miMm f 'i . V X ■ Digitized by the Internet Archive in 2015 IfÉM j mfifÖroJffl wntwoömW J lllgwi “THHh ■ ’l' 1 I 1 IHsi', i— 35e Kunst toont Mer’t gelaet van EGBERT BUYS j naer ’t leven ° Be TaeloeleerJkeit schenkt den. Sdkrjfli&st eeicwige eer ; 2!o Jsan die Eettervljt , die de Ondexigct gaet te Ikeer, Een jrayvren Stenveliii^ glamnyie glory - geven j JDeesJBuiS doorkrudst gestaeg de ruime letterzee^ ■ • Brengt BATAFIEMj, en BEIT en GAB goê vangsten mee o JACOB KoRTEBRANT. A NEW AND COMPLETE DICTIONARY TERMS of ART. Containing a fufficient Explication , of all Words derived from the Hebrew, Arabic , Greek , La* tin , Spanish , French , English , German , and other Languages; made use of to expres any Art, Science, Custom, Sickness, Medicine, Plant, Flower, Fruit, Tool, Machine, &c. CHIEFLY, A full Explanation of all the difficult Words or Exprefsions, used by the most celebrated antient Bards and Authors ; also of the most obscure Law-terms in Great-britaiu. COLLECTED BY EGBERT BUYS, Counsellor of their Polish and Prufsian Majesties , &c. THE FIRST VOLUME. DAT IS: NIEUW EN VOLKOMEN KONSTWOORDENBOEK. Bevattende eene genoegzaame Verklaaring van alle de Woorden, ontleent van de Hebreeuw* sche , Arabische , Grieksche , Latynscbe , Spaans che , Fransche , Engelsche , Hoogduitsche Néderduïtsche en andere Taaien, die men gebruikt om eenige Konst, Wéten* 5 schap, Gewoonte, Ziekte, Geneesmiddel , Plant, Bloem, Vrucht, Gereedschap, Werktuig, enz. uit te drukken. 3 VOORNAMEN T L Y K, Eene volkomene Uitlegging van alle de moeijelyke Woorden of Uitdrukkingen door de beroemdste Dichters efl Schryvers gebruikt ; mitsgaders van de duisterste Uitdrukkingen in de Rechten van Groot- brittanje. VERZAMELD DOOR EG BERT BUYS, Hofraad van hunne Poolsche en Pruifsisch’e Majesteiten , enz, HET EERSTE DEEL. Te AMSTERDAM, B Y K O R N E L I S de V E E KJ M. DCC. LX FT 1 1. " c;r M O 3 U. i- l ■ ;| '• r -vT Xf\ Vf V- » ... I- . : ,ju I fe ■. r a -I ê •V o S'- 4 ;• ■■■ V. :> * V.. : ... v J. L - ■ J ■: Y 5 7 - •’ • I?* 1 • ' :r 33 ’’ //3* r 3 ■T Ju ' ■ o- ' l' . . ' ■ _ t ;i.- ■' -*■ /■ -v ; i ' v ; •* • '• ; • ' Ó • ' iJ ‘O \ 1 ' •" • i 1 ■ • iSt - H . t. M 3 3 , -Vi-- : - .0 3 3.’i I; ' Oo O Y: ' 3i 3.3 33 Y - . "3 j j\. i ", ' O: 31 A 4' ! > .... -u . 7 o. • 3 . •> ' ' -"O ... -iJ '•> • u •• K. • . ;*i Ü* •> o , ;. T Ü; :.1I3 par o'- 3 f ft : ' : .o . .. . . .... . . • - - — - - ■ . - • • ' ; j • ; ; . ■ ' . , O' •> • o ; ' r ■ "} .'. ' ' 0 - ' n o : :. :i . u V i •J J J A r 31 ' 3 3. M A '3,T 1' JL ,3 .U O \ / . - v ' - a o.-.-. -o 3 3 3U - ■ . r ' 3 •. '-o . : 1 IS ' f? .... v . • • f : \ .. V, 1 > • . .‘*fi • \ V 'ti 3l 0 R ^ r , - V.v V - -3 -O . . i ■ • ■ - ■’ i i l , i.i. ! . \ * ' \ XJ ■ " o'fh . '33 3 3 0.3 C '/ T •: , MVi Vo >;vv- 7 *. ' Ai- :i u . . T 3- ;3 3 ; :. Cl 3 33 3 1, L i\. i •<, r ; T 7 Cf .. • :: vi Kl .1 wi ,\ . '1 " V ■ 3'. Cl • vó •ol fr- Ó. ■ .Vo/’V-i o P D R A G T A A N DEN WEL EDELEN GESTRENGEN HEERE, D E N H EER E Hendrik Verschuring, ' r . r • (■ ' f ; • ■' » . . • .1 ; . / - . ’ , ]“■./' G • . ’i 7- " ' • Commies ter. Finantie fan Holland. . ioo freb -{ju inrgi ,7 jib r *T_. •• ; ‘ . b cm ) ■ ' , , ƒ • ; -0 j 7 bhi'ji ndb' iA . T.>r ;;;; , l - r . i r . , . . . ’ > ■-, • ' 7 * ’ ** - , . •• " ■ 7*-* Wel Edele Gestrenge Heer! , / ; ■ - - : • \ ■ D AT de Werkzaamheden '.van den Geest, de Menschelyke Vermo- gens meerder uitputten dan de . zwaarste Lighaams-oeffeningen , is eene Waarheid die U Wel Ed. Gestr. benevens veele andere myner Be- gunstigers, meermaaien hunne vriendelyke Bekommering doet uitten; dat ik onder den Last van myn onophoudelyk Harsenwërk ; verzwaart door ongehoorde en harttreffende Verdrietelyldiéden zal bczwyken ; Ik betuige myne Verplichting voor dié Goedheid , eir iwyffëi geenszins of mynen Arbeid zou het gevreesde Gevolg hebben , indien ik aan de andere Kant geen dubbelde Stöffe had , om my. te troosten en-te Bemoedigen : want be- halven eene, byna mirakuleus aanhoudende Gezondheid , (waar voor de Goddelyke Goedertierenheid dankbaar geprézen zy ) geniet ik het on- schatbaar Voorrecht , dat ik de weinige Uuren van Uitspanning die ik my vergunne y mag doorbrëngen met bedaarde , zeer geleerde en wyze Mannen , welker Heusheid , Bescheidenheid , en Bewyzen van belangc- looze Vriendschap , dikwils myn Hart verquikken , en Stöffe töt de wël- meenenste Erkentenilse geeven. Deeze myner Vrienden vergundt my den vryën Toegang töt zyn ryk voorzien Boekvertrëk: die, zët zyn aangenaam en vmgtbaar Höf voor my open, en het geene alles overtrëft ; by veelcn vind ik ongesloten Harten , hebbende het Geluk van met Mannen te ver- * Jl SJ 7 , * 2 keeren , IV O P D R A G T keeren , die mynen Geest verryken met een Gedeelte hunner uitbundige Kundighéden , en my alzins ,met hunnen goeden Raad ondersteunen. By U, Mynheer, vinde ik vaak eene uitmuntende Verademing voor den afgepeinsden Geest. Uw kostbaar Konstkabinët is nimmer voor my gesloten. Het Daglicht vergast myne Oogen nu en dan op uwe vermaar- de Schilderyën ; en een Winterschen Avond ontglipt maar al te ras , in het aandachtig beschouwen van uwe gadelooze Verzaameling van fchoone Té- keningen. De lieve Lente vervult uwen BloemhÖf met het fraaiste en édel- ste dat het Gezigt en de Reuk kan bekooren , *t welk alles veraangenaamt word door de gulle Vriendelykheid van U Wel Ed. Gestr. en deszëlfs geachte Familie. Vergun my dan ook, Mynheer, dat ik tot eene opent- lyke Blyk myner Dankbaarheid voor zo veele Gunstbewyzen , dit Woor- denboek , aan Uw Wel Ed. Gestr. als een al-omme beroemt en édel- moedig Voorstander van Konsten en Weetenschappen , en van de geenen die dezelve beoeffenen, eerbiedig opdraage en toe-eigene. Ik beveele my néderig in de aanhoudende Vriendschap van U Wel Ed. Gestr. en betuige , onder toewënsching van bestëndig Heil , Zégen , en Voor- spoed , over Uw Persoon en Huis , met waare Hoog-achting te zyn , Wei, Edele Gestr rxmn Hffr , U Wel Ed. Gestrengens Ootmoedige Dienaar , *s Hage den x§- Noveinbet 3768. E. Buys. VOOR. Voorreed E. T OEN ik voor vyf Jaaren op my nam , het Woordenboer der Engelsche en Néderduitsche Taaien , van den Heere W. Se wel» te verbéteren en zo rykelyk te vermeerderen : vond ik by de oudste Engelsche , en ook by laatere Schryvers , en beste Dichters , als hy Voorbeeld , Shakespear» Chaucer, Sr. John van Brugge, Ben Johnson, Spencer, Dryden» Milton, Boyle, Philips, Ray, Derham , Bacon, Hooker, Chei- ne , Arbuth, Camden, Brown, Clarendon, Woodward, Rowe, Addison , &c. &c. Zulk eene t allooze Menigte van Woorden , die door hen uit andere Taaien overgenomen , en ( mag ik het zo uitdrukken j Ver-engelscht waren ; dat ik zeer verlègen jlond> in het neemen van een Besluit , of ik de - zelve in dat Woordenboek zou plaatzen öf niet. Aan de eene Kant wist ik dat Woorden , door Schryvers van zo veel Gezach als de genïélden , gebruikt zynde , by veele voor genaturalizeert gehouden zvorden ; en dat het jammer zyn zou , mvne T -uun de Mngelykhei d om de Schrif- ten van die beroemde Mannen te verstaan. Maar aan de andere Kant bemerk- te ik , voor eerst , dat ik dan de Paaien van een Woordenboek in twee Taaien , 9 t zuëlk nooit meer dan twee Deelen zyn moet , verre zou moeten te buiten gaan : Ten tweede begreep ik , dat ik in dat Werk ( wilde ik my door onze hêdendaagsche gestrenge Critiquen , niet zien aanvallen j geen Woorden moest gebruiken , die de echte Stempel van Engelsch te zyn niet met zich voerden : waar door dan ook een zeer groot Aantal van Konstwoorden tot de Bouw - , Genees- , Heel- , Kruid - , Ontleed - , Schei - kunde , enz. behoor en de , moes- ten agter blyven : Ten derde , wist ik dat een Woordenboek als het voori - ge meest gebruikt wordy van Leerlingen in een van beide: de Taaien , die zich zelden öf nooit bèzig houden mei het hezen veel mm met het Vertaalen van zulk Soort van Schriften , als die van de voorschréven Autheurs ; en dat dus de meerdere Grootte , die het gemelde Woordenboek moest verkrygen , door vee- le betaald zou moeten zvorden , die 'er weinig nut méde zouden doen. Deeze Overweegingen deeden my eindelyk het Besluit neemen , een afzonderlyk Konst-woordenboek , op te fiëllen , waar in men niet alleen de Vertaaling öf Uitlëgging vinden zal , van alle de Engelsche Woorden , die töt eenigerleï Konst , Weetenschap ( byzonder de Rëchtenj en Handzvërk behoor en> mitsga- ders de verouderde Woorden , wëlke door de oudere en laatere Schryvers uit al- * 3 Ier ld VI OO^RREEDE. Icrleï Taaien zyn over genomen: maar ook van de Kunstwoorden zelfs in al- le de Taaien die op het Tytelblad vermeld jlaan : waar door het zél- ve veelvuldig te ftaade zal komen voor hen , die niet alleen een Engels ch of Frans ch , maar. zélfs een Latynsch, Grieksch öf ander Woord willen verduit - schen. Want ofschoon alle de Létters van het JVoord dat men wil opzoeken , niet gevonden worden , of in het Engelsch dezélfde Uitgang niet hebben als in andere Taaien ; zo zal men de voorste Létters weet en de , de Betékenis échter gemakkelyk vinden: by Voorbeeld , Men begeert te zueeten wat de Grieksche Woorden Anthropologia , en Antia- des ( Ayd fü)7r^oytA 5 en A mades) betékenen , zo zal men het eerste , na de En- gelsche Uitgang vinden op Anthropology, en het tweede létterlyk op An« tïades : of de Latynsche Woorden Calendar en Calidus, zo vind men het eer- te volgens de Engelsche Uitgang op Calends , en het tweede op Calid , met de Latynsche Woorden tufsr.hm twee Haakjes. Dus ook met de Fran- sche Woorden Artificiel , en Calendrier , die men vind op Artificial en Calender, en zo verder met de Konst - Woorden in alle andere Taaien % met by voeging van derzélver Etymologie , öf Afkomst , en Aanwyzing van de Konst öf Weetenschap daar ze toe behoor en . Dus ziet men^ van welk. eene uit gestrékte Nuttigheid , dit Nieuw Konst- Woordenboek zyn moet , tut het récht verstand der oude en beste Schryvers v byzonder voor de geenen die voorneemens zyn mogten , deeze tot nog Poe voor- onze Néderlanders , verborgen Schatten , in onze Taal over te bréngen : mitsgaders voor alle Ménschen die Engelsche Wérken , over de reets genoem- de en honderd andere Konst en en Wettenschappen willen Jeezen öf vertolken 9 en die zonder dit Behulp voor hun volstrekt onverstaanbaar zyn. Verder achte ik niet noodig iets meerder te zeggen , dan dat het tweede en laatste Deel , voor het Einde van het aanstaande Jaar het Licht zien , en gevoeglyk met dit Deel in één Band geplaatst zal kunnen worden , laaiende de Leezers , over de Uitvoering van dit Werk zelfs oordeekn . .. A B B R E- Abbreviations MADE USE IN THIS WORK, V E R K O R T I N G E , <■: ' : u Jti. v. r ■ ’ ■ . \ . - ' • in dit Werk gebruikt. O. Old word , Oud woord. Krysgs-woord. M. T» Military Term, j O. C. Old Character , Oude Letter. O. F.’ Old French , Oud Franscb. O. L. Old Latin , Oud tif barbaar sch Latyn . O. F. Old Phrase , Oude Zegging öf Spreekwoord. O. R. Old Record, Oud Register. O. S. Old Statute , Oude Handvest. P. T. Physical Term , Geneeskundige Uit- drukking. P. W. Poetical Word, Woord der Dicht konst. Sax. Saxon , Saxisch. Se. Scotch, Schotsch. S. L. Statute Law, Ryks-wpt. Span. Spanish, Spaanscb . S. P. Sea Phrase, Scheeps zeggen. S. T. Sea Term, Scheeps-woord. S . W. Scripture word , Bybel-woord. Syr. Syriac, Syrisch . Teut. Teutonick, Oud Hoogduit sch. A B B R E- Abbreviations '\.i i op the Names of the principal Authors , QUOTED IN THIS WORK. r Verkortin g e n DER N A AMEN VAN DE VOORNAAMSTE ScHRTFERS , in dit Werk aangehaald . Add. Addisson. Arb. Arbuth. Bac. Bacon. Ben John- Ben Johnson. Van Br. Van Brugge. Camd- Camivrtm. Chauc. Chaucer. Clar. Clarendon. Derh. Derham. Dryd. Dryden. Hook. Hooker. Milt. Milton. Phil. Philips. Shak. Shakespear.' Woodw. Woodward. Boyle, B rown,Cheine, Pope, Ray, Rowe, Steele, Swift, sn dergelyke korte Namen zyn vol uit gespeld. : Ad 1 .0 L **> )V- •.o /i . A . i Aio.T O .iO Al .II .'I .31 ANEW A NEW, DIC AND CO T I O N TE O F O F ENGLISH and DUTC m A. AA. A • The first Letter of the Alphabet in all the known Languages , excepting the JEthiopic , in which it is the Thirteenth. It is one of the Vowels, and used by many Occasions as a Cha- racter , Mark or Abbreviation. A. De eerste Letter van bet Alphabets in alle bekende Taaien, lebalven in de Ethiopische, waar in zy de der- tiende is. Zy is eene van de Vyf Klinkers en word by veele Gelêgenbéden gebruikt als een Merkteken of VerkortzeL A. an Abbreviature of Anne and Artium , as A. D. Anno Domini, in the Year of our Lord; A. B. Artium Baccalaureus , Bachelor of Arts; A. M. -Artium Magister, Master of Arts; also Anno Mundi , in the Year of the World. L. A. is eene verkorting van Anno en Artium , gelyk als A. D. van Anno Domini , bet Jaar onzes Hee - ren', A. B. Artium Baccalaureus, een Licentiaat ; ■ A. M. Artium Magister, Meester der Kunsten als méde Anno Mundi , in het Jaar der Waereld . of der Schepping. i\. In Abbreviations, fignified i. among the Greek ; but among the Romans , A denoted 500, and with a Dash over it , thus A , 5000. &c. A. Beté- kende in Verkortingen 1. by de Grieken ; maar on- der de Romeinen beduide _het 500. en 1 met een Streep daar boven , dus A 5000. enz. h- and are used hieroglypnically as a Name of God and Christ, as A and n the Beginning and the End , the First and the Last; they being the first and the last Letters of the Greek Alpha- bet. A en worden zinnebeeldig gebruikt, als een Naam van Gobt en Christus, als A. (de Alpha) en n (de Omméga) bet Begin en het Einde , de Eerste en de Laatste ; zynde zy de eerste en laatste Letter van het Grieksch Alpha- betic (for Ana in Physicians Bills) fignify equal > Quantities of the Ingredients in the fameRe- AA j ceipt. A. AA. ABA, Py ) ( vuur Ana in de Voorschriften der Artsen . ) be- ■jrjr tékend eene gelyke Hoeveelheid van de In - J mengzels in bet zelfde Geneesmiddel. AA. AARO’NICAL, (from AARON) belonging to and descended from Aaron. Aaronisb, dat tot AA- RON behoord of van hem af gestamd is. AB, AB. At the Beginning of English Saxon Names, is generally a Contraction of Abbot or Abdan,and thews that they either had an Abbey, or belon- ged to one, KB.aan bet Begin van de Engelsch Saxische Naamen , is doorgaanscb eene Verkorting van Abt, en toond dat zy een Abdy bezaten, of daar toe behoorden. AB. In the Hebrew Chronology , me eleventh Mnmh of the . Civil , and the fifth of the eccle- siastic Year of the Jews. It answers to our^a- ly. Ab , in de Hebreeuwsche Tydrékening , dc elfde Maand van bet Burgerlyk , en de vyfde van bet Kerkelyk Jaar-vauAe Tooden. ABA. ABA’CA, (Pers.) an Indian Plant in the Philippines; which is fown every Year. Abaca, een In diaan- sche Plant van de Philippynsche Eilanden, die alle Jaar gezaaid word. ABACATUAIA , an American Fish. Een Amerikaan» sche Viscb. ABACIS’TA , an Arithmetician. O. R. Een Rékenaar, Rékenmeester. ABACK /back, backwards, behind. Chauc. Te rtig , ABAKE( rugw aards , agter. ABA’COT, a Cap of State , made like a double Crown , worn anciently by the Kings of Eng- land, Een Staatskap , die gelyk een dubbelde A Krom % ABA. Krom gemaakt was , en oudtyds door de Koningin van Engeland gedraagen wierd. ■ABACTED, (abaiïus L. ) drawn away by Stealth or Violence. Steelswyze , of met Geweld weg gesleept. ABACTORS, they that flea! or drive away Cattle in great Numbers , or whole Herds. L. T. Zy die Fee in ménigtê of by gebeele Kudden fteelen , of weg dryven^___ ABAC’TUS , (among Ancient Physicians ) a Miscar- riage caused by Art. Een Miskraam met Voor- dagt, te weeg gebragt. AB’ACUS, (in Old Records ) a Counting table used for Calculations and Schemes. Em Cyffer- of Rékentaf el. AB’ACUS , ( among Mathematicians ) a Table Strewed over with Dust .or. Sand on which the Antients used to draw their Schemes , and Figures. Een Tékent af 'el der Oude Wiskonstenaars. A Multiplication Table, AB’ACUS Logisticus , l in form of a right-angled AB’ACUS Pytbagoricus , . Triangel. Een Multiple ■j ceer tafel. AB’ACUS .harmonieus , (among Musicians, the Ar- rangement of the Keys of a Musical instrument.) Het Jlellen der Speeltuigen . AB’ACUS, (in ArihiteBufe )' a Four-square Table at the Top of a Pillar. Het opperste Lid van let Kapiteel van een Kolom. AB’ACUS, (a Kind of Cupboard or Buffet.) Een Pottebank of Bouffet. AB’ADDIRES , (Great Fathers) certain Gods of the Carthaginians. Pun. Abbadires , (Groot- vaders. ) zékere Godtbéden der Carthagers. IBAD’DON, (’AGatMi, Gr. ofjHaN Hebr. i. e. the Doctmypv) one of the Names given to Satan. ABBAD’DON, (Verwoester.) Een van de N'aam'en die men aan den Duivel gooft. ABAFT or AFT, (Abapran and AEpran , Sax. be- hind) that Part of a Ship which is between the Main -Mast and the Stern. S. T. Dat Ge- deelte van een schip , ‘t wdl ï tuf eden de groots Mast en het Agterstéven is. ABAFSANCE, (of abbaifsement , an humbling one’s felf, F.) a Respect; paid to a Person by a Con- gee or low Bowing of the Body. Verootmoedi- ging. De Eerbied die men iemand met bem te groeten bewyst , of , een diepe Buiging van ’t Ligbaam. To ABALIENA’TE, (in Civil Law) to make that anothers , which was our own before; to trans- fer Property from one Person to another. Over- draagen ; iets eenes anders maaken dat ons eigen was ’y een Eigendom: van den één tot den ander overbrêngen,. ABALIENA’TION , an Alienation or Estrangement fe-otn,. Ovtrdragt, Vervreemding. ABA. To ABAN’DON , ( abandonner , F. abundant r , Sp.-) to forsake utterly, to cast off,- to give up one’s felf wholly to any prevailing Pafsion or Vice. Verzaaken, geheel verhaten, afsnyden , zich ge- heel aan eene beers ebende Hartstögt overgeeven. An ABAN’DONED Wretch , one who has given himself over to fome Vice. Een overgegeeven Guit , of iemand die aan eene Ondeugd verslaaft is. ABAN’DUM, ( Old Law ) any thing that is feques- tered, forfeited , or confiscated. Alles dat tv. bewaaring gesteld , verbeurd- , of Brys ver- klaard is. 1 (Ü33K H . ) a Sort of Girdle worn AB’ANET, l by the Priest of the Jews. Een Gor - AB’NET, : del, die de Joodsche Priesters pleegen J te draagen. ABANNA’TION, /Banishment for a Year. L. Een ABANNI’IION, 5* éBannifsement voor een faar. ABAP’TISTON, ANABAP’TISTON, ( ’Af«V7 blooten ; méde een verouderd Woord. ABARNA’RE, (,Abarian, Sax.) to detect or disco- ver to a Magistrate any lecret Crime. L. T. Een verborgene Misdaad aan ’t Gerecht ontdek- ken , of aangeeven. ABARTICULA’TION, a good Construftion of the Bones , whereby they are apt to move easily and ftrongly; fuch as in the Arms , Hands, Thighs, Feet , &c. Een goede Saamenvoeging der Been- deren ,_ waar door ze in Jlaat zy n , zich gemakke- lyk en jlem te beweegen; gelyk in de Armen , Handen , Deijen , Voeten enz. ABA’S, (Pm.) a Weight used in Persia, for wei- ghing Pearls, being an eight part lighter than the European Carrat. Een Persiaansch Gewigt om Paerlen te wee gen , zynde een Agtste - deel ligter dan bet Europisch Karraat. To ABA’SE, ( abaifser , F.) to lower, bring, down, or humble. Verhagen, neerdrukken , vernederen. To ABA’SE a Flag, ( Sea Term) to flrike , lower, or take it in, as a Token of Submifsion. Stry- ] ken , inneemen , tot een Téken van Onderwerping. Dit geschied met de Vlag van een Oorlogschip. ABA’SED, (in Heraldry) is when the Top of the Vo! or Wings of an Eagle are turned downwards towards the Point of the Shield. Neêrhangen- of gesloten Vleugels in een Wapenschild ; dat is, als de Vleugels naar de Punt van bet Schild né- der waards geboogen zyn. ABA, ABATEMENT, (Abhaifsement, F.) 3 being brought low. Vernédert zyn. To ABASH’, ( esbahir , F. to affrighten) to make ashamed, or confound. Verbaazen , beschaamd t verlégen maaken. ABASH’MENT, Astonishment , a being put into Confusion. Verbaastheid ; in Verwarring zyn. ABASING, (in the Sea-Language.) zie STRIKE. ABAS’SI, a Coin in Persia , and elsewhere, in Va- lue about i s. 2 d. Sterling. Een ziivere Per- siaansche Munt , waard ruim 13 Stuivers. To ABATE, (in Law") to come to nought, be abo- lished, quashed, or rendered of no effeft. Tot niet loopen, vernietigt worden , om ver Jiooten , of vruchteloos maaken. To ABATE, ( abbattre , F.) to make or grow leis, to diminish , disable, to defeat or overthrow. JVlLTlUGi iwuuifcviB -ƒ VCTSlddll p of overhoop werpen. To ABATE, (in Commerce) to lower or lefsen the Price of Goods either in buying or felling. De Prys der Goederen , in ’t koopen of verkoopen doen vallen, verminderen. To ABATE, to grow lefs : fometimes used with the Particle of before the Thing lefsened, ,, Aba- ted of their virulence”. Dry d. Minder worden. To AB ATE , ( in Horsemanship ) a Horse is faid to abate, when working upon Curvets, he puts his two hind Legs to the Ground both at on- ce , and obferves the fame Exaftnefs at all ti- mes. Een Woord van ’t Ryschool , zie CUR- VET. ABATE LEMENT , -the Consuls Prohibition of Tra- ding, ifsued against all French Merchants , in the Levant , who do not discharge their Debts or Band to their Bargain. Het Verbod van Handel te dryven ’t nvelk ds Consuls laaien uit- gaan, tégen alle Fransche Kooplieden in de Le- vant, die hunne Schulden niet betaalen. ABATE’MENT , (in Law) fignified" the Rejecting a Suit, on Account of Fault, either in the Mat- ter or Proceeding. Een Woord in de Rechten, 't welk het Afwyzen van een Proces, om een Mifslag in de Zaak , of in de Manier van Pro- ABATE’MENT, (in Commerce) denotes the Allo- wance given any Trader in the Price of Goods, for promt Payment, when he might have in- sisted on Credit. De Korting die men aan een Kooper geeft voor prompte Betaaling , als by op tyd kon koopen. ABATE’MENr of Honour, (in Heraldry ) is an ac- cidental Mark annexed to a Coat of Arms, whe- reby its Dignity is debased , by Reason of fome dishonourable Quality or Stain in the Bearer. Een Téken bet geen in een Wapenschild gevoegd wordt , om deszelfs oorsprongkelyke Waarde te verminderen , en een erger lyke Hoedanigheid of ABA, ABB. - % Vlek in *t Karakter van den Persoon die ‘t zelv,s voerd , aan te wyzen. ABATER, one who Abates, or allows of an Abate- ment. Af korter, één die af kort of eène Afkor- ting vergund. ABA IIS, or ABAFTIS. Een Amptenaar in deVSr- stelyke Stallen , een Stalmeester. An ABATER, one that abateth ,i.e. muuApth in- to Houses or Lands voids by the Death ot tha former Pofsefsor , and not yet taken up by his Heir. L. T. Een Indringer ; één die , na de Doodt van den Bezitter van Huizen of Landeryen , dezeT ve voor den wettigen Erfgenaam aanvaard , of zich daar van Meester maakt. ABATU’DE, diminished. L. T. Verminderd , af 'gekort. A’BATURES, (among Hunters') Foiling the Sprigs or Grafs that a Stag throws down in pafsing by. Het neêr trappen van de Gras Spruitjes door sett Man ais Dec 'vlucht. ABAW’ED , abashed , daunted. Chauc. Beschaamd „ verlégen. To ABA’Y or ABEY, to fuffer great Pain, to pay dear for. L. T. Groote Pyn lyden , ergens duur voor betaalen. ,, Ye ihall fore abay it”, Gy zul 6 bet bezuuren. ABB. ABB, the Yarn of a Weaver’s worp. De Scheering; van een Weef- getouw. ABB- WOOL, a compound Word used in the fame Sense as the former. Een faamengestëld Woord # ’£ geen in den zëlven Z in als het voorige ge- bruikt word. AB’BA , (KStt Syr.) a Scripture Word, fignifying Father. Abba , Een Syrisch Woord ’t welk Va,' der betékend. ~\(Abhatia , L. of ’AG& arena , Gr.) atl AB’BACY, / Abby; or the fame to an Abbot as AB’BATHY , c a Bishoprick to a Bishop. L. Een. j Abdy. ABBATIS , zie ABATIS. AB’BESS, (Abefse , F.D— of i 7 wus, ot 0 f j — mene Abdis. abTEY-LUBBER, a flothfull Loiterer in a religious House , under Pretence of Sanctity , and Austerity. Een Pilaar-byter , een Sammelaar , Sukkelaar , die onder den Schyn van Gödtsvrucht , zynen Tyd ver- waarloost. AB’BEY, ( A'obaie , F.) a Monastery, or Convent, a House of religious Persons. Eene Abdy. _^( Abud , Abbod , Sax. %bt , Teut. of , Father) the chief Ruler of an AB jjU i , > Abbey. Een Abt , de Opperste in een J Abdy. To ABBRE’VIATE, (abbreviation , L.) to abridge or make ihort. Verkorten, bekorten 4 A 2 ABBRE- 4 ABB. ABC. ABD. ABBREVIATION , an abbreviating or exprefsing a thing in fewer Terms. F. of L. Verkorting, be- korting, iets met minder Won tien uitdrukken. ABBRE VIATOR, ( Abbre^'ateur , F.) one who a- bridges, or makes * brief Draught of a Thing. L. Een Verkort” > Bekorter. ABBRE’VIA Tz:r AE , a fhortening, as a Letter put fat a Word. F. of L. Verkorting , gelyk als men een Letter voor een Woord field , als M. voor Manipalis , een Handvol , of D. voor vyf honderd. ARBREUVO’IR, a Watering-Place. F. Een Wed , of Drinkplaats voor de P aer den. ABBREUVO’IRS , (in Masonry') the Spaces between the Stones to put the Mortar in as they 'are laying. F. Voegen ; de Tufscben-rumte , tufschen de Steenden daar de Kalk in gestréken wordt. To ABBRIDG’E, ( abregér , F.) to curtail or make fhorter. Zie ABRIDGE. To ABP.RO’GH, (in Law) to buy up or engrofs any Commodities, in order to fell them again, before they have been brought to, or exposed in a Market. Waaren opkoopen of opjaagen voor dezelve op de Markt gebragt zyn , om die wéder te verkoopen. ABBROCfi’MENT , the Buying up or Ingrofsing any Wares-. Het opkoopen, en duurmaaken der Waaren-. ABBUTTALS , Buttings and Boundings of Lands, High-ways, £fr. Brewing how they lie in res- pect to other Places. L. T. Landp aaien , Grenzen. ABCEDARY. ABC. * Een Tytel die men , aan Wer- ken geeft , welker Deelen naar de order van het A. B. C. ge- men in AliCEDAP.tAN, v. fchikt zyn , dus zegt I ABECEDARIAN, i J Engeland, Abcedarian Pfalms, Pfalmen die na order van ’t Al- phabet!) zyn opgeftëid'. ABD; AB’DALS, religious rersuii. among the Persians , who make a Profefsion ot ru V w,c x , ^ lodge in Churches. Geestelyken onder de Persiaanen aitr eene Gelofte van Armoede gedaan hebben , en in de Kérken huisvesten. AB’DELAVI, (in Botany ) the Egyptian Melon. De Egiptische Meloen. ABDE’RIAN Laughter , ( in Medicine) a foolish and' incefsant Laughter , fo called from Democritus the Abderite , a great Laugher. Een febateren- de en onmaatige Lach. Dus genoemd mar- De- Hjocritus de AJ>deriet , een vermaard Lagher. ABITEST, ( Arab .) a Kind of Ablution , or Was- hing, used by the Mahommedans, before Prayer 3k entering theu Mosque , c r Reading, the Ko~ ABD. ran. Eene Soort van Wafsing of Reiniging dér Mahometaanen , voor dat zy bidden , in hunne Mosqueen gaan , of den Alcoran leezen. ABDE’VENAM, ( among Astrologers) the Head of the twelfth House in a Scheme of the Heavens. Het Hoofd van het twaalfde Huis in bet Stëlzel der Hémelen. To. AB’DICATE , ( abdiquer , F. abdicatum, L. ) to resign , to give up. Verzaaken , af staan, op geeven. ABDICATION, the Act whereby a Person in Offi- ce renounces the fame, before the legal Time of Service is expired. De Daad waar door iemand een Ampt af staat) voor dat de Tyd van Afstand versebeenen is. A. Het verschild daar in van Resignatie, dat h<& laatsgemélde geschied ten behoeve van een ander, daar de Abdicatie . zumdpr */>» Voorneemen gedaan word. ABDICATION, is also used by Civilians for a Fa- ther discarding his Son. Abdicatie, word ins - gelyks gebruikt voor bet verzaaken van een Zoon , door zynen Vader. ABDITO’RIUM, a Chest in which Reliquies were kept, or a Place to hide and keep Goods, Pla- te, and Money. O. L, Een Kas daar Reliquiën in bewaard wierden , of eene Plaats om Goeder ren te verbergen en te houden. ABDO’MEN , ( in Anatomy ) the lower Cavity of an animal Body , fituated between the Dia- phragm or Midriff and the Privities. Of abdo and omentum. L. De Onderbuik ; zynde de on- derste Holligheid van het dierlyk Lighaam , tusr seben het Middelrif en de Schamelheid. ABDOM’INOUS, (of Abdomen) paunchbellied , un? wieldy. D.ik-buikig , Hang-buikig. To ABDU’CE, (ahduco . L. fn draw from) to draw away, or move from one Place or Position to another. Weg trekken of van de eene Plaats of Standt tot de andere overbrengen. ABDU’CENT, (from Abduce) indued with Power, Drawing or Pulling back .Bega aft met een. terug trekkend Vermogen. ABCU’CENT Muscles. Zie ABDUCTORES. A.DDWC A IW1N , lcav.liu0 , Jiaw£ug j i // v-dliyiijg HWay # L. Weg leiden, weg trekken of weg draagen. ABDUCTION, (in Logick) fignifïes an Argument that leads from the Conclusion to the Demon- stration of a Proposition. Een Sluitréden , Ge- volgtrekking. ABDUCTION, (in Surgery) fignifïes a Fraflure, wherein the Ends of the Bones receede from- eacb-other. Een Beenbreuk waar in de uitstee - kende Einden van de Beenen van malkander wyken. ABDUCTOR, (in Anatomy.) Een Trekker. ABDUC’TOR Indicis , (in Anatomy) the Muscle that ferves to draw the Fore -ling ex fiom. the others. ABO. ABE. others. L. De Zenuw om de voorste Vinger van de andere te trekken. ABDUCTOR Auricularis •, zie ABDUCTOR minimi dig it i. ABDUCTOR minimi digiti, (in Anatomy) a Mus- cle which draws the Little-finger from the reft. Li. Een Zenuw die ds Pina van de andere l in- gers aftrekt. ABDUC’TOR minimi digiti mantis , Dezelfde als ABDUCTOR minimi digiti. ABDUCTOR Pollicis , a Muscle of the Thumb, which draws .it from the. Fingers. L ■ De Trek- ker van den Duim , om hem van de andere Fin- gers te verweiden. ■ ABDUC’TOR Oculi, a Muscle that draws the Eye from the Nose. L. Zen Zenuw die bet Qog van de Neus aftrekt. ABDUCTOR minimi digiti pedis, a Muscle of the little Toe, which draws it from the rest. L. Zen Trekker die de kleine Toon van de andere doet fcheiden. ABDUCTOR Pollicis Pedis, a Muscle of the great Toe , which draws it from the rest. L. De Trekker van den grooten Toon. ABDUCTO’RES , ( in Anatomy ) Abducent Muscles , arc u ƒ uiuji. ujai iAvC 1.0 Open 01' lull back diverse Parts of the Body , as Arms , Legs , Eyes, &c. Alle de Peezen die dienen om on- derscheidene Deelen van het Lighaam te openen , en te rug te trekken. Doorgaanscb Trekkers ge- naamd. ABE. A-BEARTNG , Behaviour ; as to be bound to a good A-bearing. L. , T. Gedrag , als Verplicht zyn om een goed Gedrag te houden. ABECH’ED, (of abecher, to feed, O. F.) fed, sa- tisfied. Gevoede ABE’D. m bed , Te bedde., ABEDGE , I to abide , to fuffer. CriAUC. Verdraa - ABEG’, 5 g en > lyden, dulden. AB’ELE-TREE , a fine kind of white Pophr. Ab eel- boom , Populier. ABELI’TION , (in Law) theLicence given toa Cri- minal to desist from Prosecution. Het Verlof aan eenen Misdaadiger gegeeven , om de Vervol- gingen ie-flaaken. AB’ELINS, a fort of Christian Hereticks in Africa, who adopted Sons and Daughters to inherit their Estates ,pafsing by their Children by their Wives, as if they where illegitimate. Zen Soort van Christen Ketters in Africa , die Zoonen en Docbteren tot Erfgenaamen van hunne Nalaten- schap aannamen; gaande, hunne ei ge Kinderen die zy by hunne Vrouwen hadden voorby , als of zy onwettig waren. ABELMOSCH, or ABELMUSCH, (the Name of _ ABE. 5 the Egyptian Ketmia , with perfumed Seeds.. ) Muskus Graanen. AB/ENT , a Reep Place. Een hooge , jlyle Plaats. A'BER or ABBER, the Fall or Emptying a lefsér Water into a greater , as of a Brook into a River; hence feveral Towns iituated on or near the Mouth of Rivers generally derive the first Parts of their names. De Val of Ontlasting van een kleinder Water in een grower , als van een Beekje in een Rivier ; hiervan daan. ontleenen verscheidene Stéden in Engeland die aan of by den Mond van eene Rivier leggen , hunnen Naam . ABER.E-MURDER , plain downright Murder. Een moedwillige Moord. a .Wandering or going out of ABER’RANCY, / the Way. A. Eene Afdwaa- ABERRA’TiON , P ling , Dooling van den gemee- j nen Weg. ABERRATION, (in Astronomy) a final! apparent Motion of the lixedStars , owing to the progres- sive Motion of Light. Eene geringe , oogenscbyn - lyke Beweeging van de vaste Sterren , veroor- zaakt door de toeneemende Beweeging van bet Licht. ABERRATION, (in Optics) a Deviation of teRays of Light when reflpfiflJ-a -n-ijcAtby they are yiiCventea from meeting in the fame Point. Eene Afwyking van de terugkaatzende Lichpstr aaien , waar door ze verhinderd worden, in het zelfde Punt faamen te loopen. ABES’SED , humbled or cast down. O. ( Abhaifsé .) F. Vernédert, of néér geslagen. ABES’TA, ( Arab, in Persian Antiquity) one of the Sacred Books of the Magi. Een van de heilige Boeken der Magi in Persian ,. aan hunnen Stifter Zoroaster toegeschrcven. To ABET’, (of Beran , Sax. 26oteti , to kindle or blow up,js-Fiie, /.. S ) to - encourage •, inci- te, egg or fet on ,• to maintain , uphold, or back; to afsist or aid. Aanzetten, aanmoedigen ,, aanhitzen ; onder schr aagen , by staan, helpen. ABET’MENT, (in Law) the Aft of abetting, en- couraging, or Petting on to commit any Crime. Aanhitzing , aanmoediging, aanstooking om een Misdaad te‘ begaan. one that’ advises , eggs on , or afsists- 1 another in doing and unlawful Aft; ABET’TER, ! except Murder, Treason , &c. in h which Cases the Law deems every ABETTOR, I Person a Principal. Médepiigte 3 - I één die een ander aanmoedigd om- J eene ongeoorloofde Daad te begaan. ABETTORS, (in Law) are fuch as without cau- se procure others to fue out false Appeals Of Murder or Felony against Persons, in order to render- them infamous. Valsche Beschuldigers; die. anderen van Moord of Felonie betigten , om- ben eerloos te maaken. A 3 AB.E- 6 ABE. ABG. ABL ABEVACUA'TION, (evacuatio L.) Eens Ontlê'diging. Pit IVoord word zelden gebruikt. (of Bayer , F. to gape after) fi- ^gnifies a Thing to be Inpofse on- ly, and not in a&u. Lands, Te- nements , Goods , £fc. are faid co be in Abeyance , when they are only in Expedition or Un- derstanding , in (he Intendment or Consideration of the Law, and not in adual Pofsefsion. Ver- wagting van eenige vaste Goede- ren of Bezitting , ook by ons Ex- pedance genoemd. ABBAY’ANCE, ABBEY’ ANCE, ABG. To AB’GREGATE, (_abgregatum , L. ) to Pent out from the Flock , to feparate. Uit de Kudde uit - dryven , daar van afzonderen. AB’GREGATION , (from Abgregate ) the Ad of Separating ,or Parting of one Portion of a Flock or Company from another. Afzondering van een Gedeelte eener Kudde , of van een Gezelschap. ABH. To ABHOR’, ( ctz, „wo*, it of ahborrere L. ) to loath or hate, to detest, to abominate, jam- ten t verfoei] en, een Afgryzen van hebben. . mrnrc -r pxrri? 7< abhorrent , L. ) Aversion from , anSnnmSJrv £ abhorring or loathing. Ver. ABHOR ’ S foeijin'g , Afgryzmg, Weerzin. ABHOR’RENT,(fro',n Abhor) Exerting the Pafsion of a flrong Aversion or Abhorrence ;used with the Particles to and with ; and when joined with the former, implies fomething contrary to, in- compatible, or inconsistent with. ,, Abhorrent to your fundion”. Dryd. Het uitocjfenen van d.e Hartstögt van een flerke Af keer of V erfosijing , en met de 'Deeltjes , to en with gebruikt wordende , duid aan iets Jirydig of onbestaanbaars. ABI. A’BIB, (ITSHl H. i. e. a ripe Ear of Corn) the first Month in the Jewish Ecclesiastical Year, which answers commonly to Part of our March,- and Part of April. Ahib, de eerste Maand van het Joodsche Kerkelyke Jaar, naderhand Nisan genaamd. ABPD , (part of Abide) endured , fustained , (a Word fcarce ever to be met with , unlefs in the following Sentence of W o o d w a r d , They ha- ve abid a very rigorous Test.) Geléden, onder- . gaan , doorgestaan. To ABI’DE, (abidan. Sax . ) to flay or remain in a Place; to continue in the fame State wihout alteration ; to dislike being with , or to have an . Aversion to. Op eene Plaats vertoeven of zich ( ophouden ; onver anderlyk in denzeiven Staat bly- ABI. ven ; en genigen zyn met iemand te blyven-, of een afkeer van hebben. To ABFDE , Eiguratively , to endure, or fupport, used with the Particle with, before a Person, and at or in, before the Name of a Place. The Ark of God flrall not abide with us , i Sam. V. 7. Abide at the door of the Tabernacle, Lev. VIII. 35. If ye abide in this land, Jer. XLII. 10. Vertoeven, in een figuurlyken Zin , verdraagen , of onderschraagen , word gebruikt met het Lédeke with Voor een Persoon, en at of in voor den Naam van een Plaats. When followed with by, it lignifies to fupport, Band by, confide in , or rely upon ; and in common Conversation to fecond or fupport a Person , but this is a Sense fomewhat low. Als het door by gevölgt word betékend het bystaan , onderschraagen of Staat op maaken ; en in de da- gelyksche Verkeering iemand ondersteunen of hel- pen , maar dit is eenigzinds in een laagen Zin . ByCHAUSER and Pope, it is used for refrain; or fuffer, ,, Calamitous restraint, abides". Po- pe’s Odyfs. By Chauser en Pope word het gebruikt voor beteugelen of Lyden. Adively it denotes to wait for, to exped or await. Bonds and Afflidions abide me, Acts. XX. 23 XII CPU *Vl/C7 fcc* j i\c,ie cjviu wurcvucr rje,u vjs fjtn, , * y IS verwagten hebben , aanstaande zyn. Dat my Banden en Verdrukkingen aanstaande zyn. Hand. XX. 23. ABFDING , (from Abide) a. permanent State, or Continuance; our Days are asShadows, and the- re is no Abiding, 1. Chron. XXIX. 15. Ver- wachting , Een vaste Staat , Geduur.zaamheidi onze Dagen zyn als een Schaduwe , on daar is geene Verwachting. 1 Cbron. XXIX. 15. ABP.DING, fixed., fettled, permanent, ,, no abiding ' pioTse-’*. • Blyvénij Vastheid, Gezetheid, Besten - dig , „geen biyv^ujv. Applied to Dodrine , it denotes its leaving ftrong and lasting Imprefsions on the Understanding , „ his Word abiding in you. Op de Leere toe- gepast zynde , betékend , het nalaaten van een Jlerken Indruk op het Verstand en word door IVoonen vertaald , „zyn Woord woone rykelyk in U". AEI’ES., zie FIR-TREE. ABIG’EAT , to expel by Force ; used by Medical Authors for an Abortion procured by Art. Met geweld uitdryven, word door de Artsen gebruikt voor het af dryven van de Vrucht, met voordacbt geschiedende. ABIGE’VUS, (or Abigeus) a Thief who has fiolen Cattle. L. T. Een Vee-dief. ABPL 1 TY , ( in Law Sense. ) Is dat Vermogen waar door iemand in jlaat is om iets uit te voeren , by zonder tot de Verkrygiug of Qverdragt van een Eigendom . ABIN- abi. abl. /LB-INTESTATE , an Heir to one who' HfeeV wit- hout a Will. L. T. Een Erfgenaam, die de Na- latenschap è'rfd , van iemand die zonder 'Eest a* ment gestorven is. AB-PNTESTATE , one who lives no Will behind him. Een die zonder Testament na te laaten , koml. te overly den- ABISH’ERING, a being free from Amerciaments, Forfeitures , or Fines , for any Transgrefsion. L. T. Eene ' Vryheid of Bevryding van Geld • loetshs; als méde sen Recht tot de verbeurde Goe- deren. A’BIT, ? abideth , dwelleth. Chaucer. Verblyft , A'BITTE, 5* JVoond. AB1TION, a going away, a dying. L. Weg gaan , SiSrvcn. ABJURATIQN, a Forswearing, or Renouncing by Oath. Afzwering , of Verzaaktng onder Eede. Oath of ABJURATION, is that which is taken by all Persons matriculated in Universities; by tho- se admitted to Scholarships , holy Orders, or Posts in Government : it consist in Renouncing upon Oath every Title or claim of the Pretender and his Pleirs to the Crown of England. Eed van Afzweering; welke geschied door alle de gee- nen .die ot de Hoove- Schooien, intékenen: door hen die tot bet Uanaidaatschap , de G eesteiyke Or- ders , of cenige Regeerings-Ampten worden aange- nomen , bestaande in bet afzweeren van allerlei Aanspraak of Recht van den Pretendent op de Kroon van Engeland. Oath of ABJURATION , (in old Law) fignifies a 4 fworn Banishment for life; for if a man com- mitted Felony, and fled to fovne Church-yard, on Confefsion of his Crime to the Coroner, he was admitted to his Oath of abjuring the King- dom , and freed from further Prosecution. Eed vam Afzweering, in de oude Engelsche Rechten , betékend een bezwoeren Ballingschap voor iemands Leeven: want indien iemand eenige Felonie be- gaan had, en naar een Kerkhof vloot , zoo wierd by op de Belydenis van zyne Misdaad , aan den Coroner ( eigentlyk Lykschouwer) tot den Eed van Afzweering van het Koningkryk toegelaaten y en van alle verdere Vervolging bevryd. To ABJU’RE, (abjurer , F. of abjurare, L. ) to quit an Opinion , £?cr. to forswear the Realm for ever, rather than come to a legal Trial. O. L. Afzweeren , een Gevoelen verzaaken, enz. ABL. To ABLACTATE, To Wean from the Breast, to leave a thing which is become habitual Spee- nen , iets nalaaten dat een Gewoonte of Hebbe- lykheid geworden is, zich onthouden. ABLACTATION, the weaning of a Child that has fucked fome time. L Het fpeenen van een Kind , m fxguurlyk , een oude Gewoonte nalaaten . ABU 7 ABLACTATION, ( in Gardening) a kind of Graf* ting, when the Cyon is not cut off, but wea* ned, as it were by Degrees, till it be firmley united to the Stock. L, Inenten, Enting door inleggen van een Tak, Zuiging. ABLA’DIUM, Corn mow’d and reap’d. Afgemaaii en verzameld Koorn. ABLA’QUE, ( Ablaque , or la foy ablaque) the Ar dafsine Silk. Zékere Persiaansche Zyde. To ABLA’QUEATE, ( ablaque atum , L. ) to unco- ver the Roots of Trees, &c. De Wortelen der Boqmen ontbloot en. ABLAQUE ATION , a laying open or bare theBot tom of the Trunks and Roots of Trees , that fa being exposed to the Sun and Air , &?c. they may bear Fruit the better. L. Ontblooting , het blootstellen van den Stam en de Wortels der Bea- men voor de Zon en de Lucht , om dezelve ts meer Vrugten te doen voortbrengen. ABLATION, a taking away. L. Wegnéeming. AB’LATIVE Case , (in Grammar) the last of the fix Cases in Nouns and Participles. Ablativus , de laatste van de Zes Gevallen in de Naam- en Deelwoorden. A’BLE, ( habilis ) capable to peirunn. Bekwaam, in Jlaat om uittevoeren. 2 o ü iJLr. , zie ENABLE. ABLE-B’ODIED, firong in body. Sterk van Lighaam. ABLE’CTI, (in Roman Antiquities.) Een uitgeléze Bende Romeinscbe Söldaaten , gekoozsn uit de geenen die men Extraordinarii noemde. To ABLEGATE , to fend abroad upon an Embafsy, or other public Employ. Uitzenden, in een Ge- zantschap , of openbaar $ Bediening. To ABLEGATE , ( in a figural Sense) to fend a Person one is tired of, out of the way. Iemand die men moede is af schépen. AB LEG A’TION , -a fending forth , or out of the way. L. Afzending, uit den Weg zenden. ABLEG’MINA, (in Roman Antiquies) choice Parts of the Entrails of Viftims. De beste Deekn van de Ingewanden der Offer- dieren . ABLEP SY , ( Ahlépsia , L. of Gr. ) Want of Sight, Blindnèfs. Ontbeering van y t Gezicht » Blindheid. AJBLEP’SY , (in a figural Sense ) Inadvertence ,,Unad« visednefs, or Kashnefs. Onbedachtzaamheid , On- beraadénheid , Voorbaarigheid. To ABLIGATE , ( Abligo L. ) to bind or tie up from. Binden, af binden, opbinden. ABLIGURPTION , a prodigal Spending in Belly- cheer. L. Verquisting in Spyze en Drank. To AB’LOICATE , ( ablocatum, L.) to fet or let out to Hire. Verhuuren.. AB’LOICATiON , the Aft of letting out to Hire. Vcrhuuring .. To ABLUL 8 ABL. ABN. ABO. To ARLU’DÈ , ' (Ablude , L. ) to be unlike » a Word of no Authority. Ongelyk zyn, niet gelyken. AB’LUENT, ( Abluo , L. ) that which washes clean or cleanses. Het geene fchoon afwasclot of reinigt. AB’LUENT Medicines, zie ABSTERGENTES. ABLUTION , a Purgation or Washing, in use a- mong Popish Priest. F. of L. Een dronk Wyn of Water, die de Priester den Leeken geeft, om de Hostie neer te drinken en deszelfs Verteering te bewerken. ABLUTION , ( among the Mahommeddans.') beté- kend eene Wafsching van het Ligbaam onder de Turken, voor dat zy eene Offerhande doen, of in hunne Tempels ingaan. ABLUTION , (in Pharmacy') the Preparation of a Medicine in any Liquor, to cleanse it from its Dregs and Impurities. De Toebereiding van een Geneesmiddel in eenigerlei Vogt, om dezelve van den Droefsem en alle Onreinigbéden te zui- veren. ABLUTION, (in Physic ) the Washing the Exter- nal Parts of the Body by Baths, or the Inter- nal , by thin diluting Fluids. Het wafscben der uitwendige Deelen van het Lighaam in Baden, of der in-ateruifg-c me* tlun’te Vogte tl. ABLUTION, (in Chemistry ) the Washing or infu- sing certain Medicines in Water , to freshen them and difsolve their Salts. Het af spoelen van zékere Medicynen in Water , om dezelve te vervè'r- schen, en hunne Zouten te ontbinden. AB’LYNG . enabling. Chauc. Bekwaammaaking , in Staal jlelling, ABN. To ABNEGATE, (Abnego , L. ) to deny, a Word of no use at present. Ontkennen, Looghenen. ABNEGATION ,( in Divinity) is the renouncing one’s Interest, Pleasures, Pafsions; Self-denial, L. Het verzaaken van zyn eigen Belang, Ver- maaken , Hartstochten ; Zelfsverloogbening. To ATblO’D ATE, ( abnodatum ,L.) to prune Trees, &c. Boomen toppen, Boomen fnoeijen. ABNO’DATION, the Pruning of Trees, and cut- ting off Knobs and Knots , &c. Het toppen [en hesnoeijen der Boomen. ABNOR’METH.,. (of abnormis, L. ) disfigureth, dis- euisetb. Chauc. Mismaakt, Vermomd. O ABNOR'MITY , ( abnormitas , L. ) Mfshapenefs , Hugenefs. Lélykbeid , Mismaaktheid , Grouw- zaambeid. abnorm ous, ( abnormis , of ah , Negative, and norma , a Rule , L. ) mifshapen , vast , huge. Mis- maakt, zeer groot, ontzaghelyk. ABO. ABOARD’ (within the Ship. S. T. Aan Boord, bin- nen in bet .Schip. ABO. ABOARD' , in Gaming , it is used fc'o imply that the Side which at first was lefs , is equal to the other. Aan Boord, in het Verkeerfpè'l , word ge- bruikt om aan te duiden , dat de Zyde , die eerst minder was , met de andere Zyde gelyk is. ABO’DE, Delay, also a Dwelling-Place. „Abode with them that day”. John. I. tg. „ I know they abode”. 2 Kings XiX. 27. Blyven, eenigen tyd vertoeven. Bléven dien Dag by hem. Job. I. 40. Ik weet uw Verblyf [uw Zitten heefc de Néder- duitsche Overzetting ] II Kon. XIX. 27. To ABO’DE, ( Bodian , Sax.) to foretell , to pre- sage , shew , or threaten a Thing before it hap- pens : Is used both in a good , or in a bad Sen- se. ,, This Tempest aboded a fudden brach”. Hen. VIII. Voorzeggen , iets wetten , toonen, of dreigen voor dat bet geschied. ABO’DEMENT, (from abode) a fecret Imprefsioft of the Mind, Anticipation, or Presage of fome- thing future, ,, Abodements Must not fright us”. Hen . VIII. Een beimelyke Indruk van ’t Gemoed , Voorgevoel , of Voorweetenschap van iets dat tos - komstig is. ABO’GEN, (4Se6os«U, Teut.) bowed. O. Gelogen f To ABOL’ISH , ( abolir , F. of abolere L. ) to de- face, to destroy utterly, to reduce to nothing, 'LU iv^v-al. Cj WW luFt/iZH j Z(f lligfc doen , herroepen. To ABOL’ISH, (in a figural Sense) to Annul, to annihilate. Vernietigen , te niet brengen. ABOL’ISHER, the Thing, or Person which aboli- shes. Vernietiger, Vernielder. ABOLISHMENT , ( Abolifsement , F. ) an Abolishing or Disannulling. Vernietiging , Vernieling. ABOLITPON, (in Law) the Destroying or abso- lute Repealing of a Law or Custom, "fo that it ihall be of no Force: Also Leave given by the King or Judges to a criminal Accuser , to forbear farther Prosecution. F. of L. De Vernietiging of Herroeping van eene Wet of Ordonnantie , zo dat dezelve van geen kragt meer zal zyn : als méde een Verlof van. den Koning of van de Rech- ters , aan een Beschuldiger in Crimineele Zaa- ken , om alle verdere Vervolgingen te Jlaaken. ABOLITION , (in Metaphysicks) is an utter Dq- struftion of any Being, fo that no Footsteps cf it do remain. Een geheele Vernietiging van een Weeztn , zo dat 'er geen Voetstap van overblyft. ABOL’LA. Een Krygskleed der oude Grieksche en Romeinsche SSldaaten. ABOMA’SUS, ABOMxA’SUM . the Maw, or last of the four Stomachs, in ruminating Animals, whe- rein the Chyle is formed ; and in Calves, whe- re the Rennet is found , which is made use of to. curdle Milk. De laatste of vierde Maag der loerkaauwende Beesten, waar in de Chyl gevormd word; en in de Kalven daar men de Lel vind, om de Melk te doen flremmen. ABO- ABO. 