien zouden bevriezen 
 wanneer de winter kwam, en dat zij dus veiliger deden, 
 tijdig te vertrekken voor dat de tijd van koude en 
 donkerheid zou naderen. Toen zij echter bemerkten 
 dat hunne waarschuwingen niets baatten, werden zij 
 bevreesd, vertrokken naar een meer verwijderd gedeelte 
 van de kust en wilden de Europeanen niet toelaten 
 in hunne tenten te komen. Geschenken en vriendelijke 
 bejegeniug deden hunne vrees na eenigen tijd be- 
 daren ; maanden verliepen evenwel , eer zij de vreem- 
 delingen in hunne huizen toelieten, of het durfden 
 
 m 
 
31 
 
 k gezien. De 
 ^dcn breede 
 seer bruine 
 i-vellen ge- 
 of gemaakt. 
 t door hen 
 e gebaren 
 k vrouwen 
 
 nog meer 
 Jmdelingen 
 Q het land 
 'nnen, dat 
 len bedol- 
 i horizon, 
 2n legden 
 
 dat alles 
 
 bevriezen 
 ■er deden, 
 koude en 
 lemerkten 
 erden zij 
 
 gedeelte 
 
 toelaten 
 endelijke 
 
 tijd be- 
 vreem- 
 
 durfden 
 
 
 wagen, hun bezoeken terug te brengen. Men raoest 
 bekennen dat zonder den wensch om hun nuttig to 
 zijn, wcinig Europeanen begeerte zouden hebben een 
 Groenlandsch huis biniien te gaan, of de inboorlingen 
 bij zich tc ontvangen. Volgcns de beknopte en rond- 
 borstige taal van een hunner vroegere bekenden ,/dropen 
 huiine kleederen van vet en "waren vol ongedierte;" 
 terwijl hunne handen, aangezigteu, huisraad en kook- 
 gereedschap insgelijks bcsmeerd waren met olie, vui- 
 ligheid en zcehonden-vet. De liuizen in welke zij het 
 grootste gedeelte van het jaar doorbragten (do tenten 
 werden allccn voor zomerwoningen gebruikt), waren 
 lange smalle hutten van steen en graszoden , juist hoog 
 genoeg, dat een man er regt op in kon staan. Gor- 
 dijncn van zeehondenvel, dicnden in plaats van ijiuren, 
 om de woning af te deelen, en bewoonbaar te maken 
 voor afzonderlijke gezinnen. Zij haddeu geen vuur, maar 
 eene lamp, waarvan de pit uit mos gemaakt was, en 
 welke met traan gevuld, warmte en licht in iedere 
 afdeeling verspreiddc. Boven iedere lamp hiug een stee- 
 nen ketel, waarin de maaltijden werden gekookt, meestal 
 bestaande uit visch, walvischspek en zeehondenvleesch. 
 De zeeliond was inderdaad de hoogste , onwaardeerbare 
 bezitting van deze arme lieden, die hen voorzag van 
 voedsel, kleeding, woonhuizen en schuiten. Het was 
 de dagelijksche bezigheid der vrouWen, de huiden te 
 looijen, te bereiden en er kleedingstukken, benevena 
 
32 
 
 i]l 
 
 andere gebruikelijke voorwerpen van tc vervaardigen. 
 De ingevvanden werdcu ook gcbruikt, daar men er een 
 digt netwerk van maakte , dat 's winters in plaats van 
 glas, in hunne hutten eenig licht doorliet en wind en 
 koude buiten sloot. 
 
 Egede nam iedere gelegenheld waar om de inboor- 
 lingen te bezoekcn, en zoodra liij opgemcrkt had dat 
 kina beteekcnde wat is dit? zeide liij kina? kina? 
 bij ieder voorwerp dat liij zag, en sclireef de antwoor- 
 den op. Op deze wijze leerde hij de namen van vele 
 dingen kennen; maar in andere opzigten vorderde hij 
 aanvankelijk zcer weinig. De uitspraak van de taal was 
 bijzonder moeijelijk voor Europeanen, hoofdzakelijk om 
 de letter r, welke zecr diep uit de keel werd uit- 
 gesproken en dikwijls als een k klonk. Een nog groo- 
 tcr bezwaar bestond in den aard der taal zelf. De 
 Groenlandsche taal behelst eene mcnigte vanwoorden, 
 die dagelijksche voorwerpen en bezigheden uitdrukken , 
 en de kleinste veranderingen aanwijzeu door bijzon- 
 dere termen; maar ze bezit geen woorden voor afge- 
 trokken denkbeelden. De beteekenis der woorden wordt 
 veranderd door eene menigte bijvoegingen en aan- 
 hechtingen (het geheele getal verbuigingen van ie- 
 der werkwoord b. v. klimt soms tot honderd tachtig); 
 bovendien worden vele woorden te zamen gevoegd, 
 zoodat de inboorlingen zich kort en krachtig kunnen 
 uitdrukken, maar dit veroorzaakt vooral groote moeite 
 
 t 
 
 
 ' ,^W 
 
:<''$ 
 
 I 
 
 jrvaardigen. 
 
 nien er eeri 
 
 plaats van 
 
 2n wind en 
 
 de inboor- 
 <t had dat 
 ina? kina? 
 e antwoor- 
 I van velo 
 'rderde hij 
 le taal was 
 ikelijk om 
 werd uit- 
 nog groo- 
 
 zelf. De 
 woorden, 
 Jrukken, 
 bijzon- 
 or afge- 
 eu wordt 
 en aan- 
 van ie- 
 achtig); 
 Bvoegd, 
 kunnen 
 
 moeite 
 
 SS 
 
 jian do vreenulcliugcn welke liunne taal g{;mukkt.iijk 
 en vlug wenschcn te leereu sprekcii. Beraerkt lu;!)- 
 bende dat con inboorling, Arok genaamd, zicli aan 
 cen der emigranten, Aaron, liad aangesloten van wege 
 de overeenkorast in hunne namcn, liet Egcde Aaron 
 met zijn eigen toestcmnnng gedurendc ecnigc maandcn 
 under de Esquiraoo's vertoeven, in de hoop dat hij 
 daardoor cenige kennis van de taal zoude verkrijgeii 
 en eenige bijzouderlieden van het land zoude vernemeu. 
 Vooral wenschte hij te wcten of hun ook iets bekend 
 was van andere inwouers, van eeu ander ras dan zij 
 waren; want zijn hart verlangde vurig naar de lang 
 verloren landslieden die hij op zoo verren afstaud 
 was komen zoeken. Aaron vcrnam zeer weinig door 
 zijne nieuwe kennissen , welker aanhoudende pogingen 
 tot diefstal hcni zoodanig vertoornden, dat hij ein- 
 delijk beproefde om door slagen hen te genezen van 
 die kwaal. Zij van hunnen kant vielen op hem aan, 
 mishandelden hem geweldig en ontnamen hem zijn 
 geweer, opdat hij hun daarmedc geen kwaad zoude 
 doen. Later echter, bevreesd geworden, trachtteu 
 zij hem te bedaren en te vleijen, en baden hem drin- 
 gend het toch niet aan liun //Angekok" te zeggen , uit 
 vrees van gestraft te zullen worden. Angckok betee- 
 kent in de Groenlandsche taal wijze man. Het was de 
 naam , door de inboorlingcn aan sommigen ouder hen 
 gegeven, die zich het aanzien gaven van waarzeggers 
 
 3 
 
u 
 
 lliisi 
 
 of toovenaars te zijii, cu voor wio zij zeer bcvreesd 
 wareii. Sodert dc komst der blaiike mensclien liaddeii 
 ecnige Aiigekoks al hunne krachten op dezen beproefd, 
 vooral op Egede, daar bij de voornaamste van heu 
 scbceii te zijii. Al wat in hun vermogen was, stelden 
 zij. in 't werk om kwaad te breugen over deze vreem- 
 delingen en ben te noodzaken om bet Land te verlaten. 
 Maar ziende dat bunne toovenarijen niets baatten, 
 x^erspreidden zij bet gerucbt dat Egede zelf een zeer 
 wagtige Angekok was. 
 
 Gedurcnde bet eerste jaar waren de kolonisten niet 
 voorspoedig , nocb wat de jagt uocb wat de visscberij 
 betrof. Aan de boorden van de Baalsrivier bevonden 
 zicb veel rendieren en witte bazen , maar beide waren 
 uitermate scbuw. Toen in Februarij de vorst zeer 
 streng werd, en de zee kookte en bruiscbte, vlogeu 
 zwarte ganzen bij diiizeuden op bet strand, maar bun 
 vleesch was den Europeanen niet aangenaam, boewel 
 bet beter smaakte dan dat van andere zeevogels. Zij 
 badden voornaraelijk op de visscberij gerekcnd en ge- 
 boopt dat deze tot aanvuUinp; zoude strekken van den 
 voorraad, welken zij uit Noorwegen badden mede- 
 gebragt; maar bet eerste jaar aitbans, werden zij 
 daarin teleur gesteld en vond^n dat zij minder opbragt, 
 dan de overvloed van viscb in de zeeen van bun eigen 
 land, ben bad doen verwacbten, 
 
 Aan de zeebondeuvangst waren zij niet gewoon, ook 
 
35 
 
 bevreesd 
 1 liaddeii 
 beproefd;, 
 van heu, 
 , sleklen 
 ;e vreem- 
 verlaten. 
 baatten , 
 een zeer 
 
 steii niet 
 visscherij 
 Devonde]! 
 de waren 
 >rst zeer 
 , vlogen 
 aaar huii 
 
 lioewel 
 gels. Zij 
 
 en ge- 
 van den 
 n mede- 
 rden zij 
 02)bragt, 
 in eigen 
 
 )on , ook 
 
 KWAKTJE GANZEiN BIJ DllZKiNUEN Of UM. KUST. 
 
 hadden zij een vooroordeel tegen het gebruik van bet 
 vleescb dezer dieren. De bevige koude, \velke zoodra 
 zij buiten de deur kwamen, bun de banden en bet 
 aangezigt deed bevriezen, bet gemis aan de noodige 
 beweging, bet langdurig en onafgcbroken gebruik van 
 gedroogde en gezouteu levensmiddelen , veroorzaakte 
 
I ;i' 
 
 I: 
 
 ? ; 
 
 36 
 
 lusteloosheid en iieersltigtigheid ondcr de kolonisten , 
 en niet wcinigen werden door scheurbuik aangetast. 
 De handelsagent ontdekte tot zijn leedwezen , dat de in- 
 boorlingen ougezind waren om hunne overtollige olie, 
 huiden enz. in te ruilen tegen de goederen, die zij 
 van Bergen hadden medegebragt, en dat het volk in het 
 voorjaar, wanneer een Hollandsch schip Godhaab aan- 
 deed en in de haven binnenliep, in een half uur meer 
 goederen aan boord bragt, dan hij gedurende den ge- 
 lieelen winter van de Groenlanders had kunnen verkrij- 
 gen. De reden hiervan was dat de Hollanders door 
 veeljarige handelsbetrekkingen met de Groenlanders, 
 het vertrouwen der inboorlingen gewonnen hadden en 
 naauwkeurig wetende welke zaken bij de Esquimoo's 
 het meest gezocht waren, hunne schepen daarvan 
 voorzagen. 
 
 Het was weder Mei; de grond begon te ontdooijen 
 en hoewel het nog menigwerf sneeuwde, waren zij toch 
 van het zcer gewenschte licht der zon, dagelijks slechts 
 drie uren geheel verstoken. Een overvloed van mos en 
 grassoorteu, van onderscheidene kleine kruiden en bloe- 
 men kwamen te voorschijn, ook het onschatbare le- 
 pelblad dat van ondcr de sneeuw uitsproot en de meest 
 heilzame uitwerking op de ongestelden had. Het niet 
 aankomen echter van het schip, dat in den loop van 
 die maaud met nieuwen voorraad uit Noorwegen ver- 
 wacht werd, veroorzaakte groote ontevredenheid. De 
 
 ¥ 
 
37 
 
 mecste koionisten begonueu te murinuiercii tegen dcu 
 leeraar, die hen naar deze akeligc wildernis had ge- 
 bragt, en alien gaven hun besluit te kennen om met 
 het schip de Hoop , dat te Godhaab overwinterd had , 
 naar IVoorwegen terug te keeren. Egede werd daardoor 
 in grooten nood en moeijelijkheid gebragt. Alleen kon 
 hij niet in het land blijven met zijne vrouw en jonge 
 kinderen; ora hen voor zijne oogen te zien wegkwijnen. 
 Evenmin kon hij de gedachte verdragen, het werk te 
 moeten verlaten dat hij pas begonnen had en de gelegen- 
 heid op te geven welke hij door onafgebroken inspanning 
 van vele jaren verkregen had, om het Evangelic in 
 Groenland te verkondigen. Alles wat hij van de koio- 
 nisten verkrijgen kon, was, dat zij tot Junij wachten 
 zouden op de aankomst van het schip dat nieuwen 
 voorraad zoude aanbrengen. Het werd Junij , drie we- 
 ken van die maand verliepen en geen schip was te 
 zien. Reeds begon het volk al het goed en de gereed- 
 schappen bijeen te brengen en de woningen af te 
 breken. Met groote smart en vrees aanschouwde Egede 
 die voorbereidselen tot het verlaten van het land ; daar- 
 door toch zag hij zich zelven haast genoodzaakt medc 
 te vertrekken. Zijn'' vrouw echter wederstond met 
 zooveel standvastigheid (lit besluit, dat hij zoo als 
 hij zelf verhaalt, zich schaamde zoo veel onder te 
 moeten doen voor haar geloofsmoed. Van het oogen- 
 blik af dat zij in Groenland waron gckomen, had zij 
 
1"T 
 
 ''^jiii 
 
 Ml ,. 
 
 1il ' 
 
 iih il; 
 
 '! ■ . 
 
 38 
 
 (lie plaats beschouwd als de van God liun aangewezeii 
 werkkring en met blijmoedigheid de ontberingen en 
 ongemakken daaraan verbonden gedragen. Zij was zoo 
 vast overtuigd dat het schip vroeger of later zoude 
 aankomen, dat zij het volk ernstig toesprak terwiji 
 zij bezig waren hunne huizen omver te werpeu , en 
 hen verzekerde dat zij noodelooze moeite deden. Zij 
 lachten om de voorspellingen der nieuwe profetes , maar 
 hun ongeloof werd weldra beschaamd. Den 27^**^" Junij 
 kwam het lang verwachte schip in de haven, bragt 
 overvloedigen voorraad aan voor het volk, en boven- 
 dien voor Egede het zoo verblijdend berigt dat de 
 koning van plan was de zending zoo krachtig mogelijk 
 te ondersteunen. 
 
 Door deze blijde tijdingen bemoedigd, hervatte Egede 
 met nieuwen ijver het onderwijs der inboorlingen. Zijne 
 kleine jongens konden zich reeds verstaanbaar maken 
 en hoewel de uitspraak, welke zij bijna onmerkbaar 
 zich eigen maakten, hun vader nog zeer bezwaarlijk 
 viel, had hij reeds een menigte Groenlandsche woor- 
 den aangeleerd, en meende dat hij met behulp zijner 
 kinderen een aanvang zoude kunnen maken met over 
 godsdienstige onderwerpen te spreken. Paul, de oudste 
 van zijne zoons kon een weinig teekenen; zijn vader 
 hielp hem teregt om zoo goed mogelijk cenige schet- 
 sen van de Bijbelsche geschiedenis te maken. Paul 
 zelf, als hij in later tijd de eerste pogingen van dat 
 
 I 
 
 m^?v 
 
39 
 
 angewezeii 
 iringen en 
 lij was zoo 
 iter zoude 
 ak terwijl 
 erpeu , en 
 deden. Zij 
 3tes , maar 
 
 en, bragt 
 en boven- 
 gt dat de 
 f inogelijk 
 
 ,tte Egede 
 ^en. Zijne 
 ar maken 
 merkbaar 
 3zwaarlijk 
 ;he woor- 
 ilp zijner 
 met over 
 de oudste 
 ijn vader 
 ge schet" 
 :en. Paul 
 van dat 
 
 zcndingswerk besclirijft, vcrzekert oiis dat hot zeer 
 ruwe teekeningen waren; maar lio(3 dan ook, ze beant- 
 
 '■>q::m' 
 
 
 JeXiLUh IS iiJi.NJi nil Dili tSCiUIMOOS. 
 
 4 
 
wr 
 
 ' I 
 
 !li 
 
 40 
 
 woordden in sominige opzigten aan Egede's bedoeling, 
 iiamelijk om de verhalen van de schepping, den val, 
 den zondvloed, de wonderen van den Heer, zijn dood 
 en opstanding duidelijker te kunnen voorstellen. De 
 Groenlanders hidden veel van alles wat uaar eene 
 geschiedienis geleek; maar de wonderen door welke 
 Cliristus de zieken genas en de dooden opwekte, 
 vonden den meesten ingaug in hun gemoed; en 
 wanneer Egede tot hem kwam als boodschapper 
 van den magtigen en goedertieren Heer, verbeeldden 
 zij zich dat hij ook eene menigte wonderen kon ver- 
 rigten. Zieken werden dikwijls tot hem gebragt met 
 de bede , om op hen te blazen ; want door dit middel 
 beweerden de Angekoks ziekten te kunnen genezen. 
 Egede herinnerde hen telkens met nadruk dat hij een 
 mensch was van gelijke bewegiug als zij zelve : hij kon 
 hun somtijds, zeidc hij, eenige geneesmiddelen aan- 
 wijzen , welke hun in geval van ziekte , van dienst 
 konden zijn ; maar God alleen , die zijn en hun Schep- 
 per was, kon hen genezen. Zij moesten tot Hem op- 
 zien, om gezondheid en al het goede wat zij verder 
 begeerden, te verkrijgen. Na aldus met hen gesproken 
 te hebben knielde hij neder en bad voor de zieken. 
 Sommigeu, voor wie hij aldus had gebeden herstelden , 
 en het vertrouwen der inboorlingen op de goede ge- 
 zindheid van den zendeling werd zeer versterkt, zoo- 
 dat zij hem gaarne in hunne woningt^n ontvingen. 
 
 I 
 
 if 
 
 n 
 
41 
 
 edocliiig, 
 den val, 
 zijn dood 
 ellen. De 
 aaar eene 
 )or welke 
 opwekte , 
 oed ; en 
 iscliapper 
 rbeeldden 
 kon ver- 
 ragt met 
 it middel 
 genezen. 
 at hij een 
 : hij kon 
 len r.an- 
 xn dienst 
 m Scliep- 
 Hem op- 
 ij verder 
 esproken 
 3 zieken. 
 rstelden , 
 oede ge- 
 'kt, zoo- 
 itvingen. 
 
 Maar wanneer hij hen trachtte aan het verstand te 
 brengcn, dat er ziekten der ziel zoowel als ziekten 
 van het iigchaam waren en dat alien noodig hadden 
 van die krankheid genezen te worden, dan hadden zij 
 geen ooren om te luisteren : of wanneer het hem ge- 
 lukte, gedurende korten tijd hen daarmede bezig te 
 houden, antwoordden zij dadelijk dat het wel mogelijk 
 was dat de Europeers dergelijke kranke zielen hadden, 
 maar de Groenlanders niet. Wanneer de goede God, 
 van wien hij sprak, hun slechts ge/.onde ligchamen, 
 en veel zeehonden gaf, behoefden zij niets mcer. 
 
 Ten einde meer gelegenheid te vinden om hen te 
 onderwijzen en hunne karakters gewoonten en taal 
 naauwkeurig te leeren kennen, nam Egede zijne twee 
 zoons met zich en vestigde zich gedurende een ge- 
 deelte van den tweeden winter welken hij in Groen- 
 land doorbragt, onder de inboorlingen. Het vereischte 
 niet weinig zelfverloochening van den kant des va- 
 ders en zijner kinderen, om geduldig de onaangenaam- 
 heden van zulk een toestand te verdragen. De sterke 
 lucht van de olie welke zij in de lampen brandden , en 
 van den visch en het walvischspek dat zij kookten, 
 de stank van de half verrotte zeehonden (voor hen 
 eene geliefkoosde lekkernij) , de walgelijke uitwaseming 
 van de huiden , welke de vrouwen bereidden , vervulde 
 onophoudelijk de hutten en maakte den dampkring 
 bijna ondragelijk. Van de vuilhcid en oureiuheid van 
 
 > <i 
 
^m 
 
 III 
 
 
 1 
 
 1 
 
 i j 
 
 1 i 
 
 ■f : 
 
 ( 
 1 
 
 (i 
 
 'iai:^ 
 
 u 
 
 wouingen , huisraad en menscheii is reeds gcwaagd ; 
 het voedsel maakte daarop geene uitzonderiiig. Ilet 
 werd gekookt en opgedischt zonder het minste denk- 
 beeld van zindelijkheid en van een getrokken met do 
 tanden en de vingers. Wanneer de inboorliugen eene 
 bijzondere eer aan liun bezoekcr wilden bewijzen , dan 
 boden zij hem een stuk vleesch of walvisch aan, 
 waarvan zij zorgvuldig het vuil hadden afgeiikt; zulk 
 een geschenk te weigeren, werd als eene groote be- 
 leediging aangemerkt. Niettegenstaande al deze onaan- 
 gename omstandigheden arbeidde Egede met het meestc 
 geduld en met de meeste volhardiug onder hen; ook 
 de kiadcrcn die reeds iets hadden overgeerfd van den 
 geest die de ouders bezielde, verduurden welgemoed 
 zeer vele dingen die hun weinig behaagden. Zij vonden 
 weldra eenige speelmakkers onder de Groeulandsche 
 kinderen, en door den gestadigen omgang met dezen, 
 maakten zij zich hunne taal geheel eigen. Zij waven 
 nu in staat hunnen vader te helpen aan het vertalen 
 van eenige gedeelten der Evangelien. Dc Groenlauders 
 waren in den beginne zeer bevreesd Avanneer Egedc 
 hun voorlas, denkende dat hij een soort van toovc- 
 narij aanwendde. Zij meenden eene stem te hooren die 
 uit het boek zelf voortkwam, en het duurde laug eer 
 zij het durfden wagen een boek of stuk papier met 
 geschreven schrift aan te raken. Toen zij echtcr zagen 
 dat gccn kwaad hun wedervocr door de aanraking van 
 
 rm 
 
43 
 
 ueze vreesvcrwekkende zaken, veranderde liunne angst 
 in groote bewondering en rekenden zij het eene eer, 
 aan een der koloiiisten een brief te brengen, hetwelk 
 zij liet ,/ dragon eener stem" noemden. 
 
 De zendeling bemerkte geen spoor van godsdienstige 
 vereering onder hen, belialve dat de jagers somtijds, 
 wanneer zij van de jagt terugkwamen, een stuk van 
 het eerst gedoode rendier op een sfceenen blok legden, 
 om zeker te wezen, zoo als zij zeiden, dat zij een 
 volgenden keer voorspoedig zouden zijn. Zij bereken- 
 den tamelijk naauwkeurig de jaargetijden , door op te 
 merken wanneer de eiderganzcn broeiden, en wan- 
 neer de zeehonden, de visschen en de vogelen naar 
 liunne gewone verblijfplaats terugkeerden. In den zomer 
 verdeelden zij de dagen naarmate de zon de schaduw 
 wierp op de rotsen en de bergen; in den winter be- 
 rekenden zij den tijd naar het op- of ondergaan van 
 zekere sterren. Sommige van deze opmerkingen aan- 
 gaande de hemelligchamen waren nog al dichterlijk , ter- 
 wijl zij naar hunne eigen denkbcelden namen aan de 
 voornaamste sterrebeelden gaven. Zoo noemden zij den 
 grooteu beer ,/Tukto/' het rendier; //de Pleiaden" 
 (zevengesternte) waren honden welke een beer den 
 geheelen nacht achterna zaten. //De Orion" was 6'/;'^- 
 tiik //een verdwaalde"; zij zeiden dat dit sterrebeeld 
 bestond uit eenige verdoolde zeehonden-jagers , die den 
 weg huiswaarts niet meer kunnende viuden in sterren 
 
 c *.' 
 
4 
 
 I 
 
 >:!|i 
 
 li'i 
 
 N 
 
 ^ 1 'li! 
 
 ' ,1 
 
 : 
 
 f 'ij! 
 
 : I 
 i 
 
 ! f 
 
 if 
 
 verandcrd warcn. Zij berekenden vri'j naauvvkcurig dcii 
 tijd van den winter-zonnestilstand en vierden dezeu 
 met een groot feest ter eere van do zon. De inboor- 
 lingen kwamen alsdan van verschillende plaatsen te 
 zamen alsof zij cen kermis bezocliten, en bragten ei- 
 derdons, huiden, Narwal- of eenhoorn-tanden mede en 
 bovenal stukken e^eic^^^em, eene zachte en gladde steen- 
 soort, waaruit de Groenlanders liuune lampen en ketels 
 vervaardigden. De dagen werden tot handelen gebruikt, 
 de nachten welke, door liet liclit van maan en sterren 
 dat op de sneeuw en liet ijs weerkaatste, zoo helder 
 waren als de dagen , werden met feesten en dansen , met 
 het verhalen der lieldendaden van hunne voorvaderen 
 op de zeehondenjagt; en het zingen van vreugdeliede- 
 ren over het weldra terugkeeren van de zon doorge- 
 bragt. Ook daarbij ontbrak elke daad van aanbidding 
 van een hooger wezen. Nadat Egede meer van nabij 
 met het volk bekend was geworden, vernam hij dat 
 hunne voorouders een wezen vereerd hadden dat boven 
 de wolken leefde , en dat zij zelve geloofden in het be- 
 staan van een' geest , met alle dingen in hemel en op 
 aarde bekend en dien zij //Silla^' uoemden. Zij geloof- 
 den ook in een groot aantal mindere geesten, goede 
 en kwade; maar vooral in een die goed en magtig 
 was en welken zij //Torngarsuk^' noemden. Zij vonden 
 het echter niet de moeite waard hem te aanbidden , 
 bctuigendc dat hij ie goedertieren was om noodig te 
 
 1 ■* 
 
45 
 
 keurig den 
 
 len dezeu 
 
 De inboor- 
 
 )laatsen te 
 
 )ragten ei- 
 
 m mede en 
 
 adde steeii- 
 
 n en ketels 
 
 . gebruikt, 
 
 en sterren 
 
 zoo helder 
 
 msen, met 
 
 Dorvaderen 
 
 mgdeliede- 
 
 )n doorge- 
 
 lanbidding 
 
 van nabij 
 
 im hij dat 
 
 dat boven 
 
 in liet be- 
 
 imel en op 
 
 Zij geloof- 
 
 en, goede 
 
 en magtig 
 
 ij vonden 
 
 anbidden , 
 
 noodig te 
 
 liebben dat men hem mocst smeeken om hen wel tc 
 doen. Van huu cigen natuurlijken toestand als zon- 
 daars, van schuldbewustzijn tegenover eeu heilig en 
 almagtig Schepper, hadden zij niethet minste denkbeeld. 
 Hoewel er veel onaangenaams en zelf walgelijks was 
 in hunne huiselijke omgevingen kon Egede toch 
 niet nalaten de bcdaardheid te bewondercn, waarmedc 
 zij hunne dageiijksche bczigheden verrigtten ; ieder ge- 
 zin volbragt deze in het uaauwe vertrek dat hun was 
 aangewezen, zonder in te dringen in dat van den buurman 
 en zonder onder elkander te twistcn. Zij waren zelden 
 ledig; voor de vrouwen vooral zou zulks bijna onmo- 
 gelijk zijn geweest, want zij waren te gclijk : slagers, 
 koks, naaisters, leerlooisters , kleermaaksters, schocn- 
 maaksters en bouwmeesteressen van de huizen; de man- 
 nen bemoeiden zich alleen met de jagt en visscherij 
 en het vervaardigen van de noodige gereedschappen , 
 waarin zij veel vernuft aan den dag' legden. De zcn- 
 deliug hoopte eerst , dat hunne gewone bedaardheid en 
 goedaardig verkeer voortkwam uit natuurlijke vriende- 
 lijkheid en zachtheid van gemoed; maar toen hij lan- 
 ger in het laud had gewoond, was hij geuoodzaakt 
 een' veel minder goeden dunk van hun karakter op 
 te vatten. De aangenaamste trek was de sterke liefde 
 van de ouders tot de kinderen. Zoo lang ze jong wa- 
 ren verloren zij hen zelden uit het gezigt en er bestaan 
 voorbeelden dat moeders zich van het leven beroofden 
 
f ^ 
 
 40 
 
 "i.i 
 
 
 toen hare kiudcren verdronkeu warcn , daar zij de akc- 
 ligheid van dat gcrais uiet koiiden drageii. Maar de 
 kraclit van liunne ouderlijke en in vele gcvallcn ook 
 van hunne kinderlijkc licfde, vormde helaas cene ver- 
 wondcrlijke en treurige tegenstelling met hunne harde 
 en liefdelooze onverschilligheid omtrent het leed van 
 hen, die minder na aan hen verwant waren. Egede 
 had hunne bereidvaardigheid om vreemdelingen te her- 
 bergen bewonderd, maar ontdekte spoedig dat deze 
 schijnbare gastvrijheid meest uit zelfzucht voortkwam; 
 zij gaven letterlijk, om even veel terug te ontvangen, 
 en voor de behoeftigen waren zij onbarmhartig. Wee- 
 ■«en, en weduwen wier kinderen te jong waren om bij 
 de robbenvangst gebruikt te worden , ondervonden zel- 
 den hulp en mededoogen. Integendeel werden zij ge- 
 woonlijk van hunne kostbaarste eigendommen beroofd, 
 zoodra hunne natuurlijke beschermers overleden waren ; 
 en na hun ellendig leven zoo lang mogelijk gerekt te 
 hebben door middel van visschen, mossels en zeegras, 
 kwamen zij van koude en honger om. Menigmalen 
 als een kayak (vischschuitje) omsloeg, stonden de 
 menschen met de meeste onverschilligheid aan het strand 
 te kijken , wanneer het onheil geen van hunne bijzondere 
 vrienden trof; zij schepten er zelfs vermaak in om 
 zijne vergeefsche pogingen tot redding gade te slaan, 
 en lieten liever voor hunne oogen den ongelukkige 
 verdrinken, dan dat zij zich de moeite gaven om met 
 
 !!' 
 
 
 
 I 
 
 ■ 
 
 
 iy 
 
 ' J 
 
 
:i 
 
 j dc akc- 
 Maar do 
 illcn ook 
 iene ver- 
 ine harde 
 leed van 
 L. Egede 
 )n te her- 
 dat deze 
 ortkwam; 
 itvangen, 
 ;ig. Wee- 
 en om bij 
 nden zel- 
 P zij ge- 
 beroofd, 
 n waren ; 
 [jerekt te 
 
 47 
 
 ren anderc kayuk lieiii to gaau redden. Ilierin en in 
 iiienig auder opzigt was er cene verwonderlijke en 
 heerlijke veraudering merkbaar in het karakter dcr 
 Grociilanders, nadat het licht en de liefde des Evan- 
 gclics hun hart bestraalden, Maar er was nog een ge- 
 ruiine tijd noodig eer die gezegende dag aanlichtte 
 en Egede, steeds geduklig en in hope werkzaani, 
 zag te vergeefs nit naar de eerste schemering. 
 
 Somtijds waren zij verstoord over de pogingen van 
 den zendeling oni hen te ouderwijzen, en zochten 
 hem te hinderen door hunne luidruchtige vrolijkheid 
 of door hetgeen hij zeide belagehelijk te maken. Som- 
 migen van de kolonisten, verbitterd door zulk oube- 
 tanielijk gcdrag , dreigden hen gestreng te zuUen 
 straficn ; maar Egede verkoos den zachtcren weg van 
 verdraagzaamlieid en vriendelijke tcregtwijzing; dit had 
 zulk eene goede uitwerking op de Groenlauders, dat 
 zij hunne plagerijen staakten , ho* ^el zij hooreude 
 niet hoorden en niet begrepen wat g* f^.gd wcrd. 
 
 Hij had twee weesjongens bij zich in huis genomeu 
 en door vele geschenken en vriendelijkheid vermogt 
 hij zoo veel op hen, dat zij begonnen te leeren le- 
 zen en schrijveu, Toen hij bemerkte dat het stille 
 ieven , dat de Europeanen leidden, hun zeer onaangenaam 
 was, verbood hij hen niet naar zee te gaan, of hunne 
 kenuissen onder de inboorlingen te bezoekenj maar 
 niettegcustaande deze vrijheid werden zij weldradege- 
 
 N 
 
 
 ^1 
 
 
 , t: 
 
 
 J 
 
.i,n 
 
 I'! 
 
 1 H 
 
 !|J 
 
 ■m 
 11 
 
 ;ii!l!l 
 
 I' k 
 
 I'n 
 
 48 
 
 ringe beperkiiig mocde, wclke deze nieuwe bezighcdeu 
 hun oplegde; zij zeiden dat er iiiets te winnen viel 
 bij bet turen op een boek of bet maken van teekeus 
 op papier, terwijl zij zoowel voedsel als genot konden 
 vinden door de vangst van robben en bet scbieten van 
 vogels. Egede stelde alle pogingen in 't werk , om ben 
 te ovcrtuigen boe aangenaam en nuttig bet was, te 
 kunnen scbrijven en lezeu , dat men d. ardoor de ge- 
 dacbten kon weten van verwijdcrde vrienden en met 
 ben konde spreken, maar bovenal dat men daardoor 
 de goedbeid van God en zijnen wil, uit den Bijbel 
 konde leeren kennen ; maar zij badden geen de minste 
 begeerte om deze voorregten te genieten, en zoodra 
 zij maar alles badden wat zij wenscbten, verwijder- 
 den zij zicb, zonder den zend^ling mede te deelen 
 wat zij gingen doen. Sommigc andcren wilden gaarne 
 eenigen tijd bij bem in buis worden opgenomen, en 
 boewel dit zeer moeijelijk voor bem en voor zijnc 
 vrouw was , daar zij weinig ruimte over badden , wei- 
 gerden zij bet niet, daar zij boopten dat deze onge- 
 noode gasten eenig nut zouden trekken uit bun ver- 
 blijf in een Cbristelijk buisgeziii. Acbt of tien Groen- 
 landers kwamen wel eens bun intrek te Godbaab nemen, 
 maar bun eenig docl daarmede was goed verzorgd te 
 worden, gedurende bet jaargetijde dat tot jagen en 
 visscben niet gescbikt was. Zij luisterden dan inder- 
 daad, terwijl Egede tracbtte ben uit de Scbrift te 
 
ziglicdeu 
 men viel 
 
 I teekeus 
 >t konden 
 ieteii van 
 , om hen 
 
 was, te 
 >r de ge- 
 
 II en met 
 daardoor 
 
 len Bijbel 
 de minste 
 an zoodra 
 verwijder- 
 te deelen 
 en gaarne 
 )men, en 
 voor zijne 
 den , wei- 
 eze onge- 
 
 hun ver- 
 en Groen- 
 lab nemen, 
 
 rzorgd te 
 
 jagen en 
 Ian inder- 
 
 Schrift te 
 
 49 
 
 ouderwijzen, en sommigen konden zelfs goede antwoorden 
 geven op eenige vragen aangaande de christelijke leer, 
 maar geen banner scbeen iets te verstaan of te gevoe- 
 len van de waarheden welke zij met de lippen uitspraken. 
 En wanneer zij nu voedsel en huisvesting, zoo l^ng 
 zij dat wenscbten, genoten hadden namen zij weder af- 
 scbeid. 
 
 De winter scbeen voor Egede de meest gescbikte 
 tijd tot zijnen zendingarbeid. Van tijd tot tijd gebast- 
 ten de kooplieden te Bergen evenals do koning , dat 
 bet land doorzocht zou worden om de woonplaatsen 
 op te sporen van de oude Noorwegers en om nieuwe 
 kolonien te vestigen op die plaatsen, die bun bet 
 voordeeligste toescbenen voor jagt en visscberij. De 
 werkzaambeden aan die plannen en onderzoekingsreizen 
 verbonden, kwamen meestal neder op Egede, als boofd 
 van de gebeele kolonie. Menigmalen was bij gedurende 
 den korten zomer verpligt om zijne familie te Godbaab 
 te verlaten ten einde deze onderzoekers op onderscbei- 
 dene gedeelten van de kust te vergezellen. Zijne eerste 
 zorg was eenc mecr gescbikte plaats te vinden op bet 
 vaste land, waar de grond vrucbtbaarder was, om 
 daarbeen Godbaab te verplaatsen. Ten zuiden van de 
 Baalsrivier ging bij langs een^ boogen driepuntigen 
 berg welke bonderd mijlen uit zee reeds te zien was, 
 ,/Hiorte Tuk'^ de bert£.lioorn genaamd. lets verder 
 ontdekte bij een fraaije landpunt, waar overvloed van 
 
 4 
 
 m 
 
 \ r. 
 
 m 
 
 ('^ 
 
 h'Ji 
 
 i '■'«. 
 
 m 
 
 '4: 
 

 iii 
 
 ::i'l 
 
 50 
 
 gras eu liakhout was, eene beek met veel zalmen en 
 heerlijke weideii. De kolonisten noemden deze plaat8 
 Priester-Fjord en waren zeer tevreden naar zulk eene 
 vruchtbare vallei te kunnen verhuizen. JNadat zij echter 
 steenen uitgegraven en andere toebereidseleT geraaakt 
 hadden om te gaan bouwen, moesten zij van dat plan 
 afzien , daar het bleek dat deze plaats te moeijelijk voor 
 de schepen te naderen zoude zijn. Digt bij den mond 
 van deze baai was eene andere, aan welker boorden 
 robben en rendieren in overvloed gezien werden, en 
 hier ontdekte Egede de eerste sporen van zijn verloren 
 landgenooten , de rui'nen namelijk van oude Noorweeg- 
 sclie dorpen. De overblijfsels van kerken waren ge- 
 makkelijk te onderscheiden en blijkbaar van arduinsteen 
 gebouwd, welke overvloedig in die omstreken voor- 
 handen was. Op andere plaatsen werden van tijd tot 
 tijd meer zulke overblijfselen gevonden. De Baalsrivier 
 opvarende, om eene plaats te gaan zien waar de Groen- 
 landers hem verhaalden, dat de zeehonden in grooteu 
 getale gedood zouden kunnen worden, kwam Egede 
 in een zeer schoon dal, waar het onderste gedeelte 
 van een' vierkanten toren stond, met een' grooten 
 hoop steenen er naast ; een en ander scheen het over- 
 blijfsel te zijn van eene kerk in welke 400 jaar gele- 
 den de inwoners van dat dal bijeen gekomen waren 
 om God te aanbidden. Versclieidene mindere gebouwen 
 vond men ook, en de grond was digt begroeid met 
 
51 
 
 gvas, lage vlierstruikeu , berkeii , wilgeboomen eu ook 
 jeneverbessen. Be prachtige bloemen van de roode, 
 kruipeude azalia en menig ander klein maar fraai bloemp- 
 je, verlevendigde hct tooneei; van den zeekani gezien 
 sclieen het een zoo aangenaine pick te ziju, als men 
 in zulke noordelijke streken slechts kon verwachten. 
 Maar van de landzijde zag hot er gansch anders uit; 
 daar was bet eene ijsvlakte zoo ver het oog reikte. 
 In volgende jaren toen Egede en andere Fj.ropeanen 
 nog zuidelijker trokken, ontdekten zij meer zulke stre- 
 ken, waar zij sporen vonden van vroegere bewoners, 
 overblijfsels van aarden potten, menschenbeenderen en 
 stukken van kerkklokken , welke voorheen de gemeente 
 naar het Godshuis zamenriepen. Menschen echter waren 
 niet meer te vinden. Deze kinderen zijner landgenoo- 
 ten welke Egede zoo gaarne te hulp gekomen was, 
 waren l?.ng van de aarde verdwenen. Op welke wijze 
 zij omgekomen waren kon men nooit te weten komen. 
 De overlevering van de inboorlingen aangaande hunne 
 verdwijning , was waarschijnlijk niet van alle waarheid 
 ontbloot, hoewel de overgeerfde haat van de Esqui- 
 moo's tegen de vijanden van hunne voorvaderen, de 
 geschiedenis met overdreven trekken had opgesmukt; 
 bij voorbeeld, dat de ,/Kablunaet" d, z. vreemdelingen, 
 honden waren in menschelijke gedaante. De voorvaders 
 der Esquimoo's welke zij uit trots ,/Innuit^' d. i. 
 menschen noemden, waren da})pere jagers; maar zij 
 
 ,'■■ ■ f '* 
 

 i 
 
 
 m 
 
 •M 'Hi, 
 
 
 52 
 
 wei'deii verachtelijk behaiideld door de //Kablunaet", 
 waarom zij deze uit wraak beoorloogden , en na lang- 
 durigen strijd alien verdelgden. In Denemarken had 
 men sinds lang verondersteld dat er belangrijke over- 
 blijfsels van deze oude nederzettingen aan de Oostkust 
 aanwezig moesten zijn, en Egede had vroeger reeds 
 den last ontvangen om eenige moedige zeelieden daar- 
 heen te zenden, ten einde dat gedeelte van het land 
 te onderzoeken. Daar hij er veel belang in stelde dat 
 deze zending naauwgezet uitgevoerd zou worden, stak 
 hij zelf in zee met twee sloepen en bereikte Staaten- 
 hoek. De reis echter bleek moeijelijk en gevaarlijk te 
 zijn en de zeelieden war en zoo ontmoedigd door het 
 otormachtige weder, dat de zendeling hen niet kon 
 bewegen om de reis voort te zetten. Spoedig na de- 
 zen tocht vergezelde hij een ander gezelschap Noord- 
 waarts, om een goede plaats voor de walvischvangst 
 te vinden. Hoewel de eerste poging mislukte, kon hij 
 dit plan toch volvoeren, maar het jaargetijde w^as zoo 
 buitengewoon streng, dat de zendeling en zijne med- 
 gezellen him te huis niet bereikten dan na gedurende 
 vele weken ontzettende vermoeijeuis en snerpende koude 
 doorstaan te hebben, daar het ijs de inhamraen had 
 versperd en zelfs ook de open zee met onmetelijke 
 velden overdekte. Verscheidene Groenlandsche dorpen 
 werden bij gelegenheid van deze tochten bezocht. Eerst 
 waren de bewoners voor de vreemdelingen bevreesd, maar 
 
 1^ 
 
la lang- 
 ^en had 
 ke over- 
 Dostkust 
 3r reeds 
 ieu daar- 
 het land 
 telde dat 
 len, stak 
 Staaten- 
 aarlijk te 
 door het 
 iiiet kon 
 g na de- 
 1 Noord- 
 ?chvangst 
 kon liij 
 was zoo 
 ijne med- 
 yedurende 
 flde koude 
 imen had 
 nmetelijke 
 le dorpen 
 )clit. Eerst 
 eesd, maar 
 
 53 
 
 toen de inlandsche loods hen zeide, dat de groote //Ange- 
 kok" van de ,/Kablunaet" bij hen was, ontvingen zij 
 de reizigers met gezang en vreugdegeschrei en volg- 
 den hen van plaats tot plaats, in de hoop van iets bui- 
 tengewoons van hen te zullen zien, Zij bragten den zende- 
 ling zelfs naar een graf en verzochten hem het daarin 
 aanwezige lijk op te wekken. Op een andere plaats 
 werd een blinde door zijne vrienden tot hem gebragt, 
 opdat hij dezen het gezigt mogt teruggeven. Egede 
 bemerkte dat dit een geval was waartoe geen boven- 
 natuurlijke magt gevorderd werd, en na den man ver- 
 maand te hebben ora op God te vertrouwen en Flem te 
 bidden dat Hij de middelen mogt zegenen , welke hij tot 
 zijne genezing wilde aanwenden, gaf hij hem iets voor 
 zijne oogen, waarvan hij goede verwachting koesterde. 
 Eenige jaren daarna kwam de man naar Godhaab, om 
 den zendeling te danken dat hij hem het gezigt terug 
 had geschonken. 
 
 In den zomer van 1723 kwam een ander zende- 
 ling, Albert Top, tot Egede, om de dienst bij de ko- 
 lonisten te Godhaab gedurende zijne afwezigheid waar 
 te uemen , waartoe ook deze zich zeer ijverig op de 
 kenuis der landtaal toelegde. Egede had reeds zoo goed 
 hij kon, eenige helpers tot medearbeiders en opvol- 
 gers voorbereid en bragt ze al verder naar mate zijne 
 kennis van de taal toenara. Hij vertaalde de geloofsar- 
 tikelen, de tien geboden en eenige korte gebeden in 
 
 
 
!iM!( 
 
 'Mil 
 
 I* n 
 
 'I ' ! 
 
 U 
 
 ' ■ fl!i 
 
 'i:: 
 
 11 
 
 54 
 
 Let Groenlandsch; hij vervaardigde ook eenige korte op- 
 stellen over Bijbelsche waarheden , welke hij ophelderde 
 door vergelijkingen en gelijkenissen , welke manier" 
 van ouderwijs hij bemerkte dat bijzonder geschikt was 
 voor de inboorlingen. Zij hoorden zeer gaarne van de 
 onsterfelijkheid der ziel en van de opstandiug. Zij had- 
 den door de „Angekoks^' vele beschrijvingen gehoord 
 van den toekomstigen staat der ziel ; sommigcn beweer- 
 den dat zij achtereenvolgends eenige aardsche ligcha- 
 men bewoonde, anderen dat de ziel verhuisde naar een 
 rijk jagtveld met altoos durend groen overdekt en be- 
 volkt met tallooze dieren. Maar deze aangeuame wereld 
 kon alleen bereikt worden na eene zeer moeijelijke reis. 
 Zij luisterden aandachtig wanneer Egede sprak van de 
 opstanding , wanneer ziel en ligchaam weder vereenigd 
 worden om nooit weder te scheiden en waren verrukt 
 van dat heerlijke land te vernemen , waar geen koude , 
 duisternis, Longer, ziekte, droefheid nocL dood meer 
 zoude zijn. Maar zij Ladden niet Let minste begrip van 
 Letgeen Let Loogste geluk in den Lemel zal uitraaken , 
 namelijk dat daar geen zonde meer zijn zal. Toen zij 
 tamelijk bekend geworden waren met de onderwerpen 
 waarover de zendeling met Len gesproken Lad zeiden 
 zij menigwerf: //wij geiooven nu dit alles, deel ons 
 wat nieuws mede/^ Zij waren verwonderd en ontevre- 
 den wanneer Lij Lun verzekerde , dat zij Let eigenlijk 
 niet geloofden, want dat Let dan een^ geLeel anderen 
 
 1 
 
 II ; 
 
55 
 
 m-te op- 
 lelderde 
 manier 
 likt was 
 van de 
 Zij had- 
 gehoord 
 beweer- 
 ligcha- 
 naar een 
 t en be- 
 le wereld 
 ijke reis. 
 £ van de 
 k^ereenigd 
 I verrukt 
 in koude , 
 Dod meer 
 egrip van 
 litmaken , 
 Toen zij 
 ierwerpen 
 ad zeiden 
 deel ons 
 oiitevre- 
 eigenlijk 
 1 anderen 
 
 indruk op hen zoude maken. Dan zouden zij ontzag 
 toonen voor den Heiligen, Almagtigen, Barrahartigen 
 God die hen geschapen had; dan zouden zij erkennen 
 dat zij zondige menschen voor Hem waren, die be- 
 droefd, beschaamd en met verlangen naar de verge- 
 ving hunner zonden en de verandering hunner harten 
 zouden uitzien, om Hem te kunnen behagen en zijne 
 geboden te onderhouden. Toen Egede hen eens sprak 
 over het bevel van den Heer aan zijne discipelen, om 
 alle volkcn te onderwijzen, hen doopende in den naam 
 des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes, Hep 
 de geheele menigte naar hem toe en wenschte ge- 
 doopt te worden; zij waren zeer verwonderd dat hij 
 zulks weigerde. Hij had te veel bewijzen, dat hunne 
 bereidwilligheid om de leer die bij verkoudigde te 
 hooren en hun geloof te belijden, alleen uit eigen- 
 belang voortsproot. Zij wenschten zich bij den zendeling 
 en zijne landgenooten aangenaam te maken , opdat zij 
 racer ontvangen mogten van de giften en voordeelen 
 welke de Europeanen hadden uit te deelen. 
 
 De Angekoks, die duidelijk bemerkten dat de leer 
 welke Egede predikte meer algemeen werd aangenomen 
 en dat hun bedrijf daardoor spoedig een eiud zoude 
 nemeu , waren de eersten om hem tegen te werken en te 
 bespotten. Wanneer hun evenwel groote moeijelijkhe- 
 den overkwamen werd het onwillekeurig openbaar dat 
 zij geloofden aan den God van den zendeling. Toen 
 
 M' 
 
 7 
 
i I 
 
 1! 
 
 ^1 
 
 
 I'ii 
 
 <1'. 11 
 
 .1 ;; 
 
 H 
 
 1! 
 
 1 til 
 
 ,,il I'll 
 
 I 
 
 Jii 
 
 ^dll III 
 
 i''!|t Siii 
 
 , ■ ■ 1 f ; : ■ 
 
 n ■ii 
 
 ill 
 
 iilii ^[ 
 
 'fi 
 
 50 
 
 eens een kind van den A.ugekok ziek was, bragt hij liet 
 
 tot Egede met de bede of hij zijn God wilde vragen om 
 
 het te genezen. De zendeling zag dat liet kind ster- 
 
 vende was en zeide dit aan den vader, maar voegde 
 
 er bij, als gij toelaat dat ik uw kind aan God op- 
 
 draag, dan zal Hij het aannemen en het een beter 
 
 leven in den hemel schenken. De man stemde toe; 
 
 Egede doopte de kleine die kort daarna overieed. Na- 
 
 dat de ouders op de wijze der Groenlanders er rouw 
 
 over bedreven hadden , met luid geschreeuw en geween, 
 
 vroegen zij den zendeling of hij het naar het giaf 
 
 wilde dragen; want de vader meende dat niemand aa- 
 
 ders waardig was om dit te doen. Hij voldeed gaarne 
 
 aan hun verzoek en begroef het arme kindje als een 
 
 kind van de Christelijke gemeente, met een dankbaar 
 
 gevoel dat het buiten bereik van smart en leed was. 
 
 Na de begrafenis begeerden de Angekok en zijne vrouw 
 
 ook gedoopt te worden, Egede beduidde hun dat zij 
 
 die in staat waren het woord van God te begrijpen, 
 
 het van harte moesten gelooven en bereidwillig zijn 
 
 om zich zelven over te geven aan de dienst van 
 
 Christus, en dat hij alsdan hen volgaarne zoude doo- 
 
 pen. Maar deze eisch was hun te hard en zij vertrokken. 
 
 Onder de inboorlingen welke door Egede te God- 
 
 haab met veel liefde waren ontvangen en welke hij 
 
 zooveel hij kon, in het Evangelic had onderwezen, 
 
 waren twee jongelingen die op zulken vriendschappe- 
 
w 
 
 liij liet 
 gen oin 
 id ster- 
 
 voegde 
 jod op- 
 ;n beter 
 ide toe; 
 'cd. Na- 
 er rouw 
 
 geween, 
 het giaf 
 land aa- 
 1 gaarne 
 ! als een 
 dankbaar 
 eed was. 
 jiie vrouw 
 n dat zij 
 legrijpen, 
 idllig ziju 
 ienst van 
 )ude doo- 
 irtrokken. 
 ; te God- 
 welke hij 
 ierwezen , 
 dscliappe- 
 
 57 
 
 lijken voet met de Europeanen kwameu, dat zij gaarne 
 met een der scliepen die Godhaab bezochten, naar 
 Deneraarkcn wilden gaan. Egede moedigde hen tot dat 
 bezoek van zijn land aan, in de hoop dat hunne ver- 
 standelijke vermogens ontwikkeld zouden worden door 
 al het nieuwe dat zij zouden zien en waarneraen, en 
 dat zij bij hunne terugkomst aan hunne landslieden 
 een duidelijker begrip zouden kunnen geven van het 
 levcn en de beschaving in Europa, dan de Groen- 
 landers tot hiertoe door den omgang met de vreem- 
 delingen hadden ontvangen. Een dezer jonge menschen 
 overleed op zijne terugreis te Bergen ; maar de andere , 
 Poek genaamd, kwam terug nadat hij een jaar in De- 
 nemarken vertoefd had. Deze had veel te verhalen van 
 het koninklijke hof, de pracht die aldaar heerschte 
 cu van de groote gebouwen van Kopenhagen, van de 
 fraaije schepen en de menigte soldaten die hij gezien 
 had. Ilij was zeer vriendebjk behandehl geworden en liad 
 vele kostbare geschenken medegebragt, waarmede zijne 
 landsheden zeer ingenomen waren. Maar de beschrijving 
 van de groote militaire magt des konings trof hen; 
 zij hadden tot dus ver gedacht dat hij die de meeste 
 zeehonden ving, de grootste en niagtigste man van de 
 wereld was; toen zij nu van Poek vernamen, dat de 
 Vorst welke al die schatten bezat en zoo vele duizende 
 strijdbare mannen ter zijner beschikking had, met 
 eerbied luisterde naar zijne leeraars, die hem den wil 
 
 
^ » < '» 
 
 M 
 
 58 
 
 1 i 
 'I 
 
 ! ■ 
 111 
 
 van den Almagtigen verkondigden , hoewel zij zijne 
 onderdanen waren, begonnen de inboorliiigen zich een 
 nieuw en ontzaginboezemend denkbeeld te vormen 
 van de grootheid Gods. 
 