'ABQMTNANTS , those who abhor or dread any bad Omen or Presage, and pray to the Gods to prevent its falling on their Heads. Zy die eemg kwaad Voortéken of Voorzegging vreesden of daar voor fcbrikten , en de Goden baden dat bet hen niet mogt treffen. ABORTGINES, the Italians, or fach other Nations , who pretend to be without Orignal from any other People; whence the Word is made use of to fignify any People born where they live ; the first Inbabitans or Natives of a Country, as the Indians in America, the Britons in England , jffc. De Italianen of dergelyke Natiën die voor° geeven van geen andere Volken aftestammen ; van waar bet JVoord gebruikt word om Menscben aan te duiden, die gebooren zyn daar zy woonen ; de eerste Bewoonders of Inboorlingen van . een Land, als de Indianen in America, de Britten in Engeland , enz. ABORSEMENT, (of Aborsus, of Abonin , L. ) an Abortion, an untimely Birth. Zie bet Vólgen- de Artykel. ABORTION, Miscarriage in Women; the bringing forth a Child or Foetus before its due Time , fo that it is in no Capacity to live. L. Abortus. Een Misdragt, Miskraam, ontydige Geboorte , zo dat de Vrucht niet kan blyven leeven. ABORTION, (in Gardening') fignifies fuch Fruits as are produced too early. Vruchten die voor bun tyd komen, en nooit ryp worden. ABORTIVE ,( abortif, F. abortivus ,L. ) that which is brought forth before its time. Qntydig , dat te vroeg voortgebracht word. ABORTIVE, (in a figural Snse) any Thing or De- sign which miscarries , is frustrated , or comes, to nothing. Alle Ontwerpen of Oogmerken die mis lil Uiten , uciiocnacirf -w k me o tuopen. ABORTIVE , that which one cannot rise from. „Plun- ged in that abortive Gulph Par. Lost. This is an unusual Acceptation , and as far as we know, to be met with only in the Author just produ- ced. Daar men niet uit kan opkomen. Dit is een ongewoone Overneeming van bet Woord, en alleen by Milton te vinden. ABORTIVE-VE’LLUM , ( compound word) Vel- lum, made of the Skin of a cast Lamb or Calf. Perkament; van een geworpen Lams - of Kalfs- vel gemaakt. ABORTIVELY, of quality or the manner, (from abortive and ly ; those Adjeftives which end in this Syllabe, which answers to the Sax. lie , or lice, denote the fame quality or manner, as the Adjectives from whence they are derived ) born before the due time. Misdrachtelyk , van de Hoedanigheid , of de IVyze van iets dat voor den beboorlyken Tyd gebooren word. ABORT IVENESS , the ftate of Abortion , Misdraa - ging , Ontydighsid. ABO. ABP. ABR. 9 ABORTIVENESS , (in a figural Sense) want of Succefs , disappointment. Mislukking , teleur stelling. ABOTE , cast down , daunted. Chaüc. Neêrgeslagen , Verbaast. ABOVE’, (Buran , Sax. öofee, Belg. baben, L. S ) aloft, high , over -head. Boven, hoog , loven het Hoofd. ABÖVEBO’ARD, ( a compound word, borrowed from Gamesters, who generally put their Hands under a Table in order to change their Cards) in open fight , plainly , honestly. Boven d& Tafel, ( een Woord, van de Dobbelaars ontleend „ die doorgaanscb de Handen Onder de Tafel flee- ken , om hunne Kaarten te veranderen) voor de Vuist, opentlyk, eerlyk. ABOVE-CITED , quoted or cited before. Boven ge- meld, te vooren aangebaald. ABOVE-GROUND, alive; to be met with or found, ,, I’ll find him, if he be above ground ”. Lee- vendig ; te vinden. Ik zal hem vinden als by boven de grond, dat is, als hy in Leeven is. ARO’UCHT 9 bought , fuffered , paid dear for. aboughïin,(® h “£ m “^’ s eUim ’ imr ABOUT, ( Aburan,Sax .) as round about, also near in Time and Place. Rondtom, als méde Naby a in Tyd en Plaats, ABOUT, i. e. doing, or about to do , as I am about* Doende, gereed ftaande om te doen aan bezig zyn, als ik ben ’er aan bézig. ARP. üör, au noorevi-duuii ror üfcnDlIshOp. F.ene Vgyó korting van Aart sbif schop. ABR. A’BRA, a filver Coin in Poland, current in all the Dominions of the Grand - Seignior. Een Pool- sche Munt , omtrend elf Stuivers Hollandsch waardig. ABRACADA’RRA , a Word used as a Charm against Agues. Abracadabra , een Soort van Bezweering , die men zich verbeelde , dat tégen verschelde Ziektens dienstig was ,byzonder tégen de Koorts , op een Stuk Papier geschréven en aan den Hals gehangen zynde. ABRACA’LAN, a Cabalistic Word, made use of by the Jews , for the fame Purpose as the former. Abracalan , een Kabalistisch Woord , ’t welk dé Jooden gebruiken tot bet zelfde Oogmerk als btt voorige. To ABRA J DE, ( abradere , L.) to fiiave or pare off. Afscbaaven, Af scheer en, Afslyten. A’BRAHAMEANS. Abrabamiten ; een Soon van oude Ketters , die de Dwaalingen der Pauliciaanen verlevendigden , B ABRA* ie ABR. ABRAHAMV Balm, the Hemp (tee, a kind of Wil- Jovv fo called. Abrahams Mirthe , de Hennfp- loom , een Soort van Willigen , die dus genoemd worden. ABRAID , (of Abnedian , or Abnoden, Sax . ) awa- ked, raised up. Chauc. Ontwaakt, Opgestaan. ABRAMCoue.a naked or poor Man. Cant. Sen naakt, of arm Man. ABRA’SION, a (Raving off, a raising or crofsing out. Wegslyting , Afscbaaving , Uitscbieting . ABRA’SION, (in Medicine ) the wearing away the natural Mucus , which covers the Membranes of the Intestines, by Corrisive Medicines. Het afslyten van de natuurlyke dikke Slym , die de Vliezen der Ingewanden bedekt ; door bytende Geneesmiddelen. ABRA’SlON , (in a figural Sense) the Substance Worn off by the rubbing of Bodies against each other.) De Stoffe die van de Lighaamen slyt, door de Wryving tégen malkander . ABRA XAS , zie ABRACADABRA. ABRA’XAS, (in Church-History.) Een Mysterieus W oord , betékenende de Opperste G'ödt , onder wien de Basilianen 3 <5 5. afbangkelyke Gödthéden telden. ABRA’XAS , ( among Antiquarians. ) Een oude Dia- mant of Steen , daar het Woord Abraxas in ge- graveerd was. ABREAST, (breast, Sax.) fide by fide; in fuch a Position that the Breast may bear against the lame Line. Z yde aan Z yde , naast malkander in een gelyke Lyn. ABRE’DE , abroad. Chauc. Uit , buiten , buitens Muir, uit dp. Stadt . to abridge , to fhorten , ( Abbre - To To a-rk 1,1 vrT? *>to abridge, to (horten, ( Abbre - ° APRFG'GE ’ f ^ r ’ F ') Chauc. Verkorten , 0 ABR RO ÜL , £ verkleimtu To ABREI To ABREYD to Hart up , to awake , arise. Dpspr den , Ópstaan. ’ Z Chauc. Opspringen, Wakker war E\ D , ^ r ü ABRE’DING, upbraiding. Chauc. Verwyt , Verwyting. AB RENUNCIATION , a renouncing or forsaking a Thing entirely. L, Een gebeele Verzaaking of Verlaating van iets. ABRIG , /(among Chymists ) Sulphur. Sulpher. ABRI’CK, 5 Zwavel. To ABRIDG’E', ( abreger , F. ) to make lTiorter in Words, Rill retaining the Sense and Substance, „ we will efsay to abridge in one Volume”, 2 Maccab. II. 24. De Woorden verminderen, mits de Zaak en denlnboud behoudende. ,, Zullen my onderneemen in één Boek kortelyk te bevatten”'* 2 Mpccab. II. 24. T(i ABRIDG’E , ( in a figural Sense) to diminish , lefsen , or cut (hort. „ Such determination abridges not that power”. Locke. Followed by the particles from or of, to deprive: „ to ABR. be abridged, from Such a noble Rate. Merch,(/ Venice. Afneemen , verminderen, kort Jill fwy- gen. Gevolgt wordende van de Lédekens from , en of , is het Ontblootèn , Berooven. To ABRIDGE, (in Common Law ) to make a De- claration , or count ihorter , by leaving out Part of the Plaint or Demand, and praying the De- fendant may answer to the other only. Ver- korten, (in de Rechten. ) Eene Verklaaring , of Rékening verkorten, met ’er een Gedeelte van den Eisch af te laaten , met Verzoek dat den Verweer- der , alleen op het overige mag antwoorden. ABRID’GED-OF, (a Law Berin ) Deprived of. De- barred from , cut off. Beroofd , afgeweerd, uitgeslooten. ABRID’GER a Writer of Abridgments or Compen- diums. Een Schryver van een Uittrekzel of kor- ten Inhoud. An ABRIDGEMENT . ( Abbre gement , F. ) an Epi- tome, a (hort Account of a Book, Writing, or Matter. Een Uittrekzel , of korte Inhoud van een Boek, Geschrift, of Zaak. ABROACH, (Running out, in Allusion to Liquor which is broached or tapped) to be in fuch a Position that the Liquor may easily run out. Uitkopen , met TAnspeeling op Vochten die opge- s token of getapt zyn ; in zulken Jlaat zyn , dat ’ er de Vocht gemakkelyk uit kan loopen. ABROACH, (in a figural Sense) To undertake with a fure Prospeft of Succefs. Onderneemen ,. met een zéker vooruitzicht van te flaagen.. ABRO’CHMENT , (Abroc amentum , L. ) in Law, zie ABBROCHMENT. To ABROGATE , ( abroger , F. abrogation , L. ) to disannul, to abolish, to take away; to repeal r\r i-nolrp. vnirl n T aw u/hlr-h was before in for- ce. Te niet maaken, vernietigen, wegneemew in Rechten herroepen of krachteloos maaken , dal te vooren gangbaar was. ABROGATION, the Aél of Repealing, £fc. F. of L. Eene gebeele Herroeping, of Afschaffing van eene Wet. To ABROO’K, (from Brucan , Sax.) to enjoy, or digest, to bearer endare. „ 111 can thy noble mind Ahrook” Shakesp. Genieten of Verteeren; Draagen of Verdraagen. ABROHA’NI, or MALMO’LLE, (In A ) the Name of a Muslin or fine Cloth , brought from Ben- gal. Malmolens , Bengaalsche Neteldoeken. ABROTA’NUM, (in Botany.') Averuit , of Averone, ABRUPT’ , ( abruptus , L. ) broken off on a fudden , hasty, rough, unseasonable. Scbielyk , afgebro- ken , haastig , ruuw , out y dig. An ABRUPT’ Stile. Een dfgebroke Styl. ABRUPT’ /(used fubstantively ) a great Cleft or Ca- vity, „over the vast Abrupt". Par. Lost. B. II. 409. Een groote Spleet of Holligheid. ABRUP- ABR. ABS. ABRUPTE , ( in botany.) Af gescheurd. ABRUPTION , ( Abrupt io, L. ) Breaking off, repa- ration. Afbre eking , Afscheiding, A F» RUS , ( in exotic Botany ) a kind of red Phafeo- las , or Kidney -bean , growing in Egypt and the Indies. Een Soort van Turksche Bomen, die in Egipten groeijen . ABS. AB’SALONISM the PraéKce of Rebellion a- gainst a Father. Wéderhoorigbeid , Rebellie tè- gens eenen Fader. -] ( Ahscès , F. Abscefsus , L. ) an Ui- AB’SCESS, j ceration arising in any Part of the Body, and tending to Suppuration, AB’SCESSE, 1 the fame with Imposthume. Een J Etter -gezwel , een Zweer . ABSCES'3ioit , a rJoinff awav. L. Een Vertrek ; weg gaan. ABSCIS’SiE, (in Conic Serious) are the Parts of the Axis cut off by the Ordinates. Afsnyding, ( in de Kégel fnéden) zyn de D eelen van den Axis, door de Ordinaten afgesnèden. ABSCIS’SION, a cutting off. L. Eehe Afsnyding . ABSCIS’SION , (in Astrology) is when three Pla- nets being within the Bounds of their Orbs , and in different Degrees of the Sign , the third comes to a Conjunction with the middle Pla- net, and cuts off the Light of the first. Abteis, sie ( in de Stemkunde ) is wanneer drie Planee - ten binnen de Paaien van hunne Kringen , en in verschillende Graaden van het Téken zynde, de derde in Con-junétie komt met de middelste Pla- neet , en het Licht van de eerste afsnyd. ABSCIS’SION, ^ in Rhetoric.) Een Figuur van Re- deneeren, als de Spreekèr in het midden van zy- ne Aanspraak ophoud. By voorbp pM • Jccmunu van zyn Bestaan, alleen by ongeteld Goud ! Ik zeg niet meer. To ABSCOND’, ( ahscondere , L. ) to conceal or hi- de one’s felf. Zich fchuil houden ; zich het Oog van de Menschen onttrekken. ABSCONDER, the Person who quits his Dwelling on Account of Debts and Crimes, to prevent his being discovered. Be Persoon die zich fchuil houd. Iemand die zyne Wooning verlaat , uit hoofde van Schulden of Mis daaden , om niet ontdekt te worden. Een Vluchteling. ABSCON’SION , an hiding. L. Een Vlucht, eene Verberging, Zbekmaaking. AB’SENT, (alsens , L. ) not present, out of the Way, mifsing. F. Afweezend. To AB’SENT , to withdraw , or decline the pre- sence of a Person. Zich iemands by zyn ont- trekken. ABSENTA’NEOUS , ( absentaneus , L. ) done in Absence , pertaining to Absence. L. In Af- ABS. l ï wenendheid begaan , tot Afweczendbcld beboe- rende. ABSEN FEW , ( in Law ) He that is absent front his Station, 0 r Country; most generally ap- plied to the Irizly Refugees. Een die van zyn Post of Land afwec^,g n g fj- • djf word meest tos- gepast op de Iersche Vt^btelingen. ABSENTER , one who does no,, attend» Een die zich onttrekt. An Absenter from Church. Een flegt Kerkganger , één die nooit in de Kerk komt. ABSI’NTHIATED, ( from Absinthium , in Medici- ne) impregnated with Wormwood. Met Al- sem doortrokken . ABSTNTHIUM, (Wormwood.) Alfsem . A(of A. B. C.) Alphabets of Letters C be learned; Horn-Books, Primers, &c. C Een A. B. C. boek , Een A. B. C. hortje waar A uit de Kinderen, de Letters leeren. Gr.) the bowed or arched Roof C of an Oven , Room, Houfe. ’t Ver wuift 5 van een Oven, Kamer, Huis. -jThe Ring or Compafs of a Wheel. Be L Kring of de Onitrêk van een Rad , of 5 Wiel. a Term used by Astronomers > when I the Planets moving to their Apogatuin • or Perigaaum are at Ray. Een Woord f door de Sterrekundigen gebruikt , als Js f jien cyi, mtar -A-pog^emn of Perigseu® J beweegende , Jlil houden. To ABSI’ST , ( Absisto , L.) to Rand off -, or leave off: a Word which feldom, if ever , occurs in modern Writers. Af staan, uitscheiden , ABSOLU , ( absolu , F. ) Absolved. Ontslagen , vry. gesproken. A. Bit Woord febynd door Bailey aueen overgew- men te zyn, orn het Getal te vermeerderen , ko'« mende in geen goed Engelsch Schryver voor 1 ABSOLVA’TORY , (absolutoire , F. of absolutorius „ L.) belonging to a Pardon or Acquittal. Tot eene Vryspraak of Ontslag behoorende. To ABSOL’VE , ( absolvere , L.) to acquit or dis- charge of ah Accusation or Crime laid against one. L. Van eene Beschuldiging vry fpreeken, 1 die iemand te last gêlëgt is; ontslaan. To ABSOLV’E, to free from an Engagement , or Promife; to pardon , in Allusion to the Abfolu- tion of a Priest. Ontslaan van eene Verbintenis ■of Belofte ; Vergeeven, met Zinspeeling op de de Vergeeving van een Priester. To ABSOLV’E , to perfedt , acomplish , or com- pleat , applied to Time : „ Absolved in the Space of twenty four Hours Hale’s Orig. Volmaaken , Voltooijen , ten einde brengen. In deezen Zin word het thans weinig gebruikt. B 2 ABSO- AB’SIS , AP’SIS , AB’SIS , AP’SIS, AB’SIS , AP’SIS , AB’SIS , AP’SIS, 12. * ABS. ABSOLUTE, ( absolu , F. absoluuts , L.) perfeft without defeft , compleat „ without Condi- tions, though it runs in Forme absolute". South. Volmaakt, zond?’ Gebrek , volko- men. ABSOLUTE , Independent ; without relation : „ Absolute { pace 5 '- Without restraint, .or limi- tation, ,,pv Orown is absolute”. Dryd, Posi- tive • „Vam absolute it was”. Shakesp. Onaf hang- Helyk , zonder Betrekking , zonder Bedwang of Bepaaling. ABSOLUTE Equations, (in Astronomy') are the Sums of the eccentrick and optiek Equations. Absolute Equation, (in de Sterrekunde) zyn de Somme van de eccentrique en optique Gelyk- stelling, of Equatiën. ABSOLUTE Estate , ( Law Term) is one free of all manner of Incumbrances and Conditions. Onbezwaarde Vaste Goederen, vry van alle Be- letzelen, en Bepaalingen. ABSOLUTE Gravity, (among Philosophers) is that Property in Bodies by which they are faid to weigh fo much, without any regard to any Cir- cumstances of Modification , and is always as the Quantity of Matter therein contained. De Zwaarte - kracht ( onder de Wysgeeren) is die Eigenschap der Lighaamen , waarom men zegt dat ze zo veel weegen, zonder eenige Betrekking tot andere Omstandighéden ofBevorming, en is altoos gelyk aan de Hoeveelheid van de Stoffe .daar in wervat- An ABSOLUTE Number, (in an Algebraic Equa- tion) is that which pofsefseth one entire Part or Side of the Equation, and is always a known Quantity. Een Absoluut Getal (in de Algebra) is dat Getal , ’t welk een geheel Deel of Zyde van de Equatie bezit, en is altoos pene hekende Ouan- titeir. AB'SOLUTE Space , is that which considered in its own Nature , without regard to any outward Thing, always continues the fame, and is im- moveable. Volstrekte tufschenruimte , is het gee- ne in zyn eigen Aart beschouwd, , zonder Betrek- king tot eenige uitwendige Dingen , altyd het- zelfde blyft , en onbeweeglyk is. ABSOLUTELY , ( absolument , F. of absolute, L. ) after an absolute Manner,, as the Terms of a Proposition are faid to be taken absolutely, i. e„ without Relation to any Thing else. Sometimes it is used in Opposition to Terms and Conditions ; as , God does not forgive Men absolutely , but upon Condition of Faith and Repentance. Vol- strekt , op eene volstrekte Wyze , gelyk de Bepaa- lingen. v-an een Voorstel gezegt worden volstrekts te zyn , dat is , zonder Betrekking tot ies anders. Somtyds wordt het gebruikt in Tègenstelling van Bepaalingen en Vcorwaarden ; als , Gödt ver- geeft de Menschen niet volstrekt > maar ABS. onder Voorwaarden van Geloof en Bekee* ring. ABSOLUTION, a Pardoning , Remifsion or For- givenefs of Sins, pronounced by a Priest. (F.of L. ) Quytschelding of Vergeeving van Zonden door den Priester uitgesprooken. ABSOLUTION, (in common Law) a full Acquit- tal of a Person, by fome final Sentence; a tem- poral Discharge from farther attendance upon a mesne Procefs. Een volkome Vryspraak van een Persoon , by een eindelyk Vonnis ; Een tydelyk Ontslag van verdere Recbtsplêgingen . ABSOLUTORY, ( Absolut orius , L ) that which im- ports Pardon, Forgivenefs, or Absolution. He % geene eene Vryspraak, Vergeeving of Absolutie behelst, AB’SONANT, (absonans , L. ) properly, founding harsh. SAwr. SrhrSl us ; As, -.u. AB’SONANT, (in a figural Sense) contrary to Reafon , absurd, foreign to the Purpose. Str y* dig met de Réden , ongerymd , niets ter Zaake doende. AB’SONOUS , (absonus , L ) 111 - founding , not agreeable, in Allusion to the Concords of Music. Wanluidend , niet aangenaam , met Zinspeeling. op de Harmonie van de Muziek.'-, AB’SONIARE , ( Old Records ) to fhun , avoid , de- test. Schuwen, myden. verfoeijen. To ABSORB’, ( absorber , F. absorber e , L. ) to fwal- low up , ,to waste , or consume. Opslokken > verspillen , verteeren. ABSORBENTS, (absorbentia , L.) fuch Medicines as temper and qualify the acid juices in the Bo- dy, by imbibing or drinking them up. Opdroo- cende Geneesmiddelen. Zulke die de zuure Vog- ten in Vvu ISgha/an temtieren . met dezelve in te zuigen , of te drinken. ABSORBENTS , the La&eals , which absorb the Chy- le. De Melkvaten die de Chyl verslinden. ABSORBENTS, the cutaneous Vefsels, which ad- mit the Water in Baths or Fomentations; or tho- se Vefsels which open into the Cavities of the Body , and imbibing the extravasated Juices, convey them to the circulating Blood. DeHuid- vaten, die het Water in de Baden , of Stoovingen , in laaten ; of die Vaten die in Hblligbèden van het Lighaam. openen , en de uitgedroogde Vochten inzuigende , dezelve aan het doorstraalend Bloed méde deelen, ABSORPT, ( absorptus , L. ) fupped, or fwallowed up ; devoured. Geslurpt , of opgeslikt , ver- slonden. ABSOP’TION', (from absorb.) the AA of Swal- lowing or fucking up , , the Causes of this Disruption or this Absorption Subnet. Op- ABS. Opslokken , opslurpen . opslokking » opshti ’ - ping. A’BSQUE HOC, ( L. in Lara , without this ) Words of Exception used in a traverse: „ the defendant pleads, fuch a Thing was done atB. absque hoc, unlefs it was done at C. Ten zy , (z'ra r/e Rech- ten ) Woorden van uitzondering in eene Ontken- tenis ; de Verdédigen zegt , dat zulks geschiede ten Huize van B. absque hoc, dat het by C. voorviel. To ABSTATN, (abstenir, F. of abstinere , L. ) to keep from , or forbear. „ Abstain from all Ap- pearance of Evil i Tbefs. V. 22. Zich wag- ten , onthouden. ,, Onthoud u van allen Schyn des Kwaads”. 1 Tbefs. V. 22. ABSTEMIOUS , (abstemius , L. ) properly abstai- ning from Wine ; fober , moderate , tempera- te in Diet. Sober, Maatig . ABSTE’MIOUS , ( in a figural Sense ) the Cau- se of Temperance ; ,, fuch is the Virtue of the Abstemious Well”. Dr yd. Fab. Somtimes used fubstantively , for those who pra&ise the Virtue of Temperance” 5 Chiefly among the^N stemious . Arbruthn. De Oorzaak der Gemaa- tigdheid. Somtyds word het zelfstandig gebruikt betrachten. ABSTENTION, ( Abstineo , L . ) the Aft of hol- ding off or .restraining. Afkeering , Onthou- ding.' ABSTENTION , (i n .Common Law ) is a withhol- ding the Heir from taking Pofsefsion of his Estate. L. Het verhinderen van den Erfgenaam , om Bezit van zyne Goederen te neemen. ABSTENTES, (among Civilians ) an Heir who is withheld by his Tutor from entering upon his Inheritance. Een Erfgenaam die door zyn Voogd verhinderd word om zyne Erfenifse te aan- vaarden. To ABSTER’GE , (abstergere , L. ) r to wipe off, or cleanse , used mostly by Medical Writers! Afveegen , reinigen, zuiveren. ABSTER'GENT , ( abstergens , L. ) of a cleansing or fcouring Quality. Van een afveegende en zuiverende Hoedanigheid. ABS TER GENTS , ( abstergentia , L. ) cleansing Medicines. Zuiverende , reinigende Geneesmid- delen. ABS TER’SION , wiping away or cleansing ; and in particular , the EfFeft produced by abstersive ' Medicines. Reiniging, Zuivering , byzonder door Abstergentia te weeg gebragt. ABSTERSIVE , (abstersive , F. of abstersivus, L. ) cleansing or fcouring. Reinigende , zuiverende. ^STENNES ’ ( abs and thane , Sax. a Kina's Munster) a lower kind of Nobility, formerly ABS. 13 l f ^totland , but now extinfh Een ’s Konings Dienaar , of laager Soon van Adel , voor deeze in Schotland , doch nu vernietigt » ABSTINENCE , ( ahstinentia , L ) Temperance, Forbearance , refraining one's felf. F. Maatig- heid. Bedwang, Onthouding. AB’STINENCY, zie ABSTINENCE. AB STINENT , (abstinens , L. ) temperate in Meat," Drink , [fc , F. Maatig in eeten en drin- ken , enz. AB STINENTES , (in Church History.') Abstinen - ten, een Soort van oude Ketters , die eene but- tenspoorige Onthouding leerden. ABS FOR FED , (of abs and tortus , L.) wrested from by Force. Met geweld ontrukt, ontwron- gen, af genomen. AB’STRACT, (abstraBum, L.) a finall Draught or Epitome of any greater Work; a fhort Draught of an Original Writing ; an Abridgment of a Writing , Deed , Book , £?c. Een klein Uit- trekzel van een groot Werk', een kort Begrip van een oorsprongkelyk Geschrift ; eéne Verkorting van een Schrift , Stuk, Boek, enz. ABSTRACT , (in Log dek ) fignif po Quality , as y, -----'U^xcaNipart without any regard co its Concrete or Subjeff. Eenige Hoedanigheid , die men afzonderlyk van het Onderwerp over- weegt. * AB'S TRACT IDEA. Een Afgetrokken Denkbeeld. ABSTRACT terms. Terms which fignify the Mode or Quality of a Being withoud any regard to the Subjeft in which it inheres; it is used with the Particle from. Afgetrokken Uitdrukkingen, die de Wyze of de Hoedanigheid van een Weezni bepaalen , zonder eenig Opzicht tot het Onder- werp daar dezelve toe behooren, ABSTRACT Mathematics, those Branches which consider the Quantity , without Restriction to any paiticular Species of it. Afgetrokken Wis- konst. Die Takken die de Hoeveelheid begroeten zonder eenige Bepaaling tot de byzondere Soor- ten daar van . AB 1 SRAC 1 Numbers , (in Arithmetick) are fuch as are considered as pure Numbers, without being: r°o ai Y Sab J eéi ' Afgetrokken Getallen (in de RckenjiOnst) zyn de zulken die aange- werkt worden als zuivere Getallen, zonder op eenig Onderwerp toegepast te worden. ABSTRACT , ( figuratively, applied to. Persons S those who comprehend all the Qualities , good or bad,, to be found in- the Species; „ a Man whojs the AbstraB of all Faults, all Men. fol- ow . Shakes?. Zulke die alle de Hoedanighe- den , die men in veele Soorten vind , bezitten . het zy Goede of Kwaade. Jn AWSUmi State , in Allusion to the Faculty 0 3 O* ï4 ABS. of Abstraction ; „ if they be considered in the Abstraü”. Wotton. Eene afzonderlyke Staat, met Zinspeeling op bet Vermogen der Afzon- dering. To ABSTRACT, ( Abstraire , F . Abstrabo , L.) to draw from ; to take one thing from another. Af korten, iets van iets anders aftrekken. To ABSTRACT 5 , ( in a figural Sense) to feparate. Afscheiden, afzonderen. ABSTRACTION, a Power peculiar to the Mind of Man , in Contradistinction to the Souls of Beast; by which he can make his Conceptions, arising from particular Things become general. Thus if the Eye represents to a Man the White» nefs in a Wall, he can abstractedly consider the Quality of Whitenefs, and find it may be attri- buted to many other Things, as to Milk, Snow, Chalk, &c. and thus considered in the Concrete or Subject in which is adheres, it is faid to be taken in the Abstract. Afzondering , een Vermogen dat aan de Zielen der Menschen eigen is , in tegenstelling van die der Beesten ; waar door een Menseb Bevattingen kan maaken , die uit byzondere Dingen ontstaande, algemeen worden. Dt'ï , iiulien bet Oog iemand de Witheid van een. Muur vertoond , zo Kan der Witheid afzonderlyli overweegen, en vinden aan dezelve op veele andere Dingen kan worden toe- gepast , als op Melk , Sneeuw , Kryt , enz en dus in bet Onderwerp daar het aan gehegt is , aangemerkt zynde , zegt men, in het afgetrokken beschouwd. ABSTRACTION, (in Pharmacy ) the Drawing off, or Exhaling a Menstruum from the Subject it was interned to absolve. Het aftrekken , cf uitwaafsemen van een Schei - middel van bet Onderwerp , ’t welk men daar van wilde ontslaan. ABSTRACTFTIOUS , ( in Pharmacy ) a Term used to distinguish that Spirit which is drawn from Plants naturally abounding with it. De natuur- lyke Geesten der Planten , in tegenstelling van de geenen die ’er door Gisting uit gebaald worden. ABSTRACTIVE., indued with the Power of Abstrac- ting. Met bet Vermogen van Afzondering be- gaafd zyn. To ABSTRU’DE, ( abstrudere , L.) to thrust away from. Weg Jlooten. ABSTRU’SE , ( abstrus , F. abstrusus , L. ) feeree, obscure , dark , lying hid , not easy to be un- derstood. Heimelyk , verward, donker, verbor- gen, niet gemakkelyk te verstaan. DDarknefs , Obscurity , Unintel- ABTRUSE’NESS , / ligiblenefs. Duisterheid , Inge- ABSTRU’SITY , t wlkkeldheid , Onverstaanbaar - J beid. ABS. ABU. ABSTRUSELY, obscurely, unintelligibly. Duister* lyk , onvsrstaanbaarlyk. ABSURD’ , ( absurde , F. of absurdus , L. ) not agreeable to Reason or common Sense; filly, foolish , impertinent. Ongerymd s , ftrydig met de gezonde Réden , Zot , Dwaas , Onbeschei- den. ABSURDITY , ( absurdité , F. of absurditas , L. ) Foolishnefs, Impertinence, Disagreeablenefs to Reason , &c. Dwaasheid , Onbescheidenheid , Jlrydig met de Réden. ABSYNTHIUM, (in Botany.) Alsem. ‘ ABU. ABUCCO, Abocco, of Abrocchi. Een Gewigt van twaalf en een halve Teccalis, in ’t Koningryk Pegu. ABUNDAN’CE , ( Abondance , F. of Abundantia L. ) great Plenty. Een groote Overvloed, een menigte , aantal, zeer veel, meer als noodig is. ABUN’DANT , ( dbondant , F. of dbundans , L. ) abounding with , plentiful. Overvloedig , every töllig. ABUNDANT Numbers , ( in Arithmetick ) are inOSC W uuöo x ai Lo auuv.u ujai\c. lllOTS than the whole Number ; as, e. g. 12, whose Parts are, 1, 2, 3, 4, and <5; which, added together, make 16: So the aliquot Parts of 20 make 22; as i-2oth is 1, i-ioth 2, 1-5*4, 1-4* 5, and x-half 10; which 1,2,4, 5, and 10 , make 22. Overvloedige Getallen , in de Rékenkonst , zyn zulke welker Deelen faamen ge- voegd sneer dan een geheel Getal uitmaakten: by Voorbeeld 12. welks Deelen zyn, 1, 2, 3, 4 en 6 . die faamen geteld 16 maaken, enz. ABUNDATIA , an Allegorical Deity. Overvloed, eene zinnebeeldige Qodtbeid . ABU’SE, ( Abus , F. of Abusus , L. ) an ill Usage, bad Usage , an Affront. Eene Mishandeling \ kwaade Behandeling , Belediging. Self- ABUSE, the Crime called otherwise felf -pollu- tion. ZSlf-hesmetting. To ABU’SE, ( abuser , F. of abusum , L. ) to ma- ke an ill Use of, to mis-use,"to treat ill, to af- front, to do one an Injury. Misbruiken, mis- handelen , belédigen. ABUS’CO, (in Rhetoric ) a Figure the fame as Ca- tachresis, by which a Word is not used in its fhriCh and most proper Sense, but with fome considerable Reductions and Abatements , as Majesty, though, ItriCtly Speaking, appropria- ted to God , by a Cathachresis may be ap- plied to a King. Eene wyze van fpreeken waar in men een Woord niet gebruikt in zyn nëtsten en eigentlyksten Zin, maar met eene merkelyke Verkleining , en Vermindering , gelyk het Woord Ma- ABU. ABY. AC. Majesteit , 't welk eigentlyk gespro eken aan Godt toege-eigend word , door een Catachresis ook op * een Kening toegepast mag worden. ABU’SION , an Abuse. Chauc. Misbruik, Mishan- deling , Belediging. ABU’SIVE , (abusif , F. of abusivus, L.) art to abuse, injurious, affrontive, offensive. Moed- willig, gémelyk, belédigende. To ABUT’, ( aboutir , F.) to border upon. Beper- ken , bepaalen , aangrenzen . . ABUTALS. Zie ABUTTALS ABUT! LON , (in Botany.) Geele Heemswortel , zé- ker Plant-gewas. ABUTMENT , that which abuts or borders upon another. Iets dat ergens aangrenst Aangren- zing. ABY, ABIDO’CO’MISTS ", ( Abydocomae , L. of A^iSmS- of xepdu to elate one’s felf, and Abydos the Inhabitants of which were noted for inven- ting Slanders) Sycophants who boast of their Falshood. Grootspreekers , Veinzers , die zich valscbelyk beroemen., ABYS’M, ( Abysm* 9 *"• J a rittvs has HO .bottom, wneter d y i^ana or Water, Men s — del ooze Poel . ABYS J MAL , Deep , bottomlefs. Diep , bodemloos , dat tot een Afgrond behoord. JVBYSS , Gr. Abysme , F.) i. bottom» les Pit, a great unfathomable Depth; 2. The unmeasurable Depth of Waters fupposed to be inclosed in the Bowels of the Earth; 3. (In a figurative Sense) that in which any thing is lost; 4. (Among Divines) it is often used to fignify Hell , Afgrond. 1. Men grondelooze Kolk , oom grootc onvadembaare Diepte. 2. De onpylbaare Diepte van IVateren , die men meend dat in de Ingewanden der Aarde opgesloten zyn. 3. In een figuurlyken Zin, het geene in iets an- ders verslonden word. 4. Onder de Godtgeleer * den, word het voor de Hel gebruikt. A’BYSS, (among Alchymist ) is used by fome for the immediate Receptacle, of the Semina! Mat- ter , and by others of the first Matter itself. De Ontvanger van de Zaud-Stojfe , of by anderen de eerste St öff e zelve. AC. A. C. an Abbreviation for Ante Christum ; or before Christ. A. C. eene Verkorting voor Ante Christum, dat is, voor Christus, als méde An- no Courant, ’t hopende Jaar. A. C. fignifies also Anno Christi, the Year of Christ. . A. C. betékend ook Anno Christi , ’t Jaar na Christus Geboorte, J ACA. ACA, r.r ACA CALIó , (in Botany ) a Shrub. Pen zékers Heester. ACA’CIA, (in Botany ) Egyptian Thorn , or Bin- ding-bean-tree. De Acacia-boom , een Doorn- achtig Heester-gewas. ACA CIA Vi' RA , is the inspifsated Juice of the above. De Gom uit den bovenstaande Boom rc- . trokken. 0 AC A CIA, (in Antiquity ) a Kind of Roll, resem- bling a Bag. Een hoort van een Ról, gelykende naar een Zak , die men op de Leg-penningen no. Anastasius , in de Hand van eenige der Keizers en Burgermeesters ziet. ACA’CIA GERMANICA , the German Acacia. Sleedoorn, nagemaakte Acacia. ACA’COS , (of a privative and K^s?, Gr. bad) a Term applied, by Medical Writers , to Distem- pers with are not dangerous. Een Woord door Geneeskundige Scbryyers gebruikt , voor een Kwaal die niet gevaarlyk is. ACADEMICAL , ( academique , F of academicus , L. of ’Aza^paxos , Gr.) belonging to an Acade- my. Academisch , Tut een , hooge School be- hoorende. Gr.)_ the followers of Plato were anciently fo called, because they ftudied in the Publiek School called Academia , a Place near Athens built and planted with Trees by Cadmus the Phoenician ; or, as fome fay, by Academus. Afterwards a Sett of Sceptical Philosophers were fo called, who held, that all Things were un- certain , and Reason and Truth changeable * and therefore, that a Man ought to doubt of every Thing , and believe nocllng. Z 1 ,S. ten , dus wierden Oudstyds de Navolgers van Plato genoemd , om dat zy in de openbaar e woolen. Academia genaamd , Jludeerden zyn- de eene Plaats, digt by- Athénen. Naderhand eene Sefte van twyffelende Pbilosopben, dus ps- noemd cm hunne Leere , dat alle Dingen onzéker en de Réden en Waarheid veranderlyk waren ■ en derhalven , dat een Mensch overal, aan behoor dl te twyjfelen en niets te geloven . n . n)p „ )nm 1 ( Academiste , F.) one that flu. ACAD EMIS 1 , ( l dies or has Itudied in , or } keeps an Academy. Iemand die. ACADE MIAN , > gestudeerd en de Academiën be- J Zögt beeft ; Een Student . ACAD’EMY , Academie , F. of Academia , L of ’Axvhfu’x, Gr.) an higher School or Universi- ty, a Place where young Men are instructed in the Liberal Aits and Sciences 1 Also a particu- lar Society of ingenious Persons established for the Improvement of Learning. Academie , '"een hooge School , f Universiteit „ sene Plaats daar ï<5 ACA. Jongelingen in de Vrye Koristen en Wettenschap- pen worden onderwézen : als ook een byzonder Genootschap van fchrandere Persoenen, aangestëld - tot Voortzetting van de Geleerdheid. ACAD’EMY , (in the Canting Dialeft ) is a Bro- thel or Bawdy-house, or Receptacle for all forts of Vagrants. Een Bordeel of Hoerhuis , of eene Vergaderplaats van allerlei Vagebonden. ACADI'NA, a Fountain in Sicily, wherein all false Oaths writ on Tables used to fink. Een Fon- tein , in Siciiien , waar in men zegt, dat alle valsche Eeden, op Tafeltjes geschreeven , pleegen te zinken. ' ACA’DMY, or ACADEMY FIGURE, (with Pain- ters ) is a drawing or Design , done after a Model with Crayon or Pencil. Academische Figuuren , een Tékening naar een Model met Krayon of Potloot gedaan. ACACNA, (in Grecian Antiquity.) Een Maatstok van tien Voeten lang. ACAI’D, a Word used by fome Chymists for Vine- gar. Azyn. ACAJOU, (in Botany , the Cofsu nut) Casjou. De Vrucht van een Boom, in de Antilles, en op ’t vaste Land van America groeijende. AC ALE . nalcL C* U4T70I ISmUU Ta.ii ACALFCES PLANTS , (in Botany .) Zonder kël- kige Planten , Planten , welkers Bloemen geen Kelk hebben, als Tulpen, Lélien, enz. ACALY PHE , ( in Botany ) Stingging-nettle. Bran- de-Nételen. ACALY’PHE , (in Ichthyology ) a Fish of easy Digestion; also a Sea-Fowl, and a Sea-Animal. Een Visch die ligt te verteer en is, als méde, een Z ee-Vogel en een Zee-Dier. ACA’MATOS, Gr. of <* negative, and xcé^sfti to be wearied ) unwearied. Onver- moeid. ACANA’CEOUS, ( of ‘AxmSx , a Thorn, of Gr. to iharpen) all Plants that are of the Thist- le Kind, and are prickly : Also te fharp and prominent Parts of Animals. Alle Planten die van de Soort der Distels , en Stekelig zyn , als ook de fcherpe en uitstékende Deelen der Dieren. ACANA’CEOUS PLANTS. Planten die Jlékelig zyn, en hunne Bloemen en Zaaden in een Knop draagen. A’CANTHA, (Aititvfltf, Gr. a Thorn in Anatomy ) the most backward Protuberance of the Verte- bres of the Back , called the Spine. Het ag- terste Uitsteekzel van den Rug , anders de Rugge- graad genoemd. A’CANTHA , a Thorn , Brier , er Bramble , L. Doorn , Braam. ACA. ACANTHABO’LUS , ’ Ay.u\6oQó\&‘ , of a Thorn , and to throw away , Gr.) a Surgeon’s Instrument , like a Pair of Plyers , to take out any Thing that flicks in the Oesopha- gus , or Gullet. Een Nyptang der Heetmees » ters on i alles dat in de Keeldarm z it uit te haaien. ACAN’TICE, ( A*«»0i;cu , Gr. ) a fweet and pleasant Juice, contained in the top of Pellitory or Joy. Een zoet en lieflyk Vocht dat in de Knóppen van bet Glaskruid zit. ACAN’THIS , (in Botany ) the Herb Groundsel; L. Witte - Distel , Gezégende Distel. Carduus Benedióhis. AC ANTHOP’TERY GIOUS Fishes , (among Zoolo - gists . ) Vifschen met Stekelige Graaten en Vinnen, als de Baars. ACAN THUS, (in Botany j The Herb Bear’s bre- ach, Bear’s -foot, or Brank - Ursine. Beeren- klaauw. ACANTHUS, ( in Architecture) the Representation of the precedent Plant on the Capitals of Pil- lars. De Afbeelding van den gezégenden Distel op het Kapiteel van een Piel aar. ACAN’ZII , ( Turkish Light Horse ) the Avant-Guard uf tli*. Oxaii^ 1 oi^iimi animy. 7~ rSanvh noria. /iï(: JLégprs van den Grooten Heer. ACA’PALTI , a Plant of New -Spain or Mexico} which produces long Pepper. De lange Péper Plant. ACAR A , ~] ( in Ichthyology. ) Braziliaan* ACARA AYA , I sche Rivier-Vifschen , waar ACARA MUCU, ; van de laatste door het En- ACARA PEBA, f gelsche Vaar ends - Volk ACARA PITAMBA, j bet Oud Wyf genoemd, ACARAUNA, J word. ACARNAN. Een kleins Visch in de Middeland- sche Zee. "J ( in Astronomy ) a bright fix’d Star ACAR’NAR, f of the first Magnitude in Erida- ACHER’NER , .* mis. Een glanschryke vaste Ster J van de eerste Grootte. ACARON, (’A**f 01 , Gr. ) the Plant wild Myrtle»’ or Gow , also Butcher’s Broom. De wilde Mirtas , of wilde Gouwe , als méde Rys-bézem‘ p Planten. A’CARUS, a little Worm that breeds in Wax,, a Mite, the Hand- Worm; also a Mushroom. L. Een kleine Wurm die in ’t Wasch zit , een Mart* de , als ook eejy Paddestoel. ACATALECTOS , or AcataleUick Verse , a Verse exaftly perfeft, where not fo much as one Syl- - lable is too much or too little. Gr. Een vol- maakt Vaers , waar in niet eene Lettergreep te veel of te weinig is. ACATA- ACA. ACC ACATALEPSY , ACATALEP’SIS , of « privative , and Comprehension , Gr . ) Incomprehensiblenefs , Impofsibility of being comprehended. Onbegrypelykheid , On- mogelykbeid om te kunnen- begrypen, ACALEPTIC, incomprehensible. Onbegrypelyk. ' ACATATIS , ( , Gr. ) the lefser kind of Juniper. De minder Soort van Jenever- boom. ACATE’RA, C A ** Gr.) the Greater Juniper- tree. De groote Jenéverboom. A’CATERY, a Sort of Check between the Clerks of the King’s Kitchen and the Purveyor. Een Soort van Bedwang tufschen de Klerken van ’sKonings Keuken, en den Voorraad Verzorger. ACATHAR’SIA , (’A**«*f <«» , Gr.) that Filth or Impurity in a diseased Body , which is not yet purged off. Hei Vuil of de Onreinigheid in een Dood Ligbaam ’t welk nög niet gezui- verd is. ACATHAR’SIA , ( in Surgery ) the Sordes or Im- purities of Wounds. De Onzuiverheid der Wonden. ACA’TIA, or ACACIA, a little Thorn growing in Egypt, out of the Leaves and Fruit of which is prefsed a blak Juice , which being dried is cal- led by the fame Name. Acacia , een kleine Doom-boom in Egipte groeijende , uit welks Bladen en Vruchten men een Sap perst , ’t geen gedroogt zynde , met dezelve Naam ge- noemd word. ACATIUM , ( from Av.n , PnJn f- CXy ^ o Vïnd csC Rnnf , or Pinnace , used by the Antients in Military affairs. Een Soort van een Boot of Schuit die door de Ouden in den Kryg gebruikt wierd. ACAU’LIS , or ACAU’LOS , (in Botany) applied to Plants, whose Flower rests on the Ground, without any visible Stalk. Zonder- ft engig , Stengehos. Dit zegt men van de Planten die Op den Grond rusten «ander eenige ?. igthaare Steelen. ACAU’LIS PLANTiE. Zonder -ft engige Planten ; Planten die geen Steng of Steel hebben of maaken. ACC. ACCAPITA’RE’, (a Law term) to pay Relief to the chief Lord. L. Bystand aan den Opper- heer verkenen. ACCAPPT1UM , Relief to the chief Lord. L. T. Bystand aan den Opperheer. ACCAPl’TIUM , the Sum of Mony paid by a Vafsal to his Lord | upon his Admifsion to a Feud. Het Geld ’t welk een Vafsal aan zynen Leenheer betaald, by het aanvaarden van een Leen-goed. ACC. 1 2 AGCE’DAS ad Curiam , a Writ made out of Chan- cery, requiring the Sheriff to go the Court of fome Lord or Franchise, where a false Judg- ment is fupposed to have been made in any Suit in a Court which is not a Court of Re- cord, in order to make a Record of the faid Suit there, and to certify it into the King’s Court. Een Geschrift uit de IQincelery , eifschen- de van den Schout naar het Hof van Penen Heer te gaan , daar men meend dat een verkeerd Von- nis is gegeèvèn , in een Pleitgeding voor een Rechtbank die geen Griffie beeft , om daar Aan- tekening van het Geding te doen , en het voor ’s Konings Rechtbank te bekrachtigen. ACCE’DAS ad Vice Comitem , (in Law) a Writ commanding the Coroner to deliver a Writ to the Sheriff, who having a Pone delivred him fupprefses it. Een fcbriftelyk Bevel aan den Lykscbouwer , om een Order aan den Schout te ge eao en , waar by by een voorige Order in - trekt. To ACCE’DE , ( accede re , L. ) to come or draw near , to enter into , or to add one’s felf to fomething already' fupposed to take place, as „fuch a State acceded to a War or Treaty”. Naby ko- men , intréden , zich ergens byvoegen dat reeds finatr had , als zulk eene Mogentheid accedeer- de, tot eten Uwiiug , oj m een ï ratuuuc. To ACCELERATE , (accelerer , F. acceleraiiiml L ) to hasten, or quicken , or put on or for- ward. Haasten, aandryveti, voorizetten. ACCELERATED MOTION, (in Mechanics . ) Verhaaste Beweeging , zynde eene Beweeging die gestadig in Snelheid toéneemd. ACCELEKAT ING Force. Aanclryvende kracht. '7: ACCELERATION, the Aft of hastening, or quic- kening. (F. or L.) Verhaasting , aandryving s voortzetting. ACCELERATION , (with Philosophers) a Conti- nual Increase of Velocity in any heavy Bodies * tending towards the Center of the Earth by the Force of Gravity. Eene gestadige Vermeer- dering van de Snelheid in zwaar e Ligbaamen , die door hunne Zwaartekracht naar het Middel - punt van de Aarde hellen. ACCELERATION , (with the Antient Astrono- mers) a Term used in respeft to the fixed Stars , which fignified the Difference between the Revolution of the Primum Mobile and the Solar Revolution. Eene Uitdrukking die men gebruikt ten aanzien van de vaste Sterren , be- tékenende het Onderscheid tufschen de Om- loop van het Primum Mobile en die der Zonne. ACCELATORES, (in Anatomy) certain Muscles, fo called of Accelero to hasten- Zékere Mus- kelen of Spieren die dus genoemd worden. C A C CE- ï§ ACC. ACCELERATO’RES Urine , (in Anatomy) are a Pair of Muscles belonging to the Penis, whose Use is to expedite the Pafsage of the Urine and Genitura. De twee Spieren van de Penis die- nende om den Doorgang van de Pis en tie Genitura te verhaasten. To ACCEND , ( accendo , L.) to kindle, to fet on fire. Aansueken, in brand fieeken. ACCEND’EP > (of accendere, L. ) lighted , kind- led, oi fet on fire. Aangestoken , in brand gezet. ACCE’NSI , (from accieo , L. ) a kind of Officers among the Antient Romans , resembling our Ushers , which generally attended the Magi- strates. Zékere Amptlieden onder de Oude Ro- meinen gelyk onze Deurwaarders , die de Magistraats Persoenen doorgaanscb vergezelden. ACCE’NSI . ( L. of ac and censio , to reckon ) a Kind of fupernumerary Soldiers among the Romans, fubstituted in the Place of those who were killed, or rendered incapable by their Wounds Overtollige Soldaat en by de Romeinen , die men invulde voor de geenen die gedood , of door hunne Wonden tot den Dienst onbekwaam waren. ACCEN’SIÖN , (in Philosophy) the kindling or fetting any Body on Fire. Het Aansteeken of in VI nm •x.Ptt/m nmn. PR niff Liffhansn ACCENSO RES • or ACCE DENTES , ( in the Church of Rome . ) Lékebroeders. ACCENT, ( Accentus , L ) Tune, Tone, or Te- nor; the rising and falling of the Voice. F. Toon , Wyze , het verheffen en vallen van de Stem ; in ’t zingen. ACCENT, (in Grammar ) is a Mark- nn p part in*. iar Syllable of any Word , to fliew it to be pronounced with a fironger or weaker Voice. Ren Téken op een byzondere Sillabe van een Woord , om te toone'n dat het met een har- der of zagter Stem uitgefprooken moet worden. Grave ACCENT, is this Mark (') over a Vowel , to fliew that the Voice is to be deprefsed. Een zwaar Accént is dit Téken ( ') om aan te duiden dat de Stem verzagt moet worden. Acute ACCENT, is this Mark (') over a Vowel, to ffiew that te Voice is to be raised. Een ■ fchërp: Accent is- dit Téken ("Join aan te wyz en$. dat men de Stem moet verheffen. Circumflex ACCENT , is this Mark (") over a Vo- wel in Greek , and points out a Kind of Un- dulation in the Voice. Een gebogen Accént, is dit Téken (~) boven een Griekscbe Klank - letter , en wyst eene Golving in de Stëm aan. The Long ACCENT , ffiews that the Voice is to dwell upon the Vowel , and is exprefsed thus (—):. Ret lang Accent toond dat de Stem op- de Klankletter blyven met , en word dus ( — ). mt gedrukt*. ACG. ’ The Short ACCENT , ihews that the Time of pro- nouncing ought to be fhort , and is marked thus (o) Ret kort Accent duid aan dat de Tyd van de Uitspraak kort moet zyn , en word dus (w) aangewézen. ACCENT , ( in Music . ) is a Modulation or War- bling of the Voice , to exprefs the Pafsions either naturaliy or artificially. Een zékere Vei' zagting of Gekweel van de Stem , om de Harts- tögten uitiedrukken. To ACCENT’, (accentuer , F ) to mark with an A Cent. Met een Accent tekenen. To ACCENT’, to pronounce with regard to the Accents. De Klanktékens in bet uitspreeken in Acht neemen. ACCENT’OR, he that fings the highest Part, or Treble , in a Choir, &c L. De Persoon die in een Tris de Bovenzang beeft. To ACCENTUATE , (Accentuer , F ) to place the proper Accents in Reading , Speaking , or Writing on the Vowels or Syllables of any W rd. Klanktékenen. In het leezen , fpree - ken of fchryven , behoorlyke Accenten boven de Sillaben of Klinkers der Woorden plaatsen. ACCENTUATL’ON , a Pronouncing or Marking a Word, fo as to lay a Screfs of the Voice upon the right Vowel or Syllable. Eene Uitspraak of Tékening van een Woord , zo dat men de Na- druk van de Stem op ae rechte Klinker of Let- tergreep field To ACCEPT’ , ( accepter , F. of acceptum , L ) to receive favorably or kmdly. Aanneemen , ■urlcnUt-l jk of ji.„j tig ontvangen. ACCEPT ABILITY , the Qualification of being re- ceived with Likmg and Approbation. Aannee- melykheid , de Hoedanigheid van wel, en met Goedkeuring ontvangen te worden. ACCEPTABLE , (acceptabilis , L. ) that may be received kindly, agreeable. Aangenaam , ’t gee- ne won gunstig kan ontvangen. ACCEPTANCE or ACCEPTATION, a taking in good Pirt, an Accepting r Receiving kind- Iy. Welneemen , Vriendelyk aanneemen of ont- vangen . ACCEPTANCE, ACCEPTATION, ’I ( in a Law Sense) a tacit Agree- ment to fome former Aft done by another, which without fucb Acceptance or Agree- ment, might have been undone or avoided. (Mof L ) Een flil- zwygende Toestemming van eene Daad reeds door een » der gedaan , die zonder die Toestemming vernietigt of krachteloos gemaakt zou beb - J ben kunnen worden, ACCEP- ACC. ACCEPTANCE , ( in the Church of Rome , is parti- cularly used for the Receiving of the Pope’s Conftitutions. ) Acceptatie , word in rA Room- sche Kerk byzonder genomen voor het aanneemen van de Paufselyke Constitutien. ACCEPTANCE, (in Commerce') is the Signing or Subscribing of a Bill of Exchange , by which the Acceptor obliges himself to pay the Con- tents of the Bill. Acceptatie of Aanneeming , is het tékenen of onderschryven van een Wis- sel -brief , waar by den Aanneemer zich ver- bind de Waarde daar van, op óenen bepaalden Tyd, te voldoen. ACCEPTATION, (with Grammarians ) r. the re- ceived Meaning of a Word, or the Sense in which it is usually taken ; 2. Reception of any Person or Thing , either agreeably or not ; 3. Particular regard as to Acceptablenefs and Man- ner of Reception. x. z>c a/angcnumen Betéke- nis van een Woord, of de Zin waar in bet door- gaanscb verstaan word. 2. Het ontvangen van een Persoon of Zaak , ’t zy dezelve aangenaam is', of niet. 3. Byzonder e Achting op de Aan- genaamheid en de Wyze van ontvangen te worden. ACCEPTER, (in Commerce ) the Person who ac- cepts a Bilt by figning it , and thereby obliges himself to pay the Contents when due. Aan- neemer. De Persoon die een Wifsel aanneemd met dezelve te tékenen , en zich daar door ver- plicht j den Inbond op den Vervaltyd te be- taaien. ACCEPTILATION , (in Civil Law ) an Acquit- tance given by a Creditor to a Debtor, without receiving any Part of the Debt. E.en Kwytbrief , door een Schuld-eischer aan een Schuldenaar ge * geevén, zonder dat by eenig Geld ontvangd. ACCESS, {Acres, F. of Accefsus , L. ) Admittance, Approach , or Pafsage to a Place or Person. Toelaating , Nadering , Toegang tot een Persoon of Plaats. ACCESS, (among Physicians') the Fit or Return of a periodiral Disease. De Vlaag , of Terug komst van eene afgaanae Lienee. ACCESSA’RINESS , Quality or State of being ac- cefsory. Hoedanigheid of Staat van een Mede- plichtigen. ACCESS A’RY, (in Law ) a Person who is any wise aiding in the Commifsion of fome felo- neous Action. Een Médepligtige , Handdaa * dige. ACCESSIBLE, ( accefsihle , F. ) that is easy to co- me at, approachable. Genaakbaar, daar men ge - makkelyk by kan komen . ACCESSIBLE Height, is either that which may be mechanically measured by the Application of a Measure to it, or else an Height whose Base ACC. 19 and Foot can be approached to, and from then- ce at Lengbt measured on the Ground. Ge- naakbaai e Hoogte , is de geene die werktuigely k geniéten kan warden , door het aanbrengen van een. Maat ; of , eene Hoogte welker Grond en Voet men kan by komen , en n, an g aar 0 p g e Q ron g de volle Lengte mesten ACCESSION , coming to ; as the ix~ ce fsion of s King to the Crown; also Addition or increase. (L. ) Toe komen , als de Komste van een Honing tot den Troon ; als méde eene Byvosging of Ver- meerdering. ACCESSION, (in Physic ) the Beginning of a Pa- roxysm. Het begin van een Overval. ACCES’OR,a Comer to. ( L. ) Een By -komer , Deel- neemer. ACCESSORILY, in the Manner or Form of a Par- taker , Aider , Abetter , or Accefsory. In de Manier of op de Wyze van een Deelneemer , Helper , Medestander of Médeplicbtigen. ACCESSO’RINESS , the being accefsory. Byko- m ming , Deelneenting. ACCESSO’RIUS Willi sii , (in Anatomy) a Nerve that arises from the Medulla Spinalis; fo railed from Dr. Willis , the Discoverer of it. Een Ze- nuw die ontstaat uit de Medulla Spinalis. ACCESSORY , ( Accefsire , F. ) Additional, fupe- radded, or that is an Accomplice, not a Princi- pal. Byvoeglyk. Toegedaan , die een Medeplich- tige en gee/i Principaal, is ACCESSORY, ACCESSARY, ACCESSORY, ACCESSARY, "I ( in Common Law ) a Person guil- ty of Felony, not Principally, but by Participation; as by Com- { mand, Advice, or Concealment. • Iemand die aan klein Verraad I fchuldig is; niet als Principaal , I maar door Deelneeming; als door J Bevél , Raad of Verberging . (in the Civil Law) any Thing j that of Right belongs to or de- t, pends on another, tho 5 feparate I from it. Iets dat van Rechts > wégen aan een ander behoord , J doch daar van afgescheiden is. ACCESSORY, (by Statute) a Person who com- mands , encourages , advises , or conceals an Offender, that is guilty of Felony by Statue. Een Persoon welke iemand die volgens de Wel aan klein Verraad fchuldig is, beveeld , aanmoe- digt, raad of verbergt. ACCIDENCE, {Accidentia , L. ) a-’‘Rl e Book con- taining the first Principles of «ne Latin Tongue, fo called either from ac^do , q. accedence , a q Approaching to the Grammar; or from aecido , q. accidents, as combining the Flexing of Nouns and Verbs , which are Accidents or Appurte- C 2 nances 2,0 ACC. ranees to the Grammar. De Rudimenta Lati- na, Een Boekje bevattende de eerste Beginzelen der Latynsche Taal, dus .genoemd , van Accedo,. eene Nadering tot de Spr^konst : of van acci- do , q. accidens als {houdende de Buiging der Naam- , en Werkvaten , ‘t welk Toevallen of Aanhangsels v^ de Spraakkonst zyn. Per ACCIJNS , (with Philosophers ) that which Joe s not follow from the Nature o^ a Thing , but from fome accidental Quality of it By toéval ( onder Wysgeeren ) het geene niet volgt uit den Aart van eene Zaak , maar uit eenige by- zondere Eigenschap daar van. ACCIDENT, ( Accident , L. ) Casualty, Chance, &c. F. Toeval , Kans, WiJ'selvalHgbeid. ACCIDENT, is used by Logicians in a three-fold, Sense, i. Whatsoever does not efsentially belong to a Thing , tho’ it be a Substance in itself, but casually , as the QloatHs a Man has on ,* the Money in his Pocket . &c. 2. In Contra- distlnftion to efsential Properties of any Subjeft , many Qualities are called Accidents , because they are there not efsentiallv; as a particular Colour , a Whitenefs in a Wall , 3. In Opposition to Substance, when it is in its Es- sence or Nature to adhere or fubsist in fome Substance , and cannoc be alone; and thus is it with all Qualities whatsoever. Accidens, word door de Rédeneerkundige in een driederlei Betéke * nis genomen. 1. Al het geene niet wézendlyk tot eanc 7 . aak behoord, ofschoon het eene Substan- tie in zich zelfs is, maar toevallig , als de Klé- deren die iemand draagt , of het Geld dat by by zich beeft. 2. In Tegenstelling van wézendlyke Eigenschappen van een Onderwerp- , worden veele Eigenschappen , Toevallen genoemt , om dat zy daar niet wézendlyk maar toevallig zyn, gelyk eene byzondere Kleur , als Witheid in een Muur enz. 3. In Tégenstelling van eene Zelfstandig- heid-, als dezelve uit haar Natuur en Aart , in eene Zelfstandigheid • zyn moet, en op zieb zelpe niet bestaan kan, dus is bet met alle Eigenschap - pen , boe genaamd , gelegen. ACCIDENT , ( in Grammar ) ene rrupciry ot Words . fuch as their Division into Substanti- ves and- Adjeftives , their Declensions, Cases, Numbers, and Genders of Nouns; their Con- jugations , Moods , Tenses , Numbers , Per- sons , &c. of Verbs. Toéval ( in. de Spraak- konst') de Eigenschappen der Woorden , zodanig als hunne Division in zelfstandige , en byvoe- geljke , hunne Buigingen , Gevallen , Getallen en ii^lacbten , in de Naamen ; hunne Conjuga- tien, lv-2%en, Tyden, Getallen, Persoenen , enz, in de W erk-^oorden , enz. ACCIDENT , (in Physic) is an EfFeft which is not produced immeci'ntely from the first Cause, but by fome other intervening Incidents , and is analogous to the Word. Symptom. Toéval ACC . ( in de Medicynen ) is een Gewrochte niet on- middelyk te weeg gebracht door de eerste Oor • Zaak , maar door een tujscbenkomende Zaak,, en is van dezelfde Betékenis als het Woord Sympton. Absolute ACCIDENT , ( with Roman Catholics ) is an Accident which does or may pofsibly fubsist, at least miraculously , or by fome fupernatural Power , without a Sub j eft. Volstrekt Toe. al, ( by de Roomschgezinden ) is een Toeval ’ t welk bestaat , of ten minsten door een Wonderwerk , of boven natuur lyk Vermogen, zonder Onderwerp bestaan kan. ACCIDENTS, (in Heraldry ) are the Points and Abatements in an Escutcheon. De Punten of Stip- pen , en Tékens in een Wapenschild. ACCIDENTS , (in Astrology) the most remarka- kable Chances that have happened ro a Man in the Course ot bis L,ife; as a remarkable For- tune at fuch a Time , a fignal Deliverance at another, a great Sicknefs at another , &c.. De allermerkwaardigste Gebeurtenifsen die een Menscb in zyn Levensloop over gekomen zyn; als een ongewoon Geluk op zulk een Tyd, een zigt- haare Ver.löfsing , of een groote Ziekte op een. anderen , enz. ACCIDENTAL, ( accide tal, of accidentalis , L. ) belonging to Accidents; happening by Cpance, &c. Toevallig , het geene ( Menscbelyker wyze gesprooken) by Geval geschied. A uci UüiN IflL UignUlcs and Debilities , (in Astro- logy ) . are certain casual Dispositions and Af- fections of the Planets , whereby they are ei- ther Ilrengthened or weakened by their being in fuch a House of the Figure , &c. Zékere Toevallen en Neigingen der Planeeten , waar door dezelve versterkt of verzwakt worden s met in zulken Stand van het Téken te zyn, enz. ACCIDENTAL Point, (in Perfpeüive) is a Point on the Horizontal-Line . where Lines parallel among themselves , tho’ not perpendicular to the Pifture , do meet. Gezigt-punt . Hei punt in de Horizontaale Linie . dan* dp Lynen Parallel onder malkanUëfèn , ofschoon niet Perpendiculair met de Tèkening, faamer. loopen. ACCIDTE , ( Acadia , L. of “Ak^U, Gr ) Sloth, Lazinefs, an Indisposition to Devotion. Chauc. Traagheid , Luiheid , eene Ongesteldheid tot Gudtvrucht. ACCl'DIOUS , (accedius , L.) Slotfull. Traag s lui , onachtzaam. ACCF DIT Y Siotfullnefs. Traagheid, Luiheid , Om bedachtzaamheid. AC’CINET. ( accintus , L.) girded, prepared, rea- dy. Aangegörd , bereid , gereed. ACCIPEN'SER , (in Ichthyology.) Steur . ACCI ACC. ACCIPFENT, ( Accipiens , L.) I. Receiving, 2. a Receiver, i Ontvangst , 2. een Ontvanger. ACCIPFTER , (in Ornithology.) Accipiter , een Soort van een Roofvogel. ACCIPITRI'NIA , ( in Botany ) the Herb Hawk- weed. Falken-kruid, zekere Plant. ACCFSE, faccise, F. ) Excise, a Tax on Beer, (?c. Accyns , Impost, op Bier , enz. ACCIS MUS , (in Antiquity ) Een geveinsde Wei- gering. ACCIS’MUS , (in Rhetoric ) Een Spot, of Schimp- réden. ACCLAIM , Acclamation. 7 Je ’t volgende Ar - tykel. ACCLAMATION, a Crying out of the People; a Snouting for Joy; the Applause given to Per- sons and Things upon feveral Occasions. (F. of L.) Een Uitroep van ’t Folk ; een Gejuich van Blyd- sebap ; de Toejuiching die men by ver schei • dene Gelégenhéden aan Persoonen en Zaaken doet ACCLI’VIS , ( in Anatomy ) a Muscle. Zékere ■ Spier, die men ook Obliquus ascendens noemd. ACPI IVT’TV f — r v fP gp. nefs of a Hill. De fchuine Opgang van eenen Berg. ACCLFVITY, (in Geometry ) the Slope of a Line or Plane inclining to the Horizon upwards. De Schuinte van een Lyn of Vlakte die opwaards naar den Gezigt-einder held. To ACCLÖY. i. To Crowd , or overfill ; 2. To forfeit or fatiate. 1. Dringen , of te ml doen ; 2. Walgen , of verzaadigen tot wal- gens toe . ACCLOY’EP. CLOYED , 1 q. d. ac.cl.ov» , from the F. Clou , 1 a Nail ( of a Horse) i. e. nailed 5 or pricked in Shoeing. Een f Hoefnagel. Een Nagel die by ’t S beslaan van een Paerd ingedréven J voord. To ACCOAST’ , to land from on Board a Ship > Boat, &c. to go a Shore. Landen uit een Schip, Boot of Schuit, aan Land gaan. To AC’COIL, to Bustle, crowd or be in a hurrey. Baazelen, dringen, in baast zyn. ACCOLA’DE , Clipping and Colling, Embracing a- bout the Neck ; a Ceremony formerly used in Knighthood by the King, putting his Hand a- bout the Knight's Neck. (F.) Omhelzing, omar- ming, bet Jlaan van de Armen om den Hals ; eerie Gewoonte die voor deezen , door den Kpning by bet Omhangen van de Ridder Order in Acht genomen wierd. ACCQ’LENT , (accokns , L.) he who inhabits ACC,^ 21 near } or a Borderer on any place. Iemand die na by eene Plaats woond , , of daar aan grenst. ACCOLLE’, ( in Heraldry. ) Een Woord ’ t welk in de Wapenkunde , in een driederlei Zin gebruikt word i. Foor twee faamen gevoegde Dingen. 2. Foor Dieren met een Kraag of Kroon om den Hals. 3. Foor Stokken en Zwaarden , kruiswy- ze agter een Schild geplaatst. ACCOM MODABLE , ( accommodabilis , L. ) that which may be fitted to another Thing, ’t Gee - ne tot iets anders van pas gemaakt kan worden. ACCOM’ MOD ABLE, that which may he reconci- led to , is consistent with , or may be ap- plied to. Fergelykbaar , dot met iets anders vergeléken , of overeen gebracht kan worden. ACCOM’MODABLE ; that may be composed or brought to an Agreement. F. Het geene verge- leken of vereffend kan worden. To ACCOM’MODATE , (accommoder , F. accommo- datum, L.) to adjust, to apply, to fit, to pro- vide' for, to furnish with; to agree or make up a Difference. Vereffenen , toepafsen , van pas m naken, verzorgen, voorzien; een Verschil ver - effen»™-. To ACCOM’MODATE , (among Geometricians) fignilies to fit a Line or Figure into a Circle, £?c. as the Condition of the Proposition requi- res. Een Lyn of Figuur in een Cirkel paf sen, na dat de Staat van ’t Foorstel vereischt. ACCOM’MODATE, (of Accommodatus , L. ) when used with the particle for,, it denotes conve- nient or proper ; with the particle to , it im- plies fuitabje. Geschikt', bet ament lyk ,. wel- voegjyk. ACCOM MODATION , the Att of accommodating,' adjusting, fitting, L. Fergelyking , Vereffening , Verzorging , enz. ACCOM’MODATION , (in Philosophy) the Appli- cation of one Thing to another by Analo- gy. De Toepafsing van bet eene Ding cp bet ander , door Evenredigheid. ACCOM’PANIMENT , the Adding of one Thing to another by way of Ornament. Het voegen van bet eene Ding by 1 st ander by wyze van Ornament ACCDMPA’NIMENT , (in Heraldry) any Thing added to a Shield , by way of Ornament , as the Belt, Mantling, Supporters. Een Ding d at tot een Ornament by een Wapenschild gevoegd word; als, de Draagband , Mantel , &c. ACCOMPA’NIMENT , ( in Music ) is used for the Instruments, wich Accompany a Voice, to make the Music more full, Ac campagne eren, MèdespeeUn . C 3 To AC» ACC. To ACCOM’PANY , (accompagnsr , F, ) to keep Company with, or wait on a Person; to go or come along with. Met iemand Gezelschap bon- den, hem opwagten , met hem gaan of komen. To ACCOMPA’NY a Voice. Een Stem met fpeelen ondersteunen , een Stem accompagneeren. ACCOM’PLICE , ( Complice , F. ) One that has a Hand in a Businefs, or that is privy to the fa- me Design or Crime with another. Een Méde- ■pJigtige , een die de Hand in eene Zaak geleend heeft , of die benévens een ander aan het zelf- de Voorneemen of aan dezelfde Misdaad Deel heeft. To ACCOMTLISH, ( accomplir, F. of accomplere , L.) r. To perform, finish , or fulfil. 2. To execute or bring a Matter or Thing to Perfec- tion. 3. To complete a Period of Time. 4. To obtain or acquire. 1. Verrichten. '2. Vol- tooien', volbrengen , eene Zaak tot Volkomenheid brengen. 3. Een bepaalden Tyd vervullen. 4. Verkrygen of machtig worden. ACCOMTLISHED , (accompli , F.) as a Person well accomplished , i. e. a Person of extraordi- nary Parts or Endowments. Een bekwaam Persoon, een Man van ongemeene Bekwaamhéden. ACCOM’PLISHMEiN ti , ^ 1? ^Ac- quirements in Learning. Verkrègene , toenee- mende Geleerdheid. AC’COMPT, all Computations made Arithmetical- ly. Eene Rekening , alle rèkenkundige Begroo- tingen. AC’COMPT , (in Commerce') all those Books in which Merchants , and other Traders register their Transactions. Alle Koopmans Boeken , in welke zy hunne Zaaken aantékenen. AC'COMPT, (in Company) is lipf-u^en turn Mer- chants and Traders , wherein the Transac- tions relative to their Partnership are registred. Boeken van eene Compagnieschap. AC'COMPT , (in Bank) is a Fund deposited either at fome Bankers, or the Bank by Traders, as running Cash, to be employed in Payment of Bills. Een Som die men in de Bank , of aan een Kafsier geeft , als gereed Geld ter Betaaling van Wifselbrieven , enz. AC’COMPT of Sales. Zie ACCOUNT of Sales. ACCOMP’TANT , ( accomptant , F. ) One who is not only well fkilled, in casting up Accounts, but in Book-keeping. Een die niet alleen ervaa- ren is in de Rékenkonst, maar ook in ’t Boek- houden. ACCOMP’TANTSHIP, the Qualifications necefsary for an Accomptant. De noodige Hoedanigheden van een Rékenaar. AC’CO'RD , ( accord, F. ) 1. Agreement or Compact. 2. Agreement of mind, 3. Mutual Harmony or ACC. Symmetry. 4. Self - motion ; as , it opened of its own Accord. Accoord. 1. Overeenkomst of yerdrag. 2. Overeenstemming van ’t Gemoed, 3. Wéderzydsche Harmonie of Gelykwillendbeid. 4. Vanzelf sbeid, uit eige Beweeging , ACCORD’ , ( in Common Law) an Aggreement or Contract from one Man to another, to make Satisfaction for an Offence or Trespafs com- mitted, or fome Damage done. Een Overeen- komst of Verdrag tufschen den cenen Menscb en den ander , om Voldoening te geeven voor eene Belédiging , Overtreeding of aangebracbti Schaade. ACCORD , (in Music) is the Production, Mix- ture , and Relation of two Sounds , of which the one is Grave, and the other Acute. Ac- coord, is bet Gewrochte, de Vermenging en Be- trekking van twee Geluiden , waar van het eene zwaar en het andere fcherp is. To ACCORD’, (accorder , F.) to aggree, to hang together, to unite. Overeenkomen, faamenban- gen , vereenigen. To ACCORD , (in Music) 1. To Tune two or more Instruments , fo as they fliall found the fame Note when touched by the Hand or Ttnur o To Hannanive. Stemmen t. Van twee of meer Speeltuigen , zo dat zy bet zelf- de Geluid geeven als zy met de Hand of Strykstök worden aangeraakt. 2. Overeenstem- men. ACCORDANCE , Agreement, Friendship, Confor- mity. Overeenstemming , Vriendschap , Gelyk- heid van Zinnen. ACCORDANT, agreeable. Overeenkomstig , Aan- genaam. ACCOR’PORATED , (accorporatus , L. ) joined or putto, embodied. Saamengevoegd , by gevoegd , ingelyfd. , To ACCOST’ , ( accoster , F. ) to approach , to draw near to , to make or come up to , or fee upon a Person. Naderen , naderkomen , by iemand komen. ACCOUNT , ( Aecomptuare , L. Conte , F. ) 1. a Reckoning; 2. The total or result of Compu- tation; 3. Estimation, or Value; 4. Rank, Di- gnity, or Distinction; 5. Regard, Considera- tion , for the Sake of: „ Sempronius gives no thanks on this Account A 6 . Reason or Cau- se ; 7. Narrative or Relation ; 8. Opinion or Belief; 9. Review or Examination; 10. Expla- nation, or Afsignment of Causes; 11. The Rea- son of any Thing collected,* 12. Profit, Gain, or Advantage, r. Rékening ; 2. De Hoofdsom, of de Uitkomst van eene gecyfferde Som ; 3. Schatting of Waardeering ; 4. Rang, Waardig- heid, of Aanzién ; 5. Achting, uit Aanmerking van ; 6. Réden of Oorzaak ; 7 . Verhaal of Ver- slag ; 8. Gevoelen of Geloof; 9. Overziening of ACC. Onderzoek ; io. Uitlegging of Aanwyzing der Oonaaken ; ix. De Saamengevoegde Réden van eene Zaak; 12. Voordeel , Profyt , Winst. ACCOUNT, (in Law) a particular Detail sr Enu- meration delivred to a Court or judge, See. of what a Man has received or expended for ano- ther, in the Management of his Affairs. Een byzmder Verslag, of Oprékening aan een Hof , Rechter , enz. van ’ t geene iemand voor een an- deren 't Bestier zyner Zaaken ontvangen of uit- gegeeven heeft. ACCOUNT , (in Common Law) Account or Ac* compt, is a Writ or Attion which lies against a Bailiff or Receiver , who ought to render an Account to his Lord or Mister, and refuses it. Een [cbriftelyk Bevel , aan een Baljuw of Ont- vanger om Rekening aan zynen Heer of Mees- ter te doen , wanneer hy zulks weigcrd. An ACCOUNT of Sales, (in Traffick) an Account in which the Sale of Goods is fet down in Par- ticular^. Eene Verkooprékening van onderschei- dene Dingen. ACCOUNTABLE, liable to give an Account, ans- werable for or to. Verantwoordelyk ACCOUNTANT . one well verged in Casting-up Accounts. Een Rékenaar , Rp&p nm.ee ster . die wel ervaaren is in, de Cyfferkonst. ACCOUNTANT, (in Law) one who is obliged to render an Account to another. Iemand die verscbuldigt is , aan een ander Rekening of Verantwoording te doen. ACCOUNTANT GENERAL , (an Officer belon- ging to the Court of Chancery.) De Ontvan- ger Generaal. ACCOurisu, v^. a siicuipsa y as ms conscience accouped him , i. e. reprehended, blamed. (O. L ) Werwêten , bestraf d , berispt , als zyne Con- sciëntie verweet bem. To ACCOU’PLE. (Accoupler , F.) to link or join together. Koppelen , aan één binden , faunen - voegen. To ACCOUTRE, ( acceutrer, F.) to attire, drefs, trim , or furnish. Aandoen, kleeden , opschik ken , ftöjfeeren . ACCOUTREMENT, r. Attire , Drefs, Garb. 2. Furniture. 3. Equipage, or Habilemeftts of War. 4. Ornaments. 1. Gewaad , Kleeding. 2. Huisraad. 3 Oorlogstuig of Krygsgewaad . 4. Cieraaden , Ornamenten. To ACCOY, to afswage (O.) Verzagten , doen be- daar en , verligten. ACCRETION, ( of accretio, L ) properly a Gro- wing or Sticking to. Eene Aangroeijing , Aan- kleeving. ACCRETION j (with Naturalists) an Addition ACC. '23 of Matter to any Body externally. 'De Ver - meerdering Van Stöffe , uitwendig aan een Lighaam. ~ ü ACCRETION , or AC CliE’ MENT , (with Civi- lians) a vague or vacant Portion, joined with Grounds heids or pofsefsed by another. Een open of onbezeten Deel dat gevoegd word by den Grond die een ander heeft of bezit. ACCRETIVE , ( accretio , L. ) that by which Growth is encreased; that by which Vegetation is augmented. Het geene den Groei doet, toenesnien , dat den Wasdom vermeer- derd. To ACCROACH’, (accrocber , F. a Law-term) to incroach , to draw away another’s Property. Indringen , een anders Eigendom weg- of in- neernen. ACCRQACH’MENT , the Aft of Incroaching or Grasping what is the Property of another. In- dringing , Wegneeming van een anders Ei- gendom. ACCROCHE’ (in Heraldry) is when one Thing hooks in another. In malkander gehaakt . -p a (T-r^Ts Tver s ( accro-itre , F. of accrescere , L. ) , r i to be increased or added. to. Ver- To ACGREW , < H . s ^» as n ayMm To ACCRUE, (in a Commercial Sense) to Arise or proceed from. Qirtstaan , van voortkomen. ACCUBA’ CION , ( accubatio , L. ) the Posture of lying down, praftised by the Antients at their Meals. De wyze van bet leggen der Ouden , aan hunne Maaltyden. ACCUBETION, ( ac cubitus , a Sitting down.) Eene To ACCUMB , ( accurnbere , L. ) to lie down or fit a Table. Aan de Tafel leggen of zitten. To ACCU’MULATE , ( accimuler , F. accumulate L. ) to heap up, or gather in Heaps. Ophoo- pen , bet één op het ander Jlapelen ; of in Hoo- pen by malkander verzaamelen. ACCUMULATION, an Heaping up, or Gathering together. L. Eene Ophoping , of by elkander verzaameling. ACCUMULATIVE, that which increases, or that which is added to ; additional. Vermeer- derende , ’t geen vermeerderd , of dat by ge- voegd word. (Accuratio , L. ) Exaflnefs» ! ' ACCURACY, ACCURATENESS, 1 including the Idea of Indus- try ; Justnefs or Nicety,. Naauwkeurigheid , ins luiten - de het Denkbeeld van Naars- tigheid , Netheid ,, of Kies- heid. ACCURATE, (accuratus, L, ) exaft. canons, ni- cely 24 ACC. ACE. cely done. Naauwkeurig , net , zindelyk ge- daan. To ACCUR’SE, to blast or load with a Curse ; to doom to Destruftion , to imprecate Curses upon. Vloeken , •vervloeken , ten Verdë'rve verwyzen , Vervloekingen over uitstorten. ACCUR’SFD, (of ad, d. changed into c for the fake of Euphony , and Curse Sax . ) that lies under a Curse, or under a Sentence of Excom- munication. Een Ge-excommuniceerd Persoon, een Gevloekte , één die onder een Vloek of onder het Vonnis der Excommunicatie legd. ACCUR’SED, Execrable, that which deserves Exe- cration. Verfoeijelyk , afgryfselyk j dat geene dat Verfoeijing verdiend. ACCU'SABLE , (accusabilis , L. ) that which is liable to be found fault with , censured or blamed. Bescbuldigbaar , berispelyk., hestraf- felyk. ACCUSATION , an Accusing , Charge , Informa- tion , or Impeachment. (F. of L) Eene Beschul- diging. ACCUSATIVE Case, ( Accusatif , F. of Accusati- vus, L.) the fourth Case of a Noun, always governed by a Verb Aftive, or Preposition, Cp n mi -nf . iv .n J-T 6 f- — niaai'An Clpn\nl. 17' n Verses that begin with a fhort Syllable , and end with a long one. Zékere Vaerzen die met een korte Syllabe beginnen en met een lange eindigen. ACE’PHALOUS , fomething without a Head. Na- turalists apply this Term to Worms , which have been fupposed formerly to have no Headh Zonder Hoofd, de Natuurkundigen pafsen dit Woord toe op Wurmen , die men voor deezsn meende geen Hoofd te hebben. ACE’PHALOUS, (in a figural Sense) those who have no Superior , Chief , or Leader. Hoof- deloos, die geene die geen Meerder, Opperste of \ r .piasmiL-fL Hoodcs-tm* ACE’PHALOUS , (in Antient Law-books) those poor People who held nothing in Fee , either of King, Bishop, Baron, or Feudal Lord De arme Menschen , die geen Leengoed bezaten » noch van den Koning ; noch van een Bif schop. Baron of Leen-heer. ACE’POINT , the Square of a Dye having a Angle Point. Het Vierkant van een Dobbelsteen , daar rreas» — AJjyi VumP fhn/lt ACER, (with Botanists) The Maple-tree. De Eft- doom, Mast-boom. ACERB’ , t ( acerbe , F. of acerbus , L. ) a Taste be- tween Sour and Bitter , fuch as most Fruits ha- ve before they are ripe. Wrang. Een Smaak tuf- schen Zuur en Bitter gelyk veele Vrugten hebben eer ze ryp zyn. ACERBITY , (Acerhitas , L. ) Sournefs , Sharp- ■ nefs. Zuurheid, Wrangheid, Scherpheid. } ( in a figural Sense ) Severity ACERBITY, i of Temper , Roughnefs of ACERBI’TUDE, . Manners. Gestrengheid van J Aart , Rauwheid van Zéden. ACERI’DES , ( Ak^iS'h , Gr. ) Plaisters without Wax. Pleisters zonder Waseb. ACE’ROSE , ( Acerosus , L. ) Chaffy, full of, or mixed with Chaff. Kaf achtig , vol van-, of vermengt met Kaf. ACER’RA , (Among the Romans ) a kind of Altar eredled near the Gate of a Person deceased, whe* ACE. whereon his Family and Friends daily offered Incense till the Time of his Burial. Een Soort •van een Altaar dat digt by de Deur van een Qverlédene opgericht wierd , en waar op zyn Bloed - , en andere Vrienden dagelyks tot den Tyd zyner Begraaffenifse Reukwerk offerden , ais. méde de Föt in welk bet Reukwerk gebrand, wierd. ACER’ VAL, { acervarlis , L. ) belonging tu a Heap. Tot eenen Hoop beboorende. ACER’VATE, (acervo, L. ) To raise up in Heaps. In Hoopen opreizen. ACER’VATION. A Heaping up. Eent Opho- ping. i ACES’CENT , ( acescens , L.) tending to Sournefs. Zuur-acbtig , naar bet zuure bellende. ACE’SIS , (Axes i 5> Gr. in Medicine) a Remedy, or Cure. Een Geneesmiddel öf Geneezing. ACES’TA , (from Amu® , Gr. in Medicine) Di- stempers that are curable. Geneeszelyke Kwaaien. ACES’TORIS, (Av.eregis, Gr. ) a Female, used by Antient Medical Writers , and fometimes ap- plied to a Midwife. Een Vrouwspersoon. Dit Woord is door de oude Medicynscbe Scbryvers gebruikt , en fomtyds op een Vroedvrouw toe- gepast. ACETABITLA , ^in siniuomy ) certain tilandules in the Chorion, one of the Skins which cover a Child in the Womb. Zékere Klieren in de Chorion, öf één van de Vliezen, die een Kind in de Baarmoeder bedekken. ACETABU’LUM , (in Botany) the Herb Navel- wort. Navelkruid . een Soort van Zee-gewas of Plant. ACETABU’LUM, (in Antiquity) a Roman Mea- sure. Een zékere Romeinsche Maat , grnot om- trend bet agtste Deel van ons Mingelen. ACETAB’ULUM , (in Anatomy) the Cavity in the Huckle bone , which receives the Head of the Thigh-bone within it. De Holligheid van het Heupbeen, daar bet Hoofd van bet Dei-been in fluit. ACETARS , ( Acetaria , L. ) Sallets and Vinegar. Salade met Azyn. ACE’TIAM BILL , ( L. in Law) and likewise, a Clause of a Writ, where the Action requires fpecial Bail. Een zéker Geschrift , of Clausui daarvan, als de Aftïe een byzondere Börgtögt vereiscbt. ACETOSA , ( in Botany ) Sorrel. Z uuring. ACE’TOSE , (acetosus , L. ) Eager, four, full of Sournefs. Scherp , zuur , vol van Zuurheid. ACE'TOSELLA, (in Botany) Wood-Sorrel. Wil- ACE. ACH. 2 5 de Zuuring , kleine Zmiring , Scbaape- Zur- kel. ACETOSTTY , (Acetositas , L. ) Sournefs, Sharp- nefs, Tartnefs. Zuurheid, Scbè'rpbéid, Wrang- heid. ACETOUS. Zuur achtig , rinscb , wrang. ACETI SPIRITUS, Spirit of Vinegar, or distilled Vinegar reaified , (L.) Geest van Azyn , öf Overgehaalde Azyn. ACE’TUM, Vinegar; in general, e.ny acid Liquor," as Spirit of Salt, Nitre, Vitriol, &c, Azyn ; in ’t Algemeen alle zuure Vochten , als Geest van Zout, Salpeter, Vitriool, enz. ACE’TUM Distillatinn , ( in Chemistry ) di- stilled Vinegar , chiefly used in Preparations for Precipitation , and Difsolution , ( L. ) Ge- distilleerde , of overgehaalde Azyn , voorma * mentlyk in gebruik . in Toebereidzelen ter Neêr- stooting ( Precipitatio ) en Ontbinding. ACETUM Rosarum , Vinegar of Roses, (L.) Azyn van Roozen , of Roos-Azyn. ACETUM Alcalisatum , or Alcaliticum , (among Chymists) Vinegar distilled, in which fome al- kalisate Salt is infused. Overgehaalde Azyn met een Inmëngzel van Acalisch Zout. ACETUM Philosopborum , a four Liquor , made by difsolving Butter or icy Oil of Antimony in Water, (L.) Een zuure Vocht om Boter vf verhards Olie u j he JV.rtsr te ontbinden. ACETUM Radicatum , the fharpest Part of Vine- gar , with hath its Phlegm drawn off, (L ) Het fcbërpste Gedeelte van den Azyn , daar de Phlegma afgezonderd is. ACH. A’CHAMECH , the Drofs of Silver, fo called by Chymists. Schuim van Zilver , dus door de Chy- misten genoemd. A'CHAT, ( Achet , F.) a Bargain or Purchase. Een koop , inkoop. A’CHAT , (in Common Law) a Contra# , or Bar- gain. Een Koop, Beding, of Verdrag. A’CHATES , ( A%c &] £$ , Gr. ) Agate, fo called frem a River in Sicily where it was first found. Agaat, dus genoemd na e ene Rivier SLilien, daar het eerst gevonden wierd. ACHA’TORS, Purveyors, (O. L.)Foorraad Ver- zorgers. A’CHE , (Ace, Sax.) a Pay* in any Part of the Body. Pyn , in penig Deel van het Dig - haam. A'CIIE . (among Farriers) a Disease in Horses, proceeding from Cold, that causes a Numbnefs D - in 2.6 ACH. in the Joints. Een Kwaal der Paerden uit Kou- de ontstaande , die eene Verdooving in de Ge- wrichten veroorzaakt. To A’CHE, to be affeéted with Pain. Pyn hebben, door Pyn aangetast worden. A’CHED, choked. Chauc. Gestikt gewurcht. ACHE’REST, an Antient Measure of Corn. Een oude Koorii - maat. ACHER’NER, (in Astronomy ) a bright fixed Star of the first Magnitude in Eridams. Een hel- dere vasse Ster, van de eerste G route , in ’ t Ge- sternte Eridanus. A’CHIA, (a Species of Cane growing in the East Indies, which is pickled green there , with Vi- negar , Pepper , and other Spices. ) Azia , of Atsja, een Soort van Rotting die in Oost-Indiën groen ingemaakt word. ACHFAR, ( a Malayan Word , fignifying all Sorts of Fruits and Roots pickled with Vinegar and Spices) pickles. Zuuren , ingemaakte Vruchten van allerlei Soort. (of Achever , F. ) r. To finish , to accomplish , to perform fo- To ACHEVE, I me notable Exploit with Suc- ! cefs. 2. To Gain or Procure. I i. Ten einde brengen , voltooijen . To ACHFEVE , eene gewichtige Onderneeming ge- I lukkig uivoeren. 2. Winnen of J VerzHfgpn . te weeg brengen. ACHIEVEMENT, the Finishing of a notable Ac- tion. Het volbrengen van een merkwaardige Daad. ACHIEVEMENT, The Ensigns Armorial ofaFamily. De Wapen - tékenen van een Geslacht , zynde de byzonders Figuuren die men in elks Wapen vind. A’ CHILLS A , (in Botany ) Duizend-blad , Geruws met geele Bloemen. ACHFLLES , ( in Anatomy ') a Tendon formed by the Tails of feveral Muscles, and tied to the Os Calcis. Een Trekker gevormd door de En- den van verscheidene Spieren, aan het Os Gal- eis gehecht. ACHFLLES, a Name which the School-men give to the principal Argument , alledged by each S'eft in their behalf. Een Naam door de School- geleerden gegeeven aan htt voornaamste Argu- ment. ’t weik door ieder Sefte ten hunnen voor * deele w, r( l by gebracht. ACHIO’TE, the Name of a Dye in the Brazils, more commonly Vnown by that of Rocous. De Naam van een Dei { n Brazilian , béter bekind by, die van Rocous. ACHIOTTE Een Amerikaanscbe Drogcry , daar ds Orleaan van gemaakt word. ACH. ACHLY'S , ( , Gr. ) a certain dark Distem- per of the Eye wich is reckoned among the Amblyopia , or Dimnefs or Sight. Een Oog- kwaal , waar door het Gezigt verduisterd word. ACHOK’ËN , to choke , or furfeit. Chauc. Koq * ren, kaaken, walgen , flikken. ACHNE’ , (a y,n , Gr. ) Froth , Chaff, Smoak, or any light Substance, used by Galen ; 1. For a foft white Mucilage rwimmlng in the Eye . very common in Fevers. 2. A frothy Matter with which the Fauces are fometimes filled in an Exulceration of the Lungs. Schuim, Kaf, Rook , of e enige ligte Stoffe , wordende door Ga- lenos gebruikt: 1. Voor een zagt , wit , fnöttig Vocht in het Oog dryvende , zeer gemeen in Koortsen, 2. Voor een febuim- achtige Stüffe waar méde , by eene Verzweering van de Long,, de Kwabben rif Lobben gevuld zyn. ACHO R , ( 'Aftap , Gr. ) a Sort of crusted Scab, wich makes an Jchting and Stink on the Surfa- ce of the Head. ( Medic . ) Een dikke Jlinkends: Schurft op bet Hoof'd der Kinderen. ACHO’RES , (the plural, ofAchor) Ulcers in the Heads of Infants. Zweeren op de Hoofden van de Kinderen. ACHO’RISTOS , (A^ofiros , Gr. inseparable . in Medicine ) applied to those Accidens , Signs- and Symptoms, which always accompany each other. Onafscbeidelyk , word in de Genees- konst toegepast op de Toevallen , Tékenen en Kenmerken , die malkanderen altoos verge- zellen. ACHRAS , ( in Botany. ) De Wilde Peereboom. ACHROI’ , (Aj^foj , Gr. of & Negative and x^eie, Colour) Pale, according to Galen, through a a Deficiency of Blood. Applied by old Medi- cal Writers to those. Persons who have lost their natural Colour. Bleek , volgens Gale- nus, ontstaande uit Gebrek van Bloed, en word door de oude Medicynsche Schryvers toegepast, op Menschen die hun natuur lyke Kleur ver- looren hebben. ACHRO’NICAL , ( A^aviKo;, Gr. out of Time) a Term in Astronomy. It fignifies the Rising of a Star when the Sun fees , or the Setting of a Star when the Sun rises: in which Cases the Star is faid to rise or fet Achronïcally. Achro - nisch , een Woord der Stemkunde ; betékenende het Opkomen van eene Ster als de Zon ondergaat, of hft verdwynen van een Star als de Zon op- gaat , in welke Gevallen de Ster gezè'gt word Acronfsb op of onder te gaan. ACHRY’ANTHIS , ( the Name of a Flower. ) Achry- anthis , de Naam. van eene Bloem. ACHTE’LING , a liquid Measure in Germany. Acbteling eene Vogt-maatte in Duitschland. ACHTE’LING, a dry Measure. Een Agtendeel, 6 f I ACH. ACL of half vierde Vat, een droogs Maatte in Hol- land. ACHYR’ANTES , ( in Botany. ) Een zéker Geslacht van Planten zonder Bloemkrans . ACL ACICULA,, (in Botany ) the Herb Shepherds-nead- le, or wild Chersil. ( L. ) Herders -naald , zé- ker Kruid. ACrCULffi , ( in Natural History ) Certain fmalt Spikes, or Prickles, in Form of Needles .whe- re with Nature has armed feveral Animals. Pennen of Prikkels , waar méde de Natuur ver- schelde Beesten gewapend heeft . A’CID, ( acide , F. of acidus, L. ) tart, four.Iharp, biting. Wrang , zuur , fchërp , bytende. Ai > ACID 01 Fït pA. Spirit . C in Chymistry ) is a Spirit mixed with acid Salts , .to check its vo- latile Quality ; as Spirits of Salt, Allum, Vi- triol, Sulphur, &c. Een zuure of vaste Geest. Is een Geest vermengt met fchërpe Zouten , om deszelfs vlugge Hoedanigheid te hernemen, als Geesten van Zout , Alluin , Vitriool , Zwa- vel , enz. A'CIDS , Bodies whose fmall Particles are {upposed to be fömewhat longish and flexible, penetra- ting and attenuating, having their Points iharp and piercing. Zout -zuur en , Lighaamen met fchërpe Deeltjes, die men vermoed , eenigzinds langkwerpig en buigzaam , doordringende en ver- dunnende te zyn , hebbende fihZrp/> p.n daarbna- rende Puntjes- Natural A’CIDS , (in Physic ) fuch Acids as have a proper Sbarpnefs of their own as Juice of Le- mons , &c. Natuurlyke Zout-zuuren , zulke die van zich zelve eene behoorlyke Scherpheid bezit- ten , als Limoensap , enz. Artificial A’CIDS , (in Chemistry j fuch Acids as are prepared by the. Fire in Chemical Opera- tions. Nagemaakte Zout-zuuren , zulke die door het Vuur in Scheikundige Werkingen worden toebereid. Manifest A’CIDS, fuch Acids as nffeft the Tongue with a Sense of Sharpneis and Sournefs. Ge- voelige Zout-zuuren , die de Tong met een Gevoel van Scherpheid en Zuurheid aandoen. Dubious A’CiDS, fuch Things as have not enough of the Acid Nature, to give fensible Marks to the Taste ; but yet agree with the manifest Acids on other Properties. Twy luchtige Zout- zuuren, zulke Dingen die niet genoeg van de Natuur der Zout-zuuren hebben om voelbaare Té- kenen aan den Smaak te geeven, en nogthans in hunne overige Eigenschappen met de gevoelige Zout-zuuren overeen komen. ACIDITY , ( Acidité , F. of Aciditas , L. ) Sharp- nefS{ Tartnefs ; the Taste which acid Bodies ACL ACK. 27 sffeft the Mouth with. Scherpheid, Wrangheid ; de Smaak , daar Zout - zuuure Lighaamen de Mond méde aandoen. ACFDITY, ( in Chemistry ) the Acidity, or Keennefs of any Liquor that consists in keen Particles of Salts , difsolved , and put into a violent Motion by the Means of Fire. De Zout - zuurheid öf Scherpheid van eenige Vocht die uit bytende Deeltjes van ontbonden Zout bestaat , die door Middel van het Vuur in eene geweldige Bewee- ging gebracht worden . ACFDULA , (in Botany ) an Herb, a Kind of Sorrel. Een Soort van Zuuring. To ACCI’DULATE, to impregnate with Acids, to turn Sour by the Infusion of an Acid. Zout- zuur maaken , door een Inmëngzel van Acidas verzuuren. ACID’ULAs , any Medical Waters that are not hot, like those at Bath (L. ) Alle Medici- nale Wateren , dieniet beet zyn,gelyk die te Bath. ACINA’CES , a Kind of Curtelafs , or Scimetar , used among the Persians. Een Soort van een Sabel of Zwaard by de Persiaanen in gebruik. ACINE’SIA, ( AKMjTict, of « negat, and jciW/? Mo- tion, Gr.j the Immobility of the whole Body, or any Part thereof, as in a Palsy, Appoplexy, Swooning, &c. (L. ) De Onbeweegbaarheid van bet Lighaam , of een Gedeelte daar van in eene Geraaktheid , Beroerte, Zwymeling , enz. ACFNI , the Seed that is within a Fruit. De Zan- den die binnen in een Vrucht zyn. ACiNiFOR’Mis tFurchra , ( m Anatomy') the fame with the Uvea Tunica of the Eye. (L. ) Pics tweede Oogvlies. ACI'NOS, (in Botany ) the Herb wild Basil. Wil- de Basilicum. A’CINUS, a Grape -Pone (among Botanists ) the Fruit of all fuch Plants as bear it in Clusters. (L ) Een Druive Korrel , de Vrucht van alls Planten -die aan Trofsen groeijen, ACK. To ACK’ELE. Zie ACOLE. To ACKNOWLEDGE, (from the Preposition ad, or ac , and Cnap , con traded of Cnapan , to know , and Legan , to put , Sax. i. e. to pfiC into Knowledge), i. To own or confefs. 2. To be thankful or grateful for. 3. To reward or requite. 4. To own or profefs ? former Ac- quaintance with a Person. 5. To approve, i. Erkennen of bekennen. 2. Pr gens dankbaar of erkennende voor zyn. 9. V er golden of he-ioo- nen 4. De voorige Kennis met iemand erkennen of helyden. 5. Goedkeuren. ACKNOWLEDGMENT. 1. Confefsion, öwenmg, D 2 2, Gra» ACK. ACL. ACM. A CO. 2. Gratitude , Thankfulnefs. 3. Confefsion of a Fault. 4. Belief, attended with open Profes- sion. i. B ely denis , erkentenifse. 2. Dankbaar- heid öf Vergelding. 3. Bekentenis van een Fout. 4. Geloof vergezeld van opentlyke Bely- denifse. ACKNOWLEDGMENT Money-, Money paid by fo- ilie Tenants at the Death of their Landlord , as.their' Acknowledgment of and to their new one. Erkentenis Geld, Geld 't geen de Vaf sul- len of Huurders by da Dood van hunnen ouden Landheer als een e Èrkëntenifse van den nieuwen betaalen. ACKOWN% known, acknowledged, &c. Shakes?. Geweeten,. erkent . ACL. ACLI’DES, (in Roman Antiquity.') Een Soort van Werpspies der oude Romeinen. To ACLOYE, overcharge. Chauc. Overeiscken, te veel rékenen, ACM. ACMAS’TICA Febris , a continued Fever ; the fame with Synocbus , ( Gr . ) Een gestadige Koorts. ACME’, Gr.) the Height or Top of any Thing, the Point of a Weapon, the Prime of any Thing,, the Flower of Age. De Hoogte öf hei Toppunt van eenig Ding. De Punt van een Geweer ; de Bloem van eene Zaak ; de Bloei der y aar en. ACME , ( among Physicians ) is used 10 denote the third Degree or Height of Distempers of which many have four Periods. 1. The Arche or Beginning. 2. Anabasis, or Growth. 3. The Acme, when the Distemper is at the Height. 4. The Paracme, or Declension of the Disease. Dit Woord word door de Artsen gebruikt, om de derde Graat der Hoogte van de Kwaaien aan te duiden, waar in fommigen vier Graaden optel- len. X. Het Begin. 2. De Aanwas. 3. De hoogste Trap , en 4. De Vermindering der Ziek- te, als dezelve begint af te neemen. ACO. JkCOEMETI , ( Gr. ) an Order of Monks at Con- stantinople , that never Hept ali together , but by Turns. Em Order van Monnikken te Constantinopolen , die Nagt en Dag den Dienst in hunne Kerken . waarnamen, Ook noemen de Roomse hgezinden, de Religieuzen van het H. Sa- crament als, nog Acoemeti. To ACOIE', to quiet , ease , relieve. Chauc. pro- bably, of finfjlen to cool. Teut. Stillen , bedaa- r.en , redden. ACQ'JLÖT HIST , (A KiAnOw, Gr, to follow) one ACO. of the lowest Orders in the Roman Church. Een Lékebroeder , één van de minste Orders in de Roomsche Kerk. ACO’LUTHI. De Lyf wacht van de oude Griekscb® Keizers. ACOLU PHI. Oude Stoïsche Philosophen Acoluthi genaamd, om dat ze onverzettelyk bléven by bei geene zy eens besloten hadden. ACOT.YTE, (‘AxcZaéo 5, Gr.) an inferior Church- Servant, in the Primitive Times , who waited on the Priest, &c. lighted the Candles, carried the Bread, Wine,. &c. Now among the Roman Catholics, the Chief of the Minor Orders, or the Priest’s Attendant while he fais Mafs. Een Akolyt , een Kerk - dienaar by de eerste Christe- nen , nu onder de Rooms chgezinden , de eerste van de minder Orders, die den Briester bediend by het leezen van de Mifse. ACOMT 5 ER , to encumber, to lie down, to wal- low. Chauc, Beslommeren , néder leggen , wen- telen. ACOM’BEROUS , cumbersome, troublesome. Chauc. Lastig, moeijelyk, verdrietig. ACO’NE , ( in Natural History. ) Een Soort van Wetsteen, anders Goticula genoemd. ACONITE , ( l’Aconit , F. of Aconitum , L. of tky.óuTvt , probably of «.Art , a Whetstone , Gr. ) a poisonous Herb called WolFs or Libbard^s Bane. Een vergiftig Kruid, Wolfs -wortel ge- naamd. AC ONTiAS , a Comet or Meteor with an oblong Head, and a long Bender Tall , resembling a Dart or Arrow. Een Comeet of Luchtver schyn- sel , met een eirond Hoofd en een lange dunne Staart, naar een Pyl zweemende. AC’ONTIAS, (a poisonous Serpent in Sicily.) De Pylslang , anders Jaculum genaamd. AC’ONTIUM, (in Antiquity.) Een Soort van Fyl of Wè'rpspies. ACOPIS , (a precious Stone resembling Glafs, marked with Spots of Gold.) Goud-Steen. ACOTICA, (AkÓjt(k.«, of tt privative and Fir©*, Labour , Gr.) Ingredients put into Medicines against Wearinefs. Inmëngzels der Medicynen tégen de Vermoeidheid. A’COPUM, ( Akcxoi , Gr. a Fomentation of warm and emollient Ingredients, to allay the Sense of Wearinefs ,• also a Medicine for the fame Purpose. Een St coving van warme en verzag- tende Middelen , of een Geneesmiddel voor de Ver- moeijing. A’COR , (with Physicians). a Sournefs at the Sto- mach , contracted by Indigestion, from whence Flatulencies, and four Belchings arise. (L.) Het Zuur , de Zoöde in de Maag. ACORN, Ge- An- ACO. ACQ. A’CORN , (Accorn , of Aac an Oak, and Corn ' Grain, Sax. öcïtf r, rent. ) the Fruit of the Oak. ^aikerf , de Vruchten van den Liken- boom. ACOR’NED, (in Heraldry) bearing Acorns. akcrd , in de Wapenkunde ; Akers voerende. ACOR’NA , (Axsjvje, Gr.) the Thistle called drcscemon , or Man’s Blood. De Distel Andro- ssinon of Mans bloed genaamd. ACO’RUS , (Axeg&, Gr. ) Calamus Oromaticus , the Sweet-rush. Calmus , welriekende Liscb. ACOS’MY, ( Acosmia , L.of ’A xorpi’a, of « privati- ve , and xctrpoi Ornament , Gr. ) an ill State of Health, joined with the Lofs of natural Co- lour in the Face. Ongezondheid , gepaard met Verlies van de natuurlyke Kleur in het Aan- gezigt. ACOTFLEDONES PLANTJE, (in Botany.) Plan- ten zonder Lobben. To ACOUP’, to reprehend or reprove. (O.) q. d. Aculp. Bestraffen, berispen, doorhaaien. ACOU’STTCA ACOUS’TICKS 'ï ( ‘Aiwrixce , of dxb'a to hear I Gr. ) i. The Doftrine of I Sounds. 2. Medicines or In- j efj-nmentc that heir» lheSense Y of Hearing, i. Het Stelsel of de Theorie der Geluiden. 2. Medicynen , of Werktuigen die den Zin van t Gehoor behulp- - zaam zyn. ACOUSTIC, that which belongs to the Organ of Hearing. Dat töt bet Zinnetuig van ’t Gehoor hehnnrd.\ ACOUSTIC Nerves. De Gehoor -Zenuwen. ACOUSTIC DuSt , ( in Anatomy. ) De uitwendige pafsage van het Oor , gewoanlyker Meatus Au- ditorius genaamd. AC Q. To ACQUAINT’. 1. To inform. 2. To be accusto- med or habituated to. 3. To know perfeftly. 4. To make one’s felf agreeable to, to insinua- te one’s felf into the Favour of. 5. To acquire a perfeft and intimate Knowledge of. Kennis geeven. 1. Onderrichten. 2. Gewoon zyn, of eene Hebbelykheid toe hebben. 3. Volmaakt weeten. 4. Zich zëlven aangenaam maaken, in de Gunst van iemand aanbevélen. 5. Een volmaakte en grondige Kennis verkrygen, ACQUAINTANCE, ( Accointance , F.) applied both to Persons and Things , and followed by the Particle with. 1. Application productive of Knowledge. 2. Personal knowledge arising from Familiarity. 3. An intimate Friendship an Al- liance. 4. A familiar and constant Compagnon. 5. Without the Preposition , fometbing to ACQ. 2-9 which one has been accustomed, when applied to Things ; applied to Persons, a flight or fu- perficial Knowledge. Kennis, toegepast op Per- soenen en Zaaken , en gevölgt van het Lédeke met. t . Eene Oeffening die Kundigheid te weeg brengt. 2. Personeele Kennis onstaande uit Ge- meenzaamheid. 3. Eene byzondere Vriendschap en Verbintenifse. 4. Een gemeenzaam en gesta- dig Med gezel 5. Zonder het Voorz'êtzel , ah het op Zaaken toegepast word , iets daar men, aan gewend is ; en op Persoonen , eene geringe of oppervlakkige Kennis. To ACQUIES'CE, ( acquiescer ,P. of aequieseere, L. ) to rest fatisfy’d , to comply with , to con- sent , to yield , to fubmit to. In berusten , méde toegeeven , toestemmen , zwichten , zich onderwerpen. ACQUIES’CENCE , -\( Acquiescement , F.) tbs ACQUJES’CENY, L Aft of Acquiescing. 1. A ACQUIESCEMENT, 5 tacit Consent, Submis- sion or Yielding to. 2. Approbation exclu- ding all Ripining. ( In Commerce ) The Consent or Agreement a Person makes to follow the Determination of an Arbitrator. Berusting. i. Eene flilzwygende Toestemming , Onderwer- ping of Inschikk ng aan — . 2. Eene Goedkeuring met Uitsluiting- Naberouw. ( Tn tien Koopban- De Toestemming die iemand geeft om zich aan de Uitspraak van een Scheidsman te onder- werpen. ACQUIETAN’DIS Plegiis , a Writ lying for a Surety against the Creditor , that refuses to acquit him after the Debt is paid. ( L. T.) Een Ge- schrift , om veilig te zyn voor eenen Schuld - eischer die weigerd Quitancie te geeven na dat ds Schuld betaald is. ACQUIETAN’DIS in Shires £? Hundreds , a Free- dom from Suits and Services in Shires and Hun- dreds. ( L. T. ) Eene Vrybeid van Lasten en Diensten in de Provintiën. ACQUIETARE, to pay the Debts of a Person de- ceased , as an Heir does the Debts of his Fa- ther , &c. ( L. T. ) De Schulden van een Over- lédenen betaalen , gelyk een Zoon de Schulden-, van zynen Vader betaald. To ACQUFRE , ( acquerir , F. of acquirere , L. ) to get , to attain to purchase. Krygen , ver- krygen, hopen. ACQUISITION , an Acquiring T , Obtaining , or Purchasing. (F. of L.) Eene Verkrygmg of Koop. ACQUJST , (from Acquerir , F. ) Additional In- crease, fometbing acquired or gained, Acquisi- tion. Vermeerderende Verkryging, iets dat ver- krégen of gewonnen is* ACQU)ST,(in Law) Goods not held by Descent or' Inheritance , but obtained by Purchase.. Goede- D 3, rent 30 ACQ. ACT. ren die niet door Afstamming ö/Erfenifse, maar door Aankoop verkrégen zyn. ACQUIST, (in Politics') fqmething gained by Con- quest. Iets door Over-winning of Beniachtiging verkrégen, (Acquest, F. of Acquista , L. ) ACQUIS’ TS , j properly Vifïories gained , or [ Conquests won by the Sword. Ei- f gentlyk Overwinningen , of Ver- ACQUES’TS , j over ingen door het Zwaard ge- J schied. To ACQUIT’, ( acquitcr , F. ) i. To discharge, or free from. 2. To clear from Guilt , not to con- demn with, of, or from , before the Crime. 3. To discharge from any Obligation 1. Ontslaan, levryden. 2. Van Schuld vryspreeken , niet om of voor de Misdaad veroordeelen. 3. Van alle Verplichting ontslaan. (Acquit , F.) a Delivrance , Dis- j charge, or Setting free from j the Suspicion and Guiit of ail ACQUIT’TAL, 1 Offence; and is twofold, in ! Law and Faff. Bevryding , ( Ontslag , of Vry spraak van s t ACQUIT’MENT. I Vermoedenvan de Schuld eener I JVfij »! laad , _ tWeeder- lei ; in de Rechten, en mda j daad. ACQUIT’TAL, (in Law ) is when two Persons are indicted for Felony, one as Principal, the other as Accefsory ; the Principal being dis- charged , the Accefsory is by Consequence ac- quitted. Ontslag (in de Rechten) is, als twee Persoenen van klein Verraat beschuldigt zyn, één als Principaal , en één als Medeplichti- gen ; en den Principaal ontslagen word , zo /preekt bet Ontslag van den Medeplichtigen van zelfs. ACQUIT’TAL, (in Fall ) is when a Person is not found guilty of the Offence with which he is charged. Ontslag, (in der daad ) is als een Persoon niet fchuldig gevonden word ,■ aan de Misdaad die men hem te last gelëgt heeft. ACQUIT’TANCF. , ( Qu.itan.ee ; F.) 1. A Release or Discharge in Writing, of a Debt, or any other Duty formerly due. 2. The Writing itself, i. Schriftelyk Ontslag van een Schuld , of iets dat men te vooren verplicht was, 2. Het Ge- schrift zelfs . A CR. -ACRA'PULA, (ky^Mixa^ , Gr. ) a Remedy by way of Prevention of Drunkennefs and Surfeiting. Een Middel om Dronkenschap of Walging voor te komen . V CR ASIA. , /(in Mede chief Intemperance or Ex- it.’ CRASY, 5 cefs in Eating and Drinking , Slee. ACR, ping or Venery.or Debility , ïmpotency , from Relaxation or lost Tone of the Parts Onmaa- tigheid of Buitempoorigheid in eeten en drinken, Jlaapen, of Wellustigheid ,-of Zwakheid uit ver- slapping der Deglen ontstaande. A’CRASY , (with Physicians ) the Excefs or Pre- dominancy of one Quality above another , in Mixture , or in the Conllitution of a Human Body. De Uitbondigheid of Overtreffelykheid, van de eene Eigenschap boven de andere ,in een Mëngzel , Hf in de Gesteltenis van het Men • schelyk Ligbaam. A’CRE, (Acere, Sax. probably of Sïcftee, Teut. a Piece of arable Land) a Measure of Land con- taining forty Perches in Length , and four in Breadth. A Welch Acre containeth usuall two English ones. Een Akker , een Land van veer- tig Meetroede lang en vier breed. Een Akker in bet Prinsdom van Walles is door gaans ch zo groot, als twee Engelsche. A’CRE, a Word used in the Mogul’s Dominions, inftead of Lack , to fignify 100,000 Roupees. Een Woord in de Domeinen van den Mogö! in gebruik in plaats van Lack , betékenende 100,000 Roupées. 1 A- J /TDXP , ~ T X F o J a ^ ‘ T TTIO- re generally a Rotte. Een Gewicht in de Le- vant gewoonlyk een Rotte genaamd. ACRE’ME , ten Acres of Land. (L. T. ) Tien Akkers Land. ACRESPIRE. Zie ACROSPIRE. A’CRE-TAX, a Tax laid on Land, at fo much per Acre, called in fome Places Acre-fhot. Akker- Geld; eene Belasting op Landeryen. A’CRID , acrimonious, fliarp. Scherp, heet, bitter, en prikkelend van Smaak , ACRIFO’LIUM, (in Botany ) a prickly Leaf. Een fiékelig Blad. ACRIMO’NIOUS , ( acrimoniosus, L. ) iharp, tart, full of Sharpnefs or Tartnefs. Scherp, Wrang, vol van Scbërpbeid of Wrangheid. ACRIMO’NIOUS Bodies , are those whose Parti- cles do eat , fret , destroy and difsolve what comes in their way : or which have a great Acrimony. In- eetende Lighaamen, zyn de zo- danigen, wier Deelen alles in -eeten, verteer en en vernielen dat hen in den Weg komt ; of die zeer veel Schërpheid bezitten. ACRIMO’NIOUS, (in a figural Sense) Sharp and Austere , applied to Behaviour. Scherp en Ge- streng, op het Gedrag toegepast A’CPJMONY , ( Acrmonie , F. of Acrmonia, L. ) Sharpnefs, Eagernefs , Tartnefs, a Quality in Bodies , by which they corrode , destroy or difsolve others Scherpheid .Gestrengheid , Wrang- heid , eene Eigenschap in Lighaamen , waar door 2 V anderen in-eeten , vertesren ; öf ontbinden. * ACRI- ACR. ACRIMONY , (in a figural Sense) Severity of Diposition , Sharpnefs of Temper, Gestreng- heid van Gesteltenis, Scherpte van Geaartheid. A’CRISY, (Acrisia, L. of ’Axpte-tct, of «neg. and to make a Judgment of, Gr.) that of which no Judgment is pafsed , or Choice ma- de ; a Matter in Dispute; also Want of Judici- cousnefs, or Rashnefs in Judging. Het geene waar over nög geen Vonnis geveld , nög geen Keuze in gedaan is ; eene, Zaak in Geschil ; als méde Gebrek aan goed Oordeel , eene Voorbaarig- heid in het Vonnifsen. A’CRISY, (in Physick, Gr.) r. A State or Condi- tion of a Disease that no right Judgment can be made of it. 2. The Patient , whether he will recover , or no. I. E'en Staat of Gesteldheid' van eene Ziekte , zo dat men ’er niet recht over kan oordeelen. 2. De Lyder zelfs het zy hy bé- ter word öf niet. ACRITUDE, ( Acrittido , L. ) a Quality in a Bo- dy, which affeéts the Taste with a Sensation of rough, pungent, and hottish Sour. Eene Hoe- danigheid in een Lighaam die de Smaak met een ruuw , fnydend , en heet Zuur gevoelig aandoet. \ AC’RITV , ( «f tritas, L. ) Sharpnefs in Tcisie , XcircnelS. aouo-i _ e Wrangheid. AC’RIVlOLA, (in Botany) Indian Crefs , of which there are five Species. Indiaansche Kers , waar van vyf Soorten zyn. ACROA’MATICAL, of, or partaining to deep Lear- ning used in Opposition to Exterical. Töt eene grondige Geleerdheid beboerende , in Tegen- stelling van eene oppervlakkige. ACROAT’ICKS , Aristotele’s Leftures in the more difficult and nice Parts of Philosophy , to which none but Scholars and Friends were ad- mitted. Lëfsen in de moeijelykste en keurigste Deelen van de Wysbegeerte , waar by niemand , dan de Scholieren en Vrienden toegelaaten wi orden. ACROCHOR’DON , (üxpofcóê'pav , Gr. with Physi- cians) a particular Species of Warts , more ffiarp and prominent than the common Sort. Een byzonder Soort van Wratten , die fcherper en uitpuilender zyn , dan ’t gemeene Soort. ACRO’DRYA, (‘AKpoiïpvct, of liKpov, the Extremi- ty, and ê'po?, an Oak or Tree, Gr . ) all Fruits having hard Rinds or Shells, fuch as Acorns, Almonds , Nuts , Chesnuts , &c. Alle Vruchten die harde Döppen of Schillen hebben , als Akers , Amandelen, Nooten, Kastanjes, enz. -A’CROE , ( in Botany ) a Name given by the Na- tives of Guinea to a Kind of Shrub , which they use in Wine as a Restorative and Anti-eleptic. Een Naam die de Inboorlingen van Guinea , aan ACR. . een Soort van Heesters geeven , die zy als een Herstèlmiddel enz. gebruiken. ACROKE, crooked, awry; wrong. Cha uc. Krom, fcheef , verdraaid. ACRO’MION, ( 'Ax.payjav , of Hxpav , the Extremi- ty , and a pi 0; , the Shoulder , Gr. ) the upper Procefs of the Shoulder-Blade. ( Anat . ) Het op- perste Gedeelte van het Schouder-blad. ACRQMONO - GRAMiMATICUM. Een Gedicht , waar in ieder Régel , met dezelfde Letter be - gind , daar de voorige Régel méde eindigd. ACROMTHALUM , ( axpipupxXon , of dxp»\i , the Extremity, and oy.cpa.Xo-, the Navel, Gr.) the middle of the Navel. ( Anat .) Het midden van de Navel. ACRO’NYCAL , (in Astronomy.) Zie ACHRO- NICAL. A’CROS , (j'Axpos , Gr. ) the utmost End of any Member ; also a little Stem or Stock. Het uiterste Einde, of Tipje van een Lid, als méde een kleine Steng of Steel. A’CROS, (in Anatomy) the Prominences , Knobs and Tops of' Bones. De uitstékende Knobbels op Punten der Beenderen . A’CROS, (in Botany) Tops of Plants. De Tóppen vP-, si'' J V A’CROS, (in Physick) the Height and Vigour cf Diseases. De Hoogte en Kracht der Ziektens. To ACROSPTRE , or ACRESPIRE, (with Maltsters) to fprout , at the Blade-end. Schieten ; aan de- Einde van het Koorn, daar het Zoudvézeltje zit , uitspruiten. ACROS’PIRE , a Shoot or Sprout from the End of Seeds before they are Sown. Een Scheut of Spruit van een geschoote Koorntje. ACROS’PIRED. Geschooten. A’CROSS, Crofs-wise, Thwart-wise. Kruifseling i Dwars. A CROS 3 PICE, ( Axponpjof , of Hxps; the Top or Extremity, and Hpt «« a Verse, (Gr.) a Poem or certain Number of Verses , whose Initial Letters make up fome Person’s Name, Title, or fome particular Motto. Een Naamdicht, Letter- Vaers. ACROSTIC , that which has the Property of an Acrostic. Het geene tot een Naam of Letter Vaers lehoord. ACROSTOLIUM , (in the Naval Architecture. ) Het uiterste Gedeelte van het Ornament ,, op het ' Voorsteven van een Schip. ACROTERIA , )(’ Axporipiot , Gr. in Archite&ure) ACRO’TERES.S 1. Sharp Pinnacles and fpiry Bat- tlements , which Band in Ranges about flat Buildings, with Rails and Balusters. 2. Little Pule*- 3 2 ACT. Pedestals, commonly without Basis , placed at the Middle and both Extremes of Frontifpieces or Pediments, which ferve to Statues. 3. The Figures whether of Stone or Metal , which are placed as Ornaments , or Crownings, on the Tops of Temples and other Edifices. 1. Scher- pe Pinnen , en puntige Kanteelingen , die rondt- om platte Gebouwen in Reijen Jlaan , met Leuningen en Borstweeringen, 2. Kleine Voet- stukken ( Pedest allen) doorgaansch zonder Ba- sis , in het Midden en aan de Einden op de V oor- gévels geplaats om Beelden op te zetten. 3. De Steene- , of Metaale Beelden die • t'ót Cieraad op de Tinnen van Tempels en andere Gebouwen ge- plaats worden. ACT. ACT , ( Aiïe , F. of Attum , L. ) r. A Deed or Decree of Parliament, or any other Court of Judicature. 2. a Deed, a Performance. 3. APart in a Play. 4. The Power of producing an Effieft. ï. Een Besluit of Decreet van het Par- lement. 2. Eene Daad, of Verrichting. 3. Een Bedryf in een Toneelspel. 4. Het Vermogen om een Gewrochte daar te fiellen. ACE, (in Physics) An effeftive Application of fo- me Power of Faculty. Een daadelyke Uitoeffe- ACT , ( among Metaphysicians ) that by which a Being is in real Aftion. Het geene waar door een Weezen daadelyk werkzaam is. ACT, (in Law) an Instrument, or other Matter in Writing , to declare or justify , the Truth of a Thing. In which Sense Records , Decrees , Sentences, Reports, Certificates, &c- are cal- led Afts. A (den ( in de Rechten) een Instru- ment of Stuk in Geschrifte, ter Verklaaring of Bewys van de Waarheid eener Zaak, in welken Zin, Verklaaringen , Dccreeten , Berichten, Cer- tificatien enz. Stukken genoemd worden. ACT, Matters of Faft, transmitted to Posterity, in certain Authentic Books and Memoirs. Waare Gebenrtenifsen die in zékere echte Boeken iif Geschriften tot de Nakomelingschap worden overgebracht. AC 1' , ( at the University of Oxford) the Time when Degrees are taken. De Tyd dat de Promotiën geschieden . ACT of FAITH , (in the Inquisition) a folemn Day held by the Inquisitors, for the Punish- ment of fuch as they declare Heretics , and the Absolution of the Innocent accused , called by them Auto da fe. Een plechtige Dag door de Inquisiteurs gehouden , ter Straffe van de zulhen die zy voor Ketters verklaaren , en het Ontslag der onschuldig Aangeklaagden , door hen Auto da fe genoemd. 'ACTS, (in Poetry) the Divisions or principal Parts ACT. of a Play. Bedryven , de Verdeèllngen , 0/ Hoofdeelen in een Toneelspel. Clerk of the ACTS , an Officer wKo receives - and enters the Lord Admiral’s Comnuftions and Warrants , and registers the Afts and Orders of the Commifsionners of the Navy. Klerk der Alten , een Amptenaar , die de Commifsien en Orders van den Lord Admiraal aintékend , en de Alten en Bevélen der Commifsarifen van Zee- zaaken registreerd. ACTIFS , an Order of Friers , that wear tawney- cotoured Habits , and feed on Roots. Een Order van Monniken die taanige Klederen draa~ gen en zich met Wortelen geneeren. ACTI’LIA , ( L. T. ) Military Utenfils. Krygs- gereedschappen. ACTINOB’OLISM , (’A* 7 <*«€#a«s 7405, of «»7/v a Sun-beam , and / 3 aA/? a Plumb - line , of / 3 »XKu to cast, Gr.) Diffusion or Diradiation of Light or Sound , by which it is carried or flows eve- ry Way from its Center. De Verspreiding van het Licht , of het Geluid , waar door het van deszelfs Middel -punt naar alle kanten gevoerd word of voortvloeid. ACTION , (F. of L. ) an Aft, or Feat; a partial- Wa ffgif. TVoU-un-v !