 Hoezeer Poek met Denemarken ingenomen was ge- 
 weest, keerde liij tocli weldra tot de Groenlandsche 
 levenswijs terug en beraamde zelfs eene verliuizing naar 
 het Zuiden, om daar versclioond te zijn van onderwijs 
 te ontvangen. Na vele gesprekken en onderhandclingen 
 werd hij eindelijk overgehaald te blijven en zich te 
 Godhaab te vestigen. Maar zijne Europesche vrienden 
 zoo wel als hij zelf, hadden heel wat te pleiten, om 
 de jonge vroiiw die hij wilde hiiwen, daar toe te be- 
 wegen; zooveel had de Groenlandsche jonge dochterer 
 tegen een man te nemeu die zich verlaagd had, door 
 zijne uitlandsche levenswijs. In het voorbijgaan moet 
 opgemerkt worden, dat de Groenlanders een bijzonder 
 hoogen dunk van zich zelve hebben ; wanneer zij hunne 
 hooge ingenomenheid met een' vreemdeling wilden 
 te kennen geven dan zeiden zij gewoonlijk : //Hij ge- 
 draagt zich bijna zoo goed als wij zelf;'' of //Hij be- 
 gint een mensch, dat is een Groenlander te worden .'' 
 
 Nadat Poek en zijne medgezellen naar Denemarken 
 vertrokken waren nam Egede twee andere jongelieden 
 in zijn gezin op. Zij hadden een goeden aanleg en 
 vele bekwaamheden en hij hoopte onder Gods zegen 
 lien op te leiden tot onderwijzers van hunne landslieden. 
 
59 
 
 l:i 
 
 zijne 
 cli een 
 ^ormen 
 
 ^ds ge- 
 
 udsche 
 
 Mg iiaar 
 
 iderwijs 
 
 clingen 
 
 zicli te 
 
 rienden 
 
 en, om 
 
 te be- 
 
 cliter er 
 
 H, door 
 
 m moet 
 
 ijzonder 
 
 ij liiinne 
 
 wilden 
 
 ,Hij ge- 
 
 /Hij be- 
 
 rorden/' 
 
 emarken 
 
 gelieden 
 
 nleg en 
 
 Is zegen 
 
 [Islieden. 
 
 De een stierf nog jong zijnde, de andere groeide op 
 tot een uadenkend gehoorzaam jongeling; hij werd een 
 nuttig raedelielpcr in liet zendingswcrk, Na een jaar 
 te Godliaab te hebben gewoond vergezeldc hij den 
 ambtgenoot van Egede naar eene plaats die men meende 
 geschikt te zijn voor dc walvischvangst, op het eiland 
 Nepisene, waar hij na grondig onderwezen te zijn 
 gedoopt werd en den naam ontviug van Frederik 
 Christiaan. 
 
 De taak aan Egede opgedragen , om de kolonie tot 
 eene voordeelige handelsplaats te maken, gaf hem 
 veel moeite en zorg. De kolouisten waren tot dus ver 
 maar zeer matig geslaagd in hun handelsbedrijf, jagt 
 en visscherij. Egede wilde nu beproeven om den grond 
 op ojiderschcidene plaatsen te bebouwen. Hij ontdooide 
 den bodem tot op zekere diepte door het lange gras 
 dat er op stond in brand te steken en er dan koorn 
 in te zaaijen hetwelk goed groeide totdat het in de 
 aren stond, maar dat geheel vernield werd. door dc 
 nachtvorsten , eer het tot rijpheid was gekomeu. Hij 
 zorgde ook dat er onderzoek gedaan werd naar ertsen 
 en metalen; hoewel Groenland or niet geheel van ont- 
 bloot was, kon er toch niets gevonden worden dat 
 in den handel veel waarde had. De vestiging te Ne- 
 pisene bleek een andere bron van teleurstelling te zijn; 
 zoodra de winter voorbij was begaf Egede zich der- 
 waarts; hij voud al de menschen in goeden welstand 
 
 II- 
 
 >0^ 
 
wj 
 
 I I 
 
 ll 
 
 ' ■! 
 
 ji 
 
 ilf^il 
 
 
 i; 
 , i 
 
 
 
 
 J , 
 
 
 ■ 
 
 
 
 
 i ; 
 
 
 jj 
 
 I 
 
 ■:"'.'■ 
 
 hoewel zij tot dus ver weinig aan de visscherij geduan 
 hadden, zoo als zij beweerden, nit hoofde van het 
 streiige jaargctijde. Maar de manncn die iiaar Groen- 
 land verliuisd wareii, haddcn gecne bijzoiidcre ge- 
 schiktlieid voor hot bedrijf door hen gekozen ; bemer- 
 kende dat zij even hard moesten werken als te huis 
 en meer moeijelijkhedcn haddeu door te staan werden 
 zij ontevreden. 
 
 Zoodra de zomer invicl besloten de kolonistcn Ne- 
 pisene te verlaten in pUiats van zich met meer ijver 
 op de visscherij toe te leggen. Een schip met voor- 
 raad van levensmiddelen kwam juist in dien tijd van 
 Noorwegen ; maar de menschen waren zoo vast beslo- 
 ten om hunne onderneming op te geven, dat deze 
 tijdig aangebragte nieuwe voorraad, geen^ invloed op 
 hen uitoefende en tot groot verdriet van Egede keer- 
 den zij met ditzelfde schip naar Godhaab terug, als voor- 
 wendsel opgevende dat de voorraad levensmiddelen niet 
 ruim genoeg was om twaalf maanden te strekken. 
 
 De moeite en kosten het vorige jaar besteed aan 
 den ojobouw der huizen te Nepisene , waartoe de ma- 
 terialeu van Noorwegen waren aangebragt, waren dus 
 geheel verloren; kort daarna kwam te Godhaab de 
 tijding dat de Hollanders of andere vreemde handela- 
 ren alles moedwillig verwoest hadden. Egede moost 
 vreezen dat de vereeniging van kooplie^en '^' 
 eene onderneming zoiule opgeven die tot dus vei /oo 
 
Gl 
 
 j geduan 
 
 van het 
 
 Groen- 
 
 iere ge- 
 
 ; bemer- 
 
 te liuis 
 
 werden 
 
 ten Ne- 
 
 3er ijver 
 
 et voor- 
 
 tijd van 
 
 st beslo- 
 
 lat deze 
 
 doed op 
 
 de keer- 
 
 als voor- 
 
 elen niet 
 
 ken. 
 
 eed aan 
 
 de ma- 
 
 iren dus 
 
 haab oe 
 
 handela- 
 
 le moost 
 ♦^ 
 
 VCi /-OO 
 
 woinig voordcel had aangebragt; niet alleen tocli was 
 or veel geld verloren met de vcstiging op Nepiscnc, 
 mnar ook liadden verscheidcne scbepen door de ver- 
 ecuiging naar Godhaab uiigezondcn, scbipbrcuk geleden 
 of waren door stormen teruggedreven. 
 
 Voor het tegenwoordige waren echter de gemoederen 
 der zendelingen en hunne medgezellen met vrees ver- 
 vuld voor een mecr van nabij dreigend gevaar. Gcdu- 
 rende eenc handelsreis naar het Zuiden ontmoette de 
 handelsagent Jentoft eeii' Angekok, die zijne toover- 
 kunst tegen hem en zijn volk poogde aan tc wenden. 
 Verbitterd door 's mans bedriegerijen en onbescliofte 
 gedragingen, had hij de onvoorzigtigheid hem te slaan. 
 De verwoede Angekok greep dadelijk pijl en boog, 
 maar werd door zijne landgenooten terug geliouden om 
 toen eenige gcweldenarijen uit te oefenen. De handels- 
 agent vergat spoedig die ontmoeting; maar de Ange- 
 kok, tuk op wraak, vormde het plan om al de Eu- 
 ropeers in het land te vermoordeu. Hij oefende door 
 zijne verraaardheid als toovenaar grooten invloed op 
 zijne Zuidelijke landgenooten, en door hun de plun- 
 dering der vreeraden te beloven, en hun voor te stel- 
 len dat het gemakkelijk zoude zijn hen uit te roeijen 
 indien zij in kleinc hoopen werden verdeeld , haalde 
 J ligtclijk cen aanmerkelijk deel der inboorlingen 
 ver, om deel te nemeu aan de zamenzwering. Het 
 was bekend dat de handelsagent met een deel van zijn 
 
 ^^1 
 
■MK* 
 
 ,: , 
 
 ill 
 
 . II 
 
 i i 
 
 W 
 
 \M m 
 
 
 lllf 
 
 >, 
 
 iij( 
 
 ; .,, 
 
 ■1 
 
 
 t 
 
 '• 
 
 
 ' ' 
 
 
 
 
 
 
 (52 
 
 volk spoedig naar het Noorden zou vertrekkeii ; zijn 
 compagnon was van plan met een ander gedeelte eene 
 handelsreis naar het Zuiden te ondernemen en slechts 
 weinigen zouden bij den zendeling te Godliaab blijven. 
 De zaraenzwering zou waarscliijnlijk gelukt zijn, indien 
 zij niet ter kennis van een' Groenlandschen jongen 
 was gekomen, welke Egede eenigen tijd geleden in 
 zijne dienst liad genomen. Daar ecliter dc tucht in 
 een beschaafd huisgezin noodig, hem niet bevicl, was 
 hij weggeloopen en met eenigen van zijn volk naar 
 een afgelegen gedeelte van de kust verhuisd. Hier 
 hoorde hij over het verraad spreken en was er zoo 
 van ontsteld, dat hij heimelijk naar Godhaab terug- 
 keerde en alles aan den zendeling openbaarde. Egede 
 stelde dadelijk eene wacht aan om de kolonie dag en 
 nacht te bewaken, en nam alle mogelijke maatregelen 
 van voorzorg, tot dat de teriigkomst van den hau- 
 delsagent uit het Noorden hem gedeeltelijk van zijn 
 angst bevrijdde, Niet weiuig evenw^l verkeerde hij in 
 onrust door het langgerekte uitblijven van den com- 
 pagnon des agents, doch ook deze kwam veilig teriig, 
 uadat hij buitengewoon lang was ojigehouden en her- 
 haaldelijk door bevriende inboorlingen gewaarschuwd , 
 om toch geen handel te drijven met hunne landgenoo- 
 ten op sommige plaatsen in het Zuiden. Daar de An- 
 gekok de Europeers op hunne lioede vond, zag hij 
 zich genoodzaakt voor het oogenblik ten minste , van 
 
 
 .J0t 
 
63 
 
 \; ziju 
 Ite eene 
 sleclits 
 blijven. 
 , indien 
 jongen 
 eden in 
 uclit in 
 iel, was 
 Dlk naar 
 d. Hier 
 3 er zoo 
 b terug- 
 ;. Egede 
 e dag en 
 itregelen 
 ien hau- 
 van ziju 
 de hij in 
 Ien com- 
 lig teriig, 
 
 en her- 
 Tschuwd , 
 ndgeuoo- 
 ,r de An- 
 
 zag hij 
 iste , van 
 
 de voorgenomen wraakoefening af te zien; en toen 
 hij later door den handelsagent gevangeu genomen 
 werd, veroorzaakte dit bij zijn' aanhang wezenlijke 
 vrees. Hij werd alleen met gevangenis gestraft en na- 
 dat hij zich onderworpen had, werd hij onder belofte 
 van zich in het vervolg beter te zullen gedragen in 
 vrijbeid gestehl. Naauwelijks ecliter waren deze bezwa- 
 ren uit den Aveg geruimd, of de kolonisten hadden 
 moeijelijkheden van een' anderen aard. De gewone 
 jaarlijksche toevoer van levensmiddelen was nog niet 
 uit Noorwegen aangekomcn, hoewel het jaargetijdc 
 reeds ver gevorderd was. Terwijl de wachters van dag 
 tot dag in groote spanning uitzagen naar het schip 
 met proviand, werden zij verontrust door de ontdek- 
 king van een wrak, dat omringd van veel ijs naar de 
 kust dreef. Daar Egede vreesde dat dit het met pro- 
 viand geladen schip kon zijn, en dat waarscbijnlijk 
 geen ander dit jaar zoude aankomen, begaf hij zich 
 lionderd mijlen Noordwaarts, naar de plaats waar de 
 HoUandsche walvischvangers bijeen kwaraen, in de hoop 
 om van hen leeftogt te kunnen koopen. Daar de Hol- 
 landers bestemd waren naar de Amerikaansche kust, 
 en het vooruitzigt hadden van verscheidene weken op 
 zee te zullen blijven, durfden zij niet meer dan een 
 klein gedeelte van hun^ voorraad afstaan. 
 
 De kolonisten leden gedurende een korten tijd bijna 
 hongersnood ; acht personen moesten zich vergenoegen 
 
If f 
 
 c i t 
 
 
 
 III 
 
 ■it 
 
 iii 
 
 ^'^ 
 
 64. 
 
 met het deel aiiders voor een bestemd. Zij trachtteu 
 van de Groenlanders zeelionden te bekomcn, orn deze 
 met liaverraecl te kooken; maar met liunne gewone 
 inhaliglieid trachtten de inboorlingen voordeel te trek- 
 ken uit hun' benarden toestand, en weigerden liun 
 iets te verkoopen. Gelukkig duurde de schaarschte niet 
 lang. Zeer laat in het najaar landde een schip met 
 een ruimen voorraad aan boord ; — • de kapitein deelde 
 hun mede, dat een vroeger afgezonden schip veron- 
 gelukt was en dat hij zelf zeer lang door het ijs was 
 opgehouden , zoodat hij eerst in het volgende voorj^iar 
 het zoude wagen om naai- Noorwegen terug te keeren. 
 Door al die teleurstellingen en verliezen werden, zoo 
 als Egede wel voorzien had, de Bergsche kooplieden 
 deze onderneming moede. De schepen welke in den 
 zomer van 1727 aankwamen, bragten het berigt mede 
 dat de vereenigiiig afgezien had van den handel op 
 Groenland, maar zij bragten tevens de bemoedigende 
 tijding mede dat de koning besloten had, de zending 
 te oudersteunen niettegenstaandc de zaken voor het 
 tegenwoordige weinig beloofden. Hij had daarom eene 
 commissie gezonden, belast om met den handelsagent 
 te raadplegen over de beste maatregelen ter bevorde- 
 ring van den handel in de kolonie. Door deze schik- 
 king zag Egede zich gelukkig ontslagen v?n die las- 
 tige wereldsche bemoeijenissen, welke een zoo groot deel 
 van zijn tijd hadden ingenomen ; maar hij werd helaas 
 
65 
 
 achtteu 
 )rn cleze 
 gewonc 
 te trek- 
 ien liun 
 hte niet 
 hip met 
 [1 decide 
 > veron- 
 b ijs was 
 voorjaar 
 ! keeren. 
 en , zoo 
 loplieden 
 5 in den 
 igt mede 
 mdel op 
 edigende 
 
 zending 
 voor liet 
 rom eene 
 delsagent 
 bevorde- 
 zc scliik- 
 
 die las- 
 jroot deel 
 rd lielaas 
 
 te gelijkertijd beroofd van de liulp van zijnen ambt- 
 genoot Top, die gedurende zijn vierjarig verblijf in liet 
 land met voorbeeldeloozen ijver gearbeid had. Thans 
 was zijne gezondheid zoo verzwakt, dat hij zich ge- 
 noodzaakt zag een minder streng khmaat op te zoeken. 
 Egede van andere hulp verstoken zijnde, gebruikte nu 
 meer zijn zoon Paul, omstreeks 18 jaren oud, die zelf 
 den wensch koesterde om te eeniger tijd zendeling te 
 worden. Zijn vader zag met genoegen dat hij de ge- 
 negenheid der inboorlingen geheel gewonnen had, en 
 door zijne vroegtijdige oekendheid met hunne taal, in 
 staat was door gesprekken en onderwijs zich nuttig 
 en aangenaam bij hen te maken. Maar het was den 
 zendeling nog steeds een grief te bemerken dat ofschoon 
 een deel der menschen eene zekere mate van schrift- 
 kennis bezat, en deze door hunne gedurige reizen en 
 verhuizingen vrij wel langs de kust verspreid was, die 
 kennis meer eene historischc, was, welke geen invlocd 
 oefende op hun gedrag of hunne gevoelcus. Van al 
 de volwassenen, aan wie het Evangelic gedurende die 
 zeven jaren was verkondigd , scheen maar een man 
 werkelijk er aan te gelooven ; deze was Pock , wiens 
 bezoek te Kopenhagen vroeger vermeld werd. In 1728 
 doopte Egede hem en zijne vrouw. Onder de jeugdi- 
 gen van jaren had hij vrucliten opgeinerkt die meer 
 beloofden , daar verscheidenen onder hen door zijne 
 vriendelijkheid gedrongen werden om geregeld zijn on- 
 
 5 
 
I 
 
 i I 
 
 i 
 
 
 ■II 
 
 1- 
 
 1 
 
 M'i 
 
 j) 
 
 : I 
 
 ;,i! 
 
 :l 
 
 :i 
 
 ill 
 
 m 
 
 i 
 
 66 
 
 derwijs bij te woiicii; van sommigen zelfs mogt liij 
 vcrtrouweii tlat de waarlieid iu hunnc liarten iiigang 
 gcvondcn had. Voor liet tegenwoordige was het echter 
 nog steeds de zaaitijd; tcr naauwernood kon hij liier 
 en daar eenigc teederc kiemen hemerken ; maar liij bc- 
 daclit dat het mccrmalen ,/een ander is die zaait, en 
 een ander die maait/^ 
 
 Koning Frederik had de bclangcn van Greenland 
 met bijzonderen ijver behartigd. Hij maaktc beschik- 
 kingen niet alleen om deze zending in stand te hou- 
 den zoo als zij thaus was, maar ook om meer 
 zendelingcn op verschillende punten laugs de kust 
 te vcstigen en de kolonisatie te bevorderen ten voor- 
 dcele der beschaving van het land. Vier schepen 
 werden in 1728 van Kopcnhagen uitgezonden; zij 
 voerden twee zendelingen en een menigte kolonisten 
 mcde, bestaande in metselaars, timmerlieden en allerlei 
 soort van ambaclitsvolk ; ook herders met schapen en 
 ander vee, om deze in de beschutte valleijen, gcdu- 
 rendc de korte zomers te laten weiden en de negen 
 wintermaanden in stallen te verzorgen. Zij bragten 
 insgelijks bouwmatcrialen mede om eene vesting en 
 haven daar te stellen, met een voldoend garnizoen 
 van kanonnen en krijgsbehoeften voorzien, onder be- 
 vel van twee hoofdoiFicieron, van welke een gouverueur 
 en de ander komraandant ^oude zijn. Het scheen ech- 
 ter dat de cigenaardigheid van het land in Kopenhageu 
 
67 
 
 3gt Iiij 
 iiigaiig 
 ; echter 
 [lij liier 
 hij be- 
 ait , en 
 
 oeuland 
 ^escliik- 
 te hou- 
 a meer 
 de kust 
 3n voor- 
 
 schepen 
 len ; zij 
 alouisteu 
 n allerlei 
 lapen en 
 gcdu- 
 le negen 
 
 biagten 
 3sting en 
 ^arnizoen 
 ndcr be- 
 )uverueur 
 been ech- 
 ipenbagcn 
 
 nog wcinig bekend was, daai* dc officiercii paardcu 
 mcekregcn om over de bergen te trekkeu, het binnen- 
 land te onderzoeken, en zoo doende de voornaamste 
 nedei'zettingen op te sporen. Men meende toen zeker 
 even als honderd jaren vroeger, dat deze aan de kust 
 tegenover IJsland gelegen hadden. 
 
 De eerste zorg van den gouverneur was , de kolonie 
 Godhaab naar het vaste land te verplaatscn, ongeveer 
 10 mijlen Oostebjker en baar met de noodige wonin- 
 gen te vergrooten; maar de ongunstige uitslag der 
 vroeger in bet werk gestelde pogingen tot uitbreiding 
 der kolonie, volgde ook nu de welberaamde plannen 
 van den koning en verijdelde zijne edelmoedige voor- 
 nemens. De regering te Kopenhagen had geen zcer 
 wijze kens van landverhuizers gedaan. De bruikbaar- 
 sten van hen waren handwerkslieden en arbeiders, die 
 zich vrijwillig voor deze onderneming hadden aange- 
 meld; maar anderen waren misdadigers uit de tucht- 
 huizen genomen, die van vrouwen voorzien en over- 
 gezonden werden om het land te bebouwen. Voor beidc 
 klassen van landverhuizers was de opsluiting en het 
 werkelooze leven op het schip reeds vrij vervclend. 
 Het natte, ongezonde weder na de landing drukte 
 hunnen geest ter neder en maakte hen ontevreden en 
 mismoedig. Het saizoen was buitengewoon koud en 
 regenachtig; de ongunstige invloed daarvan op hunne 
 gezondheid werd nog vermeerderd door de ongeregelde 
 
1: 
 
 II f 
 
 |; 
 
 j 
 
 t 
 
 
 \\ 
 
 mW i 
 
 i 
 
 
 N' 
 
 
 
 
 • 
 
 •1 . 
 
 
 ^i 
 
 68 
 
 levenswijs, waaraan zij zich konden overgeven, daar in 
 dc nieuwc kolonie uog niets op vasteii voet geregeld 
 en het besiuur nog niet gevestigd was. Het gevolg 
 daarvan was dat een geest van bandelooslieid zich 
 spoedig verspreidde, welke niet alleen onder de op- 
 roerige en onwaardige leden van de gemeente, maar 
 ook onder nuttige arbeiders en ambachtslieden rond- 
 waarde. Ten gevolge van de algemeene ziekte en sterfte , 
 werd ook het vee niet behoorlijk verzorgd, zoo als 
 zulks in dit een klimaat vereischt werd ; het stierf dus 
 ook. Deze moeijelijkheden werden nog vermeerderd 
 door eene muiterij onder de soldaten. Het land, waar 
 zij zoo veel minder |Trijheid en uitspanning genoten ;, 
 als waaraan zij gewenjj waren , stond hun tegen ; daarom 
 brak er een oproer uit, hetgeen zoowel het leven 
 hunner officieren als dat der zendelingen bedreigde; 
 want zij bcschouwden dezen als de oorzaak hunner 
 ballingschap. De heerschende ziekte maakte een einde 
 aan den opstand daar zij de belhamers ten grave sleepte ; 
 eerst in het voorjaar van 1729 keerde de gezondheid 
 en de rust in de kolonie weder, maar toen had ook 
 het grootste deel der landverhuizers hun graf in de 
 sneeuw gevonden. De dood van vele nuttige, goedge- 
 zinde w^erklieden was een zware slag; wat de oproe- 
 rige en ongeregelde lieden die gestorven waren be- 
 trof, men gevoelde dat de verlenging van hun leven 
 waarschijnlijk een grooter kwaad voor de kolonie zoude 
 
69 
 
 iaar ii* 
 eregeld 
 gevolg 
 id zicli 
 de op- 
 , maar 
 1 rond- 
 sterfte , 
 zoo als 
 ierf dus 
 leerderd 
 1, waar 
 enoten , 
 daarom 
 it leven 
 ireigde ; 
 hiinner 
 in einde 
 sleepte ; 
 sondheid 
 had ook 
 af in de 
 goedge- 
 e oproe- 
 aren be- 
 un leven 
 lie zoude 
 
 geweest zijn dan de besmettelijke ziekte, die hen had 
 weggemaaid. Sommigc vrouwen, vooral die, wclke 
 zich bereid hadden getoond om te verhuizen om uit 
 de gevangenis bevrijd te worden , hadden zich zoo zeer 
 niisdragen dat zij zich de grootste verachting van de 
 inbooriingen op den hals haalden, die, welke ook 
 huune wezenlijke geaardheid mogt zijn, aan openbaar 
 wangedrag zich zelden schuldig maakten. 
 
 Zoodra de ziekte voorbij en de orde hersteld was, 
 trachtte majoor Paars met de weinige overgebleven 
 manschappen over de bergen te trekken, en door te 
 clringen naar de Oostzijde, zoo als de koning hem 
 bevolen had. De paarden waren alien dood ; maar dat 
 was minder, want de onderzoekers ontdekten weldra 
 dat het onmogelijk zou geweest zijn zulk eene streek 
 te paard te doorreizen. Het land was geheel met ijs 
 overdekt, zoo glad en ongelijk, dat zij er niet eens op 
 konden staan; overal was het gescheurd in kloven van 
 verschillende wijdte, waaruit met sterk gedruisch het 
 water voortvloeide. Later heeft een Engelsch reiziger, 
 sir Leopold M'Clintock , de meening geuit, dat men het 
 binnenste van Groenland zou kunnen bereiken door de 
 veranderingen na te gaan in de oppervlakte der glet- 
 schers, de spleten te vermijden, en de slingeriiigen 
 daartusschen te volgen. Maar op de hoogte waar ma- 
 joor Paars en zijne manschappen de bergen trachtten 
 over te trekken, scheen het onuitvoerbaar; en na eene 
 
 I^^R 
 
 m 
 
 
 'im 
 

 11 
 
 1/ 
 
 ■I 
 
 i 
 
 1 ;■ 
 
 V 
 
 1,1 
 
 lii' . 
 
 i m 
 
 ti % 
 
 
 70 
 
 afweziglicid van 11- dagcii kwanien zij , wanhopende 
 aaii de mogelijklieid, tc Godhaab terug. 
 
 Nu zij niet geslaagd waren in de pogingen om ceiie 
 gcschikte plaats aaii dc Oostzijde van liet land te vin- 
 AeUj namen do gouvcrneur en commandant nieuwe 
 maatregelen om de verlaten kolonie op bet eiland Ne- 
 pisene te berstellen en met een fort te versterken; 
 welke pogingen begunstigd werdeu door eene bemoedi- 
 
 Dk KAPl'AROKTOMSCUK IJsBEHO. 
 
 gende zending van den koning, die hun schepen met 
 timmcrbout en andere benoodigdbeden stnurde. 
 
 De zending liad bet laatsto jaar veel moeijdijkbeden 
 
rs: 
 
 71 
 
 I 
 
 If 
 
 T Jin 
 
 ontlervoiulcii. De Groenlanders wcrdeii door deii groo- 
 teii tocvloed vau Eiiropecrs verontrust en voorul had dc 
 komst van krijgsvolk vrees en acliterdoclit verwekt. 
 Toen echter velen van de nieuw aangekomcnen door 
 ziekten waren weggenomen , werden zij daardoor eenig- 
 zins gerust gesteld en schreven liet toe aan de bezwe- 
 ringen van een^ vermaarden Angekok, die hen had 
 verzekerd de vreemdelingen te kunnen uitroeijcn. Daar 
 zij evenwel beraerkten dat eenige dcr soldaten , die 
 zij het meest van alien vreesden, bleven k^ven, ver- 
 huisde het grootste gedeelte der bevolking naar Disko 
 Baaij ten Noorden van Godhaab, en stehle zich dus 
 tot groot verdriet van Egede buiteu het bereik van 
 eenig Christelijk onderwijs. Nogthans bleven vele in- 
 boorlingen op de eilanden van de Baalsrivier wonen 
 en niet weinigen geloofden in het woord dat de zen- 
 deling hun predikte, hoewel hij niet kon bespeuren 
 dat het waarachtig geloof des harten was. Hij meende 
 dat indien deze lieden wilden toelateu dat hunne jonge 
 kinderen gedoopt werden, onder voorwaarde dat de 
 ouders nit de nabijheid der zending zich niet zouden 
 verwijderen, hij en de zendelingen die zich later bij 
 hem gevoegd hadden, in staat zouden zijn oin deze 
 jonge kinderen op te voeden in de vreezc Gods, waar- 
 door wclligt de kinderen op hunne beurt behulpzaam 
 zouden zijn om de ouders tot de kennis van Christus 
 te brengcn. Hij ondcrwierp dit plan aan do gocdkcnring 
 

 ii 
 
 IM 
 
 i! 
 1 
 
 '1 
 
 1 
 
 i 
 1 
 
 i 
 i 
 
 1 
 
 1 
 
 \ 
 
 ri' 
 
 il< 
 
 ii \ 
 
 
 i 
 
 n 
 
 van liet Bestuur der zending te Kopenhagen, dat 
 er in toestemde, onder voorwaardc dat de ouders goed 
 zouden begrijpen, dat de doop aan liunne kinderen 
 werd toegediend als een zegen voor de ziel, en niet 
 als een middel ter bevordering van ligcliaraelijke ge- 
 zondheid en versterking ; ook dat zij vrijwillig moesten 
 toestemmen in den doop en in bet onder wijs in de 
 Christelijke godsdienst, zonder op eenigerlei wijze 
 daartoe overgebaa],d te worden door gescbenken of 
 uitzigt op tijdelijk voordeel. In bet jaar 1729 begon 
 Egede dit plan ten uitvoer te leggen en doopte zes- 
 tien kleine kinderen van gezinnen die op de eilanden 
 Kookorncn woonden ; de ouders waren niet alleen be- 
 reid die kinderen te laten doopen, maar verzocbten 
 tevens om zelf gedoopt te mogen worden. De zendeling 
 zou volgaarne aan dit verzoek geboor gegeven bebben , 
 indien hij eenigzins bad kunnen onderstellen dat die 
 vraag uit een opregt bart voortkwam. Yan dei. j eilan- 
 den ging bij naar andere, en spoedig bad bij eene 
 kleine kudde op verscbillende plaatsen, welke bij tel- 
 kens bezocht en leerde. De kinderen der inboorlingen 
 badden werkelijk veel vlugbeid van begrip. Zij waren 
 ongedurig, maar als bunne aandacbt eenmaal geboeid 
 werd maakten zij spoedig vorderingen. Het deed Egede 
 veel geuoegen dat sommige van zijne jonge leerlingen 
 zijne lessen goed ontbielden en deze, bunjongen leef- 
 tijd in aanmerking genomen, wel scbenen te begrijpen . 
 
 hi 
 
 :|i:,:i, \. 
 
73 
 
 Frederik Cliristiaan , dc geliefkoosdo leerling van Egcdc 
 was hem nu van veel dienst. Dikwijls werd hij zelf 
 door anderc pligteu verhinderd in liet bezoeken van 
 zijne klcinc scholieren. Bij zulke gelegenlieden zond 
 hij Frederik cm hun Ics te geven, en nu en dan ook 
 oui hun gedeelten van de Schrift voor te lezen, welke 
 hij voor de ouders had vertaald. 
 
 Gedurende den tweeden zomer na de komst van den 
 gpuverneur, had er weder eene schaarschte plaats, gelijk 
 aan die van 1726, en toe te schrijven aan dezelfde 
 oorzaak — het wegblijven van het voorraad-schip , 
 hetwelk weerhouden werd door ijs en storuien. Toen 
 het eindelijk aankwam, was het niet alleen met den 
 noodigen voorraad beladen , maar ook met allerlei soort 
 van materialen om huizen te bouwen in de valleijen 
 welke vroeger door de Noorwegers waren bewoond 
 geweest. Het was de wensch des konings om huis- 
 gezinuen van IJsland daarheen te verplaatsen. Naau- 
 welijks echter wps het schip ontladen en de gouver- 
 neur bekend geworden met des konings planneu voor 
 het welzijn van Groenland, en in het voorjaar de 
 eerste hand gelegd aan het ten uitvoer brengen dezer 
 plannen, toen alles eensklaps moest gestaakt worden 
 door den dood van Frederik IV. Zijn opvolger 
 Christiaan VI ziende dat al de reeds in het werk ge- 
 stelde proeven tot kolonisatie en haudel mislukt waren 
 en dat er weinig te hopen viel van dc pogingen om 
 
n 
 
 i;i I 
 
 m 
 
 ;j 
 
 iiiiis^ 
 
 dc iuboorlingnn tc bekccrcn, kondigdc ecu bcvclsclirift 
 af, dat do ncdci'zcttingen van Godliaab cii Ncpiseno 
 zoudc verlatcn wordcn en de kolonistcn naar him latid 
 mocsten tcrugkcercn. Ilet werd aan de kens van Egcdc 
 overgelaten, of hij in Groonland blijvcn wildc of met 
 hen terugkeeren. In geval hij bleef, dan mogt hij zoo 
 veel volk bij zich behoudcn als er wenschten tc blij- 
 ven, en levensmiddclen werdcn hem tocgezegd voor cen 
 jaar; liij werd echter gcwaarschuwd dat hij geen ver- 
 derc hulp van Dcnemarken te wachten had. Dit was 
 eene pijubjke teleurstelling voor de lang gekoestcrde 
 verwachtingen van den zendeling; want geen der ko- 
 lonisten toonde zich bereid oin te bbjven, en de ka- 
 piteins dor schcpen verklaarden dat zij geen der zce- 
 liedcn konden missen die Egede anders van wezenlijk 
 nut hadden kunnen zijn. 
 
 Hij zou dus alleen gelaten zijn om in de behoeften 
 van zijn huisgezin te voorzien, zonder andere hulp 
 dan van zijn tweeden zoon Niels, een jongeling van 
 18 of 19 jaren. Paul was in 1728 naar Kopenhagen 
 vertrokken en zette daar zijne studien voor het leeraars- 
 ambt voort. Onder deze omstandigheden scheen er 
 weinig hoop te bestaan, dat Egede zijne werkzaam- 
 heid ten beste der inboorlingen zoude kunnen voort- 
 zetten. Evenwel kon hij niet besluiten het te laten 
 varen en het ininst van alles kon hij er toe komen 
 om hot kleinc troepjc kinderen te verlaten, dat liij 
 
 II 
 
 1 El 
 
75 
 
 gctloopt en oiulcrwczGii had. Gclukkig was cr gccii 
 plaats gciiocg in dc schcpcn om al het go(Hl medc te 
 iicmcii dat aan dc inwoners dcr beidc nedcrzettingcu 
 buhoorde, en het was waarschijnlijk dat alles wat zij 
 achterlioten , zelfs hunue woningcn, een prooi der 
 Groenlauders of van vreerade kooplicden zoudo worden, 
 zoodra de schcpen zoudcn vertrokkcn zijn; het was 
 (laarom dat Egcdc van de kapiteins verkrceg dat tien 
 mati'ozen tot hunne be waking achterbleven. Hij trachttc 
 met behulp van zijn zoon Niels den handel met de 
 inboorlingen voort te zetten, opdat het gouvernement 
 cenigc vergoeding mogt ontvangen voor de onkostcn 
 van het in het volgendc jaar naar Groenland te zen- 
 don scliip. Zijnc beidc coUega's vcrtrokken nu met het 
 ovcrschot van lict volk en zes Grocnlandcrs naar 
 Koponhagcn. 
 
 Kort nadat zij uitgezeild waren en voor dat Egedc 
 zorg kon dragen voor dc woningen en den voorraad 
 (lie te Nepisene was achtergebleven , kwamea cr Hol- 
 landers of andere vreemde kooplieden, die de plaats 
 vcrlatcn ziende, door handelsnaijver gedrongen, allcs 
 in brand stakcn. Dit was slecht: maar een crnstiger 
 reden tot droefheid en teleurstelling gaf het gedrag der 
 ouders, wclker kinderen gedoopt waren. Zij gedachten 
 niet meer aan hunne beloften om te Godhaab te blij- 
 veu, maar zij gaven dat jaar toe aan hunne zucht tot 
 rondzwcrvcn, hctgeen een bepaaldc trek in hun ka- 
 
■IHtlll M ,-|l i-iii 
 
 ■■mH 
 
 5 -Lli .: 
 
 76 
 
 i %i 
 
 >i 
 
 rakter is en verliuisden uaar afgelegen plaatsen aan 
 cle kust. Sedert eenigen tijd had Egede al buitenge- 
 wo jn veel moeite geliad om de kiuderen tot het onderwijs 
 bij el^'.ander te krijgeii • de ouders verborgen hen meer- 
 malen, en weigerdeu hen naar den zendeling te laten 
 gaan, onder voorwendsel dat het zijn doel was de kin- 
 deren van hen weg te nerren; maar eigenlijk vrees- 
 den zij dat ze to veel gehecht zouden worden aan 
 Europeesche denkbeelden en dat zij ouder wordende, 
 zich nooit zouden willen onderwerpen aan de Groen- 
 landsche gewoonten. De moeijelijkheden ;, het verdriet 
 en de zorgeu welke Egede sedert zij ne komstin Groen- 
 land had doorgestaan, hadden zijne ligchaamskrachten 
 grootelijks uitgeput. Zijne wakkerheid van geest zoude 
 hem ook wel hebben kunnen begeven; maar hij be- 
 zat eene rijke bron van opwekking en versterking in 
 het liefdevolle medegevoel zijner familie en bovenal in 
 den Chnstelijken moed en hoop zijner echtgeioot. Deze 
 waariijk voortreffelijke vrouw had veel doorgestaan ge- 
 durendc haar verblijf in Groenland ; zij had zich moeten 
 onderwerpen aan veel ontberini,^ en nu en dan aan 
 veel werkelijk lijden; maar zij had er nooit over ge- 
 klaagd, nooit zich ontmoedigd getoond of het gemis 
 van vroegere genietingen betreurd. Hoezeer haar man 
 ook bezwaard mogt zijn over de menigvuldige moeije- 
 lijkheden die hem in den weg stonden, en die aan zijne 
 pogingen voor het ge'3stelijk wclzijn van de inlanders, 
 
77 
 
 afbreuk deden, werden zijne lasten dragelijk gemaakt 
 door haar levendig medegevoel en hare volhardende 
 geestkracht. //Onze God ricp ons hier keen, ver van 
 ons land en onze vaderlijke woning; Hij zal ons nooit 
 begeven," dat was de overtuiging die al liare vrees 
 en bekommernis verzachtte. Door hare vindingrijke 
 teederlieid en wakende zorg gevoeiden hare kinderen 
 zich in hunne met ijs omringde Groenlandsche wo- 
 ning zeer gelukkig; Europeanen en inboorhngen en 
 alien die onder haar bereik waren, deelden in hare 
 welwillende zorgen. 
 
 JNiels Egede was zijnen vader in dien tijd zeer tot 
 steun; zoowel oin den noodigen handel te drijven met 
 de Groenlanders", als om de inboorlingen te onderwij- 
 zen, welke hij op zijne handelstogten ontmoette. Door 
 zijue pogingen en die der matrozen , welke in het land 
 gebleven waren en die genoegen namen om onder zijne 
 bevelen te staan, werden dit jaar een grootere lading olie 
 en walvischspek bczorgd, dan in denig vorig jaar, 
 toen er zoo vele menschen mede bezig en zoo veel 
 kosten mede gemoeid waren. Niels en zijn volk zou- 
 den nog voorspoediger geweest zijn, zoo zij niet twee 
 van hunne grootste booten in een storm verloren had- 
 den, juist in den druksten tijd van den handel. 
 
 Middelcrwijl was de nieuwc koning Christiaan VI, 
 hoewel hij geen verdere liulp aan de zending beloofd 
 had , tot het besluit gekomen , dat de volhardende en 
 
 W\ 
 
TP- 
 
 %£tT"\twmr~\ •• 
 
 f!! 
 
 i'li 
 
 m 
 
 '?!i 
 t 
 
 :/ 
 
 f 
 
 15 
 
 Ll! 
 
 I' 
 
 78 
 
 moedige pogiiigen van Egede cciiige ondersleuniug 
 verdienden. Hij zcud hem in 1732 nog voor cen jaar 
 langer de noodige hulpmiddelen , en toen die tijd 
 verstreken was en hij in groote onzekerheid verkeerde 
 voor het vervolg, werd hij zeer verheugd door de aan- 
 komst van een schip, hetwelk de blijde tijding mede 
 bragt , dat de koning van plan was , de Groenlandsche 
 zending op nieuw te hulp te komen en haar te onder- 
 houden. Met dat schip kwamcn ook twee jonge Duitsche 
 zendelingen van de Moravische broeders, door eenen 
 ouderen vergezeld, met het doel om aan het bouwen 
 eener woning hem te helpen , terwijl zij verder voor zich 
 zelve zouden zorgen. Zij hadden verlof van den koning 
 bekomen om in Groenland te arbeiden, en bragten 
 een eigenhandigen brief van Z. M. mede, waarin hij 
 hen aan Egede aanbeval. Ook zonder dit bewijs van 
 de koninklijke gunst, zoude de oude zendeling hen 
 welkom geheeten hebben, omdat zij zooveel belang 
 stelden in het welzijn der inboorlingen. Hij ontving 
 hen met hartelijke welwillendheid en was hun op alle 
 mogelijke wijze behulpzaam in het aanleeren der taal ; 
 ook trachtte hij met zijne echtgenoote hun alle ge- 
 makken en aangenaamheden te bezorgen. 
 
 Deze zendelingen Frederik Bohnisch en Mattheus 
 Stach waren bestemd om cen belangrijk aandeel to 
 nemen aan de Evangelisatie op Groenland. Een verhaal 
 VfiYi hunne werkznamheden en den voorspoed waarmeue 
 
79 
 
 zij belooiid wiii'dcn, zal in de aantcekeuingen van 
 Mattlieus Stach meegedeeld worden. Evenwel was het 
 cerste jaar van bun verblijf in het land gekenmerkt 
 door een donkerder en zwarter wolk dan ooit te voren 
 nog over Groenland gehangen had. Yan de zes in- 
 boorlingen welke in 1731 naar Denemarken waren 
 overgebragt, waren er slechts twe':- blijven ieven, en 
 op deze zelfs scheen de verandering van kliraaat en 
 levenswijs zoo uadeelig te w^rken, dat ze naar bun 
 land werden teruggezonden met een van de s^hepen, 
 die in den zomer van ]733 van Kopenbugen naar 
 Groenland vertrokken. Een van ben stierf onderweg; 
 de andere kreeg zijne gezondheid en krachten terug 
 en landde te Godbaab oogenscbijnlijk in volmaakten 
 welstand. Dadelijk begaf bij zicb op weg om zijne 
 vrienden en familie te bezoeken, die op verschillende 
 eilanden en langs de kust verspreid waren. Men boorde 
 niets meer van hem, tot dat bij na twee of drie we- 
 ken stervende naar Godbaab teruggebragt werd, Egede 
 zag dadelijk dat bij door de pokken aangetast was en 
 zond aanstonds boden naar al de plaatsen in de buurt 
 van Godbaab, om de inwoners te waarschuwen dat zij 
 niet in •^'^t bereik der besmetting moestcn komen; en 
 zoo zij ongelukkig reeds besme^ waren dat zij dan liunne 
 woningen niet moesten vcrlaten. Alle waarschuwingen 
 bleken ecbter te vergeefs te zijn, De arme jougen bad 
 de ziektc onbewust aan vcrscbeidcne meiiscben over- 
 
Trv 
 
 Hi 
 
 f 
 
 t 
 
 , 1 : 
 
 'It 
 
 i ' 
 
 ; If 
 
 1 
 
 i'!! 
 
 , 
 
 1 1 :ll 
 
 ' 
 
 
 
 1 M 
 
 80 
 
 gebragt; de inboorlingen liadden de pokken vroeger 
 iiooit gezien en konden in den beginne niet gelooven 
 dat men bijzondere voorbehoedmiddelen moest gebrui- 
 ken om de ziekte niet te verspreiden. Zij werd spoedig 
 van den meest kwaadaardigen aard; de meeste inboor- 
 lingen van dat gedeelte des lands werden aangetast 
 en weinige van de kranken herstelden. De eerste die 
 stierf was Erederik Christiaan, tot groote droefheid van 
 Egede, die hem sedert 9 jaren onderwezen had en 
 
 fill ■ ""' 
 
 ,,F.GEDJ,'S VROVW DK ZTKKKN IN UWV. UVTS VERPLKGENDE.' 
 
 VW4j»^' ;^-*:'- 
 
81 
 
 over hem waakte met vadcrlijkc bezorgdhcicl. Maar 
 van dezen zijn geestelijken zoon mogt hij vertrouweu, 
 dat hij in Christus ontslapou was. Dat licht der hope 
 bescheen helaas geenszins zoovele andere droevige too- 
 neelen van welke hij dagelijks getuigc was. Het was 
 te vergeefs dat hij , zijn zoon Niels en de Duitsche zcnde- 
 lingen aanhoudend rondgingen , die middelen toedienden 
 welke in hunne magt waren om bet leed te verzach- 
 ten, en de menschen verzochten om toch na te laten 
 wat hun nadeelig konde zijn. De ongclukkigc schepsels 
 waren voor geene overreding vatbaar. Ongeduldig door 
 de ondragelijke pijn, hitte en dorst kon men hen niet 
 weerhouden van gedurig ijswater te drinken. Egede 
 meende daaraan te moeten toeschrijven dat ze zelden 
 den derden dag overleefden. Sommigen doorstaken zich 
 zelve of wicrpen zich in de zee om spocdiger cen 
 einde te maken aan hun lijden. 
 
 Terwijl Egede en zijne medgczellcn de menschen in 
 humie woningen bezocliten , rigtte de vrouw van Egede 
 hare woning tot een hospitaal in en nam alien op die 
 de toevlugt tot haar namen, tot dat haar huis vol 
 Avas van zieken en stervcnden , welke zij met behulp 
 der haren, dag en nacht verpleegde. Van September 
 tot Januarij stierven 500 menschen in den omtrek van 
 de • Baalsrivicr en slechts acht herstclden. Werwaarts 
 de zendelingen zich begaven, overal werden zij ont- 
 roerd door den aanblik van woningen allccn gevuld 
 
 e 
 
'I'll 
 
 i 
 1 
 
 ■i 
 
 1 
 
 ! 
 
 1 
 
 ! 
 
 
 1 . 
 
 8;^ 
 
 met de clooclc ligchamen der vroegere bewoners, eii 
 van lijken die onbegraveu op de sneeuw lageii; aaii 
 de^e bewezen zij de laatste dienst door hen te begra- 
 ven, en hen met steenen te bedekken. De Groenlan- 
 ders hechten over het algemeen veel aan het begraven 
 hunner dooden , maar in de tegenwoordige omstandig- 
 heden werd het nagehiten. Een opmerkelijk voorbeeld 
 van kalme voorzorg kwam ter oore van Egede. Op 
 een der eilauden waren de eenig overgeblevene le- 
 vende wezens een klein meisje geheel met pokken 
 overdekt en drie jongere broeders. De vader had al 
 zijne overige betrekkingen en naburen begraven. Ge- 
 voelende dat hij niet lang meer zoude leven , had hij 
 een steenen graf gereed gemaakt waarin hij zich neer- 
 legde en zijn jeugdig dochtertje verzocht hem met hui- 
 den te overdekken, nadat hij haar eerst nog medege- 
 deeld had dat hij het voedsel voor haar en hare 
 broeders nog bezorgd had, bestaande in twee doode 
 zeehonden en eenige gedroogde haringen, waarvan zij 
 zouden kunnen bestaan totdat zij de plaats konden be- 
 reiken waar de Europeanen zich bevonden. De ziektc 
 duurde tot den zomer van 1734 nadat zij zich over 
 een groot deel van het land had uitgestrekt. Meer dan 
 twee duizend menschen stierven en vele mijlen ten 
 noorden en zuiden van Godbaab was het land ont- 
 volkt. Het medelijden en de zorg welkc de lijders 
 ondervonden van Egede en zijn gezin trof sommiger 
 
 III 
 
 k'i\ ■■ 
 
83 
 
 harte. Een van lien die zicli lieftig had vcrzet tegeii 
 den zendeling en zijn onderwijs, zeide in liet oogcn- 
 blik van sterven tot hem: ,/gij zijt vriendelijker voor 
 ons geweest dan wij jegens elkauder. Gij liebt ons in 
 ziekte verpleegd, ons gevoed toen wij hongerig \va- 
 rcD en onze dooden begraven die anders ten prooi 
 zouden geweest zijn voor honden en raven. Ook hebt 
 gij ons van God en het eeuwig leven vcrhaald/' Bij 
 sommige van de kinderen welkc Egede gedoopt en 
 onderwezen had, bespeurde hij tot zijn troost een 
 geest van geduldige onderwerping en eene blijde hoop 
 op opstanding en leven. Van de oudere iuboorlingen 
 weigerden velen alle teregtwijzing en vertroosting. 
 ,/Wij hebben God om hulp aangeroepen ," zeiden sorn- 
 migen van hen //en er kwam geen hulp;^^ zij uitten 
 hunne wanhoop in wild geschreeuw en in sclieldwoorden. 
 
 De vernielendc ziekte was naauwelijks geweken toen 
 er een schip van Denemarkeu kwam aan boord heb- 
 kende drie zendelingen. Een hunner was Paul Egede. 
 Hij zoude zich in eene nieuwe kolonie neerzettcn die 
 men voornemens was te Disco Baai te vestigen. 
 
 Voor het oogenblik echter bleef liij te Godhaab om 
 zijne ouders te bemoedigen en bij te staan, daar zij 
 bijna uitgeput waren van vermoeijenis en door het 
 aanschouwen der droevige tooueelen van de laatste 
 negen maanden. Het scheen niet waarschiinlijk dat 
 Egede ooit de genoegzame krachten zou herkrijgen, 
 

 m i in I 
 
 il 
 
 II 
 
 •i! ? 
 
 i Sf 
 
 'i '■ 1 
 
 1 'sr 
 
 1'' ' 
 
 ' Ml 
 
 h ' 
 
 »5/ 
 
 
 i 'V 
 
 i 
 
 J 
 
 1 
 
 
 i "' 
 
 :f iisiiiij 
 
 84 
 
 om de moeijelijke pligten der zendiiig weder op te 
 vatten; maar men mcende dat eene verandering van 
 klimaat, altlians gedeeltelijk , zijne gezondlieid en die 
 zijner vrouw zoude herstellen. Beiden wenscliten hunne 
 twee dochters naar Europa te brengen^ om aldaar de 
 voordeelen eener Europeesclic opvoeding te gcnietcn. 
 Vdor dat echter schikkingen voor liet vcrtrek gemaakt 
 konden worden werd de vrouw van Egede door eene 
 pijnlijke slepende ziekte aangetast. Na cenige maanden 
 van lijden, welke zij even geloovig en geduldig door- 
 leefde als de voorafgaande jaren, ging zij 21 December 
 tot hare ruste in. Deze laatstc en zwaarste beproeving 
 sloeg Egede gelieel ter neder, zijne gezondlieid was 
 geknakt, hij verviel tot een ptaat van gedruktheid die 
 zijne kinderen grootelijks verontrustte. Hij zeide van 
 zicli zelven dat eene groote duisternis over hem ge- 
 komen was. Hij voekle zich schijnbaar zoo zeer van 
 God verlaten, dat hij zelfs het lezcn der Heilige 
 Schrift niet kon verdragen, noch het bijwonen der 
 godsdienstige zamenkomsten. Hij leed in stilte en nie- 
 mand wist hoc diepgaande zijne treurigheid was, tot- 
 dat een zijner kinderen hem des nachts op den toon 
 der diepste ontroering hoorde klagen, dat God hem 
 verlaten had. Zij kwamen naar hem toe met de teederste 
 liefde en verzochten zijne medearbeiders hem met ge- 
 beden en goede woorden te vertroosten. Maar zijne ziel 
 weigerde die. Na verloop van eenigeu tijd keerden deze 
 
8i 
 
 aauvullen minder dikwijls en minder licvig tcrug. Zoo 
 veel hem mogelijk was, besteedde liij nog alle zijne 
 krachten ten dienste van het volk. Voordat hij de ko- 
 lonie verlict herkreeg hij de noodige kracht om voor 
 de laatstc maal hefc evangelie liun te prediken ; hij 
 koos tot tekst Jes. 49 : 4. ,/Doch ik zeide : ik heb 
 te vergeefs gearbeid, ik heb mijne kracht onnuttelijk 
 en ijdeUijk besteed; gewisselijk miju regt is bij den 
 Heer, en mijn werkloon is bij inijnen God." Hij 
 hoopte steeds dat God zijne wegen aan dit volk be- 
 keud zoude maken; en er waren wel eenige aandui- 
 dingen, hoewel nog naauwelijks te ontdekken, dat het 
 woord dcr waarheid, hetwelk hun zoo lang gepredikt 
 was, ten minste in het gemoed van sommigen ernstig 
 nadenken had gewekt. Eenige weken te voren was een 
 vreemdeling van een afgelegen oord aan de zuidelijkc 
 kust, Egede komen bezoeken, welke door hem met 
 zijne gewone vriendelijkheid was ontvangen en wien 
 hij getracht had eenig begrip te geven van do diiigeu 
 die tot zijiien vrede dienden. De mail was opmerkzaam 
 gewordeu. Nadat hij Godhaab verlaten had, dacht hij 
 na over hetgeen bij had gehoord en was niet tevreden 
 voor dat hij meer wist. Zijne bezigheden bragten 
 hem naar de plaats waar de Moravische zendelingen 
 hunne tenten voor de visscherij hadden opgeslagen. 
 Deze meenden dat hij hen opzocht , om een deel van zijn 
 voorraad voor hunne ijzerwaren te verwisselen. Na 
 
■■<aw»siniiiii«iMM^ii<>w^ffHi rillrr 
 
 ii^ii^<muim\^mM,matimmtmm*» 
 
 I *i "!■■ ;;fcl, 
 
 86 
 
 I li 
 
 •i 1). 
 
 HI • ■ 
 
 1 ! 
 
 „KKN tNBOORLlNG UK MORAVISCHK UUOKDEUS UtZOKKKNUK. 
 
 eveuwel een poos stilzwijgcnd en in gedachten te lieb- 
 ben gezeteu verhaalde hij hun dat hij bij de //Pellesse" 
 gewcest was (de Groenlandsche uitspraak van liet 
 Deensche woord //Praest/^ Priester of leeraar) welke hem 
 verwonderlijke zaken had meegedeeld aangaande een 
 Wezen dat hemel en aarde gescliapen had en hetwelk 
 zij ,/God^' noemden. Hij vroeg hen of zij er iets van 
 wisten en zoo ja of zij er hem dan van wilden ver- 
 halen, want hij kon zich niet herinneren al wat de 
 //Pellesse*'' had gezegd en hij wenschte er meer van 
 te weten. Zij verhaalden hem de verwonderlijke go- 
 
 !l" 
 
 1 1 ( 
 
 " I.: 
 
87 
 
 schiedenis der schepping van den eersten mcnscli in 
 volkomen reinheid en volmauktheid, hoe hij toen de 
 gelukkige heerscher was over de wercld, waar alle 
 dingen ,/zeer goed waren;'' van zijn val die hem ge- 
 bragt had tot den staat van zonde en veroordeeling; van 
 de mogelijkheid zijncr verlossing door de verzoening van 
 den, van God gezonden Zaligmakcr. De vreemdeling 
 luisterde zeer aandachtig, bleef hct verdere deel van 
 den dag bij hen , was een stil en eerbicdig getuige van 
 hunne avondgodsdieust en sliep den geheelen nacht in 
 hunne tent. Het nadenkende, eerbiedig gedrag van do- 
 zen man, zoo verschillend van dat zijner landgenooten 
 over het algemeen , deed de zendelingen hopen dat hij 
 niet ver was van het koningrijk Gods. 
 
 In het begin van Augustus 1736, juist vijftien jarcn 
 nadat Egede zijne eerste Groenlandsche woning was 
 binnen getreden, verliet hij met zijne dochters en 
 Niels het land, waar hij zoo veel moeite en zorg had 
 ondervonden. De stormen welke hij op zijn heenrcis 
 had doorgestaan , waren nu nog veel erger ; het schip 
 ontkwam ter naauwernood aan het lot van dertig an- 
 dere*, die in een uur tijds op de kust van Noorwegcn 
 geheel vernield werden. Deze gevaren te boven zijnde, 
 kwamen zij den 24^^^" September veilig te Kopenhagen 
 aan. Egede werd met veel achting en belangstelling 
 outvangen door de vrome leden der kerk en door den 
 koning zclf, die met hem beraadslaagde over de beste 
 
IMAGE EVALUATION 
 TEST TARGET (MT-3) 
 
 1.0 
 
 I.I 
 
 IIM IIIIIZ5 
 
 ilM 111112.2 
 
 IIM 
 
 40 
 
 2.0 
 
 1.8 
 
 
 1.25 
 
 1.4 
 
 : 1 
 
 1.6 
 
 
 -• 6" 
 
 
 ► 
 
 VQ 
 
 <? 
 
 /a 
 
 %> 
 
 e). 
 
 e: 
 
 .^^' 
 
 
 
 o 
 
 A 
 
 
 / 
 
 '^/A 
 
 7 
 
 /A 
 
 Photographic 
 
 Sciences 
 Corporation 
 
 
 
 23 WEST M.4IN STREET 
 
 WEBSTER, N.Y. 14580 
 
 (716) 872-4503 
 

 Q>, 
 
Mrr^ 
 
 I "1 
 
 88 
 
 wijze om het geestelijk welzijn der Groenlanders te 
 bevorderen. Tot het ten uitvoer brengeu dier plannen 
 werd hij weldra in staat gesteld. Zij benoemdeu hem 
 als superintendent over de Groenlandsche zending, en 
 magtigden hem tot het oprigten van een seminarie, 
 ter vorming van studenten en ouderlooze jongelingen, 
 ten einde in het vervolg nit deze zendelingen en leer- 
 meesters te kiezen. Zij zouden in de Groenlandsche taal 
 onderwezen worden en die in andere kundigheden welke 
 hun in de dienst van dat land te pas zouden kunnen 
 komen. In het Deensche klimaat kreeg Egcde grooten- 
 deels zijne vroegere gezondheid terug en mogt nog vele 
 jaren nuttig werkzaam zijn. lang voor zijn dood nog 
 werden de velden, die hij zoo woest gezien had, wit 
 om te oogsten en zijn eigen geliefde zoons waren niet 
 de minst werkzame en nuttige arbeiders. Kort v6or 
 dat zijn vader Groenland verlaten had , was Paul Egede 
 naar den nieuw begonnen post te Disco Baai vertrok- 
 ken. Gedurende eenige jaren arbeidde hij met volhar- 
 ding op die plaats en werd zeer geacht door de in. 
 boorlingen. Naderhand volgde hij zijnen vader op aan 
 het seminarie te Kopenhagen ; hij hield zich bezig met 
 het vervaardigen van verscheidene werken ten dienste 
 der studenten en z?ndelingen en met het vertalen van 
 gedeelten der Schrift. Vddr dat hij Groenland verliet, 
 had hij reeds eenige der boeken van Mozes vertaald; 
 maar werd genoodzaakt het werk te staken door de 
 
 \\ <[ 
 
89 
 
 ;/ 
 
 PAUL EGEDE. 
 
 bedenkingen van eeiiige christen-geworden inboorlin- 
 gen, die hem daarbij behulpzaam waren en die meenden 
 dat hunne landslieden een sleclit gebruik zouden maken 
 van eenige daadzaken in de lieilige boeken verhaald; 
 b. v. den moord van Abel door zijn broeder Kain; 
 het bedrog waaraan Jacob zicli scliuldig niaakte tegen- 
 over zijnen vader, en meerdere voorbeelden van men- 
 sclielijke zwakheid en zonden , welke het leven der 
 aartsvaders bezoedelden. Dat deze waardige menschen 
 die pas uit de heidensche duisternis bekeerd waren, 
 zulke vrees koesterden is zeer natuurlijk; maar het 
 komt ons vreemd voor dat Paul Egede zoo veel daaraan 
 
 * ■ vf 
 
 ii 
 
90 
 
 ;i> 
 
 M 
 
 :r:i,\m 
 
 hechtte dat hij aan de inlanders de door hem gemaakte 
 vertaling onthield. Wij zouden verondorstellen, dat hij 
 die van kinds af de Schriften kende, geen vrees had 
 moeten koesteren dat de studie van eenig Bijbelboek 
 de zonde verschoonlijk of wenschelijk zou kunnen 
 maken. Hij legde echter de vertaling van het Oude- 
 testament ter zijde, en begon aan het Nieuwe , dat 
 geeindigd en uitgegeven werd na zijne terugkomst in 
 Denemarken. 
 
 Niels Egede bleef tot in gevorderden leeftijd ter 
 zee varen en handel drijven, bezigheden waaraan hij 
 van zijn jeugd af gewoon was geweest; hij vereeuigde 
 echter daarmede de meest ijverige zorg voor het gods- 
 dienstig onderwijs der inboorlingen , zoodat hij en ook 
 zijne eigene landsliedeu hem beschouwden als lecr- 
 meester en godsdienstonderwijzer en tevens als koop- 
 man en matroos. Een der eerste zendelingen welke 
 Egede het geluk had uit te zenden was Drachart, een 
 man van een^ opmerkelijk vromen en Hefdevollen zin. 
 Hij was voor Godhaab bestemd en kwam daar aan in 
 1739, omstreeks een jaar nadat het werk Gods aldaar 
 begonnen was en sedert langzaam werd uitgebreid; 
 zoodat eene menigte Groeulanders uit de duisteruis 
 tot het licht werden overgebragt. Drachart (welken de 
 inboorlingen ,/Pelissingoak /' den kleinen prediker 
 noemden , om hem te ouderscheiden van een die grooter 
 was) was zeer bemind, zoowel bij de Groenlanders als 
 
91 
 
 bij de Earopeauen; zijue prediking had eeu weldadigeu 
 invloed op de handelaars en zeelieden , die in de dienst 
 van de kolonie sionden. Yelen, die toen zij pas iu 
 Greenland kwamen, weinig meer van den Verlosser, 
 wiens naam zij droegen, wisten, dan de heidenen zelve, 
 werden tot het ware Christendom bekeerd , daar God 
 zijn onderwijs zegende. Hunne verandering van gedrag 
 had een' gelukkigen invloed op de inboorlingen die 
 nog niet verlicht waren. Zij bemerkten nu dat er iets 
 iu de godsdienst was, die hun werd gepredikt , 't welk 
 dieper ging dan het uitwendig hooren en toestemmen, 
 zoo als dat tot dus ver slechts bij hen plaats had. 
 Eeii klein verhaal uit de zendingswerkzaamheden van 
 Drachart, in het derdc jaar nd zijne komst in Green- 
 land, vinde hier eene plaats. Onder de aannemelingen 
 die tot den doop werden voorbereid , waren twee jonge 
 vrouwen, wier vader toen hij vernam dat zij zouden 
 gedoopt worden , zich tot den zendeling begaf en vroeg 
 of hij ook niet gedoopt mogt worden? „Het is waar," 
 zeide hij , //ik kan maar weinig zeggen , en zeer waar- 
 schijnlijk zal ik nooit zooveel leeren als mijne kinde- 
 ren, want gij kunt zien dat mijn haar zeer grijs is 
 en dat ik een oud man ben , maar ik geloof met ge- 
 heel mijn hart in Jezus Christus en, dat al wat gij 
 van hem zegt, waar is. Zulk een aandoenlijk verzoek 
 kon niet afgewezen worden, hoewel de oude man de 
 lessen van het godsdieust-onderwijs niet kon onthouden , 
 
 \:'4 
 
 ;.l;,: 
 
! 
 
 a >i 
 
 ill, 
 
 ■I 
 
 i 
 
 Ml 
 
 I ili; 
 
 4!' 
 
 ;: is: 
 
 ■" IS • 
 
 ■ n 
 
 
 92 
 
 zoo als de joiigere menschen. Hij was diep getroffen 
 en de tranen rolden hem over de waiigen, terwijl de 
 doop aaii hem en zijne kinderen werd bediend. 
 
 Somtijds werden de inboorlingen , die bij hunne 
 gewone omzwervingen Godhaab bezochten en het spoe- 
 dig weder verlieten, aldaar in jaren niet terug gezien. 
 Toch merkte men op dat eenigen iets bijbieef van 
 hetgeen hun geleerd was en dat deze niettegenstaande 
 den kwaden invloed van de hen omringende familie- 
 betrekkingen en naburen, een ander leven leidden als 
 de heidenen en op eene andere wijze de eeuwigheid 
 ingingen. Eenige jaren nadat Drachart Groenland had 
 verlateu om een ander arbeidsveld te gaan bearbeiden, 
 reisde een zendeling in een afgelegen gedeelte van het 
 land, en kwam in eene hut waar hij slechts een' zie- 
 ken man met zijne vrouw en twee kinderen aantrof. 
 De zendeling vroeg een en ander aan de arme vrouw 
 over de ziekte van haren man en kreeg tot antwoord : 
 //mijn man was gewoon zijn vertrouwen op de Ange- 
 koks te stellen, maar nu bekommert hij zich niet 
 meer om hem. Wanneer hij groote smarten lijdt, 
 zegt hij : ,/ach bid toch den Zaligmaker voor mij , ik 
 helaas kan naauwelijks bidden, ik ben zeer onwetend. 
 Eens hoorde ik iets van „Pe\issingoak" te Godliaab, 
 maar waar is het gebleven! ik heb het vergeten." Dit 
 zeggende weerde hij bitterlijk. Volgaarne bemoedigde 
 en vertroostte de zendeling deze arme lieden, bad met 
 
 I nil 
 
93 
 
 hen en lierinnerde hun het onderwijs dat zij vroeger ge- 
 noten badden. 
 
 Koning Christiaan YI stierf in 1756 en werd op- 
 gevolgd door Erederik V welke even als zijue voor- 
 gangers de Groenlandsche zending begunstigde en be- 
 schermde. De waardige Egede had zijn ambt als su- 
 perintendent eenige jaren vddr den dood van koning 
 Christiaan neergelegd. Hij genoot vrede en eer op zijn 
 oiiden dag. Bij eene zijner dochters op het eiland 
 Falster, had hij zijn intrek genomen, en aldadr stierf 
 hij den S*^"^" November 1758 in den Heer, 73 jaren 
 oud. 
 
 Van den tijd af dat Egede de zending in Groenland 
 poogde te stichten hebben de Denen het land nooit 
 geheel nit het oog verloren , hoewel , zoo als het voor- 
 gaande verhaal aautoont, de mislukking der eerste 
 proefnemingen van kolonisatie hen bewoog om die in- 
 rigtingen eene poos te laten varen. Groenland is nu 
 sedert lang eene Deensche kolonie ; omstreeks duizend 
 Denen bewonen de kust op verschillende punten, ten 
 einde handel te drijven met het raoederland , welke 
 voornamelijk bestaat in ruilhandel van olie, vellen van 
 zeehonden en rendieren tegen Europeesche artikelen. 
 
 De Groenlanders of Esquimoo's (zoo als ze nu ge- 
 noemd worden) zijn niet aan de Deensche staatswetten 
 onderworpen , maar ze zijn zeer aan dc Denen gehecht 
 en staan geheel onder hun' invloed. Een leeraar, 
 
 
 
 ■^. V 
 
 r:^ 
 
 m- 
 
 
 
 r 
 
 
 s 
 
 r*;- - 
 
 1 
 
 
 
 
 T 
 
 1 . 
 
 H- 
 
 , 
 
 4 
 
 J 
 
 
 
 t 
 
 ¥^ 
 
 ; 
 
 h' ■"■ 
 
 ■ 
 - \ 
 
Hlji' 
 
 m 
 
 I 
 
 ii 
 
 iM 
 
 ! 
 
 ■(II 
 
 
 ■w 
 
 m 
 
 I 
 
 i 
 
 lllHi' 
 
 94 
 
 doktor en schoolmeester die om iiiet onderwijs geven 
 en liulp aan de inboorlingen betoonen, zijn in ieder 
 distrikt geplaatst en worden door liet gouvernpraent 
 betaald, Al de ingezetenen van West-Groenland zijn 
 Christcnen geworden , en velen kunnen lezen en 
 schrijven. 
 
 ;m^^^<^^^ 
 
 -1- 
 
 "ii 
 
 
MATTHEUS STACH, EN ZIJNE MEDGEZELLEN. 
 
 DE STICHTERS DER MORAVISCHE ZENDINGSPOSTEN 
 IN GROENLAND EN LABRADOR. 
 
 in het begin der 18*^° eeuw waren er nog eenige 
 nakomelingen van de gemeente der Broederen in Mo- 
 ravie overgebleven , en onder deze de ouders van de 
 zendingbroeders, wier arbeid het hoofdonderwerp van 
 de volgende bladzijden uitmaakt. Door hunnen nede- 
 rigen stand en hunne armoede eenigzins tegen ver- 
 volging gewaarborgd, waren zij nu en dan echter 
 blootgesteld aan strafbepalingen , die meer of minder 
 hard werden toegepast, al naar mate de gezindheid 
 van den regerenden keizer of de politieke toestand 
 der tijden zulks medebragten. Sedert lang was de uit- 
 oefening hunner openbare godsdienst verboden; ook 
 was het voor hen gevaarlijk als het ontdekt werd dat 
 zij andere bijbels bezaten dan de Eoomsch-Katholieke 
 vertaling, of wel hunne eigene Liturgie en andere 
 godsdienstige werken. De voorvaders van Mattheus 
 Sfcach en van zijnc broederen hadden alien voor hun 
 
 I , 
 

 . 
 
 1 i 
 
 
 :; ' 
 
 
 1 
 
 i^rii#. !?: 1 
 
 ^ 
 
 
 
 96 
 
 geloof, verbanuiiig, gevangenis of marteling, ja zelfs 
 den dood ondergaan. Zij beweerdcn liun geloof, hoe- 
 wel niet altijd even zuiver, bevvaard te hebben sedert 
 den tijd dat liun lict Evangelie was verkondigd ge- 
 worden door zendelingen van de Grieksclie kcrk, in 
 bet begin der 0^" eeuw. Nu echterliepen velen, vooral 
 onder de jongelieden , gevaar hun geloof te verzaken 
 van wege de geheimhouding en bet verzwijgen hun- 
 ner godsdienstige overtuiging, waartoe de vervolging 
 hen noodzaakte. Om dit te verhoeden bcgonnen eenige 
 ijverige mannen als zendelingen onder bunne Broede- 
 ren te arbeiden ; zij reisden been en weder in de stre- 
 ken waar deze voornamelijk woonden, spoorden ben 
 aan niet af te wijken van bet geloof voor 't welk 
 bunne vaderen zoo zwaar badden geleden, en trachtten 
 bovenal meer ernst en godsvruebt in ben op te wek- 
 ken. Hun werk bleef dan ook niet zonder vrucbt. Na 
 verloop van weinige jaren openbaarde zicb eene kracb- 
 tige godsdienstige beweging onder de Moravisebe 
 broeders. Maar de barde kastijding aan welke zij altijd 
 blootstonden en die in dezen tijd op eenigen van ben 
 zwaar drukte, deed menigeen met verlangen uitzien 
 naar eene scbuilplaats waar zij God in vrede konden 
 dienen en waar zij de kerkelijke tuclit, zoowel als de 
 gebruikcn bunner vaderen op nieuw uitoefenen konden. 
 Toen zij nu hoorden dat er groote vrijbeid van ge- 
 weten in Saksen en Silesie toegestaan werd, zocbten 
 
y? 
 
 Veleii ceiie toevlugt in deze lauden. Ecu kleiii gezcl- 
 scliap, dat in 1722 verhuisde, werd in de Lausits (eene 
 landstreek gelegen tusschen beide bovcngenoemde Ian- 
 den) vriendelijk ontvangen, en de graaf van Zinzen- 
 dorf, Hear van Bertlielsdorf, injcdigde hen aan zich 
 op zijn landgoed te vestigen. Dien ten gevolge bouw- 
 den zij op eenen heuvel, den Hutberg geuaamd, con 
 dorp, dat zij Herrnbut (de hoede des Heeren) noemdeii. 
 
 K^«^^ 
 
 „HERENHUT. 
 
 De aanvoerder van dit kleine gezelschap was een bij- 
 zonder krachtig en godvreezend man, Christiaan David 
 genaamd. Toen hij voor zijn volk zulk een veilig toe- 
 
 7 
 
 I 
 
' 
 
 ;:: 
 
 :.!*. 
 
 ::|:| 
 
 ' ii ii 
 
 M 
 
 98 
 
 vlugtsoord gevondeii bad, waagde bij het meer dau 
 eens naar Moravie terug te keereii , ten einde anderen 
 aaii te nioedigen zich ook derwaarts te begeven, en 
 hen dan te geleiden; want de gestrengheid, waarmede 
 hunne ovcrheersohers de landverhuizing tegenliielden 
 maakte deze onderneming moeijelijk en gevaarlijk. Ve- 
 len van lien werden gevangen genomen eer zij de gren- 
 zen bereikten en met geeseling en gevangenis gestraft : 
 toch telde, na verloop van tien jaren, de gemeente 
 te Herrnhut zes honderd zielen, en het was orastreeks 
 dezen tijd dat de broederen hunne eerste zendings- 
 reizen ondernaraen. Eenige herinneringen, betrefFende het 
 vroegere leven van de vooruaamste Groenlandsche zen- 
 delingen , Mattheus Stach , Frederik Boehniseh en Jo- 
 hannes Beck, wenscheu vvij hier aan de geschiedenis 
 hunner zending te laien voorafgaan. 
 
 Ten tijde der groote vervolging in 1620 waren de 
 voorouders van M. Stach genoodzaakt hun geboorteland 
 te verlaten en naar Saksen te vlugten. Yerscheidene 
 jaren later, waagden eenige van hunne nakomelingen 
 het naar Moravie terug te keeren en onder dezen was 
 Christiaan Stach , de vader van Mattheus. Hij was een 
 man van een voorbeeldig gedrag, en om zijne zacht- 
 moedigheid en weldadigheid zoo zeer door zijne mede- 
 burgers geacht, dat hij, niettegenstaande men hem 
 van katterij verdacht hield en hij bekend stond als 
 iemand, die zijne godsdienst van harte toegedaan was. 
 
99 
 
 w. 
 
 iiogtans gedurende verscheidene jaren zoo goed als on- 
 gedeerd bleef. Christiaan Stach spande al zijne krachten 
 ill om zijne kiuderen te doen opwassen in de vreeze 
 des Heeren. ,/De eerste keer dat ernstige gedachten in 
 mij ontwaakten/' vertelt Mattheus, ,/geschiedde zulks 
 op de volgende wijze: Ik was ongeveer vier of vijf 
 jaren oud toeu mijn vader mij eens vond terwijl ik 
 bitter schreide, omdat ik, bij de algemeene uitdeeling 
 van koek, slechts een zeer klein stukje tot mijn deel 
 gekregen had. Hij gaf mij een grooter stuk, maar 
 zeide tevens; ,/Lief kind, het zoude beter zijn, als 
 gij zoo over uwe zonden schreidet." Deze woorden 
 zonken diep in mijn hart/' Toen hij zes jaren oud was, 
 begon de kleine jongen gedurende den zomer het vee 
 te hoeden; des winters werd hij zorgvuldig door zij- 
 nen vader onderwezen, die zeer bijbelkundig en in 
 de geschriften der Hervorraers te huis was, maar wei- 
 nig gelegenheid had , zich op algemeene keiinis toe te 
 leggen. Mattheus schrijft: //Mijn vader droeg veel zorg 
 om mij te leeren bidden en zeide dikwijls wat ik mij- 
 nen hemelschen Vader vragen moest. In mijne kinder- 
 jaren was ik zeer bezorgd omtrent de verlossing mij- 
 ner ziel en dikwijls zeer ongelukkig, omdat ik niet 
 gevoelen konde dat God met mij tevreden was. Maar 
 toen ik op mijn twaalfde jaar het huis verliet om in 
 dienst te treden, werden deze ernstige gedachten door 
 mijne nieuwe omgeving en bezigheden zoo goed als 
 
I 
 
 . 
 
 I 
 
 t? ' 
 
 100 
 
 verbanneii. Ik maakte uu vele keniiissen van mijn^ 
 eigen leeftijd en zoule gaarne in hunne vermaken ge- 
 tleeld hebben ; maar meestal vermeden zij mijn gezel- 
 schap en behandeldeu mij met minacliting , omdat ik 
 zeidcn zij, //een ketter'^ was. In mijn' voigenden 
 dienst ontmoette ik vriendelijker kameraden en genoot 
 veel meer vrijheid. Mijn meester was echter een vroom 
 man, die niet naliet mij te waarsclmwen toen hij zag 
 dat ik verkeerde wegen insloeg. Maar ik wa» te zeer 
 op gezelscliap gesteld en jaagde steeds alle genoegens 
 na, zoodat ik mij dikwijls bij de mannen en knapen 
 voegdc, die in de dorpsberberg bijeen kwamen om te 
 drinken, te dansen en zich te vermaken, niettcgen- 
 staande mijn geweten mij verweet dat ik mij in de 
 verzoeking begeven iiad/' 
 
 Na verloop van een paar jaren werden echter al 
 zijne vroegere godsdienstige iudrukken weder in voile 
 kracht opgewekt. //Mijn meester ,'' zegt hij , //had zeer 
 ernstig met mij gesproken over het leven dat ik toen 
 leidde. Zijne woorden drongen tot mijn hart door, 
 even als die van mijnen vader, twaalf jaren geleden, 
 en eene stem zeidc in mijn hart: Gij moet bidden. Ik 
 deed het, en sedert dien tijd, heb ik gecn dag zon- 
 der bidden voorbij laten gaan.'' Zelfs in zijne meest 
 zorgelooze dagen had Mattheus Stach er soms naar 
 verlangd om met de zijnen aan den strengen dwang te 
 kunnen ontsnappcn waarin zij door hunne roomsche 
 
101 
 
 overheerscliers gehouden werden , en zich op eeuc plaats 
 te vestigen, waar zij God konden aanbidden naar de 
 wijze huimer voorvaderen. Deze begeerte werd nog 
 vuriger, toen hij hoorde spreken over de kolonie te 
 Herruhut en hij besloot zich derwaarts te begeven , 
 al waren de hinderpalen welke hij op zijnen weg mogt 
 outmoeten nog zoo groot. Maar zijn vader Jceurde in 
 den beginne dit plan niet goed. //Ik heb langen tijd 
 voor uw welzijn gearbeid, mijn zoon/' zeide hij , ,/en 
 hoopte dat gij nu spoedig in staat zoudt zijn mijne 
 plaats in te nemen en de steuu en troost uwer 
 moeder en zusters te zijn/' Mattheus bezat te veel 
 opregte liefde voor zijne ouders dan dat hij zijne ei- 
 gene begeerte zoude doorgedieven hebben. Maar toen 
 de vader bemerkte dat zijn zoon eenigzins treurig en 
 bezorgd bleef, zeide hij: //Mijn lieve zoon, als gij 
 meent God niet getrouw in dit land te kunnen dienen, 
 en als gij waarlijk begeert zijnen wil te doen en uwe 
 ziel te redden, ga dan naar Herrnhut. Ik zoude u 
 voor de geheele wereld niet terug willen houden." 
 Hierop vertrok Mattheus met een vrolijk hart des 
 nachts in het geheim. Zonder ongeval bereikte hij de 
 grenzen en kwam te regter tijd in Herrnhut aan, 
 met een paar stuivers in zijnen zak. In het begin 
 kon hij, zelfs met den meesten vlijt te naauwernood 
 in zijn levensonderhoud voorzien. Dit was echter een 
 klein buzwaar, vergeleken bij het vcrdriet, hem ver- 
 
■JBflH 
 
 it i\ 
 
 !M| 
 
 i I 
 
 i 
 
 ■li 
 
 ^!;iii 
 
 ■ 1 
 
 ! ■• "^ 
 
 
 
 1 
 
 
 / 1 
 
 II 
 
 HI 
 
 
 ■ 
 
 ilili'' 
 
 li I 
 
 
 102 
 
 oorzaakt door de droevige tijdingeu welke liij uit zijne 
 ouderlijke woning ontving. Een neef van Mattlieus had 
 zich bij hem gevoegd te Herruhut, en de vaders dezer 
 jongelingen werden streng gestraft voor de vlugt hun- 
 ner beide zonen : zij waren in boeijen geslagen en tot 
 dwangarbeid veroordeeld. De vader van Mattheus werd 
 na eene korte gevangenschap weder in vrijheid gesteld, 
 maar zijn oom bleef bijna tot den dag zijns doods in 
 den kerker. De twee jongelingen keerden naar Moravie 
 terug, en besloten ora, zoo mogelijk, de vlugt hunner 
 bloedverwanten te bewerkstelligen. Hoewel zij toen hun 
 voornemen niet konden ten uitvoer brengen , werden 
 toch de overige familieleden langzamerhand alien in 
 Herrnhut bereenigd, maar in diepe armoede gedom- 
 peld, want al hunne have hadden zij acliter moeten 
 laten. Zoo was dan zijn grootste aardsche wensch ver- 
 vuld, maar Mattheus Stach had nog volstrekt geen 
 vrede. Niettegenstaande zijne godsdienstige opvoeding, 
 waren zijne oogen nog niet geopend , om den waren zin 
 des Evangelies duidelijk te verstaan , zoodat hij trachtte 
 door zijne eigene geregtigheid den vrede zijner ziel te 
 verkrijgen. Zijne angst werd vergroot door de verkeerde 
 meening die in dezen tijd onder de broederen heerschte, 
 namelijk dat een Christen noodzakelijk de voile verzekerd- 
 heid moet bezitten dat zijne zonden vergeven zijn. Om 
 deze te verkrijgen, vastte, waakte en bad hij, soms 
 geheele nachten, totdat zijne krachten hem begaveu. 
 
 I'* 
 1,1 1. 1 
 
?,.'f ■. 
 
 103 
 
 Eindelijk, bijna tot wanhooiJ gebragt, riep hij uit: //Heer! 
 ontferm u over mij, ik ben verloren !" ,/Maar/^ zeide 
 hij, ,/in dozen tijd van hopelooze ellende openbaarde 
 zich de Vriend, die mij gezocht en gevonden had, 
 aan mijne ziel, hoewel ik het niet durfde gelooven, 
 en mijne ooren werden geopend ora zijne stem te hooren, 
 die tot mij sprak : Vrede zij u. Sedert dien tijd had ik 
 vrede, en dankte God geduriglijk in mijn hart, hoe- 
 wel ik tot niemand over mijne groote blijdschap sprak/' 
 Frederik Boehnisch was de zoon van eenen molenaar 
 uit Kunewald, in Moravie. Even als Mattheus Stach 
 genoot ook hij den zegeu van een goed voorbeeld en 
 eene godsdienstige opvoeding in zijns vaders huis. 
 Daar het hun verboden was de openbare godsdienst- 
 oefeningen volgens hun geweten te houden en zij aan 
 geene andere eeredienst konden deelnemen dan aan die 
 der Roomsche kerk, waren de ouders van Prederik 
 Boehnisch en eenige buren die hetzelfde geloof hadden 
 omhelsd, gewoon van om tijd tot tijd zamen te komen 
 en met elkander te bidden en de liederen te zingen 
 die door de herinnering aan vrome voorouders en door 
 eeuwenlange vervolging aan de gemeente der Broederen 
 dierbaar geworden waren. Bij deze zamenkomsten werd 
 de Heilige Schrift gelezen, en zoo goed mogelijk uit- 
 gelegd door de broeders over welke wij hierboven 
 spraken, en die als zendelingen onder hunne verstrooide 
 geloof sgenooten werkten. 
 
 J. /. 
 

 iil'l'l': 
 
 1- 
 
 I 
 
 ' 
 
 ml \ 
 
 111 
 
 1 
 
 
 
 t 
 
 ' 
 
 
 i > 
 
 ii 
 
 ^., 
 
 ^ 1 
 
 ul m 
 
 Jb ii ' 
 
 ^ 
 
 HI Ml 
 
 V H 
 
 1 
 
 - BK 
 
 in 
 
 
 ''if 
 
 11 
 
 i 
 
 i « 
 
 A 
 
 
 101. 
 
 Toen Frederik twaalf jaren oud was, werd het bem 
 vergund voor de eerste maal eene dier bijeenkomsten 
 bij te wonen , en hij was zoo diep getroffen door de 
 gebeden eu vermaningen welke hij daar hoorde, dat 
 de indruk daarvan nooit geheel uit zijn hart word weg- 
 genomen. Van dezeu dag af besloot hij , zoo spoedig 
 eene gelegenheid zich zoude opdoen, zijne geboorte- 
 plaats te verlaten en een oord te zoeken waai hij open- 
 lijk en zoo dikwijls als hij wilde, God zoude kunnen 
 aanbidden met zijne medegeloovigen. //Ik vroeg/' zeide 
 hij, „waar ik zulk eene pla-^ts zoude kunnen vinden ; 
 en het antwoord was : In Saksen , ten westen van 
 hier. Hierop ging ik elken dag in den tuin en knielde 
 met het aangezigt naar het Wesien gekeerd. Vurig 
 en dikwijls bad ik met tranen dat God mij naar die 
 plaats mogt brengen." Twee jaren waren verloopen toen 
 een van de zendelingbroeders , wiens woorden het hart 
 van Trederik zoo zeer bewogen hadden, weder in 
 Kunewald kwam. Hij was op weg om andere oorden te 
 bezoeken, waar huisgezinnen van de broederen woon- 
 den, die onder de Roomsch-Katholieke bevolking ver- 
 spreid waren. De knaap vroeg verlof hem te mogen verge- 
 zellen ; maar hij was nog te jong om volkomen ver- 
 trouwen te kunnen stellen op zijne standvastigheid en 
 voorzigtigheid. Zijn vader, die bij ondervinding wist, 
 hoe naauwlettend de bewegingen dor broederen werden 
 nagegaan, en die vreesde dat zijn vriend door zijnen 
 
105 
 
 
 zoou in ongelegenheid konde gerakeii, wilde zijne toe- 
 stemming niet geven. Kort hierop kregen ecliter de 
 bewoners van Kunewald berigt van de nieuwe kolonie 
 welke zich juist te Berthelsdorf gevestigd had. Een 
 kiein gezelschap, en hieronder een naaste bloedverwant 
 van Boeliiiiscli besloot, zoo mogelijk, derwaarts te 
 verhuizen. Frederik smeekte zoo dringend om met hen 
 mede te mogen gaan, dat zijn vader en zijne moeder 
 hierdoor bewogen werden hunne toestemming te ge- 
 ven. „Wij vertrokken," zegt hij, ,/op Palmzondag 
 tegen het vallen van den avond, en omstreeks Paschen 
 bereikten wij veilig eene stad, waar het den Protestan- 
 ten vergund werd om in het openbaar godsdienstoefening 
 te houden. Hier hoorde ik voor de eerste keer mijns 
 levens eene preek van een predikant der Hervormde 
 kerk. Den volgenden Zondag kregen wij Berthelsdorf 
 in het gezigt. Slechts drie huizen waren er tot dus 
 verre op den Hutberg gebouwd en deze waren nog 
 niet voltooid. Maar mijn hart vloeide over van lof en 
 dank, want God had mijn bede verhoord, en mij on- 
 der broederen iaten wonen." De kracht en opregtheid 
 der godsdienstige beginselen van den knaap werden 
 uu op de proef gesteld. Hij had den overvloed van 
 alle aardsohe goederen in zijns vaders huis achtergelaten 
 om van nu af in het lot te deelen van een zeer arm 
 volk. Nooit berouwde hem evenwel zijn keuze. Terwijl 
 liij werkte en alles deed wat zijne hand vond om te 
 
 
'hi 
 i' 'I 
 
 1 * : 
 
 m 
 
 IH 
 
 lOG 
 
 doeu nu eens als wever, dan weder als tuinman ar- 
 beidende, was hij gelukkig en tevreden met de soberste 
 kost. Hij had ongeveer drie of vier jaren in Herrnhut 
 gewoond toen Mattlieus Stach daar aankwam. Zij wa- 
 ren bijna even oud en sloten weldra een warm vriend- 
 schapsverhond met eikaar. 
 
 De familie van Johannes Beck had velerlei vervolging 
 ondergaan wegens het vasthouden aan hun geloof. Zijn 
 grootvader, wiens gezondheid door de folteringen ge- 
 knakt was, stierf nog jong zijnde en liet twee zonen 
 na, die aan hunne moeder ontnomen werden om in de 
 Eoomsche kerk te worden opgevoed. Maar in het hart 
 van den oudsten knaap, had het onderwijs zijner ou- 
 ders te diepe wortels geschoten , dan dat het konde 
 worden uitgeroeid. De vrucht openbaarde zich door 
 den ijver waarmede hij op later en leeftijd de Schrift 
 onderzocht en onder zijne buren alien opzoclit welke 
 eenige begeerte toonden om God te dienen. Hij trachtte 
 hen te overreden zich met hem te vereenigen in het verga- 
 deren van godsdienstige kennis en het doen van andere 
 werken van liefdadigheid. Vooral droeg hij zorg om zijn 
 zoontje Johan in het Woord van God te onderwijzen. Toen 
 de knaap oud genoeg was om onder vreemden in dienst 
 te treden , liet zijn vader hem met deze woorden gaan : 
 //Mijn zoon, houd den Heer uwen God steeds voor 
 oogen, dan zal het u welgaan voor tijd en eeuwigheid." 
 //En gedurende eenigen tijd/' zeide Johannes Beck , nam 
 
107 
 
 '• .^ . 
 
 ik deze vermaningen zeer ter harte, maar langzaraer- 
 hand vergat ik ze en werd onverscliillig omtrent 
 alles wat God behaagde. Op zekeren dag echter , dat ik 
 met mijns meesters werk bezig was, zag ik in een 
 Nieuw Testament r,n viel mijn oog op deze woorden: 
 Ik weet uwe werken, dat gij nocli koud zijt, noch 
 heet. Ik las de volgende verzen en die woorden waren 
 als vuur, zij doordrongen mijn gansche hart/' Dit 
 bieek het keerpunt te zijn in het leven van Johannes 
 Beck. De schaamte en smart waarmede hij vervuld 
 was van wege zijn laauwheid in ondankbaarheid jegens 
 zijnen Zaligmaker , werden gevolgd door het levendige 
 geloof in de verzoening derzelve. //Ik zag Hem /' zeide 
 hij , //als het ware voor mijn oogen gekruist, om mijne 
 zonden, en was vervuld met eene onuitsprekelijke 
 dankbaarlieid en begeerte om Hem te verheerlijken/' 
 De verandering welke in den jongeling plaats greep 
 trok weldra de aandacht zijner kameraden, tot wie hij 
 dan ook openlijk sprak, hen waarschuwende en hen 
 smeekende zich met geheel hun hart tot den Heer te 
 bekeeren. Eenige werden door zijne vermaningen ge- 
 wonnen, en op hunne beurt begonnen zij over het 
 Evangelic tot hunne buren te spreken. Na verloop van 
 tijd werden velen opgcwekt meer erustig de dingeu te 
 bedenken die tot hunnen vrede dienden; zij begonnen 
 zamen te komen om te bidden en de H. Schriften te 
 lezen. Onder hunne buren werd deze nieuwe godsdienst- 
 
 • . ■ 
 
 ■1 
 
 1 
 
 
 
 
 rfl 
 
108 
 
 « I 
 
 ii«- 
 
 m 
 
 ijver door sommigen goeclgckeurd , door andereu bc- 
 spot, maar de overheden uit den omtrck waren diep 
 gekrenkt en maakten een einde aan de bijeenkomsten 
 door de gevaiigenneming van Johannes Beck , en van 
 een ander jongeliug die er eene eerste plaats had be- 
 kleed. De beide jongelieden werden veroordeeld oni 
 ieder afzonderlijk in boeijen geslagen te worden , en 
 men deelde hun slechts zoo veel brood en water toe 
 als noodig was om hen in het leven te behouden. Beck 
 vooral werd zeer streng behandeld, maar hij ontving 
 genade om standvastig te blijven en heeft later gezegd 
 dat de blijvende bewustheid van Gods nabijheid, hem 
 zijne gevangenis tot een fe /mis had gemaakt. Toen 
 de gevangenschap eenigen tijd geduurd had, verkreeg 
 Becks medegevangene eenige meerdere vrijheid van 
 zijnen bewaarder ; het werd hem zelfs vergund nu en 
 dan in de gevangenis roud te loopen. Hij maakte van 
 zijne vrijheid gebruik om de eel te bezoeken, waarin 
 zijn vriend in boeijen lag, en te zamen beraamden 
 zij het plan om te ontvlugten en vonden een middel om de 
 ijzers los te maken. Zij klommen met goed gevolg over 
 de muren der gevangenis, maar hunne vlugt werd 
 ontdekt voordat zij eene halve mijl van de stad ver- 
 wijderd waren. Het gelukte hun evenwel, niettegen- 
 staande zij hevig vervolgd werden, zich in het kreu- 
 pelhout te versteken en zich daar te verbergen, tot 
 dat zij eindelijk konden ontvlugten. Zij hadden geld 
 
 ^ 
 
 ■flii-i 
 
lOO 
 
 noch vocdsel, zoodat zij tot Breslau liuiincn weg al bede- 
 lende voortzetten; liier had eeii van hen Luthcrsche beken- 
 deu , bi'j wie zij hooptcn eene schuilplaats te vinden. 
 Maar tocn zij nog ver van de stad verwijderd wareu, 
 werd een arm landbouwer getroffen door hun uitge- 
 liongerd en lijdend voorkomen. Ilij nam hen in ziju 
 huis en onderhield hen liefderijk gedurende ecnige 
 dagen. Bemerkende dat zij vlugtelingen uit Moravie 
 waren, sprak hij tot hen over Herrnhut. Dit was de 
 eerste keer dat zij van deze volkpkuting hoorden, 
 en terstond besloten zij zich liever derwaarts dan 
 naar Breslau te begeven; nadat zij nog met vele 
 bezwaren hadden te worstelen gehad, bereikten zij 
 veilig de schuilplaats der broederen in den zomer van 
 1732. 
 
 Graaf van Zinzendorf de liefdevolle beschermer der 
 gemeente te Herrnhut was reeds begonnen hare aan- 
 dacht te vestigen op den treurigen toestand der hei- 
 denwereld. Gedurende zijne studien aan de hoogeschool, 
 was de ernstige begeerte in hem ontwaakt ora een 
 werktuig te worden in Gods hand ten einde het woord des 
 levens onder heidensche volken te verspreiden. Aan dezen 
 hartewensch kon niet voldaan worden voor het jaar 
 1731, toen hij de krooning van Christiaan VI in Ko- 
 penhagen bijwoonde. In deze stad ontmoette hij twee 
 Groenlanders die door den eerwaardigen Egede gedoopt 
 waren , en met leedwezen vernam hij , dat de zending 
 
 f 1- 
 
 ^# 
 
TTW 
 
 no 
 
 If 
 
 in Greenland zoude opgcheven wordeu. Zijne dienareu 
 spraken ook met cencn gcdoopten neger van St, Tho- 
 mas, die met ernst er op aandrong dat christen-zen- 
 delingen tot zijne in slavernij verkeerende landgenoo- 
 ten zouden gezonden worden. Hij scheen groot bclang 
 te stellen in bet lot zijner zuster, welke hij achterge- 
 laten bad op dat eiland en die, zoo als hij zeide, 
 dikwijls den grooten God aanriep , om tocb iemand te 
 zenden die haar den weg tot Hem mogt toonen. De 
 Graaf verscbafte hem de gelegenheid om zijne zaak in 
 eene openlijke vergadering aan de breeders te Herrn- 
 hut bekend te maken. Toen hadden zijne voorstellingen 
 en smeekingen zulk eene uitwerking , dat twee van hen 
 die hierbij tegenwoordig waren , Leonard Dober en een 
 andcr , zicb aanboden naar St. Thomas te gaan , niet- 
 tegenstaande bet bun werd voorgebouden dat zij zicb 
 als slaven moesten laten verkoopeii, wilden zij toegang 
 tot de negers verkrijgen. Den 21^**^" Augustus 1732, 
 zeilden zij uit, tien jaren na de sticbting van Herrnbut. 
 In dezeu zelfden tijd werd ook bet zendingsplan 
 naar Greenland besproken. Daar dit land onder de 
 bescberming stond van bet Deensche gouvernement , 
 betwelk den breederen zeer toegenegen was , scheen 
 dit wel gescbikt te zijn ter vestiging van eenen zen- 
 dingspost. Mattbeus Stach en Frederik Boebnisch bad- 
 den beiden , ieder afzonderlijk bet voornemen opgevat , 
 zicb tot deze dienst aan te bieden. Na een naauwkeurig 
 
Ill 
 
 oiiclerzoek naar de redeneu van zulk eeue ondernemiag 
 werd het aanbod aangenomeii ; maar dc zcndirig naar 
 St. Thomas had zoo zeer de miildelen dor kleine ge- 
 meente uitgeput, dat zij dc zendiug naar Groenland 
 uitstellen moest tot Jauuarij 1733. 
 
 lu dieu tusschentijd was Frederik Boehriisch op 
 eerie verre reis uitgezoiiden , oni eenige zakeii voor de 
 gemeeiite to verrigten, en in zi'jne afwezigheid bewil- 
 ligde Christiaan Stuch er in, om zijn neef Mattheus te be- 
 geleidcn. Christiaan David ging met hen, dewijl zij 
 nog zoo jong en onervaren waren. Zijn pl^-n was naar 
 Europa terug te keeren zoodra hij de zending goed 
 gevestigd zoude zien. Onze reizigers trokken over 
 Hamburg naar de Deensche hoofdstad, maar hadden te 
 naauwernood eenige reisbehoeften behalve de mcest 
 noodige kleedingstukken. In Kopenhagen werden zij 
 vriendolijk ontvangen door professor Ewald,lid van het 
 ZeudingscoUegie, en door andere vrcemden aan wie zij 
 waren aanbevolen. Hun voornemen om naar Groenland 
 te gaan werd echter als eene hersensohim beschouwd, 
 vooral zoo lang het lot der Deensche zending te God- 
 haab nog onbeslist bleef. Doch zij sloegen weinig acht 
 op de donkere voorspellingen welke men hun deed, 
 en geloofden dat Hij, die hen tot dit werk geroepeu 
 had, hen in de uitvoering zoude ondersteunen. Weldra 
 vernamen zij, dat Zijne Majesteit vergund had nog 
 een ander schip naar Godhaab te laten vertrekken, 
 
 i">'^ 
 
 ^iv 
 
 
 a^ 
 
113 
 
 I !il 
 
 en nu wendden zij zich tot des Konings kamcrheer 
 met hct verzoek daarrncde den overtogt te mogcn ma- 
 ken. Hun eerstc bezoek bij dezen minister was niet 
 wcinig ontmoedigend. Het moest dezen inderdaad wol 
 vieemd schijnen, dat jongelicden, die noch de voordec- 
 len dor wetenschap, noch die der ondervinding bezaten , 
 diiiir hooptcn te slagen, waar de onvermoeide pogin- 
 gen van den vroraen en geleerden Egede zoo weinig 
 haddcn tot stand gebragt. Maar toen hij bij nadere 
 kennismaking overtuigd werd van dc dieptc van 
 hun geloof en van de opregtheid van hun voornemen, 
 werd hij hun warme vriend, bood gewillig hun ver- 
 zoeksclirift bij den koning aan , en gebruikte al zijnen 
 invloed ten hunnen gunste. Men zegt dat hij gebruik 
 maakte van dezen bewijsgrond, dat God ten alien tijde 
 de dingcn die zwak, en dwaas en niets zijn in de 
 oogen der wereld , als werktuigen gebruikt hecft om 
 zeer groote voornemens ten uitvoer te brengen , opdat 
 de menschen Hem alleen de eer zouden geven en niet 
 steunen op eigene wijsheid en magt. De koning, door 
 de voorstelling van zijnen minister bewogen, willigde 
 hun verzoek in en schreef eigenhandig eenen aanbe- 
 velingsbrief aan den zeudeling Egede. De kamerheer 
 stelde hen ook aan verscheidene heeren voor, die veel 
 konden doen door hunnen stand en hunne vroomheid. 
 Deze droegen dan ook mildelijk bij tot de onkosten van 
 hunne reis en hunne voorgenomen vestiging. Toen 
 
 
 in M 
 
 m 
 
113 
 
 rheer 
 ma- 
 I niet 
 il wol 
 mlee- 
 aten , 
 .login- 
 veinig 
 iiadere 
 } van 
 icmeii, 
 n ver- 
 
 men hen eens vroeg hoe zij op Groenlarid in liuii 
 onderhoud dachten te voorzieu , aiitwoordden zij dat zij 
 steunden op liet werk huniicr liandcn en op den zegen 
 van God , en dat zij zich eon huis wilden bouwen en hun- 
 nen eigen grond bearbciden, opdat zij niemand lastig 
 mogten valleii. Op het antwoord dat zij geen hout 
 zouden vinden , daar lict land weinig anders was dan 
 eene naakte rots, hernamen zij : »Dan zullen wij een 
 hoi in den grond graven en daar woncn." //Neen," 
 zeide de kamerheer, ,/tot die noodzakelijkheid zult gij 
 niet gebragt worden. Ilier zijn vijftig dollars; koopt 
 bouwstoffen en necmt deze mode." Met deze en andere 
 giften kochten zij balkcn, planken en latten; werk- 
 tuigen voor landbouw, metsel- en tiinnierwerk; ver- 
 scheidene soorten van zaden en wortels; gereedscbap- 
 l)en om te visscben en te jagen; huisraad, boeken, 
 papier en levensmiddelen. 
 
 Aldus uitgerust namen zij een dankbaar afscheid 
 van het hof, waar zij zoo gastvrij onthaald waren en 
 gingeu den 10*^^" April aan boord van des konings 
 schip Caritas. De gemeente te Herrnhut had de ge- 
 woonte aangenomen om teksten uit de Heilige Schrift 
 bijeen te verzamelen voor elken dag des jaars. Deze 
 verzameling M^erd genoemd het //Dagelijksche Woord"; 
 het gaf een onderwerp aan de hand voor afzonder- 
 lijke overdenking en tevens voor de openbare bespre- 
 kingen. Nog lang herinnerden zich de broeders dat 
 
 8 
 
 H 
 
 I 
 
U I 
 
 
 l:» ' *, 
 
 114 
 
 de dagtekst, voor den 10'^^" April, toen Iiuune zen- 
 delingen zich insclieepten voor eene onderneming, die 
 zoo dikwijls alle hoop scheen to verijdelen , dit 
 woord was: „Het geloof is een vaste grond der diii» 
 gen die men hoopt, en een bewijs der zaken die men 
 niet ziet'^ (Hebr. XI : 1). In dit geloof gingen zij 
 onder zeil , en werden niet ontmoedigd door de onuit- 
 sprekelijke moeijelijkheden der volgende jaien, totdat 
 zij en hunne broederen ten laatste de vervulling za- 
 gen van hunne hoop. Op den drie en dertigsten dag 
 hunner reis kregen zij de kust van Groenland in liet 
 gezigt; maar een hevige storm die vier dagen aan- 
 hield en die door eene algeheele zousverduistering was 
 voorafgegaan , dreef hen zestig mijlen terug. Den 
 gQsten ]y[gj wierpen zij het anker in de Baalsrivier en 
 begroetten met blijdschap de ijsklippen en de onbe- 
 schaafde bewoners van een land, lietwelk zoo lang het 
 onderwerp hunner gedachten had nitgemaakt. 
 
 Terstond na hunne landing bezochten zij den heer 
 Egede, die hen hartelijk welkom beetle en hunne 
 hoop bevestigde dat, hoe donker de tegenwoordige 
 toestand der zaken ook mcgt zijn , het licht des Hee- 
 ren nog over Groenland zoude opgaan. Hunne eer- 
 ste zorg was eene plaats te zoeken waar zij hunne 
 woning konden opslaan. Zij kozen een stuk land 
 tusscben den haven en de factorij in het dorp God- 
 hanb, op de znidwestzijde van een klein schicrei- 
 
 'M 
 
115 
 
 Y-r ;i 
 
 zen- 
 
 die 
 
 dit 
 dill' 
 men 
 n zij 
 )nuit- 
 :otdat 
 y za- 
 n dag 
 LU liet 
 1 aan- 
 ig was 
 ;. Deu 
 vier en 
 
 onbe- 
 ng liet 
 
 In heer 
 hnnne 
 •ordige 
 s Hec- 
 |iie eer- 
 hunne 
 Ik land 
 |p God- 
 ^chicrei- 
 
 iaud, waarvau de uiterste rand drie strauden vormde, 
 tusschen welke de rotsen in de zee uitsprongen. Tus- 
 schen deze rotsen was de kust beschermd door eenen 
 dam van steenen, welken de golven hadden aangespoeld. 
 Zij verhief zich met eene trapsgewijze helling en ein- 
 digde in een klein dal van eene beek doorstroomd. 
 Hier, omtrent eene raijl van het zeestrand verwijderd, 
 bosloten zij hun verblijf te vestigen, en omdat het 
 bouwen van het huis waarvoor liurine vrienden in 
 Denemarkeu hen van hout voorzien hadden , een werk 
 zoude zijn dat tijd vereischte, maakten zij op Groen- 
 landsche wijze eene hut van zoden en steenen, om 
 gedurende den opbouw eenigzints beschut te zijn. Het 
 was nu Junij , maar toch was het zoo doordringeud 
 koud, dat de graszoden in hnnne handen bevroren, 
 teiwijl zij bezig waren met bouwen. 
 