■> CnecU, or Sermon.. lie , Gebaarden ; een byzondere tvyze om eene Rédenvoering of Predikatie uit te fpreeken. ACTION, (Attio, L. ) 1. The Exerting or Em- ploying any Aftive Power, in Opposition to Rest. 2. Something done , or performed , a Deed. 3. Power, Influence, Agency, or Ope- ration. I. Het uitoeffenen of gebruiken van een wërkelyk Vermogen, in Tegenstelling van Rusv. 2. Iets dat verricht word, een Bedryf. 3. Macht Invloed , of Werking. ACTION , (in Metaphysics) the Exercise of an Abi- lity , which a Being has to begin or determine a particular Train of Thougt or Motion. De Oeffening van eene Bekwaamheid , die een Per- soon heeft om een byzondere Trein van Gedag- ten of Beweegingen te beginnen en te volein- digen. ACTION, (in Ethics) the voluntary Motion of a reasonable Creature. De vry willige Be wee ging van een Rédelyk Schëpzel, ACTION, (in Painting ox Sculpture) the Posture, Attitude, exprefsive of the Pafsion the Painter or Carver would convey to the Mind of a Speftator. Het Postuur of de Houding waardoor de Hartst'ógt vertoond word, die de Schilder of Plaapsnyder aan het Denkbeeld van den Aanschou- wer wil voorstellen. ACTION Physical and Philosophical , is an Opera- tion or Funftion which Men perform either by the Body alone, or by both Body and Mind, and it is either voluntary or fpontaneous, Eene Wer- ACT* Werking of een Bedryf, 't geen men mei het Lighaam alleen Hf met Lighaam en Geest beide verricht , 'en zulks geschied vrywillig öf door Vanzelfsheid. Voluntary • ACTION , depends on the Will ; as Seeing , Walking , Running , &c. Vrywillig Bedryf , hangt van den Wil af , als zien , wan- delen , loopen, enz. Spontaneous ACTION, depends not On the Will, as the Circulation of the Blood, the Beating of the Heart, Arteries, &c. Bedryf uit Van zelfs- heid, hangt niet van den Wil af , als de Omloop van het Bloed , het flaan van het Hart , van de Pols-aderen , enz. ACTION, (among Orators , Aiïors, &c.) the ac- commodating the Person , Voice and Gestures to the Subjeft. Gisten , het fchikken van den P erf non , de Stem en de Gebaarden naar het Onderwerp. ACTION, (in Poetry ) an Event or Series of Oc- currences, mutually connefted and depending on each other , either Real or Imaginary, which makes the Subject of a Dramatic, or Epic Poem. Eene Gebeurtenis öf Schakel van Voorvallen die hun wéderzydsch Verband hebben en van malkander en afhangen, ’t zy wêzend- lyk of ingebeeld, 't welk 't Onderwërp van een Toneel- of Heldendicht uitmaakt. ACTION , ( in a Law Seme ) is the Procefs or Form of a Suit given by the Law in order to recover a Right, Aïïie , is de Voortgang en Vorm van een Pleitgeding , door de Wet- ten vergund , om een betwist Recht wéder te krygen. ACTION upon the Case , is a Writ brought against any one for an Offence done without Force, and by Law not fpecially provided for. Pen fchriftelyk Bevél tégen iemand , wégens eene begatfne Overtréding öf Misdaad , waar om- trend in de Richten niet byzonder voor- zien was. ACTION on the Case of Words , is where a Person is injured in his Reputation by Words mali- ciously fpoken. Aclie , in Geval van Woorden , is, wanneer iemand door kwaad-aardige Woorden beledigt is. , ACTION Civil , tends only to the Recovery of that which by Contract, &c. is due , as Mo- ney lent, &c. AStie, in Civiele Zaaken , Jirekt alleen ter verkryging van ’t geene volgens Ver- drag aan iemand verschuldigt is , als .geleend Geld, enz. -ACTiON mixed , is when it is part Real, and part Personal; and also is a Suit given by the Law to recover the Thing demanded, and Damages for the Wrong done. Vermengde AEtie , is deels Zaakelyk en deds Persoonelyk : als méde ten Gedtng om ge - eischte Dingen wéder te ACT. 33 QêrkrygêH, mitsgaders de Schande van gedaan Ongelyk. AC’TION Penal, aims at fome Penalty or Punish- ment in the Person fued , either Corporal or Pecuniary. Penaale Attie , bedoeld eenige Boete, öf Straffe in den Gedaagden , het zy aan den Lyve öf met Geld af te doen. ACTION Personal , is whereby a Man claims Debts , or other Goods and cChavies, or Da- mage for them, or for Wrong dom> to. his Person. Personeele Actie, is als iemand Schul- den , en andere Goederen en Haven , Öf Vergoe- ding voor dezelve eischt , wégens Ongelyk zyn Persoon aangedaan. ACTION Popular , is upon Breach of fome Penal Statute, which any Man that will , ma.y fue for himself and the King. Volks - Attie , is, de fchinding van e'en Poenaale Wet , die een iegelyk die wil voor zich zelfs en voor de% Korting kan vervolgen. AC TION Prejudicial or Preparatory , is that which arises from fome Doubt in the Principal. Pre- judicieele öf Préparatoire Actie , is die uit eenige Twyffeling in de Hoofdzaak ontstaat. ACTION Real , is whereby the Plaintiff claims Title to Lands, Tenements , Rents, or Com- mons in Fee Simple, Fee Tail, or for Term. y. V IC - * ca ^.°T e J is > waar h de Eischer , Recht eischt op Lander yen , amzinge^ Renten, öf Gemeene • Weiden , in vry Leen/ bezwaard Leen , öf voor iemands Leeven. ACTION of Writ , is when the Defendant pleads,' fome Matter, by which he ihews the Plaintiff had no Cause to have the Writ which he brought. Schriftelyke Aciic , is, als de Ver- weerder iets inbrêngt , waar by hy toond dat den Eischer geen Oorzaake heeft , om hem in Richten te betrekken. ACTION upon the Statute , is an Aftion brought against a Man upon an Offence against a Sta- tute, whereby a Penalty is laid for fo doing. Aüie op de Keur , is eene Aftie tégens iemand ' die de Keure overtrifen heeft , waar voor hem eene Boete word opgelegd. ACTION Auncestrel, is that which whe have by fome Right descending from our Ancestors. Een Voorouderlyke AStie, is zulk eene APtie die "men heeft, uit hoofde Van een Recht .van onze Voorouders afkomstig . ACTION ( fpoken of a Horse ) is the Agitation of the Tongue and Mandible , by champing on the Bridle, which is a Sign of Mettle. ASie ( van een Paerd fpreekendej is de Bewee- ging van de Tong en het Kinnebak op hit Bit, ’t welk een Bewys van Moedigheid is. ACTION; ( of a Company j a Share or Part of the Stock of a Company , as that of India , E ’ South- 34 ACT. South-Sea , &c. ( F. ) AUie ( van eene Maat- s chappy') is een Portie öf Aandeel in de Fond- sen,, als van de Oost-Indische , West-Indische en andere Compagnië'a. ACTIONABLE, (in a Law Sense ) that will bear an Aótion or afFord Cause on which an Action may be grounded. Vervolgbaar (öf Aftionabel, in de Rechten ) is hep geene Oorzaak tot eene Actie p-KfC j of daar men dezelve op kan growPen. ACTiONA’RE , (L ) to Prosecute one at Law. Iemand in Rechten vervolgen. a Person who owns, or is pos- AC’TIONARY, j sefsed of Actions , Shares , or 1 Stocks in a Company. Een Ac - f tionist , iemand die Actiën in ACTIONIST , j eenë der Compagniën heeft , 'óf J byzondér, die daar in handeld. ACTION-TAKINU , accustomed , or notorious for having recourse to Law, Litigious. Pleit ziek , genégen töt Procèfsen. ACTITATION , Debating ofLaw-fuits. Het be- pleiten van eene Rechtzaak. ACTIVE, ( A&if , F. of Activus , L. ) that which has the Power of Acting, as opposed to pafsive, buzy in Acting, as opposed to Idle; ready or lit to -Aft, Kv^jy-., b, bcil'^v; s , Het geene een werkzaam Vermogen heeft in tégenstelling van lydelyk , bedryvig in tégenstelling van Werkeloos ; gereed öf bekwaam om te Werken , gaauw , behendig , lévendig. - - ACTIVE Principles , (with Chymist ) are Spirit, Oil, and Salt; because their Parts being bris- kly in Motion, do cause Aftion.in other Bo- dies. Werkende Beginsels , in de Schei -konst , zyn, Geest, Olie en Zout ; om dat hunne Deelen llerk in Beweeging zynde , Werking in andere * Lighaqmen veroorzaaken. > ACTIVE, (i n Grammar) which dignifies Aftion cr Doing. Daadelyk ( in de Spraakkonst ) word toegepast op Werkwoorden , die een Bedryf öf Werking te kennen geeven, ACTIVE, (in Medicine ) fuch a Dose as Operates quick, and with fome Force. Zulk een Dozis die fchielyk en met eenige Kracht werkt. AC IT VIT Y, ( Aciiviti , F. of A&ivitas, L. ) Brisk- nefs , Nimblenefs, Vigour. Gaauwheid , Ras- heid , Kracht, Sphere of ACTI’VITY , all the Place or Space whe- rein any Thing extends its Power , Virtue or Efficacy. Beweeg- öf Wërk-kring , de Plaats öf ,, Ruimte in welk eenig Ding cleszelfs Macht , "Kracht öf Vermogen uitstrekt. ACTO , ACTON, ?a Coat of Mail!. (O.R.) Een AKETON , ƒ Maliën -Kolder. ACT. ACU. ACTOR, properly the Doer of any Thing; an Ac- tor of the Stage. (L ) Eigentlyk de Daader of Doender van een Ding ; een Toneelspeelder. ACTOR, (in the Civil Law') an Advocate or Proc- tor. Een Veorfpraak , cf Voorstander. . AC TRESS , ( Actrice , F Aclrix , L. ) a Woman Player, the that afts on the Stage. A Female who performs any Thing. Een Toneelspeelster 5 , een; Vrouwspersoon dat tets doet. ACTUAL, ( A cl nel , F. of Altualis , L. ) that which includes or implies Aftion ; really done. ■ Daa- delyk, dat een Daad öf Bedryf insluit ; wé- zendlyk gedaan . . ACTUAL, (in Metaphysicks) that is aftual or in Aft, which has a real Being or Existence, . an Vraatzucht ; Gul- zigheid. AD'DER. , iEdder , Sax.. Sfibötr , Du. fatter . Teut. ) a Serpent , whose Poison is most deadly. Ad- der., een Soort van, Slange, welker Vergift zeer doodclyk is. ABD'ER^R-GRASS , Skinner imagines this Herb to be Co called from Serpent’s Lurking about it. Adders, -gras ,. S kinner me end dc£ dit Kruid dus ADD, genoemd word om dat de Adders zich daar onder verschuilen. ADDERS- Tongue, (Ophioglofsum , L.) an Herb ha- ving a fingle Leaf, in the midst of which is a little Stalk like the Tongue of an Adder. Ad- der s-tong, een Kruid dat maar één Blad heeft, in welks midden een Stêngetje is als de Tong vaji eene Adder. ADDER-Sfwrag , faid of Cattle when Rung with venomous Reptiles, as Adders, Scorpions, or bit by a Hedge-hog or Shrew. Adder-fteekig , dit zegt men van Vee , ’t welk door venynigs Dieren , als Adders en Schorpioenen gestoken öf door een Egel gebeeten is. ADDPBILITY, (from Add) the Pofsibility of being added. By- of. Toevoegelykheid , de Mo * gelykheid van by te doen. ")( Adera , Sax. Ascia , L. A £/»« . Gr. ) AD’DIGR. d an insuumcm generally made use of ADZE , C by Coopers. Een Kuipers Schaaf ‘óf J Difsel. To ADDICT , ( addiUum , L.) to give up one^ felf wholly to a Thing, to apply one’s Mind altogether to it, to follow it close. It is most- ly used, in a bad Sense. Zich zelf s ergens geheel aan overgeeven , zich daar op geheel en al toe leggen. ADDICTIO,.. (in the Roman Law) a Transferring or pafsing over Goods to another, or to him . that will give most. Een Overdragt van Goe- deren , cum hem die ’er het meest voor wil geeven. ADDICTIO in Diem , an adjudging a Thing by a Person for a certain Price, unlefs, by fuch a Day the Owner, or fome other Person, give more for it: Is also used for taking an Admi- nistration , and paying the Debts of the De- ceased. ( L- ) tpp'wyzj’n an een Ding aan iemand voor een Zékeren Frys, ten zy ’cr den Eigenaar of een ander op eenen bepaalden Dag meer voor bied: het word ook gebruikt, voor in Bestiering neemen en de Schulden van den Over - lédenen betaalen, ADDITA'MENT, (Addit amentum, L. ) a Thing ad- ded; an Increase or Advantage. Een ly-gevoegd Ding , eene Vermeerdering öf Voordeel. A.DDITA’MENTS , (in Physics and Chymistry) are Things added anew to the ordinary Ingre- 'dients of any Composition. Dingen die op nieuw by gewoons Inmengsels , of Composition gedaan worden. , ADDITION, (in General) 1. The aft of adding or joining one Thing to another , in order to increase its Quantity or Dimension. 2. The Thing which is added , Increase , Ad- vantage or Ornament. 3. Interpolation , or the Corrupting of Writings or .Tenets by ADD. inferring fomething new or fpurious. Dc Daad van het eene Ding by hst ander te voegen cm de Quantiteit of Uitgestrektheid te vermeer- deren. 2. Het geene by gevoegd is, Toeneemivg , Voordeel of Ciernad. 3'. Het vervalschen of ver - basteren van Schriften , met daar iets nieuws öf vervalschi in te plaatzen. 'ADDITION, (in Arithmetick ) a Rule by which fevcral Numbers are added together to the End that their Total or Sum may be discover’d. Additie, Optelling , een Régel (in de Cyffer- konst) waar in verscheidene Sommen by één getrokken worden, om de Hoofdsom te vinden. Simple ADDITION , is the Gathering together of feveral Numbers, that exprefs Things of the fame Kind, into one Sum. Enkelde Additie, is de Vergaaring van verscheidene Sommen, die Dingen van het zélfde Soort uitdrukken , töt eene Som. Compound ADDITION, is the adding or fumming up of Things of different Names or Kinds. Saamengestêlde Additie , is het Optellen van Dingen van verschillende Naamen öf Soorten. ADDITION, (in Algebra ) is the conjoining tire Qualities proposed , Bill preserving their pro- per Signs. Is de Saamenvoeging van de voorge- Slclilr , .(«V» J>.P. untie gevoegelyke Tékenen. ADDITION, (in Law ) is that which is given to a Man besides hi: proper Name and Sirname, to fhew of what Estate , Degree, or Mystery he is , the Place of his Birth or Habitation, Additie , ( in de Réchten ) is de Tytel die men iemand geeft , boven zyn Naam en Toenaam, cm te toonen van welken Staat, Waardigheid , öf Bediening hy is, als méde zyne Geboorte-, en Verblyf 'plaats. ADDITIONAL , ( additional!! , L. ) that which is added, over and above, Bygevoegd; Loven en behalven. ADDITIONA’LES , ( L. C. if.) additional Terms, or Propositions , to be added to the former Agreement. By gevoegde Voorwaarden , öf Voor- stellingen , by een voorgaand Verdrag. AD’DLE, Adel, a Disease , of Aditan, to be lick, Sax. q. d. a fick or rotten Egg ) rotten , emp- ty, commonly faid of Eggs that produce no Chicks , tho’ laid under the Hen : and hence it is applied to a Brain that produces nothing. Also when derived of JEdlan , Sax. a Reward , to earn or gain. Line. Nott. &c. Bedurven, yl , dit Woord word gemeenelyk gebruikt van Eyercn , die onder de Hen gelëgt zynde geen Kuikens uitléveren , en van daar word het toe- gepast op een Brein dat niets voortbrengt ; als méde voor een Belooning , Winst öf Voordeel. AD’DLE-PATED , Empty -Sculled , Silly, Stupid, Harszenloos , Jimp el , dom. ADD. ADE. 37 ADDRESS’, ( Addrefse , F.) 1. An Application in order to persuade. 2. The Suit or Application of a Lover. 3. Genteel Behaviour. 4. Quiclt- nefs of Understanding. 5. Application or De- dication to a Person. 6. A lhort Remonstran- ce or Petition made by a Parliament to their Sovereign , or by an Inferior . to a Superior. 7. The Direction of a Letter, or the Method in which a Person may be directed to. Be- . hëndighei'd. Bekwaamheid. i.Eene Pooging om te Overréden. 2. De Pooging of het Aanzoek van een Minnaar. 3. Een beschaaft Gedrag. 4. Vlugheid van Verstand. 5. Aanspraak, Ver- voeging , aan öf töt een Persoon. 6. Een kort Vertoog of Smeekschrift van een Parlement aan, den Koning , of van een mindere aan een Meer- der. 7. Het Opschrift van een Brief , öf de Wyze om iemand een Brief te doen toekomen. To ADDRESS’, ( Addrefser , F.) 1. To prepare for use. 2. To make ready , to prepare one’s felf for any Aftton. 3. To present a Petition to. 4. To make Application to a Person. 5. To di- rect a Speech to a particular Person , or Body of Men. 6. To direft a Letter to. 1. Ten gebruike - toebereiden. 2. Gereed maaken , zich zelfs ergens toe bereiden . 3. Een Smeekschrift over geeven. 4. Iemand ergens om verzoe- ken. 5- Aanspraak doen aan een Persoon «f Maatschappy. 6. Het Opschrift van eert Brief fchryven. ADDUBD’ , dub’d , created ; addub’d a Knight , &c. Geslagen, aangestè' 14 , als Ridder geslagen , enz. ADDU’CENT, ( Adducens , L. ) that which draws to , or close. Dat aantrekt of fluit. ADDU’CENT Muscles. Zie ADDUCTORES. ADDUC’TOR Oculi, (in Antomy ) a Muscle of the Eye fo called, because it draws the Apple of it towards the Nose. (L.) Een Trekker van het Oog , dus genoemd, om dat hy de Oog-appel naar de Neus trekt. ADDUCTOR Pollicis , (in Anatomy ) a Muscle that brings the Thumb nearer the Forefinger. (L. ) Een Trekker die de Duim nader by de voorste Vinger brengt. ADDUC’TOR Pollicis Pedis, (in Anatomy ) a Mus- cle of the Great-Toe, which brings it nearest the rest. Een Trekker van den grooten Toon, die hem nader by de overige brengt. ADDUCTORES, (in Anatomy') those Muscles that bring forward , close or draw together the Parts of the Body to which they are joi- ned. ( L . ) De Spieren die de Deel'en van list Lighaam , daar zy aan gehecht zyn voorwaards bréngen , fluiten , of faamentrekken. ADE. ADE’CATIST, one against Tithes. Een die tégen de Tienden is, E 3 ' ADE- 38 AD£* ADELANTA'DO, ( Span. ) the Deputy of a Provin- ce , for a King or a General. De Afgevaar- digde van eene Provintie, voor een Koning of een Veld-heer. A’DELING, -5 (of iEdel excellent, and Ling, A’THELING, 4 Sax. ling, at the End of a Word ETHELING, 5 denotes Youth , as Stripling, Foundling, &c. ) a Title of Honour among the English Saxons , properly belonging to the Heir apparent to the Crown. Een jongeling , Aan- home ling , een Tytel die by de Engdsche-Saxen , eigentlyk aim den waarschynlyken Erfgenaam van de Kroon wierd gegeeven. A’DELMAN, ( «^Dclniao » Tent. ) a Gentleman. Een Edelman. ADEMPTION, (L.) a taking away, a Revocation. Een Wegneeming , Herroeping , Vernietiging. ADE’N, (’aS'Iu!, Gr. in Anatomy') a Glandule or Ker- nel in any Animal Body ; also a Swelling in the Groin, thfe fame as a Bubo. Een Klier öf Kern in een diérlyk Lighaam , als méde een Zwelling in de Liezen. ADENO’GRAPHY , (of 'A3U , a Glandule , and ypxipa to write , Gr . ) a Treatise of the Glands. Een Traktaat , of Verhandeling over de Klieren. ADEN’OSUS Abscefsus , (among Physicians} ; s a hard unripe Tumour , proceeding from obstructed Viscidities , that appears like a natural Gland , although in Parts free from them. Een Zweer ( onder de Artsen ) een hard , on- ryp Gezwel , ontstaande uit verstopte lymach- tige Stoffen , die zich vertoonen als een natuur- lyke Klier , ofschoon in de Deelen daar van btvryd. To ADENT , ( O. ) to fasten. Vasten. ADEPT, (of Adipiscnr , Adeptis , L. ) One that understands all the Secrets of his Art. Een Volleerde , die alle de Geheimen van zyne Konst verstaat. ADEPT, throughly fkilled in any Thing, well ver- sed in any Matter. Door en door in eenige Zaak kundig , Wel-ervaaren in alle Zaaken. ADEPT. Een Alehymist , Goud-zoekecr. ADEPTION, getting. (L.) Verkryging. i ( Adepti , of Adipisci , to obtain , ADEP’TISTS , ; L . ) the obtaining Sons of Arts, ADEPTS , j Alehymist. De verkrygende Zoo- J nen der Konst , de Alchymisten. AD’EQUATE , (adcequartus , L. ) i. Equal, even, proportional, z. Full, perfect, proper , foie, and entire, i. Gelykmaatig , overeenkomstig , évehmadtig. z. ten volle Volmaakt, eigentlyk , alleen , of geheel. AD’EQUATE Ideas , (in Philosophy) are those Conceptions that perfeótly represent the Ar- ADE. ADF. ADH- chitypes and Images which the Mind fupposes them to be taken from. Evenmaatige Denk- beelden, ( in de Wysbegeerte ) zyn die Begrip- pen die volkomendlyk de Oppervoorbeelden ( Ar- chitypes ) en Beeltenifsen die de Geest vermoed daar van ontleend te zyn, bevat. AD’EQUATENESS, Equality, perfect Resemblance; Justnefsof Correspondence, Exaftnefs ofPropor- tion. Gelykmaatigheid , Gelykheid , volkomen Gelykenis , Juistheid van overeenkomst , mauw- keurige évenrédigheid. ADEQUITA’TION, riding towards. (L.) Naar toe ryden. ADES’SENARII , (of Adefse , L. to be present) those who hold the corporal Presence of Christ at the Sacrament , but in a manner dif- ferent from the Papists De geenen die de lig- haamelyke Tégenwoordigheid van Christus in het Avondmaal fiellen , doch op eene andere wy- se als de Roomsch -ge&indetu ADF. ADFECTED , (Adfettus , L.) compounded, or consisting of known and unknown Parts. Saa- mengestëld , bestaande uit bekende en onbekende ADFECTDED Equations. Zie EQUATIONS. ADFILIA'TION , Adoption. Aanneeming tot esq Zoon , öf Kind. ADH. ADHATO’DA, the Malabar , Nut-tree. De Mala- baarsche Noote-boom. ADPIERAN’DE (adherence , F.) adhering, clea- ving together. Chauc. Aankleeving , Saamen- ‘ hechting. To ADHERE , ( adherer , F. of adheerere T L. ) to flick fast or cleave to. Vasthechtcn , aan- . Me éven. To ADHERE, (in a figuraf Sense) to hold toge- ther, join, or unite with; To persist in, or remain firm to a Party , Person or Opinion. . ’ Aankleeven (in een figmtrlyken Zin) fanmén - houden , vereenigen , by volharden , ftandvas- tig aan een Party , Persoon of Gevoelen aan- kleeven. the Act of adhering, or Ricking ADHE’RENCE , i close to the Interest or Opi- [ nions of others. (F.) Aanklee- ADHE’REN CY , f ving , Verknögtheid aan het Be- ? tang of de Gevoelens van an • j deren. ADHE’RENT , ( Adhcerens. , L. ) one that adheres to a Party; a Stickler, Favourer, or Follo- wer. (F.) Iemand die een Party aankleeft, een Voorstander, Begunstiger, Navolger. ADHE- ADH. ADJ. ADHE’RENT , (in Logic) Something added, or not efsential to a Thing. Een Byvoegzsl ; dat niet wézendlyk tot de Zaak behoord. ADHE’SION , ( adhcesio , L. ) a Sticking, or Clea- ving to. ( F. ) Een Aanhangzel , Aankleeving. R. Adhesion is used to a natural Body, and Ad- herence to a Party ; but fometimes promis- cuously. Adhesion word gebruikt voor Aanklee- ving aan een Natuurlyk Lighaam , en Adhe-» rence aan een Party , doch fomtyds over en wider. ADHE'SIVE , remaining close attached , flicking, keeping to . without any Diviation. Ergens by llyven , aanhëchten , zich by houden , zonder eenige Afwyking. To ADHIB’IT , (adhibere , L ) to admit, to take or apply to. Toelaaten , vervoegen , zich toe begeeven. ADHIBBTION, a Taking or Applying to. (L ) Ver- voeging , Aanspraak. - ' ADJ. ADJA’CENCY, i. State of lying near to. 2. The Thing itself fo lying. Nabyheid. 1. De Staat van ergens . naby te léggen. 2. De Zaak zelve die zoaanig legt . ADJA’CENT, (adjacent, L. ) lying near to, bor- dering upon , contiguous or touching each other. Naby leggende , aangrenzende , digt by één , elkander rankende. ADJA’CENT, the Context, or Words immediately following , or going before. Be Saamenhang , ' - of de Woorden die onmiddelyk voorgaan en volgen ., ADJACENT Angles. Zie ANGLES. ADIAN’TUM , (in Botany. ) Steen-ruit , of Venus- haair. ADIA’PHORISTS , ( from 5 , Gr. indiffe- rent ) a Name given to the moderate Luthe- rians in the Sixteenth Century, who adhered to the Sentiments of Melanchton. Afterwards to those who fubscribed the Interim of Char- les the Fifth. Een Naam die men in de Zestien- de Eeuw aan de beztiadigde Lutheraanen gaf, die de Gevoelens van Melanchton aankleefden. Naderhand aan de geenen die het Interim van Karel V. ondertekenden. ADIAPHOROUS, ('A hcépap®- , of k neg. and è'iu anders Conjunctiva en Albuginea genaamd. ADNATA, those Things, which grow upon Ani- mal or Vegetable Bodies, fuch a Wool, Hair; Horns on the former; and Sungi, Misteloe, or other Excrescences on the latter. De Din - . gen die op de dierlyke Lighao-^ en vbafsen, als Wol , Haair, Hoorns , aan de eersten en Mos 9 of andere Uitwdfsen aan de laatsten. ADNATA, t ( in Gardening) those Offfets ADNASCENTIA,S produced from bwibous rooted Plants , closely connected with the Parent F 2 Plant, 44 ADN. ADO. Plant, as in the Narcifsus , Amarillus, See. which in a Year or two grow to the Size of the Original Roots. De Afzëtzels van Böl-plan- ten, die digi aan de oude Bollen gesloten zyn, gelyk de Nareifsen , Amarillen , enz die in eenjaar of twee de Grootte van den Qorsprongkelyken BSl krygen. H(0. L. T) annulled , brought ADNiCH'ILED, C to nothing, made void. Ver- ADNITCH’ILED , C nietigt , töt niet gebracht , ■J krachteloos gemaakt. ADNOUN, (in Grammar.') Een Adjective of By - naam. ADNU’L , to disannul, to make void. Chauc. T & niet doen , krachteloos doen worden. ADO. ADO% (from a expletive and do) Difficulty , when following much ; „ With much ado he partly kept awake”. Dkyd. Wit the Preposition about. Bustle, Noise or Tumult; ,, All this ado about Adam’s Fatherhood”. Locke. With the Words great or more, it fignilies a greater Appearance or Show of Businefs than what is real, and is taken in a ludicrous Sense. ,, I made no more ado hut took all”. Shakesp Moeite , als het op veel volgt ; ,, met veel moeite bleef hy gedeel- telyk Wakker^ ,, met het Voor zet zei , omtrend, beduid het Gewoel , Beweeging , Opschudding ; ,, al dit Gewoel omtrend Adams Vaderschap Met het Woord groot of meer betékend het een groo- ter Schynof Vertooning van Bézigheid , dan het weezendlyk is, en word genoomen in een boerti- gen Zin , ,, Ik maakte geen meer omslag maan o mm het nJlpc” AD OCTO, ( i. e. to the eighth Number , L.) a Term used by fome ancient Philosophers , fi- gnifying the highest or fuperlative Degree;- be- cause , in their Way of distinguishing Quali- ties , they reckoned no Degree above the Eighth. De Hoogste Trap van Volmaaktheid : deeze Uitdrukking wierd door de oude Philoso- phen gebruikt , om dat zy in hunne Wyze van de Hoedanigheden te onderscheiden , geen Graad bar ven de Agtste rékenden. AD O , ADOE , an Affair ; to do. Chauc. Een Zaak ; doen, AT>OL ! ESCENCE , l ( Adolescentia , L. ) the FIo- ADOLES’CENCY, y wer of Youth ; the State from Fourteen to Twenty- five or Thirty in Men; and from Twelve to Twenty-one Years of Ag« in Women. De Bloei of Bloem derjeugt ; de Staat van Veertien tot Vyf en twintig öf Der- tig J F 3 cant ■4$ ADT. nanc or Fofsefsor , after the Expiration of the Term. Een Schriftelyk Bevel van Bezitnee- ming , als iemand Landeryen of vaste Goede - ren , voor zyn Leeven , of voor eenige J aar en gehuurd hebbende , daar van geweerd word door den Huurder of Bezitter, na de Verschy- ning van het, Termyn. ADV. To ADVANCE, ( avancer , F.) to ftep or go for- ward, 1 to prefer or raise one,- to promote or further ; to give before -hand. Voort flappen öf gaan ; iemand bevorderen , verheffen ; ie- mand verder vsrhoogen ; voor uit geeven; ver- schieten, ADVANCE Ditch or Fofse , (in Fortification ) is a Ditch digged all along the Glacis , beyond the ~ Counterscarp. Voorgragt, in de Vestingbouw , is een Gragt die langs het geheele Glacis , ag- ter de Conterschap gegraven word. ADVANCE GUARD, £the first Division or Line VAN GUARD, y of an Army , ranged or marching in Battle-Array: Sometimes a fmali Party of Horse, as fifteen or twenty comman- ded t>y a Lipn^trmf. Knjtnnd and in Si&hc uf the Main Guard. ( Avu.no Guardo , F. ) Voor- hoede, de eerste Divisie of Linie van een Heir - léger, in Slach-orde geschaard öf in optögt zyn- de : Somtyds een kleine Bende Ruitery , als vyf- tien öf twintig Man , die door een Lieutenant voorby, en in het Gezicht van de Hoofdwacht gecommandeerd word. ADVANCE’MENT, ( Avancement , F. - ) Preferment, Promotion , &c. Bevordering , Promotie. ADVAN’CER , ( among Hunters ) is one of the Starts or Branches of a Buck’s Attire , be- tween the Back -antler and Palm. VoorLopcr ( onder de Liefhebbers van. de Jacht ) is één van de Takken , in de Hoornen van een Hart. ADVANTAGE, ( Avantage , F.) Benefit , Good, Gain, Profit, Over-Measure. Voorrecht. , Goed,. Winst , Voordeel , Overmaat. ADVANTAGE , ( in Mercantile affairs ) a Premium or Profit greater than what can be claimed by Law. „ You neither lend nor borrow upon advantage”. Woeker , een Premie of Voor- deel , ’t welk grooter is dan men in Réchten vorderen mag. ,, Leend noch ontleend gy niet op Woeker”. To ADVANTAGE , ( advantage , F. ) that which af- fords Grounds for Boasting, from vanter, Fr. to boast) to benefit. To improve, promote or forward. Bevoorrechten , verbéteren-, bevijr- - deren , voorthëlpen. ADVANTAGE -GROUND, Ground, or Situation which affords greater Opportunities ofAnnoyan- ce or Resistance. Voordeelige Grond , een Grond ADV. of Legging die meerder Gelégenhéden ver- schaft om te beschadigen of zich te verdé- digen. AVANTA’GEOUS , (avantogeux, F.) tending tp one’s Profit or Good ; convenient , useful. Voordeelig , töt iemands voordeel ftrekkende , ge- makkelyk , nuttig. ADVECTI’TIOUS , ( adveftitius , L. ) brought from another Place , foreign. Vreemd , van een vreemde Plaats gebracht; uitheemsch. To ADVE’NE , ( advenio , L. ) to become a Part of a Thing, including the Idea of fometbing fuper- added , and not efsential. Ergens een Deft van worden ; onder het Denkbeeld van iets overtolligs en niet wézendlyks. ADVE’NIENT , ( of advenio , L. to come ) that which is fuperradded ; additional , incidental. „ Extrinsically advenient”. Glanv. „ Yet fur- ther removed by Advenient deception”. Brown. Het geene overtollig , bygevoegd , toevallig is. „ Uitwendig overtollig Glanv. „ Nog- tans vérder weggevoerd door bygevoegd Bedrog' Brown. AD’VENTrt ( adventus , L. i. e. a coming) a Time appointed bv the Church ..as a Preparation tor tne approaenmg Festival ot tne Nativity of our blefsed Saviour. Advent. Een Tyd door, de Kerk vastgestëld , als eene Voorbereiding tot het aannaderend Geboorte Feest van onzen ge- zégenden Zaligmaaker. -va Surcoat worn over the Ar- ADVENTAIL’E, / mour. Chauc. Een Overkleed , AD VEN’ TAL, > ’ t welk men over een Wapen- 3 Tók droeg. ADVENTINE, ( Adventinus , L. of Advenio ) that which is acquired in Opposition to that which is natural. Het geene by Toeval verkrégen word in tégenstelling van ‘t geene natuurlyk is. ADVENTITIOUS , ( adventitius , L. ) that comes unexpectedly, and by Chance. Toevallig, het geene onverwacht , by Toeval komt. ADVENTITIOUS Matter, fuch as does not pro- perly belong to any natural or mixed Bo- dy , but comes to it from fome other Place. Toevallige Stöffe , dezulke die niet eigentlyk iöt een natuurlyk öf vermengd Lighaam be- koord , maar daar van een andere Plaats aan- komt. ADVENTIVES , (from Advenio, L. to come in) he who drops in without a formal Invitation^ a casual Visitor. Een ongenoode Gast , die komt zonder verzögt te zyn. AD VENTREM 1NSPICIENDUM , ( in Law.) Een Geschrift waar op een Vrouw onderzögt word, of zy by haaren Overléden Man zwanger is, dis zy eenige Landeryen van deszelfs Erfgenaam onthoud. ' ^ „ AD VEN- ADV. fiDVEN'TÜAL , (L.) coming by Chance. Cl- beurlyk, Gevallig. ADVENTURE, ( Avanture , F. ) an Incident which is not under our Direction ; a Hazard, hazar- ding gil Dangers. „ Resolved to take Quebec at 'all Adventures". Wolf. Geval, Voorval, eene zaak die niet onder ons Bestuur ft aat. Waa- gen , alle Gevaaren wangen. „ Besloten Que- bec te veroveren , in fpy t van alle Gevaaren . An Attempt, in which foine risque is run. ,,Or 5 - failing! in the Adventure , die Dryd. Een Aanslag waar in men eenig Gevaar loopt. „ O/V in den Aanslag f 'aaiende , fterven". ADVENTURE ,( in Commerce ) a Parcel of Goods, fent by Sea, at a Person's own Risque, to fo- reign Parts. Risico ( in den Koophandel ) een Party Goederen die iemand voor zyn eige Re- kening ter Zee naar een vreemd Gewest zend. dill of ADVENTURE , ( among Merchants . ) Een Verklaaring van een Koopman , dat eenige Goe- deren aan Boord van een Schip , geladen zyn en aan een ander toebehooren. Een Bodemary-brief. To ADVENTURE, ( adventurer , F.) to venture, or put to the venture ; to hazard or run the Risque of. Waagen of in de Waagschaal ftellen; het Gevaar van loopen. •^xaventurem , F.) bold , da- ADVENTUROUS, / ring, hazardous. Stout, ADVENTURESOME V f onderneemende , waa- AD’VERB , ( Adverbium", L. in Gram.") a Part of Speech usually joined with a Verb , to exprefs the Manner , Time, &c. of an Action. By- woord , een Spraak - deel , doorgaansch by een Werkwoord gevoegt , om ds Wyze Tyd , enz* van eene Daad uittedrukken. ADVERBIAL, (L. ) of an Adverb, &c. Bywoor* delyk , dat tot een Bywoord behoord* ADVER’SARIA , (L.) a Common -Place Book. Een Pleit-boek , een Boek over de Wyze van pro- cedeeren. ADVERSA’RIE , contrary. Chauc. Het tegendeel , daar en tégen. ADVERSARY, ( Adversaire , F. of Adversarius , L. ) an Opposer, one that is against another, or is at Law with him ; an adverse Party. Een Tegenstander van een ander , of die met hem y in Rechts- geding is; een Party, of Tégen- party. ADVERSATIVE , ( as an Adversative Particle ) a fmall Part of Speech fignifying fome Contrarie- ty and Opposition therein, as in this Sentence. „ This Diamond is Oriental; but it is rough". But is an adversative Conjunction. Een Spraak- deeltje, betékenende iets tégenstrydig in de Re- deneering , als in dit Gezegde. „ Decze Dia- mant is Oriêntaalsch ; maar hy is rauw ”. Maar is eene ftrydige Saamenvoeging. AD VERS ’E , ( Adversus , L. ) contrary, opposite» ,, Twice by adverse Winds from England's Bank drove back". Shakes?. Stry dig , tégen- over- staande. „ Tweemaal dreef hy van de Engelsche Kust , door T égen -wind terug . ADVER’SE , (in a figural Sense) contrary to ths- Wish or Desire. Strydig met de Wensch öf Begeerte. ADVER’SE, (applied to Condition) unsuccesfull; calamitous, in Opposition to prosperous. On- voorspoedig, rampspoedig, in Tégenstelling van, voorspoedig. ADVER’SE , ( in Logic ) is when two Contraries have an absolute and perpetual Opposition one to the other. Strydig ( in de Redeneerkunde) Is , als twee ftrydige Dingen , eene gestadige Tégenstand tègens malkanderen hebben. ADVERSITY, ( Adversité , F. of Adversitas, L. ) Affliction, Calamity, Misery, Misfortune, Trou- ble. Droefheid, Rampspoed ; Elënde , Ongeluk , Moeite. To ADVERT’ , ( advertere L. to turn to ) to mark , to mind , to take heed , to take Notice of. Ar- gens acht op geeven , iots opmerken. ADVERTENCY., Attention , Heedfulnefs , Mind- fulnefs. Aandacht , Behoedzaamheid , Bedacht- zaamheid. To ADVERTTSE , ( avertir , F. of Advertere , L. ) to give Intelligence or Advice of ; to warn. Kondschap, öf Kennis geeven; waarschouwen. ADVERTISE’MENT , ( Avertifsement , F. ) Advi- ce , Intelligence, Information; also a putting in Blind. Een Bericht, Onderricht, als méde eene Herinnering. ADVERTISER, (from Advertise ) he that brings, . or gives Intelligence , or Information. Bericht ADVERTISER, the Paper which contains Adver- tisements. Een dagelyksch Nieuwspapier iri Londen , meest uit Bekëndmaakingen bestaande. To ADVES’PERATE , (Advesperare , L.) to grow towards Night. Avond worden. ADVrCE, ( Avis, F. ) Counsel, or Opinion , In- struction; the Result of Judicious Reflection; Prudence, or Discretion. Followed by the Par- ticle with , Consultation , or Deliberation. Used with the Word receive or have , Information , News, or Intelligence. Raad, of Gevoelen; Onderwys ; de Uitslag van verstandige Over- weegingen ; Voorzigtigheid öf Bescheidenheid . Van het Deeltje met gevolgt zynde , is het Raadpleeging , Overleg , en met het Woord ontvangen , of hebben , Onderricht , Tyding , Kondschap. AD VI- 4 8 ADV. ADYTCE-BOAT ,' a Vefsel used by the State to bring or carry Intelligence. Advys - Schip , een Vaartuig door den Staat gebruikt om Bericht over te brengen. To ADV I’ GIL ATE , (advigilare , L.)to watch dili- gently. Wel op zyn hoede zyn , naarstig toe zien. ADVISE’ABLE, that may be advised upon, fit to be done. Raadzaam , dat weivoegelyk geschie- den kan. To ADVTSE, ( adviser , F. ) to counsel ; to give an Information or Account of ; to confider or weigh in Mind. Raaden , ergens Bericht 'óf Verslag van geeven ; beraaden of by zich zelve overweegen. ADVISEMENT , ( advisement , F. ) Advice or Counsel. Prudence and Circumspedtion , among ancient Authors. Bericht , óf Raad. Voor- zigtigheid en Omzigtigheid onder de oude Schryvers. ADU’LATION, ( Adulatio , L.) Fawning, Flattery. Streden, vleijen , liefkoozen. ADULATOR, (Adulateur , F. Adulor , L. ) aFaw- ning Fellow , a Flatterer, or full of Flattery. Een Vleijer , Liefkoozer , Flikvlooijer. ADULATORY. ( adtilaznriux . T..A in _ a nattering, or cómplimental Manner. Op eene vleijende en hdffelyke Wyze. To ADUL J CE , (of ad and dulceo, L ) to fwee- ten , to make fweet. Zoeten , Zoet maaken . ADULT" , ( adulte , F. of adultus , L.) that is grown , or come to full Ripenefs of Age , or Man’s Estate. Manbaar , ’ t geene tót volko- me Rypheid , of tot manbaare Jaaren geko- men is. ADULT’ 5 one who is arrived at the intermediate Age between Infancy and Manhood. Jongeling > Jongedochter. Iemand die tót den middel Staat , tufschon de Kindsheid, en Mondigheid geko- men is. To ADUL’TER , ( Adulterer , F. Adult er o , L.) to be guilty of the Sin of Adultery. Echtbree- ken , aan de Zonde van Overspel fchuldig zyn. ADULTERANT , (■ adulterant , F. )- The Person who is guilty of Adultery; or Thing which de- bases by Admixture. De Persoon ■ die aan Over- spel fchuldig ft aat , of iets , ’t, welk door Ver- menging , Verbastering veroorzaakt. ADULTERATE , (adulterates , L.) adulterated, marred , fpoiled , counterfeited. Vervaischt , Ver- basterd, bederven, nagemaakt. 2 o ADULTERATE, (adulteraré, L. ) to corrupt, counterfeit, marr or fpoil.. To corrupt or de- base by foreign mixture. ,, To Adulterate them with Salt-peter A Boyle. To fpoil by incorpo- ADV. rating forein Words. ,, The present War haï fo Adulterated our Tongue". Spectator. Ver- valschen , namanken , verbasteren of flegter maa- ken door een vreemd Inmëngzel. ,, Dezelve met Salpéter vervalschen ”. Verbasteren door het inlafschen van vreemde Woorden. ,, De tégen- woordige Oorlóg heeft onze Taal zodanig ver- basterd ”. ADULTERATION, the A6t of adulterating , coun- terfeiting , fpoiling. Vervalsching , Namaaking , Verbastering. An ADULTERER , ( Aditlteur , F. Aldulter , L ) a Man who commits Adultery. Een Overpeel - der, een Man die Overspel begaat. An ADULTERESS, ( Adulter a , L. ) a Woman who commits Adultery. Een Overspeelster , eene Vrouwe die Overspel begaat. ADULTEROUS, (from Adulter , and the Latin Termination Osus , which fignifies a vicious Quality ) Guilty of Adultery ; base and cor- rupted. An Adulterous Generation feeketh a Sign". Matth. XII. 39. Schuldig aan een Over- spel , flegt en verbasterd. „ Het overspélig Ge.-, slagte begeert een Téken". Matth. XIT. 39- ADULTERY, ( Adultere , F. of Adulterium, L.) the Sin of Incontinency in a married Person , wnu , defiling r he Mnvn'age _ T?ed , rommiffeth. Adultery. Echtbreuk, Overspel, de Zonde van. Ontuchtigheid in -een gehuuwd Persoon, die heb Echte-bed bezoedelende Overspel begaat. ADULT’ERINE , ( Adulterin , F. of Adulterims( L. ) forged , counrer c eited , fophisticated. Ver - valscht, verdicht, nagemaakt. ADULTERINE Children , those fprung from an adulterous Amour. Kinderen die in Overspel verwekt zyn. To ADUM'BRATE , ( adumbro , of ad and umbra » L. a Shadow) to Shadow; to give a flight Re- femblance or feint Likenes , alluding to that of Shadows, with Respect to the Bodies by which they are formed. Schaduwen, een ligte offlaauwe Gelykenifse geeven, met Zinspeeling op die der Schaduwen ten Opzichte van.de Lighaamen d-aor welken zy gevórmd worden. ADUM’BRATED , ( Adimbratus , L. ) fliadowed , likened , resembled. Geschaduuwd , gelyk ge- maakt, getroffen. ADUMBRATION, (L.) a Shadowing. In Pain- ting , a Sketch or rough Draught of a Pifture. Het Model, of de muwe Schets van eenSchildery. ADUMBRATION , ( in Heraldry ) an absolute ta- king away of the Charge or Thing borne, fo that nothing of it remains but the bare Propor- tion of the Out -lines. Eene volstrekte Wegnee- vning van de Figuuren die men in een Wa- penschild voerd, zo dcit ’cr niets als de Omtrè'k cverblfft.. AD UN Ac 49 ADV. ADUNATÏON, ( L. ) an uniting, putting, Or ga- thering together. Eene Vereeniging , Saamen - voeging , of Saamentrekking. ADUN’CITY, (Aduncitas, L.) Hookednefs, Croo- kednefs. Hoekigheid, Gebogenheid, Kromheid. ADUN’CUS , (L. in Botany.) Gekromd, omge- legen. ADUN’GUEM, (L.) at the Finger’s End. Jan de Toppen der Vingers . " ADUN’QUE , / ( aduncus , L. ) hooked , crooked. ADUN’COUS , i Hoekig , krom , fcheef- ADVOCACIES , Law -Suits. Chauc. Pleitgeding , Procèfsen. ADVOCA’S , Advocates , Patrons. Chauc. Voor- standers , Patroonen. AD’VOCATE, (Avucav,F. ot Advocaius , L.)one that lays to Heart, takes care of, and fecures the Interest of another: Thus Christ is faid to be our Advocate. Voorspraak , iemand die het Belang van een ander ter Harte gaat , daar voor Zorg draagt , en 't zelve beveiligt : dus word duRiSTUS gezè'gt onzen Voorspraak te zyn. ADVOCATE, a Man well versed in the Civil Law, who either by Word of Mouth or Writing maintains the Right of fucb Persons as need his Afsistar ce. Advocaat , een Man die ervaaren is in de Rechtsgeleerdheid en die Mondeling öf Schriftelyk het Recht verdédigt van een Persoon die zyne Voorspraak noodig heeft. Lord ADVOCATE, (one of the Officers of State, in Scotland.) ‘s Konings Advocaat in Schot- land. ADVOCATE Ecclesiastical , the Patron of the Pre- sentation and Advowson , or the Advocate of the Causes and Interest of the Church, retai- ned as a Consellor to maintain her Rights and Properties. De Fleer die eene Collatie heeft , öf de Advocaat voor de Zaak of het Belang der Kerke , die als een Patroon gehouden word om haare Rechten en Eigendommen ** ADvnrATfTQrnV , ( Advocatus , L ) the Office of an Advocate. Het Ampt van een Advocaat. ADVOCATION , ( from Advocate ) the Office of an Advocate. ,. My Advocation is not now in Tune”. Othel. Het Ampt van Advocaat .Voor- spraak. ,, Myne Voorspraak is nu niet naar de Smaak. Letters of ADVOCATION , ( in the Law of Scotland) Advocatoria, een geschrift van de He er en, om eene Zaak van een onbevoegd Réchter voor hunnen Rechtbank te beroepen. ADVOCATIO’NE Decimatum , (L. ) a Writ for the Claim of the fourth Part , or upwards , of the Tithes that belong to a Church. Een Ge- schrift om hst Vierden - deel , of daar boven van ■ de Tienden, aan eene Kerk behoevende, te eis- uhen. ADV. ADVOU’TRIE. Zie ADVOWTRY. ^ ( avouer , F.) to justify or main- To ADVOW, I tain an Ait formerly done. Een To AVOW, j bedrévene Daad billykm 'öf hand’ J haaven. ( Avouè , F. ) one who has a ADVOWEE’, i Right to present to a Benefice. AVOWEE’, f Iemand die een Kërkelyk- Ampt to J begeeven heeft. ADVOWEE’ Paramount, the highest Patron; that is to fay the King. De hoogste Patroon, dat is te zeggen , de Koning. 'J (a Reight that a Bishop, Dean I and Chapter . or any Lay Pa- tron , has to present a Clerk to a Benefice when it becomes f- void. (L. C. ) Een Recht . 't> welk een Bifschop , Déken , öf ADVOW’SEN , Kapittel heeft , om eene open - staande Plaats aan een Propo- nent te getven. ADVÖW’SON Appendant , that which depends upon a Manour as an Appurtenance. Het gee - ne töt een Aanhangsel ( Ap-pendentie) van eene Heerlykheid behoord. ADVOW’SON in Grofs, that Right of Presentation which is principal , foie, or absolute, and does not belong to any Manour as Part of its Right. Die Wyze van Begeeving die eerst , al- leen en principaal is , en niet töt eene Heer* lykheid als een Gedeelte van haar Récht be - s koord- ADVOW’TRY , Adultery. Chauc. Overpsël , Echt- breuk. To ADU’RE , ( aduro , L.) to Consume by Firej to burn up. ,, Such a Degree of Heat, which doth mellow and not adure”. Bac. Nat. Hist. Verteeren door : het Vuur , verbranden. „ Zulk eene Graad van Hitte die vermurwd en niet verbrand. nd a fight, and ae, , a Chief, in History) the Chief Leader, chosen by the Jews to govern them in the Ba- bylonish Captivity, when they refused to fol- low Zorobabel called by them Pm? 3 Rosh Galoth. Heb. from tJW?. Heb. Cbald.and Syr. Or t2f v T Ara*- ~ — QMef Hebr. Captivity, i. e. the Chief of the capti- vity. De voornaamste Leidsman, door de Joo- den verkozen om hen in de Babylonische Gevang- kenis te regeeren , toen zy weigerden Zeruba- jbel mar te volgen. JED; JEDES, (L. in Roman Antiquity) a Chapel distin- guished from a Temple, on account of its not being consecrated. Een Kapel onder de Ro- meinen , onderscheiden van een Tempel,, om dat. dezelve niet ingeweid was. JE G. JEGAGRO’PILI , ( among Naturalists ) Balls ge- nerated in the Stomachs of Animals , containing Ml. JEIPA’THY , (jAtiw&ti* , of uzi. , a! ways , and e r*$©-, AffeAion or Pafsion , Gr.) a Pafsion of long Continuance. Eene langduurige Gene • genheid. ML. ■yPeter-pencc ,.a Tribute of aPen- j ny a House paid to the Pope iELM’FEOH, j every Year. St. Pieters Stui- y ver , eene Schatting voor ieder f Huis van eene Stuiver, die al- j ie jaareio g en p a us betaald J wierd. JEN. iENIGMA, ( Amy pa, Gr. ) a Riddle, an intricate Sentence, a difEcult Question. Een Raadzel , een duistere Zegswyze , een moeijelyke Vraag. ./ENIGMATICAL , ( Mnigmaticus , L. ) full of /Enigma s or dark Riddles. Raadzel achtig, vol van duistere Raadzelen ._ MO, r iEOLIC Dialeft , ( among Grammarians . ) Een van de vyf Toonvallen der Grieken , meest overeen- komende met de Dorische. JEO. MQ- iER. iEOLlPY’LE, / ( A'ió^ü'syb^cti , Gr. the Gates of iEOLOPY’LE, \ eEolus) an ancient Device to help fmoaking Chimneys. Een oude Uitvinding om den Rook te verdryven. JLOLIPY’LE, (in Hydraulicks) a round hollow Ball made of Metal , with a Neck and Anall Hole , which being about two third Parts fiiled with Water , and let on the Fire , the vaporous Air will break forth with a great Noise and Violence. Een ronde, holle, metaale Bal, met een Hals en een klein Gaatje in. denzelven., die twee derde deelen met Water gevuld, en op het Vuur gezet zynde , de dampende Lucht met een groot Gerucht en Geweld doet uitbarsten. JEOLIPY’LE, An Instrument called the Hermetick Bellows, to try if there be a Vacuum in Natu- re. Een Werktuig, de Hermétifch e Blaasbalk ge- naamd . om de Proef te > öf er een Lucht- ledige Plaats in de Natuur is. AEOLUS, (from JEélos , in Mythology, the God of Winds) the Name of a Ventilator , or a Machine used to extract foul Air out of Rooms, called Tidd’s JEolus , from the Inventor. Een Luchtmoolen , zynde een Werktuig om de vuile Lucht uit een Vertrek te dryven , en 'er verse he Lucht in te brengen , naar den Uitvinder , en naar den Gödt der Winden, Ti do’s iEolus genoemd. iE’ON, ( otnini , Gr. an Age) Duration. Ge duur- zaamheid. iEORA , (among Antient Physicians ) a Kind of Exercise, which consisted in being carried a- bout in a Litter or other Vehicle. Een Soort van Lighaams Oeffening, bestaande in he t ver- vervoeren in een Rosbaar öf ander Rytuig. JEQ. jEQUALIS COROLLA, (among Botanists.) Een gelyke Bloemkrans ; als de Bladen en Bloemen gelyk zyn. JSQUILIB’RITY , ( JÊquilibritar . L. ) Equality of Weight. Evenvttgt , gelyke Zwaarte. ÉR. RA , ( L . ) a particular Account and Reckoning of Time and Years , from fome remarkable Event ; as from the Creation of the World , the Destruction of Troy , the Olympiadés , the Building of Rome, the Nativity of Christ, the Flight of Mahomet , &c. Eene byzondere Ré- kening des Tyds era der faar-en , van zékere merkwaardige Gebeïirtenifse ; als van ■ de Schep- ping van de Waereld ; de Ondergang van Troje, de Olympiaden , het bouwen van Romen , de Geboorte van Christus , de Vlucht van Ma- homet , enz. (SLRA’RIUM , ( L, in Reman Antiquity ) the Public ■&R. Si Treasure of the Roman State. De Thesaurie , öf Schatkamer van het Romeinsche Gemee- nebëst. /E’RIAL , (JErius , L. of 'A ipifa , Gr. ) belonging to the Air, airy; consisting of Air. ,, Vegeta- bles abound more with TErial Particles’ Ar- ruth. Dat tot de Lucht behoord ; Luchtig . ,, Plantgewafsen zyn overvloediger voorzien vam Luchtdeelen ”. SERIAL Perspective the Art of giving a proper Dimunition to the Shades and Light of Colours 8 and Size of Objects, in Proportion to the fup- posed Distance of the Objeft from the Eye. Arac/zf-perspefrief. De Konst van de Schaduwen en het Licht behoorlyk te verminderen , , era de Grootte der Voorwerpen te fchikken naar Evenre- digheid van den vooronderstelden Afstand des Voorwërps van het Oog. JE’RIE, (airie,F. ) a Nest appropriated to Hawks , and other Birds of Prey. Een Nest voor- Vak- ken en andere Roofvogels . iEROGRAPHY- Luchtbeschryving. iEROLOGY, («i?