 In het midden der maand keerde de Carinas weder 
 naar het vaderland terug. Hier volgen eenige woorden 
 uit de brieven welke Mattheus Stach bij deze gele- 
 genheid aan de gemeente te Herrnhut zond : 
 
 //Broeders en zusters , geliefden in den Heere Jezus, 
 door wiens genade wij het leven hebben. God die rijk 
 is in barmhartigheid heeft ons in vrede in dit land 
 gebragt. Wat wij zochten hebben wij gevonden, een 
 volk dat niets van zijnen Maker weet. Zij bekomme- 
 ren zich nergens over dan om zeehonden, visch en 
 rendieren te vangen, en om deze to krijgon trekkou 
 
I' ^' 
 
 ^/' !;-; 
 
 116 
 
 zij steeds been en weer. Wij verlangeu hunne taal te 
 leereu ten einde tot hen te spreken over God, over 
 zijnen Zoou Jezus, en over den Heiligen Geest. Wij 
 verlangen hen op te wekken en hen tot ouze vrienden 
 te maken; maar wij weten niet hoe v/ij hen naderen 
 zullen, want heden zijn ze hicr en morgen daar, op de ei- 
 landen en op de kusten, en zoodoeude buiten ons be- 
 reik. Ilebbeu wij te Herrnhut , toen wij besloten hadden 
 dit werk te ondernemen, de vele bezwaren overwogen 
 aan welke wij blootstaan zouden ? Op deze vraag ant- 
 woord ik, er is een spreekwoord : ,/De man die in 't 
 geloof volhardt zal niet wankelen op zijnen weg." 
 Onze weg is in 'tverborgen, wij kunnen niets zieu. 
 Maar onze dagelijksche les is , stil te zijn in den Heer. 
 Naar bet uitwendige gaat het alles goed met ons , maar 
 onze harten verlangen om zielen te w^innen, en hieraaii 
 kunnen wij tot nog toe niets doen. Door Gods ge- 
 iiade wiilen wij echter niet moedeloos worden , maar op 
 den Heere w'achteu. Als lict zijn tijd is dan zal Hij dit 
 land genadig zijn en de duisternis in licht veraiide- 
 ren, en de ijskoude harten van zijn volk ontdooijen. 
 Zoolang onze weg regt is voor Hem , zullen wij niet 
 dwalen lioewel de menschen ons als dwazen aanzien, 
 en waarlijk wij zijn dwaas in het oog van velen, die 
 dit land en zijne bewoners kennen." 
 
 Aan de jongeliugen die meer in het bijzonder zijne 
 medgezellen waren geweest, schrijft hij: Ik schrijf u, 
 
 
117 
 
 iftl te 
 over 
 Wij 
 
 iuden 
 
 deren 
 
 de ei- 
 
 Ls be- 
 
 adden 
 
 .vogeii 
 
 ig ant- 
 
 .e in 't 
 weg. 
 
 ,s zien. 
 
 [1 Heer. 
 
 3 , maar 
 
 hieraaii 
 
 ods ge- 
 aaar op 
 Hij dit 
 
 lerande- 
 
 Idooijen. 
 
 |wij nict 
 ianzien , 
 Len, die 
 
 (er zijue 
 
 ttiijne broeders uit eeii land , waar de naam van Jezus 
 nog onbekend is. Hier heeft de zon der geregtigheid 
 nog niet geschenen, maar gij leeft in het liclit ba- 
 rer middagstralen ! Heeft zij uwe harten reeds ver- 
 warmd? of blijven deze nog ijskoud? Het ware beter 
 in Groenland te wonen en nooit van Jezus gebocrd 
 te hebben, dan het licht rondom u te zien schij- 
 nen en niet op te staan om als kinderen des liclits 
 te wandelen. Maar gij, die den Zaligmaker gekend 
 hebt, mogt gij in de genade bevestigd worden. Mijn 
 hart dient met het uwe onder de banier des kruises. 
 In Christus wil ik leven en in Hem wil ik sterven. 
 Laat ons elkander opwekken het Lam te volgen tot 
 buiten de legerplaats. De zaligheid is groot, en de 
 oogst zal heerlijk wezen, wanneer wij veel zaad ge- 
 zaaid en het met vele tranen zullen nat gemaakt 
 hebben. Gedenkt den minste uwer broederen steeds in 
 uwe gebeden." 
 
 Deze opregte liefdegloed en dit ootmoedig vertrouwen, 
 't welk door den schrijver in den brief uitgedrukt 
 wordt, waren noodig om hem en zijne medezendelin- 
 gen staande te houden bij de verschillcnde bezwaren die 
 zij ontmoetten. In sommige opzigten waren deze grooter 
 dan die welke de werkzaamheden van Egede hadden 
 belemmerd, voordat zij hunne zending ondernameu. 
 Het was noodig dat zij zwaar werkten, beide met 
 hoofd en hand, aan M^erkzaanilieden die geheel vreemd 
 
 ^■f 
 
 Oa*. 
 
 i ■ :. 
 
 J 
 
 k 
 
118 
 
 !|>^!! 
 
 mt 
 
 ■m) 
 
 voor hen wareii. Geboren en opgevoed in een land 
 dat ver van de zee verwijderd ligt , waren zij in de 
 scheepvaart ten eenenmale onervaren. Wat de kennis 
 van visschen en jagen betreft, ging het niet vcel be- 
 ter. Nu moesten ecliter visschen, vogels en rendierea 
 gevangen worden om zoo lang mogelijk hunnen kleinen 
 voorraad van Europesche levensmiddelen te sparcn , en 
 gedurende de zomermaanden moest het ilrijfhout op de 
 kusten der eilanden verzameld worden om hen gedu- 
 rende den laugen Noordpoolwinter van brandhout te 
 voorzien. De zendelingen hadden eene oude boot van 
 den kapiteiu der ^'aritas gekocht, en wanneer het 
 weder het hun toeliet, gingen zij uit om voedsel en 
 brandstof te zoeken. Maar, zooals ligt te denken 
 valt, zij waren aan vele gevaren blootgesteld en had- 
 den menigen dag van honger en mislukten arbeid 
 door te staan , voordat zij geleerd hadden hunue boot in 
 deze stormachtige en met ijs opgestapekle zeeen te 
 besturen, of voordat zij in visschen en jagen bedre- 
 ven genoeg waren om zich den noodigen voorraad van 
 voedsel te verschaffen. Voornamelijk trachtten zij eenige 
 ervarenheid in het besturen eener boot te verkrijgen, 
 omdat zij alleen door raiddel van bootreizeii hopen 
 konden met een zwervend volk bekend te worden, 
 dat verstrooid was langs de kusten van honderd baai- 
 jen en inhammen. Maar deze bezigheden, hoe noodig 
 en moeijelijk zij ook waren veroorzaakten hun niet 
 
119 
 
 and 
 de 
 
 [inis 
 be- 
 
 eren 
 
 inen 
 
 I, en 
 
 )p de 
 
 ;edii- 
 
 it te 
 
 ; van 
 
 r liet 
 
 sel en 
 
 3nken 
 
 1 had- 
 
 arbeid 
 
 oot in 
 en te 
 3edre- 
 id van 
 eenige 
 I'ijgen, 
 bopen 
 oi'den , 
 d baai- 
 noodig 
 n niet 
 
 zooveel lioofdbrekeus als de studie der taal. Egcde 
 stelde hun welvvillend de spraakkuiist , het woorden- 
 boek en andere papieren , die hij had opgesteld , ter 
 hand, opdat zij hiervan voor zichzelve afschrift mog- 
 ten nemen. Zijne zoons hielpeu hen dikwiljls in liunne 
 stadien, door hun de taalkundige regelen en aanmer- 
 kingen uit te leggen die hun vader ter neder geschre- 
 veu had. Maar als men bedenkt dat Mattheus Stach en 
 zijne medgezellen nooit te voren eene spraakkunst 
 hadden gezien en den zin niet begrepen van de ge- 
 bruikte uitdrukkingen, dat zij buitcndien verpligt wa- 
 ren de Deensche taal te leeren, voordat zij hunne 
 onderwijzers konden verstaan, dan zal het niet vreemd 
 geacht worden datde zwarigheden welke voor Egede 
 ontzettend waren, voor deze ongeletterde leerlingen 
 bijna onoverkomelijk bleken te zijn. 
 
 Christiaan David was te oud om nog met goed 
 gevolg aan het leeren der taal te beginnen. Hij hield 
 zich met de huishoudelijke zaken bezig en met het 
 bouwen van het zendingshuis , dat reeds ver genoeg 
 gevorderd was om bewoond te worden toen de winter 
 naderde. De hut, welke den broeders tot dus verre 
 tot huis gediend had , werd bewaard , in de hoop dat , 
 wanneer zij zooveel kennis der Groenlandsche taal 
 zouden verkregen hebben , om zich met de inlanders te 
 kunnen onderhouden, vreemdelingen de posten dikwijls 
 zoud(3n opzoeken. Voor dezen kon de hut een tijdelijke 
 
 :■* 
 
 X 
 
r\ 
 
 
 'WW 
 
 ill 
 
 ■iki 
 
 ■4-^- 
 
 r' ' ■' 
 
 120 
 
 schuilplaats verleenen , indien de zendelingen hen koii- 
 den overreden gedurende een kleinen tijd daar te ver- 
 toeveii. Het zendiiigsliuis bevatte, behalve de iioodige 
 kamers voor de breeders, een grooter vertrek voor 
 kerk en school bestemd, en hei was de vurige hoop 
 en begeerte der jongelingen dit met inlandsche scho- 
 lieren en Christenbelijders gevuld te zien. 
 
 Chnstiaan David decide hunnen wensch, maar zijne 
 hoop was minder levendig. Later, toen betere dagen 
 waren aangebroken, zeide hij : //Ik bouwde de eerste 
 school voor de zendelingen en de eerste school voor 
 de inboorlingen, maar verwachtte niet dat de woning 
 bewoond zoude blijven en dat de school ooit te klein 
 zoude worden." De zendingpost, welken de zendelingen 
 naar hun Duitsch vaderland Nieuw-Herrnhut noemden, 
 werd niet zelden door eenige iuboorlingen bezocht. Zij 
 kwamen echter alleen om to bedelen of om zulke 
 voorwerpen in ruil te ontvangen als hun bekoorden, 
 en, alsof zij met een boozen geest bezield waren, 
 stalen zij de handschriften waaraanhunne gastheeren zoo- 
 veel arbeid besteedden. Toch zouden huis en school 
 spordig tot verdringens toe gevuld worden, maar met 
 zieke en stervende lijders, niet met leerlingen van 
 Gods Woord. 
 
 In de geschiedenis van Egede hebben wij medege- 
 deeld hoe de pokken voor de eerste keer en zoo schrik- 
 kelijk in Groenland verschenen. Het land rondom God- 
 
in 
 
 on- 
 
 rer- 
 
 lige 
 
 'oor 
 
 oop 
 
 clio- 
 
 ageii 
 
 erste 
 voor 
 
 Dning 
 
 kleiu 
 
 ingeu 
 
 nden, 
 
 it. Zij 
 ulke 
 )rden , 
 arcn , 
 n zoo- 
 school 
 met 
 
 m van 
 
 edege- 
 schrik- 
 ■u God- 
 
 haab werd daardoor bijna geheel ontvolkt. Naar het 
 voorbeeld van den ecrwaardigcn Egede, gingen de 
 Moravisclie broeders van plaats tot plaats om de zie- 
 keu te bezoeken en te helpen, en ontvingen en ver- 
 zorgden zij velen van hen onder hun eigeu dak. Slechts 
 in zeer enkele gevallen werd de moeite die zij aan de 
 lijders besteedden met hun herstel beloond. Van alien 
 die door de schrikkelijke besraetting werden aangetast, 
 kwam er ter naauwernood een van de honderd door. 
 In pLiats van trouwe oppassers werden de broeders zelf 
 patienten. Hunne gezondheid had veel geleden door de 
 vermoeijenis en andere benarde oinstandigheden, welke 
 aan bunne ziekenverpleging verbonden waren geweest , 
 en toen nu de winter naderde , veroorzaakte de scherpe 
 koude hun een aanval van scheurbuik, zoodat zij som- 
 tijds ter naauwernood hunne leden konden bewegen. 
 Maar zij erkenden het als een groot bewijs van Gods 
 genadige zorg voor hen, dat zij nooit alle drie te 
 gelijk tot hulpeloosheid waren gebiagt. leder was op 
 zijne beurt in staat de anderen op te passen. Onder 
 zulke tooneelen van ziekte en verdriet, gingen de 
 wintermaanden voorbij. Toen de iente terugkwam , was 
 het onwaardeerbare hjpelbLad in overvloed onder de 
 sneeuw opgeschoten, en een heilzaam geneesmiddel 
 voor de ongesteldheid der broeders. Maar de pokken 
 bleven tot ver in den zomer onder de inlanders lieer- 
 schen, zoodat het Land vele mijlen rondom Godhaab 
 
 ■■',Z 
 
 i 
 
 * 
 
 iiP^ 
 
 ■■;t 
 
 J. 
 
 a- 
 
)!:.-J 
 
 » i' 
 
 I iff 'S' r„ 1 
 
 jn ;'i p *■ :; 
 
 PIIWI 
 
 122 
 
 en Nieuw-IIerruhut zonder inwoiiers was. Toen de 
 Deensche kooplieden liunne gewone handelsreizen 
 maakten, vonden zij iiiet dau ledige liutten, en on- 
 begraven , half door vossen en raven vertoerde lijken. 
 En op de verscliillcnde oordeu vvaar de groote mcnigte 
 van Groenlanders van verre plaatsen gewoon waren in 
 dit jaargetijde been te trekken om zeelionden te van- 
 gen en te visschen, werd geene tent op de kust ge- 
 zien en geen kayak in het water. De inlanders ver- 
 meden de gelieele kust en de eilanden die in hare 
 nabijheid lagen, als het broeinest van de phiag. 
 
 Toen Christiaan David en Christiaan Stach zagen, 
 dat het land eene ware wildernis was geworden, dach- 
 ten zij , dat het noodeloos zou zijn Linger te blijven 
 en besloten zij de eerste gelegenheid waar te nemen, 
 naar Europa terug te keeren en een meer belovend 
 arbeidsveld te zoeken. Maar Mattheus Stach had be- 
 sloten, niettegenstaande alle teleurstelling , zijnen post 
 niet te verlaten , zelfs al zouden lange jaren van ver- 
 ijdelde hoop zijn deel zijn, gelijk zulks met Egede 
 het geval was geweest. En yoordat zijne medgezellen 
 hun besluit konden ten uitvoer brengen om het land 
 vaarwel te zeggen, werden hunne verslagen harten 
 opgebeurd door de komst van nieuwe arbeiders. De 
 Koning van Denemarken had den wensch geuit, dat 
 het getal zendelingen van Herrnhut vermeerderd mogt 
 worden. Dien ten gevolge werden Johannes Beck en 
 
123 
 
 de 
 ieii 
 oil- 
 en. 
 igte 
 II in 
 van- 
 , ge- 
 ver- 
 hare 
 
 igen, 
 dach- 
 lijven 
 emen, 
 ovend 
 d be- 
 ll post 
 ver- 
 Eii;ede 
 zellen 
 ; land 
 liarteu 
 rs. re 
 t, dat 
 dmogt 
 eck en 
 
 Frederik Boehnisch gekozen, die gewillig dit work 
 aanvaardden. Eerst begaven zij zich naar Berb'jn waar 
 Ds. Jablonskij , een ouderling of bisschop van do ver- 
 eenigde Broedergemeente , die tevcns liofkapellaan was , 
 hen met veel vriendelijkheid ontving en hen, door 
 vele gebeden vergezeld, verder deed trekken. Te Kop- 
 penhagen , waar zij twee maanden werdcn opgehouden, 
 vonden zij een warmcn vriend in Baron van Soelen- 
 thal, gouverneur van den Kroonprins. Poor zijne 
 bemiddeliiig verkregen zij kosteloozen overtogt naar 
 Groenland, en een schip dat zich derwaarts begaf , werd 
 geladen met bouwstoffen , tot oprigting eener nieuwe 
 kolonie te Disko. Hij schonk bun ook eene zeer groo- 
 te hoeveelheid etenswaren voor hun onderhoud. 
 Een gedeelte van dezen kostbaren voorraad namen zij 
 mede, maar omdat er slechts zeer weinig plaats aan 
 boord was, waren zij genoodzaakt het overige achter 
 te laten om door een volgend schip te worden mede 
 gebragt. Nu begon hunne eerste ondervinding der 
 uitwendige beproevingen van het zendebngsleven. De 
 wclwiliendheid welke hun te Koj)penliagen was betoond 
 bleef hun deel niet aan boord van het schip, en de 
 reis hoewel zij minder stormachtig was dan die van 
 hunne voorgangers, werd hun zeer pijnlijk gemaakt 
 door de spotternij , de beleedigende taal en de harde 
 behandebng welke hun dagelijksch deel waren. Inder- 
 daad verheugd waren zij , toeu zij te Disko door het 
 
 m 
 
fwi ■ 
 
 121. 
 
 vrieiidelijke gezigt vau Cliristiaan David verwelkorad 
 werden. Ilet schip dat het huniio vooruitging, was 
 in Godhaab biniicngeloopen, en had dc tijding ge- 
 bragt van de nicuwe volksplanting. Men verzocht 
 Cliristiaan David aan den opbouw der woningen mede 
 te werkcu. Beck en Boelinisch lecnden ook hunne 
 handen tot dit goede werk , tot dat hot schip naar 
 Godhaab verlrok , waar hunne nankomst groote vreugde 
 aan de Stachs veroorzaakte en Cliristiaans begeerte 
 cm het land te verlaten geheel verdreef. 
 
 Terwijl zij elkander opwrk(;^n tot bidden en wer- 
 ken, vervolgden de zendelingen met ijvcr hunne be- 
 zigheden buiten 's huis en de studie der taal. Door 
 oefening werden zij tamelijk ervaren in het visschen 
 en voorzagen zich zelve van voedsel, en niettegen- 
 staande eenige ongelukken door het stormachtige weder 
 veroorzaakt^ bezochten zij verscheidene gedeclten der 
 kust en vermeerderden hunne kennis van het land en 
 van deszelfs bewoners. Maar hunne vaste reizen, 
 waarvan zich de eene hoiiderd mijlen ten Zuiden uit- 
 strekte en de andere evenveel mijlen ten Noordeu , 
 ondernamen zij in gezelschap van de koopliedeu. Dezen 
 was hunne hulp zeer welkom , bij de gevaarlijke togten 
 in welke zij aan regen en sneeuwvlagen en tegen- 
 Avinden blootgesteld waren. De inboorlingen welke zij 
 op deze verwijderde reizen ontmoetten, schenen meer 
 geneigd hun welkom te heeten dan alle met welke zij 
 
125 
 
 iintl 
 was 
 
 G^ 
 
 Dcht 
 
 nede 
 
 inne 
 
 imar 
 
 ugdc 
 
 ;eerte 
 
 wer- 
 e be- 
 Door 
 ssclien 
 tegen- 
 weder 
 ;n der 
 land en 
 eizen , 
 sn uit- 
 loi'den , 
 Dezen 
 togten 
 tegen- 
 ilke zij 
 meer 
 ;lke zij 
 
 tot dus verre in keunis waren gekomen. In het eerst, 
 toeu de Groenlanders zageii dat de zend<3lingen ge- 
 willig bij elken bandcnarbeid medchielpcn , mcenden 
 zij dat 7iij de dienstkuechten der kooplicdcn waren, en 
 behandelden hen met vcrachting. Toen zij echter bemcrk- 
 tcn dat dit het geval niet was en zij het zaclitmoedig 
 oil vriendelijk gedrag der vrcemdelingen waarnamen, 
 verzochteu zij hen iu hunne tenten en trachtten met 
 hen in gesprek te komen. HeL viel beide partijen 
 moeijelijk zich zonder tolk verstaaubaar uit te druk- 
 ken, eveuwei was het volk tevreden. Zij wenschteu 
 dat de zeudelingen hun bezoek een volgend jaar zouden 
 hervatten, eu beloofden ook hen te komen zien als 
 zij op hunne reizen in de nabijheid van Godhaab 
 landden. Deze bewijzen van welwillendheid moedigden 
 den ijver der breeders aan tot het leeren der taal, 
 hetwelk nog veel moeijelijkheden baarde. Deuitspraak, 
 de tallooze bijvoegiiigen en taalbuigingen , het groot 
 aantal voorwerpen die door hetzelfde woord uitgedrukt 
 worden, alles vereischte een groot geduld en jaren 
 van oefening. In dezen tijd kregen zij kostbare hulp 
 van Paulus Egede, die sedert kort uit Denemarken 
 teruggekeerd was. Ilij zonderde iedere week eenigen 
 tijd af, om de broeders in het spreken eu vertalen 
 te onderwijzen, en het duurde niet lang of zij waren 
 in staat met genoegzame juistheid over algemeene 
 onderwerpen in de zaken dezer wereld te spreken, 
 
m 
 
 'fii 
 
 ii >» 1] 
 
 m 
 
 lit 
 
 12() 
 
 v^oodut zij gcmakkelijk door de inlanders koiideii ver- 
 staan wordeu. 
 
 Toei) de breeders beproefdeii om op godsdienstige 
 onderwerpen te komcn, bemerktcn zij, evenals Egede 
 had gcdaan , dat het iiaauAvelijks mogelijk was , woorden 
 tc vindcii, die hunnc meeniug uitdrukten. Zij besloten 
 dus wijselijk zich te ontliouden over heilige dingen 
 te spreken, totdat zij beter met de taal bekend waren, 
 opdat zij de gedachten der iiiboorlingen iiiet in ver- 
 warring zoudcn brengen en de christelijke godsdienst 
 aan bespotting blootstellen , door het gebruik van on- 
 gerijmde en dubbelzinnige woorden. Hoewel zij zich 
 aan dezen regel hidden, outstond er toch wel eens 
 eenige vergissing. Zoo werd bij voorbeeld een misver- 
 stand veroorzaakt door huu gebruik van het Deensche 
 woord Gud, dat God beteekent. De broeders begounen 
 nu de Groenlanders over den Ahnagtigen Schepper 
 aller dingen te spreken; maar daar zij niet wisten 
 welk inheemsch woord te gebruiken, om met genoeg- 
 zamen eerbied den naam van het Goddelijk Wezen 
 uit te drukken, namen zij hunne toevlugt tot het 
 Deensche woord Gud. Zij meendeu dat liet sommigen 
 hunner reeds bekend zoude zijn door den veelvuldi- 
 gen omgang met de Deiien. Het was hun onbekend 
 dat er in de Groenlandsche taal een woord bestond 
 dat eveneens werd uitgesproken , maar rivier beteekent. 
 Later vernamen zij dat velen van de inboorlingen zich 
 
ljJ7 
 
 verwonderJ liadden dat de vreemdelingen met zoo veel 
 erust gesproken liaddeu over hct bestaan der rivieren, 
 waaraan iiooit iemand had getwijfeld. Toen men eenen 
 zekercii man vroeg of hij aan Gud gcloofdc, aiit- 
 woordde hij met verontwaardiging : ,/Waarom zoude ik 
 daarin niet geloovcn? ik hcb or de stem van gehoord." 
 Hiermede bedoelde hij hct bruisen der stroomen, die 
 zich van de ijsbergen afstorten. Terwijl zij nog onbe- 
 kwaam waren over godsdienstige onderwerpen te spre- 
 ken, iiamen de brooders elkc gelegenheid waar om 
 gedeelten der Ileih'ge Schrift en korte gebeden , die 
 Egede vertaald had, voor te lezen. Op zekeren dag 
 dat Mattheus Stacli aan een gezelschap inboorliugen 
 een gebed had voorgolezen, zeideii zij tot hem, dat 
 hij good Grocnlandsch gesproken had, maar dat zij 
 niet verstonden wat hij meende door „verlost te zijn 
 door het bloed van Jezus Christus/^ //Christus te ken- 
 nen^^ deze taal is te hoog dan dat wij ze begrijpen zouden. 
 Twee jaren waren nu sedert de schrikkehjke bezoe- 
 king der pokkeu verloopen , en de inboorlingen ver- 
 meden niet meer de omstreken der Baalsrivier. Het 
 volk dat de visschersplaatsen bij Godhaab bezocht, 
 kwam dikwijls in Nieuw-Herrnhut. Eenigen kwaraen 
 om voedsei te vragen, anderen om uachtverblijf, weer 
 anderen om messen, uaalden, vischliaken enz. ; niet 
 een van de vijftig had een hooger beginsel om het 
 zendingshuis te bezoeken dan nieuwsgierigheid en hoop 
 
 ■It 
 
 i. 
 
 ■i4- 
 
 •^f 
 
( r ■ 
 
 ' ' t ,■■ 
 'J I. 
 
 op winst. Sommigen verklaarden zelfs openlijk clat als 
 de zendelingen ophielden huu stokvisch te geven, zij 
 uiet larger naar liunne woorden wildeii luisteren. 
 Hoe zelfzuchtig en zelfs diefachtig de meesten van 
 hunne gasten ook waren, de zendelingen wilden ze 
 niet van zich stooten. Zij hoopten vroeger of later 
 door aanhoudende vriendelijklieid , eenigen van dit 
 volk voor betere dingen te winnen. Met vreugde merk- 
 ten zij op dat sommigen die gebleven waren bij de 
 avondgodsdienst en het gebed en gezang liadden aange- 
 hoord, bijzondere belangstelling schenen te toonen. 
 Zij vroegen verlof ora terug te komen , en deden ver- 
 scheidene vragen over de bedoeling der zendelingen, 
 en wilden weten waarom zij nedcrknielden, tot wien 
 zij spraken, enz. Behalve liunne dagelijksche zamen- 
 komsten tot gebed , zonderden de broeders iederen 
 avond een uur af om zamen te spreken over hunne 
 zending, over de verscliillende moeijelijkheden , de hoop 
 en de zorgen die daze roeping lienbaarden, opdat de 
 cen door de ondervinding van den anderen mogt leeren. 
 Ell opdat niets den innigen broederband onder hen mogt 
 breken, besloot ieder zichzelf te onderzoeken en afte 
 vragen of hij geloofde dat zijne roeping eene God- 
 delijke was , en of hij voornemens was daarin te 
 blijven volharden, hoe groot ook de beproevingen 
 mogten wezen , welke hij zoude hebbeu te verduren , 
 zoo lang hij, volgens zijn geweten zoude kunnen 
 
 ';2li, 
 
 m 
 
129 
 
 .t als 
 
 eren. 
 
 van 
 m ze 
 
 later 
 m dit 
 merk- 
 bij de 
 lange- 
 oonen. 
 !U ver- 
 ingen , 
 it wieu 
 zamen- 
 
 Lederen 
 lunne 
 e hoop 
 idat de 
 leeren. 
 u mogt 
 ;n afte 
 God- 
 ariu te 
 evingen 
 :duren , 
 ku.niicn 
 
 Eeggen, dat hij zijn pligt als een getrouw dieiistknecht 
 tiaar zijn beste verinogeii had volbragt; — of totdat God, 
 uaar zijiien ondoorgrondelijken raad, hein van dit arbeids- 
 eld zoude wegnemen. Gedurende eenige weken over- 
 cluchten zij deze vragen bij zichzelve, waarua, zij den 
 uitslag van hun zelforiderzoek aan elkaiider mededcel- 
 den. Toen bleek het, dat Christiaan Stach nooit roe- 
 ping had gevoeld zijn geheele leven aan de Heidenen 
 te wijden. De reis naar Groenland had hij als proef 
 cndernomen , en om de phiats van eenen afwezigen bree- 
 der te vervangen. Hij wilde nogtaus op zijneu tegen- 
 woordigen post blijven, totdat God hem zoude ver- 
 plaatsen of totdat hij door de Broedergemeente te 
 Herrnhut teruggeroepen zoude worden. Christiaan 
 David was naar Groenland gezonden, ten einde zijne 
 twee jonge onervaren breeders behulpzaam te zijn 
 tot de vestiging van een zendingspost ; daar dit ge- 
 daan was, wilde hij den volgenden zomer naar Herrn- 
 hut terugkeeren en zich ten dienst en ter beschikking van 
 zijne broederen aldaar stellen. Niet lang hierna nam 
 hij afscheid , met de belof te , dat de Groenlandsche 
 zending altijd eene voorname plaats in zijne gebeden 
 zoude bekleeden, en hij haar met kracht in Europa zoude 
 helpen ondersteunen. Mattheus Stach, Frederik Boeh- 
 nisch en Johannes Beck liadden zich in leven en sterven 
 aan de zending gewijd. Zij waren vast besloten oiu 
 te blijven gelooveu , ook waar zij niet zouden kunnen zieu , 
 
 9 
 
 I 
 
130 
 
 en te liopen zelfs tegeii hope. Zij wilden hunue on- 
 derneming iiiet laten varen totdat zij met voile vrij- 
 moedigheid voor God kondeii betuigen, alles gedaan 
 te hebben wat menschen konden doen. En bij deze 
 gelegenheid sloten zij een wederzijdsch plegtig ver- 
 bond om 1. Steeds in gedachte te houden dat zij in 
 dit land waren gekomen steunende op God hunnen 
 Zaligmaker, in wien alle volkeren der aarde zullen 
 gezcgend worden. 3. Beiden, door woord en daad, naar 
 de vermogcns die God hen gegeven had , iedereen be- 
 kend te maken dat Jezus de wereld verlost heeft door 
 zijn eigen bloed, opdat de harten der Heideuen door 
 deze leer tot de gehoorzaamheid des geloofs mogten 
 gebragt worden. 3. Te zamen in broederlijke liefcle 
 te leven, de een des anderen geestelijke gaven, bun 
 door God geschonken te erkennen en zijn naaste uit- 
 nemender te acliten dan zichzelven. 4. Hun verschil- 
 lenden dagelijkschen arbeid met raoed en vlijt te doen 
 als voor den Heere, daarbij zich niet over te geven 
 aan angstige bezorgdheid hoe zij in hunne tijdelijke be- 
 hoeften voorzien zouden, doch hunne zorg op Hem te 
 wentelen die de vogelen des uemels voedt en de bJoemen 
 des velds kleedt. Zij zetten het zegel op dit verbond 
 door te zamen des Heeren Avondmaal to gebruiken. 
 Spoedig hadden de zendelingen behoefte aan al 
 den troost dien het bewustzijn van eenheid hun kon 
 schenken; want de opregtheid en de kraclit van hun 
 
 ■A, J' 
 
131 
 
 le on- 
 3 vrij- 
 fedaan 
 3 deze 
 g ver- 
 zij in 
 iiinuen 
 zullen 
 i, naar 
 een be- 
 3ft door 
 en door 
 mogten 
 e liefde 
 sn, bun 
 aste uit- 
 erscbil- 
 te docn 
 le geven 
 jlijke be- 
 Hem te 
 bloemen 
 verbond 
 jbruiken. 
 
 aan al 
 lun Icon 
 van bun 
 
 geloof zouden op eene zware proef gesteld worden. 
 De mildheid waarraede een uitstekend weldoener aan 
 liet Deensche hof, in vroegere jaren in hun levenson- 
 derlioud voorzien had, is hierboven vermeld, Sedert 
 dieu tijd was geen nieuwe leeftogt hun gezondeu. 
 Zelfs was de voorraad welken Erederik Bochnisch en Jo- 
 hannes Beck achtergelaten had den, vergeten geworden 
 door hen die hem zouden opgezondeii hebben ; hij werd 
 nooit in Groenland ontvangen. De visclivaiigst enjagt 
 van 1735 wareu zeer ongunstig. In de kolonien hecrschte 
 eene algemeene schaarschte van voedsel, en de zcii- 
 deliugen waren niet bij raagte geweest eenigen voor- 
 raad van visch en rendiercnvleesch op te doen. Hunne 
 gezouten levensmiddelen waren gebruikt en niets bleef 
 hun over dan eene kleinc hoeveelheid meel en erwteu 
 en eenige scheepsbeschuiten. Christiaan David, die 
 uu op zijn tcrugtogt was, zoude hunnen nood aan 
 de broederen te Herrnhut bekend maken; maar de 
 winter was op handen en verscheidene maanderi moes- 
 ten verloopen voor dat de schepeii de kolonie konden 
 bereiken. De Deensche kok)nisten hadden medebjden 
 met hunne ellende, maar waren niet bij magte om haar 
 te verzachten, daar zij zelve in verlegenheid zaten. 
 
 De eenige toevlugt die den broederen bleef, was 
 zeehondenvleesch van de Grocnhinders te koopeu, als 
 zij dezen konden overhalen het hun af te staau. Want 
 geen der Europeanen was bedreven in de vangst de- 
 
 m 
 
 
 .1 '4 
 • I' 
 
 
Itl ''' 
 
 l( . ' 
 
 132 
 
 zer diereii; slechts den inlanders, in hunne kaijakg 
 gezeten, die zij met eene onnavolgbare handigheid 
 bestuurden, gelukte liet zeehonden te vangen. Maar 
 de Groenlanders wilden volstrekt niets van hunne 
 vangst afstaan ; zelfs de mannen die gedurende den vo- 
 rigen winter ruimscboots door de goedbeid der zen- 
 delingen ondersteund waren geworden, weigerden nu 
 bun, tot welken prijs ook, eene bete voedsel te ver- 
 koopen. Tot verscbooning van deze oudankbare zelfzucbt 
 moeten wij in aanmerking nemen , dat de inboorlingen 
 vooral gedurende den winter, bun leveu met vasten 
 en feestvieren doorbrengen. Als er veel voorraad is , 
 
 ZKKUOjrUt.WANOST l.N GuO}:.M.A.\U 
 
 If "J 
 
1 .13 
 
 heeft het volk cle gewoontc zijiic maaltijtleii geliecle 
 nacliten voort te zetteu , en zicli met spijzen zoo vol 
 te proppen dat het den Europeanen ongeloofelijk toe- 
 schijnt. Maar als stormaclitig weder of buitengewone 
 opliooping van ijs hen belet zeehonden of iets an- 
 ders te vangen, zijn zij genoodzaakt dagen en weken 
 lang hun leven te onderhouden , door het eten van 
 zeegras , van het leder hunner schoenen , oude tentbe- 
 deksels enz. Geen jaar verloopt waarinjiiet verscheidene 
 ineusuhen van gebrek omkomen. De broeders achtten 
 zich nu gelukkig, wanneer zij eene genoegzame hoeveel- 
 heid raosselen en zeegras konden vinden om de kwelling 
 van den honger te stillen. Het kleine overblijfsel van 
 hun meel lieteu zij zooveel mogelijk uitdeijen, door het 
 met eenige vetkaarsen te kooken; en hoe walgelijk 
 dit geregt hun een paar weken vroeger zoude toege- 
 schenen hebben, nu waren zij er zclfs dankbaar voor. 
 In de ontzettende koude van de Noordsche streken 
 seliijnt dierenvet of traau een bepaald vereischfce te 
 zijn, tot onderhouding van het leven. 
 
 Zij hadden met vele gevaren te worstelen bij het 
 zoeken van voedsel. Hunne boot was zoo bouwvallig 
 dat zij naauwelijks, zelfs bij het stilste weder kon 
 gebruikt worden , maar de nood dwoug hen zich er 
 in te wagen. Eens, toen zij naar huis terug keerden 
 hadden zij bijna de kust bereikt, toen een plotselinge 
 rukwind hen verscheidene mijlen terugdreef en nood- 
 
 1( 
 '0 
 
 ■■'3 'i 
 
S9cm 
 
 Ml 
 
 134 
 
 zaakte eeiie schuilplaats tc zoeken op een rotsaclitig 
 eiland, waar zij door den aanlioudenden tegenwind 
 gedwongen werden vier nacliten te blijven, geheel door- 
 iiat van den regen en liet zeeschuim. Bij eene andere gele- 
 genheid begaven hun bijna de krachten nadat zij langen 
 tijd geroeid hadden. Zij moesten den naclit doorbrengen 
 op eene onbewoonde plaats , welke hun geene andere 
 schuilplaats verschafte dan een gat, hetwelk zij in de 
 sneeuw gegraven hadden, en waarin zij zich neder- 
 legden totdat zij genoeg uitgerust zouden zijn om zich 
 door hard loopen warm te houden. Gelukkig voor hen 
 was het nog te vroeg voor de scherpe winterkoude. 
 De inboorlingen die de armoede en ontberingen van 
 de broeders gadesloegen, waren verwonderd dat zij lust 
 hadden om op zulken afstand van hun eigen land en 
 in zulk een slechten en ellendigen toestand te wonen. 
 Zij waren niet karig in hunne spotternijen over deze 
 dwaasheid, zooals ze hun toescheen. Dikwijls zeiden 
 zij: ,/Uwe landgenooten moeten al heel slecht zijn, 
 daar zij u niets zenden , en gij zoudt dwaas zijn hier 
 langer te blijveu." In dezen tijd van tegenspoed werd 
 de hoop en de moed der broeders staande gehouden 
 door het geloof dat hun Hemelsche Vader hen niet 
 verlaten zoude: //Wij weten niet,'^ schreven zij in hun 
 dagboek, ,/wat Hij met ons wil doen. Wij bemerken 
 alleen dat andere beproeviugen ons wachten. Even wei- 
 nig weten wij wat zijne hand in het verborgen onder de 
 
135 
 
 Heideuen werkt. Diepe tluisternis schijnt hun hart eii 
 geest te bedekken. Toch gelooven wij, dat het werk 
 ten laatste zal gelukken; en als Hij ons beproefd zal 
 hebben zuUen wij zonder twijfel zijne heerlijkheid 
 aanschouwen/' 
 
 In het dagboek dor zendelingen vindt men vele 
 voorbeelden van Gods voorzienigheid dankbaar ver- 
 meld. Zoo vonden zij, bij voorbeeld, ecn* dooden wittea 
 walvisch, dieu de zendeHngen en het scheepsvolk van 
 de Deensche volkplanting te zaraen deelden ; het vleesch 
 was rood als rundvleesch en smaakte bijna eveneeus. 
 Later werd hun eens een jong zeevarken geschon- 
 ken door een en Groenlander, die de moer gevan- 
 gen had. Nog werden zij eens door tegenwind 
 naar eenige rotsen gedreven , waar zij eenen arend 
 bespeurden die op zijn nest zat. Zij schoten hem, en 
 nadat zij met raoeite naar boven geklommen waren, 
 vonden zij vier groote eijeren, behalve den dooden 
 vogel. Deze voorzag hen niet alleen van voodsel maar 
 ook van pennen , waaraan zij juist groote behoefte had- 
 den. Maar raeer dan door deze tijdelijkeuitreddingen werd 
 hunne smart verzacht en hun hart vertroost door de goed- 
 heid en voorkomendheid van eenen inboorling, Ippegau 
 genaamd , die eenen weg van dertig mijlen zuidwaarts 
 aflegde om hen te bezoeken. Zij hadden hem slechts 
 eens te voren gezien. Op een van hunne zomertogten , 
 toen zij verdwaald waren en in het blinde tusschen de 
 
 if 
 
 ■I 
 
 M^ 
 
136 
 
 hun onbekende eilanden rondroeideii , ontmoetten zij 
 toevallig Ippigau. Hij gedroeg zich zeer vriendelijk 
 jegens hen en bragt. hen op den goeden weg terug, 
 en nu, te midden van hunne diepe ellende, waarvan hij 
 ochter niets wist, "sverd zijn hart bewogen om hen 
 op te zoeken en het aanbod te doen hun geregeld al 
 het zeehondenvleesch te verkoopen, dat hij zoude 
 kunnen missen. Toen de lente kwam ontviel hun deze 
 hulp en wcrden zij zoo zwak door gebrek aan goed 
 voedsel, dat zij hunne boot niet langer sturen kon- 
 den. Toch bleven zij op God vertrouwen , en hun 
 geloof werd niet beschaamd. 
 
 Op zekeren dag in Mei, toen zij juist hongerig en 
 verraoeid van eenen vergeefschen togt om voedsel te 
 zoeken terugkwamen, werd hun berigt dat een Hol- 
 landsch schip aan wal gekoraen was, hetwelk een vat 
 met levensmiddelen voor hen medebragt. Deze hun zoo 
 welkome gave kwam van eenen vriend uit Amsterdam , 
 die hun persoonlijk onbekend was. Zij was door eenen 
 brief van den gever vergezeld, waarin hij de zeude- 
 iingen vroeg of zij hem met hunnen toestand en met 
 hunne behoeften bekend wilden makeu. Later werd de 
 zending voor een groot deel door de bijdragen van 
 dezen edelmoedigen weldoener en zijne vrienden on- 
 dersteund. De onderstand dien hij hun nu verleend had 
 redde hen niet alleen uit hunnen tegenwoordigen nood j 
 maar hielp hen ook om beter den winter door te ko- 
 
187 
 
 '&> 
 
 In on- 
 d had 
 
 liiood , 
 e ko- 
 
 men dan het voorgaande jaar. Want de gomeentc te 
 Herrnhut, vvclke sleclits bestond uit arme bannelingen , 
 die werken moesten voor hun dagebjkscli brood , kon 
 sleclits een karigen voorraad levensbehoeften naar de 
 broederen in Greenland zenden. Desniettemin zoude 
 de huisbouding der zendelingen eerstdaags vergroot 
 worden door de aankomst van dc inoeder van Mat- 
 theus Stach, die weduwe was, en van zijne twee zusters, 
 van welke de oudste twee en twintig , de andere slechts 
 twaalf jaren telde. Zij kwamen bier om de buishou- 
 delijke belangen der zending op zicb te nemen , en langs 
 elken geopeuden weg aan bet welzijn der Groeuland- 
 scbe vrouwen en kinderen te arbeiden. Mittbeus be- 
 gon terstond zijne zusters in de Groenlandscbe taal 
 te onderwijzen, en bare vorderingen, vooral die van 
 Anna, de jongste zuster, gingen zijne verwacbtingen 
 te boven. Later buwden beide met zendelingen en 
 mogten tot op boogen ouderdom in de dienst der 
 zending werkzaam zijn. 
 
 Tegen bet einde van den zomer scbeepte Cbristi- 
 aan Stacb zicb naar Europa in, om met de broeders 
 te Herrnlmt en elders, over den toestand en de voor- 
 uitzigten der zending te beraadslagen. Nadat bij eerst 
 Duitscbland bezocbt bad, vertrok bij naar Holland 
 en naar Engeland, in welke twee landen eenige der 
 voornaamste vrienden van de broeders woonden. Aan 
 dezen deelde bij alles mede wat gedaan was en 
 
 
 :1 
 
 
fin 
 
 M m 
 
 
 138 
 
 vroog hen dringend om raad met betrekking tot de 
 toekomstige voortzetting van het werk. Eenige nut- 
 tige wenken werden hem gegeven , maar men was al- 
 gemeen van gevoelen dat veel aan de Christelijke 
 voorzigtigheid der arbeiders raocst overgelaten worden, 
 in zulk een nieuw en afgelegen oord. De eenige regel 
 dien men voorschreef was, dat wanneer de zendelingen 
 eindelijk zoo gelukkig mogteii zijn, om zielen voor 
 Christus te winnen, zij alsdan hunne godsdienstoefe- 
 ning in de zamenkomsten der inboorlingen , zooveel 
 mogelijk zouden inrigten naar de wijze waarop de 
 broedergcmeente hare eeredienst en de kerkelijke 
 tucht uitoefende. Wat de tijdelijke belangen der zen- 
 ding betreft, zoo beijverden graaf Zinzendorf en andere 
 vrienden zich aanstonds, om de noodige maatregelen 
 te nemen ten einde te verhoeden, dat zulke tijden 
 van ontbering en ellende , als Christiaan en zijne 
 medgezellen het vorige jaar hadden doorgestaan niet 
 meer zouden voorkomen. Hoewel het tegenwoordige voor- 
 uitzigt der zending niet veelbelovend was, deed nog- 
 thans het verhaal van Christiaan Stach in veler harten 
 levendige belangstelling ontstaan. In Holland vraagde 
 een jongeling , Margraaf genaamd , vergunning om zich 
 aan dit werk te verbinden. Hij werd dien ten gevolge tot 
 de dienst der zending gewijd, reisde met Stach naar 
 Koppenhagen en van daar naar Groenland, na in zeer 
 welwillende woorden de verzekering van des Konings 
 
1.31) 
 
 gocdkeuring ontvaiigcn te hebben. Margrtiaf was cch- 
 icr niet in staat lang in dit barre klimaat te werken. 
 De zware ligchamelijkc zoowel als geestelijke arbeid , 
 die ieder der zendelingen op zich nemen moest was te veel 
 voor zijne krachten. Het eerste jaar van zijn verblijf 
 in dit land Vvcrd gekenmerkt door een bijzonder 
 strengen winter. Het dagboek van een der Europesche 
 bewoners meldt dat sterke dranken als water be- 
 vroren al werden zij naast het vuur geplaatst; het ge- 
 zouten vleesch werd als dikke stukken ijs uit de ton- 
 nen gehouwen, en als het iu den pot werdgedaan, was 
 de buitenste kant geheel gaar, voordat men het bin- 
 nenste met een mes kon doorsteken. In den schoor- 
 steen van zijne kamer kwam het ijs door de pijp, 
 zelfs totiu de opening van den kagchel, niettegenstaande 
 het vuur den ganschen dag brandde; en als hij des 
 morgens opstond, waren zijne kussens dik met rijp 
 bedekt, veroorzaakt door het bevriezen van zijnen 
 adem gedurende den nacht. 
 
 Voordat de koude inviel , waren de broeders naar 
 eene menigte eilanden zuidwaarts getrokken, waar zij 
 eenige inlanders vonden, die zij vroeger reeds gezien 
 hadden en onder deze ook hun ouden vriend Ippe- 
 gau. Hij ontving hen vriendelijk, raaar was weinig 
 genegen te luisteren als zij met hem over godsdieu- 
 stige onderwerpeii wilden spreken. De andere Groen- 
 landers gaven duidelijke blijken, dat zij wel is waar 
 
 t 
 
 |i 
 
 ^ri 
 

 
 >m 
 
 140 
 
 vcrlieugd waren eeii bezoek van de zendelingeii te 
 ontvangcn, maar iiiet wenscliten dat zij laiig in deze 
 buurt blcvcn. Maltheus Stadi die gaarnc vorderingen 
 in de taal wilde maken, overreeddc hen ecliter om 
 hem te vergunncn ecnige wckcn onder hen te verkee- 
 ren. Hij vond zijnc gastheeren zcer vcrander^'"'' f 
 //Somtijds/' schrijft hij, ,/liusteren zij als ik hun .le 
 plaats uit dc Schrift voorlees, verklaren dat zij alles 
 gelooven vvat ik zeg, en wenschen dat ik langer zal 
 blijven om hun meer te verhalen. Dan weder gaan 
 zij verstoord been en bevelen mij stil to zwijgen/' 
 Het ergste cvenwel was, dat zij dikwijls de heilige 
 dingen waarover hij sprak, tot een voorwerp van on- 
 beilige spotternij maakten. „Mijn hart,^' zegt hij, //is 
 dikwijls in vuur ontstoken, als zij mijnen God be- 
 spotten/' Alle kinderen waren zijne vrienden, z 
 pen hem te geraoet zoodra hij kwara. Sonitijds veizia- 
 melde zich eene kleine groep rondom hem, die aan- 
 dachtig luisterde als hij met hen sprak en hen onder- 
 vroeg, daar hij op deze wijze trachtte hunne jonge 
 harten eenige kenuis der Christelijke waarheden in te 
 prenten. Maar zoo als men kan denken, was deze 
 belangstelling kortstondig. 
 
 Mattlieus kwam bij tijds in Nieuw Herrnhut terug 
 om het Kersfeest met zijne broeders te vie ren. Nooit 
 hadden zij een levendiger besef gehad van het onder- 
 scheid, tusschen de vreugdevolle herinneringen en ver- 
 
141 
 
 )> 
 
 wuchtingeii die deze lieilige dagen liuii hart inboe- 
 zemdeii, en de sombere onwetcndheid en liet ongeloof 
 waarin de Groenlanders verkecrden. Toch leefden de 
 zendelingen in eene gespannen verwachting, ja liadden 
 bijna cen voorgevoel van het aanbicken van een sclioo- 
 nen morgen over de nachtelijke duisternis in Green- 
 land. //Wij willen gelooven," zoo schreven zij aan 
 hunne vrienden in Duitscldand, //dat de TIeer nog 
 groote dingen in Groenland zal doen. Houdt niet op 
 God to bidden dat Mij zijne geuade in de harten van 
 dit arme volk open bare/' Tot dus verre liadden de 
 broeders gemeend, dat zij in de eerste plaats den in- 
 boorlingen over lict bestaan van God en zijne god- 
 delijke eigenschappcn raoesten spreken, en hun zijne 
 regtvaardige wettcu in de straf die de overtreders 
 wachtte voor oogCi houden. Zij liadden wel is 
 waar als regel aangei men , om vooruamelijk de ver- 
 lossing van zondaren duor den Heere Jezus Christus 
 te verkondigen, maar dacliten dat het in de eerste 
 plaats noodig was in het hart der Groenlanders een 
 gevoel van verantwoordelijkheid jegens eenen almag- 
 tigen en regtvaardigen Schepper, benevens over- 
 tuiging van zonde en schuld te wekken. Door dit 
 onderrigt was weinig of niets verkregen en de broeders 
 zouden weldra door ondervinding leeren, dat er een 
 beter en doelmatiger weg was tot de harten hunner 
 hoorders dan deze. 
 
 '>m 
 
 # 
 
 ;j. 
 
I 
 
 
 it 1 
 
 '1l ; 
 
 fi 
 
 142 
 
 In liet begin van Junij kwara ecn gezelscliap Zuid- 
 landers, dat op weg was naar liunne zomervischvangst, 
 Nieuw Herrnbut bezoeken. Zij waren den zendelingcii 
 vreemd en kwaraen van een gedeelte des lands , waar 
 men noch van christen-onderwijzers, nocb van hetgeen 
 zij leerden gelioord bad. Al de breeders waren afwe- 
 zig, en met den arbeid buiteu 's buis bezig, bebalve 
 Johannes Beck die eene vertaling afscbreef van de vier 
 Evangelieu. De vreenidelingen sloegen bem een oogen- 
 bbk met verwondering gadc, en vroegen liem toen wat 
 hij deed. Zoo goed mogelijk legde bij luin zijne werk- 
 zaambeid uit, waarop zij verdcir vroegen: „zeg ons 
 tocb eens wat gij gesclireven bebt." Hij las bun eenige 
 plaatsen voor, en toen .^let ben een gesprek aanvan- 
 gende, vroeg bij ben of de geest die in ben was, 
 door welken zij begrijpen, denkeu, bopen en vreezen 
 konden, sterven zoude, als bet ligcbaam stierf? Al- 
 len aiitwoordden : „Neen." ,/Maar", zeide Beck, ,/\vaar 
 zal de geest blijven, als bet ligcliaam sterft?'^ Eeni- 
 gen zeiden : //Daar boven'^, terwijl zij naar den be- 
 mei wezen; anderen zeiden: //Daar benedeu in de 
 zee." Want de Groenlanders badden verscbillende denk- 
 beelden betreffende bet verblijf der afgestorvenen • eeni- 
 gen plaatsten bet onder de narde of in de diepten 
 des oceaans, en dacbten dat de diepe spleten der 
 rotsen de lanen waren, die er lienen leidden; en au- 
 deren stelden bet ,/daarboven,^^ boven den regeuboog. 
 
143 
 
 ,/En wie", vervolgtle Johannes Beck, „maakte liet 
 ligchaam dat sterft, en den geest die niet sterft, en 
 de aarde, de zee en de luclit?'^ Zij antwoorddcn : 
 t/W\] weten het niet, niemand heeft liet ons ooit ge- 
 zegd. Maar het is zeker een zeer magtig en groot 
 persoon geweest?" //Voorzeker", zeide Johannes Beck, 
 „het is ieinand in wien alle magt, alle wijsheid , alle 
 goedheid woont, die de heinelen en de aarde schiep, 
 en alles wat daarin is. Hij maakte alle diugeu goed, 
 en ten laatste fchiep Hij den mensch naar zijn eigen 
 beeld , opdat die mensch Hem lief mogt hebben en 
 volmaakt gelukkig zijn, door het gehoorzamen aan 
 zijne bevelen. Maar de mensch was zijnen Maker on- 
 gehoorzaara en ging door eigen boosheid en ellende 
 verloren. Toch had de Schepper medelijden met hem, 
 en de almagtige Zoon van God werd mensch, om de 
 menschen van het verderf te verlossen, door zelf de 
 straf hunner zonden te dragen '' Het volk luisterde 
 aandachtig en met stilte, en Johannes Beck vertelde 
 hun uitvoerig, met een brandend hart en eene tong, 
 zoo spraakzaam als zij nooit te voren was geweest, 
 hoe Jezus geledeu had voor de verlossing der 
 menschen. Toen, zijn boek weder opnemende, las hij 
 hun het verhaal voor van des Heeren strijd in Geth- 
 semane. Zoodra hij geeindigd had trad een van de 
 Groenlanders , Kajarnak genaamd, naar de tafel toe en 
 zeide met grooten ernst : ,/Uot was dat? 0, vertel 
 
 i 
 
 
144 
 
 
 JOHANNKS Heck ONDEKWIJST DK GaOJiNLANUEttS, 
 
 hct mij nog eens, want ik wil ook zoo gaarue gered 
 worden!^' ,/Deze woorden zegt de zendeling, welke ik 
 nog nooit te voren van eenen Groen lander had ge- 
 hoord , deden mijn hart smelten en mijne oogen van 
 vreugdetranen overvloeijen, terwijl ik de geschiedenis 
 verhaalde van des Zaligmakers leven en sterven, en 
 mijnen hoorders den weg des behouds trachtte te ver- 
 klaren door het gcloof in Hem. Zijne hoordera waren op 
 verschillende wijze aangedaan door dit onderlioud. Toen 
 hunne nieuwsgierigheid bevredigd was, begonnen eeni- 
 gen het onderwerp te ernstig te vinden en slopen stil weg, 
 
mmam 
 
 m^ 
 
 gered 
 
 145 
 
 rnaar velen bleven. Anderen legdeii de handen op hunnen 
 mond, om volgens Groenlaudsche gewoonte hiiiine vcr- 
 wondeiiiig te tooneii, en verlangdeu dat de zendelingen 
 hen leeren zouden wat zij tot dezen grooten Heer en 
 Zaligmaker zeggen moesten, terwijl zij gedurig het ge- 
 bed herliaalden , dat hun voorgozegd wcrd, om het 
 toch niet te vergeten. Oiidertusschen waren de andere 
 zendelingen van hunne versch'liende bezigheden terug 
 gekomen, en zagen met verwonderiug en vernikking 
 eene menigte inboorlingen begeerig luisteren naar de 
 geschiedenis van der zondaren verlossing. Toen zij 
 afscheid namen zeiden de Groeulanders : //Wij zuUen u 
 spoedig weer bezoeken om meer van deze dingen te 
 hooren , en aan onze buren zullen vvij zeggcn wat gii 
 oris verteld hebt." 
 
 Inderdaad kwamen weinige dagen hiter eenigen 
 van het gezelschap terug en toonden zooveel belang- 
 stelling, dat zij den geheelen nacht bleven om meer 
 te hooren. Kajarnak inzonderheid had eene levendige 
 herinnering belionden van de dingen die hij gehoord, 
 
 en van de e'ebeden welke men hem 
 
 geleerd 
 
 liad 
 
 tot God op te zenden; en hij verklaarde dat hij dik- 
 wijls zijn hart geneigd en als het ware gedrongen 
 gevoelde om te bidden. Alles wat hij van de zende- 
 lingen hoorde herhaalde hij aan zijne medetc^ntbewo- 
 ners; maar het was hem het grootste genot zijne vrouw 
 en zijn zoontje te onderwijzen. Kort hierop verhuisde 
 
 U) 
 
 :t.i: if 
 
 If 
 
 II: 
 
i > I- 
 
 iWf 
 
 h 
 
 US 
 
 hij en sloeg zijne tent in cle nabijlieid van Nieuw- 
 Herrnhut op, om clagelijks in de nabijlieid zijner 
 onderwijzers te zijn. //Het is duidelijk/' schrijven de 
 zendelingen in dezen tijd, ,/dat het Woord van God 
 eenen zeer diepen indruk gemaakt heeft op liet hart 
 van dezen man. Als wij hem de Schriften v( Jaren, 
 begint hij als van zelfs te bidden, en dikwijls is hij 
 tot tranen toe bewogen. Zijne vlugge bevatting en de 
 blijmoedige aanneming der waarheid zijn verwondering- 
 wekkend, als men die vergelijkt met den tragen, on- 
 verschilligen aard, welke over het algeraeen de iu- 
 boorlingen dezes lands kenmerkt. Kajarnak schijnt de 
 woorden welke wij spreken te verslinden, en zoodra 
 de waarheid zijn oor bereikt, vindt ze reeds eene 
 plaats in zijn verstand en in zijn geheugen/' 
 
 De verandering welke met hunnen landsman was 
 voorgevallen, wekte de nieuwsgierigheid en de belang- 
 stelling van vele audere Groenlanders op, die ook 
 kwamen en hunne tenten in de uabijheid van het 
 zendicgshuis opsloegen om, zoo als zij zeiden, de blijde 
 boodschap van eenen Verlosser te hooren. En wan- 
 neer de zendelingen, als zij tot hunne inlandsche 
 toehoorders spraken , aarzelden uit gebrek aan juiste 
 uitdrukkingen , gaf Kajarnak, uit de volheid van zijn 
 hart, de geschikte woorden aan de hand. //Als wij hem 
 leeren denken/^ zeggen de broeders, //leert hij ons 
 goed spreken over goddelijke dingen." 
 
147 
 
 leuw- 
 zijner 
 en de 
 I God 
 t hart 
 laren , 
 
 is hij 
 
 en de 
 lering- 
 n, on- 
 
 de in- 
 lijnt de 
 
 zoodra. 
 Is eene 
 
 an was 
 belang- 
 die ook 
 /an het 
 blijde 
 n wan- 
 andsclie 
 ti juiste 
 van zijn 
 wij hem 
 hij ons 
 
 e 
 
 Onder deze nieuwe en gelukkige omstandigheden 
 ging de zomer voorbij. De tijd van de rendierenjagt, 
 die met grooten ijver en goed gevolg in de nabijheid 
 der Baalsrivier werd voortgezet, was nu gekomen. 
 Een groot aantal huisgezinnen vereenigde zich gewoon- 
 lijk tot de jagt; de vrouwen en kinderen omsingel- 
 den een terrein, waarop men wist dat vele rendieren 
 aanwezig waren, en door langzamerhand voorwaarts 
 te trekken, dreven zij deze schroomvallige dieren in 
 de enge middenruimte, waar zij gemakkelijk door de 
 jagers werden gedood. Ook hadden de vrouwen de 
 gewoonte een aantal rendieren naar eene enge baai 
 te jagen, waarop de manuen zich in hunne kajaks 
 begaven, om hen met pijl en boog af te makeu. 
 De arbeid van den dag werd veelal gevolgd door een 
 feest of dans in den avond, en deze jagt was bij de 
 Groenlanders eene geliefkoosde bezigheid daar zij veel 
 voordeel en genot opleverde. Do zendelingen waren 
 dus meer bedroefd dan verwonderd, toen de meesten 
 der aandachtige toehoorders, die zich in den laatsten 
 tijd rondom hen verzameld hadden, afscheid namen 
 om zich tot de jagt te vereenigen. Zij beloofden ech- 
 ter naar Nieuw-Herrnhut terug te keeren zoodra de 
 jagttijd voorbij zoude zijn. Kajarnak aileen weigerde 
 te gaan. Hij kon het denkbeeld niet verdragen gedurende 
 eeuige weken van alle godsdienstig onderwijs versto- 
 ken te zijn , en hij vreesde dat hij , als hij van zijnc 
 
 il 
 
 M'. 
 
 m- 
 

 148 
 
 lieidensdie laiitlgenooten omringd was, onverscliil- 
 lig zoude worden voor de blijde boodschap die liij zoo 
 kort geleden had leereii waardereu. Dit was maar al 
 te zeer het geval met zijne medgezellen. Zij keerden 
 wel is waar in het begin van den winter naar den 
 zendingspost terug , maar de godsdienstige indrukken 
 die zoo levendig schenen, waren uit hunne harten 
 verdrongen , en na eenige weken verlieten zij voor goed 
 deze streek. 
 
 Zij deden al hun best om Kajarnak te bewegen 
 met hen te vertrekken , stelden hem met sterke kleu- 
 ren de moeijelijkheden voor. die hij zoude hebben te 
 verduren, en vergeleken de banden die hem door 
 zijne nieuwe medgezellen en bezigheden werden opge- 
 legd , met de wilde ongebonden vrijheid van hun eigeu 
 leveu. Hunne beweegredenen waren echter vruchteloos, 
 want hij had een schat gevonden, waarvoor hij be- 
 reidwillig was grooter offers te brengen, dan die 
 welke door zijne medgezellen werden aangewezen. Door 
 het verlaten zijner makkers werd Kajarnak van de 
 groote boot, de tent en andere bezittingen beroofd 
 in welke hij eeu gelijk aandeel met hen had. Gedurende 
 korten tijd bragt hem dat in groote moeijelijkheden, 
 maar hij droeg zijn verlies met het grootste geduld. 
 De zendelingen ontdekten dat hij thans voor de derde 
 keer door de kwade bejegening zijner kameraads tot 
 armoede vervallen was, en meenden daarom vast dat 
 
149 
 
 rscliil- 
 lij zoo 
 laar al 
 eerden 
 ar den 
 ruklien 
 harteu 
 or goed 
 
 lewegen 
 :e kleu- 
 bben te 
 ;m door 
 11 opge- 
 cin eigeii 
 jliteloos , 
 liij be- 
 ilan die 
 en. Door 
 van de 
 beroofd 
 jdurende 
 tklieden , 
 geduld. 
 de derde 
 faads tot 
 I vast dat 
 
 d-e Heilige Geest zijn hart reeds voor het Godsrijk 
 had toebereid, eer hij nog van eenen Zaligmaker had 
 gehoord. Behalve Kajarnak en zijne vrouw vestigden 
 zich ougeveer twintig inboorlingen gedurende den win- 
 ter te Nieuw-Herrnhut. Zij vereenigden zich dage- 
 Hjks tot gebed en godsdienstig onderwijs, en des 
 Zondags werd een groot gedeelte van den dag be- 
 steed aan deze oefeningen en aan het lezen en zorg- 
 vuldig uitleggen van een gedeelte der Schriften. Lang- 
 zamerhand vertaalden de broeders verscheidene gedeel- 
 ten der Moravische Liturgie in het Groenlandsch. 
 Ten dienste huniier leerlingen vertaalden zij ook eenige 
 Duitsche gezangeu, en zij bemerkten dat de vvaar- 
 heden van het Evangelie een dieper indruk op de in- 
 landers maakten als zij in verzen waren uitgedrukt, 
 dan het geval was wanneer zij in proza werden over- 
 gebragt. 
 
 Het getal hunner hoorders werd iia het Kersfeest door 
 de groote gestrengheid van het weder vermeerderd. 
 De buitengewone koude welke het begin van het jaar 
 1738 kenmerkte is reeds verineld; de vorst die het 
 jaar 1739 aanbragt was iiiet minder gestreng. De om- 
 liggende zeeen waren door ijs ingesloten; de visch- 
 vangst en zeehondenjagt waren gedurende verscheidene 
 weken gestremd. Vele menschen kwamen van honger 
 om ; vele anderen van koude , omdat zij geen zeehon- 
 denolie konden krijgen om de lampen te vuUen, 
 
 
 ^:- I 
 
 !f 
 
150 
 
 waarmede zij liumie woningen verwarmclen. Eenigen vlugt- 
 ten naar Godhaab en bezwoeren de Deensche kolonisten 
 om hun nood te verligten , en vijftien tot twintig behoef- 
 tigen werden in Nieuw-Herrnhut geherbergd en ge- 
 voed. Toen zij nog verre van de volkplanting ver- 
 wijderd waren en bemerkten dat hunne levensmidde- 
 len ten einde raakten , namen de raannen van dit ge- 
 zelschap hunne kajaks op het hoofd en reisden zoo 
 spoedig mogelijk over het ijs, om hulp in te roepen 
 voor hunne vrouwen en kinderen. De broeders, door 
 eenig scheepsvolk van Godhaab vergezeld, begaven zich 
 terstond tot deze liefdedienst op weg; maar storrnach- 
 tig weder en het ijs stelden hun zoo vele hinderpalen in 
 den weg, dat eene week verliep eer zij deze arme 
 schepselen konden bereiken , die tien dagen lang op 
 de sneeuw gelegen, en ter naauwernood hun leven 
 gerekt hadden door het eten van de oude velleii die 
 hen bedekten. 
 
 Gedurende dezen winter gevoelden de zendelingen 
 zich dikwijls gedrongen God van harte te danken voor 
 hunne veranderde omstandighedeu. Slechts twee jaren 
 geleden hadden zij de grootste elleiide verduurd, door den 
 honger veroorzaakt , zoo zelfs dat zij zich gelukkig re- 
 kenden als zij de beenderen en den afval konden koo- 
 pen welken de Groenlanders zelve wilden wegwerpen. Nu 
 hadden zij niet alleen genoeg voor hunne eigene be- 
 hoeften , maar spijzigden ook dagelijks een gezelscliap 
 
]51 
 
 iiitgehoiigcrcle merisclien aaii Imniie tafel. Zij badeu met 
 hen, en beproefden zoo tevens de zielen dezer arme raen- 
 schen te voeden. Velen luisterden met aandacht als hun 
 het Evangelie werd verkondigd , en toen de lente terug 
 kwam en de meeste vlugtelingen naar hunne woningen 
 terugkeerden , verkoos een liuisgezin hunne tent bij 
 de zendelingen op te slaan. Allen beloofden zich den 
 volgenden winter in de nabijheid van Herrnhut te zulleu 
 vestigen , opdat ze verder in de dienst van God ouder- 
 wezeu mogten worden. Zoodra het weder zulks toe- 
 liet ging Kajarnak met verscheiden der catechisan- 
 ten naar Kangek, waar zij voor eenen korten tijd 
 hunne woning opsloegen in de hoop zeehonden te 
 vangen. Johannes Beck vergezelde hen om over zijne 
 kleine kudde te waken, en ook om het Evangelie te 
 verkondigen aan de vele Heidenen die daar en op de 
 omliggende eilanden woonden. De robbenjagt was 
 voorspoedig, maar het gezelschap van Nieuw-Herrnhut 
 verlangde zeer haar zoo spoedig mogelijk ten einde 
 te brengen. De verandering die Kajarnak ondergaan 
 had en in mindere mate ook de anderen , die nog niet zoo 
 vele vorderingen gemaakt hadden in godsdienstige 
 kennis en ondervinding als hij, was duidelijk zigt- 
 baar toen zij genoodzaakt waren dagelijks met de on- 
 wetende Heidenen te verkeeren. Deze bragten bijna 
 alle nachten met maaltijden en danspartijen door, en 
 vieiden aldus den gelukkigen uitslag die hunne werk- 
 
 m 
 
 
(I 
 
 1 
 
 i 
 
 ll 
 
 Ml 
 
 152 
 
 zaamheden bekrooiule. Voor deze uitspattingen hadderj 
 de catechisauten alien smaak verluren, en als hun da- 
 gelijksch werk geeindigd was, trokken zij in stilte terug, 
 en eiiidigden en begonuen zooveel hun doenlijk was 
 elkeu dag met gebed en eenige woorden tot sticliting 
 door den zendeling gesproken. Johannes Beck vond 
 somtijds gelegenheid met de Heidenen te spreken, en 
 van dezen tijd af aan bezochten hij en zijne broede- 
 reu meernialen deze eilanden. 
 
 Zij ondervonden dat het door gedurige oefening hun 
 veel gemakkelijker viel zelve te spreken en zij zich 
 veel begrijpelijker voor de inboorlingen wisten uit te 
 drukken. Somtijds waren deze zeer bewogen als zij 
 naar hen luisterdeu, maar tot dus verre gaven zij nog 
 geen bewijs dat de waarheid in liunue haiten ingang 
 had gevonden, hoewel zij grooten prijs stelden op 
 hunue bezoeken. Aau den anderen kant waren de 
 broeders dikwijls zeer geschokt en bedroefd over de 
 barbaarsche handelingen welke door dit volk bedreven 
 werden. De beste en de slechtste eigenschappen van 
 hun iiatuurlijk karakter vertoondcn zich het duidelijkst 
 in den huiselijkeu omgang. In het algemeen betoondon 
 de ouders groote liefde voor liunne kiuderen, en als 
 deze volwassen waren behandelden zij hunne ouders 
 met dankbaarheid en eerbied. Maar er waren ook ver- 
 schrikkelijke uitzouderingen ; verscheiden voorbeelden, 
 dat een gebrekkig vader of moeder door hunne ontaarde 
 
 11 
 
153 
 
 mcldeii 
 uu da- 
 terug , 
 jk was 
 ichtiug 
 : vond 
 Bii, en 
 broede- 
 
 Liig bun 
 zij zich 
 a uit te 
 als zij 
 i zij nog 
 ingaug 
 Iden op 
 area de 
 over de 
 edreven 
 )en van 
 Lidelijkst 
 toondeu 
 en als 
 ouders 
 ook ver- 
 beelden , 
 ontaarde 
 
 klnderen Icvend warden verbmnd, kvvaincu de zende- 
 lingen ter ooie. VVanneer zij gelegenlieid hadden om 
 tusschenbeide te kojien, traclitten zij liet uitvoeren van 
 zoodanige wreedheden te verhinderen. Maar Groenland 
 was, in den strengsten zin des woords, eeu land zon- 
 der regters en zonder vvetten, en de bavbaarsche zo- 
 nen en docliters die van zins waren een vadcrmoord 
 te begaan, vonden gewoonlijk gelegeuheid om hun 
 wreed voornemen ten uitvoer te brengen, als geen 
 Europeaan in de nabijlieid was. De dagboeken en 
 brieven der zendelingen maken gewag van de dank- 
 baarheid der inlanders, nadat deze zich bekeerd had- 
 den van deze snoode werken van het onwedergebo- 
 ren hart. Zij deelden met blijdschap mede hoe de vrees 
 voor de zonde, de dankbaarheid jegens God en de 
 liefde tot den naaste, zich thans in de kleine kudde, 
 aan hunne zorg toevertrouwd, openbaarde. Kajaruak 
 was zeer bezorgd voor zijne ongeloovige landgeuooteu, 
 en smeekte hen dikwijls toch niet langer te blijven 
 in de duisternis, onbekend met huunen Schepper, die 
 nu zijn Woord tot hen gezonden had. Somtijds stortte 
 hij met grooten aandrang des harten , een kort gebed 
 uit, en smeekte God om hen te verlichten en zich 
 zelven aan hen bekend te maken. Dagelijks had hij 
 nieuwe vragen te doen over 't eeu of ander uit de 
 H. Schrift. Eens toen hij met zijne onderwijzers sprak, 
 kwam het gesprek op den strijd dien de Christen te 
 
 ■I 
 
 ^v' 
 
/I 
 
 151 
 
 voercii heeft tcgen dc zondc in liet cigen hart. „kh 
 eeii slechtc gedachte in mij opkomt," zegt Kajarnak, 
 //verhef ik mijn hart, waar ik ook ben, in stilte tot 
 Jezns, en bid hem er mij van te verlosscn door zijn 
 bloed/' De zendelingen waren zeer langzaam en voor- 
 zigtig in liet toedicnen van den doop aan hunne leer- 
 lingen, omdat zij wisten dat allcr oogen op de nieuw 
 bekeerden zouden gevestigd zijn, en dat de uitbrei- 
 ding van het Evangelie zeer zoude tegengewerkt wor- 
 den, wanneer het volgend leven der gedoopten in tegen- 
 spraak zoude zijn met hunne Christelijke belijdenis. 
 Maar zij konden niet langer de bede van Kajarnak, 
 om met zijn huisgezin in de Gemeentc dos Verlossers te 
 worden ingeiijfd, afwijzen. Op het Paaschfeest van 
 1739 legden Kajarnak en zijne vrouw, die nu de na- 
 men Samuel en Anna kregen, voor eenc groote ver- 
 gadering van Europeanen en Groenlauders , eene krach- 
 tige belijdenis af van hun geloof in Christus. Nadat 
 zij verklaard hadden dat zij alle heidensche gewoonten 
 en bijgeloovigheden vaarwel zeiden, en besloten hadden 
 met Gods hulp in gehoorzaamheid aan zijne geboden 
 te leven, werden zij met hunne twoe kinderen door 
 Mattheus Stach gedoopt. De woorden van de doop- 
 formule : //Ik doop u in den naam des Vif^p*-*! r^ les 
 Zoons en des Heiligen Geestes p>n f • od^^ 
 
 maakten eenen diepen indruk op tuu 
 die eene ernstige begeerte aan den dp 
 
 ^er 
 
 legden om 
 
 ^i» 
 
 W 
 
1 " " 
 
 loo 
 
 ,. //AU 
 jarnak, 
 ilte tot 
 oor zijn 
 3n voor- 
 ine leer- 
 .e iiieuw 
 
 uitbrei- 
 rkt wor- 
 in tegen- 
 )eUjtleiiis. 
 [Cajarnak, 
 ■lossers te 
 feest van 
 lu de na- 
 ■oote ver- 
 ;ne kracli- 
 
 s. Nadat 
 
 ;ewoonten 
 |en haddeu 
 geboden 
 
 |eren door 
 de doop- 
 
 od" 
 llegden om 
 
 in ' het voorregt te deelen dat hunne vrienden was 
 geschonken. Gevoel van dankbaarheid en blijmoe- 
 dige hoop op toekomstige zegeningen, vervulde alle 
 harten in de kleine zendingsgemeente. Maar deze 
 aangename vooruitzigten verdwenen spoedig op eene 
 treurige wijze. Wij hebben reeds aangestipt dat Groen- 
 land een land zonder wetten was. Over het algemeen 
 was het karakter der inboorlingen niet onderhevig aan 
 sterke hartstogten , noch gencigd tot wrcedaardige harts- 
 togten. Daden van geweld of moord zouden zeldzaam 
 gepleegd zijn geworden , ware het niet door de bloed- 
 wraak die van vader op zoon overging, zelfs tot in 
 verscheidene geslachten. Nu en dan versloeg de een 
 den ander in cenen plotselingen aanval van wrok of 
 zelfs met voorbedachte kwaadwiiligheid ; maar meestal 
 ontstond de bloedwraak uit de verdenking van too- 
 verij, wanneer een man of eene vrouw door de 
 Angekoks of toovenaars beschuldigd werd, den dood 
 van een ander door betoovering en bezwering te 
 hebben veroorzaakt. In al deze gevallen aclitfcen de 
 betrekkingen van den gestorvene zich gebonden zijn 
 dood te wreken. Zij wachtteu gewoonlijk op eene ge- 
 legenheid om den moordenaar van hun bloedverjwant 
 in het geheim te dooden, en zij konden Imnne wraak 
 jaren lang inhouden, indien dit noodig was, om des 
 te zekerder van hunne prooi te zijn. En het was ni^t 
 alleen de moordenaar zelf wiens leven zij zochten; zijne 
 
 fe 
 
 I' V 
 
 r 
 
 :■ 
 
 f 
 
15G 
 
 kinilereij, ouders, bloedverwauteii , ja zelfs zijiie biirtin 
 werden somtijds door deze bloedwrekers omgebragt , en 
 zoo werd zulk eeii wraaktooneel door een tal van moor- 
 den voortgezet, waarvan gelieel onschuldige menschen 
 dikwijls het otter werden. Onder de verwanten van 
 Kajarnak die met hem te Nieuw-Herrnlmt woonden, 
 was de broeder van zijiie vrouw, Innungeitsok ge- 
 naamd. Eenige jaren te voren was deze door eenen 
 Angekok beschuldigd, dat hij zijn zoon betooverd had 
 waardoor deze gestorven was. De Angekok had zich 
 ecliter o]) eenen grooten afstand ten noorden geves- 
 tigd, en de beschuldigde , die geheel onschuldig was, 
 nam verder geene voorzorgmaatregelen meer tegen zijne 
 wraakzucht. Maar de toovenaar die Kasjiak heette 
 kwam dezen zomer op Kangek met verscheidene zijner 
 volgelingen, die zich bij hem hadden aangesloten om 
 zijn boos voornemen te volvoeren. Eenige van deze 
 mannen verzochten Innungeitsok, die geen kwaad 
 vermoedde, met hen nit visschen te gaan, en toen 
 zij op zee waren doorstaken zij hem met eene har- 
 poeu. Hij trok haar uit zijn iigchaam, stortte zich in 
 zee en zwom naar de kust. Maar de moordenaars ver- 
 volgjjlen hem en haalden hem in, bedekten hem met 
 wonden en wierpen hem over eene klip, aan welker 
 voet zijn lijk eenige dagen later door de treurende bloed- 
 verwanten werd teruggevondeu. De wraakzucht van 
 Kasjiak was echter door dezen moord nog niet be- 
 
 
wn m^r '-' 
 
 e buren 
 •agt , en 
 n moor- 
 enschen 
 tteii vail 
 oonden , 
 tsok ge- 
 ar eeiien 
 verd had 
 liad zicli 
 ;ii geves- 
 dig was, 
 gen zijne 
 ik lieette 
 ene zijner 
 sloten om 
 van deze 
 11 kwaad 
 en toen 
 eene har- 
 e zich in 
 laars ver- 
 liem met 
 11 welker 
 lide bloed- 
 ucht van 
 uiet be- 
 
 157 
 
 vrcdigd. Men ontdekte dat hij het leven van Okkomiak, 
 den breeder van zijn slagtoffer, en ook dat van Ka- 
 jarnak bedreigde. Maar de Deensclie kolonisten be- 
 ijverden zich hem te vatten, en hij werd gevangen 
 genomen met verscheidcnen van zijne bende. Kasjiak 
 bcleed met eigen hand die moorden gepleegd te heb- 
 ben en medepligtig te zijn geweest aan vier andere. 
 Daar hij echter voor geene menscheh'jke regtbank 
 verantwoordelijk, en geheel onbekend met de Godde- 
 lijke wet was, stelden de Denen hem veder op vrije 
 voeten. Twee van zijn gevolg die vroeger in Godhaab 
 liadden gewoond en in Gods Woord onderwezen wa- 
 ren, werden met stokskgen gestraft. De vrees 
 van de bedreigde personv.n werd door deze handelwijze 
 cerder vermeerderd dan Vvrminderd, want zij scheen 
 huu meer geschikt om hunne vijanden te verbitteren 
 (!an hen neci ic zetten. Okkomiak vooral meende steeds 
 in groot gevaar te verkeeren, en Kajarnak kwam tot 
 het droevig besluit om zijn bloedverwant veilig naar 
 zijn eigen volk in het zuiden terug te gcleiden. De 
 andere leden der familie wildeu niet alleen achterblij- 
 ven, en na eenen korten tijd waren nog maar wei- 
 nige leden over van de kleine geraeente, waarop de 
 zendelingen met zoo vecl hoop en blijdschap hadden neer- 
 gezien. ,/()nze harten waren zeer bezwaard/^ zeggen zij, 
 f,e\\ de zendingspost, door zoo velen van hare inwoners 
 verlaten , scheen plotseliug in een woestijn herschapen/' 
 
 ■ U- I 
 
 i 
 
158 
 
 Niet lang daarna word editor de eenzaamheid ver- 
 levendigd door de aankomst van een en twintig boo- 
 ten met Zuidlandcrs, die Kajarnak en zijn gezelscliap op 
 weg liadden ontmoet en van hen, volgens liun zeg- 
 gen, zulke wonderlijke dingen van God liadden ge- 
 lioord, dat zij wenschten verder omtrent dit onder- 
 werp te worden iugelicht. Tegen het einde van den 
 zomer kwam Siinek, een der vlagtelingen met zijne 
 geheele huislioudiiig terug, en zijne komst werd ge- 
 volgd door die van alle Groenlanders , welke gedurende dc 
 schaarsclito in het begin van het jaar hier geherbergd en 
 gevoed waren geworden. Aldus was eene talrijke ver- 
 gadering van inlanders verzameld en woonde gedu- 
 rende de wintermaanden op den zendingspost. Men 
 betoonde eene algeineene begeerte naar onderwijs, 
 welke echter met veel ligtzinnigheid gepaard ging. 
 //Nu eens/' zeggen de zendelingen, //zijn onze toe- 
 hoorders slaperig en onverschillig als wij trachten hen 
 te onderwijzen; dan weder is liunne belangstelling 
 wakker en levendig en wenschen zij gretig in eens 
 vroom te worden/^ De kinderen gaven Imn de meeste 
 blijdschap. Eenigen van hen leerden tamelijk goed 
 lezen in den loop van den winter : zij hechtten zich 
 zeer aan hunne onderwijzers, en toen de ouders in 
 het voorjaar den zendingspost verlieten om naar ver 
 verwijderde visschersplaatsen te trekkeii, namen de 
 kinderen ^^ boeken met zich mede, die de zendelingen 
 
^PPWf;" 
 
 eicl ver- 
 itig boo- 
 scliap op 
 lun zeg- 
 ideu ge- 
 it onder- 
 van den 
 met zijne 
 werd ge- 
 ureiide dc 
 irbergd eii 
 irijke ver- 
 iide gedu- 
 post. Men 
 pnderwijs , 
 ,ard ging. 
 
 onze toe- 
 
 .cliten lien 
 
 ingsielling 
 
 iio; in eens 
 
 (le meeste 
 lelijk goed 
 llitten zicli 
 
 ouders in 
 naar ver 
 
 namen de 
 lendelingen 
 
 159 
 
 voor hen haddeu gereed gemaakt en geschreven , en 
 die, behalve gemakkelijke leeslessen, ook korte gebe- 
 den en voorscliriften behelsden, welke naar liunne 
 vatbaarlieid geevenredigd waren. 
 
 In het begin van den zomer 1740 trouwde Fre- 
 derik Boeliniscli met Anna Stach. Te midden derfees- 
 telijkheden verscheen hun geliefde bekeerling en vriend 
 Kajarnak in hun midden, tot vreugdevolle verrassing 
 der zending-familie. Hij was een jaar afwezig geweest 
 en had de blijde boodschap door hemzelven ontvan- 
 gen, aan menigen Zuidlandschen Heiden bekend ge- 
 maakt. Tn het begin, zeide hij, hadden zij met ver- 
 wondering en genoegen geluisterd, maar toen het hun 
 na korten tijd ver'^eelde en zij alles belagchelijk maak- 
 ten, Het hij hen ongemoeid. Hij had zorgvuldig ge- 
 tracht zijne eigene huisgenooten te onderwijzen en in 
 de eenzaamheid toegang gevonden tot zijnen God en 
 Zaligmaker. Maar tegen het einde van zijn verbiijf 
 aldaar, had zulk eene vurige begeerte naar onderwijs 
 en naar het gezelschap zijner leermeesters zich van 
 hem meester gemaakt , dat hij teruggekomen was. 
 Thans was hij vast besloten zich nooit weder op zulk 
 eenen afstand van hen te vestigen. Later bleek het 
 dat de woorden van Kajarnak en de stille welsprekend- 
 heid van zijn onberispelijk leven, veel meer invloed 
 hadden uitgeoefend dan hij dacht. Tusschen drie en 
 vierhonderd menschen verlieten lant?zamerhand hunne 
 
 "r 
 
 ■ 
 
 f " 
 
 ! M^ 
 
 ■ 1 ' 
 
 •I ■■ 
 
 ■J 
 
 i 
 
IGO 
 
 
 ?it 
 
 ( 
 
 woningeii in het Ziuclen om het onderrigt der zende- 
 lingen te komen bijwonen, en deze schreven liunne 
 eerste begeerte om den weg de» znligheid tc leeren 
 kennen^ aan de woorden en het voorbeeld van Kajar- 
 nak toe. Maar de meesten van hen kwamen in Nienw- 
 Herrnhut nadat Kajarnak tot zijne ruste was ingcgaan. 
 Kort na zijne terugkomst op den zendingspost werd 
 het getal hoorders en leerlingen aanraerkelijk vcrgroot 
 door buren die van de naburige eilanden kwamen en 
 ook van plaatsen verder ten Noorden gelegen. Eene 
 der nieuw aangekomenen was eene jonge vrouw, die 
 herhaaldelijk gevraagd had in dienst der zendclingen 
 genomen te worden. Tot dus verre hadden zij -gewei- 
 gerd dit verzoek in te willigen, omdat zij vreesden 
 dat zij eerder gedreven werd door de begeerte naar 
 tijdelijk voordeel dan naar godsdienstig onderwijs. Nu 
 kwam zij echter weder, en zeide met tranen, dat zij 
 niet langer met hare heidensche landgenooten kon 
 leven , die haar haatten , omdat zij zich niet meer met 
 hunne gewoonten wilde vereenigen, Zij werd vriendelijk 
 opgenomen en verzorgd totdat de broeders eene plaats 
 voor haar gevonden hadden m het huis van een der 
 Deensche kolonisten. Hier maakte zij voldoende vor- 
 deringen onder de leiding van den heer Drachart, 
 Deensch pre 'kant te Godhaab, in de Christelijke gods- 
 dienst en werd ten einde van twee maanden gedoopt. 
 Twee andere jonge vronwen, die zelve de waarheid 
 
wmf^^ 
 
 161 
 
 zende- 
 huniie 
 leereii 
 Kajar- 
 Nieuw- 
 o;c2;aaTi. 
 5st werd 
 s^ergroot 
 imen en 
 111. Eeiie 
 luw, die 
 idclingen 
 ij .gewei- 
 vreesdeu 
 brte naar 
 rwijs. l^u 
 dat zij 
 )ten Icon 
 racer met 
 riendelijk 
 ne plaats 
 een der 
 ',nde vor- 
 vacliart , 
 ijke gods- 
 gedoopt. 
 waarheid 
 
 liaddeii leeren keiinen , lieteii geeue gelegeiihoid voorbij- 
 gaaii deze aau hare bureii aaii te prijzen. Eciie van haar 
 bezat groote natuurlijke begaafdlieid en bleek eene zeer 
 nuttige lielpster in bet zendingswerk onder hare vrou- 
 welijke hmdgenooten te zijn. Zij was de eenige onder 
 haar eigen geslacht en onder hare medgezelien, wier 
 hart terstond geopend werd voor bet Evangelie. Toen 
 de zendelingen voor bet eerst dit volk bezocbten, be- 
 merkten zij , dat toen alle anderen met onverschilli^heid 
 of tegenzin naar hunne woorden luisterden, eene doch- 
 ter des huizes haar gezigt met de lianden beJekte oin 
 hare tranen te verbergen en hoorden haar zacht snik- 
 ken : //O Heer ! laat nw licht door deze zeer groote 
 duisternis dringen/^ Van dien tijd af was zij gewoon 
 zich naar eenzame plaatsen tusschen de rotsen to be- 
 geven^ om te bidden. Een van do breeders die haar 
 bij loeval zag knielen op eene eenzame plaats aan de 
 kust, half achter eene klip verscholen, vroeg haar 
 waarom zij knielde. ,/Omdat ik nu begin te gelooven /' 
 antwoordde zij. //lederen dag bid ik God, ora mij ge- 
 iiadig te zijn/' Hare gebeden adeniden de begeerte 
 van een verslagen hart. Eens hoorde men haar zeg- 
 gen : ,/Heere Jezus ! Gij weet dat mijn hart geheel 
 bedorven is ! Maak mij er in waarheid bedroefd over , 
 iieem mijne slechte gedachten weg, en vorm mij naar 
 uweu wil. En daar ik nog maar weinig van uw Woord 
 weet, geef mij uwen Heiligeti Geest, dat die mij on- 
 
 II 
 
Ili2 
 
 derwijze/^ Hare aaulioudende zorg om liet kwado te 
 vlieden, en de waarde die zij hechtte aaii het on- 
 derwijs der zendelingen, werden door hare iiaastbe- 
 staaiiden kwalijk geiiomen. Deze toch gevoelden dat 
 haar voorbeeld een verwijt voor hen was, en behan- 
 delden haar deswege met eene hardheid , ja met eene 
 wreedheid, die eene zeldzaamheid was in een Groen- 
 landsch gezin. Eindelijk ontvlugtte zij en vond eene 
 schuilplaats bij Anna Kajarnak te Nieuw-H rrnhut. 
 
 De zendelingen begonnen nu haar tot den doop voor 
 te bereiden. Hare vreugde was groot toeu zij met het 
 wezeii en het doel dezer heiUge instelling bekend ge- 
 maakt werd. //Nu," zeide zij, ,/geloof ik dat Jezus een 
 vriend van zondaren is, niet omdat gij het mij gezegd 
 hebt, maar omdat ik het in mijn hart heb gevoeld/' 
 Bij den doop ontving zij den naam Sara, welke naam 
 dikwijls in de dagboeken der zendelingen is vermeld 
 als van iemand die de Heidensche vreemdeh'ngen 
 welke in de nabijheid kwamen, opzocht en ver- 
 maande. //Kajarnak en Sara," zeggen de breeders, 
 //hebben ons groote diensten bewezen bij het verzamelen 
 van de //Overeenstemming der vier Evangelien ," in 
 het Groenlandsch. Zij hebben ons herhaaldelijk ge- 
 schikte uitdrukkingen aan de hand gedaan , welke geene 
 taalkennis ons in staat zoude gesteld hebben te ont- 
 dekken." //Het getuigenis van onze gedoopte Groen- 
 landers," zeggen zij verder, //en vooral van Kajarnak 
 
163 
 
 adc te 
 
 Let on- 
 
 laastbe- 
 
 ier dat 
 behaii- 
 
 aet eene 
 Groen- 
 
 .nd eene 
 
 rnliut. 
 
 oop voor 
 
 i met het 
 
 kend ge- 
 
 Jezus eeu 
 
 lij gezegd 
 gevoeld.' 
 ■Ike Baaui 
 
 [s verm eld 
 idelmgeii 
 en ver- 
 broeders , 
 erzamelen 
 |elien , m 
 Idelijk ge- 
 |elke geene 
 ;ii te ont- 
 ,te Groen- 
 li Kajarnak 
 
 ea Sara maakt eenen magtigen indruk op huiine hei- 
 densclie landgenooten, die tegen lien nict dezelfde 
 tegenwerpingen kiuinen inbrengen, als zij dikwijls te- 
 gen ons hebben gemaakt, bijv. „Gij zijt een ander 
 soort van menschen als wij; deze dingen mogen goed 
 zijn voor u, maar wij hebben ze niet noodig;'^ of: ,/wij 
 hebben geenen tijd deze dingen te leeren ; zij zijn voor 
 ons te hoog, wij moeten visschen." De Ileidenen zageu 
 hunue eigene landgenooten en huns gelijken zoo zeer 
 veranderd, dat zij wel nieuwe schepselen mogten ge- 
 noemd worden, en zij hoorden hen vrij en met blijd- 
 schap den lof van hunnen Verlosser verkondigeu, die 
 hen geroepen had uit hunne vroegere duisternis tot 
 het licht. Het zwervende leven van dit volk maakte 
 dat het nieuws zich wijd en zijd verspreidde. Een ge- 
 zelschap dat uit eene meer verwijderde streek kwara, 
 (men meende van de Oostzijde omdat hun dialect niet 
 goed te verstaan was) luisterde met verwondering en 
 graagte naar de Evangelische verhalen. Voor de mees- 
 ten van hen strektcn deze nieuwe en vreemde verha- 
 len slechts ter bevrediging van nieuwsgierigheid ; maar 
 in het hart van twee van hen, een broeder en zuster 
 die weezen waren , sclioot het zaad diepe wortelen. De 
 verandering die in liunne denkwijze en in hun gedrag 
 plaats greep, gaven hunnen medgezellen zulk eenen 
 aanstoot, dat toen ze op een grooten afstand aan 
 het visschen waren, het overige van het gezelsohap 
 

 164 
 
 in liet geheim wegvocr en hen v<Tliet. De twee jonge 
 lieden, dus door hunne aardsche vrienden verlaten, 
 zochten en vonden een iiieuw tehuis bij hunne Chris- 
 telijke latidgenooten te Nieuw-Herrnhut. 
 
 Een gezelschap uit het Noorden welks nieuwsgierig- 
 heid was opgewekt door de geruchten die tot lien 
 doordrongen , kwam ook en sloeg voor een korten tijd 
 de tenten op in de nabijheid van Nieuw-Herrnhut. Zij 
 ■waren bovenal verwonderd over de gebcden van hunne 
 bekeerde landgenooten, en vroegen of zij ook zulke 
 woorden konden Iceren spreken? ,,0 ja/' was het ant- 
 woord, //als gij uwe groote behoefte aan den Zaligma- 
 ker maar gevoelt, kunt ge niet nalaten Hem te bidden 
 dat Hij u helpe. Dan zult gij zijn ais hongerige kin- 
 deren die natuurlijk hunne ouders om spijze vragen/' 
 In den winter, die op de terugkomst van Kajarnak tot 
 den zendingpost volgde, was hij bijzonder werkzaam 
 om zijne landgenooten van hunne booze wegen af te 
 brengen. Hij begon met de verschillende winterkwar- 
 tieren in den omtrek te bezoeken, en daar, zooals 
 hij zeide: ,/iets van Jezus, den toevlugt van zondaren/' 
 te vertellen. Toen hij omstreeks het Kersfeest op reis 
 was , verzochten verscheidene menschen hem een korten 
 tijd bij hen te blijven, om deel te nemen aan de fees- 
 ten en de genoegeus die zij weldra vieren zouden ter 
 eere van het jaarlijksche feest der zon. Hij antwoordde: 
 ,/Nu heb ik eene andere vreugde, want eene schitte- 
 
165 
 
 jonge 
 lateii , 
 Chris- 
 
 gierig- 
 ot lieu 
 ten tijd 
 Liut. Zij 
 I huune 
 k zulke 
 het ant- 
 ialigma- 
 e bidden 
 kiu- 
 
 rende zon is in mijn hart opgegaan, Ik spoed mij iiaar 
 mijne oiiderwijzers terug, om met hen een groot feest 
 te vieren ter gedachtenis aan de Schepper aller din- 
 gen , die als arm kind op de wereld is gekoinen tot onze 
 verlossing/' Zijn uuttige loopbaan werd spoedig door 
 den dood afgebroken. In Februarij 1741 werd hij door 
 eene pleuris aangetasi en na een paar dagen van lievig 
 lijden ging liij ter ruste. Hij uitte geene kiagt, en 
 toen hij zijne vrouw en bloedvervvauten zag schreijen, 
 zeide hij : ,/Treurt niet over mij. Hebt gij niet gehoord 
 dat de gcloovigen, als zij sterven tot den Zaligraa- 
 ker gaan en in zijne heerlijkheid deelen? Gij weet, Hij 
 riep mij het eerst van mijn volk , om Hem te leeren 
 kennen en nu roept Hij mij het eerste tot zich naar huis. 
 Weest gij maar aan Hem getrouw, dan zullen wij elkander 
 ontmoeten voor den troon des Lams/' // A.lle dingen/' 
 zeide hij later, ,/die ik in mijne gezonde dagen ge- 
 hoord heb, zijn mij nu veel duidelijker/' Het uitne- 
 mende karakter van Kajarnak had hem veel eerbied 
 verworven bij de Deensche kolonisten, en de twee 
 Deensche predikanteu, handelaren en andere leden der 
 kolonie, sloten zich bij de zendelingen en zijn eigen 
 volk aan, om zijn lijk. naar het graf te vergezellen. 
 Achter den zendingspost, een weinig ten noorden, had- 
 den de broeders zoo goed hun dit de rotsachtige aard 
 van den grond toestond, eene begraafplaats in orde 
 gebragt. Hier legden zij het lijk van hunnen geliefden 
 
 • ' 
 
 1 ' 
 
I itt^ 
 
 ■ 
 
 16(\ 
 
 zoon in liet gcloof neder, iiadat een van de Deensche 
 zendelingen het verzamolde volk had toegesproken over 
 de woorden : „Ik ben de opstanding en het leven," 
 en hun gezegd had dat een geloovige niot sterft , maar 
 eerst waarlijk begint te leven als hij van deze aarde 
 Scheldt. //Toen," zeggen de zendelingen, ,/knieldcn wij 
 onder den blooten hemel op de sneeuw neder, en ga- 
 ven onzen Zaligmaker onzen eersteling terug, njet 
 hartelijke dankzegging voor de genade die Hij hem 
 verleend had. 
 
 De herinnering aan den bloedverwant en vrieud , 
 die zoo zalig was heengegaan, had eene gelukkige 
 uitwerking op velen van de achtergebleveuen. De 
 vrouw van zijnen broeder was niet onder het getal 
 dergenen, die er voordeel van getrokken liadden, en 
 haar dood, die kort daarop ")laats greep, werd door 
 eenen geheel anderen geest gekenmerkt dan door het 
 nederige, stille vertrouwen, waarmede Knjarnak zijnen 
 geest had bevolen in de handen van zijnen Vorlosser. 
 Haar mail en vooral hare kindereu hadden met groote 
 belangstelling geluisterd naar de verkondiging van het 
 Evangelic, maar eerstgenoemde kon er niet toe be- 
 sluiten om het zwervend leven waaraan hij altijd ge- 
 woon geweest vras, vaarwel te zeggen. Op een van 
 deze togten naar het Noorden, ongeveer een jaar na 
 het overlijden zijner vrouw, verloor hij het leven. Zijn 
 zoon Kuanak , een jongen van tien of elf jaren , was 
 
167 
 
 nsclie 
 1 over 
 ven," 
 , maar 
 aarde 
 Icn ^vi.i 
 en ga- 
 rnet 
 
 5 ) 
 
 IJ 
 
 hem 
 
 vrieud , 
 lukkige 
 eu. De 
 Let getal 
 Jen, en 
 ird door 
 oor het 
 ik zijnen 
 orlosser. 
 it groote 
 van het 
 toe be- 
 iltijd ge- 
 een van 
 jaar na 
 ;ven. Zijn 
 Iren, was 
 
 bij de zendclingen zeer beraind orn zijnen gecstigen 
 en liefderijken aanleg. Hij was gedwongen zijnen 
 vader op diens togten van plaats tot plaats te verge- 
 zellen, raaar liet zelden eene gelegonheid voorbijgaan 
 om zijne onderwijzers te bezoeken als zij binnen zijn 
 bereik waren. Hij vreesde zeer om lietgeen hij geleerd 
 had te vergeten, en tot de gebruiken der Heidenen 
 weder terug te keeren. „Ik bid dikwijls tot mijnen 
 Zaligmaker/^ zeide de arme jongen, //dat Hij mij be- 
 ware voor het afdwalen van Hem." En dit gebed werd 
 verhoord, hoewel Hij veel te lijden had van den man, 
 die na zijns vaders dood de voogdijschap op zich 
 nam en die een driftig karakter had. Eindelijk kon hij 
 naar Nieuw-Herrnhut terugkeeren; maar hij kwam er 
 kreupel, ten gevolge van de wreede behandeling die 
 liij had ondergaan. Zijne zuster die twee jaren ou- 
 der was dan hij, was door de vrouwen der zendelin- 
 gen opgenomen en eene der beste leerUngen van hare 
 scholen. Verscheiden van Kajarnaks betrekkingen kwa- 
 men nu van het Zuiden. Zij zeiden dat hun bloed- 
 verwant hun vele dingen gezegd had van iemand dien 
 hij Jesuma (Jezus) noemde; dingen die ze toen niet 
 verstonden , maar waarover zij sedert dikwijls hadden 
 gedacht. Nu waren zij gekomen om beter onderrigt 
 te worden. En dit waren geene ijdele woorden; want 
 behalve de dagelijksche bijeenkomsten waarbij de Schrift 
 werd uitgelef?d, kwamen zij dikwijls nog afzonderlijk 
 
168 
 
 tot de zendelingeii om lien over hunne twijfelingen 
 en bezwarcn te spreken, en eindigden gewoonlijk met 
 de eone of andere uitdrukking als dezc : //O dat God 
 mij de ooren en oogen wilde openen, opdat ik deze 
 zaak goed kondc verstaan en gelukkig zijn !" 
 
 De kinderen van Ippegau, die zes jaren geleden 
 bet middcl was geweest waardoor de broederen voor 
 den bongerdood bewaard bleven, sloten zicli bij de 
 geloovigen aan ; alsmede een joiigeling Arbalek genaamd, 
 wiens uitmuntende vermogens en warmte van hari, 
 gevoegd bij de ccnvoudigheid , waarmede hij bet Evan- 
 gelic ontving, den zendelingen boop gaf, dat bij een 
 waardig opvolger van Kajarnak zoudc worden. Deze 
 boop werd door de uitkomst geregtvaardigd. Reeds voor 
 zijnen doop was Arbalek door zijnen grooten ijver 
 een onwaardeerbarc steun voor zijne onderwijzers. Ter- 
 wijl bij met zijn dagelijkscben arbeid bezig was, 
 verbaalde bij aan eene vrouw, die bij oiitmoette, de 
 gescbiedenis van de Samaritaanscbe , en sprak over de 
 woorden van Cbristus : //Tndien gij de gave Gods ken- 
 det en wie Hij is die tot u zegt, geef mij te drin- 
 ken, zoo zoudt gij van Tfcm bebben begeerd en Hij 
 zoude u levend water gegevtn bebben/^ Het bebaagde 
 den Heiligen Geest deze woorden aan bet bart der 
 vreemdelinge te zegenen, en even als de Samaritaan- 
 scbe vrouw, maar met dieper beteekenis, zeide zij : 
 „Geef mij dit water/' Eeiiige weken later bezocbten 
 
lingen 
 jk met 
 .t God 
 k deze 
 
 Telcden 
 !n voor 
 
 bij de 
 jiiaamd, 
 Li hart, 
 it Evau- 
 hij een 
 11. Deze 
 eds voor 
 en ijver 
 ers. Ter- 
 ig was , 
 >ette, de 
 
 over de 
 ods ken- 
 
 te drill - 
 en Hij 
 
 eliaagde 
 
 hart der 
 aritaan- 
 
 eide zij : 
 
 ezochten 
 
 169 
 
 de zeiidelingcn het eiland waar zij wooude; terstond 
 kwam zij tot hen met de vurige begcerte cm meer te 
 liooron. TTet sclieen indcrdaad of zij nict gonoeg konde 
 hooren; want na den geheelen dag naar liunne pre- 
 diking geluisterd te hebben, zond zij liaren zoon des 
 naclits tot hen om hen te verzoeken in haar huis te komen 
 en haar meer te vertellen , zoodra zij de noodige rust ge- 
 noten en versterking zouden verkregen hebben. Niet bij 
 raagtc zich van de woonphiats barer bloedverwauten 
 te verwijderen, om in meer onmiddelijke nabijheid der 
 zendelingen te zijn, was zij toch eene ijverige en leer- 
 zame kwcckeling in de school van het Evangel ie. Hare 
 gehoorzaamheid aan de waarheid stelde haar eerst aan 
 vervolging bloot; maar het werd haar desniettegen- 
 staande gegeven te volharden, en haar uitnemend ge- 
 drag was eene goede aanprijzing van haar geloof. 
 