/>,Gr. Air and *«©•*, a Discour- se on the Nature and Properties of the Air. Eene Rédenvoering over den Aart en de Eigen- schappen van de Lucht. iE’ROMANCY, (of 'A-),p and Divination,' Gr ) a Divining or Foretelling of Things by cer- tain Signs in the Air. Eene Voorzegging öf Waarzeggery uit zékere Tékenen in de Lucht. iEROMAN’riCK , belonging to Divination by the Air. Tot dé Lucht-Waarzeggery behoorende. ^’ROMETRy , ( fium , Urr. and purge ta , Gf, to measure) the Art of Measuring the Air e comprehending the Laws of Motion , Gravita- tion, Prefsion , Elasticity , Rarefaction , Con- densation , &c. Lucht - kunde , Lucht -wee- ging , bevattende de Wetten der Beweeging s Zw a arte -Kr acht , P erf sing , Veerkracht , Vei dun- ning, Verdikking, enz. iE’ROSCOPY , (*¥£, Gr. Air, and to look. into) the Observation of the Air. De Waar- neeming van de Lucht . iEROSTATICA, that Branch of Aïrometry, which considers the Weight and Ballance of the Air and Atmosphere. Die Tak van de Luchtkunde , die het Gewicht en Evenwicht van de Lucht en den Dampkring bepaald. JÈRUGFNEOUS , ( Mruginosus ■, L ) rusty, cam kered, mildew’d. Roestig, ingekankerd , wzëngd. iERU’GOS, (L. ) Rust, particularly «-nat of Cop- per; Verdegrease. Roest, Kope-' r <>est; Spaans ch - groen. JERUM’NOUS , (Mrvmnosus , L. ) full of Trou- ble, wretched. Vol Moeijelykheid , Elëndig, Rampzaalig , G a JES, 52 /ES. JE T. MS. , ( L . ) Brafs or Copper. Rood of Geel Koper. JE S flavam. Geel Koper. /ES Ustum, (in Chemistry) burnt or calcined Cop- per. ) Een bereidztl van Koper , anders JE s Ve- neris, /Es Octnatum, &c genaamd. JE S CU YN P ’M EN O U S Plants, (among Botafiists ) fensitive Plants, which touched by the Hand, fhrink in their Leaves. Gevoelige Planten , die met de Hand aangeraakt wordende, hunne Bla- den inkrimpen. iESNECY, (in Law ) a Term used to denote the Priority of Age among Coparteners. De Meer- derheid van Jaaren , onder Deelgenooten , öf Compagnons. /ESTIMATIO CA PITTS, (L.) the Estimation, or Value fet upon a Person’s Head; a fine an- tiently ordained to be paid for Offences ac- cording to the Quality of the Complainants. Eene Be grooting 'óf Waarde die op iemands Hoofd gesteld word', eene Boete die men Oud-tyds voor Overtredingen moest betaalen volgens de Hoe- danigheid van de Klaagers. /F.STIMA’TORY , ( JEstimatorius , L. ) of or be- longing to Prizing or Valuing, or of a Price or Estimation, Tot ééne Schatting öf Waardee - ring beboerende , öf , van een Prys öf Waar- deering. /ESTIVAL, ( JEstivalis , L.) of or belonging to Summer. Iets dat tot den Zomer behoord , of daar toe Betrekking heeft. JE S’Tival. FLAis-ra. -b» TlffSj I U Ut f I/ O G t U • To /ESTIVATE , ( cestivare , L. ) to fejourn or lodge in a Place in Summer-time. Op eene Plaats zyn Verblyf houden cf huisvesten ,. ge- duurende den Zomer. /ESTUARY, ( lEstuarium , L. ) the Sea running up a good way into Land. Een Ann van de Zee , die ver in het Land loopt. /ESTUARY, (in u Medicinal Sense ) Receiving of Vapours or Steams of boiled Drugs in theBody through a Hole made in a Seat or Chair. Het ontvangen van de Waafsem of Dampen van gec- hookte Drogerijen in ’t Lighaam, door een Gat in een Zitplaats of Stoel. To /ES’TUATE , ( cestuare , L.) to rage like the Sea. Bruifschen , gelyk de Zee. ZE.STUS febrius , (in Medicine . ) De Hitte der JET. jETATE PROBANqa, (L.T.) a Writ of Enquiry, whether the Heir of a Tenant that held of- the. King in Chief , by Chivalry , be of full Age.. Een Geschrift tot Onderzoek of de Erfge - JET. mam , van een Vasal des Konings meerder ; jaarig is, AETHER , ( Al&jp , Gr. L. ) the Firmament , the Sky , that Part of the Heavens that is above the three Regions of the Air. Or , it is rather that very fubtile and transparent Fluid which not only fills up the Space between our Atmo- sphere and the Stellar Region , but penetrates through all known Bodies , and replenishes the Interstices of their Particles. Het. Firmament, de Sterren - hémel , dat Gedeelte der Hémelen, ’t welk boven de drie Gewesten van de Lucht is. Of liever die zeer fyne en doors chynende Vloei - Stöffe, die niet alleen de Ruimte tufschen onzen Dampkring en hst Gewest der Sterren vuli ± maar door alle bekende Lighaamen dringt en? de Tufschen- wydte van hunne Deeltjes vol maakt. /ETHER , ( among Philosophers j is taken by foine for that Medium of Fluid in which all other Bodies float; by others, for the whole Atmo- sphere , and whatsoever is fuspended in it. JEther , word door fommige Wysgeeren gebruikt voor dat Medium der Vochten waar op alle an- dere Lighaamen dryven ; door andere voor den geheelen Dampkring , en al het geene daar in hangt. ./ETHER, (in Chemistry.) De Vlugge Geesten. /ETHE’REAL , ( eethereus , L. ) belonging to the Heavens, Sky, or Air; heavenly. Hémelsch, dat töt den Hémel, het Uitspansel en de Lucht behoord. /ETHE’REAL Matter , ( among Naturalists) a ve- ry thin , fine , transparent Fluid , that Come will have to furround the Earth up as far as the fixed Stats, which easily lets all Things run through it. Luchtstbjj'e , ( onder de Natuur- kundigen ) een zeer dunne , doors chynende Vocht , die eenigen willen dat den Aardkloot , töt aan da vaste Sterren omringt en alle Dingen gemakkelyk door laat. /ETHERIAL Space, (or Region) that Space in th& Heavens where the pure unmixed /Ether is fupposed to be found ; and figuratively, is used for Pleavenly. Het Luchtgewëst , die Ruimte in de Hémelen , waar in men vermoed dat de zuivere, onvermengde /Ether te vinden is, en in een jiguurlyken Zin word het voor PIémelsch gebruikt. /ETHERIAL Oil, (in Chemistry ,, named likewise Efsential) a fine, fubtile , efsential Oil, appro- ving nearly to the Nature of a Spirit. Een zeer fyne , kragtige Olie die zeer naby. den Aart van een Spiritus komt. R. The pure Liquor, which rises next after the Spirit, in Distilling Turpentine, is termed the /Etherial Oil of Turpentine. De zuivere Vocht die in het Qverhaalen van Terpentyn eerst op- deit 53 JET. Af A. AFE. den Geest volgt, word Lucht - Olie van Terpen* tyn genoemd. JÊTH.rOPlS, an Herb of Ethiopia, with which, it is faid , Inchanters formerly used to open Locks, dry up Rivers, &c. Een ' Mthiopisch Kruid,’ waar méde men zegt, dat de Toveraars voorheenen , de Sloten opende , de Rivieren uit- droogden, enz. jETHIOPS Mineral , ( in Chymistry ) a Medicine made by incorporating equal Parts of running Mercury with Flour of Brimstone, and defla- grating them in a Crucible. Etiopisch Mineraal; een Geneesmiddel , toebereid door eene Inlyving van gelyke Deden voelbaar Qitik met Bloem, van Zwavel , die in een Kroes af gebrand worden. *£TIOL’OGY , ( AWiaXoytct , of ’Ania a Cause, and My'©* a Discourse, Gr . ) a Öiewing a Cau- se or Reason. Rhet, yjanwyzing van een Oor- zaak of Réden. ,#£TIOL’OGY , (in Physick ) the Reason or Ac- count that is given of natural or preternatural Accidents in human Bodies. De Réden öf ’t Verslag welk men geeft van natuurlyke öf meer dan natuurlyke Toevallen in de Lighaamen der MSnschen. iETIOLQ’GICA , (A hioteytw , Gr. ) that Part of Physick w’nich explains the Causes and Rea- sons of Diseases, and their various Symptoms, in order to their Cure. Die Tak der Genees- kunde in welke men Réden geeft van de Oor- zaaken, of Rédenen der Kwaaien, en hunne on-' derscheidene Toevallen , om dezelve te geneezen. ALTITES, ( ’Asti'tsj? , Gr.) the Eagle’s Stone (fals- Jy faid to be taken out of an Eagle’s Nest) but found by the Sides of Rivers, in Fields and Mountains which, when fhaken, rattles, as if another was in it* Arend-fleen , die niet, gelyk men voorgeeft . in liet. JVest van een Arend , maar aan de Kanten der Rivieren , in Velden en op Bergen gevonden word; en die geschud -zyn de, raateld om dat ’er een andere Steen in zit. AFA. AFA’R , (at a Distance.) Van verre , op eenen Afstand. AFA’R, (in a figural Sense) Foreign or Strange. Distance, in Oppositition to intimate Friend- schip. Uitheemsch of vreemd, Op eenen Af- stand , in Tegenstelling van gemeenzaame Vriend- schap. AFA’RE, an Affair, Businefs. Chauc. Eene Zaak, Bézigheid. AFE. AFEA’RED, -^Afraid, frighted. ,, Hal, art thou AFERE , u not horribly afear’d". Shakesp. Ang* ’ C sti g, bevreest, verschrikt. „ FIal , AFERED, J zyt gy niet yfselyk geschrikt ”, AFF, AFF. AFFABILITY, ( Affabilité , F. of Affabilitas , L ) Easinefs of Addrefs , Courtesy , Gentienefs , Kindnefs. Minzaamheid , Bevalligheid van Manieren , Beleefdheid , Aardigheid , Vriende- lykheid. AF’FABLE , ( affabilis, L. ) easy to be fpoken to , civil, courteous. Qemakkelyk te fpreeken, om- gangkelyk , beleeft. AFFAIR’, ( affaire , F. ) Employment, Businefs, Matter , Thing. Beroep , Bézigheid , Zaak , Ding . AFFAIR’, (joined with little , an Intrigue) „ He had a little Affair with Mifs — Ónderhande- ling , met kleine faamengevoegt , een Minnaa- fytje. ,, Hy had een kleine Onderhandeling met juffrouw — — ”, To AFFECT’, (affeSler , F. of affeftare , L. ) to fludy or fet one’s Mind upon, to have an In- clination to, to hanker after, to love, to en- deavour to get. Op gezet zyn , be-yveren, zyne Gedagten op Jiellen , eene Genégenheid toe hebben, naar haaken , beminnen , poogen te verkrygen. AFFKC.xa'TION , cc. of L.y an eager Desire? also Affeftednefs, Formality, Nicenefs, Preci- senefs. Eenflerke Begeerte; als méde Gemaakt- heid, Plechtigheid, Kiesheid, Netheid. AFFECTED , ( affeflé , F. of affeftus , L.) dispo- sed or inclined to. „ No Marvel then if he were ill affeóted Personated, and appearing unnatural. „These Antic, lisping, and AffeftecL Phantasies” Rom. and Juliet. Gezind, toe ge- négen. „ Geen Wonder dan, indien hy kwaalyk gezind was”. Verbeeld , en onnatuurlyk fchy- Tiende. ,, Deeze oude , lispende en verbeelde Harsenschimmen AFFECTED, (applied to Persons) full of Affec- tation. „ An affefled Lady John. Ge- maakt , vol Gemaaktheid. „ Eene gemaakte Dame”. ° AFFECTED , (in a Physical Sense ) troubled or feized with a Distemper , afflicted. Met eene. Ziekte gekweld, öf behëbt zyn. AFFECT IQ bovina. Een Vee -kwaal; Vee -ziekte, die dooi een kleins . Worm , die het. Li gh aam over-— al door eet , veroorzaakt word. AFFEC riON , (F. of L . ) Good -will, Kindnefs , Inclination towards , Love , Pafsion. Goede- wil , Vriendelykheid , Genégenheid tot, Liefde,.. Hartst'ögt. AFFECTION , (in Painting ) the Representation of any Pafsion , wherebey they appear to be Animated , and fwell to the Sight. De Af- beelding der Hartst'êgten. waar door dezelve 1 ' 3 .fchy.- 54 AFF. fchynen bezield te zyn , en zich voer 't Oog te vertoonen. AFFECTION, (in Logic ) an Attribute peculiar to fome Subject , and arising from the very Idea or Efsence of it; tliled by the Schoolmen, Pro- prium quarto modo. Eene Hoedanigheid byzon - der eigen aan het Onderwerp , ontstaande uit het Dè'nkbeeld öf Weezen zelfs ; ly de Schoolgeleer- den Proprium quarto modo genoemd. AFFECTION, (among Physicians ) is often used where the Name of the Affe&km is put adjec- tively , as Hypondriac Affeüion, and the like, and then it means Affliction. AffieUie , word dikwerf gebruikt, als de Naam van de Kwaal byvoegelyk gesteld is , als Hypondriac Affec- tion , enz. en dan betékend het Quelling , Ver- driet , Moeijelykheid, Wederwaardigheid , Aan- doening. AFFECTION, (among Naturalists ) is often used in the fame Sense as Properties; as the Affec- tions of Matter are those Properties with which it is naturally endued. Toéval , word ménig - maal gebruikt in den zëlven Zin als Eigenschap- pen; als de Toevallen der Stöffe zulke Eigen- schappen zyn , waar méde dezelve Natuurlyk begaaft is. AFFECTIONS of Body , (in Physics ) certain Mo- difications occasioned by Motion. Zékere Be- vormingen door de Beweeging veroorzaakt. AFFECTIONATE , ( affeüionné , F. ) well affec- ted to, kind, loving, full of Affeftion. Wei genégen , vriendelyk , minzaam , vol van G eni- genheid. AFFECTIVE , moving the Affeftions. Shakesp. De Hartstögten gaande manken; ontroeren. AFFECTS , Affeótions. Shakesp. Aandoeningen , Genégenhéden. AFFECTUS, (A.) the Affeftlon , Disposition , or any Motion of the Mind. De Gcnégenheid, Gesteltenis , of eenige Aandoening van het Ge- moed. AFFECTUS , ( with Physicians , L. ) Sicknefs or Disorder of the Body. Ziekte of Ongesteldheid van het Lighaam. To AFFE’RE , (Affier; F. in Law ) to Confirm. Be- vestigen, bekrachtigen. To AFFE’RE an Amerciament , to lefsen and mi- tigate the Rigour of a Fine. De Gestreng- heid van eene Boete verminderen maatigen. AFFEE’RFRS, > Persons appointed in Court Leets , AFFE’RERS , C&c. to fet Fines on Offenders pu- AFFE’RORS , 3 nishable arbitrally, for which no exprefs Penalty is prescribed by Statute ; in Cours Baron, to Moderate Amerciaments, they are to affirm on Oath what Penalty they think oitght to be infli&ed upon Offenders. Persoo- AFF. mn in de Gerechtshoven enz. aangesteld , Overtréclers die goeddunkelyk gestraft kunnen worden , en waar voor ge ene uitdrukkelyke Boe- te in de Wetten is verordend, eene Boete op te leggen; en in de Rechtbanken der Vryheeren, de Gëldboetens te maatigen ; zy moeten onder Eede verklaaren , welke Straffe zy oordeelen dat, den Overtréders moet worden opgelëgt. AFFETTO , (in Mustek Books') fignifies that the Mustek must be performed in a very moving, tender or affecting Manner, and for that Rea- son not too fast , but rather flow. Affetto , betékend dat de Muziek op eene beweegelyke, iédere , en aandoenlyke Manier , en om die Ré- den niet fchielyk , maar langzaam moet worden gezongen öf gespeeld AFFETTUOSO, (in Mustek Books , Ital.) fignifies the fame as Affetto . Betékend het zelfde als Affetto. AFFIANCE, ( Affiance F.) Confidence, Hope,' Trust. „ Ah what’s more dangerous then this fond Affiance ”. Shakesp. Vertrouwen , Hoop , Betrouwen, „ Ach wat is ’er gevaarlyker dan dit genégen Vertrouwen ”. AFFT’ANCE . f in Law ) the Plighting of Troth between a Man and Woman upon Agreement, of Marriage Hj>± 2P j,a ~ gen , in ’t Oog houden. „ Gelaa- ten otn hem na te Oogen ”. AFTER GAME, an Expedient after the original Plan or first Attempt has miscarried; „ Still there remains an after-game to play”. Addis. Na- fpè'l , een Middel na dat het eerste Ontwerp , öf den eersten Aanslag mislukt is. „ Nog blyft ’er een Na-fpel over om te fpeelen”. AFT. AF TER HOURS , the Hours which fucceed or follow any Aftion. „ That After-hours with forrow chide us not”. Na-, öf Volgende Uuren. De Uuren die op een Bedryf öf Daad volgen. „ Dat de volgende Uuren ons niet met Droefheid kastv den”. Rom. and Juliet. AFTER-KINDRED , remote Kindred. Na -maag schap , A gier -kinder en. AFTER-MATH, the After- Grafs, or fecond Mo. wings of Grafs, or Grafs or Stubble cut after Corn. Na-gras , öf, de tweede Maaijing van het Gras, öf anders het Etgroeh. AFTER-NOON , that Space which is from twel- ve at Noon to the Evening. Na - middag , het Tyd -verloop van twaalf Uuren töt den Avond. AFTER-NOON, (in a figural Sense) in the Decli- ne. „Even in the After noon of her best Days ”. Shakes?. Na-middag , (in een figuur lyken Zin ) het afgaan van den Leeftycl. ,, Zelfs in de Na- middag van haare beste Dagen”. AFTER-PAINS , ( in Midwifry ) Those Pains which are felt in the Loins, Groin, &c. after Deli- very, proceeding from a Distension of the Liga- ments of the Uterus. Naween, ( in de Vroed- kunde) de Pyn in de Lendenen , Liezen, enz. die na de Verlof sing gevoeld worden , ontstaan <»- de uit eene Opspaming der Banden van de Baar- moeder. AFTER-PROOF, Evidence, following that which has been produced. ,, Under the Expectation of his after-proof”. Wotton. Na-bewys, een Bs- wys volgende ’t geene reeds ingeléverd is”. On- der de Verwagting van zyn verder bewys”. AFTER-SA II.S . thp Snilc belong to the Main and Mifsen - Masts, and keep the Ship to the Wind. De Zeilen van de Groote en Bezaans- Mast , dienende om ’t Schip by de Wind ~te houden. AFTER-SWARMS , ( in the Management of Bees ) Na-zwè'rmen van Byen. AFTER-TASTE. Na-fmaak. AFTER - TOUGHT , Repentance. „ Expence, and after - thoughts and idle Care ”. Dryd. Na -berouw- „ Onkosten , Na - berouw en nut- telooze Zorg”. AFTER-TIMES , future Ages ; in Time to come. ,, In after - times ihali not hold the World in Awe ”. Dryd. Na - tyden , toekomstige Eeu- wen in toekomende Tyden. „ De toekomsti- ge Eeuwen zullen de Waereld niet in Bedwang houden ”. AFTER-WIT , an unseasonable Expedient , or „ a Contrivance wich is too late l’Estran- ge. Na kermis , een ontydig Middel , öf eene ' Uitvinding die te laat komt. AFTER- ATT. AGA. 4FTFR WRATH , Anger , when the Provocation feems past. ,, T’excuse their sifter -wrath . Na- gramschap , als de Tèrging vooroy Jchynd . „ Om hunne Na-wraak te verschoonen ’ . AGA. A’GA, an Officer of the Turks, as the Aga or Chief Captain of the Januaries. Aga , een Bevel- hebber onder de Turken. AGA’I. Zie AGIO. AGAi’N, (Agen, Sax.) another time. Op een an- deren Tyd. AGAINST, (Agen, Ongean,&ix. tnegenen * Teut.) opposite to , instead of. Chauc. Tégengestëld, in de Plaats van. AGALLOCHUM , (a Species of Aloes-wood , in the East-Indies , fpotted with various Colours, odoriferous', and acrimonious to the taste.) Een Soort van Aloë-hout in Oost-Indiën met ver- schelde Kleuren gevlekt , welriekend , en wrang van Smaak, A'GALMA , (Ayx*/. ia , Cr.) the Image or Impres- sion of a Seal , also a Toy. Het Af drukte l öf Indrukzel van een Zégel , als méde een Speeltuig der Kinderen. AGA’PiE, (A ya-rat, Gr.) Love-Feasts, Feasts a- mong the primitive Christians , first before, then , for the fake of Catechumens , after re- ceiving the Lord’s Supper, instituted forWorks of Charity Liefde - Maaltyden , Feesten onder de eerste Christenen , eerst voor, en toen, om de Nieuwelingen m het ontvangen van des Hee- ren Avondmaal , ingestëld töt Wërkén van Lief- daadigheid. A’GARCK , (a whitish Musroom, or an Excres- ccncc growing 1*1 cIjo 37* oil'll kjC n JSlusllIULflll UU the Trunks and great Branches of old Trees, especially the Lareh-tree; also on Oaks. It is distinguished into Male and Female; the latter only is used in Physick , and the Male by Dyers.) Ldrkenzwamme , een Uitwas in de gedaante van een Kampernoelje , aan de Stammen en dikke Takken van oude Boomen. Mineral AGARICK,(a Kind of Stone found in the Clefts of Rocks in Germany , ) Mineraale Aga- ricus. Een Soort van Steen die in de Klo- ven der Röizen, in Duitschland gevonden word. AGAS’T, 4(A. and Gast, Sax, Öcipt , Teut', a AGHAST , s Spirit or Speftre, q. d. frighted *with the Sight of a Ghost) put in a Fright .dismayed •with Fear. ,, With fhudd’ring Honour pale and Eyes Ageist. Par. Lost. Verschrikt op het zien van een Geest of Spook , [ naar de dwaaze Ver - A bedding van naargeestige Mens cheii). Verbaast , neerslagtig van Vrees. „ Bleek van lévende Schrik, en een verbaast Gezigt”. AG’ATE , ( Achatis , L. of h%<* in , Gr.) a pre- AGA. AGE. 59 clous Stone of. Several Sorts and Colours. Agaat , een édel Gesteente van veelerlei Soorten en Kleuren. AGATE, (among the Gold Wire- drawers) the In- strument they make use of in burnishing, and derives its Name from the Agate Stone, which is in the Middle. Een Agaat. Een Werktuig der Goud- draadtrekkers. AGATH’RID , gathered. Chauc. Vergaderd , ver- zaameld , A’GATY, (from Agate) partaking of the Nature of Agate. ,, An Agaty flint ”. Woodw. Agaat- achtig , dat den Aart van Agaat heeft. „ Een A gaat e Vuursteen ”. A'GAVE, (in Botany , L. ) the Common American Aloe. Aloé, de gemeene Amerikaansche Aloé. AGA’ZED , (from Agaze) Struck with a fudden Terror; terrified to Stupidity. ,, All the who- le Army flood agazed at him'”. Shakes?. Met een fchielyke Schrik bevangen ; verbaast töt Zufheid toe. Het gantsche Heir Jlond over hem verbaast AGE. AGE, (from Age, F. or probably of Aga , Sax . always ) the whole Continuance of Man’s Life, Ouderdom , de gantsche Inhoud van ’t Leeven van een MenscJh AGE, a Space of Time or an Hundred Years com- pleat. Een Eeuw , de Afwifseling van honderd, volle Jaaren. AGE, fin Chronology) a certain Period of Years pafsed fince the Creation,* this by fome is re- duced to three P^.. > *'■’"' '■ 1 "~ A ë c VI the Law of Nature , from Adam to Moses ; the Age of the Jewish Law , from Moses to Christ ; and the Age of Grace, from thence to the present Year. Huishouding , een zéke- re Kring van Jaareh , fédert de Schepping verhopen , die door fommigen in drie Periodens verdeeld worden : Namenilyk , de Huishouding onder de Wet der Natuilr ,van Adam töt Mozes; de Huihouding onder de Joodsche Wet van Mo- zes töt Christus , en de Huishouding der Genar- de, van doen af töt op het tégenwoordige Jaar en de Eeuwen die nog volgen zullen. . A. De Oude Dichters verdeelden , de Duurzaam* heid van de Wdereid in vier Tydkringen öf Eeu- wen ,* de eerste noemden zy de G oude, de twee- de de Zilvere, de derde de Kop ere , en de vierde de Yzëre Eeuw. Niet ongelyk aan deeze -tyn de vier Eeuwen van de Waereld , zo ah door de Indianen van het Oosten zyn v^deeld, die de- zelve töt eene ontzachelyke lengte uitrekken. De Oude Historie ■ Schavers onderscheiden de Duurzaamheid vt>n de W aereld in drie Tyd- kringen. De eerste die zich uitstrékt van de Schepping van de Waereld töt de Zondvloed, of H 3 de éö AGE. de zit mare Overstrooming .in Griekenland, gs- duurende de Régeering van Ogyges. Deeze word genoemd de duistere of onzékere Tydkring, zynde de Geschiedenis van ’t Menschdtm , ge - duwende dien Tyd , zeer duister ; de tweede noemen zy de Fabel- achtige of heldhaftige Eeuw , en eindigt met de eerste Olympiade, waar méde de derde of Historische Tydkring begint. AGE , ( in Astronomy ) applied to the Moon , is the Number of Days elapsed fince the last Con- junction , or full Moon , (filed her Quarter. Ouderdom , ( in de Sterrekunde) op de Maan toegepast , is het Getal der verloopene Dagen, fé- dert haare laatste Conjunct ie , 'óf volle Maan; haar Kwartier genoemd. AGE , ( in Law ) the fpecial Time , which ena- bles Men or Women to do that which before , for want of Years and Judgment, they might not do; as at Fourteen a Man is at Age of Dis- cretion and may take an Oath , and at Twen- ty Five he is at full Age. De gestélde Tyd , die Per- soonen van beide Sexen instaat field om te doen , ’t geen zy te vooren , by gebrék aan J aar en en Oordeel niet doen mogten : By Voorbeeld , een Jongeling , Veertien J naren oud zynde, is op zyne Jaaren van discretie en mag een Eed doen ; en op zyn vyf en twintigste is hy mondig öf meer der ƒ aar ig. AGED, (from Age.) Bejaard, Oud. AGE PRIER , ( Law Term ) is a Motion made in Court by one in his Minority (having an Ac- tion brought against him for Lands coming to him by Descent) that the faid A&ion may cea- se till he arrives at full Age. Een Verzoekschrift n j n Rëchtsn betrokken word , dat de Ache mag t.m the t,j Meerder] aarig is. AGE, AGEYNE, ? against , again. Chauc. AGEY’NES, AGÉY'NS,5* Tégen, nóg eens. AGELAS’TICK, (of r©-», of k privative and yeXda to laugh , Gr . ) never laughing, one who never laughs , morose, fevere. Nooit laghende , iemant die nimmer laght , gémelyk , Jluuvsck, AGE’N. Zie AGAIN. AGEMO GLANS, ") (from £);!£$ agem , Arab, a AGIAMOGLANS, Barbarian , Arab. AZAMO’GLANS , J a Child ) Children of Tri- bute, taken every third Year by the Grand Si- gnor’s Officers , from those Christians whom he tolorates in his Dominions. Kinderen der Shotting, die elk derde Jaar door de Ampte - naaren den grooten Heer , den Christenen die hy in z-jne Domeinen duid , ontnomen worden. AGEN’CY , (from scent,') Werkzaamheid, Bedry- vigheid. AGENTIA , (among Philosophers and Divines.) L)e Plichten, die* een Mensch betrachten moet. AGE. AGEN'DA, (among Merchants,) Een Memoriaal I Kladboek. AGEN’HINE, (from agen, Sax. eigen, Teut. one’s own, and 'nine, a Servant, in Law) a Guest at an Inn , who after three Night’s Continuance therein , is deemed one of the Family. Een Gast in een Herberg die m Verblyf van drie Nagten voer één van het Huisgezin gehouden word. AGENT, (from Agens, L. part, of Ago, to act) that which afts or is active in Opposition to Patient or pafsive. „ The Force of Imagina- tion upon the Body agent”. Bac. Nat. Hist. Een Werker, één die werkzaam öf bedryvig is r in. Tégenstelling van Lyder , öf Lydelyk. ,, De Kracht der Verbeelding op het Lighaam wér- kende ”. AGENT, {Agens, L.) a Being endued with the Power of Action. „ A Miracle is a Work ex- ceeding the Power of any created Agent ”. South. Iemand met een wérkend Vermogen be- gaaft. „ Een Mirakel is een Bedryf, ’t welk het Vermogen van eenig geschapen Werken overtreft ”, A’GENT , (in a Physical Sense ) that which acts upon Bodies, and causes ail Generation anti Corruption, 't Geene op de Lighaamen wérkt,, en alle Voortteeling en Bederving veroorzaakt. A’GENT, (in Commerce ) a Person intrusted with transacting Businefs for another, at a distance. Een Agent, {in den Koophandel) een Gevol- machtigde; iemand die Zaaken voor een ander die afweezend is , verricht. A’GENT , a Person who takes Care of the Affairs of a Prince at a foreign Court. Agënt , Iemand fl . i J* rl o 7-nnbpn •naA'i. pjpyi VHrst , nan £en vreemd' Hóf waarneemt. A’GENT and Patient, {Law Phrase') used when one is both the Doer of the Thing and the Party to whom it is done ; as where a Woman endows herself with the fairest Pofsefsion of her Husband , etc. De Daader en Lyder , dit zegt men {in de Rechten) als iemand zo wel de Bedryver van eene Zaak , en de Party aars wien dezelve gedaan word , is ; als wanneer eene Vrouw zich met de béste Goederen van haar Man verrykt. AGEN’TRIDA , (O. L,) the true Lord or Owner of any Thing. De réchte Heer en Eigenaar van een Ding. A’GER, (in Botany.) Bouw-land , Bezaaid-land. AGE’RASY, ( 'Aysfct .®- , of A. privative and yépm,. old Age , Gr. ) a vigorous old Age. Een wak- kere , fierke Ouderdom. AGE’RATUM, Maudlin , (in Botany) Liver-Bal- stein, AG G. AGE. AGG. AGG. AG'GER , (in Military Art,) Een Wal Öf Borst- weering. To AG’GERATE , {agger are , L.) to head up. Opkoopen , Opstapelen. AGGEST’ED , ( aggestus , L.) heapep up. Opge- hoopt, Opgestapeld. To AGGLOMERATE , ( agglomerate , L. ) to roll or wind up a Bottom. Op een Kimmen winden. To AGGLOMERATE , to Cluster together , ap- plied to the Swarming of Bees. Saamen -tros- fen, toegepast op het Zwermen der Byè'n. To AGGLOMERATE , (in a figural Sense) to flick together fo as to compose one Mafs. ,, The hard agglomerating Salts'”. Thoms* Saamenhëchten , faamenkleeven , zo dat het maar een Klomp uitmaakt. „ De harde Saamenlüee- vende Zouten. AGGLUTINANTS , {Agglutinatie , L from ad to, and gluten, glue) in its primary Signification, those Substances which have a Quality of Glueing, or flicking any Bodies together. Saa- menhëchters , betékend in den eersten Zin , die Zelfstandighéden , die een Vermogen hebben om Lighaamn aan één te lymen öf te doen hechten. AGGLU’TINANTS , (in Pharmacy.) Versterkende Geneesmiddelen. AGGLUTINANTS , (among Surgeons.) Wond - hechtende Middelen. To AGGLUTINATE , ( agglutinate , L. ) to glue together. Saamen lymen, aan malkander hechten. AGGLUTINATION, (from agglutinate) in its primal y Slgulfii-ailuij , iIjc joining 1 w u rsoUles fust together. Lyming , is in de eerste Betéke- nis , het vast aan één hechten van twee Lig - haamen. AGGLUTINATION, (in Physick) the Addition of new Substance , or the giving a greater Con- sistence to the Animal Fluids, whereby they are fitter for Nourishment. De Byvoeging van eene nieuwe Zelfstandigheid , 'óf het geeven van een meerdere Dikte aan de dierlyke Voch- ten waar door ze bekwaam zyn ter Voeding. AGGLUTINATIVE , (in Medicine) that which has the Power of Thickening the Animal Jui- ces, fo as to render them fit for Nourishing. Het geene het Vermogen heeft om de dierlyke Vochten te verdikken, om tpezelve tót de Voe- ding bekwaamer te maaken. To AGGRAN’DIZE , {aggrandir , F.) to make great , enlarge ; to raise , prefer advance. Groot maaken, verwydew, bevorderen , verheffen , bevoordeelen. AGGRANDISEMENT , ( Aggrandifsement t F. ) a AGG. 61 making great , Ac. Vergrooting , Verheffing , Grootmaaking. To AGGRATE , (of Aggratare , Ita!. gratus, L.') to ingratiate one’s feif; to gain the Esteem of a Person ; applied to the Addrefses of a Suitor to the Objeft of his Love. 7dch inwikkelen ; iemands Gunst verkrygen j toegepast op de Lief- koozingen van een Minnaar aan het Voorwerp zynèr Liefde T° AG’GRAVATE , {aggraver, F. of aggravare , L. ) to make heavy or grivous; to enlarge on the Heinousnefs of a Crime. Verzwaaren ; Zwaarder, öf erger maaken f de Af schouw elyk- hcid van eene Misdaad verzwdaren. AGGRAVATION, (L.) an aggravating. Eene Verzwaring. AG'GREGATjE Plantte, (among Botanists.) Plan- ten die vergaderde Bloemen vóórtbrengen , als de Scabiosa. AG'GREGATE, {aggregé, F. of aggregation , L.) the whole Sum or Mafs that arises from the gathering together or compounding feveral Things. .. Aggregate forms of particular Things”. Ray. De geheele Som öf Mafsa , fpruitende nit de Opzameling , öf Vergaaring van verschelde Dingen. „ Vergaêrde Vórmen van byzondere Dingen ”. AG'GREGATE , (in Arithmetick) the Total or Sum of divers Numbers added together. De Hoofdsom van verscheidene opgetëlde Getallen. To AGGREGATE, {aggreger , F. of aggrego-. L.) to Co 11 eft together feveral Particulars into one Sum , or feveral Parcels , or Particles inco one Mafs. Versa nyzonderhéden in ee.n. tfuu/Hiuin faamentrekken öf verscheidene Per- seden öf Deelen in eene Mafsa vergaêren. To AG’GREGATE, (in a figural Sense) to unite to the fame Body ,• to receive into a Society. Saamentrekken , in een figuurlyken Zin, met hel zelfde Lighaam vere enigen, in een Genoodschap dulden öf aanneemen, AGGREGATION , ( F. of L. ) the Aft of aggre- gating or joining together. Vsreeniging öf Saa- menvoeging. AGGREGATION , (in Arithmetic) the Sum To- tal formed by the Addition of feveral Units to- gether. De Hoofdsom door de Byvoeging van verschelde Eenheden opgemaakt. AGGREGATION, (in Physics) an Afsemblage of feveral Things, which have no natural Con- nexion with each other, into onewhofe, „,as a Mafs of Ruins”. S a amenvoeging., {in de Phy- sica ) eene Vergaêring van verschelde Dingen , töt een geheel , die geen natuurlyke Betrekking tot malkander en hebben. „ Als , een Hoop Puin ”. H 3 AGGRE- 6i AGG. AGH. AGÏ. - AGGREGATION , (in a figural Sense) the joi- ning , enrolling , or admitting to a Society. ,, An Aggregation of feveral Dolors to the Fa- culty of Laws”. Saamentrekking , in een fi- gunrlyken Zin , de Byvoeging , Optékening , öf Aanneeming in. een Genootschap ,, Eene Toe- voeging van verscheidene Meesters in de Rechts- geleerdheid ”. AG’GREGATUS , (L. in Botany.) Saam' ver- gaderd. AG’GREGATUS FLOS, Vergaderde Bloem, Bloem die in ééne Kelk. verschelde kleine Bloempjes met Steeltjes heeft. To AG’GRESS , (from aggrefstm, fupine of Ag- gredior, L. to attack, to fet upon) to commit te first aft of Hostility. Aanvallen. De eerste Vyandlyke Aanval doen. AGGRES’SES, (in Heraldry) the fame as Pellets or. Balls, Zie AGRESSES. AGGRES’SION, (A. of L.) Getting upon, the Aft of Beginning a Quarrel. Aanvallen, een Kra- keel beginnen. AGGRES’SGR, ( Aggrefseur, F.) an Afsailer, one that first fets upon or affaults. Een Aanval- ler , iemand die den eersten Aanval doet. AGGRESTEIN, (in Falconry) a certain Disease in Hawks. Een zékere Ziekte onder de Valken. To AGGRIE’VE , to do or fay fome Thing which fhall make a Person uneasy. ,, Which yet ag- grieves my heart”. Spencer. Ontrusten ; iets zeggen öf doen dat een ander bekommerd. „ ’ê Geen. nögjnyn Hart ontrust". To AGGRIE’VE, to offer an injury which flwH oc- casion Vexation. Bedroeven , eene Belédiging aan doen , die Verdriet zal veroorzaaken. AGGRIEVED, (of ai and gravare , L. ) afflifted , troubled , wronged. Bedroeft , vermoeid , ver- engelykt. AGH. AGHAST. Zie AGAST. AGI. AGIA'DES, (in the Turkish Army.) Een Soort van Schansgraavers. AGILA’RIUS, (O. L . ) a Hayward, or Keeper of Cattle in a Common Field, &c. Een Herder, Opzigter over het Vee in een gemeene Weide. AGIL’D, (Agild, of a negative, and gildan, Sax. to, pay , L. T.) free from Penalty , not fubjeft to the customary Fine or Imposition. Vry van Boete , niet, onderworpen aan de gewoone Bekeu- ring öf Schatting. A’GILE, ( agilis , L. ) aftive , quick , nimble, fwift. „ Förwarned ftruck his agile Heals”. Shakes?, AGI. Gaauw , vaardig, behendig , vlug. „ Zyn vlug* ge Hielen fpoede zich". A’GILE, (applied to the Mind) Alert , vigorous, in Opposition to flow , and itupid. Vaardig , vlug van Geest, in Tégenstelling van traag, vadzig. A’GILER, (A and gile , Sax ) an Observer, In- former. Een Aanbrenger , Spion, Verklikker. - AGIL’ITY , ( Agilité , F. of Agilitas, L. ) Activi- ty , Nimblenefs. Levendigheid, Vlugheid. AGIL’TE, offended. Chauc Belédigt, vertoornd. A’GIO , ( Venet. aid or Afsistance in Commerce) the Exchance or difference between Bank and Current Money, or Cash. Agio, de Wifsel , öf het Onderscheid tufschen Bank- en Kasgeld. A’GIO, the Profit which arises from Money advan- ced , and is the fame as Premium. Interest ; het Voordeel van uitgeschoote Gè'ld , het zelfde als Rente. AGIOSYM’ANDRUM. Een haute Machine, die di Grieken, die onder den Turk behooren , in Plaats van een Klok gebruicen om te Inijen. To AGIST, (Giste, a Bed , &c. or Gister, F. in Common Law , O. L ) fignifies to take in and feed the Cattle of Strangers in the King’s Fo- rest . and to, mice Money for the fame. Het Weide en Grazen van ’t Vee eens Vreemden in, de Bofschen van den Koning, en het Loon dab men daar voor ontvangt ; Weiloon. AGISTA'GE. Zie AGISTMENT. AGISTATOR, -Tin Common Law , O. L.) the AGISTER, j. Officer that takes Cattle into AGISTOR, ) the Forests, &c. called in En- jrXixh. . Clift . nr Clupct - tsüi.&r -Sn crh.-hpqsjClCir* der , een Amptenaar die Zorg draagt voor het Ve& in de Bofschen. AGIST’MENT, /(in Common Law) the Funftion AGIST’AGE, 3 °f taking Cattle into the King's Forest, &c. the Herbage or Fee of Cattle in a Forest, Common , &c. Het Ampt van Bosch- bewaarder , om Zorg te draagen voor het Vee. in cle Bofschen des Konings ; de Weide of het Grazen van het Vee in een Bosch , Wei- de , enz. A’GITABLE, ( agitabilis , L. ) that may be agita- ted or moved. Dat verroerd öf bewoogen kan worden. AGITA’CULUM, (in Chemistry , L. ) Een Omroer- flak , Öf een Roer -ft amper. To A’GITATE , (fagiter , F. of agitare , L. ) to tumble and tois, to fiir up, to bandy; to de- bate a Question. Schudden , fchommelen , roe- ren ; eene Vraag ontvouwen. AGITATION , (F. of L ) violent Motion , jol- ting, tumbling and to (sing ; Disquiet and Dis- turbance of Mind. Eene geweldige Beweeging", J'chud- AGL AGL. AGM. AGN. . /thudding , fchommeling ; Onrust en Beroering van 't Gemoed. AGITATION, the Management of a Businefs in Hand. Het Bestier van eene in Handen hel- lende Zaak. AGITATION, (in a Philosophical Sense ) the brisk intestine Motion of the Corpuscles of natural Bodies. Eene innerlyke Beweeging van de oh - deelbaare Deeltjes der Natuurlyke Lighaamen. AGITATOR, (L.) one that carries on any Bush nefs or Design. Iemand die eene Bezigheid of Voorneemen voortzët. AGITATOR , (in Antiquity. ) Eert Wagenaar , Voerman. AGTTO, (a fmall Weight used in Pegu, two of which make a Size, weighing ioo Tec alls, or z fg. 5 oz. heavy Weight, or 3 £g. 9. oz. light Weight of Venice.') Een klein Gewicht In Pegu, waar van 'er twee een Size, uitmaa- ken , weegende 100 Tecalis , of 2 fg 5 Oneen zwaar-, öf 3 fg. 9 Oneen ligt Gewicht van Venetiën. AGL. AG’LET , (L. Aiguellette) the Tag of 'a Point. „ His Gown ad dice Led with Aglets”. IIay- wood. Nestel, de Punt van een Véter. „ Zyn Kleed met Nestels bezet AG’LET , a little riate of Metal. Een kleine Me- taale Plaat. AG’LET , (in Botany) a Substance growing out of fome Trees before the Leave's. Een Ge- was dat voor de Bluilcn Utti Jamniflge fpruit. AG’LETS, /( among Florists , F.) are the Pen- AG’LEEDS, 5 ** dants which hang on the Tip ends of Chives and Threads ; as in- Tulips , Roses , Spikegrafs , &c. De Pendanten , aan de En- den der Vézelingen en Draaden ; als in Tul «■ ( pen, Roozen , enz . AGM. AG'MEN, (in the Roman Art of War.) Een trek- kend Heir, öf gelyk men zegt, een marchee- rend Léger. AGN. AG'NAIL, (from Ange, pained and Nagle Nail, q.d. a Nail) a fore Slip of Skin at the Root of a Nail. Een Dwang-nagel. AGN AT I , ( Civil Law, i. e. ad nati) Male -De- scendants of the fame Father in different Li- neages. Mannelyke Afstammelingen , van één en dezelfde Vader , in verschelde Linten. AGNATION, (in Civil Law) Kindred by Blood, between Males descended From the fame Fa- AGN. • 63 t her. Bloedverwandschap , of Maagschap , tus- schen de Nakomelingen van één en dezelfde Va- der , in de Mannelyke Linie. AGNI’NA MEMBRANA, or PELLICUDA , (in Anatomy) the Membrane, including the Foetus. Het Vel öf Vlies waar in de Vrucht , in de Baarmoeder besloten is. AGNITION, ( L. ) an Acknowledgment or Reco- gnizance of fome Person or Thing by fome Mark or Token. Eene Erkentenifse of Verge W ding aan een Persoon , of voor een Zaak , door het een öf ander Bewys öf Téken. To AGNI'SE , ( of agnosco ) to acknowledge , or confefs , to avow. Bekennen , belyden , er- kennen. AGNOETTE, /certain Hereticks in the fourth A- AGNOITES , S ge , that question'd the Omnis- cience of God i and afserted that Christ ( even not as to his Divine Nature) knew not when the Day of Judgment lliould be. Zé- kere Ketters , ( in de Zesde Eeuw ) die aan de Alweeienheid van God twyffelden , era beweer- den dat Christus, ( zelfs naar zyne Göddely- ke Natuur) niet wist wanneer de Oordeeldag zyn zal. AGNO’MEN , (among the Romans) a Name added to the Sirname of a Person upon Account cf fome particular Adtion ; as one of the Scino’s was called Africanus from his brave Exploits in Africa, &c. Een Bynaam, die by den Toe- naam van een Persoon fie'unpgd voord, uit hoofde van de eene öf andere Daad, gelyk cm van 'de Scipio j s , Africanus genoemd wierd , om zyn: dappere Daaden in Africa. To AGNOM’INATE r (of adhominare ,, L ) to add to a Name, to nick -name. Een Toenaam, Spotnaam geeven. AGNOMINATION , ( agnominatio , L. ) the Res- semblance or Allusion of oneWord to another, both in Sound and Sense. ,, Pleasantly running upon Agnominations” . Camden. De Gelyk- heid , of Zinspeeling van het eene Woord op het ander . „ Aangemame Zinspeelins.cn ge- bruikende ü 6 AG'NUS Castus, (in Botany , L.) the chaste Tree", a Tree fo called by the Ancients , because they imagined the Leaves of it were effedtual to hinder Venereal Desires. De Kuisboom, Zeewilge , een Boom , dus by de Ouden ge- noemd , om dat zy meende dat de Bladen van $ den zëlven de Wellustigheid beteugelden . AG’NUS Dei, (z. e. the Lamb of God, in the Ro- man Church, L )the Figure of the HoIyTamb, holding a Crofs ftamp’d upon a Piece of white Wax, mixed with the Powder of Saints Bones , and blefs’d by the Pope as a precious Relique, Agnus Dei, (dat is het Lam Gödts) een ronde 6 4 AGO . Scliyf van wit Wasch, vermengt met de Afsche van het Gebeente der Heiligen , en door den Paus als een dierbaar Reliquie gezégend , waar op gedrukt is het Figuur van een Lam , ’t welk een Kruis draagt . AGO. AGO’, ( from Agan, Sax.) by-past, as, long ago. Geleden, als, lang gel éden. R. When the English reckon past time, towards, or ending with the present , they use Since ; as, „it is a Year fince it happened”. But when they reckon from the present , and end with the past, they use ego; as, ,, it happened three Nights ago". This is a Nicety, which Forei- gners ought peculiarly to attend to. AGO’, Agone , gone , past. Chauc. Gedaan, ge- schied , voorby. AGOG, ( agoge , F. as, Us vivent agoge , they live as they please, or according to their Wishes) eager for the Fofsefsion of fomething; longing to let one’s Fancy or Affeétions on. ,, On which the Saints are all agog". Huidbrass. Zeer be- geerig , heigende naar het Bezit van iets ; Ver- langende ; zyne Verbeelding ‘óf Genégenhéden op zetten. ,, Waar na alle de Heiligen rykhalzen”. AGO’GE, (among Antient Musicians.) Eenefchie- lyke Ryzing 'óf Daaling in de Toon ; in de -Muziek. AGONE. Zie AGO. A’GONTST . (Agonism, L. Gr. ) a Cham- pion , one that ftrives for the Mastery. Een Kampvechter , een die om het Meesterschap Jlryd. AGONISTIC, l( agonisticus , L. of iywts-txh , AGONTSTICAL, S Gr.) belonging to Cham- pions , or Feats of Chivalry , Warlike. Dot tot de Kampvechters öf Ridder speelen behoord. Heldhaftig. AG’ONISM , ( Ag oris ma , L. of Gr. ) a Combat or Trial of Skill. Een Stryd , of Proeve van ’t Vernuft. AGONIS’TICI , (L. from ay#v, Gr. a Combat.) the Name given by Donatus to those of his Sect, whom he fent into Fairs and Markets , to propogate his Doctrines, being, as the Name imports, Theological Knights-errant. Agno sti- lten, de Naam welke Donatus aan de zulken onder zyne Aanhangers gaf , die Jiy op de Kër- mijsen en Markten zond , om zyne Leer voort te planten , zynde , vólgens de Betékenis van het Woord , GSdtgeleerde Dooiende - Ridders. AGO’NIZANTS, certain Friars in Italy, who as- sisted those who were in Agonies. Agonizan- ten , zékere Monniken in Italiën , welken den geenen die in Doods • angst waren , Bystand loden. AGO. AGR. To AGO’NIZE , ( agoniser , F. from uyeugè , Gr. of a.yuv/ 1 . Gr. an Agony) to be affeét-d with acute and excefsive Pain. „ To fmart and . Agonize at every Pore ”. Pope. Scherpe , en buitenspoorige Pp lyden. „ Smërt , en Pyn lyden in alle de ZWcet-gaten. AGO’NUS , ( in Ichthyology. ) Een Soort van Haring, AG’ONY , ( Agonie , F. Agonia , L. of ‘AymU, Gr.) Extremity of Anguish , the Pams of Death , an Horror or trembling Pafsion. Uit- bondige Angst , de Angsten des Doodts , eem ‘vers cht ikke lyke öf fidderende Hartstögt. AGONYCLITES, (Gr.) Hereticks in the feventh Century, who condemned kneeling at Prayers. Agonyklieten , Ketters in de zevende Eeuw dis het knielen in de Gebéden veroordeelden . AGOUTY , a little American Beast like a Rabbit, Een klein Amerikaansch Dier , als een Konyn. AGR. To AGRA’CE, to grant Favours to. Begunstigen AGRAMED , (of <6 e ’aut, Grief, Teut.) grieved, displeased. Chauc. Bedroeft, misnoegt. AGA’RIAN Law , (L.) an ulu Roman Law for iharing the Lands gotten by Conquest amongst the common Soldiers. Een oude Romeinsche Wet tot verdeeling van het Land onder de Krygs - knëgten . ’t geene zy veroverd hadden. To AGREA’SE , to grease , daub, or make filth# Besmeeren , fmeerig maaken, bemorsen, AGR EAT’, (Sax.) by the Great or Lump. J n Grnt_ of by de Hoot. AGRE, £(of agreer, F. ) to please, to content. AGREIN, 5 to be pleased; also in good part, kindly. Chauc. Behaagen, vergenoegt , öf bekoort zyn ; iets wel öf vriendelyk op neemen. To AGREDGE, £to aggravate. Chauc. Verzwaa- To AGREGE , f ren. To AGREE’, (agreer, F.) to yield or consent; to flrike up a Bargain; to make up a Difference. Inwilligen , öf toestemmen ; Koop maaien , een Verschil by leggen. AGREEABLE , (agréable, F.) that agrees or fuits with; also charming, graceful, pleasant.- Wel- voegelyk , bekoorlyk, bevallig, vermaakelyk. AGREE’ABLENESS , Suitablenefs , Pleasantnefs, dcc. Behaagelykheid , Aangenaamheid. AGREE’D , (from Agree) fettled by mutual Con- sent. Over één gekomen , met wéderzydsche Goed - keuring ver-èffend. AGREE’ MENT , (agrement , F.) Agreeablenefs , Reconcilement, Union; Articles agreed upon. Bargain , ContrafL Aangenaamheid , Verzoe- ning , Vereeniging ; toegestaane Artykslen , Ver- drag , Koop . ACRES- AGR. AGRES’SES , ( eggrefses , F. Bullets , from oga Sax. terror, in Heraldry.) Ronde zwarte Bal - len in een Wapenschild. Zie ook PELLEIS. AGRESTA, (L.) the Juice of unripe Grapes; al- so the Oil from unripe Olives. Verjids; de Sap van onrype Druiven , als méde de Olie van onrype Olyven. AGRESTICAL, (agreste, F. of agrestis, L.) rus- tical. Boersch. AGRESTIS, (L. in Botany ) wild, applied to tho- se Plants which grow in the Fields , in Op- position to those that are cultivated. Wilde Planten, de zodanigen die van zelfs in de Vel- den groeijen , in tégenstelling van de zulken die aangekweekt worden. R. This Worn is likewise used to distinguish Wild Animals from Tame. Dit Woord word ook gebruikt om de wilde Dieren van de tamme te onderscheiden. AGREVE , (of aggraver , F.) to grieve, to pro- voke, to exasperate. Chauc. Bedroeven, ter- gen, vergrammen. AGRICOLA’TION , ( agrum colere , L.) the Art of Husbandry , Improvement of Land. De Akkerbouw , de Aankweeking der Landery'èn. AGRICULTURE , ( Agricultura, L. ) the fame as Agricolac ion. AGRIFO’LIUM , ( L. from , Gr. rough , and m de Ingewanden der Vifschen vind, die door haare Saamentrekking of Uitzetting , dient om heu in ’t W iter te doen klimmen en daalen. AIR BUIL f , (from Air and built ) Built in the Air ; Chimerical without any Solid Founda- tion. „ 1 he Air-fajit Castle and the Golden- Dream . Dunciad. Pru.cht - gebouw , Kasteel in de Lucht. Een Harzenscutm zonder eenigen vasten Grond. ,, Het Lucht Kasteel « n ge Gouds Droom ”. AIR GUN, an Instrument invented to Shoot with, purily by means of comprefsed Air. Een Wind • roer. Een Instrument uitgevonden om , door mid- del van faamgepërste , Lucht , te fchieten. AIRING , ( from air ) a lliort Walk or Ride abroad ; fo called , because we then enjoy the fresh an open Air. Het Jcheppen van een Lucht] e , een korte Wandeling te Voet öf te Paerd , dus genoemd, om dat wy dan de frifsche en opens Lucht genieten. AIR-HOLE, a Hole made to admit, or let out, the Air; a Vent; or Vent-hole. Een Lucht -gat, een Gat gemaakt om de Lucht in öf uit ts laaten. AIRI’NESS, lying open to the Air. Luchtigheid, in de ruime Lucht leggende. iUK.nNE.00, pui d ngutai oense) Levity, Gaiety, Liyelinefs of Temper. Luchtigheid, Vrolykheid , Levendigheid van Aart. A , 3 RI , ) (in Falcony ) a Nest of Hawks, or other AFRY, J Birds of Prey. Een Nest voor Valken öf andere Roofvogels. AFRLESS , that which has not a free current of Air. Zonder Lucht , ’£ geene geen vrye Door - tocht van de Lucht heeft ; bedompt. AI’RLING, (from air, fignifying gaiety , and ling a dimunitive Termination among the Saxons ) a youthful, light, gay, and thoughtlefs Person. Een jeugdig , luchtig , vrolyk , en gedagteloos Mensch. AIR PUMP, (in Philosophy') an Instrument con* trived to draw the Air out of proper Vefsels. Een Lucht -pomp; een Werktuig uitgevonden om het een öf ander Vat , Luchlédig te maaken. AIR SHAFT, (in Mining) a Pafsage made for the the Air by digging. Luchtgat, Luchtpyp , in de Mynen, een Doortöcht die men voor de Lucht, uitgraaft. AIRIE. Zie AIRY. AIRY, ( aërius , L ) belonging to the Air, gent ly blowing, windy. Luchtig, töt de Lv-cht behoo * rende, een aangenaam Koeltje ; windig. AFRY, (figuratively ) that is of no Substance , thin,’ light. ,, I hold Ambition of fo airy , and light a Quality , that it is but a Shadow’s Shadow A I 2 Sh a- 68 AIS. AJU. AKE. Shakesp. Luchtig , dat van geen Substantie is , dun , ligt. „ Ik houde de Heerschzucht voor zulk eene luchtige en ligt e Hoedanig- heid, dat het maar een Schaduw van de Scha- duw is". AIRY, Gay, fprightly, l^'sk, full of Life. Luch- tig, vrolyk , gaa v ^ > ^^l van Leeven. AFRY Triph'^j , (among Astrologers) the Signs Gem** 1 > Libra and Aquarius. De drie Hémels - tékenen, Gemini, Libra en Aquarius. AIS. AISIAMENTA, (L. T . ) Easement or Convenien- cies. Verllgting , gemak. AFSLE, (pronounced Isle, from Aile , F. a Wing, of Ala , L. ) the fide Walks or Paths of a Church, running Parallel to the greater in the Center , called the Nef ; representing in that Respeft the Wings of a Building erefted on each fide the Center. ,, The Church is one huge Nef with a double Aisle to it”. Addison. De Zyd’-gangen of Gacmderyën in eene Kerk , gelyklynig hopende met de grootere in het Mid- den, ’t Ruim genaamd , vertoonende in dat Op- zigt de Vleugels van een Gebouw opgerecht aan de beide Zyden van het Middelste. „ De Kerk is een V-PPr h.f)Qjr Ruin* nnpE ppyi d.u.hhplde Onandery ” A. Gaandery , gelyk Gronds , in tegenstelling van Gallery die eenige Trappen op gaat. AISTHESIS, (A’/t B-amc, Gr.) the Sense,* also the Aft of Feeling. Het Gevoel, Öf de Daad van voelen. AISTHETE’RION , (Ah-Wipw, Gr.) the com- AISTHETE’RIUM , J mom Sensory of the Brain, the Organ or Instrument of Sense; the Faculty of Sensation. De Zitplaats van het Gevoel in de Harzens ; het Werktuig van het Gevoel ; het Vermogen der Gewaarwording .. AJU. AjUGA, (in Botany.) Vëlcl Cïprefse , een Plant. AJUS Locutius , a fpeaking Voice , to which the Romans erefted an Altar. Liv. Een Jpreekende Stem aan welke de Romeinen een Altaar op- rechteden. A’jUTAGE , ( ajuter , F. ) the Spout for a Jet d’eau in any Fountain. De Spuit van een Wa- terbuis in een Fontein. AIZOIDES , (in Botany.) Dik-bladig , als de Huislook. AIZOOtl , (in Botany) IVater-ruiters-kruid , Krab- ben-klaaiiv ] ; een Gewas öf Plant. AKE. To AKE, (from Ace, Sax. of ax-®*, Gr. pain ) to AKE. AKI. AKN. AKÖ. AL. ALA. feal a dull and continual Pain. Flis Limbs must ake with daily Toils opprest”. Prior. Zeer doen , een doffe en gestaadige Pyn gevoelen. „ Zyne Léden moeten zeer doen, door dagelyk- schen Arbeid gedrukt". AKER , ( Ace re , Sax. 3tr6er , Teut . ) an Acre. Een Akker. AKER- STAFF, ( Zefier- .êtab , Teut.) an Instrument to cleanse the Plough- Coulter. Akkerstaf , een Werktuig om de Kouter , öf het Ploeg-Tze r fchoon. te maaken. AKI. AKFN , ( relation ) related by Blood or Descent. Maagschap , door het Bloed öf den Afkomst ver- bonden. AKFN, (in a figural Sense) Resembling ; having the fame Properties; having a near Relation to. Gelykende , hebbende dezelfde Eigenschappen ; 'öf eene miauia* ZSccreKking tót. AKN. AK’NOWE , known , confefsed. Cnauc. Bekend, beleden. AKO. AK’OND . (Pers.) De Opperste Rechter , in Civiele * J ~ scorpion’s Heart. Het g/-hnj-frt@h' , of «AÉ- ALEXIPBARhVlICAL, J | ing aan een ander over doen ; verkoopen, alzo, z Jne Gêné genheid van een Per- soon of Zaak oj trekken p n 0 p een ander vestigen . ALIENATION ,( alienatio , L. y U] e Ad 0 f alienating making over , felling, Chau & o G f Affeftion from Approbation to Dislike Ven, onding, Overdracht, Verkoop; verandering der Genegen- heid van Goedkeuring tot Af keer. ALIE’TY , othernefs. Andersheid. ALIFORMES Musculi , ( in Anatomy ) Muscles ari- sing from the Pterygoid Bones , as also from the Procefs of the Or Cuneiform, and ending in the Neck of the lower Jaw. Spieren , ont- staande uit de hytelvormige Beenderen , als ook van P Uitsték van ’ t Os Cuneïfonne , en ein- digende in den Nek aan het onderste Kaake - been. AT.lFOB’MEg Procofsus , (in Anatomy , L.) the Prominences of the Os Punpifnrme , from the Fore-part. De Vleugelviirmige Uitsteekzels aan ’t Steunzelbeen , ze voorden ook genoemd Proces» sus Pterygoidei. ALFGEROUS, ( aUgcr , from alas gerere ) winged, bearing Wings, feathered. Vleugelachtig, ge- vleugeld, gevéderd. To ALIGHT’, to condescendend. Chauc, Toegee - ven, involgen. ALI’KE, (from a and like) equally, or in the fa- me Manner. Gelyk, egaal, op dezelfde Wyze. ALI’MENT , {Alimentum , L.) Food , L Nourish- menc ; whatever ferves to nourish or fupply the Decays of, and to recruit, the animal and vegetable Body. Voedzel; al het geene Jlrekt tot Voeding, öf tot Aanvulling van geene ver- minderd is, öf töt Voeding van dierlyke en groei - baare Lighaamen, ALIMENTARY, ( aliment ar ius , L. ) of or belon- ging to Nourishment, nourishing. Voedzaam r voedende. ALIMAN’TAPvY Bud. De Ingewanden. ALIMENTARY Children. Anne Kinderen, Kinde- ren die in Godshuizen worden opgevoed. ALIMENTARY Law,{ in the Roman Law.) Eene Wet waar dear Kinderen verpligt waren, hunne Ouders te onderhouden. ALIMO NIOUS , (from Alimonia, L.) that yrfnch nourishes. Voedende , het geene Voe^él ver- schaft. AL’IMONY, ( Alimonia , L.) Pood, Maintenance»; Sustenance. Voedzel . onderhoud, de Kóst. ALTMONY , (in Law) that Allowance that a married Woman may fue for upon a Separation K 2 from 75 ALL ALK. from her Husband, when ihe is not charged With Adultery or Elopement. Onderhoud t ges- tie eene Vrcuw by ’t fcheide » van ’t Huwelyk kan eifschen van haaren M an > a \ s J det over- tuigt is van Overspel o' Verlaating . AL’IPEDE , talipes, T . ) fwift-footed , nimble. Snél, gaauw, ligt t* been, vlug, vaerdig. A'LIPOW^NTIS CETI , (in Botany ) a iKind oC white Turbeth , a very ftrong purgative.' Een Soort van witte Turpethum , zynde een zeer Jlè'rk Purgeermiddel. AL’IQUANT , ( Aliquantum , L. ) fomewhat , a little. Iets, een weinig. AL’IQUANT Parts , ( of a Number , in Arithme- tic ) are fuch Parts as are not contained in the Number fo many Times , bur chat fome Re- mainder will be left. Ongelyke Deelen , die in de Divisie niet net opgaan , dus is 7 een on- gelyk Deel van 16, om dat 2 maal 7, maar 14 A. AI/IQUOT, {Aliquoties, L.) divers times. Ver- schelde maaien , dikwerf. ALIQUOT Part , (of a Number , in Arithmetic or Geometry ) ,is fuch a Part as is contained in the Number precisely fo many Times. Gelyke Deelen, die in het divideeren net opgaan, dus is 2 een gelyk Deel 'óf Aliquot van 8. 3 ' üa * n 9 » 4 van 12. 