 Mattheus Stach, die eene reis naar Europa had on- 
 dernomen, kwam in den zomer 1742 terug, vergezeld 
 van een helper, die de zorg der kinderen op zich 
 zoude ncmen. Hij verheugde zich een groot aantal 
 catechisanten onder toezigt zijner broedcren te vinden. 
 Zij waren nog altijd zeer behoedzaam om iemand tot 
 den doop toe te laten. Te behoedzaam meenden velen 
 van hunne vrienden in Europa. Maar men zal misschien 
 den langen proeftijd waaraan zij hunne catechisanten 
 onderwierpen billijken , als men nagaat dat, aan 
 liet einde van aeht en twintig jaren , slechts twee men- 
 
 if- 
 It 
 
 ( i 
 
 m 
 
 ii 
 
 ir'' 
 1.- 
 
 
 
 ' 
 

 :,!• 
 
 'k 
 
 170 
 
 scxien van de omsireeks duizeiid gedoopteu , tot het liei- 
 deiidom terugkeerdeii. Van deze twee had nog een 
 kort daarop berouw en keerde terug. De zendelingen 
 bemerkten dat gcen onkruid zoo welig in de harten 
 liimner leerlingen ontsproot en het zaad des Woords 
 verstikte, dan verwaandheid. Zelfs Sara werd gedurende 
 eonigen tijd door dezen indringer veistrikt. De geluk- 
 kige uitslag van haar werk onder de Heidenen kndde 
 haar tot hooge gedachten van hare kunde. Men her- 
 innerde haar echter aan den treurigen toestanil waarin 
 de Hcer haar had gevonden , toen Hij zich over haar 
 ontfermde, en aan de verdorvenheid haars harten, het- 
 welk zij toen leerde inzien. Hierop barstte zij in tra- 
 nen los en zeide: //O! uu gevoel ik duidelijk dat ik 
 langzamerhand den vrede heb verloren, dien ik gewoon 
 was te gcuieten. lets is er dat mij van den Zalig- 
 maker scheidt. Ik bid , en kan toch den weg tot Hem 
 niet vinden." Maar van dezen tijd af waakte en bad 
 zij bijzonder tegen deze boezemzonde en door de be- 
 oefening van '^'^nen nederigen en boetvaardigen geest 
 werd de vrede barer ziel hersteid. 
 
 Tergelijker tijd met Arbalek, doopte Mattheus 
 Stach nog vier andere jonge lieden, die gedurende 
 langen tijd onderwijs hadden ontvangen. Tssek, de 
 zuster van Sara was eene van deze; hare moeder had 
 in hare stervensure , deze dochter aaugespoord het voor- 
 beeld der uudere z'lster die zij vervolgd hadden , te volgen 
 
 I 
 
 i. 
 
WKm^ 
 
 .et liei- 
 
 )g een 
 
 elingei) 
 Imrten 
 
 Woords 
 
 durende 
 
 e geluk- 
 
 n leidde 
 
 len her- 
 
 il waariii 
 
 )ver haar 
 
 :ien, het- 
 
 ii iu tra- 
 
 k dat ik 
 
 \ gewooii 
 
 en Zalig- 
 tot Hem 
 
 ,e en bad 
 
 lor de be- 
 en geest 
 
 Mattheus 
 Igedurende 
 llssek, de 
 
 loeder had 
 
 ll hetvoor- 
 
 tevolgen 
 
 171 
 
 en zich bij de Cliristenen aan te sluiten. Dientenge- 
 volge ging Issek, na den dood barer moeder, naar 
 Nieuw-Herrnhut, en verzocbt onderwezen te worden 
 in dc dingen die zij moest gelooven. 
 
 Bij haren doop kreeg zij den naam Judith en was 
 even als hare zuster eene ijverige helpster bij bet 
 onderwijs der vrouwebjkc landgenooten. Arbalek trouwde 
 eenige maanden later met Sara ; dit was het eerste paar 
 dat de zendelingen in den Christelijken echt verbonden. 
 
 In het begin van het jaar 1743 vertoonden zich 
 kenteekenen eener algemeene opwekking onder de Groen- 
 landers van de kusten en de eilanden dcr Baalsrivier. 
 Wei kouden velen, die eenen tijd lang met groote 
 belangstelling naar de verkondiging van het Evangelie 
 geluisterd hadden, niet besluiten iu de nabijheid der 
 zendelingen te gaan wonen , om het onderwijs te ont- 
 vangen dat Imnnen doop moest voorafgaan; want dat 
 zoude het hun onmogelijk gemaakt hebben om de ver- 
 wijderde plaatsen te bezoeken, daar zij gevvoon waren 
 te gaan jagen. Hierdoor maakte deze hunne eerste liefde 
 plaats voor eene betrekkelijke onverschilligheid. Toch 
 kwamen velen die weggetrokken waren , in latere jaren 
 te Nieuw-Herrnhut terug; anderen volhardden in het 
 onderzoek der waarlieid ook toen zij in de kolonie der 
 Denen kwamen en licten zich daar in de Christelijke 
 kork opnemen. Weer anderen die zich nooit bij de 
 gemeente der geloovigen aansloten, bewezen tocli door 
 
ItU 
 
 172 
 
 hun wandel dat zij iets meer dan een bloot hooreu 
 en toestemmen, van het woord door de zendelingen 
 verkondigd, liadden meegenomen. Van dezen tijd af 
 droeg het volk den vreemdelingen veel grooter ach- 
 ting toe dan te voren; eene verandering, die groo- 
 tendeels werd toegesclireven aan den indruk dien zij 
 op de zwervende Groenlanders gemaakt liaddeu. De 
 kinderen warcn even begeerig als de vol\V[issenen naar 
 onderwijs. Een van de broeders, die met zijn geweer 
 op de robbenvangst uit was, ontmoette eenige kleine 
 meisjes die in een gat van het ijs aan het visschen 
 waren. „Ach, blijf bij ons/^ zeiden zij, „en leer ons 
 wat. Kunt gij niet eenen anderen dag gaan schieten ? 
 wij waren zoo blijde toen wij u zagen komeu. Wij 
 kunnen niet naar uw huis gaan om te leeren en wij 
 wilden dat gij ons wat van Jezus, den Zaligmaker, 
 verteldet." 
 
 De bezoeken der zendelingen waren nu altijd wel- 
 kom aan de bewoners der naburige eilanden. Toen de 
 brooders op zekeren dag hoorden dat een christen-in- 
 boorling bij ongeluk op Kangek verdronken was , voeren 
 een of twee van hen, door eenige hunner gedoopte 
 GroeniandtTs vergezeJd terstond derwaarts , "*om bij de 
 begrafenis behulpzaam tc zijn. Bij hunne aankomst 
 bemerkten zij dat Arbalek zich reeds naar de plaats 
 gespoed liad, en dat hij tot een aandachtig gezelschap 
 .sprak over het geloof in den Zoon van God, door wien 
 
173 
 
 liooreu 
 elingen 
 
 tijfl af 
 er acli- 
 e groo- 
 dien zij 
 len. De 
 len naar 
 
 geweer 
 ;e kleine 
 vissclien 
 
 leer ons 
 gchieten ? 
 neu. Wij 
 n en wij 
 
 gmaker , 
 
 (tijd wel" 
 Toen de 
 
 Iristen-in- 
 
 voereii 
 
 gedoopte 
 
 im bij de 
 
 laankomst 
 
 |de plaats 
 
 'ezelschap 
 
 kioor wieii 
 
 het leven aaii de doode ziel gegeven wordt, ,/Ik, arm 
 schepsel, ,/ZOO eindigde hij, //lieb maar weinig onder- 
 vinding, dock hie^' zijn mijue leermeesters , die zulleu 
 u meer vertelleu/^ De zendelingeu spraken dus tot het 
 volk over de menschwording en den dood van den 
 Verlosser. Allen waren bewogen en zeiden : ,/Wat is dit 
 vreemd ; hetgeen gij ons nu zcgt , doet ons geheel an- 
 ders aan, dan hetgeen gij ons vioeger zeidet van God 
 en onze twee eerste ouders. ^^/"ij zeiden altijd dat wij 
 alles gelo.fden, want het \erveelde ons om het aan te 
 hooren, en wij dachten: wat gaat ons dat aan? Maar 
 nu ontdekken wij dat er iets in is, H welk ons zooveel 
 belang inboezemt." Op deze reis konden de broeders 
 niet dan God loven en prijzeu, die de harten van het 
 volk zoo had geneigd dat zij, die hen vroeger ver- 
 acht en bespot hadden, nu vcrgiffenis kwamen vragen; 
 terwijl anderen, die het raeest hardnekkig geweigerd had- 
 (len naar hen te luistcren, nu aan de kusten bleven staan 
 wanneer hunne boot voorbij voer en hen smeekten om 
 loch te landen. Toen zij terugkwamen was de koude 
 verschrikkelijk. Hunne boot was met zulk eene dikke 
 ijskorst bedekt, dat, hoewel zeven in getal, zij haar 
 naauwelijks kond^d voortroeijen, en dat de schuim die 
 er insloeg aanstonds bevroor. Ongetwijfeld zoudc zij 
 gezonken zijn, indien zij niet aanhoudend hunne krach- 
 ten ingespanneu hadden om haar uit te hoozen. 
 Onder de PIeide:^eu die getuige van de begrafenis 
 
174 
 
 waren, behoorcle een Aiigekok, die iia adoop der pkgtig- 
 heid zijn voornemen te kenncn gaf om de uitoefening van 
 zijii bedrijf vaarwel te zeggen. Tot dit besluit was liij ge- 
 koraeii door een verschrikkelijken droom, waarin een klein 
 kind uit den herael tot hem neerdaalde en hem eerst leidde 
 naar eene plaats van schitterend licht en uitneraende 
 schoonheid. Hier werd zijn hart getroffen door het 
 welluidende gezang van vele stemmen. Daarna bragt 
 zijn jeugdige gids hem naar eene plaats der duister- 
 nis, waar eene menigte ongelukkige gevangenen zaten 
 die geen wag konden vinden om hunne ellende te 
 ontvlieden. //Hier/' zeide het kind, //moet gij ook 
 wonen, als gij u niet afkeert van het kwade/' en bij 
 deze woorden werd zijne ziel door schrik bevangen. 
 Maar zijn leidsman voerde hem wcder uit de duister- 
 nis tot hci licht bij een feestvierend gezelschap. Het 
 voedsel dat zij aten, genas de menschen van al het 
 booze. Alle gasten zongen en verheugden zich; ja, 
 hij begon ook mede te zingen, maar iemand maakte 
 hem_ wakker, en — het was een droora, De breeders 
 hechtten in 't algemeen niet veel waarde aan droomen; 
 maar zij geloofden dat het God somtijds behaagde door 
 cenen droom te spreken. Als een diepe slaap den mensch 
 bevi.ngt, dan opent Hij op zulke wijze wel eens der 
 menschen ooren en bezegelt zijn onderwijs, om den 
 mensch van zijn voornemen af te breugen en te be- 
 w^aren tegen hoogmoed. En het gebeurde meermalen 
 
175 
 
 pk'gtig- 
 ing van 
 
 ' liij ge- 
 en klein 
 st leidde 
 leniende 
 loor het 
 aa bragt 
 
 duister- 
 en zaten 
 lleiide te 
 
 gij ook 
 i/^ en bij 
 aevangen. 
 e duister- 
 hap. Het 
 an al het 
 
 zich; ja, 
 
 ,d maakte 
 
 breeders 
 
 droonien ; 
 
 agde door 
 
 m mensch 
 eens dcr 
 
 , era den 
 
 en te be- 
 .eermalen 
 
 l)ij de inboorlingcu dat iemand die op twee gedacli- 
 ten hinkte, eindelijk door eenen droom gedrongen werd 
 met het kwade te breken en het onderrigt van het 
 Evangelie te volgeii. Dit was hier het geval. De An- 
 gekok liet ten eenen male zijne kunst varen, welke 
 hij beleed dat niet dan uit bedrog en afzetterij bestond , 
 hoe^vel hij verklaarde dat er ook eene tusschenkomst 
 van eene bovennatuurlijke raagt toe noodig was, welke 
 hij nu wel verafschuwde , maar die hij niet bij raagte 
 was te beschrijven. Hij ontving met zachtmoedigheid 
 het onderwijs der zendelingen en werd , na eenen Ian- 
 gen procftijd, gedoopt. Zijn leven was later stil en on- 
 berispelijk, maar minder dan dat zijner mede-bekeer- 
 lingen uitstekend door dorst naar meerdere kennis 
 en genot in de Christelijke waarheid. De leden der 
 kudde die tot het aannemen der waarheid meer door 
 de indrukken hunner verbeelding gedrongen werden 
 dan door die van het hart, bereikten volgens de on- 
 dervinding der zendelingen nimmer dien wasdom in 
 het geestelijke leven dan de an .eren. 
 
 Uit de verhalen zoowel van inlanders als van Eu- 
 ropeanen, die soms tegenwoordig waren als de Auge- 
 koks, (zoo als zij voorgaven) in gemeenschap met de 
 geestenwereld stouden, zoude men gelooven dat buik- 
 spraak en andere toovenaarskunsten veelal gebruikt 
 werden. Maar vele dezer mannen die in latere jaren 
 zich bij de Christelijke kerk aansloten, liielden stand- 
 
t i 
 
 i ■ 
 
 \{. 
 
 176 
 
 vastig vol, dat beliulve hun geplcegd bedrog, waar- 
 over zij zicli mi van liartc scliaamden , ceue magt, 
 gelieel ondcrsclieidcn van de liuiine, van buiten af op hen 
 werkte en hen liiclp liunne aanliangers te mislciden. 
 Voorzeker betoonden velen onder de Angekoks door 
 hunne gruwelen , dat zij kinderen waren van hem die 
 een menschenmoordenaar is van den beginue. Kasjiak 
 die den moord van Innungeitsok bewerkt en sedert 
 dien tijd velc andere onschuldige slagtoffers ter dood 
 gebrngt had, was sedert eenigen tijd op Kangek gaan 
 wonen. Niettegenstaande zijn schandelijk karakter, za- 
 gen velen zijner landgenooten met bijgeloovig{>n eer- 
 bied tot hem op. Maar uaarmate de waarheid vorde- 
 ringen maakte, nam zijn aanzien en zijn opgang af. Hij 
 had mcer dan eens gedreigd de zendelingen , aan M'elke hij 
 de nadeelige verandering in zijji fortuin toeschreef , spoe- 
 dig buiten staat te zullen stellen om hem tc benadeelen. 
 Op zekeren dag in Mei, toen alle mannen van den 
 zendingpost met hunne onderwijzers, behalve Mattheus 
 Stach aan het jagen waren , kwam Kasjiak in Nieuw- 
 Herrnhut, vergezeld door zoovele aanhangers, dat zij 
 de zendingswoning geheel vukien. Mattheus wist 
 wat zij gedreigd hadden , maar hij gevoelde geen vrees 
 en ging rustig met het werk voort, waaraan hij bezig 
 was. Nadat zij daar eenigen tijd stil gezeten hadden, 
 zeide Kasjiak • //Wij zijn gekomen om lets goeds te 
 hooren.'^ z/Tk verheug er mij over,'^ antwoordde de 
 
177 
 
 , waar- 
 TTiagt, 
 
 f op li^ii 
 islciden. 
 
 )\s door 
 hem die 
 Kasjiak 
 jn sedert 
 ter dood 
 *fek gaan 
 ikter, za- 
 icrrii cer- 
 id vorde- 
 Liig af. Hij 
 1 welke hij 
 ■eef,spoe- 
 leiiadeelen. 
 van den 
 Muttheus 
 n Kieuw- 
 s, dat zij 
 eus wist 
 ;een vrees 
 \ hi.j bezig 
 li hadden, 
 soeds te 
 loordde de 
 
 zendeling en, nadat hij een kort gebed tot God had op- 
 gezonden om hunne harten te openen, verhaalde hij een 
 gedeeltc van Paulus^ toespraak tot de mannen van 
 Athene. ,/Nu behoef ik u niets te zeggen" zeide hij , 
 „om n te bewijzcn dat er een Schcpper is, want dit 
 weet gij alien. *^ Op een man na stemdeii zij het toe. 
 „G']} weet ook dat gij slechte menschen zijt.^^ Geza- 
 menlijk bevestigden zij dit. ,/Welnu, dan kom ik tot 
 het voornaamste pnnt, dat gij en wij eeuen Zaligma- 
 ker noodig hebben, namelijk hetzelfde groote W'ezen 
 't welk in den beginne alle dingen schiep. Hij leefde 
 ruiin dertig jarcn op deze aarde om de menschen te 
 onderwijzen en te zegenen ; daarna werd hij aan een 
 kruis genageld en door zijne eigene landgenooten ge- 
 dood, die zijne woorden niet wilden geloovcn. Maar 
 na drie dagen stond hij op nit het graf en voer na- 
 derhand ten hemel. De tijd nadert nn dat hij terug 
 zal komen op de wolken des hemels, en alle dooden 
 zullen opstaan en voor Hem den regtvaardigen Regter 
 verschijnen , om geoordeeld te worden, een iegelijk naar 
 zijne werken. Maar gij arme man/^ vervolgde Mattheus, 
 zich tot den Angekok wendende, ,/wat zult gij ver- 
 schrikt daar staan als alle zielen , die gij ait deze we- 
 reld hebt uitgedreveu, zullen zeggen tot Hem die op den 
 troon zit : //Deze snoode ellendcling heeft ons vermoord 
 juist toon Gij uvve dienaren gezonden hadt om ons den weg 
 der zaligheid te verkondigen ! War znlt gij dan antwoor- 
 
 12 
 
■ (• 
 
 178 
 
 den?" Kasjiak zweeg en was verslagen. Bemerkende dat 
 beving het gansche gezelschap bevangen had, ging 
 Mattheus Stach voort: ,/Hoor naar mij ; ik zal u deu 
 weg verkondigen waardoor gij dit versclirikkeb'jk oor- 
 deel ontgaan kunt, dock liaast u, opdat de dood u 
 niet overvalle want gij zijt oiid. Werp u aan de voe- 
 ten van Jezus neder. Gij kunt hem niet zien raaar Hij is 
 overal. Zeg Hem dat gij gelioord hebt dat Hij de 
 menschen uitermate Hefheeft en niemand verwerpt die 
 tot Hera om genade roept. Bid Hem dat Hij u arm, 
 ellendig mensch genadig zij en iiwe zonden wassche 
 in zijn eigen bloed." Met schijnbare aandoening be- 
 loofde de Angekok dit te zullen doen. Stil, in gedach- 
 ten verzonken bleef hij met zijn gezelschap gedurende 
 een paar uren zitten , en luisterde naar eenige woor- 
 den van Anna Kajarnak , wiens breeder zij vermoord 
 hadden. Tegen den avond vertrokken zij weder naar 
 hunne eigen woning, maar sedert dezen tijd was de 
 vijandschap van Kasjiak jegens de zendeKngen voorbij 
 en had hij in het vervolg menig onderhoud met 
 hen. Toch kon hij nooit besluiten God in waarheid 
 te zoeken. Hij leefde nog vele jaren en wenschte dat 
 zijne huisgenooten dikwijls door de Christenonderwij- 
 zers bezocht en door hen onderwezen werden in de dingen 
 die het heil hunner zielen betr^offen. Hij zelf kv am ook 
 menigmaal te Nieuw-Herrnhut. De zendelingen zeiden : 
 //Kasjiak komt ons vaak bezoeken en luistert met een 
 
 m !"; 
 
179 
 
 nde dat 
 
 i, gi»g 
 il u den 
 
 jlijk oor- 
 dood u 
 de voe- 
 aar Hij is 
 t Hij de 
 wei'pt die 
 ]\] uarm, 
 1 wassche 
 )eiiing be- 
 in gedach- 
 gedurende 
 u<Te woor- 
 vermoord 
 iveder naar 
 jijd was de 
 .•en voorbij 
 Irlioud met 
 in waaTheid 
 ;nsclite dat 
 lenonderwij- 
 m de dingen 
 { liv/am ook 
 gen zeiden : 
 ert met een 
 
 bijzonder vroom gelaat naar het Woord van God, 
 maar van zijne bekeeriug, — helaas, daarvan komt 
 niets. Als wij hem bidden, zicli met zijn gelieele hart 
 tot den lieere te wenden, en zijne kinderen voor wier 
 welzijn hij zeer bezorgd schijnt te zijn een goed voor- 
 beeld te geven , dan antwoordt liij : //Ik heb altijd plan 
 zulks te doen, maar mijn wil is te zwak." Na ver- 
 loop van tijd besloten zijne twee zonen de toovenaars- 
 knnsten , die hij hun geleerd had, niet mcer uit te 
 oefenen en zetten zich op den zendingspost neder 
 om ineer bestendig het onderwijs der zendelingen te 
 kunnen genieten. Later werden zij beiden gedoopt, en 
 toen .Irougen de broeders Kasjiak ernstiger dan ooit, 
 om de boodschap des heils aan te nemen voordat het 
 te laat zon zijn. Maar hij antwoordde altijd: //Ik ben te 
 oud om te leeren, en ben te slecht geweest om be- 
 keerd te worden. Laat de jonge lieden zich bij u aan- 
 sluiten opdat zij wijzer en beter worden. Als ik mij ver- 
 anderen kon, zoude ik x^ij zeker met uw gezelschap 
 vereenigen, omdat ik zie, dat gij zelve ook doet wat 
 gij leert, maar nu ben ik te oud. Ik moet mijnen 
 oLiden weg vervolgen/^ 
 
 Het toenemend aantal menschen dat onder hunue lei- 
 ding kwam, veroorzaakte den zendelingen veel zorg, als 
 zij dachten aan de noodzakelijke verwijdering gedurende 
 de zomermaanden. Zooveel doenlijk begeleidden of be- 
 zochtea zij hunne verstrooide kudde; maar het was 
 
180 
 
 hull onraogdijkj overal en aaii alien regeloiatig on- 
 derwijs en de gelegenheid tot open bare goclsdienstoefe- 
 iiing te bezorgen, welke zij genoten als zij te zamen gedu- 
 rende den winter te Nieuw-Hcrrnhut woonden. De 
 broeders vreesden dus zeer, dat de zwakken den 
 regten weg zouden verlaten en dat zelfs zij , die ineer 
 gevorderd waren in christcb'jk leven zouden afvallen, als 
 zij door heidensclie medgezellen omriiigd, aan zoo 
 vele verzoekingen tot liet kwade blootgesteld waren. 
 Deze vrees had hen zelfs weerhouden om aan liunne 
 bekeerlingen eene der grootste weldadcn en voorreg- 
 ten der christelijke gemeente toe te staan. Zeven ja- 
 ren waren voorbij gegaan, sedert de eerste Grocnland- 
 sche bekeerlingen door den doop tot de kerk van 
 Christus ingelijfd waren. Velen van hun volk waren 
 sedert dien tijd aan de kudde toegevoegd; van dezen 
 haddeu cenigen reeds de aardsche loopbaan voleindigd, 
 terwijl de zendelingcn van de auderen kondcn zeggen : 
 //Wij verblijden ons en danken God voor de verande- 
 ring van een wild en heidensch volk in welgeregelde 
 christengezinnen. Bovenal prijzen wij Hem voor de 
 genade welke Hij reeds aan eenige van onze gedoopte 
 Groenlanders heeft betoond en die zich in hun gedrag 
 openbai>rt.^' Toch was nog geen dezer bekocrlingen door 
 hen tot des Heeren Avondraaal toegelaten. Maar ten 
 laatste was de duurzaamheid van het goecle werk dat 
 onder hen gewrocht was te blijkbaar , dan dat de zen- 
 
 k-AW w 
 
181 
 
 ,lg 011- 
 
 istoefe- 
 
 n gcdu- 
 
 3n. De 
 
 en (leu 
 
 lie nicer 
 
 lien, als 
 
 aim zoo 
 
 1 waren. 
 
 u Uunue 
 
 voorreg- 
 
 ^even ja- 
 
 rocnland- 
 
 kerk van 
 
 Ak waren 
 
 van dezen 
 leindigtl , 
 
 fi zeggen: 
 verande- 
 
 llgeregelde 
 voor de 
 gedoopte 
 Inn gedrag 
 In gen door 
 iMaar ten 
 werk dat 
 lat de zen- 
 
 delingeu aan liunue Groenlandsche broeders en zusters 
 nog langer zulk een zegen mogten onthoudeu. Mis- 
 scliien mogen wij ook zeggen, dat hun eigeu geloof 
 in de genade cu trouw van God sterker was gewor- 
 den, zoodat zij met meerder vn'jmocdigheid van Hem 
 verwachttcn, dat Hij hct geestclijke leven zoude 
 onderliouden hetwelk Hij in hen vcrwekt had. Zij 
 begonnen dus zorgvuUlig hunne nieest gevorderde be- 
 keerlingen voor te bereiden tot het deehicmen aan 
 het heilifife Avondmaal. De dankbaarheid en de vreugde 
 dezer inhmdsche avondmaalgangers waren aandocnlijk. 
 I/O," zeiden zij, ,/hoe is hct mogeb'jk, dat onzi^ Za- 
 ligmaker, arme menschen zoo uitermate kan liefhebben !^' 
 Van dezen tijd af werden de feesten der gemeente 
 met een geheel andcr oog door heu beschouwd. De 
 afzonderlijke godsdienstoefeningen , in welke men de 
 groote feiten der geschiodenis van het Evangelic lier- 
 dacht, werden met buitengewone opgewektheid door 
 de Groenlanders bijgcwooud. In den passictijd ^as 
 de zelfvcrnedering , hct bjdcn en dc dood van onzen 
 Heer, het gediirig onderwerp der bijbellezing en 
 schriftverklaring , terwijl de zendelingen in de Paasch- 
 week hunne hoorders van stap tot stap bepaalden bij 
 de laatste sombere tooneelen van het leven des Ver- 
 lossers op aarde. Den avond voor het Paaschfeest werd 
 het huu herinuerd dat de Zoon van God door zijn ver- 
 blijf in het graf, het graf geheiligd heeft en deze laat- 
 
Ai 
 
 % 
 
 
 IMAGE EVALUATION 
 TEST TARGET (MT-3) 
 
 // 
 
 ^// 
 
 y 
 
 y 
 
 ^ 
 
 % 
 
 ^^ 
 
 L<? 
 
 
 &< 
 
 &?r 
 
 f/j 
 
 fA 
 
 1.0 
 
 I.I 
 
 1.25 
 
 
 JffllM IIM 
 
 ^« IIM |||||Z2 
 
 ^ u& 
 
 1.4 
 
 2.0 
 
 1.6 
 
 % 
 
 % ' 
 
 ^ 
 
 .%5 
 
 '^ 
 
 
 *^> .>" 
 
 "•^p 
 
 ^>^ 
 
 °^' 
 
 /A 
 
 w 
 
 9 
 
 Photographic 
 
 Sciences 
 Corporation 
 
 «v 
 
 ^^•v 
 
 23 WEST MAIN STREET 
 
 WEBSTER, NY. 14580 
 
 (716) 872-4503 
 
 4? 
 
 <> 
 
 \ 
 
 ^ '^ 
 
 ;\ 
 
 
 €^ 
 
 "'?>'• 
 
 

 
 £>< 
 
 f/j 
 
 ^ 
 
183 
 
 ste woning, (antlers zo donker en verschrikkelijk ,) ver- 
 anderde in eene verblijfplaats van gezegende rust voor 
 degenen die in den Heer sterven. Op Paaschzgndag ver- 
 gaderdede gemeente vdor zonsopgang in de kerk enbegaf 
 zich daarop naar de begraafplaats , waar zij de namen 
 der breeders en zusters, die gedurende het verloopen 
 jaar ontslapen waren , elkander herinnerden , en (in de 
 woorden van hunne begrafenis-lithurgie) , smeekten om 
 „eeiiwigdurende gemeenschap met ben en met de ze- 
 gevierende kerk rondom den troon des Lams." T") 
 gezangen, liederen en koren, die eeu groot dee 
 van de openbarc eeredienst der Broedergeraeente uit- 
 raakeu, werden eene bron van wnar genot voor de 
 Groenlanders. Gedurende den winter vergaderden eeni- 
 geu van bet volk bijna elken avond, om te zamen het 
 geleerde te herhalen, en zij die uiet konden lezen, 
 leerden de woorden van buiten, welke buune beter 
 onderrigte medgezellen bun voorzegden. Eenigen van 
 de broeders die van tijd tot tijd uit DuitscbJand kwa- 
 raen om de zendeliugen behulpzaam te zijn , konden 
 op de fluit, de viool of andere instrumenten spelen. 
 Toen zij bemerkten dat sommige iulandsche jongelieden 
 een goed gehoor hadden , en in staat waren genoeg te 
 leeren spelen om het gezang der gemeente te begelei- 
 deu, vormden zij onder deze eene kleine vereeniging. 
 Het zingeu was buitengewoou aangenaam; de vrouwen 
 en kinderen hadden over het algemeen, liefelijlj^Q 
 
183 
 
 ,) ver- 
 it voor 
 ig ver- 
 1 begaf 
 iiamen 
 loopen 
 I (in de 
 ten om 
 de ze- 
 s." T-) 
 )t deb 
 te uit- 
 ^oor de 
 m eeni- 
 nen het 
 
 lezen, 
 e beter 
 jeii van 
 id kwa- 
 kouden 
 
 spelen. 
 gelieden 
 3Uoeg te 
 begelei- 
 eniging. 
 irrouwen 
 liefelijke 
 
 ZiNGLES. 
 
 stemmen, die in zuivere liarmonie zamensmolten. Des 
 morgens te acht ure, en ook des avonds wanneer 
 de mannen van zee terug gekomen waren, werd da- 
 gelijks in de kerk godsdienst gehouden , en bij de eene 
 of andere gelegenheid verklaarde een der zendelingen 
 een woord der Heilige Schrift of hield eene korte 
 toespraak. Des Zondags namiddags werd gepreekt en vele 
 van de naburige Heidenen sloten zicli dikwijls bij de 
 gemeente aan. Eene korte, afzonderlijke dienst werd 
 des Zondags gehouden voor de kiuderen, die te jong 
 waren om aan de langere godsdienstoefeningen hunner 
 
184 
 
 ouders deel te nemen, terwijl zij dagelijks onderwijs 
 
 ontvingen in den bijbel. \66t Pinksteren moesten de 
 
 gemeenteleden gedurende den zoiner van elkauder seliei- 
 
 den , om naar hunne visschersplaatsen te trekken. Een of 
 
 raeer van de zendelingen begeleidden hen gewoonlijk, 
 
 en een paar korte uittreksels uit liunne dagboekenkunnen 
 
 ous het leven schilderen, dat daar door de onderwijzers 
 
 geleid werd. ,/Den lO*^^" Mei," zegt Johannes Beck, 
 
 //vertrok ik met het grootste gedeelte van ons volk, 
 
 op twee en twintig groote booteu en een aantal ka- 
 
 jaks, naar de Caplin-visscherij. Na twee uren begon 
 
 het zoo hard te sneeuwen, dat geen van ons twintig 
 
 schreden voor zich uit kon zien; maar goede enge- 
 
 len geleidden ons , zoodat niet een schade leed of van 
 
 Tiijn gezelschap gescheiden werd. Wij waren ook in 
 
 staat onze tenten zoo digt bij elkander op te siaan, 
 
 dat niemand door den afstand verhinderd werd onze 
 
 dagelijjvsche zamenkomsten bij te wonen, totdat het 
 
 gezelschap , 't welk op de robbenjagt uitging , ons ver- 
 
 liet. Wij hadden alien gelegenheid bij eigen ondervinding 
 
 op te merken, dat de nabijheid des Heeren niet aan eenige 
 
 plaats gebonden is, en ik trachtte in de harten van 
 
 het volk de verzekering te wekken, dat de genade van 
 
 onzen Zaligmaker overal gezocht en gevonden kan 
 
 worden , en niet alleeu in het huis des gebeds of bij de 
 
 gemeenschappelijke zamenkomsten. Op zee- of ijsbergen, 
 
 zoowel als in kreupelbosschen , overal waar eene ziel, 
 
185 
 
 ierwijs 
 ten de 
 ' scliei- 
 Een of 
 onlijk , 
 tuuiien 
 'wijzers 
 
 Beck, 
 3 volk, 
 tal ka- 
 
 begon 
 twintig 
 ; enge- 
 
 of van 
 ook in 
 
 slaan , 
 onze 
 dat het 
 ns ver- 
 viiidiiig 
 1 eeuige 
 
 en van 
 ade van 
 en kan 
 3f bij de 
 bergen, 
 He ziel, 
 
 uit diep gevoelde behoefte des liarten tot Hem om hulp 
 roept, is het oor des Heeren geopend en zijn zijne 
 armen tot hem uitgestrekt. 
 
 Gedurende het Pinksterfeest hadden wij een talrijk en 
 oplettend gehoor, nieitegenstaande de sneeuw in digte 
 vlokkeii op ons neerviel; want de kerk van Pisiksarbik 
 heeft geen ander dak dan het uitspansel, geene rauren 
 dan witte sneeuwbergen, geen preekstoel dan een groote 
 steen, geene banken dan de rotskanten. Na de dienst 
 gaf ik den Groenlanders een middagmaal van rendie- 
 renvieesch. Twee van hen , die zich onlangs aan wan- 
 gedrag schuldig gemaakt hadden , schenen nu beschaamd 
 te zijn; een liunner was zeer bang voor mij, daar ik 
 wist dat hij zich met slecht gezelschap ingelaten had, 
 Ik zocht de gelegenheid om met hem te spreken, 
 en hem voor te stellen hoe grievend en onteerend 
 zulk een gedrag voor zijn hemelschen Mcester was. 
 Dit scheen hem zeer te ontroeren; hij schreide, en 
 ik kon niet nalaten met hem te schreijen. 
 
 Den 28^'^'^", berigtten de tattarets {^) voor het eerst 
 dat er visch in de nabijheid was, en de eerste capUn-scholen 
 naderden de klip. Spoedig waren alle handen in de wear 
 om ze te vangen. Den 8**^" Junij kwamen vele Hei- 
 
 (*) Dc tattaret, is een fraaije kleine vogel met hemelsblaauwe ve- 
 deren, eene soort van zeemeeuw, die den winter in warmc landen 
 doorbrengt en in de lente naar Greenland teragkeert. Hij volgt de 
 scholen caplins naar de iiorden. 
 
mm 
 
 \'ji 
 
 
 
 i 
 
 r 
 
 180 
 
 deneii tot ons en hoorden eene preek over Johannes 
 3 : 17 — 21. Denzelfden avond kwam ons jagtgezel- 
 sc]\ap terug met de treurige tijding dat een hunner, 
 de jonge Bartliolomeus vermist word. Terstond zond 
 ik verscheiden mannen uit om hem te zoeken. Na- 
 dat zij lang gezocht hadden, vonden zij den armen 
 jongeling dood in eene moeras. Men kon zien dat hij 
 getracht had zijne kajak er over heen te dragen, maar 
 de verraderlijke bodem zonk onder zijne voetenweg; 
 hij viel en stikte in den modder. Het vorige jaar was 
 hij tot ons gekomen en gedoopt, terwijl zijn goed ge- 
 drag ons veel genoegen bereidde. AVij legden hem in 
 een graf en zetten op eene rots nabij de plaats , eenige 
 steenen overeind tot een gedeiikteeken. Yier dagen later 
 was onze vischvangst voorspoedig ten einde gebragt en 
 gingen wij onder lofzangen, door schoon weder ver- 
 heugd, naar Nieuw-Herrnhut terug. 
 
 De laatste avond des jaars werd in afzonderlijk gebed 
 en gemeenschappelijke dankzegging doorgebragt. Men 
 herdacht de buitengewone gebeurtenissen der twaalf laat- 
 ste maanden, en zelden of nooit ging er een jaar voorbij, 
 waarin niet eenige inlandsche christeneu en de broeders 
 zelve tc danken hadden voor uitreddingen uit gevaarvoUe 
 omstandigheden , of wel met onderwerping te bukken 
 onder de kastijdende hand Gods die den een of ander van 
 hunue betrekkingen en vrienden had weggenomen. Van 
 menig hagchelijk gevaar op zee , wanneer zij door een 
 
 It' 
 
187 
 
 lannes 
 tgezel- 
 anner, 
 I zond 
 n. Na- 
 armen 
 dat hij 
 I, maar 
 n weg; 
 aar was 
 oed ge- 
 liem in 
 , eenige 
 en later 
 iragt en 
 er ver- 
 
 k gebed 
 t. Men 
 lalf laat- 
 voorbij, 
 3roeders 
 aarvolle 
 bukken 
 uler van 
 311. Van 
 loor een 
 
 plotseling opkomenden mist overvallen, of door drijven- 
 de ijsschotsen ingesloten werden , vindt men in de dag- 
 boeken der zendelingen gewag gemaakt. Aiidere meer 
 buitengevvone gevaren, zijn eveneens opgeteekend. Hot 
 volgende geval kan liiervan ten voorbeeld strckken. 
 In de maand Mei 1745, toen alles nog bevroren en de 
 grond met sneeuw bedekt was, werden de breeders op 
 zekeren morgen verschrikt door een lievig geraas, gelijk 
 aan het loeijen van een orkaan. Zij liadden naaawelijks 
 den tijd liet liuis te ontvlugten toen Jiet reeds geheel 
 met water gevuld was. Eerst dachtten zij dat zulks 
 hot gevolg van een plotseling opgekomen dooi was, 
 waardoor de sneeuw gcsmolten en de beek die het 
 dal van water voorzag overgeloopen was. Maar de vorst 
 was zoo scherp als ooit en rondom bleef alles hard 
 als marmer. Na verloop van een uur zakte het water 
 weg en konden zij weder in liun huis komen. Toen 
 bemerkten zij dat het water hier, zoowel als in hun 
 paklmis , gelijk eene foutein uit den grond was opge- 
 sprongen. Maar zij konden nooit reden geveu van dit 
 vreemd verschijnsel. 
 
 Het iaar 1747 werd gelukkig onderscheiden door 
 den opbouw van eene nieuwe en grootere kerk. De 
 breeders hadden het vorig gebouw Imnner bijeenkomst 
 reeds zooveel mogelijk vergroot, en waren sedert eeni- 
 gen tijd, uit gebrek aan plaats, genoodzaakt geweest 
 onder den blooteu hemel te preeken en te doopen, of 
 
188 
 
 i..Sl 
 
 als liet weder zeer koud was, hunne gemeente in 
 twee of drie kleiiie partijen te verdeelen, en in de 
 verschillende kamers te vergaderen. Deze moeijelijke 
 staat van zaken werd verholpen door de mildheid van 
 hunne vrienden in Holland, die liun liout zonden, be- 
 stemd tot een gebouw van 70 voet lang en 30 breed. 
 Het bevatte belialve de kerk, ook eenige kamers voor 
 de zendelingen , en twee vleugels aan de Noord- en 
 de Zuidzijde werden gebruikt voor school- en pakka- 
 mers. Terwijl men met het bouwen bezig was ging 
 Mattheus Stach naar Europa. De breeders hadden het 
 raadzaam geacht dat de zendelingen die op Groenland 
 geplaatst waren, van tijd tot tijd hun geboorteland 
 bezochten, om de krachten te herstellen en uit te 
 rusten van den zwaren arbeid aan hunne betrekking 
 verbonden. Dientengevolge bragten de Groenlandsche 
 zendelingen, ieder op hunne beurt een kort bezoek in 
 Duitschland. Mattlieus Stach ging er nu voor de tweede 
 keer been. Men had hem verzocht eenige van de christen- 
 Groenlanders mede te nemen. Soramigen van dezen ge- 
 voelden eene sterke begeerte om het Europeesche land 
 en de breeders te bezoeken, die voor hunne zielen 
 zorgden en hun onderwijzers zonden om hen den weg 
 ter zaligheid te leeren kennen. 
 
 Ten gevolge van dit verzoek werd de zendeling be- 
 geleid door Arbalek en zijne vrouw Sara, hare zuster 
 Judith Isjek, Mattheus, den zoon van Kajaruak, een 
 
 ,1 
 
m 
 
 3iite in 
 L in de 
 eijelijke 
 eid van 
 len, be- 
 ) breed. 
 )rs voor 
 Drd- en 
 
 pakka- 
 as ging 
 Iden het 
 'oenland 
 )rteland 
 
 uit te 
 trekking 
 andsche 
 jzoek in 
 
 tweede 
 bristen- 
 ezen ge- 
 3he land 
 zielen 
 
 len weg 
 
 :ling ba- 
 re zuster 
 ak^ een 
 
 189 
 
 jongen van veertien jaren en een ander jongeling van 
 ongeveer denzelfden leeftijd. Deze reis was hun zeer 
 voordeelig. Hunne kennis breidde zich zeer uit door aan- 
 raking met beschaafde volken, met nieuwe leefwijzen, 
 nieuwe voortbrengselen van dieren- en plantenrijk, 
 terwijl de eenvoudigheid van bunne godsdienstige ge- 
 voelens ongeschonden bleef. Maar twee der reizigers 
 beleefden den terugtogt uaar hun eigen land niet meer, 
 en de reis der anderen duurde veel langer en strekte 
 zich over een veel grooter gedeelte der wereld uit, 
 dan zij of hunne Europeesche vrieuden badden voor- 
 zien. Zij kwamen tegen bet einde van den zomer in 
 Europa aan en bragteu den berfst en den winter in 
 Holland en Noord-Duitschland door, Yreezende dat 
 een langer verblijf in een klimaat, zoo ongelijk aan 
 bet bunne, en de ontbering van Groenlandscbe spijs, 
 de gezondheid benadeelen zoude, stelde de zendeling 
 voor, tegen bet begin der zomermaanden met hen te- 
 rug te keeren. Verscbillende bezwaren rezen er ecliter 
 die hen beletten dit voornemen ten uitvoer te brengen. 
 Ondertusschen eindigde Sara, in demaandMei, vreed- 
 zaam baar leven te Herrnbut , terwijl haar man Arbalek , 
 niet vele weken daarna, tot groote droefbeid zijner 
 onderwijzers, die in ben twee trouwe helpers verloren , 
 mede ten grave gedragen werd. TMattbeus Stach ver- 
 langde nu meer dan ooit, om de overblijvenden veilig 
 naar hun eigen land terug te geleiden; maar geene 
 
 if 
 
 i, 1 
 
 !;! 
 

 190 
 
 gelegpnheid deed zich voor, totdat tegen het einde des 
 jaars de kapitein van het schip Irene, dat juist van 
 Nieuw-York te Amsterdam was gekomen, zicli bereid 
 verklaarde het geheele gezelscliap naar G'rocnhind te- 
 rug te voeren. Zij maakten echter eeueii grooten om- 
 weg; het schip was eerst naar Londen, daarna naar 
 Philadelphia bestemd, voordat het de Noordsche reis 
 kou aanvaarden. In het begin van 1749 kwamen zij te 
 Louden aan. Toen George II vernam dat eenige chris- 
 ten-Groenlanders in Engeland waren, gaf hij zijnen 
 wensch te kennen hen te zien. Zij werden dus iu 
 Leicester House aan den koning eu de geheele ko- 
 ninklijke familie voorgesteld. Na hier een korten tijd 
 in de haven gelegen te hebVen, giug de Irene on^&t 
 zeil naar Philadelphia, waar de kapitein voornemens 
 was eenige weben te vertoeven. Gedurende dezen 
 tijd bezochtten Mattheus Stach eu zijne medgezelleu 
 de volksplantingen die door de Moravische broedereu 
 iu Pensylvanie gevestigd waren en hunne zendingsposten 
 onder de Amerikaansche Bosch-Indianeu. Eene warme 
 vriendschap en broederlijke geuegenheid werd door den 
 omgang van de Amerikaansche bekeerden met hunne 
 Groenlandsche broedereu geboren. Met behulp van de 
 zendelingen die hunne woorden vertolkten, verhaalden 
 zij wederzijds den vooruitgang van het Evangelic on- 
 der hun volk en spraken over liunne verschiilende 
 leefregels en hunne bezighedeu. 
 
191 
 
 De cerate Indiaansche bekeerdc was eeii Moliikaan, 
 Tschoope genaamd ; een man die wegeiis zijii slecht en 
 ruw leven beruclit was, iriaar die veel invloed op 
 zijne medgezellen uitoefende. Het versing dat hij van 
 zijne bekeeriiig geeft verdient vermeld te worden. Door- 
 dien hij dikwijls met Hollandsclie volks])^' liters in aan- 
 raking kwam , verstond hij huiine taal, hetwelk den Mora- 
 vischen zendeling Christiaan Ranch, die Hollaiidsch spre- 
 ken kon, aanleiding gaf zich in de eerste phiats tot hem 
 te wenden. De uitwerking dezer rede wordt het best 
 met Tschoope*s eigen woorden beschreven , toen hij de 
 zendelingen aansprak die hem waren komen bezoeken. 
 //Broeders ,'' zegt hij, //Ik ben een lieiden geweest en 
 ben met hen ond geworden, dus weet ik hoe de heiden 
 deiikt. Eens kwam een leeraar tot ons e:i begon ons 
 te leeren dat er een God is. Wij antwoordden : //Meent 
 gij dat wij zoo onwetend zijn dat wij dat niet zouden 
 weten ? Keer terug van waar gij komt/^ Toen kwam 
 een ander leeraar en zeide : //Gij zult niet stelen, niet 
 liegen, u niet overgeven aan sterken drank enz/' 
 Wij antwoordden: //Gij dwaas, meent gij dat wij dat 
 niet weten? Leer eerst uw eigen volk dat zij deze 
 dingen nalaten. Want wie sttlen, liegen en bedrinken 
 zich meer dan zij?^' Aldus lieten wij hem gaan. Na 
 eenigen tijd kwam broeder Eauch in mijne hut, giug 
 zitten, en sprak ongeveer als volgt: //Ik ben tot u 
 gekomen in den naam van den Heer des hemels en der 
 
 Hi 
 
 HA 
 
] 
 
 192 
 
 ii 
 
 aarde. Hij zond mij tot u om u te doen weten dat 
 Hij u gelukkig wil male en en u verlossen van de el- 
 lende waurin gij nu verzoukcn zijt. Daartoe ward Hij 
 mensch, gaf zijn leven tot rantsoen en vergoot zijn 
 bloed voor zondaren/' Hij zeide nog veel meer van 
 het dierbare bloed dat ons verloste : toen legde hij 
 zich , vermoeid van zijne reis , ter neder , en sliep ge- 
 rust. Ik dacht, wat soort van man is deze? Daar 
 ligt hij en slaapt, ik kon hem dooden en hem in 
 het bosch werpen, en wie zoude er op letten? Maar 
 hij bekommerde er zich niet over. Ik kon zijne 
 wooi'den echter niet vergeten. Zij kwaraen mij voort- 
 durend weder voor den geest. Zelfs als ik sHep droomde 
 ik van het bloed van Jezus Christus dat voor ons 
 vergoten is. Ik vond dit geheel anders dan alles wat ik 
 ooit te voren gehoord had en vertolkte de woorden 
 van Ranch voor de andere Indianen. Dus begon er, 
 door Gods genade, eene opwekking onder ons. Daarom 
 zeg ik, broeders, als gij wenscht dat uwe woorden 
 ingang vinden in het hart van Heidenen , spreekt dan 
 van Christus onzen Zaligmaker, van zijn lijden en van 
 zijnen dood." Brieven, die de christelijke vriendschap- 
 pelijke gevoelens der schrijvers uitspraken, werden 
 door deze Indiaanschen bekeerlingen aan hunne Groen- 
 landsclie broeders gezonden. De gemeente van Beth- 
 lehem hoorende dat zij dikwijls om timmerhout 
 verlegen waren, zond hun eene hoeveelheid hout 
 
193 
 
 ten dat 
 Q de el- 
 erd Hij 
 )ot zijn 
 eer van 
 'gde hij 
 liep ge- 
 j? Daar 
 hem in 
 1? Maar 
 n zijne 
 j voort- 
 iroomde 
 oor ons 
 s wat ik 
 w^oorden 
 gon er, 
 Daarom 
 tt'oorden 
 ekt dan 
 I en van 
 idschap- 
 werden 
 Groen- 
 1 Beth- 
 merhout 
 id hout 
 
 en deksparren, voldoende om paklmizen te boiiwen, waar- 
 in zij veilig al de gedroogde visch, het rendierenvleesoh 
 en den voorraad konden bewaren, welkeu zij des zomers 
 voor den winter bijeenbragten. Met dit huiselijk maar 
 kostbaar geschenk, namen Mattheus Stach en zijne 
 medgezellen afscheid , daar de Irene nu gereed was te 
 vertrekken. Laat in den zomer van 1749 kwaraen zij in 
 Greenland aan en werden met vreugde te Nieuw-Herrn- 
 hut verwelkomd. De Groenlanders waren nooit moede 
 hunno bereisde breeders naar alles wat zij in die 
 vreemde landen gehoord en gezien hadden, te onder- 
 vragen. De reizigers hadden zich zoo zecr in kleeding 
 en gewoonten naar de Europeesche gebruiken geschikt , 
 dat niemand, gedurende het laatste gedeelte hunner 
 reis vermoedde dat zij inboorlingen van een heideusch 
 en onbeschaafd laud waren, tenzij men vertelde wie 
 zij waren. Nu hervatten zij zonder tegenzin het ar- 
 beidzame leven der Groenlanders met al zijne on- 
 vermijdelijke bezwaren; maar zij stonden gedurende 
 hun geheele leven in meerder achting bij hunne land- 
 genooten, als menschen die wijzer waren dan hunne 
 breeders. Judith verlangde zeer de orde en de zedigheid 
 waardoor de Moravische zusters in Europa zich onder- 
 scheidden, onder hare jonge landgenooten te bevorderen. 
 De jeugdige zusters, noch hare ouders waren er tegen om 
 hare plannen in de hand te werken. Dientengevolge 
 bouwde zij al spoedig eeue woning, die groot genoeg 
 
 13 
 

 M 
 
 194 
 
 was oin de joiigo ongetroiiwde vrouwen dezer volkplan- 
 ting te huisvesten, en verzocht deze om bij haar in te wo- 
 nen. Over dag vervulde ieder de pligten van de huis- 
 houding tot welke zij behoorde, maar des avonds 
 keerden zij tot hare gezellinnen terug. Judith werd in 
 hare taak geleid en geholpen door de vrouweu der 
 zendelingen, en hoewel zelve nog jong, bewees zij 
 eene vricndelijke en ijverige bestuurderesse te zijn. 
 Tien jaren lang zette zij haren arbeid ten behoeve van 
 het tijdelijk en geestelijk welzijn barer vrouwelijke land- 
 genooten voort : toen sleepte eene kwijnende ziekte haar 
 ten grave. 
 
 Sedert hunne terugkomst in Groeniand , onderhielden 
 de inboorlingen die Europa bezocht hadden, steeds eene 
 geregelde briefwisseling met hunne vrienden aldaar. Eenige 
 van deze brieven werden bewaard en later bij de corres- 
 pondentie der zending gevoegd. Een brief door Judith in 
 het gezigt van den dood geschreven^ ademt de meest 
 geduldige onderwerping , ootraoedige geloofsverzekering 
 en een zaligen voorsmaak van het eeuwige leven in de 
 nabijheid en de dienst van hnren Verlosser ; er straalt 
 een gcest in door die wel beschreven mag worden met 
 de woorden van den Profeet : ,/Gij zult hem in volko- 
 men vrede bewaren, wiens hart op U steunt, omdat 
 hij op U vertrouwt/' 
 
 De zendeUngen haddeu veel beraoediging bij huu 
 schoolonderwijs. De school werd slechts in den winter 
 
195 
 
 en dan alleen gedurende den halven dag gehouaen. Want 
 de meisjes werden vroeg door hare moeders tot de ver- 
 schillende werkzaamheden gebruikt die door de Groen- 
 landsche vrouw verrigt worden, en de jongens begon- 
 nen, als zij nog zeer Jong waren, zich te oefenen in 
 het roeijen van den kajak, het werpen van den harpoen 
 enz. Er verliep veel tijd eer zij de noodige bekwaamheid 
 in deze oefeningen verkregen liadden. Bij de lieiden- 
 sche Groenlanders gold behendigheid in dezen moei- 
 jelijken arbeid als de grootste deugd, en niets zoude 
 meer geschikt geweest zijn om hen terug te houden 
 van naar hetEvangelie teluisteren, dan wanueer zij een 
 zweem van werkeloosheid , nalatigheid of onbedrevenheid 
 in hunne landgenooten, die reeds het Christendom om- 
 helsden, ontwaard hadden. Maar hoe kort de tijd van den 
 dag was welke aan de school werd gewijd , de kinderen 
 maakten over het algeme-'^n toch goede vorderingen. 
 Velen leerden in den loop van eenen winter duidelijk 
 lezen; en onder de oudere scholieren waren er die zoo- 
 wel het Groenlandsch als het Duitsch zonder fouten kon- 
 den lezen en schrijven. Men herinnerde hen gedurig met 
 nadruk. om deze meerdere bekwaamheden te beschou- 
 wen als middelen , waardoor zij anderen die niet dezelfde 
 voorregten genoten hadden , konden helpeu : en hunne 
 onderwijzers verheugden zich als zij zagen dat zij dik- 
 wijls hunnen vrijen tijd gebruikten om oude menschen 
 die nooit geleerd hadden, voor te lezen. 
 
 ii 
 
 ''ftl 
 

 
 m 
 
 I ii r r 
 
 ^ 
 
 196 
 
 Als volk, wareii de Groenlanders vau nature ach- 
 teloos en zorgeloos. Daarom spanden de zendelingen 
 alle krachten in om hen te gewennen aan zuinigheid 
 en bedachtzaamheid , naar het voorschrift des apostels, 
 die beveelt //onze eigene zaken te behartigen^ opdat wij 
 eerlijk raogen wandelen voor alle menschen en geen 
 ding vau noode hebben/' en verder, ,/ora te werken , 
 opdat zij iets hadden mede te deelen aan degenen die 
 gebrek hadden, en niets te verkwisten." Deze lessen 
 werdcn hun niet alleen door de onderwijzers ingeprcDt, 
 maar alle instellingen welke ouder de bewoners van 
 den zeudingspost ingevoerd werden, en waarmede deze 
 gewillig instemden, strekten om het hun dieper in 't 
 gemoed te prenteu. Want, het moge hier gezegd wor- 
 den, al hadden de zendelingen gewenscht hun eenige 
 voorschrifteu door dwang op te leggen, de Groenlan- 
 ders zouden zich hiertegen aangekant hebben , daar zij 
 zeer naijverig op hunue vrijheid zijn. Dus werdeu met 
 hunne volkomene toestemming die regels van nijverheid 
 en voorzigtige spaarzaaraheid onder de christen-inboor- 
 lingen ingevoerd, welke zulke heerlijke gevolgen hadden, 
 dat zij, hoewel bezwaard met het onderhoud van een 
 groot aanta! hulpelooze weezen, ouden en verlateneu, 
 die door hunne Heidensche bloedverwanten verstooten 
 waren, altijd eene grootere hoeveelheid voortbrengse- 
 len aan de Deensche handelaren te verkoopen hadden , 
 dan deze zich ergens elders konden verschaffen. /ylnder- 
 
197 
 
 re ach- 
 ielingen 
 Liiigheid 
 .postels , 
 pdat wij 
 3n seen 
 werken , 
 enen die 
 J lessen 
 geprent, 
 lers van 
 ede deze 
 per in 't 
 egd wor- 
 n eenige 
 iroenlan- 
 daar zij 
 rden met 
 lijverheid 
 a-inboor- 
 hadden , 
 van een 
 rlateneu , 
 rerstooten 
 tbrengse- 
 L hadden, 
 1. ,/Tnder- 
 
 daad," zegt de oude geschiedschrijver der zending, 
 ;/als men beweert dat eenig tijdelijk voordeel invloec' 
 gehad heeft oin de Groenlanders te bewegen zich bij 
 de geloovigen aan te sluiten, dan ligt dit alleen aan 
 de eerlijkheid en de orde onzer vereeniging. leder 
 is hier zeker van zijn eigendom, verlaten weduwen 
 worden geholpen, nieraand is genoodzaakt tegen 
 zijnen zin te trouwen, geeue vrouw wordt weg- 
 gezonden, het is geeneu man geoorloofd meer dan 
 eene vrouw te hebben en alle ouderlooze kinderen 
 worden onderhouden en christelijk opgevoed/^ 
 
 Door den wasdom verbiijd , waarmede God het zaad 
 gezegend had dat hij en zijne breeders uitstrooiden , 
 begon Mattheus Stach met een verlangend oog naar 
 het Zuidwesten uit te zien. Daar, aan den overkant van 
 het uitgebreidc water, doolde over de koude, naakte 
 wildernissen van Labrador het volk der Esquimo^s rond , 
 in geslacht en taal aan de Groenlandsche bekeerden 
 verwant. Het Evangelic ook tot hen te brengen werd 
 nu de begeerte van zijn hart. Het verhaal 't welk de 
 zeelieden, die de kust van Labrador bezochteu, van 
 zijne bewoners deden, was niet van dien aard om 
 menschen uit te lokken, welke door andere beweeg- 
 redenen gedrongen werden dan liefde tot God en den 
 naaste. „Dieven en moordenaren /' ziedaar de uitdruk- 
 king, waarmede bijna ieder die van dit volk sprak , 
 hun karakter schilderde. ,/Maar hoe meer zij van na- 
 
 !■'' 
 
; .1' 
 
 198 
 
 ture verbasterd zijn," zeide de zendeling, „hoe meer 
 behoefte er is dat wij hun den weg der zaligheid be- 
 kend maken." Zijne breeders in Europa stemden van 
 harte met zijne plannen in, en gaven hem vrijheid met 
 Engeland te onderhandelen, ten einde verlof te erlan- 
 gcn van de Hudsons-Baai-compagnie, om eene zending 
 in Labrador te beginnen en het Evangelie aan de in- 
 boorlingen hunner factorijen te verkondigen. Hoewel 
 zijne aanvraag door mannen van aanzien en invloed 
 ondersteund werd , bleef ze zonder goed gevolg. Eenige 
 vrome kooplieden die in den wensch van den zende- 
 ling deelden, om het Woord van God in dat land 
 bekend te maken, beraamden nu een ander plan. Ge- 
 zamenlijk besloten zij een schip uit te rusten om han- 
 del te drijven op de kust van Labrador. De zendelin- 
 gen meenden zij, zouden op deze wijze het volk kun- 
 nen bezoeken en met eenigen van hen kennis maken , 
 en ten laatste zoude er een zendingspost gevestigd 
 worden. Terwijl Mattheus Stach in Engeland wachtte 
 dat dit plan ten uitvoer werd gebragt, vaardigden de 
 Moravische broeders in Duitschland een hunner bis- 
 schoppen, Johan van Watteville af, om de Groen- 
 landsche gemeenten te bezoeken. Van Watteville, die 
 juist teruggekomen was van eene inspectie der zendings- 
 posten in Noord-Amerika en de West-Indien , onder- 
 nam gewillig dezen nieuwen togt, doch verlangde dat 
 Mattheus Stach hem vergezellen mogt j en deze , ziende 
 
 t 
 
199 
 
 le meer 
 eid be- 
 en van 
 eid met 
 3 erlan- 
 zending 
 n de in- 
 Hoewel 
 invloed 
 , Eenige 
 I zende- 
 lat land 
 lan. Ge- 
 om han- 
 5endelin- 
 )lk kun- 
 maken , 
 evestigd 
 wachtte 
 ffden de 
 iner bis- 
 Groen- 
 ille, die 
 Tidings- 
 onder- 
 Qgde dat 
 ziende 
 
 dat er eenigeii tijd verloopen moest, voordat iets op 
 Labrador gedaan kon worden, keerde ondertusschen 
 met blijdschap naor zijue kudde in Greenland teruff. 
 De reis duurde zes weken. Nadat zij vele dagen 
 door de ijsvelden iligesloten waren geweest, onder- 
 sclieidden zij op den l^*^^^" Junij de met siieeuw be- 
 dekte toppen der Groenlandsche bergen : zij waren nu 
 ongeveer op twintig mijlen afstand van de kust. Kort 
 hierop werden de reizigers verrukt door Let gezigt van 
 een der luchtverscliijnselen der Poolkringen, namelijk 
 drie parhelia of bijzonnen, door zes lichtgevende krin- 
 gen omgeven. //Den volgenden dag /' zegt de bisschop 
 Watteville, //kwamen wij in de Baals-rivier en werden 
 bij het verst afgelegen eiland door twee onzer Groen- 
 landers verwelkomd. Daar de wind te lievig was om 
 aan boord te kunnen komen, bleven zij ons voor 
 en zwommen op hunne kajaks als watervogels door 
 de golven, en dat met zulk eene suelheid dat zij al- 
 tijd voor liet schip voeren, hoewel zij dikwijls half 
 onder water waren. De wind veranderde weldra in eenen 
 storm en wij vlogen als een pijl, eiland na eiland voorbij. 
 Ten laatste kwam Nieuw-Herrnhut in het gezigt dat 
 mijn hart met vreugde en dankbaarheid vervulde. Het 
 stond als een hof des Heereu te midden der wilder- 
 nis. Rondom waren naakte rotsen, schraal met zand 
 bedekt, maar het land om de kerk en de woning 
 der zendelingen , was met groen bekleed dat zeer ver- 
 
 
I 
 
 
 I 
 
 200 
 
 frisschend en bekoorlijk voor het oog was. Y66v de 
 kerk liadden de breeders cen tuin aangelegd; hier 
 vermaakten zij zich met het aankweeken van zulke 
 sla-soorfeen en andere groenten, als gekweekt kondeu 
 worden in een grond, die gedurende negen maanden 
 des jaars bevroren bleef. Aan beide kanten wareu de 
 hutten der Groenlanders op de rotsen gebouwd die 
 zich langs de kust verhieven. Lepelblad, bergzuring en 
 aiidere inheemsche planten groeiden in den weligsten 
 overvloed rondom de gebouwen ; en de vlakte tusschen 
 het kieine dorp en het strand was met gras bedekt en 
 met de zomertenten van het volk bezaaid. Een groot 
 magazijn, dat alleen op eene hoogte stond, diende als 
 baak voor de schepen die de kust naderden. 
 
 De bisschop maakte al spoedig kennis met al 
 de bewoners der volk planting ; hij bezocht de ver- 
 schillende plaatsen waarheen zij zich ter vischvangst 
 verspreid hadden, en met behulp van een der zende- 
 lingen die als tolk diende, onderwees hij hen beide 
 in het openbaar en in het bijzonder, en won volko- 
 men de achting der Groenlanders. Zij waren gewoon 
 de menschen te onderscheiden door eenen bijnaam die 
 bijzondere ligchamelijke of geestelijke hoedanigheden 
 aanduidde, en hij bleef lang onder den naam van Jo- 
 hannes (Asersok) d. i. de lief hebbende , bij hen in her- 
 innering. Hij nam deel aan al de werkzaamheden zijner 
 ^endingbroeders ; hij verhaalt met genoegen van eenige 
 
201 
 
 66v de 
 ; hier 
 L zulke 
 kondeii 
 aanden 
 reu de 
 wd die 
 ring en 
 sligsten 
 iissclien 
 dekt en 
 1 groot 
 3nde als 
 
 met al 
 de ver- 
 hvangst 
 
 zende- 
 n beide 
 . volko- 
 
 gewoon 
 laam die 
 dgheden 
 van Jo- 
 i in Ker- 
 en zijner 
 ,n eenige 
 
 der togten , waarop hij hen begeleidde om drijfhout en 
 turf te vergaderen , of ook om de eijeren van de eider- 
 gans te zoeken , welke gedurende de zomermaanden een 
 groot gedeelte van hun onderhoud uitmaakten. Een 
 van deze reizen was naar Kanneisut, ongeveer tien 
 mijlen aan den anderen kant der Baalsrivier; eene streek 
 lands door hooge rotsachtige heuvels besloten en waarin 
 kreupelhout en grasplekken elkaar afwisselden, en vele 
 stroomen en vijvers, helder en frisch water oplever- 
 den. Dit was een gezocht toevlugtsoord der rendieren; 
 maar nog meer waarde bezat het door den overvloed 
 van forellen die in de beken gevangen werden, zoo- 
 dat men ze wel eens met honderden te gelijk in de 
 netten kon ophalen. De oevers van het water en het 
 kreupelhout waren echter met zwermen mosquito's be- 
 zaaid. Maar zij kwelden lang niet zoo, verzekerde de 
 bisschop zijue medgezellen, als die, welke in over- 
 vloed te vinden zijn aan de oevers van de Delaware 
 of op het eiland St. Thomas, van waar hij kort geleden 
 gekomen was. De belangstelling en de toegenegenheid 
 der inlandsche Christeneu werden zeer opgewekt door de 
 berigten welke de bisschop van Watteville hun bragt 
 van hunne Amerikaansche breeders, die hun voor 
 weinig jaren zooveel welwillendheid hadden betoond. 
 Bij zijn verhaal van het lijden en de moeijelijkheden 
 welke de bekeerde negerslaven van St. Thomas moes- 
 ten ondergaan, riepen zij uit: ,/Hoe gelukkig zijn wij 
 
 1 i'l '■'".'.' 
 
202 
 
 » 
 
 
 ill 
 
 I 
 
 dat wij God elken dag in vrede en vrijheid mogen 
 dienen." Een der onderwerpen waarover de breeders 
 hartelijk wenschten met den bisscliop te raadplegen, 
 was de vcstiging van een' zendingpost in liet zuideu van 
 Greenland, het volkrijkste gedeelte des lands van waar 
 de meesten hunner bekeerlingen afkomstig waren. Deze 
 wenschten vurig dat liet Evangelie in liun geboorte- 
 land zoude gepredikt worden, en de zendelingen ver- 
 langden den grondslag te leggen tot eene nieuwe chris- 
 ten-volkplanting te midden der Heidenen. Er was voor 
 liet oogenblik geen vooruitzigt om zulks te doen; de 
 middelen der Moravisclie breeders waren uitgeput door 
 het onderhoud der vele zendingposten welke zij in de 
 laatste twintig jaren hadden gesticlit. De bisschop van 
 Watteville kon slechts zijne hoop en zijne gebeden 
 voor dit meer verwijderd arbeidsveld met de hunne 
 vereenigen, en bezocht met hen verscheiden heidensche 
 volkplantingen die binnen het bereik van Nieuw- 
 Herrnhut waren. Op zijn' raad begonnen de zendelin- 
 gen eenigen hunner bekeerlingen tot meer uitgebreide 
 werkzaaraheid voor te bereiden; zij droegen hun de 
 taak op, om hunne medegeloovigen in het Woord van 
 God te onderwijzen wanneer het volk op hunne jagt en 
 visschersplaatsen zouden zijn. Mattheus Kajarnak, Jo- 
 hanan , * zijn vriend en medgezel op zijne reis naar 
 Europa en verscheidene oudere breeders , wier voorbeel- 
 dig jgedrag en vordering in Christelijke kennis hun 
 
203 
 
 mogen 
 'oeders 
 )legen , 
 leu van 
 m waar 
 a. Deze 
 sboorte- 
 3n ver- 
 e chris- 
 jBiS voor 
 oen; de 
 Dut door 
 'a] in de 
 ;hop van 
 gebeden 
 hunne 
 idensche 
 Nieuw- 
 zendelin- 
 ^ebreide 
 liun de 
 cord van 
 le jagt en 
 nak, Jo- 
 reis naar 
 voorbeel- 
 nnis bun 
 
 regt gaven op vertrouwen, werden tot inlandsche hel- 
 pers gevormd. Een zeker getal huisgezinnen werd meer 
 in het bijzonder aan de zorg van ieder hunner opgedra- 
 gen, ten einde toezigt over hen te houden en de 
 kiuderen te onderwijzen. Bij afwezigheid van de zen- 
 delingen gingen de inlandsche helpers bij de dage- 
 lijksche godsdienstoefeningeu voor; zij leidden de ge- 
 beden van het volk , en lazen en verklaarden de Schrift. 
 Van tijd tot tijd werden zij ook geroepen om in de zen- 
 dingkerk te prediken. Tot al deze werkzaamheden werden 
 zij zorgyuldig door de zendelingen voorbereid, en ie- 
 dere week gaven zij verslag van hunne verrigtingen. 
 Men moedigde hen aan om het Evangelic onder de 
 Heidenen te verkondigen waar zich de gelegenheid er 
 toe aanbood. Een of twee proeven hunner toespraken 
 mogen hier aangeteekend worden. Nadat de onder- 
 wijzer tot een gezelschap Heidenen van den Zone Gods 
 gesproken had, die voor de gevallen menschen gestor- 
 ven was, ging liij zeer ernstig aldus voort: //Zoo 
 dood en dom als gij nu zijt, was ik vroegef ook; maar 
 toen ik hoorde dat er een Zaligmaker is, die zijn le- 
 ven overgaf voor arme ellendige menschen, toen ver- 
 heugde ik mij over die blijde tijding , en bad Hem 
 mij open ooren en een open hart te geven om te 
 hooren en te verstaan. En nu kunt gij gemakkelijk 
 zien dat ik gelukkig ben, en ik wensch u niets 
 beters toe, dan dat ook gij u moogt onderwerpen aan 
 
 
 i i|', 
 
 IP' 
 
 
 m 
 
 \m 
 
204 
 
 ' I 
 
 den Ileer en gelukkig worden." Een ander helper 
 zeide: //Het is met ons als wanneer een dikke mist 
 liet land bedekt, die ons verhindert eenig voorwerp 
 duidelijk te zien en te onderscheiden. Maar als de 
 mist optrekt, krijgen wij liet eene stuk land na het 
 andere te zien, en als de zon doorbreekt zien wij al- 
 les helder en klaar. Zoo is het ook met onze harten. 
 Zoo lang wij op eenen afstand van onzen Zaligmaker 
 blijven, zijn wij in het duister en met ons zelven on- 
 bekend; maar hoe meer wij tot Hem naderen, te 
 meer licht ontvangen wij in onze harten, en alzoo 
 leeren wij al het goede in Hem en al het booze in ons 
 zelve ontdekken/' Dat niet alleeu de vreemdelingen , 
 die zij als geheel andere menschen dan zich zelve 
 beschouwden, maar dat ook huune eigene landgenooten 
 van eenen onzigtbaren, almagtigen Zaligmaker, Mid- 
 delaar en Vrieud spraken, op eenen toon alsof zij 
 Hem kenden in wien zij geloofden, — dit maakte op 
 velen een raagtigen indruk. //Hebt gij dan God ge- 
 zion van wien gij spreekt?" zeide een heidensch man 
 tot een van de broederen. Deze antwoordde : //Ik heb 
 Hem nog niet gezien , maar ik heb Hem lief met mijn 
 gansche hart, en ik en alle ware geloovigen zuUen 
 Hem eens met onze oogen aanschouwen." De vrager 
 ging peinzend weg en overdacht het antwoord het- 
 welk hij gekregen had. Naderhand kwam hij te Nieuw- 
 Herrnhut terug en verzocht tot de catechisanten toe- 
 
205 
 
 gelatcn te worden. Na voldociid onderwijs ontvangen 
 te hebben, werd hij gedoopt en leidde een leven, 
 overeenkomstig zijne Christelijke belijdenis. De blij- 
 moedigheid zijns geloofs was opmerkelijk , en zijn voor- 
 beeld te meer waard, omdat hij het hoofd van een 
 talrijk gezin was, en van wege zijn verstand en zijne 
 opregtheid zeer geacht bij zijne landgenooten. 
 
 Korten tijd na de aanstelling van de inlandsche 
 helpers, brak eene verschrikkelijke ziekte in de nabij- 
 heid der volkplanting uit. Dertig der inlandsche Christe- 
 neu stierven , waaronder ook eenigen van de breeders die 
 juist tot helpers waren geordend, benevens vele van de 
 Heidenen die op de eilanden woonden. Boveu alles 
 waren de zendelingeu bedroefd over het verlies van 
 Mattheus Kajarnak, die om zijns vaders, zoowel als 
 om ziJDszelfs wille zeer geliefd was, //Zijn ijver en zijn 
 helder oordeel," schrijven zij, „maaktcn hem een zeer 
 gewenscht medearbeider. Wij verheugen ons wel is waar 
 met hem dat hij tot zijne rust is ingegaan , maar zijn naam 
 zal nooit onder ons genoemd worden zonder een ge- 
 voel van weemoedige droefheid op te wekken/' Zijn 
 einde, gelijk dat van zijnen vader, was vol vrede, hoe- 
 wel het met veel ligchaamssmarten gepaard ging. De 
 leemten welke de dood in de gemeente gemaakt had , 
 werden in de twaalf daarop volgeude maanden meer 
 dan aangevuld. Onder degenen die zich nu bij de ge- 
 loovigen aansloten was een man, Kainaek genaamd, 
 
rU\ 
 
 4 
 
 I ni 
 
 206 
 
 cen rijke Zuidlander, van eene zeer geachte Groenland- 
 schefarailie, daar de mauneii sints drie geslachten robben- 
 vaiigers waren geweest. Maar Kainaek muiitto nog ineer 
 uit door de ontembare hartstogtelijkheid van zijii karak- 
 ter dan door zijnen rijkdom en zijne bedrevenheid. llij was 
 reeds lang met de zendelingen bekend, maar in vroe- 
 ger jaren waren zijne gevoelens jegens hen verre van 
 vriendschappeh'jk. Eene jonge vrouw die hij zocht te 
 trouwen, was zoo verschrikt door zijne woeste geaard- 
 heid, dat zij van hai'e eigene vrienden naar den zen- 
 dingspost vlugtte ora de witte menschen te smeeken 
 haar te beschermen. De zendelingen hadden medelijden 
 met haar, en gaven haar een toevlugtsoord ; dit ver- 
 toornde Kainaek zoodanig, dat hij beproefde eenige 
 der inlandsche Christenen van het leven te berooven. Dit 
 boos opzet werd verijdeld, maar na verloop van eeni- 
 gen tijd vond hij gelegenheid zijne beloofde bruid weg 
 te voeren. De verbindtenis met haar evenwel, bleek 
 het middel tot zijne bekeering te zijn. Gedureiide haar 
 verblijf te Nieuw-Herrnhut had zij iets van het Woord 
 Gods gehoord. Zij verlangde meer te hooren en ver- 
 wierf zooveel invloed op Kainaek dat hij dikwijls kwam 
 luisteren naar de toespraken der zendelingen. Het 
 duurde echter lang, voordat hij zich liet overhalen om 
 de vernederende leer te omhelzen die zij verkondigden. 
 Als een gejaagde en diep ongelukkige trok hij van het 
 Noorden naar het Zuiden , en dan weer van het Zui- 
 
207 
 
 nland- 
 )bben- 
 r Tineer 
 karak- 
 lij was 
 1 vroe- 
 ■re van 
 ocht te 
 geaard- 
 Bii zen- 
 imeeken 
 delijden 
 dit ver- 
 ! eenige 
 ven. Dit 
 m eeni- 
 •uid weg 
 1, bleek 
 ;Hle haar 
 Woord 
 en ver- 
 Is kwam 
 n. Het 
 alen om 
 digden. 
 van bet 
 Ihet Zui- 
 
 deu naar het Noorden, maar hij kon zich zelven 
 niet ontvliedeu. Ten laatste, op eenen verschrikkelij- 
 ken winterdag, werdcn de bewoners van Nieuvv-Herrn- 
 hut verblijd door de korast van Kainaek en zijn ge- 
 heel gezin. De reizigers waren als met een harnas 
 van ijs overdekt, maar van binnen was een vuur ont- 
 stokeu, en nu waren zij gekomen met een verbrijzeld 
 hart en eene ernstige begecrte om onderwezen en ge- 
 doopt te worden in den naam en tot de gehoorzaamheid 
 van Christus. Kainaek muntte na zijnen doop even- 
 zeer uit door zijn stil en nederig gedrag, als vroeger 
 door zijne teugellooze drift. Ilij had zulk eene voor- 
 name plaats bij zijne landgenooten ingenomen, dat 
 zijne bekeering bij velen, die tot dus verre nog wei- 
 nig of niet van het Evangelie gehoord hadden, be- 
 langstelling en nieuwsgierigheid verwekte. En nu, 
 gedurende verscheidene maanden, gingen er weinig 
 weken of zeifs dagen voorbij , dat er geene vreeraden 
 te Nieuw-Herrnhut kwameu om naar deze uieuwe din- 
 gen te vragen. De belangstelling waarmede eenige van 
 deze nieuwelingen naar het Woord Gods luisterden, 
 wekte levendigc vreugde en hoop in het hart hunner 
 Christen-landgenooten op. Een van de inlandsche hel- 
 pers, Daniel Agusiua, werd met de vurige begeerte 
 bezield om zijne bloedverwanten en vroegere kennis- 
 sen , die drie honderd mijlen ten Noorden woonden te 
 bezoeken, en hen te vertellen wat hij geleerd had. 
 
 n 
 
Vm 
 
 208 
 
 De zendelingen vreesdeu voor de verzoekingen waai*- 
 aan hij zoude blootgesteld ziju wanneer hij door Heidenen 
 omringd en van openbare godsdienstoefening en her- 
 derlijk onderwijs verstoken zoude zijn, Maar ziende 
 dat zijn hart er op gesteld was, stemdeu zij toe en 
 gaven hem tot medgezel een zijner medehelpers , 
 Jonas genaamd, die ook zijne betrekkingen in het 
 Noorden had. De twee reizigers vertrokken vol hoop 
 en maakten hunne reis tot eene zendingstogt om overal , 
 waar zij maar hoorders konden vinden, van hunnen 
 Verlosser te spreken. Op sommige plaatsen werden 
 zij bespot en beschimpt, elders ontmoetten zij aandach- 
 tige toehoorders; en na verloop van twee maanden 
 keerden zij met dankbare harten en vergezeld van 
 verscheiden hunner bloedverwauten terug. Daniel had 
 al de leden zijner familie overgehaald om met hem naar. 
 Nieuw-Herrnhut te gaan, en ten laatste werden zij 
 alien tot het geloof gebragt. Hij bezat meer dan ge- 
 wone gaven als onderwijzer, en van alle inlandsche 
 helpers schijnt hij degene geweest te zijn, die den 
 meesten invloed uitoefende en wiens werk het meest 
 gezegend was. Van geboorte een Zuidlander, zijnde 
 de zoon van een rijk en voorzigtig man, die, volgens 
 de gewoonte des lands, een zwervend leven leidde, 
 woonde hij het eene jaar in het Zuiden, het tweede 
 op Kangek, het derde op Disko, enz. Agusina was de 
 oudste van een talrijk gezin en werd omstreeks den 
 
209 
 
 n waar- 
 !eideuen 
 en lier- 
 : ziende 
 toe eu 
 helpers , 
 . ill het 
 ^ol lioop 
 Q overal , 
 huniien 
 werden 
 aandacli- 
 maanden 
 izeld van 
 aniel had 
 hem naar. 
 rerden zij 
 dan ge- 
 nlandsche 
 die den 
 het meest 
 ;r , zijnde 
 3 , volgens 
 u leidde, 
 et tweede 
 na was de 
 ireeks den 
 
 tijd geboren dat Egede, de vader der Groenlandsche 
 zending , in het land aankwam ; hij was echter tot den 
 mannelijken leeftijd gekomen voordat de prediking van 
 eenen Zaligmaker zijn oor bereikte. Zijn vader werd 
 toen hij eens op Kangek was, door den Deeuschen 
 predikant van Godhaab, den heer Drachart, bezocht, 
 die aan hem en zijn gezin het Evangelic verkondigde. 
 Agusina ontving zulk eenen indruk van hetgeen hij dien 
 dag hoorde, dat hij terstond besloot het eigendom te 
 worden van dien Zaligmaker, die hem verlost had. 
 Maar hij kon zich in dezen tijd niet bij de geloo- 
 vigen aansluiten, zooals hij wenschte te doen. Zijn 
 vader eischte zijne hulp en Agusina was genoodzaakt 
 hem op verre zwerftogten te vergezeUen. Eindelijk 
 kwam het gezin weer op Kangek aan , en Agusina 
 die uu getrouwd was en zelf kinderen had, maakte 
 aanspraak op zijn regt om onafhankelijk te mogen han- 
 delen. Zijne broeders waren thans volwassen en in 
 staat hun vader in zijne plaats te helpen; hij nam 
 dus afsoheid van zijne bloedverwanten en vertrok naar 
 Godhaab. Hier ontving hij het onderwijs van den heer 
 Drachart, door wien hij in 1747 in de kerk werd aau- 
 genomen, en bij den doop ontving hij den naam van 
 Daniel. Maar een van zijne ooms had zich te Nieuw • 
 Herrnhut nedergezet en was Christen geworden , zoo • 
 dat Daniel zeer verlangde zich bij hem te voegen ; 
 dus stelde hij zich met vrijwillige toesteinmiug van 
 
 14 
 

 li 
 
 ;i 
 
 210 
 
 den heer Drachart, en met gcedvinden van de Mo- 
 ravische zendelingen onder de herderlijke leiding de- 
 zer laatsten. Hij ward spoedig daarna tot het Heilig 
 Avondmaal toegelaten , en van dezen tijd af was het 
 zijne vurige begeerte de goede boodschap die hij zelf 
 ontvangen had aan zijne landgenooten bekend te ma- 
 ken. Nadat hij in het jaar 1753 onder de helpers was 
 opgenomen , begaf hij zich met geheel zijn hart aan 
 het werk. „XJit de volheid zijns harten spreekt zijn 
 mond van den morgen tot den avoud," schreven de 
 zendelingen. Somtijds ontvingen zijne heidensche land- 
 genooten hem met spotwoorden, maar over ^t alge- 
 meen betoonden zij eene bijzondere achting en eer- 
 bied wanneer hij sprak. Want bij het onderwijzen ging 
 zijn ijver met eene hoogc mate van bescheidenheid 
 gepaard. Als hij tot menschen sprak die nog nooit 
 het Woord van God gehoord hadden, begon hij een 
 vriendschappelijk gesprek met hen, toonde belang 
 in hunne zaken, en trapsgewijze eene andere wending 
 aan het gesprek gevende, lokte hij hunne gedachten 
 nit omtrent eenen Schepper, het toekomstig bestaan, 
 enz. Op deze wijze bragt hij hen dikwijls tot de be- 
 kentenis dat de mensch van nature tot het kwaad 
 geneigd is, en geen genade kan vinden in het oog 
 van eenen volmaakt heiligen en regtvaardigen Heer. 
 Maar dan, met een brandend hart en dikwijls met 
 iranen in de oogen, was hij gewoon hun Jezus te 
 
211 
 
 de Mo- 
 
 ing de- 
 t Heilig 
 was het 
 liij zelf 
 1 te ma- 
 pers was 
 lart aan 
 sekt zijii 
 'even de 
 :he land- 
 ^t alge- 
 eii eer- 
 zen ging 
 iidenheid 
 og nooit 
 hij eeii 
 belang 
 wending 
 edacliten 
 bestaan , 
 t de be- 
 , kwaad 
 het oog 
 en Heer. 
 njls met 
 Jezus te 
 
 verkondigen. „Welk een geluk was het/' zeide hij, 
 toen hij stervend aan deze zalige uren terug dacht, 
 ,/welk eene vreugde was het mij , om mijne land- 
 genooten op den Zaiigmaker te wijzen, en hen even 
 gelukkig te zien wordeu, als Hij mij uit genade ge- 
 maakt heeft/' 
 
 Hij was bij de Deensche kolonisten en handelaren 
 zeer geacht. Gewoonlijk noemden zij hem den „ Gods- 
 man/^ Somtijds was Daniel door noodzakelijke bezig- 
 heid in den drukken tijd van handel en viochvangst 
 gedwongen een of twee dagen op een station te 
 blijven , waar alien , behalve de handelaar en zijn 
 scheepsvolk, Heidenen waren. Bij deze gelegenhedeu 
 vroegen de Groenlanders gewoonlijk, of hij tot hen 
 spreken wilde als hun dagwerk geeindigd was. Dit 
 werd nooit door hem geweigerd. ,/Maar'' zeiden de 
 handelaars, toen zij dit later aan de zendelingen ver- 
 haalden, „dan outblootte Daniel zonder de miuste aar- 
 zeling van wege de Europeanen, zijn lioofd, vouwde 
 de handen eerbiedig en , na eerst gebeden te hebben , 
 sprak hij op zulk eene ernstige en aandoenlijke wijze 
 tot de Heidenen, dat deze dikwijls tot tranen bewogen 
 werden en tot laat in den avond bleven om met elka^r 
 te spreken over ^t geen zij gehoord hadden. Daniel 
 sprak veel door gelijkenissen , want hij wist dat zijne 
 landgenooten hem dan het best begrijpen kouden. Des 
 winters, wanneer hij veel ledigen tijd had, ging hij 
 
'!i '■■' 
 
 -''i 
 
 !■:■: 
 
 II > 
 
 212 
 
 in zijne kajak de Heidensche dorpeu , die ontoegan- 
 kelijk waren voor de boot der zendelingen, bezoeken. 
 Van eenen levendigen, moedigen aard zijiide, liet hij 
 zich door geen gevaar afscbrikken , vooral niet als 
 hij wist dat eene ziel ontwaakt was en. uaar onder- 
 rigt verlangde. 
 
 Bij al deze werkzaamheden werd hij door eenen 
 ootmoedigen, nederigen geest bestuurd. //Altijd'^, zeide 
 hij eens tot de zendelingen^ //bid ik den Zaligmaker 
 mij te geleiden en te besturen, want ik weet, dat als 
 Hij niet aanhoudend bij mij is, ik een arm en el- 
 lendig mensch ben. Mijne zonden en zwakheden ziju 
 zonder getal, maar mijn Heer kent ze alien, omdat 
 Hij mijn hart kent : daarom spreek ik steeds als een 
 zondaar tot Hem. Maar de Heilige Geest leert mij 
 op het lijden van Jezus te zien, en ik gevoel, dat Hij 
 die de armste menschen verkiest , ook mij lief heeft.^' 
 Maar, nadat hij gedurende verscheiden jaren op deze 
 wijze met alle zachtmoedigheid en krachtsinspanning 
 voortgewerkt had, dacht Daniel misschien in zijn hart: 
 //Ik zal niet wankelen in eeuwigheid/^ en toch spoe- 
 dig had hij reden om te zeggen : //Mijne voeten waren 
 bijna uitgeweken, mijne treden waren bijkans uitge- 
 gleden.'' //Door eene schijnbaar jeringe omstandigheid ,'' 
 schrijven de zendelingen, //werd de deur der zelfbe- 
 haagzucht geopend. Hij merkte de groote en buiten- 
 gewone gaven op die hem geschonken waren en welke 
 
213 
 
 coegan- 
 zoeken. 
 liet hij 
 niet als 
 onder- 
 
 r eenen 
 !\ zeide 
 igmaker 
 , datals 
 n en el- 
 ien zijii 
 , omdat 
 als een 
 eert mij 
 , dat Hij 
 heeft/' 
 op deze 
 3anning 
 u hart : 
 li spoe- 
 n waren 
 uitge- 
 gheid/' 
 zelfbe- 
 buiten- 
 n welke 
 
 hem tot dusverre gelieel onbekend schenen gebleven te 
 zijn. Spoedig werden wij gewaar dat zijn liefde voor 
 Christus en voor de zielen, iets verloren had van haren 
 vroegeren ernst en eenvoudigheid , en dat zijne toe- 
 spraken niet langer , zooals vroeger , tot de harten der 
 toehoorders doordrongen/' De Meester, dien hij, niet- 
 tegenstaande alle zwakheden en gebreken in opregt- 
 heid diende, liet niet toe dat hij in dezen staat van 
 geestelijk verval voortging. Door beproeving bragt hij 
 hem tot inkeer. Zijne eenige dochter Beata, eenzeer ge- 
 hoorzaam en veelbelovend kind van vijftien jaren , stierf 
 na eene ziekte van een paar dagen , tot bittere droef- 
 heid van haren vader, wiens hartelijk geliefde gezellin 
 en helpP3ter zij was. De benaauwdheid zijns harten was 
 zoo groot, dat hij zich afzonderde en geen deel nam 
 aan de godsdienstoefeningen , die vroeger zijne grootste 
 vreugde uitmaakten. Maar na eenige weken was de 
 onrust van zijn gemoed bedaard. Hij erkende de regt- 
 vaardigheid en de genade van Gods handelwijze met 
 hem, vernederde zich onder de kastijdende hand van 
 zijnen Hemelschen Vader, en vond vrede. Want zijn 
 toorn is slechts voor een oogenblik, zijn genade duurt 
 eeuwig. 
 
 Niet lang hierna werd Daniel door eene doodelijke 
 ziekte aangetast. Maar het vooruitzigt van den dood 
 benaauwde hem niet meer , en wanneer de ziekte hem 
 heldere oogenblikken liet, waren zijne woorden enkel 
 
 ' \ 
 
 h 
 
214 
 
 
 ';|- 
 
 '■'>:h:t' 
 
 I' . 
 
 lof en dank. //Dat de Heer mij uit de Heideuen uit- 
 verkoren heeft, — dat Hij mij van mijne zonden ge- 
 wasschen heeft, — dat Hij mij zijn ligchaam te eten 
 en zijn bloed te driukeu gegeven en mij tot nu toe 
 in gemeenschap met Hem bewaard heeft, — o, hoe 
 zal ik Hem daarvoor danken en prijzen !" 
 
 Terwijl wij de geschiedenis van Daniel Agusina voort- 
 gezet hebben , zijn wij een tijdperk van acht of negen 
 jaren overgestapt, gedurende welken tijd het werk 
 der zendelingen over het algemeen voorspoedig zijnen 
 gang ging. Het ontbrak echter niet aan vele teleur- 
 stellingen ; eenige ontstonden door den dood van in- 
 landsche bekeerlingen , die ais trouwe broeders en zus- 
 ters van Christus geleefd hadden; andere door het 
 spoedig verdwijnen van godsdienstige indrukken uit 
 harten, die door de goddelijke genade schenen ge- 
 troffen te zijn. ,/Ik weet niet hoe het komt," zeide 
 eene vrouw, ,/wij willen altijd bekeerd worden maar 
 het komt er nooit toe; wij verkiezen nog steeds an- 
 dere dingen boven onzen Zaligmaker." Gelijk de man- 
 nen die weigerden tot de bruiloft te komen , zoo hadden 
 ook de Groenlanders vele verontschuldigingen in te bren- 
 gen , welkc hen verhinderden op het Evangelie acht te 
 geven. //Ik wilde wel gaarne tot dezen Zaligraaker ko- 
 men, zeide een jongeling, //maar mijne betrekkingen 
 houden mij altijd terug." Een ander had eeue groote 
 hoeveelheid hagel en kruid gekocht, //die hij eerst/' 
 
in?^-, 
 
 215 
 
 len uit- 
 lea ge- 
 te eten 
 nu toe 
 0, hoe 
 
 I voort- 
 if negen 
 et werk 
 y zijnen 
 J teleur- 
 van in- 
 3 en zus- 
 Gor liet 
 :ken uit 
 nen ge- 
 " zeide 
 en maar 
 eeds au- 
 de man- 
 hadden 
 te bren- 
 Le acht te 
 aker ko- 
 ekkingen 
 10 groote 
 eerst/' 
 
 volgens zijn zeggen, ,/m het Zuiden wilde verschieten , 
 waar vele rendieren zijn." Sommige maunen die zich 
 gaarne in de nabijheid der zendelingen hadden neder- 
 gezet, werden hierin door hunne vrouwen verhinderd, 
 die er niet toe konden besluiten de feesten en dans- 
 partijen op te geven, welke zij gewocn waren met 
 hare buren te houden. Eene dezer vrouwen kwam later 
 in groote droefheid tot de broeders. Haar man, zeide 
 zij , was kort geleden gestorven , ernstig om de ver- 
 geving zijner zonden biddende, en had als eene laatste 
 gunst gevraagd, dat zijn ligchaam naar Nieuw-Herrn- 
 hut gebragt en bij de Christenen begraven zoude wor- 
 den, met welke hij zoozeer gewenscht had te leven. 
 Zij beklaagde het nu bitter dat zij zich tegen zijne 
 wenschen verzet had, en bad de zendelingen om haar 
 onder het getal hunner catechisanten op te nemen. Over 
 het algemeen ontvingen de jongeliedeu het woord met 
 de meeste bereidwilligheid , en waren deze dikwijls het 
 middel waardoor hunne ouders bewogen werden zich 
 bij de geloovigen aan te sluiten. Een m„an, tot wien 
 de broeders op hunne zendingstogten dikwijls gespro- 
 ken hadden, maar die niet besluiten kou zijne geboor- 
 teplaats te verlaten om meer volledig en Christelijk 
 onderwijs te ontvangen, ontmoette bij de caplins- 
 vischvangst toevallig zijne dochter. Zij was voor eeni- 
 •gen tijd van huis gegaan en eene Christin geworden. 
 Hij verweet haar heftig haar vader en bloedverwanten 
 
 ("11 
 
21G 
 
 verlaten , en zich bij iiieuwe vrienden aangesloteu te 
 hebben. Zij beantwoordde zijne verwijtingen door met 
 bescheidenheid de redenen op te geven, die haar tot 
 dezen stap bewogen hadden en nadat zij gesproken 
 had van den vrede die verkregen werd door het ge- 
 hoorzamen aan Gods Woord , zeide zij : ,/Gij ook , mijn 
 vader, kunt in dit geluk deelen; raaar als gij niet 
 wilt, kan ik niet blijven en met u verloren gaan." 
 Deze eenvoudige woorden bedaarden zijnen toorn en 
 verzachtten zijn hart. Niet lang daarna trok hij naar 
 Nieuw-Herrnhut en bragt zijne twee zoons en de ove- 
 rige leden van zijn gezin mede. ,/Ik wensch dat mijne 
 kinderen gedoopt worden/^ zeide hij tot de zendelin- 
 gen, //Want zij zijn jong en verlangen Jezus toe te 
 behooren. Wat mij zelven betreft, ik durf aan zulk 
 eene genade niet denken, want ik ben slecht en ook 
 oud. Maar ik wil bij u leven en sterven, want het 
 verkwikt mijn hart van den Zaligmaker te hooren/^ Er 
 waren echter ook verscheiden gevallen dat de ou- 
 ders niet overreed konden worden, en dat zij tracht- 
 ten of hunne kinderen door geweld van den zendings- 
 post weg te voeren, of in toorn alien verderen om- 
 gang met hen te vermijden. 
 
 Enkele van de jaren waarover wij thans spreken, 
 onderscheidden zich door strenge koude en groote 
 schaarschte. In 1757, toen alle zeevaart gedurende eenige 
 maanden door het ijs werd gestremd, heerschte er een 
 
m 
 
 ill te 
 c met 
 ir tot 
 roken 
 3t ge- 
 ,mijn 
 ij niet 
 gaan." 
 )rn en 
 ] naar 
 le ove- 
 t mijne 
 ndelin- 
 toe te 
 m zulk 
 en ook 
 mt het 
 Er 
 
 m. 
 
 >> 
 
 de ou- 
 traclit- 
 idings- 
 ;n om- 
 
 )rekeii , 
 groote 
 eenige , 
 er een 
 
 zware liongersnood, waarbij de oude treurige gewooii- 
 
 ten der Heidenen weder aan den dag kwamen ; grijs- 
 
 aards en hulpelooze menschen werden levend begraven , 
 
 terwijl velen van honger omkwaraen, vooral weeskin- 
 
 deren. De breeders hadden veel aanzoek om hulp in 
 
 deze tijden van gebrek , en niets oefende zulk een invloed 
 
 en was meer bevorderlijk aan de uitbreiding van het Evan- 
 
 gelie, dan de edelmoedige vriendelijkheid welke zij van 
 
 hunne bekeerde landgenooten onderv^nden. De chris- 
 
 ten-Groenlanders v^aren door hunne maatregelen van 
 
 voorzorg en verstandige zuinigheid op zulke tijden van 
 
 gebrek gewapend , en te spaarzamer voor eigen g'^.bruik , 
 
 opdat zij van hunnen voorraad konden mededeelen aan 
 
 de arme en hongerige menigte, die dagelijks naar de 
 
 volkplanting toestroomde. ,/Het bevalt ons hier goed/' 
 
 zeide een van de Heidenen, //want de menschen heb- 
 
 ben elkander hier zoo lief/^ Ook beperkte zich de 
 
 hulpvaardigheid en de milddadigheid der bekeerlingen 
 
 niet tot hunne eigene landgenooten. Niets trof hen 
 
 zoozeer als het verhaal der verwoesting van eenige 
 
 der zendingsposten in Amerika. Toen zij hoorden dat 
 
 een troep wilden plotseling een der stations aange- 
 
 vallen en volgens hunne wreede gewooute, dadr ge- 
 
 moord en geplunderd had , — en dat de arme Christen- 
 
 Indianen, die hun leven gered hadden, van al hunne 
 
 bezittingen beroofd waren, barstte de geheele verga- 
 
 dering in luid geween uit. //Ik heb een mooi rendie- 
 
 ■■' nr 
 
218 
 
 reuvel om huu te geven/* zeide de eeu; ,/en ik een 
 paar nieuwe schoenen," riep een auder. //En ik wat 
 olie/' zeide een derde, enz. Allen droegen naar ver- 
 mogen bij , en het geld dat door den verkoop hunner 
 giften was verkregen, werd behoorlijk verzonden naar 
 de arme vlugtelingen in Pensylvanie. 
 
 De gedachten van Mattlieus Stacli bleven aan den 
 eenen kant nog altijd met Labrador bezig, en aan den 
 anderen kant met de vestiging van een zendingpost op 
 Zuid-Groenland. De armoede van de Moravische ge- 
 meente stelde wel is waar aan eene nieuwe onderne- 
 ming vele hinderpalen in den weg, maar met geloof 
 en gebed waren zij vele zwarighedeii met moed tegen- 
 gegaan en te boven gekomen , en hun lang op de proef 
 gestelde zendingswerk gaf hem goede hoop dat ook in 
 deze zaak de weg voor hen effen gemaakt zoude worden. 
 De zending op Nieuw-Herrnliut was goed van arbei- 
 ders voorzien; nieuwe zendelingen waren uit Europa 
 aangekomen en zijne eerste medgezellen, Johannes 
 Beck en Frederik Boehnisch zetten het werk voort met 
 onverflaauwden ijver en eene naarstigheid die hen als 
 verjongde. Het scheen Mattheus Stach toe dat hij zich 
 met regt voor de dienst op een ander veld in gereed- 
 heid mogt houden ; en ua een en twintig jaren arbeids 
 op Greenland, keerde hij naar Duitschland terug, om 
 zich ter beschikking van zijne broederen te stellen. 
 Kort voor zijn vertrek hadden de Denen eene andere 
 
 III 
 
219 
 
 handelsplaats gevestigd in de Visschers Baai , een smallen 
 zeeboezem omstreeks zes en dertig mijlen ten Zuiden van 
 Godhaab. Aan den mond der baai* zijn twee eilanden, 
 van twaalf tot zestien mijlen in omtrek ; op dat , welk 
 meest ten Zuiden lag, hadden de Denen hunne factorij 
 gevestigd. Toevallig moest Mattheus Stacli op zijne 
 reis naar Europe* van deze nieuwe volki)lanting uit 
 onder zeil gaan. Hij nam eer hij de kust verliet het 
 omliggende land in oogenschouw, en merkte onder 
 zijne bewoners vele liuisgezinnen op, die nu en dan 
 den zomervischtijd nabij Nieuw-Herrnhut doorbragten 
 en dus den zendeling hadden leeren keiinen. Zij ba- 
 den hem om ook in hun land onderwijzers te mogen 
 ontvangen, en hij beloofde hun dit verzoek aan zijne 
 breeders in Europa over te brengen. Dientengevolge 
 maakte hij , bij zijne komst in Duitschland , deze zaak 
 aan de gemeente te Herrnhut bekend en daarop werd 
 de verguuning van het Deensche gouvernement aan- 
 gevraagd om de voorgenoraen zending te vestigen. Deze 
 werd spoedig verleend; maar de Moravische broeders 
 waren niet bij magte hieraau binnen den tijd van twee 
 of drie jaren, iets te doen. De inwoners van de Visschers- 
 Fiord echter, drongen zoo dikwijls op hun verzoek om 
 onderwijzers aan, als zij gelegenheid daartoe hadden, 
 wanneer ieraand de zendelingen bezocht. In het jaar 
 1757 werd eindelijk besloten dat Mattheus Stach deze 
 nieuwe zending zou ondernemen, en terstoud met be- 
 
220 
 
 hulp vau eenige inlandsche huisgeziimen dier plaats 
 eene kleine cliristen-volkplanting vestigen, gelijk die 
 van Nieuw-Herrnhut. Onder de breeders in Duitsch- 
 land die zich met hun gansche liart aan den zendiugs- 
 arbeid hadden toegewijd, behoorde Jens Haven, die, 
 even als Stach , eene vurige begeerte koesterde om 
 het Evangelie in Labrador te verkondigen. Maar daar 
 het alsnog ondoenlijk was ten dienste van de Esquimo's 
 van dat land den arbeid te beginnen, stemden Jens Haven 
 en zijn breeder Peter er gaarn in toe om Mattheus Stach 
 te begeleiden. Zij konden geene groote toebereidselen 
 maken; — eene boot was bijna het eenige voorwerp dat 
 zij tot hun gebruik en gemak medenamen. 
 
 Zij vertrokken in Maart 1758, kwamen ongedeerd door 
 het terrein van den oorlog en voeren naar Kopenhagen j 
 maar het schip dat daar lag, bestemd naar de Vis- 
 schers Baai en Godhaab, was reeds zoo vol dat zij 
 er geen plaats op konden krijgen. Dus naren zij ge- 
 noodzaakt eene maand te wachten, totdat een ander 
 schip naar de Deensche factorij te Zukkertop bestemd, 
 (honderd mijlen ten noorden van hunne bestemming) 
 zoude uitzeilen. Te Zukkertop scheepten zij zich op 
 eene open boot naar Godhaab in, en bereikten, na 
 eene onstuimige vaart op den vierden dag veilig deze 
 plaats. Hunne aankomst veroorzaakte groote blijdschap 
 te Nieuw-Herrnhut, waar men weldra zamenkwam om 
 over de voorgenomen vestiging te spreken. 
 
 
2?1 
 
 [schap 
 I om 
 
 Vier ialaudsche huisgezinnen , twee eu dertig zielen 
 in getal, werdcn uitgekozen om met de zendelingen, 
 de stichters van de nieuwe volkplanting te zijn, waar- 
 toe het geheelc gezelschap in Julij uitzeilde. Hunne 
 eerste zorg \\'j.s de baai te onderzoeken om de meest 
 geschikte plaats te vinden. De onmiddelijke nabijheid 
 der Deensche factorij scheen zeer bcgeerlijk voor de 
 Europeanen te zijn , er werd veel water en welig gras 
 gevonden. Maar dc zendelingen wisten dat, hoe be- 
 koorlijk deze plaats voor hen was, zij minder aangenaam 
 voor de Groenlanders moest zijn, dewijl ze niet geschikt 
 was voor hunne bezighcden. Zij trachtten eene plaats 
 op te sporen waar deze beide voordeelen vereenigd 
 waren ; eene bron die nooit tot op den bodem toe be- 
 vroor en een strand dat in den winter open bleef en 
 niet te ver van den Oceaau verwijderd lag. Dan zou- 
 den de Zuid-Groenlanders, die meestal gewoon waren 
 bij de open zee te leven, niet uit vrees voor hon^ers- 
 nood weerhouden worden, om de nieuwe volkplanting 
 te bezoeken en het Evangelie te hooren. Zulk eene 
 plaats werd aan de gansche baai niet gevonden, be- 
 halve te Akonemiok , een eiland op ongeveer drie mij- 
 len afstands van den Oceaan. Hoewel het zoo zeer door 
 bergen ingesloten was , dat het geen zonnestralen opvan- 
 gen kon, kozen de zendelingen met hunne gewone 
 zelfverloochening deze plaats uit ter wille van de in- 
 boorhngen. Den 24^'^" Julij sloegen zij daar hunne 
 
2U 
 
 I.J: •■ 
 
 J: 
 
 tenten op, en ailer zorg was nu om meer stevigt 
 woningen te bouweu. Onderwijl stelden de zendelingen 
 zich vrij lang met een Groenlandsch huis tevreden; 
 want zij hadden geen hout om er een naar Europe- 
 sche wijze op te trekken. De plek was zoozeer van bouw- 
 stoffen ontbloot, dat zij geuoodzaakt waren zelfs de stee- 
 nen naar de bestemde plaats te rollen, de aarde in 
 zakken van de eene plaats te halen en de graszoden 
 te water van eene andere streek aan te voeren. Zij hadden 
 echter eenige latten voor het dak uit Nieuw-Herrnhut 
 mede genomen, en de zee spoelde twee stukken tim- 
 merhout aan, die zij noodig hadden om hetzelve te 
 voltooijen. Behalve een klein huisvertrek bevatte de 
 woning eene kamer van vijftien voeten in ^t vierkant. 
 Deze moest zoo lang voor kerk en school dienen, tot 
 dat zij zich beide konden verschaft'en. Het dak was 
 omstreeks zes voeten hoog, zonder zoldering en door 
 twee pilaren gesteund; de latten waren met eene dubbele 
 laag zoden bedekt , verder met aarde aaiigevuld ten einde 
 den regen te weren, en oude tentdekken waren over het ge- 
 heel uitgespreid; de muren ^aren ook met vellen gedekt. 
 In het begin hadden de Groenlanders moeite in hun 
 onderhoud te voorzien, maar later ontdekte» zij, niet 
 ver van huis , eene kreek , waardoor de robben in eene 
 naauwe baai liepen en zij in groote getale konden ge- 
 vangeu worden. Het duurde niet lang toen reeds eenige 
 der heidensche bewoners van den omtrek de nieuwe 
 
 IqiiIBB 
 
223 
 
 volkplanting kwam bezoeken, sommigen door nieuws- 
 gierigheid maar de meestei' door begeerte naar het 
 Woord van God gedreveii. De meesten van hen woon- 
 den op zulkeu afstand, dat ze genoodzaakt waren 
 een' togt van verscheidene mijlen over woeste rotsen 
 te ma^-en , voor dat zij den zendingpost konden berei- 
 ken; tv, h kwamen zij gedurig vooral op het Kersfeest. 
 Dan kwamen de Christeninboorlingen en hunne onder- 
 wijzers dibrijls tot gemeenschanpelijk gebed bijeen en 
 vierden feest met vreugdevoUe liederen en lofzangen. 
 De eerste winter was zoo zacht, dat storm noch ijs 
 het volk verhinderden gedurig uit te gaan om robben 
 in de naburige baaijen en kloven te vangen. Hierdoor 
 waren zij in staat overvloedig zich van levensmiddelen 
 te voorzien en behoefden den post niet te verlaten, 
 totdat de tijd voor de caplin-visscherij aanbrak en al- 
 ien zich naar zee begaven. De zendelingen die hen 
 meestal vergezelden, vonden aandachtige hoorders on- 
 der heidensche inboorlingen die hetzelfde beroep uit- 
 oefenden, en als de zendelingen niet tegenwoordig wa- 
 ren , gebeurde het meermalen dat de Heidenen hunne 
 bekeerde landgenooten verzoehten , in hunne tenten te 
 komen en het Woord van God tot hen te spreken. 
 Het eenvoudige getuigenis van deze inlandsche Chris- 
 tenen bleef ook niet zonder zegen. Vele personen, ja 
 zelfs huisgezinnen werden daardoor bewogen om van 
 woonplaats te veranderen en in de nabijheid der zen- 
 
 I 
 
I*-.', ' I 1 
 
 
 h ^ !'i 
 
 I i 
 
 224 
 
 delingen zich te vestigen, al was deze verandering 
 vaak nadeelig voor huii tijdelijk welzijn. Andere in- 
 boorlingen, die op hunne zwerftogten naar Let Noor- 
 den op den zendingpost vertoefden , hoorden voor het 
 eerst met groote verbazing en zelfs met aandoening 
 het Woord van God, hunnen Schepper, en de tijding 
 der verlossing door het bloed van Christus. Zij konden 
 echter niet besluiten te blijven en zich in deze buurt 
 te vestigen; maar de zendelingen verheugden zich dat 
 zij eenig begrip van het Evangelic gekregen hadden 
 en wisteu waar troost te zoeken, als zij dien behoefden. 
 De zendelingen hadden hunnen post Lichtcnfels, 
 
 LirHTKNiKLS. 
 