5 van 15. enz. A’LISH, that which is like, or resembles Ale in fome of its Qualities. Ale-achtig ; het geene naar Ale (Engelsch -bier gelykt, of eenige Hoedanig- héden, daar van heeft. ALIS’MA , (in Botany ) great Water Plantain. Groo- te Weegbree. AL’ITURE , ( Aletura , L. ) Nourishment, or the Reparation of the Body by the Accefsion of new nutritious Juice. Voedsel, óf de Herstel- ling van het Lighaam , door het toevoegen van nieuwe voedende Sappen. ALI’VE, (from a and live ) enjoying all the Po- wers of Aftion belonging to a living Animal. In ’t leeven , genietende alle de Vermogens der Werking die tót een lévendig Dier behoor en. ALI’VE, (in a figural Sense) without Diminution, or Lefsening. ,, The good Affection of fuch as inclined toward them might be kept Alive*’. Hooker. Leevendig ( in een Figuurlyken Zin) zonder Verkleining óf Vermindering. „ De goe- de Wil van de geenen die hem genégen waren , iMgt leevendig gehouden worden'*. ALK. AL KA, (in Ornithology.') Een Soort van een zwarte Gans. ALKAHEST, (among Chy mists) an umvefsal Men- ALK. struum , which is capable to resolve or reduce all manner of Bodies into a Liquor or reduce all manner of Bodies into a Liquor of its own Sub- stance , Mercury prepared. Alkahest ; een al- gemeen Scheid -middel , *t wélk in ftaat is al- lerlei Lighaamen te ontbinden tot een Vocht van deszelfs eige Zelfstandigheid; bereide Mercurius. ALKALE’SCENT , (from Alkali) that which re- sembles the Quality or Qualities of an Alkali. All Animal Diet is Alkalescent, or Anti-acid”. Arbuth. Het geene naar de Hoedanigheden van een Alkali zweemd. ALKA’LI, (among Chymist) a fixed Salt, extracted from the Ashes of calcin’d Herbs, or Minerals, by Means of a boild Lixivium: Likewise an earthy Matter that ferments or works with Acids , is called Alkali. Alkali ; een vast Zout, getrokken Uit de ATscbo gphmmlp Kruiden, bf Mhicruaien , door Middel van een gekookt. Lixivium , als méde een Aardacbtige Stóffe , die met Acida : werkt óf gist , die word ook Alkali genoemd. AL’KALINE , that which has the Qualities of Alka- line. Alkalisch , 't geene de Eigenschappen van Alkali heeft. NLKKL’YLNT'E.Bodies , (among Chymists) are fuch as have their Pores naturally fo formed, that they are fit to be pierced and put into Motion bjr the Points of the Acid poured upon them. Ge- alkalizeerde Lighaamen , ( onder de Chimisten) zyn zulken welker Poriën natuurlyk zodanig ge- vórmd zyn , dat ze instaat zyn om door de Pun- ten van de Acid® doordrongen en in Beweeging gebracht te worden. ALKALI’ZATE Spirit of Wine , is a pure and rich Spirit, which will burn all away,- and even fire Gun powder. Ge-alkalizeerde Geest van Wyn , it een zuivere en ryke Geest, die alles af brand, en zelfs Buskruid aansteekt. To ALKALIZA’TE , to make Bodies Alkaline by Chemical Procefsj or to draw out the latent Alkaline Virtues of a Body, by reducing it to a different furni. SUkalizeercn , tie Lighaamen door eene fcheikundige Werking tót Alkali maa- ken , óf de Alkalische Krachten uit een Lig- haam trekken, met het tót een andere Vórm te bréngen. ALKALIZATION, (among Chymists) a turning into an Alkali, as when Spirit of Wine is em- pregnated with fome Alkali, to heighten its difolviug Quality, Alkalizatie ( onder de Chi- misten) het veranderen in een Alkali, als wan- neer men Brandewyn met Alkali bezwangerd , om zyne ontbindende Kracht te vermeerderen. AL’KANET, (in Botany, L. ) the Herb Spanish Buglofs Ancusa. Spaansche ' Buglofsen , zéker Kruid. ALKEKEN’GI, Winter- Cherry, the Fruit of one Sort ALK. ALL, fort of the Plant Night - fhade. Krieken van Overzee ; ook Jooden Kërfsen genaamd . ALKER’MES, {Arab.) a Confeftion made of cer- tain red or fcarlet Grains , called Kermes. Een Conserf gemaakt van zékere roode , of fcharlaken vërvoige Korrels , Kermes genaamd. ALL. ALL, an Adj. comprehending the feveral Parts of the Whole. Alles , bevattende de Deden van ! t Geheel. ALL A BONE, (0.) a made Request. Een ge- daan Verzoek, Sf ingeléverd Smeekschrift. ALL HALLOWS , All Saints. Aller-Heiligen Dag ; de eerste November. ALL SOULS , Aller - Zielen Dag ; de tweeds No- vëmber. To ALLAB’ORATE , ( allaborare , L. ) to labour vehemently. Dapper arbeiden, gewéldig wér- ken. ALANTOFDES, 7 (in Anatomy ) one of the r.nore ALLAN POPS , 5 that belong to r" ^uimal Fce- tus in the Womb -_Ane human ; which u j f Detween the Amnion , receives tne Urine that comes out of the Bladder , by the Navel and Urachus. Een van de Vellen Öf Vliezen, die tot de dierlyke Vrucht in de Baar- moeder behooren , uitgezonderd die van een Mensch; ’t wélk tufschen de Amnion geplaats zynde de Pis ontvangt , die by de Navel en de Urachus uit de Blaas komt. To ALLAY 5 , ( allay er, or allier, F.) to alleviate, to mitigate, afswage or ease; to lefsen Pain. Verzagten, maatigen , verligten. ALLAY 5 , ( Alloy , F. ) Zie ALLOY. To ALLAY 5 , (from Alloyer, F.) to mix one Me- tal with another , to render it fit or proper for Coinage. Het eene Metaal met het ander ver- mengen , ein het bekwaam te maaken tot de Munt. To ALLAY 5 a Pheasant , to cut or carve it at a Table. Een Phesant aan Tafel opsnyden. ALLBEE , although , albeit. Chauc. Hoewel , 'of- schoon , niettégenstaande , onaangezien. AL , ALL , ? although , altogether , quite. Chauc. ALLE, S Alhoewel, al te faamen, gantsch. ALLECTA’TION , (L.) an alluring. Eene Verzoe- king, verlokking. ALLECT IVE , (of alleStdre , or allicere , L.) that is of an alluring, charming, engaging, or en- ticing Quality. Bekoorlyk; dat van eene aan- lökksiyke , lekoorlyke , lieflyke , of inneemende Hoedanigheid is. To ALLEDG’n. , ( alleguer , F. of alle gar e , L. ) to produce a Thing for Proof, to quote, to in- ALL. 77 stance in. Aanhaaien , iets tot Bcwys bybren- gen , een V oorbeeld te bérde bréngen. ALLEGE ’ABLE, any Thing that may be charged; any Thing that may be pleaded in excuse. Al- les dat belast kan worden ; alles dat tot Verschoo- ning kan bybrëiigen. ALLE’GIANCE, (from alligare , to hind to, L. in Law) anciently fignified the legal Sub i eft ion of every Vafsal to his L'ord : The natural and fworn Obedience that is due from Subjects to their Sovereign Prince. Hulde , betékende Ouds- tyds de wettige Onderwerping van een Vafsal aan z ynen Heer ; de natuurlyke en bezwoorene, Gehoorzaamheid die een Onderdaan aan zynéii Souvereinen Vorst verschuldigt is. Oath of ALLEGFANCE, the Oath which is taken to the King in Quality of a Temporal Prince» and is distinguished from that of Supremacy which is taken to him in Quality of fupreme Head of the Church. Eed van Hulde öf Ge- trouwheid; de Eed die aan den Koning gedaan word , in Hoedanigheid van een Waereldlyk Vorst , zynde onderscheiden van die van Opper- hoofdigheid, die aan hem gedaan word als Op- hoofd van as by virtue of his Office hath lawfully and reasonably expended. Een Bevel, aande Lord Schatmeester , om de Sommen die hy in de Uit -oefening van zyn Ampt rédelyk en billyk uitgegeeven heeft, in de Thesaurie te ontvangen. ALLOCUTION, (L.) a talking to,- a Speech of a General to his Soldiers , animating them to fight , or to avoid Sedition. Eene Aanspraak van een Veldheer aan zyne Krygsknëgten , om hen tót den Jlryd aan te moedigen en Verleiding te vermyden. ALLO’DIAL, l(o f A and Leod , Sax. L. ) that is ALLO’DIAN, 5 free * w Rh no Rents or Servi- ces are due. Allodiaal, Vry , in tegenstelling van Leenroerig. ALLO'DIAS , {O. R.) De Eigenaar van Vrye of Allodiaale Goederen* ALLO- 8o ALL, ALLO’DIUM , a Pofsefsion which a Man holds in his own Righe , without any Dependance, Charge , Service or Homage to be paid to a Superior Lord. Een vry Landgoed ; eene Be- zitting die iemand houd uit zyn eigen Recht ; zonder eenige Afhangelykheid , Last , Dienst öf Hulde aan eenen Opperheer verschuldigt te zyn. ALLOGIT, lodged. Chauc. Gehuisvest. ALLO’GOTROPHIA, (in Medicine. ) Ongelyke Voe- ding der Lighadms Deden. ALLONGE 5 , (in Fencing ) a Thrust or Pafs at the Enemy. Een Stoot op de Tégenparty , in ’t Schermen. To ALLOO’, (pronounced bailee, of halier, F. to make a Noise; to call to) to fet a Dog on; to excite his Courage, fo as to feize one of his own , or any other fpecies. „ Allso thy fu- rious Mastiff”. Phillips. Een Hond aanhit - zen ; zynen Moed aanwakkeren , zo dat hy een anderen Hond öf eenig ander Dier aanvald. „Zet uwen woedenden Bloedhond aan”. ALLO PHYLUS , ( nA©-', of another, and Qvfi % a Tribe, Gr.) one of another Tri- be, Nation, or Kindred,- a Stranger or Allien. Een Vreemdeling, icmunU a.,™ ‘óf Geslacht-, een Uitlanden . To ALLOT 5 , ( fmm ad. T. and dlor , Sax) to ap- point or afsign , to fet out, to deliver or fha- re by Lot. Bestemmen , hepaalen, verhuuren ; by het Löt uitdeelen öf verdeden. ALLOTTING of Goods , ( in Commerce) is when the Cargo of a Ship is divided into feveral Parcels to be bought by divers Persons , whose Names being written on as many Pieces of Paper are applied by any indifferent Person to the re- « speftive Parcels of Lots. Uitdeeling van Goe- deren ( in den Koophandel) de Verdeelmg der Lauding van een Schip , in verseheidene Dee- lm , om gekogt te worden door onderscheidene Versoenen , welkers Naamen op .zo veele ftuk - jes Papier geschréven zyn , en door een onpar- tydig Persoon op de verdeelde Goederen gelëgt worden. To ALLOW 5 , ( allouer , F. ) to give or grant, ap. prove of, to permit. Geeven öf toestaan , Goed- keuren , öf vergunnen, ALLOY 5 , IfAloy, F') a certain Quantity of a ba- ALLAY* , 5* ser Mutal mix’d with a finer, to ma- ke a dut Temper. Silver-Smiths have feveral different forts of Alloys , according to different Works, ’t Gehalte der Muntspeciën , een zéke- re V 'eelheid van flégter Metaal met een fyner vermengt , om eene bekwaams Tempering te te maaken ; de Zilversmits hebben verscheide- ne Gehalten vaar de verschillende Werken die zy maaken. ALL, ALLUBES’CENCY, ( L.) a Wülingnefs. Gewillig- heid, Bereidvaardigheid. To ALLU’DE , (alludere , L. ) to play upon , to fpeak in reference to fome other Thing or Mat- ter. ,, True it is, that many Things of this nature be alluded unto 5 ’. Hooker. Ergens op fpeelen , met Betrekking op eene andere Zaak öf Stöffe fpreeken. „ Het is waar , dat 5 er op veele Dingen van deezen Aard gezinspeeld word”. AL’LUM , ( Aluinen , L. SSlun, L. S.) a Mineral. Aluin , een Bërgstöffe. ALLU’MINOUS , ( Ahimen , L. ) having the Na* AL’LUMY, J ture or the Quality of Allum. Aluin achtig ; dat de Aart en Hoedanigheden van Aluin heeft. To ALLU’MINATE , (of allumer, F.) to enligh- ten , to give Grace, Light, and Ornament. Verlichten , Aansteeken , Afzetten ; Bevallig- heid, Licht en Cieraad by zetten. To ALLU’MINATE, (in Painting) to wash Prints with Allum water, to keep the Colours from finking or running. Afzëtten in de Schilder- konst , Printen , het Aluinwater wajschen, om te beletten dat de Kleuren weg zinken 'óf l/ft/V FJQ ITJ . ALLUM ïNOU , ofte whose Trade is to paint and gild upon Paper, Parchment, &c. Afzetten , iemand die zyn Werk maakt van op Papier cf Perkament te fckilderen öf te vergulden. ALLU’RE , (loer beugel, Teut. luder , Belg. a be- trayer) Originally fome Artificial Bird , made use of by Bird-catchers, to entice Birds into their Traps. Een Lök-vogel ; oorspro?;gelyk een door Konst gemaakte Vogel, door de Vogelvan- gers gebruikt , om het Gevogelte in hunne Knip- pen te lokken. ALLU’RE , ( in a figural Sense) any Thing that entices, or draws a Person into the Power of another. VerlSkzel ; iets dat iemand aanlökt s öf in de Macht van een ander trekt. To ALLU’RE, (of ad, L. and Lure) to decoy or entice , to draw to the Lure or Bait. Ver- lokken, verleiden, door het Lök-aas begooghelen. ALLU’REMENT , (from allure) that which has the Power of enticing by its Charms; tempta- tion enticement. „ Adam, by his Wife’s al- lurement., fell 55 . Par. Reg. Verlökzel; ’t geenc het Vermogen heeft door deszëlfs Bekoorlykhé- den te verleiden ; Verzoeking , Aanspooring , „ Adam viel door de Verlokking van zyne Vrouw”. ALLU RINGNESS , Enticingnefs , Temptingnefs , a drawing or decoying Nature or Quality, ape to work upon a Person , in order to bring him over to fome Compliance or other. Aanldk- kelykheid , Bekoorlykheid , Aanminnigheid ; eenp ALL. ALM. aantrekkelyke öf verleidende Aart of Hoedanig • heid, bekwaam op iemand te werken, om hem tot het één öf ander over te haaien. ALLU’SION , (F. of L.) a likening or applying one Thing to another, a Reference; Hint, or Implication. Eene Gelykenifse ofToepafsing van diet eene Ding op het andere , eene Overwyzing , Betrekkelykmaaking. ALLU’S I VE , (from Allusion, lupine of Alludo ) that which does not mention a Thing expresly , but comprehends it by Implication ; that which hints at fomething not fully exprefsed. Betrek- kelyk , Zinspeelend ; het geene eene Zaak niet uitdrukkelyk noemd , maar by Insluiting bevat; het geene iets te kennen geeft dat niet ten vollen verklaard is. ALLU’VION, a Flowing near unto; a Swelling of Waters , a Deluge. Eene Toevloeijing , Vloed van Wateren , Zondvioet. ALLU’VION , ( Civil Law) an Accefsion along the Shore made by Inundations. Een Aanwas langs den Oever door overstroomingen veroorzaakt. ALLU’VIOUS , (from Alluvium, L. ) that which is washed away from one Place and carried to another. Het geene van eene Plaats weggespoeld , en töt de andere overgevoerd is. ALLUWIUMS, ( L, ) little Islets thrown up by the Violence of lL.^. tr;i ;(/?. O.) a Cupboard or Safe ALMORIE’TUM, i to fet up broken Vi&uals, to ALMEIU’OLA, 3 be distributed as Alms to the Poor. Een Aanrè'cht , öf Pottebank om overge - schotene Spyzen op te zetten, om tot Aalmoezen , aan de Armen uit te deeleh. AL'MOND , ( Amande , F. Almaniola Ital. ) a Fruit. Amandel ; eene bekende Vrucht. AL’MONDS, 1 (among Lapidaries) Pieces of Rock AMAN’DES, J Crystal , which are cut into Forms resembling this Fruits, and are used to adorn Chandeliers ofGlafs,.&c. Amandelen ( onder de Juweliers ) Stukken Berg - krystal die in het Formaat van die Vrucht gesneden, en gebruikt worden , om de Glaze Kaerskroonen te verderen. AL’MONDS of the Throat, a glandulous Substance, like two Kernels on each Side of the Uvula, at the Root of the Tongue. De Amandelen in de Keel , eene Cuktt.»*!, , twee Amandelpitten , ter wéderzyde van de Huig öf LSI , a an den Wortel van de Tong. ALMOND FURNACE. Zie ALMAN„. AL’MONARY. Zie ALMONRY. Al/MONER, 1 ( Mmonier, F.) a Church Officer, ALM'NER. J belong to a King or Prince, &c. whose Businefs it is to fee to the Distribution of the Alms. Almoezenier , een Ké'rkelyk Amp- tendar , tot eenen Koning öf Vorst behoor ende , wiens Bezigheid is ,toezigt.te hebben op het Uit- deelen der Aalmoezen . AL’MONRY , 1 the Office or Lodgings of the Al- AUM RY, J moner; also the Place where the Alms are given. Aalmoezeniershuis , de Wooning of Verblyfplaats van den Aalmoezenier , als ook de Plaats daar de Aalmoezen worden uit - gedèeld'. ALMOST’, (al mcegt, L.S. Alle, all, IV^r, Sax.) for the greatest Part. Byna, voor het grootste Gedeelte, fchier. ALMQXARiFA’GO , ( Span. ) a Duty of two and a half per Cent, paid in Spanish America , on all Bull’s Hides , upon their Exportation on Board European-Velsels. Afmoxarifago , eene Belasting in 't Spaansch America, van twee en een half ten Honderd op alle Ofsehuiden , die aan Boord van Europische Schépen uitgevoerd worden. ALMS, {Mimes, Sax. a Contraction of the Teut. ^Slmoisn , or Corruption of # , Gr. ) ALM. ALN. ALQ. whatsoever is freely given to the Poor for God’s fake. Aalmoes r al ’t geene vrywillig, om Gödts- wille aan . de Armen ge ge even word. ALMS-BASKET,, a Basket carried about, in fo- reign Countries to colleft Provisions , and other Alms , for the Benefit of a Convent or Religious house. Aalmoes - mand , een Mand die men in Roomsche Landen rondt draagt, om Leevensmiddélen , en andere Aalmoezen voor een Klooster öf Gödtshuis in, te zaamefen. ALMS-DEED , (from Alms > and Deed ) an Aft of Charity. Liefdaadigheid, een Liefdegaave. ALMS-MAN, a Man, who is fupported by Chari- ty or Alms ; one who belongs to an Alms-hou- se , and wears the Gown appropried to it. „ My Gay Apparel fui an Alms-man’ c Gown”. Shakesp. Armhuis-man , een Man die van i de Liefdegaaven öf Aalmoezen leeft v een die tot een Armhuis behoord , en de Kleederen van 't zelve draagt ' „ Myn vrolyk Gewaad voor een Armhuis -kleed ”. ALMU’GIA, (in Astrology , Arab.) the Planets fa- cing one another in the Zodiack. Almugio , do Plane eten die in den Dierenriem tégen malkan- der over flam-. AL’MUTEN, (in Astronomy ) the Lord of a Figu» re , t or ftrongest Planet in Nativity. Almu - I/U/Vj -J17L. A a £a£'l~rv B\S lUlMbcij G6Ü0UTC6 9 ALMU’TIUM , ( O R. ) a Garment proper to Ca- nons of Cathedrals or Collegiate Churches , which they throw over their Heads and Shoul- ders behind, not unlike a Monk’s Coul , which also is called Amutium. Almutium , ee?i Kleed voor de Kanunniken , der Hoofd öf Collegiaals Kerken , die zy over hun Hoofd en agter over hunne Schouders werpen, niet ongelyk aan een Munniks Kap , die ook Almutium genoemd word. ALN, AL’NAGE , measuring with an Ell , Ell -Measure, Elle-maat , Meeting met een Elle. AL’NAGER, -\{ Auneur , F. ) an Officer whose AL’NEGAR, C Businefs it was to look to theAs- AUL’NEGER, 3 size of Woolen Cloth ; but now is only Collector of the Subsidy granted to the King. . Een Amptenaar wiens Rèzdgheid bestond in het Opzicht neeinen over het Stempelen der ïVolle Stoffen ; maar is nu alleen de Gaêrder van de Onderstandgè’lden aan den Koning toe- gestaan. AL’NUS , a Place where Alders grow. Een Plaats daar Elzenbaomen groeijen. ALO. ALODA’RII , Lords of the Manours. Zie ALLO» DIARUS. ALO’DIUM, a free Manour. Zie ALLODIUM. AL’üES, • ALG* , L. of 'XW, Gr.) this Word is Tree, a Plant, and Medicinal Jui- ce, «uaued from the Plant, AUé, dit Woord word toegepast op een Boom, een Plant, en een Medicinaal Sap , *t welk uit de Plant getrokken word. AL’OES , Cdballina , , the grofser Sort of Aloes , fo called , because mostly used by, Farriers for Horses. Aloés , caballim , liet grófste Soort van Aloés , dus, genoemd om dat ze door de rloej- smits meest 'üoor de Paerden gebruikt word. ALOETICK, of or belonging to Aloes. Fan , of behoorende töt de Aloé. ALOETTCKS , Medicines chiefly consisting of Aloes. Geneesmiddelen voornamentlyk uit Aloé bestaande . ALO’FT , C of Alle All , and offer , above , Sax. S.T. ) „ Love has Wings and foars aloft Om hoog. „ De Min heeft Vleugelen en Jireeft om hoog 13 . A’LOGIAUS , (in cinixtK iiictorv. ) Alogidanen , zékere Ketters , ontkennende dat Christus het eeu- wig Woord van Gödt was. AT.OGY, («a syi'i* , Gr) Unreasonablenefs, Glut- tony. Onréde lykheid , Vraatzucht. A’LOGOTROPHY , ,(of ’Aa * y©- , unseasonable, and Tpatpt Nutrition , Gr. ) a disproportionate Nutrition , when one Part of the Body is nou- rished more or Iefs than another, as in the Ric- kets , &c. Eene onrégelmaatige Voeding , als het eene Deel van het Lighaam meer gevoéd word als het andere , gelyk in de Engelsche Ziekte , ens. A’LOIDES , ( in Botany .) Waterruiters-krüid , Krab - ben-klaauw. ALONDE, upon Land. Chauc. Op Land. ALO’NE, (of Alle -all, and yEn.SVr. 5 SfIein, Teut.") one by himself, &c. Alleen , by zich zelfs. ALONELY, only. Chauc. Alleen, alleenlyk , niet meer . ALONG’ , ( au long , F. q. d. ad longum , L. ) at full Length , prostrate on the ground. De voile Lengte, zo lang als men is, op de Aarde iiit ge- strekt leggen. ALONG 5 , Motion or Progrefsion measured length- wise. „ A Firebrand carried along”. Bac. Eene Beweeging of Voortgang in de Lengte gemeten. ,, Een omgedraagen Vuurbrand”. ALONG’, used with all , for a Continuance, Du- ring a whole Space of Time. „ They were all along, a crofs, untoward People 5 ’. South. Dit Woord met all gebézigt , voor eene Duurzaamheid van een geheele Tydkring. ,. Zy waren door - gaansch gémelyk tégen 5 ü Volk”. ALONG’ , Throughout ; or from one End to the Other , applied to Writings. Geheel , door, gaansch van het eene End töt het andere op Schrift erg toegepast. AVO ES, {Aloe applied to a ALCX ALP. S3 ALONG’, after come, it implies Attendance, and Encouragement to proceed. , Come then my Friend , my Genius come along”. Pope. Dit W oord op komen volgende , beduid het Verge zëU schflp.ping en Aanmoediging om voort te gaan . „ Kom dan myn Vriend , myn Engel kom met my ”, ALOOF’ , (all off) at a di^ance. Ver af , op eenen Afstand. ALOOF’, (in the Sea Language) tnu r a me as keep your Luff; a Word which implies that die Per- son at the Helm, is to keep te Ship near the Wind, when failing on. a quarter Wind. Loev'- waards, is het zelfde in de Scheepstaal als houd af, en betékend dat de_Pegsoon die aan het Roer flaat by de Wind moet houden als hen een Kwar- tier wind ontbreekt. ALO’PECY , ( Alopecie , F. of Alopecia , L. o£ *AA Eene Verandering by Beur - UUUNil ï , } teH ' ALTER’NATION , (in Arithmetic ) the different Changes , Alterations of a Place, or Combinations, that any proposed Number are capable of; which is found by a continual Multiplication of all the Numbers beginning at Unity , and en- ding with the last Number of the Thing to be varied. De onderscheidene Verwijs elingen , ver- andering van Plaats, öf Saamenvoegingen , die een voorgestëld Getal instaat is te ondergaan ; die gevonden word door eene gestadige Vermenigvul- diging van alle de Cyffers beginnende met de Een- heid , en eindigende met het laatste Getal van de Dingen die veranderd moeten worden. ALTERNATIV’EMENT , (in Musici Books) figni- fies to play or fing two Airs by Turns, one af- ter another , feveral times over. Beurteling ( in de Muziek ) betékend het fpeelen óf zingen van twee Wyzen by Beurten de eene na de ande- met vsrscheide Herhaalingen. ALTER’NUS, (among Botanists.) Beurteling. ALTHiE’A, Gr. in Botany) Marsh-mal- lows, or wild Willows. Heemst, en witte Ma- luwe, Planten. ALTIEN, Musovy Money, worth 3 d. Een ■ Mus- covische Munt , ter waarde van 3 Duiten. ALTIL’OQUENT , (altiloqüus , L ) ïpéaking high. Hard öf luid ƒ preekende . AL AL • ALT. ALTIL’ÖQUY , ( altiloquium ) loud Talk. Luid* ruchtige Praat. •ALTI’METRY , the Art of taking, and measuring Heights. Hoogte meeting , de Konst van Hoogte te peilen en te meetem ALTIN’C^R, (in Metalling.) Een Vloei-poeder , öf bereid Zout , om Metaalen méde te zuiveren. ALTI’SONANT, ( altisonant , L ) high founding. Hoog klinkende, een hoog Geluid. ALT’JST , ( in Music. ) Die de hoogste der Middel * Jlëmmen zingt. ALTITONANT , ( altitonans , L. ) Thundering from on high. Van boven , öf om hoog donde- rende. AL’TITUDE , ( altitude , L. ) Height. Hoogte. ALTITUDE , ( in Geometry ) the Height of a Bo- dy, above the Ground , or the Horizon. De Hoogte van een Lighaam boven den Grond öf Gezigt-einder. AL’TITUDE of a Figure , (in Geometry) the nea- rest Distance between the Vertex or Top of that Figure and its Base. De Hoogte van een higitui ^ ( i e Meetkonst) de naaste afstand tiijschen de van dig Figuur en haaren Grondslag. ALTITUDE of the Eye, (in Perspective) u light Line , let fall perpendicular to the geometrical Plane. Hoogte van het Oog ( in de Vërzigt- konst) een rechte Lyn, die men rechtstandig töt de Geometrische Vlakte laat vallen. Apparent ALTITUDE, (in Astronomy) is the Arch of a verticle Circle , intercepted between the fensible Horizon and the Center of the Objefh Waarschynelyke Hoogte ( inde Stërrekunde) is de Boog van een Töp-kring onderschëpt tüfschen den zigtbaaren Gezicht-einder en het Middelpunt van het Voorwerp. Real or true ALTITUDE, (in Astronomy) is the Arch of a verticle Circle, intercepted between the Center of an Objeft and the rational Hori- zon. Wézentlyke öfwaare Hoogte Jin de Stër- rekunde ) is de Boog van een Töp-kring, onder- schëpt tüfschen het Middelpunt van een Voor- werp , en den rationalen Gezicht-einder. AL’TITUDE of the Sun or Star, the Height of the Sun or Star above the Horizon, or the Arch of an Azimuth , intercepted hetween the Sun or Star and the Horizon. Hoogte van de Zen öf eene Stërre bóven den Horizont, öf de Boog van een Töp-boog , onderschëpt tüfschen de Zon öf eene Ster en den Gezicht-einder. The Sun's Meridian ALTITUDE , is an Arch of the Meridian , contained between the Sun and the Horizon, at the time when the Sun is in its Meridian. De Zonne Middaglyns-hoogte , is een Boog van den Meridaan , begrépén tufschp-ii ALT. dé Zonne en den Gezicht -einde r , tin tyd'è als de Zonne in haareii Middaglyn is. ALTITUDE of the Pole, is the Height of the Po- le above the Horizon, or an Arch of the Me- ridian, intercepted between the Pole and the Horizon. Poolshoogte , is de Hoogte van den Pool hoven den Gezicht-einder, öf een Boog van den Middaglyn , onderschept tufschen den Pool en den Horizont , ALTITUDE of the Equinoftial , is its elevation abo- ve the Horizon , and is always equal to the Compliment of the Latitude , or the Compliment of the Altitude of the Pole. Hoogte van den Evenaar , is zyne Verhëffing hoven Jen Hori- zont , en is altoos gelyk met het Overschot van de Breedte , 'öf het Overschot van de Hoogte des Pools. ALTITUDE of the nonagesmal Degree , is its Height ,, counted from the Place where it rises. Hoogte van den négentigsten Graad , is zyne Hoogte gerékend van de Plaats daar hy opgaat , öf zynen oorsprong heeft. Parallax of ALTITUDE , is an Arch of a verticle Circle, intercepted, between the true and ob- sefved Tiace of a Otar or otner object. Af stand der Hoogte , is een Boog van een Töp-kring , on- derschept tufschen de wézendlyke en waargenome Plaats van eene Ster öf ander Voorwerp. ALTITUDE of Motion , is a Term used by Dr. Willis for the Measure of any Morion, coun- ted according to the Line of Dire&ion. Hoog- te der Beweeging', is eene Uitdrukking door Dr, Willis gebruikt , voor da Maatte , van eenige Beweeging, gerékend volgens de Linie van Bi- leétie. ALT!’ VOLANT, (altivolans, L. ) flying high. Vlie- gend hoog. Hoog vliegende. ALT'O, £(in Musick Books, Ital. ) fignifies the ALTUS, } Upper or Counter Tenor, and is com- monly met with in Musick of feveral Parts. Zie ALT. ALTO-RELIEVO. Zie RELIEVO. ALTO Viola, (in Musick Books, Ital.) fignifies a fmall Tenor Viol. Een Alt-viooh ALTO Violino , (in Musick Books, Ital. ) fignifies a fmall Tenor Violin. Een krytertje , klein Viooltje . AL’TO Concertante , (In Musick Books, Ital.) figni- gnifies the Tenor of the little Chorus, or the Tenor that fings and plays throughout. De laagste Stem in een kleine Rei , öf de laagste Stem die door zingt öf fpeeld. ALTO Ripieno, (in Musicks Books, Ital.) fignifies the Tenor, on the great Chorus that fings and plays now and then , in fome particular Places. Betékend de laagste Stem van een groot ChQor s ALT. ALU. 87 ‘t welk nu en dan op de eene öf andere lyzondere Plaats fpeeld öf zingt. ALTO, and Bafse, or /( L. T. ) the absolute Sub- IN ALTO, and Bafso , f mifsioii of the Differen- ces, high and low , -fmall or great, to a Judge or Arbitrator. De volstrekte Onderwerping , van hooge of laage ,r kleine öf groote Verschillen, aan een Rechter öf Goeman. AL’TOM, a Name given to a Sequin in feveral Parts of the Gland Seignior’s Dominions .which has that Monarch’s Stamp on it. Alton , een- Naam die in verscheidene Gewesten der Do- meinen van den grooten Heer aan een Sequien gegeeven word , die de Stempel van den Mo- narch draagt . ALU. AL’UDEL , ( in Chemistry ) are Pots or Glafses without Bottoms, fet on the Top one of ano- ther , for the fubliming any Matter in a Chy- mical Furnace. Sublimeer Vaten , Potten en Gla- zen zonder Bodems , die men over malkander zet cm iets op het Fornuis van een Chimist te fu- blimeeren. AL.vjsAT.IUM, (in Anatomy, L. ) the inward Ca- vity of the Ear, where the Ear-Wax is bred. De inwëndige Holligheid van het Oor , daar hei Oorsmeer in groeit. An ALWEARY, ( Alvearium , L ) a Bee-PIive, or Place where Bees are kept. Een Bye-körf, öf Plaats daar Byën gehouden worden. ALVEO’LI , (in Anatomy , of Alveus , L.) those Cavities in the Jaws where the Teeth are pla- ced. De Holligheden van de Kaakbeenen daar de Tanden in geplaats zyn. ALVEO’LUS , (in Botany.) De Zaadhuisjes van zékere Planten,] ALVEO’LUS , ( in Natural History . ) De Huisjes öf Celletjes in een Honing-raat. ALVETUM , ( O. R. ) the fame as Alnetum , an Alder- Grove. Een Bosch van Elzeiiboomen. ALVIDU’CA, (of Alvus the Paunch, and duco to lead, L.) loosening Medicines. Buikzuive- rende Geneesmiddelen. A’LUM. Zie ALLUM. A’LUMEN Saceharinum , ( in Pliysick ) a Mixture of Roach-allum , Rose-water , and the White of an Egg. Een Mëngzel van Röts- Aluin, Roo-~ ze-water , en het wit van een Ei . ALU’MINOUS , (Alumineux , F. of Ahminosus , L.) of or belonging to Alium. Aluin-achtig , öf tot Aluin behoorende, A’LUTA. Zeemleer . ALUTA’TION , (.L. ) Tanning of Leather. Leer -- touwing. AL. 88 ALV. ALY. AM A. ALVUS , (among Physicians ) the Abdomen. Dg Onderbuik. ALVUS , the Condition of the Bowels. De Staat der Ingewanden. ALY. ALY’SOIDES , (in Botany.') Een Soort van Wilde- Kers. ALY’SSUM ‘ (in Botany . ) Wilde- Kers , kleine Veld, Thlaspi. AMA. AMAA’SA , fuch Pieces of Glafs as are used in ena- melling. Stukken Glas , die tot het brandverwen gebruikt worden. AMABY’R, £(0. L. T ) the old Custom or Pri- AMVABY’R, i ce which was to be paid to the Lord of the Manor for the Virginity of a new- married Woman. Een Boete die aan den Leen- Heer moest betaald worden , voor de Maagdom van eene Jonggetrouwde Vrouw. AMADO’W, ( Teut.) a Kind of black Match , Tin- der or Touchwood , which comes from Germany, made Of a fpongey Excrescence gruwin 5t in old Trees , fuch as Oak and Fir. Zwam , een Soort van zwart Lont , Tondel , of Tindel , 't welk uit Duitschland komt en gemaakt is van een fponsachtige Uitwas die in oude Elke- en Efse- boomen groeid. AMADO’WRY, a Kind of Cotton which comes from Alexandria by way of Marseilles. Een Soort van Katoen , ’t welk over Marseille uit Alexanclriën komt. AMAI’D, ^amazed, furprized. Chauc. Verbaast, AMAY'D , S verwonderd. AMAFN j ( from A and Maign^Sax. Might , or A -main , F. ) with all oneTForce or Strength. Met alle Macht 'óf Kracht. AMAFN , applied to the Voice , extremely loud , or as loud as pofsible. Ongemeen hard , zo luide als het mogelyk is , van de Stem fpree- kende. AMAFN. (a Sea Term) when a Ship of War bids Defiance to another and commands to yield ; Strike • a -main , i. e. Lower your Top -Sails. Stryk , ( een Scheeps Woord ) als een Oorlog- Schip een ander trötseerd en gebied zich over te geeven ; dat is laat uw Töpzeilen zakken. AMAIN’ABLE , tra&able. Handelbaar, gezè'ggelyk, AMAlS’TRlE, 7 (iJKm^tcrcn, Cent.) to master, AMAISTRIEN , f to get the better bf. Chauc. Meester worden , de Overhand krygen. AMAL’GAM , or AMAL’GAMA, ( from cty.u , Gr. and y«|U£i» , Gr. to Marry, in Chemistry) a Substance produced by incoiporating Quicksil- AMA. ver with a Metal ; which is exprefsed by the Chemists thus , A. A. A. Eene Stöffe die ver- krégen word door het Vermëngen van Quikzilver met Metaal ; ’t welk door de Chimisten dus uit - gedrukt word A. A. A. To AMALGAMATE, (among Chy mists) to mix Silver with Gold, or fome other Metals , fo as to reduce it into a kind of Paste, or very fine Powder. Zilver met Goud of eenige andere Metaalen vermëngen zo dat het een Hoort van Deeg öffyn Poeijer word. ALMAGAMATION, the Corrosion of Metals by Mercury. Pakacels. De Ineeting van het Qitik- zilver in de Metaalen. AMA L’ GAME. Zie AMALGAM. To AMAND*, ( amandare , L. ) to fend away, to remove. Weg zenden , uit den Weg ruimen. AMAN’DINUS Lapis, a precious Stone. Een Edel- gesteente. AMAN’SES, (C. T. ) Gems, precious Stones. Ju • weelen , Edele Gesteentens. AMANUEN’SIS , (L.) a Clerk or Secretary ; a Writer of what is diftated by another. Een, JZlGTK Oj* Oo/VwiTfféJ o /Vr j vc/ 5 CGTb J VC/ ’UUTi geen hem door een ander word voor gezëgt, AMARANTïT, ^(L. v AputphvG®- , of « privati- AMARAN’THUS , > ve , and ftetp» , to fade or AMARAN’TUS, 3 wither, Gr. in Botany) Ever- lasting , a Flower that last long, without any fensible Decay. Duizendschoon , of Fluweel- lloem; een Bloem die lang duurd, zonder eenige zigtbaare Verwelking. AMARANTH Colour, a Colour which inclines to Purple a fpecies of Red. Een Kleur die naar het Purper held een foort van Rood. AMARANTHINE, that which is composed ofAma* ranth. „ Amaranthine Bow’rs”. Pope, ’t Gee- ne van Fluweel -Bloemen faamen gesteld is . Prieelen van Amaranthen ”. AMARAN’THOIDES , (in Botany.) Een Bloemge- was, met f malle, en in vier Strookjes gespliste Bladen. AMA’RICANS , ( L. among Botanists. ) Bitterachtig. AMAR’ITUDE, (L. ) Bitternefs. Bitterheid. AM’AROUS , ? AMAR’ULENT , £ (amants, L. amarulentus, L ) bitter , froward. Bitter , gc- melyk, knorrig. AMA’RYLLUS, (in Botany ) Eenige Soorten van Leliën. To AMAS’S , ( amafser , F. to heap up , hoard , or trea- sure up. Saamenradpen , vergaderen , othoopen. To AMATE, to daunt, discourage, affright. Chauc, Vervaar en , mismoedig maaken , verschrikken AMATCFRII Musculi, ( L, among Anatomist ) Mus- ' * • ' tics AMA. AMR des of the Eyes , which give them a Cast tide- ways , and afsist that particular Look Called Ogling. De Spieren waar méde ■ de Oegen zyd- waards getrokken worden , en behulpzaam zyn tït die byzondere Manier van zien , Gluur en genaamd. . A’MATORY, ( amatorius , L.) belonging to Love Matters. Tot Liefde-zaaken beho'prende. AMAURO SIS , ( ’A/tuaparis , Gr. ) a Dimnefs or Lofs of Sight, without any external Fault to be found in the Eye. Eene Schémering öf Ver- duistering van het Gezigt , zonder dat 'er een uiterlyke Oorzaak in het Oog gevonden word. AMA’YL , (O.) enamel. Brandschildering, Emal- jeerzel , AMAZE , (iic rtf Amaze Uic Verb) Astonish- ment , or Perplexity. Verbaastheid , Verlégen- heid. To AMAZE , to astonish , Jaunt, furprize. Ver- baazen, verschrikken, ontstellen. AMB. AMBA’GES, idle Circumlocutions, or a connecting of Words far from the Purpose. Een nutteloo- ze Veelheid van Woorden, zonder Zin öf Slöt’ y Wartaal. AMBA'RE, (in Botany ) Een groote Indiaanschen Boom. AMBARVA’LIA, (L ) a Festival Time when the Romans, in a folemn Procefsion , pray’d for their Fields and Corn. Een Fee sttyd wanneer de Romeinen by eene plëchtigen Ommegang' voor hunne Velden en Koorn baden. AMBAR’VATSÏ , Vervales , (in Botany. ). Een Ge- was als Spa.ansche 'fasmyn. AMBASSADE, (F.) the Office of a Person who is commifsioned to negotiate the Affairs of a State in foreign Parts. Gezantschap , het Ampt van een Persoon die last heeft de Staatszaaken in vreemde Gewesten waar te neemen. AMBAS’SADOUR , IfAmbafsadeur , F.) one fent AMBAS’SADOR, f by one Sovereign Prince or State to another, to treat about feme Businefs of Importance. Een Gezant , iemant die door den eenen Souverein , Vorst öf Staat aan den anderen gezonden word , om over eene Zaak van Gewicht te handelen. AMBAY’BA , ( in Botany . ) Zékere Amerikaansche Boom. AM’BE, ("AfiGti, Gr. ) the Ridge or Edge of a Hill. De Kant of Rand van eenen Berg. AM’BE, (in Surgery ) a iuperficial Jutting- out of the Bones. De oppervlakkige Uitsteeking der Beenderen. AM’BE 5 (in Surgery') the Name of an Instrument AMB. g 9 made use of for reducing dislocated Bones , that is, fuch as are out of Joint. De Naam van een Instrument om verstuikte öf verwrongen Réden wederom in het Lid te zetten. AMBE’LOES , ( in Botany. ) Een Indiaansche Vrucht als de Berbarifsen. AMBER, (Ambre , F. Ambar, L. of '’A^eep , Gr. ) a yellow transparent Substance of a gummy Quality and attraftive Nature , drawing to it Straws, &c. or it is a butiminous Substance of a resinous Taste, and a Smell like Turpentine. Barnsteen, een geele , doorschynende Substantie, van eene Gom- achtige Hoedanigheid , en aan- trekkende .?: ! Aart , haaiende Strootjes , enz. na zich , het is va?i een Joodenlymige Zelfstandig- heid , hebbende een Smaak als Hars, en Reuk als Terpentyn. AM’BER Grease , ( Amber - gris , F. ) a fweet • scen- ted. clammy Juice or Perfume. Amber- grys ^ een welriekend kléverig Sap öf Reukwerk. AM’BER-SEÈD , musk-feed. Muskus Zaad. AMBER-TREE, by Botanists fliled Frutex Afri- canus Ambram Spirans , or the African Shrub , exhaling an Odeur resembling Amber. Amber- boom, by de Botanisten Frtitex. Africanus Sob rans , Öf de Afrikaansche Heester genaamd, eene Geur gelyk die van Amber uitwaafse?nende . AMBIDEXTER , (L. ) one who uses both his Hands alike. Iemand die Rechts en Links is. AMBIDEXTER . ( in Law ) a Juror who takes Mo- ney of both Parties for giving his Verdiff. Een Rechter die van beide Partyën Geld neemd om, een voordeelig Vonnis te geeven. AMBIDEXTER, (among Lawyers) Een Advocaat, die twee ftrydige Partyën gelyk bediend. AMBIDEXTER , ( Metaphorically ) one who plays a Jack on both Sides, pretending to be for or in the Interest of, two opposite Persons. Een die de Huik naar den Wind hangt , voorgeevende het Belang van twee Jlrydige Partyën toegedaan te zyn. S>, AM’BIENT , ( ambiens , L. ) compafsïng or encir- cling round about, and is particularly applied to the Air that furrounds all other Bodies in this lower World. Omringende öf omcin^elen- de , word byzonder toegepast op de Lucht , die 'alle andere Lighaamen in deeze benéden Waereld omringt. AMBIFA’RIOUS , ( ambifarius , L.) having a dou- hie Meaning. Dubbelzinnig. AMBFGENAL Hyperbola , (in Geometry) hath one of its infinite Legs inscribe^ in it, and the other circumscribed about it Een kégelvörmige Hy- perbola , in de Merekonst , die eene van deszëlfs oneindige Lynen Ingesleten , en de andere rondtem dezelve omschrèven heeft. M AMBI- 9Gn/.j n schlioekig. AMBLY’OPY , (from «w/3 Xvam» , Gr. from Gr. dull, and the Eye , in Medicine ) used by Hippocrates to fignify thatDimnefs ofSight, common to the aged; but by Actuarius, for the Gutta Serena. Dit Woord word door Hvr- » AMB. l pocrates gebruikt om die Verduistering 'aan Gezigt aan te auiden die met den Ouderdom ge- paard gaat; maar door Actuarius, voor de Gut- ta Serena. AMTSO or AM BON. Een Preekstoel , öf Leezenaar. AM’BRA Grisea. Zie AM’BER-Grear^ AMBROSIA , ( L. A^ponci, Gr.) the delicious Food and Jellies, which, as the Poets feign. Heathen Gods eat. Ambrozyn , de Spyze der Goden. AMBRO’SIA, a Medicine prepared to be as plea- sing to^the Palate as pofsible. Een Geneesmid- middel ’t welk zo aangenaam voor het Gehémelte is toebereid als het zyn kan. AMBROTIA, (in Botany ) sn Herb called the Oak of Jerusalem. De Kike van Jeruzalem, zéker Kruid. AMBROSIAL, MAmbrosïacus, L, ) belonging to AMBROSIAN, y Ambrosia , iigural Delicious. Ambrozyn , Adjeft. töt Ambrozyn behoorende , als een Ambrozyn Geur. Figuurlyk , zeer aangenaam van Smaak. AM’BRE, MAumoire, F. ) a Cupboard for the AM’MERY , i. keeping of cold and broken Victuals. AU’MRY „ 3 Een Spyskamer om koude öf overge « schotene Spyze te zetten. AMBS-ACE , (ambos as , Span, ambes as , F. ) a throw on Dice, in which two Aces are flung, estee- med a very bad Chance. ,, I had rather be in bis choice, than throw Ambs-ace for my life”. Shakes?. Een Worp met Diibbelsteenen , waar by men twee Aazen werpt, ’ t welk een zeer fie g- te Kans is. ,, Ik had liever aan zyne Keuze gestaan, dan twee Aazen om myn Leeven ts werpen ”. AMBULA’GRUM , ( among Botanists. ) Een Wan - del-laan. AMBULA’NT, (from Ambulans , part of Ambulo, L. to walk ) a Name applied in France to the Commifsioners of the Kings Farms , who visit all Offices with in a particular Distrift. Rondt Wandelaars , een Naam die men in Vrankryk aan de Amptendaren van ’s Konings Pachteryën geeft , die alle de Kantoeren in een byzonderDis- irift bezoeken. AMBULANTS , Brokers at Amsterdam who having not been fworn before a Magistrate , are not ad- mitted as Evidences in a Court of Justice. Beun- haazen te Amsterdam, die de Maakelaars Eed niet gedaan hebben, en welker Getuigenis ( over het Sluiten van een Koop ) derhalven voor den Rechtbank niet gelden kan. AMBULATION , ( L. ) a Walking. Eene Wandeling „ AMBULATION , (L. in Physick ) the fpreading of a Gangrene. De Verspreiding van ’t Koud - vuur. AM'BU- AMB. AME. AMBULATORY , ( amlulatoire , F. of ambulato- rius, L.) walking up and down. Heen en wé- der wandelen. AM’BULON , ( in Botany. ) Een Oost-Indische boom van gedaante als een witte Moerbezie boom. • AM’BURY , l(a Disease in Horses) a bloody ANBURY, J Wart on a Horse’s Body, breaking out in fpungy Vefsels. Een Wen; Bloedvin , üf Gezwel der Paerden. AMBUSCA’DE, ^{Embuscade , F.) a Body of AM’BUSH, i Men who lie hid in a AM’B USCHMENT , 5 Wood , &c. to rush out upon, or inclose an Enemy unawares; or the Place where the Soldiers hide themselves; a laying-in wait privily to furprize , catch , or en- trap one. Hinderlaag ; een zéker Getal van Persoenen, die zich in een Bosch, enz verschui- len , om onverhoeds de Vyanden aan te vallen , C ff dcüsclvc Cc ongein gclon • of de Plaats daar de S'öldaaten zich versteeken , om iemand heimelyk te overvallen , te vangen en te verstrikken. AMBUSTTON , (L. among Physicians') a Solution of the Continuum , caused by fome external Bur- ning; aBurn or Scald. Eene Ontbinding van de Continuum , veroorzaakt door zich te branden; een Brandwond. AME. AMEL’CORN , (not unlikely of Amy hm , Starch, L. q. d. Amyle -Corn) French Rice, a kind of Grain of which Starch is made. Amelkoorn , Fransche Ryst, een Soort van Graan daar Styfsel van gemaakt word. - A’MEL, ( emaille , F. from ^rfsalmtyin , , Teut. or fmelten, Belg to melt or fuse) the liquid matter which Bodies are covered with by the Enameller. „ This white Amel is the Ba- sis of all the fine Concretes ”, Boyle. Brand- vè'rwe , Emaljeersel , de vlosijende Stöffe waar méde de Lighaamen door den Brand-Schilder be- dekt worden. „ Deeze witte Brandvërf is de ' Grondslag van alle de fraaije Stremsels AMFJ. , among, betwixt. Onder . tufschen . tus- schenbeide. AMEN, (|ö tf,#. ) verily, fo be it. Amen,waar- ' lyk, voorwaar, het zy zo. AME’NABLE, (of amener, F.) easy to be led or ruled. Gezëggelyk , handelbaar , gemakkelyk 'te regeerem AME’NABLE , (in Law ) responsible, or fubject to Enquiry and Examination. Verantwoorde- lyk, of Onderworpen aan Navörsching en On- derzoek. To AMEND’, ( amender , F. of amendare , L, ) to reform , to correót , to repair , to make , or grow better. Hervormen , verbéteren } herstel- Jen, béter waaken öf worden. AMENDE , (from Amender , F. to fine) a Fine by which a Compensation is made for a Fault committed. Èene Boete tot Afdoening van , óf Vergoeding voor eene begaane Mifrlag, AMENDMENT, (y Amendement ,F. ) Reformation,' Correction. Hervorming , Verbètering, Herstel. AMENDMENT , ( in Law ) the Correction of an Error committed and espy’d before Judgment. De verbetering van een Abuis in een Vonnis s bemerkt voor dat het zélve is uitgesproken. AMENDS’, Satisfaction or Recompense. Vergoe- ding , Voldoening. AME’NITY , ( anmnitas , L. ) Pleasantnefs, Lief- lykheid. Aardigheid. AMENTA’CEOUS , ( in Botany. ) Gelyk Katte- staarten. AMEN’TIA, (in Medicine.) Tlhoofdigheid. AMEN’TUM, (in Botany.) Katje, Kattestaartje , zékere Bloemtröfsen. To AMER’CE , ( amercier , F. ) to lay a Fine or Forfeiture upon one. Iemand bekeuren, in de Boete beslaan. AMERCEMENT, £(of Merci , F. in Law) s AMER’CIAMEN F , \ pecuniary Punishment im- posed upon the Offenders at the Mercy of the Court; it differs from a Fine, which is a Pu- nishment certain, and determined by fome Sta- tute, Eene Gëld-boete , ter Discretie van den Réchter den Overtreder opgeiego , verschillende daar in van een Fine, dat dit eene Boete is door de Wet bepaald en vastgesteld. AMERCIAMENT Royal, is when a Sheriff, Coro- ner , &c. is amerced by the Justices , for the Abuse of his Office. Koningklyke Boete, word een Baljuw , Lykschouwer , enz. opgelégt als hy zich in zynAmpt vergrépen heeft. AMER’CER , the Person who fets the Fine upon an Offender; or fettles the Value of the Satisfac- tion or Fine which is to be paid. Bekeurder , de Persoon die een Overtréder eene Boete op- légt , ‘óf de Waarde van de Genoegdoening 'óf Boete die betaald moet worden , begroot. AME’RICA, a fourth Part of the World, which was last discovered , and fo called from Ame- bicus Vesputius. America , één van de via Waereld Deelen , ’t wélk het laatste ontdëkt , en na Americüs Vesputius dus genoemd is. AMEROUS , (amoureux , F.) amorous, CfUUc.' Verlieft. A’MESS, -\{Amitlum , L.) an Ornament which AMICE, C Popish Priests wear on ftelf Shoul- AMI CT, J ders, tied about their -trveerks , under the Alb, being the first P^ L °f their Drefs, when they robe to fav Mafs. Een Cieraad ‘t wélk de Roomsche Triesters over de Schouders draagen , en om funne Halzen onder de Album toe - M 2 gebon- 92 AME. AMF. AML gebonden is, zynde het eerste Gedeelte van hun Misgewaad dot zy aandoen. AMETHOD'ICAL, (of A negative , and Methcdus, L. ) that which is done without Method, or without any methodical or rational Prescrip- lion, as Quacks do. Ongerégeld, ’t geene ge- schied zonder Régel, , of zonder een régelmaa.- tig of rèdelyk Voorschrift , gelyk de Kwakzal- vers doen. AMETHYST, ( Amethyste , F. of Ametliystüs , L. of 'AftêOvf®*., of « privative, and (utfox» to inebriate j- because, as fome fay, it is an An- tidote against Drunkennefs , Gr , ) a preciops Stone of a purple Colour, and faint Lustre. Ame- thist, een Edelgesteente van eè'npurpere Kleur en fidttüvae Glanseb. x 'dus genoemd om dat het volgens fommigen een Tégengift tégen de Dronkenschap is. AM'ETHYST , ( in Heraldry ) is a purple Colour in Noblemens Coats of Arms. Amethist , noemd men de purpere Kleur in het. Wapen van een Edelman f , AM’ETHYSTE ( in Pharmacy . ) Een Middel- tégen de Dronkenschap. AM’ETHYSTINE , (from Amethyst ) of a fine Vio- let purple Colour, resembling that of an Ame- thyst. Amethist kleurig. Een f raatje Violet-purpere Kleur , gelykende naar die- van een, Amethist. A.MEVED , moved. Chauc. Bewogen . verhuist , verplaats . oi geschikt AMF. AM’FION or AFFION, (among Indian Physicians.) Opium. .AMFRACTUOUS , ( amfrattuosus , L. ) full of Windings and.T tunings. Vol Bochten en Draaijen. AMFRACTUOS’ITY, ( amfraSluositas , L. ) ben- ding, winding, or turning. Kromheid, Boch- tigheid. ^ AMI. AM’IA, a certain Fish like a large Makrel. Een zékere Viskh ah een groote Makreel. AfMIABLE, (F. ) lovely, worthy to be loved. Be- minnelyk, waardig bemind te worden. A’MIABLE Numbers, fuch as are mutually equal to the whole Sum of one another’s aliquot Parts , as these two Numbers 284 and 220. Overeenstemmende Getallen, die wéderzydschl ge? lyk zyn aan de geheele Som van hunne Deelen. AMiMsj’TUS, (L. K AftUiT®*j Gr.) a Kind of Sto- ne Wr e Allurn ytozy like Wool, which being cast into the Fi re) w [i[ n0 [; burn or consume; called Earth - flax , ^Salamanders-Hair. Pluim Aluin, - een Soort van {leerachtige Aluin zo zagt als Wol, die in 't Vuur gelëgi zynde niet verbrand', ook Aardvlas , en Salamanders {Jaair genoemd. AMI. AMM. AMTCASLE , (amicabilis , L) friendly, kihdj. courteous*, loving. Vriendelyk, aanminnig, be- leeft , höffelyk. ■ ü AMICABLE BENCHES ,( O. R, ) De ondergeschikte öf gesubordineerde Rechtbanken onder de Ro- meinen. A’MICE. Zie AMESS. AMTCIA , (O. L.) a Cap made with Goats or Lambs Skin. {Een Kap van Geiten öf Lams vel- len gemaakt. AMF CTUS, \ Zie AMESS * AMI’CULUM , ( O. L. ) Een Opperkleed der Vrouwen . AMFD, or AMIDST,, in the middle. In het mid- den ,. midden in. AMI’DUM, (L ) Witte Styfsel. AMIENT, a Roman CnM Coin ,]n Value 17 X d.%* Amicnt , een Goude Romeinscbe Munt waardig omtrend agt Gulden, en drie Stuivers. AMIE’STIES , Cotton Cloths, imported from the East-Indies. Zékere Katoene Lywaaten die nit de Oost-Indiën komen. To AMTNISH, to diminish. Chaug. Verminderen , verkleinen. AMIS SION , ( L. ) Lofs. Gemis, verlies. To AM IT 5 , ( amittere , L.) to lose. Mifscben, ver- liezen. AMI’TIE des Conleurs, ('among Painters.) Schakee- ring, overeenkomst der Kleuren. AMIT’TERE Legum Terrce, ( L in Law) to lose the Law of the Land , i. e. to lose the Liber- ty of Swearing in any Court; to become infa- mous. De Rechten van het Land verliezen ; de Vryheid verbeuren van voor eenig Gerecht eenen Eed te doen ; eerloos worden. AM’ITY, ( Amitié , F. of Amicitia, L.) Affeftion, Friendship, Love. Genégenheid , Vriendschap , Liefde. AMM, AM’MA, (with Surgeons) a Girdle or Trufs used in Ruptures to hinder the Intestines from bea- ring down too much. Een Breukband, om te verhinderen dal de Ingewanden niet al te veel uitzakken. AMMAILA'RE , ( O. R. ) to enamel. Brandver- wen, brandschilderen, emaljeeren. AMMI, ( ctpfu , Gr. in Botany) Bishop^s-weed. Bis- schops-kruid öf Koni'ngs-Cumyn. AMMOCH'RYSUS , (O. L ) Goud-zand. AMM’ODYTES , Sand-Eals. Zand- Aaien , öf völ- geus anderen groote Slangen die\ in bet Zand heven. AM- 93 AMM. AMN. AMMO’NIAC, ( ammoniacum , L. fo called from ifs growing near the l'empie of Jupiter Ammon, in Lybia ) a Medicinal Gum which Distels in white Drops from a fcrulaceous Plant , on the fandy Plains of Lybia. Ammoniak ( ammonia- cum , dus genoemd, om dat het naby den Tem- pel van Jupiter Ammon in Lybiën 'groeide ) een Medicimale Gom , die in de zandige Falei- jen van Lybië met witte Droppels uit de wilde Planten Jjpeld. AMMO’NIAC-, ( Sal ) a Volatile Salt. Sal Ammo- niac, een vlug Zout. AMMO'NIACAL, (from Ammoniac) that which has the Properties of Ammoniac. ,, Distillation destroys the Ammoniacal Quality of Animal Saits ”. Arbuthn. Ammoniak, (Adjective) he t geene de Eigenschappen van de Ammoniak heeft. „ Het Distilleer en verstrooid de Ammoniak-hoe- danigheid van de dierlyke Zouten. AMMONPACUM Gummi , Gum Ammoniac. Zie AMMONIAC. AMMO’NION , (among Physicians .) Eert. Oog- middel. AMMONPTVE., (L,) Slangsteenen- AMMO’SCBISTUM t r > bisteen. AMM C avvcis. 'Zie AMBS-ACE. AMMUNITION, ( Munition, F.) all Sorts of War- like Stóres and Provision. Ammunitie , al- lerlei Soort van Krygsbelioeftens en Leevensmid- delen. AMN. AM’NESTY , ( Amnestie , F. Amnestic , , L. of ‘A/&- ■ vjj cU , Gr.) the Act of Oblivion, a general Pardon granted by a Prince to Subjects for all former Offences ,• also is applied to" Treaties between two or more Princes or foreign Po- wers; importing , that all former flostilities are at an End , palsed by , and to be buried in Oblivion. Amnestie, de Daad van Fergeeving , een Pardon, door een Vórst aan zyne. Onderdaa- i ten voor alle voorgaande Overtrédingen vergund ; ook word hst toegepast op de Tract aaten tufschen twee öf meer fouvereine Vórsten 'óf Mogendhéden ; behelzende dat alle voorgaande Fyandelykhéden ten einde zyn , en voor eeuwig in Vergételheid begraven worden. AMNPGENOUS, (amnigenus , L. )bred in or near a River. In öf naby eene Rivier voortgebracht. AMNINO’DAR , ( in Astronomy ) de Planeet weg waar in men den Grond tót het Geboorte Uur van een Kind kan vinden. AMNION, ? (’Abilin» , Gr. in Anatomy ) the in- AM'NIOS , S nermost Membrane with which the Foetus in the Womb is immediately covered. Het binnenste Files waar méde de Frucht in de Baarmoeder onmiddelyk bedekt is. AM0: AMO. AMOEBE’AN Ferses , (L. ) Verses which answer one another by Course. Een Soort van Faer- sen , die malkanderen beurteling beantwoor- den. AMO’Ml, Jamaica Pepper. Jamaikasche Péper. AMO’MUM , (L. ) a Medicinal Fruit, of a Tree in the East-Indies , of a purple Colour , fpicy Smell , and biting Taste. Eene Medinaale Frucht, van eene Oost-l-ndische Boom, purper van Kleur , fpécery achtig van Reuk, en fchërb van Smaak. AMO MUM, the Herb Jerusalem, or our Lady’s Rose. Jeruzalems Kruid , of onzer lieve Fr ou- we Roos. AMONESTED , (F.) admonished. Chauc. Fer- maand , gewaar schouwd. AMORET FES , ( Amourettes , F, ) Love • Stories. Chauc. Minne sprookjes , Liefdes vertellingen , A MOR-INSANUS , (L. in Medicine, j Eene Onzin- nigheid uit overdaadige Liefde ontstaande. AMORPHA , (in Botany ) Een Geslacht van Planten. AMORO’SU, (Itah.) an amorous Men, a Lover, a Gallant. Een. verliefd Man , een Minnaar , Gallant. AMORQS 11 Y , Lovingnefs. Beminnelykheid. AMOROUS, ( amour eüx , F. of amorosus , L ) be- longing to Love, or apt to fall in Love. Tot de Liefde behoorende , öf ligt verlievende.} A-MORROW , To-Morrow. Chauc. Morgen. AMOR I , ( Amorti * F. ) exstinguished , dead; whence^one. that is in an Exstacy, or melan- choly Fit, is faid to be dll-amort , i. e. quite dead-hearted. Fersuft , uitgedcoft , dood; daar- om word iemand die in Ferrukking , öf in een droef gee stigen Luim is gezè'gt all amort , dat is, geheel dood-hartig te zyn. AMOR’T , dull , heavy, fad,. melancholy , dismal. Suf , zwaarmoedig, , droevig 7 droefgeestig , ver- slagen. ö To AMORTIZE, to kill. Chauc. Dooden. To AMOR 1 ME , ( amortir , F. ) to alien or trans- fer Lands to any Corporation, Guild, or Fra- ternity for ever Fervreemden , Landeryën aan eene Maaptschappy, Gild , öf Broederschap voor altoos overdraagen. AMOTION, (L. ) removing away. Wegruiming , verhuizing , verplaatzing. To AMOVE , ( amovere , L. in Lawj to remove, to take away from. Verplaatzen , wegneemen \ M 3 To AMOUNT* 94 AMO. AMP» - . To AMOUNT, ( monter , F. ) to rise lip in Value, &c. Sty geren, in Waarde ryzen. AMOUNT, the Sum Total, the full Charge, or Value of a Thing. De Hoofdsom, de volkome Waardy van een Ding. AMOURTST , ( un Amoiireux , F. ) an amorous Person , one apt to be in Love. Een verliefd Persoon , een die fchielyk verliefd voord. AMOURS' , (F. Amor es , L. ) Love-Intrigues or Con- cerns. Minnaaryen , Liefdes zaaken , Minne- handel. AMOUS’ES , (in Chymistry ) counterfeit Gems or precious Stones. Nagemaakte. Juweelen 'óf Edelgestcentens. AMP. AMPE’LIS , a certain Bird. Een zékere Vogel van dien Naam. AMPELFTES , ( terre ampelite , F. terra ampelites , L. Vine and Earth in Natural Flistory) a Bitu- minous Earth, as Black as Jet, found in a Quar- ry at Alengon , in France. Een Joodenlymige Aarde , zo zwart als Git, dezelve word in de Steengroeve te Alencon in Vrankryk gevonden. AM TER ■> a kwelling ,* also a Flaw in Cloth. AM’POR £ Aew Gezwel , als méde een Smet in ’ J Laken. AMPHEME’RINUS , ( of 'A m iir1e4uujn.ua , ooc jemmp van alle de Boeken in Ana , gevölgt. A’NA, an East Indian Coin. Een Oost- Indische Munt, ter waarde van ruim 11 St. Plollandsch. ANABAP’TIS T , ( Anabaptiste , F. of a\u and Par- 7 Gr. i. e- to rebapti^c) a Seót whose Te- net is, That Persons ought not to bp .baptized till they are able to give an Account of their Faith. Wéderdoopers , eene SeCte welker Leer- stelling is , dat niemand behoorde gedoopt te wor- den voor dat hy Rékenschap van zyn Geloof kan geeven. ANABA'SII . ( L. in Antiquity.) Postbodens , Cou- riers , Exprefsen. ANABA’SIS , ( , Gr. from H'txQa.un Gr. to ascend, in Physic) the Augmentation or State of a Disease, Fever, or Fit in its growth. De Toeneeming öf ' Staat van eene- Ziekte, Koorts öf Kwaal in derzëlver Aanwas. ANABA’SIS , ( in Botany . ) Een Plantgewas van die% Naam. ANABA’TICA, (among Physicians ) Een alle daag- sche Koorts. ANABIBA’ZON , {Arab, in Astronomy) the Dra- gon’s IR-ad , or the Northern Node of. the Moon, where £he pafses tiie Ecliptick from the South to the North Latitude. Het Draaken- hoofd öf de Noorder Punt van de Maan , daar Zy de Ecliptica van de Zuider naar de Noorder Breedte voorby gaat. ANABO’LEUS, (in Antiquity.) Stalknëgts die hun- ne 'Hesren te Pci'erd hielpen. ANA- ANA, ANABROCKIS’MUS , Gr. in Sur * gery ) a Way of drawing out the pricking Hairs of the Eye -lids that are turned inwards. Een Manier om de fteekende Haairen van de Oogle- den die binnewaards gekeerd ftaan uit te trekken • ANABRO'SIS , Gr.) an Erosion, cor- roding or eating away, a consuming or wasting of any Part of the Body by fharp Humours. Eene door-eeting , in eeting , weg-vreeting öf ver- teering van eenig Deel van ’t Lighaam door fchërpe Vochten. ANACLYPTERTA, (Ur. in Antiquity .) Bruilofts- feesten onder de Grieken. ANACAMP j TICAL, ") (of ateeau/aT'lo/ , Gr.) bo- ANACAMP J TICK , J wing, reflecting , or retur- ning back or again , a Word frequently used of Echoes. Buiging , weerkaatsing , terug- öf wéderkeering. Een Woord ’t welk menigmaal van de Weerklanken, (Echoos) gebruikt word. ANACAMP’TICKS, ") a Branch of a Science of Or CATOFTRICKS , J Opticks , which by the Rays of fome bright Objeét reflected on a plain Surface, considers its Form, Dimension , and Distance. Een Tak eener Weetenschap in de Ge- zigtkunde ( Optica ) welke door de Straalen van een Glanschryk Voorwerp op eene gelyke Opper- vlakte terug gekaatst zynde , de Vorm, Uitge- strektheid en den Afstand gade flaat. ANACAMP’SEROS , (in Botany.') Smeerwortel. ANACAR’DINE ConfeElion , ( in Pharmacy. ) Een zéker Conserf. ANACAR’DIUM , (in Botany.) De Casjouboom. ANACATHA’RSIS , (in Medicine.) Eene Zuivering van het Lighaam , door braaken , niezen, enz. ANACATHARTICK Medicines, are fuch as cause Vomiting. Braakmiddelen , Middelen die doen braaken. ANACEPHALAEO’SIS , ( a'ictxsgia.Act.iuiTii , of again , and>*£>*> / *~-»», a fumming np the Heads of Things, Gr.) a brief Summary or Recapitu- lation of the Heads of any Matter fpokên or delivered in Writing. Een kort Sommier , öf korte Herhaaling van de Hoofdzaaken waarover gesproken öf geschréven is. To ANACEPH’ALTZE , to repeat the Heads of a Matter. De Hoofdzaaken optellen , herhaalen. ANACHOR’ET, . 7r . ANACHORTTE , < Een Kluizenaar , Hermiet. ANArRORTt’TAr ->of an Anachorite or Monk. ANACHOREFICAL, ? e r Anachoriet öf 3 Monnik. ANACHORE’TA. Zie ANCHORET. ANACHRONISM, ( , of «»« and ypo- nrw, of Time, Gr.) an Error in Chro- nology , or in the Computation of Time , an ANA. gy undue Connexion of it; the placing a Faft or Event much earlier or latter than it°really was. Een Mifslag in de Tydrékening , öf Begroeting van den Tyd , eene ontydige faamenhang van den zè'lven ; het Jl ellen van eene Daad öf Ge- beurtenifse veel vroeger öf kater dan het inder- daad was. A’NACK, a Sort of fine Bread made of Oathmeal. Een Soort van fyn Brood, van Haver -meel ge- maakt. ANACLAT’ICKS , a Part of Opticks which treats of all Sorts of Refractions, the fame with Diop- tricks. Een Deel van de Oezigtkunde ’t welk handeld van allerlei Soorten van Strafdtyieekin- ■ gen (RefraCtiën) zynde het zelfde nut Diop- trica. ANA CLE’TERIA ? (in Antiquity.) Een plechtig Feest der Ouden als hunne Vonten meerder] aa-' rig wierden , en het Roer der Regeering in Han- den namen. ANACLFNOPALE , (among the Antients. ) Eene Worsteling , op den Grond leggende . ANACOE’NOSIS, (in Rhetorick) a Figure where- by we feem to deliberate , and argue the Case with others , upon any Matter of Moment. Eene Spreekwyze waardoor wy eene Zaak van Gewicht fchynen te overleggen öf met anderen daarover raad te pleegen. ANACOLLEM’ATA , Medicines applied to the Fo- rehead or Nostrils to flop Bleeding ; also Medi- cines that will breed Flesh , and conglutinate the Parts. Geneesmiddelen die men tégen het Voor- hoofd öf de Neus houd om het Bloeden te ft elpen, als ook IVleeschmaakende , en de Deelen faamen- hechtende Medicynen. ANACO LUTHON , *) ( uistK-lxuSoo , of « privative, ANACO LU f HUS , J and , consequent. Gr. i. e. an Inconsequence in Discourse ) a Figure in Rhetorick, when a Word that is to answer another isnotexprefsed. Een Figuur inde Réde- neerkonst , als een Woord dat een ander Woord moet beantwoorden niet uitgedrukt is. ANACREONT’ICK Verse, a Sort of Verse that ta- kes its Name from Anacreon , a famous Greek Poet. Een Soort van Gedicht, dat deszëlfs Naant van Anacreon, een vermaard Grieksch Dichter, ontleend. ANACYTLUS , ( in Botany. ) Een zéker Plantgewas. ANADE’MA , (Gr. in Antiquity.) Het Snoer, 3 t welk de Koningen van Persiën om hunne Hoofden plee- gen te draagen , als méde een Krasje om de Hoofden der Vrouwen . ANADES’MA, (of and «JW/toj, Gr.) a Swathe or Bandage to bind up Wounds. Een Windzel öf Zwachtel om Wonden te verbinden. ANADIPLO’SIS , (4f<»J'iVa« 5 , <5 , Gr. ) a Redoubling; 98 ANA. a Figure in Rhetorick, when the last Word in the End of a Verse or Sentence begins the next. Eene Verdubbeling , een Figuur in de Redeneer- kunde als men met het laatste Woord in een Dichtrégel, öf Zè'gswyze de volgende begint. ANADIPLO’SIS , (in Physick ) a frequent Redu- plication of Fevers, &c. Eene ménigvuldige Ver- dubbeling van de Koorts. ANA’DOSIS, (Gr. in Physick) the Distribution of Chyle through its proper Vefsels,* also what- soever tends upwards , as a Vomit. De Ver- deeling van de Chyl, door de gepaste Vaten, als ook al bet geene naar boven Jlygt , als eene Braa- king, enz . ANfEA (in Medicine.) Verstandeloosheid, Zinne- loosheid. ANiEMIA, (L. in Medicine.) Bloedeloosheid. ANiERE’TA , ( L. in Astronomy. ) De Afsnyder van den Leevens- draad. ANiESTHESFA , ( Gr. ) a Defeft of Sensation , as in paralytic and blasted Persons, Cevoeleloos- heid. ANAGLY PH1CE , or ") (ttvayXvTrjiyf , Gr.) the ANAGLYPH’ICK ART,J Art of carving, cha- sing, engraving, or Itnbofsing Plato. De Gra- veerkonst , of eigentlyk de Konst van Dryven , of opwerk te maaken op Zilver , enz. ANAGNOSTA, ) (in Antiquity.) Een Lyfknegt, ANAGNOSTES, J Oppafser aan de Tafel. ANAGO’GE , (L. avctyayj , of ava , again, and ayo> to lead, Gr. ) an Elevation of the Mind to fearch after the hidden Meaning ofaPafsage, but more especially the mystical Sense of the Holy Scriptures. Eene Verheffing van den Geest cm de verborgene Meening van eene Uitdrukking na te vors dien ; doch byzonder den verborgen Zin van de Heilige Schrift. ANAGO’GICAL , (anagogique , F. anagogicus, L. of amyeiyty-oo , Gr. ) mysterious, or which hath an elevated and uncommon Signification. Ver- borgen , geheimzinnig ; het geene een verhèven of ongemeenen Zin heeft. ANAGO’GIA , (L. among Botanists.) Gelykheid, gelyk vörmigheid. AN’AGRAM, ( Anagramme , F. Anagramma , L of avaypaftijia , Gr. ) a fhort Sentence made by transposing the Letters of one’s Name, in or- der to make out fomething to the Honour of the Person. Letterkeer, een korté Spreuk , ge- maakt door het verzetten der Letters van iemands Naam , om ’er iets van te maaken tot Eer van den Persoon. ANAGRAM’MATioM , ( , Gr.) the Art of making Anagrams. Lëtterkeerkunde , de Konst van een Letterkeer te maaken. ANAGRAMMATIST , ( Anagranmatiste , F.) a ANA. Maker of Anagrams. Een Maaker van Anagram- maas ; een Lett erkeer der . ANAGRAPH E, ( ec and yp&tpu to write, Gr. )a Description, a Registring or Re- cording of ACts ; an Inventory, aBreviate. Eene Beschryving , eene Aantékening öf Registreer ring van Aktens , een Inventaris , öf kon Vertoog. ANAGR1F-GREF , Fornication, the lying with an unmarried Woman. Spelm. Hoerery , het be- slaapen van een ongehuwd Vrouwspersoon. ANA’GROS , ( Span, a Corn Mcanire. ) Een Graan- maat in Spanje. ANA’GYRIS , Bean-trefoil , ( in Botany. ) Stinkende Klaver, Boon-klaver ; een Plant. ANAKAN’DAF , (in History.) Een Soort van ver- giftige Slangen op het Eiland Madagascar. ANALECTS’, (a.vccxlx'la, Gr. ) Fragments gathered from Tables; also Collections of Scraps out of Authors. Stukken en Brokken die van de Tafel verzaameld worden , als méde Verzaamelingen van Snippers öf kleine Stukjes uit Schryvers. ANALEC’TES, ( , Gr.) a Servant that ga- thers up the Fragments after Dinner ; also a Scholar well read. Een Kn> , die de Stukken na de Maaltyd opgadert ; als ook een wel belee- zen Scholier. ANALEM’MA , (L. maXepfix, Gr.) an Orthogra- phick Projection of the Sphere upon the Plane of the Meridian. Eene Orthographische Projec- tie van de Spheer, op de Vlakte van den Me- ridiaan. ANALEM'MA , betékend insgelyks een Instrument op ’t wè’lk die ProjeCtie getékend is. ANALEP’SIS, (L. among Physicians.) De Toenee - ming öf Voeding van een uitgeteerd Lighaam. ANALEPTiCKS, (Gr. ) Medicines which cherish the Nerves , and renew the Spirits and Strenght. Geneesmiddelen die de Zenuwen koesteren, en de CcciCcn en Ki vernieuwen. ANALEP’TICK , ( analepticus , L. ) Restorative. een Herstël-middel. ANAL’GESIA , (L. in Medicine. ) Smetteloosheid . zonder pyn. ANALO’GIA , (L. in Botany.) GelykvSmigheid, overeenkomst. ANALO’GICAL, ( analogique , F. analogicus, L. of tbctAóy/x©-' , Gr. ) proportional , belonging to Proportion. Evenrédig , tot de Evenrédigheid lehoorende. ANAL’OGISM, ( Analogismus , L. of oyuruot, of Hm and , to reason. Gr.) Réden- kaveling. ANALOG1SM , (in Logici ) a forcible Argument from ANA. from the Cause to the EfFeéb Eene iragtige Drangréden van c is Oorzaak tot het Gewrochte. &NALOGISM, (in Physick) a Comparison of Cau- ses that help their Likenefs , or judging of Di- seases by fimilar Appearances. Eene Vergely- king van Oorzaaken die hëlpen tot hunne Gelyk- heid, of het oordeelen over Kwaaien uit de Ge- lykheid der Tékenen. ANALOGiSTA, (among Civilians .) Een Voogd die niet verpligt is Rekenschap van zyn Gedrag f» geeven. ANALOGOUS, ( analogies , L.) proportionable, answering in Fashion , Proportion , Resemblan- ce, bearing Relation to. Evenrédig, Overeen- komstig in Fatsoen , Proportie. Gelykenis , dat ergens betrekking toe heeft. ANAL’OGY, ( Analogie , F. Anodogia , L. of * oyia , Gr. ) like Reason , Proportion , Rela- iluii wuiv-ii uin. i lillik Uaro to another.; Gc~ lyke Réden , Evenrédigheid , de Betrekking die het eene Ding op het ander heeft. ANAL’OGY , ( in Mathematicks ) the Compa rison of feveral Ratio’s of Quantities or Num- bers one to another. De Vergelyking van ver- schelde Ratio’s der Veelhéden of Getallen met malkander. ANALOGY, (in Physick.') De Gelykheid tufs chert verschillende Kwaaien. ANAL’OGY, (in Rhetoric.) Eene Figuur van fpree- ken, anders Comparatie of Gelykenis genoemd. ANAL’OGY, (among Grammarians.) De Overeen- komst die een Woord , of Spreekwyze heeft, met den Aart der Taal. ANAL’OGY of Faith , ( among Divines. ) De Be- trekking 'óf Saamenhmg van de Onderscheidene Artykelen van ’t Geloof. ANAL’YSIS , (L. Analyse, F, didh vets, Gr. from dm and Pu>«-rs, a Solution) in its primary Sens se, a Separation or Solution of a compound .Body into the Parts of which it consists. „The Analysis of the Dew of any Place 5 ’. Arbuthn. Analysis in deszëjfs eersten Zin , ds Scheiding 'óf Ontbinding van een faamèngestëid Lighaam tót de Deelen daar het zelve uit bestaat. £,, De Analysis van den Daauw van eenige Plaats”. ANAL’YSIS, (in Philosophy) the Considering the different Parts of a Thing feparately , and dra- wing Conclusions from the Experiments made on them in that State. „ Analysis consists in making Experiments and Observations”. Newt. De Overweeging van de verschillende Deelen van een Ding afzonderlyk , en het trek- ken van Gevolgen uit de Proefneemingen die aan dezelve in dien Staat gedaan zyn , „ De Ana- lysis bestaat in het doen van Proefneemingen en het maaken van Observation”. ANAL’YSIS, (in Mathematics) implies the Disco- ANA. 99. vering of the Truth or Falshood of a Propo- sition. Het ontdekken van de Waarheid óf Vals- heid van eene Stelling. ANAL’YSIS , ( in Literature ) The resolving of a Thing into its constituent Parcs , as of a Sen- tence into fingle Words; of Words into Sylla- bles; of Syllables into Letters,* of a Tune incoits fingle Notes ; of an Argument into its feveral Propositions ; and of a Book into the feveral Heads , or Topics , of which it Treats. He t Ontbinden van een Ding tot deszëlfs Oorsprong- kelyke Deelen ,* van eene Spreuk in ënkelde Woor- den ; óf van Woorden in Sillaben ; 'óf van Silla- ben in Letters ; van een Wyze óf Toon in des- zëlfs ënkelde Noot en \ van eene Drangréden tót haare onderscheidene Stellingen ; en van een Boek in verscheidene Hoofden , óf Onderwerpen waar van het handeld . ANAL’YSIS , ( in Chemistry ) is the Solution of any Substance into its first Principles, with an Intention to discover what it consists of. De Ontbinding van eene Zelfstandigheid in haare eerst* i^aoiov , , mpt Oogmerk om te ontdekken waar dezëlve in bestaat. ANAL’YSIS , (in Anatomy) an exaft Division of all the Parts of a Human Body Eene naauw- keurige Verdeeling van alle de Deelen van ’& Mënschelyk Lighaam , ANAL’YSIS of Powers , is the Operation of Resol- ving them into Roots , otherwise called Evo* lution. De Werking om de Vermogens tót in hun- ne Wortels optel'öfsen . ANALY’TICA. Een Slotreden, óf Betoog. ANALYTICAL, ifarialytique, F. analyticus, L> ANALY’ LICK , 5 “ of <*vo sAv^o; , Gr. ) of or be- longing to an Analysis, or Method of folving, &c. Van een Analysis óf daar toe behoorende , of cle Wyze van Ontbinding , enz. ANALYT’ICK , (in Logick) a Part of that Science which teaches to decline and construe Reason s as Grammar does Words. Een Gedeelte van die Weetenschap om de Rédenen te Declineeren en Conjungeeren , gelyk de Spraakkonst de Woor- den doet. ANALYTMCKS , or the") ( dtakvrix-d , Gr. ) i. e. Al- ANALYT’ICAL ART, j gebra, fo called, as being nothing else but a general Analysis of pure Ma- thematicks. Algebra, dus genoemd, om dat de- zëlve niets anders behelst , dan een algemeens Analysis van zuivere Wiskonstigbéden. To ANALYZE Bodies , (among Chymists) to di.<^ solve them by Fire, in order to find 01* the feveral Parts of which they are composed. Het Ontbinden der Lighaamen door her V 'uur om ds onderscheidene Deelen, waar v# dezelve zyn fan- mengestëld , te ontdekken ■ ANALYZER. Een AtiAisf, iemand die zyn Werk maakt om duistere Zaaken optelófen, N 2 ANAM- TOO ANA. ANAMNESIS, (of , of dvk and tupotiv" x open to remember, Gr. in Rhetoric ) a Remem* brance of that we feemed to forget. Een Herinnering van hit geene wy fchynen te ver- geeten. ANAM’NESTICS , (among Physicians.) Tékenen waar aan den tégenwoordigen Staat van Gezond- heid gekend word. ANAMNETTCKS , ( of dwfuniris , Gr. Remembran- ce) Medicines which restore the Memory, as all fpirituous Things do. Middelen die het ge- heugen versterken. ANAMORPHOSIS, (from xm, Gr. and ^Qae-is, a configuration, of /toptpy, Gr. a Shape, inPer- speüive ) the Describing a Figure, which in one Point of View fhall appear to be deformed, and monstrously mishapen , but in another regular, and in due Proportion ; or a Delineation of an Objeft which fhall appear Monstrous to the na- ked Eye , but when viewed in a Cylindrical Mir- ror , fhall appear regular and harmonious. De Omschryving van een Figuur , dat in het eene Gezigt-punt wanstaltig -MmnAntgcn , ma ui in, ecu ander Gezigt-punt gerégeld en éven- maatig fchynd; Sf de Omschryving van een Voor- werp , ’t welk aan het bloote Oog monstreus , doch in een Cylinder -fpie i gel régelmaatig en over- eenstemmig voorkomt. ANA’NAS, (in Botany. y De Ananas , Pyn-appel. ANAPiES’T , ( xiuiratro ; , of dm again and rraia to ftrike, Gr.) a Foot in "Latin Verse, consisting of three Syllables, the two first ihort, and the last long. Een Voet in een Latynsch Vaers, be- staande uit drie Sillaben , waar van de twee eer- ste kort en de laatste lang is. ANAPiES’ICK Verse. Zie ANAPEST. ANAPAL’LUS , (in Botany , ) Zéker OostTndisch Gewas. ANAPH’ORA , (L. Gr. a Figure in Rhe- torick ) when the fame Word is repeated at the Beginning of every Verse or Member of a Sen- tence. Een Figuur in de Rhetorica , wanneer in het Begin van ieder Vers of Spreuk het zelfde Woord herhaald word. ANAPH'ORA, (among Physicians.) Een Uitwerp- sel uit den Mond. ANAPH’ORA, (in Astrology.) De Poort der Hélle. ANAPHRODISI’A , (in Physic) Impotence, with regard to Veneral Commerce. Onmacht tot de Voertteeling. ANAPHRODISI’ACI , (of dvx and x^poëtrt} Venus, Gr.) Persons impotent to venereal Intercourses. Onmacht ,; ee Persoonen, in den Minnenhandel. ANAPLA’SIS , ( among Physicians. ) Het zelfde als Anaphodisia; als mede de Herstelling en Genee- zing van een gebroken' Gid, ANA, ANAPLE’ROSIS , (dvx7rxipatriï, Gr.) a filling up or fupplying. Eene Opvulling , Aanvulling. ANAPLE’ROSIS , that Part of Surgery, whereby is restored by Art, what either Nature has de- nied , or has by Chance decayed. Dat Gedeelte der Heelkonst , waar door het geene door de Na- tuur geweigerd Sf by Toeval verdorven is, door de Konst hersteld word. ANAPLE’ROTIC , («vAstAj^o» , Gr. to fill up, in. Medicine) that which incarns or fills up any Wound with Flesh. Vleeschmaakend. ANAPLE’ROTIC Medicines, fuch as fill Up Ulcers with Flesh. Vleesmaakende middelen. ANAPODOPHYL’LUM , ( in Botany. ) End vogel- voet •, Mei-appel ; een Plant. ANAPOLOGET’ICAL , inexcusable. Onversehoon &-% lyk. ANARCH, (from * rtr */■•«*«, Gr. a Rnlei ) one who is the Author or Promoter of Confusion, or Sedition ; a Rebel. „ Him thus the Anarch old”. Par. Lost. Anarch, een Persoon die den Oorzaak 'óf Bevorderaar van eene Verwaar ring , öf Opstand is ; een Rebel. ANAR’CHICAL , ( from Anarchy ) that which is not Subjeft to Rule, Laws or Government; rebel- lious; or Seditious. ,, In this Anarchical and Rebellious State of Human Nature”. Cheyne. Anarchikaal, het geene aan geen Régel, Wet- ten , of Re geering onderworpen is ; Oproerig , Muitziek. „ In deezen Anarchikaalen en Mui- tenden Staat der Mënschlyke Natuur ", ANARCHY , ( Anarchie , F. Anarchia, L. of 4>xp* %ix , Gr. ) Want of Government in a Nation or State,- being without Rule, every one a&ing in the Manner most agreeable to himself, ha- ving no Superior to controul him; Rebellion; Sedition; Confusion. Anarchie , Gebrek aan Re- geering over een Volk Sf Staat, waar in een ie- gelyk , buiten Bedwang zynde , doet bet geene hem goed dunkt, hebbende geen Meerderen om hem te beteugelen ; Verwarring. ANARK’TA , (with Astrologers) a Name given to the fatal Planet in a Nativity, which threatens Death. Een Naam die men aan de Noodlottigs Geboorte Planeet geeft , die den Dood bedreigt. ANARRHOE’A , (Gr. among Phyücians) a Spe- cies of Fluxion opposite to a Catarrh, when Humours regurgitate upward. Een Soort van eene Zinking in Onderscheiding van een Ca- tarrh , als de Humeuren opwaards gestooten worden, ANARRICH’US , a Sea-Wolfe, Een Zee-Wolf ; zé- kere Visch. ANARTH’RA, (a Clafs of naked insects distinguis- hed from all others, by having neither Wings nor Limbs. ) Wurmen , . en Bloedzuigers. ANA’S,. ANA, ANA’S, (in Zoology.) Endvogels. ANAS AR’ CA , ( L *W dpx.cc , of and Cap £ Flesh , Cr.) a white foft. viewing Swelling of the Body which de nts in when the Flesh is prefs d ; a kind of Dropsy. Een wit, zagt, buigzaam Gezwel van het Lighaam, dat inbuigt als het gedrukt word , een Soort van IV iterzugt. ANASAR’COUS, (from Anasarca') that which has the Properties of an Anasarca. Het geene de Eigenschappen van een Anasarca heeft. ANAS'TASIS , ( in Medicine. ) Eene Persing tot Stoelgang. ANAS’TATICA , (in Botany.) De Roos van Je- richo. ANASTHE’SIS , ( in Medicine , ) Gevoeloosheid. ANASTOICHI’ASIS , ( Gr. ) a Chemical Resolution of mix’d Bodies into their first Principles. Eene Scheikundige Ontbinding van gemengde Lighaa - men tot hunne eerste Beginzelen. ANASTO'MASIS. Zie ANASTOxMOSlS. ANASTOM AT’ICKS , ( Gr. in Pharmacy) Medici- nes which open the Pores and Pafsages . as Purgatives , Sudorificks , and P : ’ ... A * ° dicynen die de Zweet - g/ff ' 1 > en Doortochten Openen, al? middelen , Buikzmvenn - gvn 5 CllZ» ANASTO’MOSIS , ( «v«s-TÓ/*#e-/$ , of *»* and sly-a the Mouth , Gr. ) an opening or loosening. Een open-, öf lö sly vigheid. ANASTO’MOSIS, (in Anatomy) an Effluxion of Blood, Lympha, or Chyle, at the meeting of Vefsels that close not narrowly. Eene over- * vloeijtng van Bloed , Water of Chyl , by de Saa~ menvoeging der Vaten , die niet vast - fluiten. ANASTO’MOSIS, {In Botany.) Jnmonding ; vaneen Pyp , Buis , öf Ader , in een ander. ANASTRO’PHE, (dvurp&pli . of dt# and rpétp# to turn, Gr.) a Figure in Grammar, when that Word is fet foremost which fflould naturally follow, as Italian contra , in Virgil. Een Fi- guur in de Spraakkonst , als een Woord voorgaat dat behoorde te volgen, als Italiain contra , Via- GILIUS. ANATA’RIA. Een Adelaar-, Arend. ANATH’EMA , (L. dvdêvftct , of , i. e. I pla- ce on high , Gr.) any Offering or Gift fet apart or given to God, or to his Church. Een Offe- ring of Gave , afgezonderd om aan Gödt of aan zyne Kerke te geeven. ANATHE’MA , ( Anatheme , F. of , of dm- rihp.i to renounce or give up to , Gr.) a fo- lemn Curse, or Sentence of Excommunication; also the. Thing accursed, or Person cut off from the Communion of the Church. Eene plechtige Vervloeking , öf het Vonnis van den ANA. ÏOI Kërkelyken Ban ; als méde de Zaak die gevloekt, of de Persoon , die van de Gemeenschap der Ker- ke afgesnéden is. To ANATHEM’ATIZE , ( anathematiser , F. anathe - matizare , L. of duecilêyjyi , Gr.) to excommuni- cate, to put under a Curse, &c. In den Ban , onder den Vloek doen. ANAT’OCISM , ( Anatocismus , L. of dta tror-to-tAf, of did and toko? , Usury , Gr. ) the annual In- crease or Interest of Money, fimple or com- pound. Het Jaarlyks Inkomen öf de Rente van. Geld, enkel öf faamengevoegt. ANATOM’ICAL , ( Anatomique , F. Anatomicus » L. of duTofUKai , Gr.) of or belonging to Ana- tomy. Anatomisch , tot de Ontleedkunde behoorende . ANATOMIST , ( Anatomiste , F- Anatomicus , L. of dciTOfitKOf , Gr.) a Person fkill’d in that Arc. Anatomist , een Persoon die de Ontleedkunde verstaat. To ANATOMIZE, (of dvxTéfiia , Gr. to cutup, anatomise r , F. ) to difseft or cut up the Body of Man or Beast, in order to view its Parts. Ontleden , het Lighaam van een Mensch öf Beest opensnyden , om deszëlfs Doelen te be- zahouvaen. To ANATOMIZE, (in a figural Sense) to disco- ver all the Properties of a Truth or Thing; to lay open the fecret Motives , Affeftion9 os Disposition of a Person’s Mind. „ Should I Anatomize him to thee as he is, I must blush and and weep ”, Shakesp, Ontleden ( in een Figuur- lyken Zin) alle de Eigenschappen van eene Waar- heid of Zaak ontdekken, de geheime Drangréde- ii en , Genégenhéden öf Gestëltenifse van iemands Gemoed open leggen. „ Zoude ik hem voor U ontléden zo als hy is , zo zou ik bloozen en fchreijen ANATOMY, ( Anatomie , F. Anatomia, L. oï dm- rape-a of dmiipMu to difseft. Gr.) a neat Difsec- tion or Cutting up the Body of Man or Beast, whereby the Parts are feveral discovered and explained , for the Use of Physick and Natural Philosophy. Anatomie , eene nette Ontléding öf Opsnyding van ’t Lighaam van een Mensch öf Beest ; waar door de Deelen onder sclieidentlyk ontdekt en verklaard worden , ten nutte van de Geneeskunde en de natuurlyke Wysbegeerte. ANATOMY, applied in a humorous Manner to a Person who has little Flesh on his Bones; one who is emaciated by Disease or Labour, fo as to resemble a Skeleton. „ A hungry lean-fac’d Villain — A meer Anatomy". Shakesp. Een Geraamte , in een boertigen Zin , toegepast op iemand die. weinig Vleesch op zyn Gebeente heeft , die door Ziekte óf Arbeid zodanig is uitgeteerd , dat hy naar een Geraamte gelykt. „ Een hon- gerige fchraal-kaakige Deugniet — een louter Geraamte ”, N 3 ANA- 102 ANA. ANB. ANC.' ANAT'RESIS , (in Surgery.) Eene Doorbooring met een Trepan. ANATRlP’SIS, (among Surgeons.) Eene Verhryze- ling van een Gebeente , öf van een Steen in’s Men- schen Lighaam. A’NATRON , a Salt drawn from the Water of the River Nile in Egypt. Een Soort van Zout, ’t welk uit het Water van de Rivier de Nyl in Egipte getrokken word . A’NATROPE, (in Medicine.) Eene Omkeering van de Maag , 'óf geweldige Braaking. A’NAUDIA, (in Medicine.) Verlies v*n Stem. ANB. AN’BURY , ( among Farriers. ) Een Gezwel of Wè'il der Paerden. ANC. AN’CESTORS , (Anc estres , F. of Antecef sores , L.) Forefathers. Voorouders , Voorvaders. ANCESTREL, (in Law, L. T. ) belonging to An- cestors , as Homagi Ancestrel , i. e. Homage that has been done by one's Ancestors. Tji de y oor-ouJore bfihnnreiide , als Homagi Ance- strel , eene Hulde die door iemands yooi -ouders gedaan is. AN’CHILOPS , ( from e»xv and af , Gr. the Eye ; in Surgery) a Swelling between the great An- gle, or innermost Corner of the Eye and No- se , which degenerates into an Abcefs , either with or without pain. Een Gezwel tufschen de groot e öf binnenste Floek van het Oog en de Neus , die met of zonder Pyn tot een Zweer verbasterd. AN’CHOR , ( Ancre , F. Anchora , L. of dyxvp*, Gr. ) an Instrument of Iron that holds a Ship in the Piace fhe rides. Een Anker. To AN’CHOR , ( ancrer , F. ) to cast Anchor. Ankeren , Het Anker uitworpen. AN’CHOR AGE, tf Average , F.) Ground fit to AN’CHORING , s hold the Anchor of a Ship , fo that ihe may ride it out fafely. Anker-grond , een Grond die bekwaam is om het Anker van een Schip te houden, zo dat het ’ er veilig op ry- den kan. AN’CHORAGE, the Anchors themselves. Be An- kers zelve. AN’CHORAGE, (in Law) is a Duty paid to the King for casting Anchor in the Pool of an Harbour. Haven geld. AN’CHORALIS Procefsus. Z ie CORACOIDES. AN’CHORED, or ANKRED, (in Heraldry.) Zie ANKRED. AN’CHORED, ( Anachorette , F. Anachoreta, L. of 'Atecfcdipiims, of «.'id .and to retire, Gr.) a Hermit or Monk that leads a folitary Life in ANC. a Desart, for the fake of Devotion. Een Her miet öf Munnik die een afgezonderd leeven leid in een Woestyn en d at uit Godtsdienstigheid. AN’CHORESS , a Nun. Een Non. AN’CHOVE ( Anchois , F. of Anchiove , Ital.) a fmall Spanish Sea-fish. Ansjovis. AN’CHUSA , (in Botany.) Orcanette; Roode Ofse- tonge Wortel; een Plant. ANCHYLOBLETHARON. Zie, ANCYLOBLE PHARON. AN’CHYLOPS. Zie ANCHILOPS. AN’CIENT , ( ancien , F. ) Old , that which is of former Time. Aal oud, Oud, ’t geene van voo- rige -Tyden is. AN’CJENT, /(among Sailors) a. Flag or Streamer ANSHIENT, \ fet in the Stern of a Ship. Een Vlag öf Wimpel, om op het Agterstéven van een Schip te zetten. AN’CIENT Demesne, (L. T. ) a Tenure, where by all Manours belonging to the Crown in the Days of King Edward the Confefsor , and Wil- T ■ Tt ~ r the Conqueror , where held. Een Leen, waar by un. jjeerlykhéden , ten tyde van Ko • ning Eduard , a c. p >e |yder , en Willem den Overwinnaar, aan de Kroon oer^^randr, gehou- den wierden. AN’CIENTS, ( in the Middle Temple ) a Title offuch as are past their Reading , and do never read. De zulken , in het Collegie der Advocaaten , de Middel - tempel genaamd, die niet meer les- zen. AN’CIENTLY , ( Ancienneté , F. L. T. ) Ancient- nefs , Eldership , Seniority. Oudheid, Ouder- lingschap , Meerderheid van f aar en. AN’CIENTRY, (from Ancient) a Pedigree which can be traced a great many Years backwards; or a Family which has been noted for a long course of Years. Een Geslachtrekening die een menigte van Jaaren te rug nagespeord kan wor- den, öf een Geslacht 't welk een Reeks van f aar en vermaard geweest is. AN’CILE. Zie ANCYLE. AN’CLE , ($üö&Ie, Dan.) the Joint between the Leg and Foot. Den Enkel , het Gewricht tuf- schen 't Been en de Voet. AN’COME , a Felon , a Swelling or Bump that is hard and bot. Een Bloedvin , een Gezwel dat hard en vuurig is. ANCON , (dyx.au, Gr. ) the Top or Point of the Elbow; the backward and greater fhootlng Part of the Cubit, called Ulna. De Punt of Knobbel van de Elleboog daar men op leund ; öf het ag- terete en uitstékende Lid van den Elleboog. ANCON’ES , ( in Architecture ) are the Corners or Coins of a Wall ; Ctofs-beams or Rafters. Be Eh- ANC. AND. Hoeken of Punten van een Muur ; de Dwars- balken^ óf Balken. ANCONATUS , a Muscle of the Elbow , which helps to extend it. De Spier van den Elleboog. AN’CONY , (at the Iron Mines) a Bloom wrought into the Figure of a flat Iron-Bar , of about three Foot long > with two fquare rough Knobs, one at each find. Een Koevoet, of Tzere Staaf , nan t»mcf ënd drie Voeten lang , met een vierkante Knóp aan beide Enden. ANC ’TER ES , (in Surgery.) Hechtpleisters. ANCU’BITUS , (in Surgery.) Roode en traanende Oogen. ANCY’LE , (Gr. in Anatomy) the Contraftion of the Ham , or other Joints. De faamentrêkking van de Bil , óf andere Gewrichten. ANCYLOBLETHARON, the growing of the Eye lids to the Tunica Cornea , or the Albuginea , or when both the Eye -lids grow together. Het aanwafsen van de Oogléden aan de Tunica Cor- nea, óf de Albuginea, óf wanneer de onderste en de bovenste Oogléden faamengroeijen. ANCYLOGLOS'SUM , (Gr, among Physicians.) Het aanwafsen van de Tong. ANCYLOGLOS’SUS , {ayv.vXóyZac ^©- , ayy-oXy , a Constriftion , anü rhe Tongue, Gr. ) one that is Tongue-tied, or has an Impediment in his Speech. Iemand wiens Tong bezwaard , óf die gebrekkeiyk ter Taal is. ANCYLO'MELA, (an Chyrurgical Instrument.) Een Tënt-yzer. ANCYROFDES , dyx.vpaeiS'tis , Gr. among Anato- mist) ene fliooting forth of the Shoulder - bone in the Form of a Beak. Het Uitschieten van het Schouderblad in de Gedaante van een Snavel. ANCYROME’LA. Zie ANCYLOMELA. AND. AND, {and, Sax. unb, Teut.) a Conjunction. En, ende , een faamenbindend Woordtje. AN’DA , ( in Botany. ) Een Braziliaansche Boom van dien Naam. AN’DABATfE , (in Antiquity.) Een Soort van Zw aard schermers. AND ANTE, (Ital. in Music Books) chiefly respeCs the thorough Bafs , and fignifies that in playing, the Time must be kept very just and exafl , and each Note made very equal and distinft from one to the other. Andante ({in de Muziek ) raakt doorgaansch de doorgaande Bas, en betékend dat in het fpeelen de Maat zeer net en naauwkeu- rig moet waargenomen , en elke Noot zeer egaal en onderscheidentlyk van de andere klinken moet. Largo ANDANTE, ? ( Ital. in Music Books) flgni- AN DANTE Largo, ^fies that tho* the Musick must be performed flow , yet the Time must be ob- served very exaftly , and the Sound of each Note must be very distinft, and feparated one from another. Largo Andante , betékend dat de Muziek langzaam uitge-oeffend , dóch de Tyd n nauwkeurig in acht genomen , en ieder Noot afzonderlyk van de andere gespeeld moet worden . ANDA’S , [( among the Antients. ) Het ontbinden van Zout. ANDI’RA, (in Botany.) Zie ANDA. ANDI'RA QUACU. Een Viédermuis. ANDi’RONS, (either a Corruption of hand-irons or of end irons) Irons on which a Spit turns; or Irons on which Wood is laid to burn instead of a Grate. Standaards waar in een Spit draaid ; als méde , Beeren , Vuur -yzers waar over men Hout leid om te branden. ANDO’LIANS, ( Andouilles , F. In Cookery) a Sore of Pudding made of Hogs Guts minced fmall and feason’d with Spices. Een Soort van Pod- ding gemaakt van Varkens -darmen die fyn gehakt en met Speceryen fmaakelyk gemaakt worden. ANDOVIL’LE , (F. in Cookery) a fort of Chitter- lings, made either of Hogs or Calves Guts, fluffed with minced Meat. Een Soort van Beu\ lingen. ANDOVIL’LET , (F. in Cookery) minced Veal, and other Ingredients , rolled into a Pellet. Ge<- hakt Kalfsvleesch , on andere ingrediënten tót een Bal gemaakt ; Frikadellen. ANDREW’S CROSS , ( in Pleraldry. ) St. Andries Kruis ; een Kruis in de Gedaante van een X. ANDRO'D AMANT A. Bloed- of Zeilsteen. ANDRO’GYNE, ( 'Avë'póyw®- 1 , of «W/i a Man, and yvro a Woman , Gr. ) an Hermaphrodite , or one that is both Male and Female, or that is castrated and effeminate. Een Hermaphrodiet , of iemand die zo wel Man als Vrouw , óf door- gesneden te zyn verwyfd is. ANDRO’GYNE Planter . , ( among Botanists. ) Man- wyvige Planten. ANDROI DES , ( in Mechanics . ) Een Beeld ’t wélk door inwendige Veeren, uiterlyke Werkzaamhe- den verrigt. ANDROLEP’SY , ( in Grecian Antiquity. ) Eene Vervolging in Rechten , tègens iemand die een Moord begaan had. ANDROME’DA, (in Astronomy) a Northern Con- stellation. Een klein Noorder Gesternte van dien Naam. ANDROME’DE, ( in Botany.) Een zéker Kruid van dien Naam. ANDROPO’GON, (in Botany.) Een zékers Plant van dien Naam. ANDROSA’CE, (in Botany .) Een Gewas van dien Naam . ANDRO* 104 AND. ANE. ANDRO'S/EMUM , (in Botany . ) Manslloed; een Gewas . ANDRO’TOMY, (of in) and r't^u to cut, Gr. ) a Difseftion of Human Bodies. Eene Ontléding van Menschclyke Lighaamen. ANDRY'ALE, (in Botany .) Een Gewas van dien Naam. ANE. To ANE’AL , to bake or harden Giafs , Tiles , &c. in the Fire. Glas, Pamien, enz. in Bet Vuur bakken, hard maaken . ANE’CDOTE , (a»i«^«rsv, Gr. ) an Article, rela- lating to a fecret Transaction of a Person's li- fe , whether it be that of a Prince or a priva- te Person; a Piece of Secret History. „ Some Modern Anecdotes aver”. Prjor. Een Arty- kei , betrëkkelyk töt een heimelyk Bedryf van iemands Leeven , het zy van een Vorst , öf van een byzonder Persoon ; een geheime His- torie. „ Eenige hédendaagsche Anecdoten be- vestigen ”. ANEFLEMA , ( in Medicine. ) De Opstopping der Winden. ANE’LE, ANIC, ANE’MIUS Furnus , (among Alchemists) a Wind- Furnace used to make ftrong Fires for melting Metals, &c. Een Wind-Oven, öf Fornuis , om een Jlërk Vuur te maaken , tot fniëlting der Mc- taaien. ANEMO’GRAPHY, (from Gr. the Wind, and ypce. Gr. to describe) a Description of the Winds. Eene Beschryving van den Wind. ANE’MOMETER, (from aiey.(fr , Gr. and ynpov, Gr. a Measure) a Machine, or Instrument, to Measure the Force of the Wind. Een Wërk- tuig , 5f Instrument om de Kragt des Winds ti meeten. ANE’MONE, Emony, Wind-flower. Een Anemonie, öf Wind-bloem. ANE’MONOIDES , (in Botany . ) Woud- Anemone; een Bloem die naar de Anemonie zweemd. ANE’MONOSPERMOS , ( in Botany. ) Zékere Bloem. ANEMOS’COPK , a Machine invented to ihew the Change of the Air or Shifting of the Wind. Een Windwyzer , Wind Vaan, eéu Konsttuig om de Verandering van den Wind te toonen. ANENT’ , concerning or relating to. Scot. Q.ver- against , in Old English. Aangaande, of be- trëkkelyk töt; tégen over. AWNS , A’NES , Spires or Beards of Barley , and other bearded Grain. Chauc. Baarden , of Echtels aan de Aairen van Garst of gebaard Koorn. ANE. ANF. ANG. ANE’LACIUS, (O.) a fhort Knife or Daggef. Een kort Mes, 'óf Pook. A’NET , ( of anethum , L. ) the Herb Dill. DU ëf Dille, een Gewas. ANEIPRISM, (of Gr. in Surgery ) a Di- latation or Bursting of the Arteries , fo that they continually beat and rvr e ll. Een Slag-ader- breuk; eene Barsting van de Slan-. a frs dot ze gestaadig Jlaan en zwéllen. ’ ANEWS’T , almost , nigh , near at hand , about. Chauc. Genoegzaam , byna , fchier , digt by. ANEY, /Uneasinefs, Vexation. Chauc, Ongenoe- ANOJE, y gen, Verdriet. ANF. ANFRACTUOUS, (of Anfra&us, L.) full of Tur- nings and Windings; intricate. Bochtig , Ver- ward, vol Bochten en Draaijen. ANFRACTUOSTTY, (L.) a Winding or Turning; Intricacy. Een Bocht, of Draai , Verwardheid . ANG. ANGA’RIA, (Angaire , F.) a prefsing of Horses,' Teams, Men, Ships, &c. for the public Use. Het Pref sen van Paerden, Voorspannen, Mën - srhen. Srhóppn , -am*. tSt ‘S Lands dienst. ANGEIO’GRAPHY , / (among Anatomists.) De ANGELO’LOGY , y Beschryving van de Aders , Bloedvaten , Zenuwen , Spieren , enz. van 'sMèn- schen Lighaam. ANGEIO’GRAPHY , ( among Antiquarians. ) De Beschryving van de Gewigten , Maatten en Ge-, reedschappen der Ouden. ANGEIOT’OMY. (ctylnoTOfil# , of «V 7 f« Vefsels, and Aw a cutting, Gr.) a cutting open the Vefsels; as in opening a Vein or Artery. Het opensnyden van de Bloedvaten , als in het openen van een Ader of Slag-ader. AN’GEL, ( Unatl , Teut. Ange, F. Angelus, L.of • ‘'AyTiX^, Gr.) a Mefsenger or Bringer of Ti- dings; and is generally applied to those intel- lectual and immaterial Beings , which God ma- kes use of as his Ministers , to execute the Or- ders of his Providence. Een Engel, een Ge- zant , een Boodschapper öf By ding brenger ; en word doorgaansch toegepast, op die verstandige en onstöjfelyke Weezens , die Gëdt als zyne Die- naaren gebruikt , om de Bevélen zynsr Voorzie- nigheid uit te voeren. ANGEL, a Gold Coin. Een Engel ; een Goudi Munt in Engeland, ter waarde van omtrênd 5 Guld. 10 St. Hollandsch. ANGEL Shot , a Cannon Bullet cut in two , and having the Halves linked together with a Chain. Een door gesnéde Kanon kogel, welker tweeHalven aan elkander geklonken zyn. AN- AN G. ANGEL Bed , ( tfiigel 2S«te , Teut. Lit d'Ange, Fr. ) an open Bed without Bed -posts. Een Bedstéde, öf Ledikant zonder Posten. ANGELICA, (L.) a fudorifick Herb. Engel Wortel; een Plant. ANGELICA Vestis , a Monk»w Garment , which Laymen put on a i^efe before their Death, that they might W’e the Benefit of 'the Prayers of the Mrw&s ; chiefly praftised by the Order of Francis. Angelica Vestis ; een Monniken Kleed, 't welk de Leeken een weinig voor hun Dood aandoen , op dat zy het Voorrecht van de Gebéden der Monniken mogen hebben ; voor- namentlyk in Gebruik by de Franciskaaners. ANGELTGI , a Sort of Christian Hereticks ,,who worshipped Angels, in the first Century. Een Soort van Ketters onder de Christenen dn de eer- ste Eeuw , die de Engelen aanbaden. ANGEL’ICI. Een Order van Grieksche Ridders in ’ 1 Jaar 1191. door Angelus Flavius Corn- henus , Keizer van Constantinopoien , ingestëld. ANGEL’ICUS Pulvis, a Distinétion given by Schro- der to Mercurius Vitte. Leevend Oiiick , of Mercurius Vibe. ANGEL’INA', (in Botany-) Een Oos-Indische Boom van dien Naam. ANGEL’OT, (in Antiquity . ) Een Goude Munt te Parys geslagen, terwyl die Stadt aan de Engel- sche onderworpen was. ANGEL’OT, a Sort of finall Cheese, generally ma- de in the Form of a Heart, in the Country of Boay , in Normandy. AngtAot , een Soort van kleine Kaasjes, van Figuur als een Plart , die in Normandiën gentaakt word. AN’GER , ( from Ango ,L.) a Desire of Thwarting the Happinefs of another , on Account of an Injury received. Wraakzugt , eene Begeerte om het Geluk van een ander te dwarsboomen , uit Hoofde van ontvangend Belediging. To AN’GER , to injure or offend a Person , fo as to provoke him to Resentment, or to desire to thwart one’s happinefs. „ Who would An- ger the meanest Artisan”? Hooker. Vertoor- nen , iemand belédigen, zo dat men hem tergt töt Kwaadheid , 'óf tót eene Begeerte om ons Ge- luk te dwarsboomen. „ Wie zou de geringste Ambachtsman willen vertoornen ” ? ANGIIl’VE, (in Botany .) EenBoom van dienNaam , die op het Eiland Madagascar groeide AN’GI, (among Physicans ) those Tumours in the Groin called Buboes. Gezwellen in de Liezen. AN'GILD , (O.L.T. ) An and Gild , Sax. ) a Valua- tion according to the Price of a Criminal. Eene Schatting naar den Prys van eenén Misdaadigen. AN’GINA , ( L. ) the Quinsey , a Disease. Eene geweldige Ontsteking in de Keel . ANG. io S ANGIO'GRAPI-IY , ( from «/ysrav, Or. and ypv.Qa > Gr. to describe) a Description of the Vefsels» or Tubes of the human Body. Angiographie •> eene Beschryving van de Vaatjes en Buisjes van ’s Mè’nschen Lighaam. ANGIOL’OGY, { dyfaeMyla , Gr. ) a Discourse or Treatise of theVefsels of ahuman Body; as the Veins , Arteries , &c. Eene Verhandeling öf Traktaatje over de Vaatjes van’s Mins chen Lig- haam; als de Aders , Slag- Aders , enz. ANGIOMONO’SPERMOUS , (from «Fytt» , Gr. jtisvos and Teut.) to fish with an Angle or Fishing-Rod* Hengelen, met een Angelroede vifschen. ANGLIA, that Part of the Island of Grsac- Britain , that is now called Engl am1, Anglia, dat Ge- deelte van hft ZMand Groot-Brittanje, ‘t wélk ««.Engeland genoemd word. ■ A'N’GLICISM , {Anglicisme , F.) is the English Idiom, or Manner .of Speech peculiar to Eng- land. Het Engelsch Accént , de Manier van Uitspraak byzonder aan Engeland eigen. AN’GLICUS Sudor, (L. ) the Sweating - Sicknefs , or an epidemical Fever, in the Time of King Henry VII. De zweetende Ziekte ; een Koorts die ten tyde van Koning Hendrik VII. algemeen, regeerde. AN’GOBER . a Kind of Tear. Een Soort van Peeren. AN'GON , (in the Military Art.'), Een Soort van Werpspies der oude Gaulen óf Franschen. AN’GRY , ( from Anger ) desirous of Revenge , on Account of fome Affront; highly displeased. „ A Bishop must not be foon Angry". Tit. I. 7. Toornig , Wraakzuchtig , uit hoofde van eene Be* lédiging ; ten hoogsten misnoegt. „ Niet genégen tót Toornigheid J ’. Titum I. 7. AN’GRY, applied to Wounds, inflamed, painfull, or fore, rid an Angry ". Wisem. Kwaad- aardig. Op Wonden toegepast , ontstooken , pynlyk , af zeer. ,, Rood en onstooken ", ANGUEL’LES, (with Faloners) fmall Worms cast up by licks Hawks. Kleine Wurmpjes die door zieke Valken overgegeeven worden. AN’GUIFER , 1 a Cluster of Stars in the Hea- ANGUPTENENS , J yens resembling a Man hol- ding a Serpent. Een Tröp Sterren in de Hé* melen geiy kende naar een Man die een Slang vast houd. ANGUFGENOUS (ex anguibns geiiitus ) engen- dred or begotten of Serpents. Van Slangen ge- komen , door Slangen voortgeteeld . ANGUILTA, (L.) Aal, Paaling. ANGLTNEAL. Beduid ids dat naar een Slang gelykt. AN G. ANH. ANI. AN’ GUIS. Slang van Esculapius , een Soort van. Slangen. AN'GUISH , (Angoifse , F. Angoscia, Ital. Anger j L- 2Cii3ÏlS(t, Teut. ) excefive Painand Grief, great Trouble of Body and Mind. Angst. On - gemeene Pyn en Droefheid . groot verdriet naar Lighaam en Geest. ANGUISH’OUS , full of Anguish. Chauc. Zeer Angstig, vol Bekommering. AN’GULAR , ( Angulaire , F. of singularis , L.) belonging to , or having Angles or Comers. Tö t Hoeken en Winkels behoor-ende ; Hoeken heb- bende; Hoekig. ANGULARITY, (L ) an abounding in Hooks and Corners. Hoekigheid, vol Hoeken en Winkels, ANGULOSTTY , ( Angulosus , L. ) the Quality of that which has feveral Angles. De Hoedanigheid van ’t geene veel. Tfop.ken haft AN'GURIA, (in Botany.) Water-Meloen. ANGUST’, ( Augustus , L.) narrow. Naauvo, eng . ANGUSTA TERMINUS, (in Law.) Een korte Termyn van Dagvaarding. ANGUST’IA. Zie ANHELATION. AN GUS FIFO LIUS , (in Botany .) Smal-bladig , ANH. ANHELATION , ( L. ) a Difficulty in fetching one's Breath. Aamborstigheid , Kortademigheid. ANHELOFE, (O. L. T. ) fignifies , that every AN’LOTE, J one ffioald pay his respective Part or Share according to the Custom of the Country. Het betaalen van het Aandeel, ’t wélk iemand volgens de Gewoonte van ’ t Land ver . schuldigt is. ANHETTTUS, 1 (L. among Physicians. ) Zie ANN ANHE’LUS, J HELATiON. AN J HIMA. AewBraziliaansche Vogel, naar een Kraan gelykende. AN’HINGA. Een fchoone Braziliaansche Vogel, van grootte als een Eend . ANI. ANI’ENTED ( aneanti , F. ) frustrated , made void. Belemmerd , te niet gemaakt. A’NIL, (in Botany) the Indigo Plant. Indigo. ANILITY , ( Anilitas , L. ) the old Age of a Wo- man. De hooge Jaaren, öf Ouderdom van eene Vrouw. ANIL’ITY, (figuratively) applied either as a Term of Honour or reproach , to old Age. Ouder- dom , figuur lyk gebruikt , als een Eertytel öf Shéldwoord, ANI- ANI. ANI’MA ,( among Divines and Naturalists.) De Ziel. ANI’MA , (among Chymists.) De vlugge Dêelert der Lighaamen. ANI’MA, (among Physicians.) Zeer kragtige Me- dicynen , of de zulke die ten uiterste gezui- verd zyn. ANI’MA, I (in Mustek Books ) fignifies with ANIMATO, J Life and Spirit , and is of much the fame Signification with Vivace , which is a Degree of Movement between Largo and Al- legro. Anima ( in de Muziekboeken ) betékend , lustig on vrolyk , en duid byna ’t zelfde aan als - Vivace, 't welk eene Beweeging is , tufschen Largo en Allégro. ANI’MA Hepati , (in Chymistry) Salt of Steely esteem’d as the Soul of the Liver , for its Effi- cacy against its Distempers. Het Sal - Martis , öf Zout van Tzer. ANI’MA Saturni, (in Chemistry.) Geest van Lood. ANI’MA Mundi, (L. the Soul of the World) a pu- re Etherial Substance or Spirit, according to Plato and other Antient Philosophers, diffu- sed through the Mafs of the World, informing, aftuating , and uniting its feveral Parts into one great Body or Animal. Eerie zuivere Lucht- Zelfstandigheid , öf Geest , volgens Plato, en andere oude Wysgeercn , verspreid door de Mas- sa van de Waèreld , die derzëlver deelen door- straald-, bewerkt , en töt een groot Lighaam 'óf Dier vereenigt . AN’IMABLE . (animabilis , L ) which may have Life,’ capable of being animated. Bezielbaar , ’t geene in Staat is te keven öf bezield te worden. ANIMADVER’SION , ( Anhnadversïo , L. ) a taking Notice of a Fault with fome Degree of Anger. ,, Dismifsed with fevere and fharp Animaclver- NotzE’. Cl arend. Eene fchërpe Berisping. Het Acht géeven op een Fout , met eenige Gramschap. „Af 'ge- scheept met gestrenge en fchërpe Vermaaningen". ANiMADVER’SION , Punishment , Censure , or the Execution of the Laws ; Consideration , Refleótion. Straffe, Bestraffing , öf de Uitvoe- ring der Wetten ; Aanmerking , Overweeging. ANIMADVER’SION, a Remark or Observation on a Book, &c. Eene Opmerking öf Aanmerking op een Boek, enz. \N1M AD V ER’SI VE , that is considering or reflec- ting , that which has the Power of Judging. „The Soul, the only Animadversive principle”. Glan. Achtgeevende. Het geene Acht geeft öf overweegt , het geene de Macht heeft om te oordee- len. „De Ziel het eenigste oordeelende Beginzel”. To ANIMADVERT, ( animadvertere , L.) to bend or turn the Mind to a Thing, to take notice of, to remark , to observe. Het Gemoed op ANL 1 09 een Ding zetten , acht geeven , opmerken , aan- merken. ANIMADVER’TER , he who inflicts Punishment, or pafses Censure on Crimes. „ A fevere Animad- verterppon fuch”. South. Bestraffer, iemand die Misdaaden flraft. ,, Een gestreng Straffer van zulke Dingen". ANI’MAL , Adj. ( animalis , .L ) living , that bei longs to Lite ; that has Life in it; as the Ani- mal Spirits. Dierlyk , leevendig , dat töt hei' Leeven behoord-, dat Leeven in zich heeft , ais de dierlyke Geesten. ANI’MAL , (among Moralists) is opposed to Ri- tional. Dierlyk, Jlaande over tégen rédelyk. ANPM AL, Subst, a living Creature, any Thing that has Life , Motion , and Sense. Dier ; een leevend Schep- zei, iets dat Leeven , Beweeging , en Gevoel heeft, ANIMAL Faculty, the Aft by which a Man exer- cises Motion, Sense, and the principal Func- tions of the Mind; as Imagination , Reasoning j &c. Dierlyk Vermogen , de Daad Waar door een Mensch beweegt, gevoeld, en de voornaam- ste Vermogens van den Geest oeffend ; als Ver- beelding , Redeneering , enz. ANIMAL’CULA , (L.) very final! Animals, fear” cely discoverable by the naked Eye, fuch as by the help of Microscopes have been discove" red in feveral Fluids, as in Pepper-Water , in human Seed, eerste Vruchten, die uit de Geestelyke Beneficiën aan den Paus betaald worden, zynde de Waarde der Inkomsten van één Jaar. AN’NEAL, a Commodity brought from Barbary , to be used by Painters and Dyers. Een Fërwstöf- fe die uit Barbaryen gebracht , en door Schilders en Vërwers gebruikt word. To AN’NEAL, £a Staining and Baking of Glafs, ANEAL’ING, $ fo that the Colour may go quite through it; also a Method of making Tiles. Het verwen en bakken van Glas , zo dat 'er de Kleur geheel kan dóórtrekken ; als ook eene Wyze om Té- gels te maaken. To ANNEX’, ( annex er , F. annexum, L. ) to unite or join one Thing to another. Saamenvoegm , het eene Ding mei hst ander ver e enigen. AN- ANN. ANNEXATION, a fasc- knitting or binding,- afso uniting of Lands or Rents to the Crown. Eene Vasthiooping of Binding! als ook het Vereev.i- gen van Landeryën en Rënten aan de Kroon. ANNEXION, (from annex ) the Adding of fome- thing as an Enforcement, Supplement or Aid; Addition. Byvoegzel , het byvoegen van iets als eene Bekrachtiging , Toevoegsel of Hulp. ANNIENTED, (L. T.) Z ie ^NIENTED. To ANNI’HiLATE, (annihilare , L. ) to bring or turn to nothing, to destroy utterly. Vernieti- gen, teniet doen , geheel vernielen. ANNIHILATION, (L. ) a Destroying or Turning to nothing any created Being ,- all other De- structions being no more than Alteration Or Changes of the Form , and not of the Matter. Het vernietigen öf vernielen van een geschapen Weezen ; zynde alle andere Vernietigingen niet anders als eene Verandering van de Vorm en niet van de Stöffe. ANNI Nobiles, (L. T. ) the Age in which a Maid becomes fit for Marriage , which is at 12 Years. Het Jaar waar in een Maagd töt het Huwelyk bekwaam word, zynde het twaalfde. ANNIVERSARY , ( an.vSvcrcnjro if of anniversa- rius, L) that comes every Year at a certain Time,- done yearly at a certain Time, or cele- brated every Year. Jaarlyksch , dat alle Jaa- ren op eenen gezëtten Tyd komt , gedaan , öf ge- vierd word. ANNIVERSARY Days , folemn Days appointed yearly , in Remembrance of the Deaths , or Martyrdoms of Saints. Jaarlyksche Dagen , plechtige Dagen , die ingestëld zyn , om jaar - • lyksch de Dood öf het Martelaarschap der Hei- ligen te gedenken . An ANNIVERSARY , a yearly Obit , or Mafs, faid by a Popish Priest for a Person deceased. Een Jaarlyksche Dood - mifse die door een Roomsch Priester voor een Overlédenen gedaan word. ANNO DOMINI, (L.) in the Year of our Lord, the Reckoning of Time from our Saviour’s Birth. Het Jaar onzes Heeren , de Tydrékening van de Geboorte van onzen Zaligmaker. ANNOl’SANCE , (from Annoy, in Law ) implies the Laying of any Thing in a public Place, or doing any Hurt to a public Building , which may either breed Infection , or prove dange-' rous to another. The Word now used is Mi- sance or Nusance. Beschadiging , betékend het leggen van een Ding op een openbaare Plaats, öf het beschadigen van een openbaar Gebouw, 't welk Besmetting kan veroorzaaken öf gevaar - lyk voor een ander worden. ANNO LIS. Zie ANOLIS. ANNOMiE’ANS, the Name of the thorough-paced ANN. ui Arlans in the fourth Century , because they held the Eftence of the Son of God to be un- like that of the Father. Anomceanen, de Naam van de Ariaanen in de vierde Eeuw , om dat zy leerden dat het Weezen van Gödts Zoon , niet ge- lyk dat van den Vader was. ANNO’NA , ( in Antiquity ) Vcorraad voor een Jaar, ANNO’NZE PR-tEFEClTJS , (in Antiquity. j Eert Voorraad verzorger. ANNOS’ITY , ( Anositas , L ) Agednefs. Ouder- dom . ANNOTATION, (F. of L. q. d. notatio ad) a no^ ting or marking; also a Remark, Note or Ob- servation. Eene Opmerking, Aantékening, Na- tel, Uitbreiding , Verklaaring . To ANNOU’NCE , ( annoncer , F, from annuncio , L. ) to proclaim: to reveal publicly. „An- nounc'd by Gabriel”. Par. Reg. Verkondigen , Afkondigen , opently k Ontdekken. „ Door Ga- briel verkondigt". To ANNOU’NCE, (in a Judical Sense) to con- demn to. „ Announce or Life or Death”. Prior. Aankondigen , toe veroordeelen. „ Léven öf Dood aankondigen ”. To ANNOY, ( ennuyer , F. annoiare , Ital. ) to mo- lect , to hurt, to prpjlirllVp , to endamage. StOQ - ren, beschadigen, benadeelen. ANNOY’, (from the Verb) an "Attack. „ Good Angels guard thee from the Boar’s Annoy". Shakesp. Een Aanval. ,, De goede Engelen bewaaren U voor den Aanval des Zwyns' 1 . ANNOY’, Trouble, misfortune, or any State which is produftive of Anxiety. Moeite, Ongeluk, öf eenige flaat die Angst veroorzaakt. ANNOY’ANCE , ( from Ennui , F.) Prejudice, Da- mage , Injury , Nuisance. Nadeel , Schaade , Leet, Belédiging. AN’NUA Pensione , a Writ formerly from the King to an Abbot or Prior, demanding of him an annual Pension , due to him for one of iiis Cha- plains. Een Geschrift, voorheenen , van den Ro- lling, aan eenen Abt öf Prior, een Jaarlyksck Pensioen van hem vorderende , 't geene hy aan 'hem verse huldigt was voor één van zyne Kapel - laanen. \ ANNUA’LIA } ( L. ) a yearly Salary paid to a Priest for faying an anniversary Mafs. Jaarwedde. Een Somme Gëlds die men aan een Priester be- taalde voor het doen van een jaarlyksche Mifse . AN’NUAL , ( annuel , F. of annuus , L. ) of or be- longing to a Year, yearly. Jaarlyksch, öf tot een Jaar behoorende. AN’NUAL Leaves ,( among Botanists) fuch as come up in the Spring, and perish in the Winter. Jaarlyksche Bladen , Bladen die in de Lente aan- komen en in de Herfst afvullen, AN- 1 1 2 ANN. ANNUENTES Musculi , (in Anatomy') a Pair of Muscles of the transverse Root of the Verte- bra of the Back , fo called because they make the Head nod direftly forward. Twee Spieren ■van den dwarsche Wortel des Rugs , dus ge- naamd om dat zy het Hoofd y recht voor over doen knikken. ANNUITANT, (from Annus, L. ) he that pos- sefses or, receives an Annuity. Ontvanger. Een die Jaarlyksche Renten ontvangt. 