225 
 
 ^k^^P^ 
 
 tts^ 
 
 d. i. ,/lichte rots^' geiioemd, iiaar de kleur der rotsen 
 die hem omringden. „Niemand/' zegt de geschied- 
 schrijver der zending, ,/Zoude gedacht hebben dat zulk 
 een uithoek, eene gescliikte woning voor menschen 
 bieden kon." Ook was er geen overvloed of afwisseling 
 van voedsel in dit land te krijgen; reudieren, eider- 
 vogels enz. kwamen Tiiet in de nabijheid. Maar de zee 
 gaf kabeljaauw en heilbot, welke de inboorlingen tot 
 wintervoorraad inzamelden. De tweede winter was zeer 
 lang en streng. Wanneer men op liet einde van Mei van 
 de bergtoppen rondzag, aanschoiiwde men, zoo ver het 
 oog reikte, niets dan ijs. De zendelingen zoowel als de 
 inboorlingen werden daardoor zeer op de proef gesteld , 
 en hoewelzij, dank liunne verstandige spaarzaamheid , 
 niet geheel zonder voedsel bleven , waren zij zelden bij 
 magte hunnen honger te stillen. Maar niemand klaagde 
 en de een bielp den ander zooveel liij kon. In den loop 
 van dit jaar werden alien zeer bemoedigd toen verschei- 
 dene heidensche huisgezinnen, te zamen vijf en dertig 
 zielen, zicli op Liclitenfels kwamen vestigen, ora, zoo 
 als zij zeiden, ,/bekeerd te worden." In het derde jaar 
 na de vestiging dezer volkplanting bedroeg de be- 
 volking honderd zeven en dertig inboorlingen. Deze 
 vermeerdering van menschen deed de zendelingen ver- 
 langend uitzien uaar eene kerk, waarin zij hun volk 
 konden onderbrengen , daar hunne vergaderplaats niet 
 groot genoeg was en het siechtc weder hen dikwijls 
 
 15 
 
.fn 
 
 
 
 
 226 
 
 belette de dienst in de open lucht te houden. Hunne bree- 
 ders in Europa hadden liunnen nood in gedachte geliou- 
 den en zonden in den zomer van 1761 eene hoeveelheid 
 bouwstoffen voor kerk en woonhuis , naar den zcnding- 
 post. De kapitein van het schip die deze overbragt, leende 
 eenige van zijne mannen om aan den opbouw behulp- 
 zaam te zijn, en toen alle Groenlanders van hunne 
 visscherstogten teruggekomen waren en zich voor de 
 winterrust op Lichtenfels nedergezet hadden, werd de 
 kerk den l^**^" November, den 34*'*^" Zondag na Pinkster, 
 plegtig aan de dienst van God toegewijd. Nadat de 
 godsdienstoefening geeindigd was, werd een feest ge~ 
 vierd, waaraan alien deelnamen. De opgeruimde stem- 
 ming, de hartelijke dankbaarheid en liefde welke ieders 
 hart vervulde, vergoedden de eenvoudigheid van den 
 maaltijd, die hoofdzakelijk uit gedroogde caplins bestond. 
 Een danklied, voor deze gelegenheid door Johannes 
 Beck vervaardigd en met geestdrift door de Groenlan- 
 ders gezongen, besloot de feestelijkheden. De kerk was 
 grooter dan die te Nieuw-Herrnhut. Een woonhuis van 
 zes kamers stond er onmiddellijk naast, en met veel 
 moeite hadden de zendelingen een moerassig stuk land 
 in een tuin herschapen. Van voren zag men op de 
 huizen der inlanders ; op eenigen afstand , op eene hoogte 
 lag de begraafplaats. Rotsblokken verhieven zich rondom 
 den post, en was verder eene muur van bergen luet 
 ijs bedekt. Het volgende jaar toen de zending op 
 
m 
 
 \e broe- 
 geliou- 
 i^eelheid 
 cnding- 
 , leende 
 behulp- 
 hunne 
 oor de 
 rerd de 
 nkster, 
 adat de 
 3est ge- 
 le stem- 
 e ieders 
 ^an den 
 jestond. 
 [)hannes 
 :oenlan- 
 erk was 
 mis van 
 let veel 
 ,uk land 
 1 op de 
 3 hoogte 
 rondom 
 jen met 
 Hng op 
 
 Lichtenfels door Gods zegen voor goed gevestigd, en Jo- 
 hannes Beck gekomen was om Mattheus Stach in de ver- 
 zorging der gemeente behulpzaam te zijn, legde Jens Ha- 
 ven zijne taak neder. Er scheen nu hoop te bestaan om 
 eene zendiiig op Labrador te beginnen, en hij keerde 
 naar Duitschland terug ora zich voor te bereiden op de 
 ontginning van dit lang gewenschte arbeidsveld. Op zijne 
 reis naar huis werd hij verrast door het ongewone gezigt 
 van eenen regenboog, die niet dezelfde kJeuren had als 
 bij ons, maar geheel wit was, behalve een licht-grijze 
 streep in het midden. Kort voordat het schip van Groen- 
 iand uitgezeild was , vertoonde zich een even ongewoon 
 maar nog schooner gezigt aan de breeders bij de 
 Kookornen-eilanden, in de Baalsrivier. De eilanden 
 schenen eerst zeer vergroot, alsof zij door een teles- 
 koop gezien werden, zoodat alle rotspunten en alle 
 spleten met ijs gevuld, diiidelijk zigtbaar waren. Na 
 eenigen tijd scheen het alsof alle eilandjes zamen ver- 
 bonden werden, en den vorm van boomen aannameu ; 
 toen veranderde het tooneel nog eens; een tooverach- 
 tige verschijning van schepen met voile zeilen en vlie- 
 gende wimpels, van bergkasteelen met vervallen torens 
 en eene tallooze menigte van andere voorwerpen, 
 verrukten het oog, beelden die, na het gezigt voor een 
 korten tijd met hare grillige vormen bedrogen te heb- 
 ben, of opstegen of zich in de verte terugtrokkcn , tot- 
 dat zij uit het gezigt verdwenen. 
 
228 
 
 
 r 
 
 r 
 
 t 
 
 
 lu 
 
 l! :' 
 
 Niet voor den zomer van 1763 veroorzaaktede dood 
 eene ledige plaats in het gezelschap der breeders , die zich 
 acht en twintig jaren geleden plegtig verbonden hadden 
 tot de dienst van het Evangelie in Greenland. Toen werd 
 Frederik Boehniscli van zijnen arbeid afgeroepen. Zijn le- 
 ven was gekenmerkt door onvermoeide volharding. Wa- 
 kende over alles wat betrekking had, 't zij op de tijdelijke, 
 ^t zij op de geestelijke belangen van het volk , kon men 
 hem naauwelijks overhalen om eenige van zijne gewone 
 bezigheden na te laten, zelfs toen de ziekte zigtbaar 
 zijne krachten sloopte. In de laatste maanden van zijn 
 leven werd hij grootelijks opgebeurd door de nabijheid 
 en de hulp van zijnen zoon. Deze was, nadat hij in 
 Duitschland zijne opvoeding voltooid en zijne voorbe- 
 reiding tot het zendingswerk volbragt had, terugge- 
 keerd om under de leiding van zijn vader deel te nemen 
 aan het werk. Een geduchte val van eene rots, ver- 
 haastte den dood van den ouderen Boehnisch. Toen 
 hij zijn einde voelde naderen wenschte hij dat men om 
 zijnen vriend Mattheus Stach zond. Dezen gaf hij de 
 zorg der kudde te Nieuw-Herrnhut over , totdat meerder 
 zendelingen uit Duitschland zouden komen. Nu hij zijn 
 laatsten aardschen pligt volbragt en voor het laatst het 
 Heilig Avondmaal genoten had, nam Trederik Boeh- 
 nisch hartelijk afscheid van zijne vrouw en kinderen, 
 en verliet deze aarde vol hoop en vrede in het vier 
 en vijftigste jaar zijns levens. Hij werd grootelijks 
 
229 
 
 le dood 
 die zich 
 hadden 
 en werd 
 Zijn le- 
 ig. Wa- 
 jdelijke, 
 :on men 
 gewone 
 zigtbaar 
 van zijn 
 labijlieid 
 It hij in 
 voorbe- 
 terugge- 
 ,e nemen 
 )ts, ver- 
 n. Toen 
 men om 
 hij de 
 meerder 
 hij zijn 
 aatst het 
 Boeh- 
 inderen, 
 het vier 
 ootelijks 
 
 K 
 
 beweend door de Christen-GroenUuiders , en velen be- 
 klaagden het te laat, dat zij niet meer voordeel getrok- 
 ksn hadden van het onderwijs van iemand die zoo aan- 
 houdend voor hunne zielen gezorgd had. 
 
 In 1765 kwamen nog drie zendeHngen uit Europa 
 aan, en Mattheus Stach, nog aUijd vol verlangen om het 
 Evangelie naar Zuid-Groenlaiul te brengen , stelde voor 
 de geheele kust van Lichteufels tot kaap Farewell te 
 onderzoeken. Daarbij hoopte hij eene geschikte plaats 
 voor zendingsposten te ontdekkcu , welke hij liier en daar 
 wenschte gevestigd te zien om zoo het Evangelie te ver- 
 kondigen op elke plaats, waar hij hoorders kon vinden. 
 Hij berekende dat hiermede een jaar of nog langer tijd 
 zou heengaan, maar de vele voorziene en onvoorziene 
 gevaren waaraan deze togt hen blootstelde, deed zijne 
 broeders en hemzelven gevoelen, dat het inderdaad 
 onzeker was of zij in dit leven elkander ooit weder 
 ontmoeten zoudeu. 
 
 Na een liefdevol afscheid van de gemeenten te Nieuw- 
 Herrnhut en Lichtenfels , verzocht hij hen om in de ge- 
 boden ook te gedenken aan de Zuidlandsche Heideneu, 
 opdat ook hun het Woord van God bekend geraaakt mogt 
 worden. Hij werd door verscheiden inlandsche bekeer- 
 den vergezeld, die oorspronkelijk uit het Zuiden kwa- 
 men en hunne bloedverwanten hoopten op te sporen 
 en te bewegen naar de blijdc tijding van een Verlosser 
 te luisteren. Verscheiden maanden werden doorgcbragt 
 
 W 
 
230 
 
 If" i< 
 •J ■ 
 
 s 
 
 Mi 
 
 li; 
 
 ; r ■; 
 
 met het onderzoeken der kust, waarbij zij vaak door 
 den aanblik van de woeste, eenzame maar prachtige 
 en grootsche natuurtooneelen getroffen werden. Dit 
 droevig gezigt der wildernissen en afgronden zou het 
 hart van den zendeling dikwijls hebben kunnen ont- 
 moedigen, ware het niet dat zelfs op deze plaatsen 
 vele onsterfelijke zielen gevonden werden, aan welke 
 hij en zijne helpers met vreugde de boodschap van het 
 Evangelie bekend maakten. De leute van 1766 vond 
 hen in het warmste en meest aangenaine gedeelte van 
 Groenland, waar tallooze fiords zich dertig of veertig mij- 
 len ver landwaarts inkronkelden en aan wier oevers veel 
 kreupelbosch en groene plaatsen gevonden werden , die 
 het door de eentoonigheid van ijs en sneeuw vermoeide 
 oog verfrischten. Vele grasrijke vlakten toonden nog 
 sporen van vroegere bebouwing aan; hier vond men 
 ook puinhoopen van kerken en zelfs stukken van kerk- 
 klokken. Maar de heidensche bewoners dezer streek, 
 hadden de plaats der christelijke eeredienst tot hunne 
 begraafplaats gemaakt, en de muren hadden hun tot 
 steengroeve gediend, wanneer zij steenen zochten om 
 de graven hunner dooden te bedekken. Twintig mijlen 
 ten zuiden van deze menigte fiords lag het Eden van 
 Groenland, het eiland Onartok, d. i. Warmte. Hier 
 bevochtigt eene warme bron , die steeds opborrelt , met 
 hare stroomen een weelderigen weidegrond, met veel- 
 kleurige bloemen bezaaid. Aan de tegenovergestelde 
 
 ■i »-■■ ■■ ' 
 
231 
 
 ^aak door 
 prachtige 
 den. Dit 
 
 zou het 
 nen ont- 
 
 plaatsen 
 m welke 
 ) van het 
 QQ vond 
 ieelte van 
 srtig raij- 
 3vers veel 
 rden , die 
 ermoeide 
 iden nog 
 jnd men 
 ran kerk- 
 : streek , 
 ot Iiunne 
 
 hun tot 
 shten om 
 :ig mijlen 
 Eden van 
 nte. Hier 
 'relt, met 
 met veel- 
 3rgestelde 
 
 kust woonden vele honderden van Heidenen , onder welke 
 de zendeling geen klein getal hoorders vond. Dat het 
 zaad, hetwelk op deze reis zoo wijd verspreid werd, eenige 
 harten vond die bereid waren het te ontvangen , bleek 
 in het volgende jaar, toen velen van de Zuid-Groen- 
 landers zich naar Lichtenfels begaven. 
 
 Hier moeten wij nog opmerken, dat,hoewel de heiden- 
 sche bevolking gewoonlijk zoo zeer met de zorg en den 
 arbeid voor hunne gevaarvolle leefwijze vervuld scheen , 
 dat ze weinig tijd hadden om aan geestelijke en eeuwige 
 dingen te denken, er toch eenigen onder hen gevonden 
 werden welke dieper nadachten ; menschen in wie zekere 
 natuurlijke godsdienstzin gesprokei^ had van eenen onbe- 
 keuden God, en die bereid waren de openbaring welke 
 Hij van zich zelven gegeven heeft met vreugde te 
 ontvangen. In een onderling gesprek tusschen gedoopte 
 Groenlanders, gaven eenigen hunne verwondering te. 
 kenneu, dat zij zoo vele jaren van hun leven door- 
 gebragt hadden in zorgelooze onwetendheid en onnaden- 
 kendheia, zich niet bekommerende om de vraag van waar 
 zij kwamen, en waarheen zij gingen. Een van het 
 gezelschap antwoordde terstond: ,/het is waar dat wij 
 vroeger onwetende Heidenen waren , die niets van God 
 wisten; want wie/' vervolgde hij, zich tot de zende- 
 lingen wendende, die daar tegenwoordig waren, ,/wie 
 kon ons iets gezegd hebben, voor uwe komst? Toch 
 heb ik dikwijls gedacht, een kajak, met de pijlen die 
 
 t 'r 
 
 ;;l 
 
If- 
 
 m:M 
 
 232 
 
 |l|f T M'. ■, 
 
 il 
 
 m ' 
 
 ■f 
 
 
 it 
 
 I,>1 
 
 
 •!i 
 
 er bij behooren, is er niet van zelf; hij moet door 
 den arbeid en de bekwaaraheid van menschenlianden 
 gemaakt worden, en hij, die er het gebruik niet van 
 kent, bederft hem spoedig. Nu is de kleinste vogel 
 met grooter kunst gemaakt dan de beste kajak, en 
 geen mensch kau een vogel maken. Maar de meusch 
 zelf is nog veel kunstiger zamengesteld dan een vo- 
 gel; wie kan dezen dan wel gemaakt hebben ? Eeni- 
 gen van ons volk zeggen dat de eerste mensch uit de 
 aarde voortkwam. Maar ik kon het nooit gelooven; 
 want als dat waar was , waarom groeijen de menschen 
 dan nu niet meer uit de aarde? En vanwaar dan 
 de aarde zelve ? en de zee , en de zon en maan ? Als 
 ik over deze dingen nadacht kwam ik tot de zekerheid 
 dat er lemand moest zijn, die veel magtiger en be- 
 kwamer was dan de menschen, daar hij dit alles ge- 
 maakt had. Maar, wie heeft Hem gehoord of gezien? 
 Niemand van ons. Ik dacht echter, misschien zijn er op 
 andere plaatsen menschen die Hem gezien hebben of 
 iets van Hem weten ; en ik wenschte dan , dat als er zul- 
 ken waren , ik met hen sprekou kon. Zoodra ik u dus 
 hoorde spreken van dezen magtigen Heer, verheugde 
 mij dit en geloofde ik uwe woorden/' Een ander man 
 voegde hier bij: //Ik had ook zulke gedachten; want 
 het scheen mij zoo wonderlijk dat wij zoo onderscheiden 
 waren van andere schepselen , zoodat deze ons tot voed- 
 sel dienden en als voor ons geschapen schenen ; en toch , 
 
 
 
 
233 
 
 hoewel er gecn scliepsel bestaat flat wijzcr is dan do 
 menscli, voelden wij soratijds vrees; en als wij aaa 
 het sterven dacliten , vreesden wij dat oiis na den dood 
 eeuig kwaad zou overkomen. Ik dacht, wie kan het 
 tocli wezen, voor v/ien wij bang zijn? wij zien nie- 
 mand boven ons in de wereld. Kan er een Groot We- 
 zen ziju dat wij uiet zien? 0, als ik Hem maar kon 
 ieeren kennen en Hem tot mijuen vriend hebben !*' 
 
 In Julij 1766 werd de gemeente te Liclitent'els ver- 
 blijd door de terugkomst van Mattheus Stach van zijne 
 ontdekkingsreis. Hij werd door eenige vreemdelingen 
 gevolgd die door zijne vermaningen waren ontwaakt, 
 en die hunne verwijderde woningen verlieten ora zich bij 
 de geloovigen aan te sluiten. Het volgende jaar kwa- 
 men er nog veel meer ora de waarheid te hooren her- 
 halen welke de zendeling hun gedurende zijn verblijf 
 in het Zuiden had verkondigd. Toen zij verlof gek re- 
 gen hadden bij de godsdienstoefening tegenwoordig te 
 zijn, woonden zij deze met merkvvaardige getrouw- 
 heid bij en schenen er veel belang in te stellen, vooral 
 gedurende de lijdensweken en het Paaschfeest. Zestig 
 menschen voegden zich nu bij de bewoners van de 
 kleine Christen-volkplanting, en eene nog grootere 
 verraeerdering vond te Nieuw-Herrnhut plaats, waar 
 vele van de inboorlingen die op de naburige kusten 
 en eilanden woonden, en jaren lang het Woord van 
 God hadden hooren prediken zonder er met ernst acht 
 
234 
 
 li 
 
 op te slaan, uu, als het ware, uit limine sluimeriug 
 ontwaakten. Tot groote verwondering der zendclingen 
 kwamen eenige liedeu uit verafgelegcn oordeii tot 
 hen, wellvc door eenen Angekok, Immcnek gciiaamd , 
 een man van grooten rijkdom en veel aanzien onder 
 zijne landgenooten , gezonden waren, om liem, zooals 
 hij zeide, ^/goede woorden^' terug te brcngen. Ilij was 
 grijs geworden in de uitoefening van zijne kunst, 
 maar niet bezwaard door de grover misdaden waaraan 
 vele van hare beoefenaars zich schuldig maakten. Nu 
 werd hij echter plotseling gestuit in zijnen loop door 
 een schrikverwekkend voorgevoel van het toekomstig 
 oordeel. Hij trok zich naar eene eenzame plaats terug, 
 waar hij verscheidene dagen bleef zonder dat ieraand 
 wist, wat hem overkomen was. Yroeger had hij de 
 zendelingen hooren prediken, maar geen acht gesla 
 gen op hunne woorden; nu kwamen zij echter eenig- 
 zins in zijn geheugen terug, en hij keerde uit zijne 
 afzondering weder met het besluit zijn verblijf bij de 
 geloovigen te vestigen. Na zijne betrekkingen en zijne 
 buren bijeen geroepen te hebben, beleed hij, dat hij 
 zijn geheele leven de ligtgeloovigheid van zijne land- 
 genooten misbruikt had, en verklaarde het niet langer 
 te willen docn. Zoodra het wederkeeren van de lente 
 hem in staat zoude stellen, met zijne kinderen en al- 
 les wat hij had, te verhuizen, wilde hij naar Nieuw- 
 Herrnhut gaan. Ondertusschen zond hij drie van zijn 
 
 vis* 
 
235 
 
 lering 
 lingen 
 m tot 
 aamd , 
 onder 
 zooals 
 lij was 
 kuust, 
 aaraan 
 n. Nu 
 ) door 
 omstig 
 terug, 
 iemand 
 liij de 
 gesla 
 eenig- 
 t zijne 
 bij de 
 ;n zijne 
 dat liij 
 e land- 
 ; langer 
 le lente 
 ri en al- 
 Nieuw- 
 an zijn 
 
 volk, cm, zoo mogelijk, een onderwijzer ruede te bren- 
 gen. Twee van de inlandsche helpers begeleidden Im- 
 meiieks boodschappcrs op hunnen terugtogt, en waren 
 zeer verblijd .over de ontvangst welke hun niet alleen 
 van het oude opperlioofd, maar van alle inwoneis uit 
 het dorp te beurt viel. Ter naauwernood werd hun tijd 
 tot eten en slapen gegund, zoo vurig drong het volk 
 er op aan, iets raeer van God en den Zaligmaker te 
 hooren; en het scheen alsof oud en joug niot dik- 
 wijls genoeg ,/het groote wonder" kon hooreii lierha- 
 len, dat de Almagtige God in de wereld gekomen was 
 om voor den gevallen mensch te sterven. 
 
 Op den ll^*^" Mei zag men eene lange rij bootea 
 en kajaks naar Nieuw-Herrnhut steveneu. Immenek, 
 zijne betrekkingen en zijne buren waren alien geko- 
 men om den weg ten 1 ;ven te leeren kennen, en de 
 bevolking van dit oord verd met een getal van tachtig 
 menschen vergroot. ,/In de/m," zeggen de zendelingen, 
 //werd de gelijkenis van den zaadzaaijer, op merkwaardige 
 wijze door voorbeelden opgehelderd/' Uit het hart van 
 sommigen nam de booze het zaad des Woords weg, 
 of werd het verstikt door het onkruid der aardsche 
 zorgen, en in zijnen wasdom belemrnerd. Anderen ont- 
 vingen het met blijdschap, maar de grond was niet 
 voorbereid door een diep besef van zonde , en het we- 
 lig opschieteud plantje verdorde weldra onder de ver- 
 zoeking. Maar in de harten van Immenek en vele an- 
 
lb ■*. 
 
 
 I'M). 
 
 236 
 
 deren , werd de leer der verzoening door het bloed van 
 Christus df wortel, die wezenlijke en degelijke vruch- 
 ten der geregtiglieid voortbragt. 
 
 In het jaar 1771 eindigde Mattheus Stacli zijn lang- 
 durigen en voorspoedigen arbeid in Greenland. De gebre- 
 ken van den naderenden ouderdom veroorloofden hem 
 niet longer, een werkzaam aandeel te nome/ af n het zen- 
 dingswerk dat zijne vreugde nitmaakte. Hij keerde naar 
 Duitschland terug om eene betrekking te zoeken die 
 beter berokend was voor de zwakheid van den ouder- 
 dom, maar waarin hij de overblijvende krachten in de 
 dienst van zijnen Meester kon besteden. In eeuen brief, 
 dien Johannes Beck korten tijd voor zijn vertrek aan 
 hem schreef , werpt hij eenen dankbaren terugblik op de 
 jaren gedurende welke zij zamen gearbeid hadden , en op 
 de zegeningen welken hun geschouken v:aren. Uit dezen 
 brief vernemen wij ook, dat de groote toevloed van 
 volk op de zendingsposten , welke de laatste jaren had 
 plaats gehad, geenszins eene onvermengde verbetering 
 was. //Wij tweeen/' zegt hij, //hebben het leemen huis 
 nog niet afgelegd, waarvan onze geliefde broeder Fre- 
 derik Bothnisch voor zeven jaren schcidde, om in de 
 tegeuwoordigheid van Jezus te komen. Wij drieen waren 
 het, die in het jaar 1735 te zamen de plegtige ge- 
 lofte aflegden, onzen Heer in dat land geheel te vol- 
 gen ; alles te doen , alles te dragen als voor Hem ; om 
 zijnentwille en om de zielen dezer arme Groenlanders 
 

 237 
 
 ons leven over te geven tot den dood. Hij nam geua- 
 diglijk ons voornemeu aan om Hem te dienen , en naai 
 zijne onuitsprekelijke , nederbuigende genade, lieeft Hij 
 ons werk met zegen gekroond. Hij heeft zijne belofte 
 gehouden, hoewel wij Hem dikwijls tegenstondeii, waar- 
 over ik mij in waarheid schaam , en Hem dikwijls met 
 tranen bid, mij te vergeven. Deze gemeenten die wij 
 van het eerste begin hebben zien verrijzen, en die 
 wij, ieder naar zijne krachten liebbeu gediend, hoe 
 verre gaan zij al onze eerste gebeden, gedachten en 
 verwachtingen te boven. Hoe dikwijls hebben wij al wee- 
 nende Hem aangeroepen om ons toch maar eene enkele 
 ziel van dit volk te schenken, omdat wij wisten dat 
 eene ziel mcer waard is dan alle schatten der wereld 
 in het oog van Hem, die zijn bloed gestort heeft om 
 haar te verlossen. Maar Hij liet het bij eene niet. 
 Reeds heeft Hij in zijne schatkamer vijf honderd zie- 
 len vergaderd die tot Hem om eene schuilplaats wa- 
 ren gevlugt; ongeveer datzelfde getal woont nog in 
 het ligchaam te JVieuw-Herrnhut , terwijl ook hier, op 
 Lichtenfels, drie honderd zijn, waarover zijn oog waakt. 
 Over dezen kan ik niet anders dan mij verheugen en 
 Hem dagelijks prijzen voor 't geen Hij gedaan heeft 
 en nog doet in hun belang. Want waarlijk wij heb- 
 ben in onze gemeente broeders en zusters, wiev be- 
 geerte des harten het is Hem te dienen. Evenwel, zoo- 
 lang wij hier omwandelen.. zullen wij nooit wenschen 
 
> < 
 
 : -ii f 
 
 !!■«■■■ 
 
 P fl I ■ »i 
 
 mi 
 
 \i 
 
 i: 
 
 li 
 |j 
 
 I I 
 
 1; 
 
 I 
 
 1 
 
 i ■■ 
 
 1: 
 
 R '■ ■ ;i 
 
 i, t -I ■ 
 
 238 
 
 op te houden inet op te wassen in genade. Gave God, dat gij 
 alien voor Hem leefdet. Want nu hebben wij te velen on- 
 der ons die zich uiterlijk bij de geloovigen hebben aan- 
 gesloten, maar die uiet in waarlieid weten in wien zij 
 gelooven : door dezen lijden de anderen schade. Bij 
 ons eerste begin was het zoo niet. Maar nu zijn velen 
 van het volk tot ons gekomen omdat hunne betrek- 
 kingen Christenen geworden waren; en zoo lang zij' 
 zich aan de regels der kolonie onderwerpen, en hun 
 gedrag uiterlijk onberispelijk is, geloof ik niet dat wij 
 hen moetcn uitsluiten. Maar ik ben er van overtuigd 
 dat wij verkeerd zouden doen, als wij de zegcningen 
 der kerk onverwijld aan zulke zorgelooze zielen toe- 
 dienden, en vooral als wij hen aanmoedigden deel 
 te nemen aan des Heeren Avondmaal. Want ik heb 
 opgemerkt dat diegenen die tot dat voorregt toegela- 
 ten zijn, zorgeloos en tevreden in hunne laauwheid 
 berusten en in hun hart zeggen : //Ik heb nu alles 
 bereikt; ik heb niets meer te doen/^ 
 
 De twee oudste zonen van dezen uitmuntenden man 
 wijdden zich aan de dienst der zending en arbeidden 
 eenige jaren onder zijne leiding; aan het einde van 
 dezen tijd riepen de breeders in Europa een van hen 
 cm zich bij de zending op Labrador te voegen. Zijn 
 vader zegende hem voor de laatste maal en zond hem 
 weg. Korten tijd daarna, in het jaar 1777, ontsliep 
 de grijze zendeling, na drie en veertigjarigen gedul- 
 
 
 «s. 
 
239 
 
 wij 
 
 man 
 dden 
 van 
 hen 
 Zijn 
 hem 
 sliep 
 idul- 
 
 digen en trouwen arbeid. In de laatste dagen zijns levens 
 leed hij veel ligchaamssmarten , maar geene wolk verduis- 
 terde de hot p en den vrede die zijne ziel vervulde. Hij had 
 de vestiging van een derden zendingspost mogen zien, 
 welke zoo lang een voorwerp des gebeds was geweest 
 van hem en zijnen vriend Mattheus Stach. Deze was ge- 
 legen op de kust van eene baai , op eenige mijlen 
 afstands van het eiland Onartok, 'ai te midden van 
 eene groote heidensche bevolking, waarvan eenigen met 
 graagte tot de zendelingen zich wendden. leder jaar bragt 
 eene nieuwe vermeerdering toe aan het getal bekeer- 
 lingen. Dit waren blijde tijdingen voor Mattheus Stach, 
 die van zijne verwijderde woonplaats nog altijd heenzag 
 naar het land , waarin hij zijns Meesters kudde vele jaren 
 had geweid. Hij had zich begeven naar eene der Ame- 
 rikaansche volksphmtingen, welke hem lief was gewor- 
 den door de broederlijke ontvangst, welke hij en zijne 
 Groenlandsche bekeerlingen voor drie en twintig jaren 
 aldaar hadden genoten. Hij hield zich met de opvoe* 
 ding der kinderen bezig, maar zijn hart klopte nog 
 warm voor het werk dat op Labrador en Greenland 
 werd volbragt. De Christenen van een later geslacht 
 die hem nu omringden, deelden zijne liefde voor de 
 broeders Esquimo^s , en vierden vrolijk met hem in het 
 jaar 17 S3 het halve eeuwfeest der Groenlandsche zending. 
 Vier jaren later rustte Mattheus Stach van zijnen arbeid. 
 De eerste proeve om een' zendingspost in Labrador 
 

 ['1 '■ 
 
 i'i:.' 
 
 240 
 
 te vestigen werd in het jaar 1753 ondernomen. Eenige 
 Londensche koopliede.n hielpen de breeders een schip 
 uitrusten voor eene handelsreis naar de kust. Vier 
 zendelingen scheepten zich raede in, o. a. een Hol- 
 lander, trhard genaamd, die zich sedert kort j de 
 breeders aangesloten had en in zijne vroegere betrek- 
 king als matroos op eene Groenlandsche walvischboot, 
 eenige kennis had opgedaan van de Groenlandsche of 
 Esquimo^s taal. In Julij landde het schip aan de kust 
 van Labrador, en ankerde in eene groote baai, welke 
 de zendelingen de Haven van Nisbet noemden, naar 
 een van de scheepseigenaren, Hier besloten zij zich 
 neer te zetten, bouwden een houten huis, waarvoor 
 zij de ramen en bouwstoffen mede genomen hadden, 
 en noemden de plaats, in hoopvoUe verwachting op 
 toekomstigen zegen, Hoopdal, Erhard ging intusschen 
 met het schip meer naar het Noorden, om met de 
 inlanders handel te drijven. Daar zij echter bevreesd 
 .waren hem aan boord van het schip te bezoeken, we- 
 gens de geweren welke daarop waren, en zeer op hem 
 aandrongen om bij hen aan land te komen, ging hij met 
 vijf mannen van het scheepsvolk in eene ongewapende 
 boot en roeide naar eene baai, waar talrijke eilanden 
 waren. Geen van het gezelscliap kwam terug. De boot 
 die zij hadden genomen was de eenige welke het schip 
 bezat, en de kapitein was genoodzaakt, na eenige da- 
 gcn gewacht, en te vergeefs beproefd te hebben om 
 
241 
 
 imen. Eenige 
 rs een schip 
 kust. Yier 
 a. een Hol- 
 , kort ) de 
 egere betrek- 
 walvischboot, 
 eiilandsche of 
 > aan de kust 
 e baiai, welke 
 oemdeii, iiaar 
 loten zij zicli 
 [lis, waarvoor 
 )men badden, 
 jrwachting op 
 ing iutusscben 
 , om met de 
 ;hter bevreesd 
 bezoekeu, we- 
 ll zeer op hem 
 , ging hij met 
 e ongewapende 
 Irijke eilanden 
 terug. De boot 
 i^elke het schip 
 na eenige da- 
 te hebben om 
 
 te ontdekken wat er van hen geworden was, naar 
 Nisbet Haven terug te keeren , en den zendeliugen te 
 zeggen dcit hij , nu hij zoo velen van zijne beste man- 
 nen verloren had, niet zonder hunne hulp het schip 
 naar Europa terug kon brengen. Zij konden dit niet wei- 
 geren, hoewel zij 't diep betreurden hun werk te moeteu 
 verlaten zelfs voor dat het begonnen was. Het volgende 
 jaar keerde het schip terug en het ouderzoek dat naar 
 Erhard en zijne medgezellen iugesteld werd , eindigde 
 met de treurige ontdekking hunuer overblijfsels , waar- 
 aan de kenteekenen van een' geweldadigen dood duidelijk 
 zigtbaar wa?en. 
 
 Dit bewijs van moorddadige kwaadwilligheid van den 
 kant der Esquimo's , noodzaakte de broeders hun voor- 
 nemen tot vestiging van eenen zendingspost op te geven ; 
 nogtans verloren zij het nooit uit het oog. In 1764 
 vatte Jens Haven, die kort geleden uit Greenland 
 teruggckeerd was, het plan weder op. In Engeland 
 werd hij aan Sir Hugli Palisser, goeverneur van New- 
 Eoundland voorgesteld, die zijn voornemen met warmte 
 goedkeurde en terstond bij zijne aankomst op het ei- 
 land eene afkondiging uitvaardigde , waarbij alle men- 
 schen die het mogt aangaan , gelast werden Mr. Haven 
 alle hulp te bieden die in hun vermogen was. Maar, 
 niettegenstaande den steun van den goeverneur, had 
 Haven de grootste moeite den bevel voerder van eenig 
 schip te overreden , hem aan de kust van Labrador te 
 
 16 
 
I'^i. 
 
 il:.c 
 
 ;■"(■■ 
 i 
 
 ui ■ 
 
 l'-|l- 
 
 n 
 
 i. 
 
 4.1 i 
 lii: 
 
 
 
 J 1 
 
 24:e 
 
 brengen. Z<^ozeer wareii de inwoiiers om huiiiie boosheid 
 berucht. Eindelijk landde hij op liet eiland Quirpont, 
 ten Noord-oosten van de uiterste kust van New-Found- 
 land en had hier zijne eerste zamenkomst met de Es- 
 quimo's. Hij sclirijft in zijn dagboek : //De 4'^'' Septem- 
 ber was de gelukkige dag, waarop ik voor de eerste 
 keer een Esquimo in de haven zag komen. Ik liep op 
 hem toe en sprak hem in zijne eigene taal aan, zeg- 
 gende: //Ik ben uw vriend/' Hij was verbaasd een 
 Europeaan in zijne eigene taal te hooren spreken , maar 
 bewilligde gereedelijk in mijn verzoek om terug te gaan, 
 en eenige van de aanzienlijkste mannen van zijnen stam 
 te halen, omdat ik wenschte hun iets te zeggen. Ouder- 
 wijl deed ik mijne Groenlandsche kleeding aan, ont- 
 moette hen aan de kust en verzocht hen te landen. 
 ,/Hier is een //Innuit^' (landgenoot) riepen zij uit toen 
 zij mij zagen. Ik zeide : //Ik ben uw landgenoot en 
 vriend/^ Zij waren zeer verwonderd maar gedroegen zich 
 stil en wij gingen eenigen tijd voort met spreken. Toen 
 vroegen zij mij hen naar een eiland te vergezellen dat 
 een uur roeijens van de kust verwijderd was, \vaar zij 
 hunne vrouwen en kinderen gelaten hadden, die, zoo 
 als zij zeiden, mij gaarne zouden willen zien. Ik twij- 
 felde een oogenblik , want wanneer ik het deed was het 
 zeker , dat ik mij geheel in hunne magt stelde. Maar het 
 scheen van zoo veel belang voor het begin der zending 
 om hen met vertrouwen te behandelen enhet volk beter 
 
oosheid 
 irpont , 
 Found- 
 deEs- 
 Jeptem- 
 ! eerste 
 liep op 
 n, zeg- 
 isd een 
 
 I, maar 
 e gaau, 
 en stam 
 Ouder- 
 
 II, ont- 
 landen. 
 lit toen 
 loot en 
 en zich 
 1. Toen 
 len dat 
 
 aar zij 
 le, zoo 
 k twij- 
 vas het 
 aar het 
 ending 
 c beter 
 
 243 
 
 te leeren kennen, dat ik mij met vrijmoedigheid in 
 het gebed tot den Heer wendde en dacht : ,/Ik zal met 
 hen gaan in uwen Naam. Als zij mij dooden, is mijn 
 werk voibragt en zal ik bij U leven; maar als zij mijn 
 leven sparen, geloof ik vast dat het uw wil is dat zij 
 het Evangelie hooren en gelooven." Ik ging j en zoodra 
 wij aankwamen hieven zij den kreet aan : //Onze vriend is 
 gekomen V* Zij droegen mij bijna naar hun kamp , waar 
 ik zoozeer van alle kanten ingesloten werd dat ik mij 
 naauwelijks kon bewegen; want ieder man drong zijn 
 gezin vooruit om opgemerkt te worden. Ten laatste 
 overreedde ik hen stil te gaan zitten en te hooren het- 
 geen ik te zeggen had. Ik deelde hun het doel mede , 
 waartoe ik hen was komen bezoeken, en beloofde hun 
 dat als zij wenschten onderwezen te worden, ik den 
 volgenden zomer met eenige van mijne broeders terug 
 komen, een huis in hun land bouwen en dagelijks met 
 hen spreken zoude over den weg tot geluk en eeuwig 
 leven. Den volgenden dag bragten achttien mannen mij 
 een bezoek terug. Ik nam deze gelegenheid waar hen 
 van de vriendschappelijke gezindheid van het Britsche 
 gouvernement te onderrigten, en beloofde dat hun geen 
 letsel aangedaan zon worden als zij zich vreedzaam 
 gedroegen. Om deze verzekering te staven , bood ik 
 hun eene tot dat doel geschrevene verklaring van den 
 gouverneur Pallisser aan; maar zij deinsden terug den- 
 kende dat het schrift leefde, en ik kon hen door geen 
 
241 
 
 middel overhalen om het aan to nemen. In den ruilhan- 
 del welken zij met het scheepsvolk dreven , stelden zij 
 mij tot hun scheidsman aan , //want " zeiden zij , //gij 
 zijt onze vriend/' 
 
 Het volgende jaar giug Haven weer naar Labrador 
 
 terug, door drie andere zendelingen vergezeld, waar- 
 
 van e^u langen tijd in Groenland gewoond liad. Zij 
 
 werden op de meest vriendschappelijke wijze door de 
 
 Esquimo's verwelkomd, die Haven prezen, omdat hij 
 
 aan zijn woord getrouw was geweest ; zij herhaalden veel 
 
 van hetgeen hij hun het vorige jaar gezegd had. De 
 
 broeders hadden nu verscheidene gelegenheden om. de in- 
 
 boorlingen toe te spreken , en verkondigden het Evan- 
 
 gelie aan groote gezelschappen , die eerst met brandende 
 
 nieuwsgierigheid luisterden , maar toen de nieuwheid 
 
 van het onderwerp voorbij was, spoedig hunne belang- 
 
 stelling iieten varen. Gelijk hunne stamgenootcn , de 
 
 Groenlanders , toen ze nog in hunnen heidenschen staat 
 
 verkeerden, bekommerde zich het volk van Labrador 
 
 volstrekt niet om lets dat niet berekend scheen, hen 
 
 in hunnen dagelijkschen arbeid te» bevoordeelen Maar zij 
 
 gaven blijken van het grootste vertrouwen in de welwil- 
 
 lendheid der zendelingen , en dezen wenschten niets liever 
 
 dan hunne woning onder hen op te slaan. Maar, niet- 
 
 tegenstaande de goedkeuring waarmede de gouverneur 
 
 Pallisser en verscheidene andere invloedrijke personen 
 
 in Engeland het plan der zending beschouwden , werden 
 
 Ji: 
 
 1-* 
 
245 
 
 lilhan- 
 leii zij 
 
 brador 
 waar- 
 id. Zij 
 oor de 
 iat liij 
 3n veel 
 id. De 
 I de in- 
 r Evan- 
 iidende 
 Liwheid 
 Dulang- 
 
 , de 
 n staat 
 ibrador 
 
 hen 
 laar zij 
 welwil- 
 s liever 
 r , niet- 
 ^'crneur 
 3rsonen 
 werden 
 
 hun door anderen vele bezwareii in den weg gelegd, 
 die de volvoering van liet plan verscheiden jaren ver- 
 traagden. 
 
 Eindelijk werd in Mei 1769, door deKegeringeen bevel 
 uitgevaardigd , 'i welk luidde : ,/ Dat het gevraagde land 
 in de Esquimo's-Baai aan de Broedergemeente en haar 
 zendinggenootschap zou afgestaan worden ter verbreiding 
 van het Evangelie onder de Heideuen, en dat zij met hare 
 lofwaardige onderneming in bescherming zouden geno- 
 men worden/^ Haven zeilde andermaal naar Labrador, en 
 koos eene geschikte plaats uit voor de vestiging van den 
 toekomstigen zendingspost , meer noordwaarts van den 
 haven welken men in 1752 daartoe uitgekozen had. In 
 behoorlijken vorm kocht hij het land van de Esquimo's 
 die hunne hoogsfce ingenomeuheid met deze handelwijze 
 te kennen gaven , en in het volgende jaar legden veer- 
 tien menschen , waaronder twee zeiidelingen , een genees- 
 heer en twee of drie ervaren timraer- en smidsgezellen , de 
 eerste grondslagen tot de kleine christelijke gemeente. 
 Zij noemden de plaats Nam. Eenige honderde Esquimo's 
 bragten den zomer in de nabijheid van den post 
 door, maar bij het naderen van den winter trokken zij 
 zich naar onderscheiden gedeelten der kust terug. 
 Hoewel zij de volkplanters gedurig bezocht hadden en 
 gaarne naar de toespraak der zendelingen luisterden, 
 scheen toch geen blijvende indruk op hun gemoed 
 nagelaten te zijn. Maar weinige maanden daarna wer- 
 
 
246 
 
 ,/f ■• 
 
 m 
 
 sr 
 
 
 <len de zendeliugeii aangenaam verrast door het berigt 
 dat Anauke, een van deze wilden, op zijn sterfbed, 
 van Jezus als van den Verlosser en Zaligmaker der 
 menschen gesproken en gedurig tot Hem gebeden had, 
 en dat hij was ontslapen in vast vertrouwen op zijne 
 genade. ,/Wees getroosb," zeide liij tot zijne vrouw, 
 die, toen zijn einde naderde, even als de andere Hei- 
 denen , begon te schreeuwen en te huilen : ,/ik ga tot 
 den Zaligmaker/' Zijn geJukkig afsterven had eenen heil- 
 zamen invloed op zijne landgenooteu , die later altijd 
 van hem spraken als van //den man dien de Zaligma- 
 ker zelf tot zich had genomen/' 
 
 Een ander voorbeeld van de gezegende uitwerking der 
 prediking des Evangelies is te opmerkelijker , daar de 
 persoou welke er door getroffen werd, nog zeer jong 
 was, en toch in geheele afzondering van de Christenen 
 gedurende vele volgende jaren leefde. Onder de inlan- 
 ders die eenen korten tijd in de nabijheid van Nain 
 vertoefden was een man met zijne vrouw en een klein 
 dochtertje. Het kind hoorde de zendelingen spreken 
 van eenen Almagtigen Heer, die tevens de Vriend en 
 Zaligmaker van menschen was, en zij vergat het nooit. 
 Hare ouders vertrokken uit de buurt en kwamen niet 
 weer. Zij waren tevreden met hunne heidensche duister- 
 nis. Maar het kleine meisje vond eene eenzame plek waar 
 zij , zonder dat hare ouders of gezellinnen het wisten , 
 heen kon gaan en haar hart uitstorten voor dien on- 
 
 ll<~~. 
 
247 
 
 gezienen Vrieiid , op welken zij geleerd had te vertrou- 
 wen, hoewel zij ter naauwernood zijnen naam keude. 
 Zoodra zij de kindcrjaren ontwassen was, werd zij ouder- 
 loos en door hare betrekkingen teu huwelijk gegeven 
 aan eenen man van eon zeer wreed karakter, die reeds 
 twee vrouwen genonien had. De ellende van dit hu- 
 welijk eindigde niet dan met den dood van haren man. 
 Door zijne misdaden had hij velen nadeel berokkend, 
 en deze zochten zich later te wreken op zijne hulpc- 
 looze weduwe en kinderen. De ongelukkige kinderen 
 werden zoo wreed mishandeld dat zij aan de gevolgen 
 daarvan sticrven. In dezen tijd van hare diepste el- 
 lende werd de arme verpletterde moeder door eene land- 
 genoote gevonden , die bekeerd was geworden en mede- 
 lijden had met hare ellende. Zij bragt hare lijdende 
 zuster tot de zendelingen ; en nu hoorde de arme vrouw 
 tot vreugde haars harteu, weder, en veel uitvoeriger 
 spreken van den Heer en Vriend die haar verlost had. 
 Na eenen korten tijd werd zij gedoopt en haar voor- 
 beeldig gedrag strekte zeer tot aanbeveling van het 
 Evangelic. Zij leerde spoedig lezen en schrijven en de 
 zendelingen meenden in haar eene zeer nuttige help- 
 ster voor de vrouwelijke landgenooten te vinden. Maar 
 hare dagen op aarde waren geteld. Onderwijl had zich 
 meer dan eene kleine gemecnte van bekeerde inlanders ge- 
 vormd. Na weinige jaren begrcpen de zendelingen dat 
 Nain niet langer toereikend was tot verzamelplaats van 
 
 , 
 
248 
 
 
 
 fie Esquimo's. Dcze toch woonden zes homlerd mijleii 
 ver langs de kust verspreid, en zouden, al hadden ze 
 daar ook willen blijven, gedurende don wintertijd sleclits 
 heel schraal in liunne behoeften liebbcn kunnen voor- 
 zien. Zij bcsloten daarom twee nieuwe zendingspostcn 
 te vestigen, 66n ten Noorden en een ten Zuiden. De 
 zeereis naar het Noorden was zeer noodlottig voor 
 hen ; het schip verging en twee van de brooders kwa- 
 men in de golven om. De overblijvendeu zeilden toch 
 het volgende jaar op nieuw uit, en vestigden, onder 
 geleide van Haven, eene volkplanting te Okkak, hon- 
 derd vijftig mijlen ten noorden van Nain. Weinig ja- 
 ren later werd de derde post te Hopedale gevestigd. 
 Op elke van deze plaatsen hadden de zendelingen met vele 
 ontmoedigende omstandigheden te kampen , en ontmoet- 
 ten zij vele gevaren bij de voortzetting van hun werk ; 
 maar liunne schijnbaar geringe vorderingen waren vol- 
 doende om hen tot volharding aan tespoien. //Ten slotte/' 
 zegt een van de schrijvers der jaarboeken, aan welke wij 
 de medegedeelde bijzonderheden aangaande de stichting 
 der zendingop Groenland en Labrador ontleenden, ,vdan- 
 ken wij God, dat Hij een zaad in het Noorden veDrekt 
 heeft om Hem te dienen. Als de Heer des oogstes, die 
 zijne arbeiders uitgezonden heeft, voortgaat hun wt 
 met zijnen zegen te kroonen , dan mogen wij 
 verwachiing koesteren , dat , op den grooten da^ , wan- 
 neer laud en zee hunne dooden zuUen teruggeven, 0( 
 
 1 
 
 Ui 
 
 Mi 
 
I 
 
 249 
 
 uit de graven dcr bevroren rotsen en ijsvelden van La- 
 brador en Greenland eene groote schare zal uitgaan, 
 om mede in te stemmeu in het lied der verlosten, 
 dat verkondigen zal het voleindigde werk des Verlossers. 
 Ja, met den Profeet zullen zij zeggen : ,/Om den arbcid 
 zijner ziel zal Hij het zien en verzadigd worden , door 
 zijne kennis zal mijn knecht de Regtvaardige, velen 
 regtvaardig maken/' 
 
1 en einde te doen zieu , welke uitbreiding liet zeii- 
 dingswerk laugzamerhaud op Groenlaiid en Labrador 
 verkregen lieeft, laten we hier eene opgaaf volgen vai 
 den tegenwGordigeu toestand van de Zending der Broe 
 dergemeente. Zij telt 
 
 op GROENLAND: 
 
 6 Z e n d i n g s p s t e n , t. w. : Neu-Heernhut, Uma 
 
 NAK, LiCHTENFELS, LiCHTENAIJ , IgDLORPAIT CU ErIED- 
 RICHSTHAL. 
 
 10 Gehuwde zendingsparen , 1 zendeling weduwnaar, 
 en 2 ongehuwde zendelingen. i 
 
 In het jaar 1867 stonden 1787 personen onder dq 
 geestelijke verzorging der zendelingen. 
 
 Op LABRADOR: 
 
 5 Zendingsposten, t. w. : Hoffenthal, Zoar,, 
 
 I 
 Nain, Okak en Hebron. 
 
 l4< Gehuwde zendingsparen , 1 zendeling weduwnaar,, 
 en 3 ongehuwde zendehngen. 
 
 In 1867 behoordcn 1032 personen tot de Gemeenti 
 der zendelingen. 
 
m. ' -.^^^M 
 
 litbreiding het zen^ 
 ilaud en Labradoii 
 opgaaf volgen vari 
 Zendiiig der Broe- 
 
 -Heeenhut, Uma 
 .OEPAiT eu Eeied- 
 
 Seliiig weduvvnaar, 
 
 ersonen onder d( 
 1. 
 
 L'TENTHAL, ZoAE , 
 
 eling weduwnaar, ! 
 
 I tot de Gemeenti r