'ANNUTTY, (of Annus, L.) a yearly Rent to-be paid for Term of Life, or Years. Een Jaar- lyksche Rente , - die betaald word geduurende iemands Leeven öf een zéker Getal van Jaaren. To ANNUL’, ( annuli er , F. ) to make void, to abo- lish, to repeal. Vernietigen, te niet doen-j her- roepen. AN’NULLAR Cartilage , ( in Anatomy ) the fecond Gristle of the Larynx , or Top of the Wind- pipe. Het tweede Kraakbeen van de Larynx, öf liet opperste van de Wind-pyp. AN’NULAR Procefs, (in Anatomy ) is a Protu- berance made by the Meeting of the Procefs of the Medulla Oblongata under the Sides thereof. Rings vdyze Procefsie (in de Anatomie) is eene Uitpuiling die veroorzaakt word door de Proces- sie van de Medulla Oblongata onder fL& Zydtn daar van. ANNULAR Proturberance , (in Anatomy ) Part of the human Brain , lying between the Cerbelhm and the backward Prominences. Ringswyze Uitstek (in de Anatomie) een Gedeelte van ’ sMënschen Har sens , leggende tujschen de Cor- bellum en het agterste Uitstek. ANNULARY, (Annularis, L. ) with Rings; in the Form of a Ring. ,, The Wind-pipe is ma- de with annulary -Cartilages ”. Ray. Met Rin- gen, in de Vorm van een Ring. ANNULET , (in Heraldry ) a little Ring, which the fifth Brother of any Family ought to bear in his Coat of Arms. R. It is also used as a Charge , and is understood to be a Ring of a Coat of Mail. Ringetje (in de Wapenkonst) een kleine Ring, die de vyfde Broeder in een Huis- gezin in zyn Wapenschild behoord te voeren. ANNULETS , (in Architecture) final 1 fquare Parts turned about in the Corithian Capital , under the Quarter-Round. Likewise a flat Moulding common to the other Parts of the Column , which derives its Name from its furrounding the Column. Ringetjes , (in de Bouwkunst) kleine vierkante Deeltjes , omgekeerd in de Corin- tische Bouw -order , onder het Qiiartier - rond , als méde een platte Vorm , gemeen aan de overi. ge Deelen van de Kolom , die haaren Naam ont- leend van het omvangen van de Pylaar. To ANNU’MERATE , ( anmmerare , L.) to put ANN. ANO. or reckon into the Number. Optellen , opré- kenen. ANNUMERA’TION , a reckoning or accounting into the Number. Eene Optelling , öf Opré- kening. ANNUNCIATION, (L.) the Delivery of a Mes- sage. It is peculiarly applied to Lady -D ay , March the 25th, which is fo called from the Angel’s Mefsage to the Virgin Mary concerning our Saviour’s Birth. Boodschapping , het afleg- gen van een Boodschap. Dit Woord word by. zonder toegepast op den Lieve - Vrouwen Dag , den 25 Maart, dus genaamd naar de Boodschap van den Engel aan de Maagd Maria, aangaan- de de Geboorte van den Zaligmaaker. ANNUS Climactericus , the Years 63 and' 81, of which there is a foolish Opinion, that those Years have an Influence on Mans Life. They consist of a Number ofp’s; as 7 times 9 is 63, and 9 times 9 is 81. Moordjaar , het 63ste en 81ste Jaar, van welke men de dwaaze Verbeel- ding heeft , dat deeze Jaaren eenige Invloed hebben op 3 s Ménschen Leeven. Zy bestaan in een getal van 9. zynde 7 maal 9, 63. en 9 maal 9 , 81. ANNUS, (in Botany.') T)r> TiZartzi imn Peru. ANO. ANOD YN’ES , ( Anodymus , L. of « privative , and èlvm Pain , Gr. ) fuch Remedies as alleviate or quite take away Pain. Pynstillende öf Pynver- doovende Geneesmiddelen. ANOEA , ( in Medicine. ) Zinneloosheid , Tlhoof- digheid. ANO’LIS , an American Animal , resembling a Li- zard. Een Soort van Hagedis , op de Amerikaan- sche Eilanden. ANO’MALISM , ( , Gr. in Grammar) an Anomaly , an Irregularity. Eene Ongere- geldheid. ANO’MALISTICAL , (from Anomaly) irregular, 'Ongerégeld. ANO’MALISTICAL Tear, (in Astronomy) the Space of Time wherein the Earth pafses thro’ her Obit, and differing from the common Year on Account of the Procefsion of the Equinoxes. Uitrégelig Jaar , hst Verloop van Tyd in't wélk de Aarde door haaren Kring loopt, verschillende alleen van het gemeens Jaar uit hoofde van de Procefsie der Equinoétiën. ANO’MALOUS , ( anomale, F. anomalies, of ave, ux- A©- , of a privative , and 5 equal , Gr. in Grammar ) fuch Words as are not consistent with the Rules of Declining, &c. Onrégelmaa- tige Woorden. Zulke Woorden, die niet bestaanbaar zyn met de Régels der Declination. ANI- Aim ANO’MALOUS Plants t (in Botany.) Onrégehnaa- tige Planten. ANO’MALOUS , (in Astronomy) that which fe- mingly deviates from its regular Motion. Zul- ke Hémelsche Lighaamen , die zo het ons toe- schynd van hunne gerégelde Beweeging afwyken. ANO’MALOUSLY , in a Manner not consistent with established Laws or Rules ; in irregu- lar , uncommon , or extraordinary Manner. Eve anomalously proofed from Adam . Brown’s Vu1 s Er ‘- Ongerégeld , eenigzinds onbestaanbaar met de vastgestëlde Wetten öf Ré- gels ; op eene onrégelmaatige , ongewoone , of bui- tengewoone Wyze. „ Eva kwam op eene buiten- gewoone Wyze van Adam voort. ANOM’ALY, ( Anomalie, F. Anomalia , L. of dra- ft, axict, Gr. in Grammar ) an Irregularity in the Conjun&ion of Verbs, or Declensions of Nouns, &c. Eene Ongerégeldheid in de Conjugatie der Werkwoorden , Declinatie der Naamwoorden , enz. ANO’MALY, a Deviation from the established Ru- les and Laws , whether those of Nature , Societies, or particular Branches of Science. Eene Af- wy king van de vastgestëlde Régels en Wét- ten , het zy die van de Natuur , van Maat- sckappyën 'öf van byzondere Takken van Weeten- schappen. ANOMVJALlf , in sinroiogy ) an inequality or Un- Jikenefs in the Motions of the Planets. Eene Ongelykheid in de Beweeging der Planeeten. ANO’MALY of the Planet, Mean or Equal, (in the New Astronomy ) is the Area contained un- der a certain Line drawn from the Sun to the Planet. Ongelyke Beweeging van de Planee- ten -öf de Maan, is de Boog die bevat is on- der zékere Lyn , getrokken uit de Zon naar de Planeeten. The Mean ANO'MALY of the Sun or the Planet , (in Astronomy ) is an Arch of the Ecliptick, between its mean Place and its Apogée. De Maans Anomalie van de Zon öf Planeeten ( in de Astronomie) is de Boog van den Zonne- wég, tufscJien deszëlfs Middelplaats en Apogée, The Mean ANO'MALY of the Centre, (in Astrono- my ) is an Arch of the Zodiack of the Primum Mobile, bounded by the Linea Apsidum, and by the Line of the Mean Motion of the Centre. De Middel Anomalie van het Middelpunt , is een Boog van den Dierenriem van het Primum Mobile , bepaald door de Linea Aspidum , en de Lyn der Micldëlbaare Beweeging van het Midpunt. Eccentric ANO'MALY, is an Arch of an excen- trie Circle , included between the Aphelion , and a right Line drawn through the Cen- ter of the Planet, perpendicular to the Line of the Apsides. Uitmiddelpuntige Anomalie , is een Boog van een excentrique Kring , in- ANÖ. it 3 gesloten tufschen de Aphalion , en een rëgte Lyn , getrokken door het Midpunt van de Pla- neet , perpendiculair met de Linie van de Ap- sides. • The True ANO’MALY of the Centre , is the fame Arch of the Zodiack , bound by the Line of the Centre. De waare Anomalie van het Mid- punt , is dezelfde Boog van den Dierenriem , die door de Lyn van het Midpunt bepaald word. ANO’MALY of the Orbit, is the Arch or Distance of a Planet in its Aphelion. Anomalie van den Kring, is de Boog öf Afstand van eene Planeet in derzclver Aphelion. ANO’MOEANS , ( in Church History.) Anomceanen, Een Soort van oude Ketters. ANOMOR’HOMBOIDA. Een Soort van Krystal , öf Glas. ANOM’PHALOUS, (of a. and cn ; a Navel, Gr. ) without a Navel, as it is fupposed our first Parents were created, not wanting Nourish- ment in the Womb that way. Navelloos. Zonder Navel , gelyk men vermoed dat onze eerste. Voor - Ouders geschapen waren , alzo ze in ds Baarmoeder door dien Wég geen Voedzel noodig hadden. ANON , by and by. Straks, voort, zo aanstonds , terstond. A’NONA , (in tsocany.) Een javisene Boom van. dien Naam. AMO'NIS , (in Botany . ) Prangwortel , Stalkruid, Ofsebreek ,• een Plant. ANO’NYMAL, ?( anonyme , F. anonymus, L. of ANO’NYMOUS, 5” Gr.) namelefs , or without a Name. Naamloos , onbekend , iets dat nog geen Naam heeft , öf waar van den Naam verborgen is. ANO’NYMOUS Spirit , ( in Chymistry ") a Sort of Spirit that may be feparated from Tartar, and feveral Sorts of Wood. Een Soort van een Geesi die men van Wynsteen en verscheidene Soorten van Hout kan afzonderen. ANORCHO’RODES , ( in Surgery . ) Die geenen die zonder Zaadballen gebooren worden. ANO’REXY, ( Anorexia , L. of « and i>Vf£c«j , Gr. ) Medicines against Convulsions. Genees- middelen tégen de Stuipen. To ANTEPO’NE, ( anteponere , L. ) to fet before., to prefer. Voorstellen, verkiezen, de Voorkeur geeven. ANTEPRE DTCAMENTS , ( in Logick ) are Things TlPfiefkilry f-n hp knnwn hpfrvrphanrl ^ fnv* tho better understanding the Predicaments. Vooraf- gaande Gezegdens ( in de Redeneerkonst ) die men behoord te weeten om de Gezegdens dies„ tg béter te verstaan. ANTE’RIOR, ( anterieur , F.) that is before, the former. De voorste , dat voor gaat. ANTERIORITY, (Anteriorité , F.) Priority of Ti- me. Eerderheid van Tyd. ANTES, (in Architecture) fquare Pilasters, which the Ancients placed at the Co rners of their Tem- ples. Vierkante Pylasters die de Ouden op de Hoeken van hunne Tempels plaatsten, ANTE’SIGNANI , (in the Roman Armies. ) Soldaa- ten die voor de Standaarts geplaats waren, of de eerste Linie van een geschaarde Krygsbè'nde. ANTES’TATURE, (F. in Fortification) a Traver- se, a fmall Intrenchment made of Palifsadoes, or of Sacks filled with Earth. Een kleine Ver- schanzing van Pallifsaden , of Aardzakken. AN’TESTOMACH, (in Anatomy) a Cavity which in Place is before and leads to the Stomach p thc Craw or Crop in Birds. ,, A kind of Ante- stomach”. Ray. Eene HMligheid die in Plaats voor de Maag is, en der waards heenen leid ; de Króp van een Vogel . „ Een Soort van een Króp 3 '. To ANTEVE’NE , (Antevmire , L. ) to prevent, to come before. Voorkomen, verhinderen. ANTHET.IA^ £ ( in Anatomy) the Protuberance ANTHE’LIX , y of the Ear , or the inward Brink ANT. of the outward Ear. Het Uitstek , of de binnen .* ste Rand van he t uitwendig Oor. ANTHELM1NTHICKS. Zie ANTiELMINTICKS. ANTHEM , ( Antienne , F. of Anthema , Ital. q. of et»0ón.v(&- , Gr. ) a Divine Song, fung alterna- tely by two opposite Choirs or Chorus’s. Een Geestelyk Gezang, 't welk in eene Kérk beurte- ling gezongen word. AN’THEiVUO , (tn Botany.) Kamillen , een Plantgewas. ANTHF’RfE , (Gr. amun fi Botanists) those little Knobs that grow on the Tops of the Stamina of Flowers, called Apices. De Helmpjes-, de bo- venste Topjes der Styltjes van de Bloemen. AN’THEREON, (in Anatomy.) De Kin. ANTHERICUM , ( in Botany. ) Affodille ; een PlanC* gewas. ANTHESTERION , ( in Ancient Chronology.) De zes- de- Maand van het Jaar der Atheniensers , over- eenkomende met het laatst van November erWt begin van December. ANTHO’CEROS , ( L. in Botany. ) Een Soort vanMoSi ANTHO’LOGION Het Boek bevattende de Kerk- dienst der Grieken. AN , HOi ’Or,Y. of a Flower, and Xoyict. Speech , Gr ) a Discourse or Trea- tise of Flowers ; a choice Colic-Ton of Sentences or Epigrams. Anthologia, eene Rédenvoering of Verhandeling over de Bloemen ; eene uitgezögte Verzameling van Spreuken öf Puntdichten. ANTHO’LYSA , ( L. in Botany. ) Een Soort van Gladiolus. ANTHO’NIANS, an Institution of Hermits', by St. Anthony of Egypt , A 0 . 324. Anthonianen, eene Order van Kluizenaars , ingestè'ld door St. Anthonius van Egipten , A 0 . 324. ANTHORA , ( L. in Botany. ) Wolfs-wortel. ANTHO’RISMUS , (in Rhetoric.) Eene flrydige Be- schryving van eene Zaak , met die van den Té- genparty. AN’THOS, (’fA^© 0 , Gr. ) a Flower; but by wajf of Excellency appropriated to Rosemary Flo- wers. Een Bloem ; doch voormainentlyk Rosema - ryn Bloemen. ANTHO’SPERMLJM ; ( in Botany.) Een zéker Plant'* gewas ANTHRACO’SIS Oculi, (L. in Anatomy.) a fca- ly corrosive Ulcer in the Eye. Een fckobbige , in-eetende Zweer in het Oog. ANTHRAX , ( Gr. a Coal, in Medicine) a Scab made by a corrosive Humour , which burns the Skin , and occasions fharp prickly Pains. Een l Roof veroorzaakt door een in-eetende Vocht, die die het Vel brand en een fchërpe Jleekenae Pyn veroorzaakt. ANTHRO. ANT. iUNTHROPO’GRAPHY , ( in Surgery )De B'eschry- ving van het Mënschelyk Lighaam in zyne Dee* len, Gestël, enz. ANTHROPAL’ATRiE , (in Church History.) EenS Benaaming aan de Nestorianen gegeeven , om dat zy Christus voor een bloot Mënsch hielden en hem echter aanbaden. ANTHROPAI/ATRIE. Het bewyzen van Godde - lyke Eer aan een Mënsch. ANTHROPOL’OGY , (fAvêpaxoteyi*, of «vfywsrO a Man, and Myia., Speech, Gr.) a Discourse or Description of a Man , or Man's Body. Eerie Rédenvoering , of Vertoog , aangaande een Mënsch 's Mënschen Lighaam. ANTHROPOLOGY , (among Divines.) De Uit- drukkingen waar méde . de Heilige S chryvers , Mënschelyke Léden en Hartstögten aan Gödt toe- eigenen. ANTHROPOME’TRIA , ( of , a Man and iierpt» , Gr. to measure) the considering of a Man anatomically. De Ontleedkundige Beschou- wing. van een Mënsch. ANTHROPOMOB’PTTA , (in Zoology.) Een KI af se ■ unn Oiêren , die eenigzinds de Gestalte van een Mënsch hebben. ANTHROPOMOR’PHANCY , (Gr. in Ancient History . ) Een Soort van IVighelaary met de Ingewanden van een Mënsch. Zie ANTHRO- TOMANCY. ANTHROPOMORPHISM. De Këttery 'óf Dwaa- ling van de A n r hrn pi >m n rpb i ten _ ANTHROPOMORPHICAL , belonging to An- thropomorphites. Tot de Anthropomorphiten be- hoorende. ANTHROPOMOR’PHITES , ( Antbropomorpkitce , L. ’AvQ?&>xof;.ópipiTcii , of Aipwv®- a Man, and popQii Form, Gr.) a Seft of Hereticks that ap- peared in Egypt, A. D. 359. and were fo called from their chief Tenet, viz.. That God had bodily Shape. Een Soort van Ketters die in den faare 359. in Egipten te voorschyn kwamen, en dus genoemd wièrden naar hunne voornaamste Leerstelling , namentlyk dat Gödt eene Mënsche- lyke Gedaante had. ANTHROPOMOR’PHOUS. Eene Benaaming ge- / geeven aan alles dat naar een Mënsch zweernd. . ANTHROPO'PHAGI , ( Antropophages , F. of Av> êpa 7 M ÖUjo An- tiacids”. ANTFADES, ( r A»r IctS'if, Gr. ) the Glandules and Kernels, commonly called the Almonds of the Ears; also an Inflammation in those Parts. De. Klieren en Knurven , gemeenlyk de Amandels van de Ooren genaamd ; als méde eene Ont ster- king in die Deelen. A.NTIAPHRODITTCKS , (of Ari and ’AppHru P 3 Gr» ■si 8 ANT. Gr. Venus') Medicines which allay Lust. 0/J» kuisheid dempende Medicynen. ANTIARTHRITlCKS , (of ini and Gou- ty , Gr . ) Medicines against the Gout. Midde • ten tégen de Jicht. ANTIASTHMAT’ICKS , (of in) and irtfutr Asthmatick , Gr.) Remedies against the Asthma,, Middelen tégen de Aamborstigheid. ANTIAXIO’MATISM , (of and , an Axiom, Gr . ) that which is against any known Axiom. Het geene ; tégen eens aangenomen Stok- regel Jlryd. ANTIBAC’CHIUS , (in Grammar) a Foot In Ver- se that has the two first Syllables long and the third fhort. Een Voet van drie Sillaben, waar van de twee eerste Jleepende en de laatste Jlaande is ; als hei Woord Virtute , waar van de Sillaben Vir en tu Jleepende zyn , eri te. Jlaande is. ANTIBALLO’MENA , (in Medicine.) Geneesmid- delen die in plaats van andere , die mén niet by de Hand heeft , gebruikt worden. Antic, zie antick. AN TI CACHE C’ TI CKS , (of At) and Gr. Disposition) Medicines which correct the ill Disposition of the Blood. Bloedzuiger Mid- delen. ANTICAR’DIUM , (intxiphm , of in) against, and y.a ? SU the Heart, Gr.) the Pit of the Sto- mach , or Heart-pic. Het kuiltje van t Hart. ANTICHAMBER , ( Antichambre , F. ) a Chamber which leads to a State Roonv, or chief Apart- ment. Zy d-Kamer, een Kamer waar door men naar de Zaal van Staat , öf het voornaamste Ver- trek gaat. ANTFCHEIR , (in Anatomy.) De Duim aan de Hand , en de groote Toon aan de Voet. ANTICHRE’SIS , (inixpvas , Gr.) a Mortgage or Pawn left for the Use of the Creditor till the Debt is paid. Een Onderpand .in Bswaaring van den Schuld-eijscher gesteld , töt dat de Schuld betaald is. AN1TCHOLICA, (of ■ant, and #«*<««?, the Co- lick , Gr . ) Remedies against the Colick, Mid- len tégen de Buikpyn. ANTICHRIST, ( Antichristus , L. of «m-^/s-7©-, of ini against, and Xpir & Christ , Gr.) an Adversary to Christ , a Seducer , who puts himself in the Room or Stead of Christ. An- tichrist , een Vyand van Christus , een Ver- leider , die zich in de Plaats van ChrisVos .field. ANTICHRISTIAN, ( Antichrêtien , F.) of or be- longing to Antichrist, opposite to Christianity. Antichristisch , van den Antichrist of tot hem behoorende , Jlrydig tégen Christus. ANTI CHRIST! ANISM , (Antichnstianisme , F.). ANT, the Principles or Praftises of the Antichrist , Doo trines contrany to Christianity. De Leerstellin- gen öf Practyken van den Antichrist. Leeringen die tégen het Christendom ftryden. ANTICHRQ NISM , (from am, Gr. and Gr. Time) That which is contrary to the right Order of Time. Het geene Jlrydig is met de rechte Order des Tyds. To ANTICI’PATE, ( anziciper, F. anticipare ,L. ) to do a Thing before the proper Time comes ; to prevent. Voorbaarig zyn, iets doen voor dat de réchte Tyd daar is; overhaasten. ANTICIPATION, (F. of L ) the Aft of anticipa- ting ; the Dating a Thing earlier than its due Period. „ Four Days too late , by reason of the aforesaid Anticipation ”. HoLdern. Ver- vroeging , het Dagtekenen van een Ding voor den gepasten Tyd. ,, Vier dagen te laat , uit hoofde van de gemélde Vervroeging'’. ANTICK, (antique, F. of antiquus, L. ) old, an- cient. Oud , Aaloud. An ANTICK , (Une Antique , F. ) a Buffoon, a Jugler. Een Hofnar , een Goochelaar. ANTICKS, ^feveral odd Figures or Shapes A’NP'TTr'Tr vi-vvrux.,} of Men , Birds, Beasts, &c. rudely formed one out of another, according to the Fancy of the Artist. Wërkèn der Oud- heid, verscheidene Figuuren öf Gedaantens van Mënschen , Vogelen , Beesten, enz. die op eens ruuwe Wyze uit malkanderen gemaakt zyn, naar het goedvinden van den Kunstenaar. To dance the ANTICKS , to dance after an odd and ridiculous Manner, or in a ridiculous Drefs, like a Jack-pudding. De Ouden Dans doen. hi eene mifselyke en belaghelyke Kleeding als Jan- potagies , danfsen. ANTICLIMAX, (from Anti , and v.My.a f, Gr. a Ladder, in Rhetoric) a vicious Figure, wherein the last Sentence or Member is weaker in its fignification , instead of being ftronger , or hig- her than the first. Een Manier van fpreeken waar in de laatste Spreuk öf Lid zwakker in, deszëlfs betékenis is dan de eerste , in plaats van Jl erker öf krachtiger te zyn. ANTIC'NEMION, (among Surgeons.) Het Scheen* been. ANTICO'LICA , (in Medicine.) Middelen tégens het Buikwee. AN nCONVUL/SlVE , (in Medicine) Medicines against convulsions. Middelen tégens de Stuipen. ANTI’COR , (from Anti , opposite , and Cor the Heart, in Farriery) a Swelling of a round Figu- re , caused by bilous Humours, in a Horse’s Breast, opposite to bis Heart Een rond Ge- zwel in de Borst van een Paerd , tégen over zyn Hart, veroorzaakt door gal- achtige Vochten. ANTI- ANT. &NTÏCÓURTIER, one who opposes, the Measi* res of the Court. Iemand die zich tégen de Maatrégelen van het Hof verziet. ANTI’CUS, (among Anatomists.') Een Deel dat vatt- een ander Deel ft ^at. ANTIDAC’TYLUS , (in Grammar ) a Foot in Ver* se contrary to a Daftyle, having the two first Syllables Ihort, and the last long. Een Maat öf Voet in een Gedicht ftaande over tégen een Dac- tyl , hebbende de twee eerste Sillaben kort en de laatste lang. ANTIDICOMA’RIANITES , Hereticks, falsely fo called , because they denied the perpetual Vir- ginity of the Virgin Mahy, Anno 396. Anti- dicomarianten , Ketters , verkeerdelyk dus ge- noemd, om dat zy de alt o os duwende Maagdom van de Maagd Maria ontkende. ANTI’DESMA, ( in Botany. ) Een zéker Plantgewas. AN TFDINICA , (in Medicine.) Geneesmiddelen té- gen _de Duizelingen. ANTIDOTAL, (from Antidote) that which has the Quality of preventing the Effefts of any Contagion , or Poison. Tégengiftig , het gee- ne de Hoedanigheid heeft om de Gewrochten van éenigerlei Besmetting of Vergift te ver- hinderen. Antidote , fAntidotus , l. of K.nHn<&’ , Gr.) a Counter-poison. Een Tégengift. ANTI DYSENTERIES , a Remedy against Dysen- teries or the BloodyFlux. Middelen tégen de Roode-Loop. ANTIELMINTHICKS , (of dn) and a Worm ,Gr ) fuch Medicines as destroy Worms in human Bodies. Middelen die de Wormen doo\ den of verdryven. ANTIEMETTCKS , (ill and , Gr.) Medi- cines which Hop vomiting. Middelen die het Braaken beletten. AN’TIENT . (in a Military Sense . ) Een Vaandel 'óf Standaart. ANTIENT , ( in Ships of War. ) De Vlag , of Wim- pel boven het Agterstéven. ANTIENTS, (of a Parish ) fuch Persons who ha- ve ferved the feveral Offices of the Parishes they live in , and by common Praftice are fummo- Xicd , or called , upon all difficult Matters or publiek Occasions, to advise with Ouderlin- gen ( van eene Parochie ) zulke Persoonen die de onderscheidene Bedieningen van de Wyk daar zy in woonen waargenomen hebben , en volgens een gewoon Gebruik geroepen worden , om by openbaare Gelégenhéden over moeijelyke Zaaken te raadplêgen. ANT1EPILEPTICKS , (of «vrland ewuA'/jsrróAj epL- leptical , Gr ) Medicines against the Falling- Sicknefs. Middelen tégen de vallende Ziekte. ANT. 119 ANTIEPILEPTICK Elixir, (in Chymistry ) the Spirit of a Human Head, mix’d with an equal Quantity ;of a Spirit of Wine, in which Opium has been difsoived. Elixir Eleptica, de Geest van een Mënschen Hoofd , gemengd met eene ge- lyke Veelheid van Brandewyn waar in Opium ontbonden is. ANTIFEB’RILICKS , Remedies against the Fever. Middelen tégen de Koorts. ANTIHECTICKS , (of dn) and ixrix'tif , Gr.) Re- medies against the Hectick Fever or Consump- tion. Middelen tégen een qnynende Koorts öf Teering. ANTIHECTICUM Poterii , (among Chymists) a Medicine prepared of a Mixture of Tin with the Martial Regulus of Antimony , and mixM with Sal-petre. Een Geneesmiddel famengestëld uit een Mengsel van Blik , met de Regulus Martis van Antimome, en Zout van Salpéter. ANTIHEL’MINTICKS. Z ie ANTIELMINTICKS. ANTJHYPNOT’ICKS , (of dn) and flee- py , Gr. ) Medicines that prevent Sleep. Mid- delen die de Slaap beletten. ANTIHYPOCHQN’DRIACKS , (of dn) and ftavtyictxo 5 Hypochondriac!? , Gr ) Medicines a- gainst Melancholy, Middelen tégens de Droef- geestigheid. ANTILOE’MICA . (of dn) and Ao/.moA 5, Gr.) Me- dicines against the Plague. Middelen tégen de Pest. ANTILO’GARITHM , (of dn 1 and Gr.) the Complement of the Logarithm of any Sine, Tangent , or Secant , to 90 Degrees. Het Complement van de Logarithmus , van eenige Sinus, Tangentus, o/Tecantus, töt 50 Graaden. ANTIL’OCV , ( slntilogia , L. of diTtMybx., Gr. ) a Contradi&ion between any Words and Pafsa- ges in an Author. Eene Jirydigheid tufschen eenige Woorden en Pafagien in een Schryver. ANTILOPE. Zie ANTELOPE. ANTJL’OQUIST, ( antiloquus , L.) one who gain- says , opposes , or contradlfts. Een Tégenspree- ker, Tégenstreever. ANTIMERI’A , ( dm^iplct , Gr. ) a Rhetorical Fi- gure, when one Part of Speech is put for ano- ther. Een Figuur in de Redeneerkonst , als Jut eene Spraakdeel voor het andere gesteld word, ANTIMETAB’OLE , (dnifma£o\>i , of dn), fp , ga.xXo> , Gr.) a Figure in Rhetorick , when a Sentence is elegantly inverted. Een Figuur in de Rédenkonst, als een Spreuk cierlyk word om- gekeerd. ANTIMETRICAL, (of dn) and turpiAs, Gr. Me- trical) contrary to the Rules of Verse or Me- tre. Strydig met de Régels van een Dicht , öf de Kadans. ANTH 1 2.0 ANT. ANTIMONAR’CHIAL, £(of “ VT * ar) d ANTIMONAR'CHICAL, $ V«;,G r. Monarchical) that is against Monarchy or Kingly Govern- ment. Dat tégen een Opperhoofdige öf Koning- lyke Regeering is. AN’TIMONIAL , that which consists of, or has the Qualities of Antimony. Het geene uit Anti- monie bestaat 'óf de Hoedanighéden daar van heeft. ANTIMONIA’TED. Doordrongen met de Kragt der Antimonie. ANTIMONY, (Antimonie ,F. of Antimonium , L.) a Mineral Substance of a metalline Nature, con- sisting of a Sort of fulphorous and metalliek Substance , having all the feeming Characters of a real Metal except Malleability , fo that it is called Semi-Metal. Antimonie , een mineraa- le Staff e van een Metaal - achtigen Aart , be- staande in een metaal -, en zwavel achtige Zelf- standigheid , hebbende alle de Oogenschsinely- ke Eigenschappen van het Metaal uitgezonderd de Smeed-baarheid , zo dat men het half Metaal noemd. ANTIMO’NIUM Diaphoreticum , (in Chymistry ) a Medicine made one Part of Antimony , and three of Salt-petre. Een Geneesmiddel gemaakt van een Deel Antimonie en drie Deelen Salpéter. ANTIMO’NIUM Medic amentum , (in Chymistry ) a Preparation of five Ounces of Antimony , four of Salt-petre , and one of Salt of Tartar. Een Toebereidzel van vyf Oneen Antimonie , vier Oneen Salpéter , en een Once Zout van Wynsteen. ANTIMO’NIUM Re sus datum , ( among Chymists') a Preparation of equal Parts of Antimony and Sal-Armoniac , fublimed three times together. Een Toebereidzel van gelyke D/>plen vnn Anti- monie en Sal-Ammoniac drie maaien te faamen gesublimeerd. ANTINEPHRITTCKS , (of un) and mppirt-A Gr.) Medicines against Distempers of the Reins. Geneesmiddelon tégen het Graveel en al- lerlei Lenden Kwaaien. ANTINO’MIANS , (of dtruopiic» , of dn) against, and the Law, Gr.) a German Sect in the feventeenth Century , who held the kee- ping of Mose’s Law to be inprofitable under the Gospel , and that Children are born wit- hout Sin , and that good Works do not fur- ther, nor evil hinder, but that Faith alone is fufficient for Salvation. Antinomianen , esne Gezindheid in Duitschland in de zeventiende Eeuw , kerende dat het onderhouden van de Wet van Mozss onder hét Evangelium nutteloos zy ; dat de Kinderen onzondig gebooren worden , en dat de goede Werken geen Voordeel , öf de kwadde Nadeel doen , maar dat het Geloof alleen genoeg- zaam is tot Zaligheid. ANT. ANTINOMA’SIA , ( dtTiiapcctrtct , Gr.) a Figure Jlf Rbetorick , where an Appellative is used for a proper Name. Een Figuur in de Redeneer- konst als een gemeen Naamwoord voor een eigen Naam gebruikt word. AN TIN O AI Y , (eivTivof net, Gr. j a Contrariety be- tween to Laws. Antinomie, eene Jtrydigheid tufschen twee Wetten. ANTIPiEDOBAP’TIST , ( of dv'lirulS'ai , and fievsr* rtriu , Gr. ) those who are against baptizing Infants. De geenen die tégen den Kinderdoop zyn. ANTJPAG’MENTS , (in Architecture} the garnish- ing of Posts and Pillars. Het verderen van Posten en Pylaaren. ANTIPARAL’LELS, (in Geometry . ) Zékere Sny- lynen die een Hoek uitmaaken. ANTI PARAS I’ ASIS , (Gr. ofL.in Rhetorick ) a Fi- gure whereby one gi anting fomething to his Adversary , does thereby turn it to deny mo- re ftrongiy. Een Figuur in de Rédenkonst, als iemand toestaat het geene zyn Party zegt, en zulks omkeerd,om het dies te ft erker te ontkennen. ANTIPAR AST’ ASIS , (of dvritretpardo-i ; , of dvu , nap*, and ’Uvpti , Gr.) a Figure in Rhetorick, where the one grants what the Adversary fays , but denies his Inference. Een Figuur in de Rédenkonst , wanneer men zyne Party iets toe- staat, doch ontkend het geene hy daar uit wil afleiden. ANTIPARALYTTCK , (of «m and trupctXvrWtfl Palsical, Gr.) good against the Palsy. Goed té-, gen de Beroerdheid. ANTJPA’SIS , (among Physicians ) the fame witll Revolution. Omwenteling , omwending. ANTIPATHETICAL, (of Antipaty.) Afkeeriglyk , op eene afkeerige Wyze. ANTIP’AIHY, ( Antipathie , F. Antipathia , L. eer» wrccQiix , of dirt against, and trccSq Affection, Gr. ) a Contrariety of natural Qualities betwixt feme Creatures and Things; a natural Aversion. Antipathic , een natuurlyke Afkeer of Weerzin . ANTIPATHY, (in Physick ) a Contrariety and Repugnancy in the Body or Medicines; a loa- thing or abhorring of any Thing without a just Cause. Eene ftrydigheid in het Lighaam of in de Medicynen ; eene Walging of Verfoeijing van een Ding zonder eene billyke Oorzaak eene na- tuurlyke Afkeer. ANTiPERISTALTICK , (of «»*•} trip) , and rctXrt- x«;, Gr. ) as the Antiperistaliick Motion of the Guts, is the Worm-like, or the Wave-IikeMo- tion of them inverted ; by which the Excre- ments are carried upwards, instead of down- wards. De Slangswyze öf Gölfswyze Bewee- g.ing van de Darmen , waar door de Uitwêrp- zels naar beven in plaats van naar benéden ge- dreven worden. ANTI- ANT* ANTIPERIST'ASIS , ( of dvnirti uretrU , of dm , vnft and tfvftn, Gr. in Philosophy ) the Action of two opposite Qualities , whereby the opposed becomes heightened, according to the Peripa- teticks, is a certain Invigoration of any Quali- ty, by its being environed and kept in by its con- trary,- as the invigoration of internal Warmth, by the Repulsion of external Cold. De Daad van twee tegengestelde Hoedanigheden ; waar door de tégenstè'lde verhoogt word, {volgens de Peripatetische Wysgeeren ) is eene Krachtbyzet- ting van de eene of andere Hoedanigheid , die door derzëlver Strydigheid omringt word; als de Kracht byzëtting van de inwendige Warmte door de wederstand van de uitwendige Koude. ANTIPHAR’MACUM , (L. of dun and i Medicine, Gr.) a Remedy against Poison, or any Disease. Een . Geneesmiddel tégen eenig Vergift of Kwaal. ANTIPHONE , ( AntipJiona , L. of dvrtpuvct, Gr. in Medicine) the Answer made by one Choir to another, when the Psalm or Anthem is fung between two. Het Antwoord dat van het eene Choor am het andere gegeeven word , als een Psalm öf Lofzang tufschen beide gezongen word. De Tégenzang in een Choorzang. ANTIPHON’ERE , a Book of Anthems, Chauc. Een Gezangboek. ANTIPH’RASIS , {Antiphrase , F. of dvrippoeio , Gr.) a Figure where a Word hath a Meaning con- trary to its original Sense. Een Figuur in de Spraakkonst , als een Woord eene Jlrydige Betéke- nis tégen deszëlfs oorsprongkelyken Zin heeft. ANTIPHTHIS’ICA , of dm and efcnxl 5 , Phthisi- cal, Gr.) Medicines against the Phthisick or Consumption. Geneesmiddelen tégen de Teering. ANTJPLEURIT’ICUM , L. of wt\ and irtevplno, Gr. ) a Medicine against the Pleqrisy. Een Middel tégen het Zyd’wee , öf de Pleuris. ANTIPODA’GRICA, (of d»rl and o-«A«y£t*'s, Gou- ty , Gr.) Medicines against the Gout. Hulp- middelen tégens de Jicht. ANTJPO’DES, (of dvTi and ws?, Gr. a Foot) fuch Inhabitants of the Earth as live Feet to Feet, or diametrically opposite one to the other. Po- pe Gregory excommunicated all fuch as belie- ved the Antipodes. Tegenvoeters. Zulke Be- woonders van den Aardkloot , die met hunne Voeten lynrecht tégen malkanderen over zyn. Paus Gregorius excommuniceerde alle die fiel- den dat ’ er Antipoden waren. ANT1PODFA , (in Rhetoric) a Figure by which one Foot is changed for another, if both be of equal Measure. Een Figuur {in de Redeneerkunst) waar door de eene Voet voor de andere verwifseld word , als ze beide van dezelfde Maatte zyn. ANTIPOPE , (óf Uni and nm) a false Pope, i chosen by particular Faftion , against one duly eleéted. Een Tegenpaus; een Paus die onwettig verkozen is. ANTIPTOSIS , {dvri'Alorti, of dvr] against or for, and vf]cJn<; a Case , Gr in Grammar ) a Figure where in one Case is used instead of another. Een Figuur in de Spraakkonst waar in het eene Geval in Plaats van ’t ander gebruikt word. ANTIPUDRETMNOSA. Verrotting weerstaande Mid- delen. ANTIPY’RETICA , Medicines which temper and allay too much Heat in Fevers, as Acids do. Geneesmiddelen die de al te groote Hitte in Koortsen maatigen gelyk de Acid®. AN’TIQUA , ( among Printers. ) Regt opstaande Letters. ANTIQUART ANA’RIUM , ( of d»A , Gr. and (Atar- tanarius , L. ) a Remedy agdinst a Quartan Ague. Een Middel voor de Vierdendaagsche Koorts. ANTIQUARY , {Antiquarie , F. of Antiquarius , L. ) one that is well fkilled in, or applies him- self to the Study of Antiquity , or ancient Me- dals and Coins, in order to the Explanation of ihe Mottoes upon Medals , the Inscriptions upon Statutes, &c. to attain a Knowledge of the Customs , Laws, and Religion of ancient Times, Een Oudheidkenner , iemand die wel er* vaaren is in, öf zich toelegt up de Studie der Oudheid, öf oude Legpenningen en Munten, om de Opschriften van de Medailles, Beelden, enz . te verklaar en , ter verkryging der Kennifse van de Gewoontens , Wetten en Godsdiensten der oude Tyden. To ANTIQUATE, ( antiquare , L ) to abolish, re- peal , to make void. Vernietigen , herroepen , te niet doen. ANTIQUATION, (L ) an abrogating, or leaving off the Use of. Eene Afschaffing öf Nalaating van eenig Gebruik. ANTI’QUE , ( antique , F. from Antiqms, L.) that which was in Vogue in former or ancient Ti- mes , in opposition to Modern. Aaloud, het geene in voorige öf oude Tyden in Gebruik was , in Tègenstëlling van de liédendaagsche. ANTIQUI MORRI , ( among Physicians. ) Lang- duwende Ziektens . ANTIQUITY, ( Antiquité , F. of Antiquit as , L. ) Ancientnefs ; the State of old Things, Oud- heid; de Staat van oude Dingen. ANTHIR’RHiNUM , (in Botany. ) Klein Orant • .Apenhoofd ; Kraptandekenskrm'd ; Kalfs-fnuit ; öf Gapertjes. Een Plantgewas' dat verschelde benaamingen heeft. ANTISABBATA’RIANS , a Sett who deny the Holinefs of Sabbath. Eene Gezindheid die de Heiligheid van den Sabbath loog] tend. Q ANTI- 122 ANT. ANTI'S AGO GE , a Figure in Rhetoric. Eene vry- willige Erké'ntenifse van iets dat betwist zou kunnen worden. ANTIS’CII^ ( «minim , Gr. in Geography ) People who live in two Places opposite one to the other,’ the one on the-Nord, and the other on the South-fide of the Equator , fo that their Shadows at Noon fall different Ways , one di- reflly opposite to the other. Volkeren die op twee Plaatsen, recht tégen over malkander woo - nen , het eene aan de Noord- en het ander aan de ZuAA-zyde van den Equator, zo dat hunne Schaduw op den Middag onderscheidé en recht tégen malkander over valt. ANTIS’CIONS, (in Astrology) certain Degrees in the Zodiac, answering one to the other. Zékere Graaden in den Dierenriem die met malkanderen overeenkomen. ANTiSCORBUT’ICKS, (of £h) , Gr. an Scorbutum, L. the Scurvy) Remedies against the Scurvy., Middelen tégens de Scheurbuik. ANTIS EPT’ICKS , (L.) Middelen die van Verrot- ting bevryden. ANTiSIG'MA, a Mark in ancient Writings, whe- re the Order of the Verses is to be changed. Een Téken in de oude Schryvers, daar de Order der Vaerzen veranderd moet worden. ANTISOTHIST , {Antisophistes , L. of cZyrurctpis- w, of dirt against, and o-etos, of Amifnvopjut to answer, Gr.) the Pope’s Nun- cio to the Emperor of Constantinople ; a Surro- gate Commifsary, or Chancellor to a Bishop. ’s Pausen Nuntius by den Keizer van Constan- tinopolen ; de Gevolmachtigden , Commifsaris, öf Kancellier aan een Bij schop. APO’CRISIS , l (Arixpurtf, Gr. P- T. in Medicine) APOCRISTA, S* an Ejection , orVoiding Superfluities out of the Body. Eene Uitwerping öf Loozing van Overtolligheden uit het Lighaam. APOCRUSTTCKS , (Gr.) Medicines that help by binding and repelling. Saamentrekkende , en te- tugdryvende Middelen. APO. 127 APO’CRYPHA, ( Apocryphe , L. of AA and xpufla to hide, Gr.) certain Books of doubtful Au- thority , which are not received into the Canon of the Holy Writ. Apochryphe Boeken; zéke- re Boeken van een Twyffel - a‘ htig Gezach , die met in -den Kanon der H. Schriften aangeno - men zyn. APQ'CRYPHAL, ( Gr. ) hidden , unknown , doubt- ful. Verborgen , onbekend, twyffel- achtig. APQ’CYNUM, (L m Botany.) Honcls-gras , Honden- dood; een Kruid. APODACRITTCKS, ( Gr. ) Medicines that provoke Tears. Traqnver wekkende Middelen. APODJC’TICAL, I (Gr.) Arguments , or Syllogisms , APODIC’TICK, ^ fucb as are easy to be ihewn or made appear. Drang-, öf Sluitredenen die gemakkelyk aan te toonen, öf op te maaken zyn. APODIOXTS, (AnoMlis, Gr. ) an expelling or dri- ving. Eene Uitwerping , öf Uitdryving. APODIOXTS, (Gr. in Rhetorick) a Figure where- by an Argument is, with indignation, rejected as absurd. Een Figuur waar door eene Drang- réden als Ongerymd met versmaading verwor- pen word. APODIXTS, ( 'FmS'Wz.io , of to demonstra- te O/.) « F i»m Proof, or evident Demon tra- tion. Een duidelyk Bewys , öf klaar Betoog. APO'DOSIS, ( drroS'oij-ii , of dr a and to resto- re , Gr. ) a Recompensing or giving again. Fens Vergelding , öf Wédergeeving. APO’DOSIS , (in Rhetorick) is called Reddition » which is the Application or latter Part Of a Si- millitude. De Toepafsing öf het laatste Gedeelte van eene Gelykenifse. APO’GEUM, (in Astrology.) Het Punt in den Kring van de Maan en overige Sterren. Zie APOGEE. APOGE’E, ( ceVay«rar , of *V« from, and yy>, Gr the Earth , in Astronomy) is that Point of the Orbit, either of the Sun, or any of the Pla- nets, which is farthest from the Earth. He s Punt des Krings vo.n de Zon , öf eenige der Planeeten , ’t welk het verste van de Aarde af is. The Mean APOGE’E of the Epicycle, (in Astrono- my ) a Point where the Epicycle is cut above by a right Line, drawn from its Centre to the Centre of the Equant. Een Punt daar den By - kring gesnéden word boven een rechte Lyn , ge- trokken van deszëlfs Mid-punt töt het Mid-punt van den Equantus. APOGE’E of the Equant , (in Astronomy) the fur- thest Distance from the Earth. De verste Af- stand van de Aarde. APO’GRAPHON , ( icTroypdpcv, of «Va and yffp», to write, Gr, in Law ) a Copy drawn or writ- ten 128 APO. ten after another ; a Draught , a Pattern. Een Kopy van een ander Schrift, eene Tekening , een Patroon 'óf Model. APOLEP SIA , ( Apolepsis ,L , Gr.) a Re- ceiving or Recovering ; an Intercepting or Pre- venting. Eene Onderschepping öf Verhindering. APOLEP'SY, ( with Physicians ) the intercepting of Blood or animal Spirits. De Onderschepping van het Bloed öf de dierlyke Geesten , APOLEX’IS. Eene afneemende en ten einde hopende Ouderdom. APOLLINA'RIAN Games , an Appellation given to certain Theatrical Entertainments , celebrated annually in honour of Apollo. Zékere Jaar- lyksche Toneehpeelen ter Eere van Apollo ge- vierd. APOLLINA’RIANS , Hereticks in the fourth Cen- tury, who afserted , That ou Saviour, at his Incarnation , afstimed a human Body without a Soul, and thac the Word fupplied the Place of a human Spirit. Eene Sé' tie van Ketters in de vierde Eeuw , die leerden , dat de Zaligmaaker hy zyne Mënschwording een Mënschelyk Lig- haam aannam zonder Ziel , en dat het Woord de Plaats van eene Mè'nschelyke Ziel hekleede. APOLLO'NIA , ( in Antiquity - ) "E- pp**.plyh<-rh Feest der Egalianen , ter eere van Apollo. APOI/LYON , ( dzaXXÓu» , of arro and oXXÓa tO destroy, i. e. the Destroyer, Gr.) a Name in Scripture given to the Devil. Apollion , de Ver- woester , een Naam die in de II. Schrift aan den Duivel gegeeven word. APOLOGET’ICAL, Apologetique , F. Apologeti- APOLOGE’TICK , y cus, L. of et9roXoytttx.vi , Gr.) belonging to an Apology or Excuse. Dat lot eene Verdediging öf Verschooning behoord. APOL’OGIST, APOL’OGER , ( Apologiste , F. ) one that makes . an Apology. Iemand die zich Verclé . digt , die eene Ver schooning maakt . To APOL’OGIZE , ( Apologizare , L. of «VeAeya- fjjui , Gr. ) to make one J s Defence , to excu- se. Verdédigen , eene Verschooning voor iemand maaken. APOL’OGUE, ( Apologus , L. of «VaAaye?, of <*Vs- xlya , to utter, Gr.) a moral Tale or instructi- ve Fable , fuch as iEsop’s. Een zédekundig Vertoog , 'óf leerzaame Fabel gelyk die van Esopus. AP OLOGY, ( Apologie , F. Apologia , of drroXoyiu. , of cirreMr/iu to rejeft , or not admit, Gr . ) a Defense or Excuse ; a justifying Answer. Eene Verdêdiging, 'öf Verschooning ; een verontschul- digend Antwoord APOLU’SIS , ( Gr. among Physicians ) the Exclusion of any Thing; as of the Birth , the Faeces, or the like ; a Relaxation by which an y Part of APO. the Whole is weakened. De Uitsluiting van een Ding ; als by de Geboorte de Vrucht; eene Ontspanning waardoor eenigDeel van het Geheel, verzwakt word. APOMAGNA, (L. ) Een Dvjyl , öf Afneemdoek. APOMECO’METRY , ( of and fjeirpéeo, to mea- sure, Gr.) the measuring of Things at a Dis- tance. Plet mesten van Dingen op eenen Afstand. APO’MELI, (among Physicians.) Een Decottum van Honing en Azyn. APONEU’ROSIS, (of «ircfrom, and nvpoi , Gr. in Anatomy ) is the Spreading or extending of a Nerve or Tendon out in breadth. Het ver- spreiden öf uitrekken van een Zenuw öf Trekker in de Breedte. APO’PHASIS, («iré^sao'i?, of , Gr.) a Fi- gure in Rhetorick , whereby an Orator feems to wave what he would plainly insinuate. Een Figuur in de Redeneerkonst , waar door een Re- denaar fchynd voorby te gaan , ’t gecne hy dui - delyk poogt te kennen te geeven. APOPHLEGMA’TICK , ( of «ro and van eeni ge Humeuren in' t Lig- ’ J haam. APOSCEPARNIS MUS , (L. of An , from , and < TKtTrKfvoq , Gr. an Ax, in Surgery) is a Frac- ture , or breaking of the Skull , when fome Part of if is plainly raised. Eene Kneuzing öf Broeking van de Harsenen , wanneer zich een Gedeelte daar van zigtbaarlyk verheft. APOSCHA/SIS ,( among Surgeons.) Het Koppen, en Aderlaaten. APOSIO’PESIS , ( ihniTtu7rt)trii, of AA and (fcivti Si- lence , Gr. ) a Figure in Rhetorick , whereby a Person in a Pafsion breaks of a Discourse, yet fo that it may be understood what he means. Een Figuur in de Redeneerkonst , waar by iemand eene Réden driftig af breekt , échter zo dat men verstaat wat hy meend. APOSPAS’MATA , (Ana-Tao-poctlx , of 'AA and Qr£u to pluck , Gr. in Surgery) Avulsions,- a draw- ing of onePart from another, which naturally Ruck to it. Eene Afwyking van twee Dee • len/die natuurlyk aan malkander gehecht waren, APOSPHACETESIS, (among Surgeons.) Het Koud Vuur. APOSPHIN’XIS , (among Surgeons.) Eene Saamen- trëkking_ door binden. APOSPONGIS'MUS, ( among Surgeons, ) Sponzen , het gebruik van een Spons. APOS’TA, a Creature in America, fo great a Lo- ver of Men, that is follows them, and delights to gaze on them. Een Dier in America ft welk zulk een groot Liefhebber van Mënschen is, dat het hen volgt, m Vermaak fchept om op hen te Jtar-oogen. APOSTAGM, (Gr. ) Dat geene dat uit de Wynp'ërs loopt, eer de Druiven gepérst worden. APOSTASY, {Apostasie , F. Apostasia, L. of 'Am- senna of ci/- gjcc, . of dnotio to decoft, Gr. in Pharmacy ) a Medicinal Deco&ion of Herbs, Flowers, Roots, Barks , &c. Een geneezend Afkookzel van Krui- den, Bloemen, Wortelen, Basten , enz . APP. To APPALL 5 , ( appalir ) to daunt, astonish, dis- courage. Spenc. Verschrikken, verbaazen,’ neer- slachtig maaken. APPATID , grown pale. Chauc. Bleek geworden. APPAL’MENT , (from Appall ) fudden affright, which robs a Person of his Courage, and ren- ders him inaftive. Schielyke Verschrikking , die iemand den Moed beneemd en werkeloos maakt. APPARATUS Major and Minor, (among Lithoto- mists) the greater and lefser Preparation , being two particular Methods used in cutting for the APP. 13 E Stone. De groote en kleine loestel, zynde twee byzondere wyz? van doen , in het Steensnyden ge- bruikelyk. APPARATUS, (in Mechanicks , or Experimental Philosophy) the Fitnefs of the Instruments to perform certain Things with. De Gepastheid der Werktuigen om zékere Dingen méde te ver- richten. APPAR’EL, (Appareil, F.) Cloathing , Habit, Rai- ment. Kleeding , Gewaad. APPA’REL , (in Sea Affairs) the Tackle, Sails,' and Rigging of aShip. Het Takel, de Zeilen en ’t Want van een Schip. APPAR’EL, (in Surgery) Furniture for drefsing a Wound. Gereedschap om eene Wonde te ver - binden. To APPAR'EL, (appareiller , F.) to drefs clothe, &c. Kleeden, Opschikken. APPAR’ELMENT, /(F. L. T. ) Resemblance; as APPARTEMENT, 5 Apparlement of War, Gely- kenifse , als Gelykenifse des Oorlögs. APPA’RENT , fF, apparens, L.) that plainly ap- pears , certain , evident, manifest, plain , visible. Dat zich duidelyk vertoond, klaarblykelyk , zéker , klaar, openbaar, duiclelyk, zigtbaar. APPA’RENT Place of an Object, (in Opticks) is that in which it appears through one or more Giafses. Zigtbaare Plaats van een Voorwerp , is die waar op het zich vertoond , door één öf meer Glazen . APPA’RENT Place of a Planet or Star, (in Astro- nomy ) is a Point determined by a Line drawn from the Eye through the Center of the Star, &c. Zigtbaare Plaats van een Planeet of Sterre, ( in de Astronomie ) een Punt bepaald door een Lyn, getrokken van het Oog door het Midpunb van de Planeet , enz. APPARENT Diameter , is the Angle under which we fee the Sun, Moon and Stars. Zigtbaare Diameter,, is de Hoek , order wélke wy de Zon , Maan en Sterren zien. APPA’RENT Magnitude , is that which appears to the Eye , and is measured by the Quantity of the Optic Angle. Zigtbaare Groote , is die zich voor het Oog vertoond en gemeeten word door de Veelheid van den Optischen Hoek. APPAR’ITION, (F. of L. ) the appearing of a Spi- rit ; a Ghost or Vision. Het verschynen van een Geest , öf Spook ; een Vizioen. APPARITION, (in a more Limited Sense.) Een Spook , Geest öf dergelyke bovennatuvVyke Ver - schynsels : dus leezen wy van de Vcrschynmg van Engelen , afgescheidene Zielen » enz. Men vind verscheide Voorbeelden van Verschyningen in den Bybel: Die van Samuel, door de Toverefse van Endor opgewekt éjieeft veel^ geschillen veroor R. 2 ~ " ztiakt- 13^ APP. zaakt. Wy vinden veel Rédentwisten onder de Schryvers, aangaande de Weezèndlykheld , de Be- staanlykheid 'óf Onbestaanlykheid , de Mogelyk- heid óf Onmogelykheid der Spooken. De Chal- deën , de Jooden , en andere Volkeren , hebben altoos het Gevoelen der Spookeryën voorgestaan. Het niet gelooven van Spooken en Verschyningen , is door fommigen tót een Téken gemaakt van On- godtsdienstigheid , zo niet van Atheistery. Veele van de Spookeryën daar de Schryvers Gewag van . maaken , zyn ongetwyffeld eene Beguicheling van de Zinnen : Veele andere zyn gezien in Droomen óf Verrukkingen ; en de meeste zyn vercierd tót Verbaazing, óf andere Oogmerken. Het is zéker dat de Spooken Machines zyn , die voor Veldhee - ren , Staatsministers , Priesters en anderen van grooten Dienst geweest zyn. De Staat des Ge- schils is onlangs , door den zeer Geleerden en ly my zeer hoog-geachten Heer Petrus Nieuwland , en zynen Tégenschryver onder den naam van Pro- bus , mynen ouden getrouwen Vriend , duidelyker en bescheidener dan ooit te vooren bepaald. Z ynde die beide het eens, dat goede en kwaade Enge- len , op Gö.dts Bevel en onder zyne Toelaating % tót gewichtige Einifcns kunnen ■oorschetnen; at dit noemd zyn Eerwaarde Philosophisch Spook ; en beide verwerpen zy , het Spooken in den Volks- zin , dat is te zeggen , dat de Geesten geen Ver- mogen hebben , om de Mënschen , op hun eigen Gezach , uit B ald'aadigheid , óf Kwaadaardig- heid , te verschrikken , te quellen , óf allerlei mal- le , en niets betékende Grappen, en Kuur en aan te rechten , ’t welk ook inderdaad géén Mënsch van gezonde Har sens kan geloven. APPARITION, (in Astronomy ) a Star’s becoming visible, which before was below the Horizon; opposed to Occultation. Verschyning (in de Astronomie ) is het zigtbaar worden van eene Stè'rre die te vooren onder den Horizont was; ’t tégengestëlde van Occultatie. APPAR’ITOR, £( Appariteur ,L ) one that fum- APPAR’ITOUR, 5 moneth Offenders, and ferves the Procefs, in a Spiritual Court; also an Offi- cer in the Universities. Een Persoon die , de Overtreeders dagvaart , en ’t Pleitgeding in een geestelyk Gerechtshof voortzët ; als méde een Amptenaar op een Universiteit. APPARIT’URIERE , ( in Botany . ) Een Wonderboom, in het Meir by Brazilian. APPARTEMENT , (F. )Lodgings , and other Rooms. Vertrekken , Slaap-, en andere Kamers. APPARU’RA , (O. I*. ) Furniture. Meubelen , Huisraad. APPAU’MEE , (F. in Heraldry . ) De vlakke Hand , met de Du{ m en Vingers uitgestrëkt. To APPAY’ , ( appagare , Ital. or of ad and pay ) to pay to. Aan iemand betaalen. APPEAL’, (Appel , F.) of Appellatio , L.) a ie- APP. moving of a Cause, from one, or an inferior Judge or Courc, to another, or fuperior one. Een Appel. , een Overbrenging van eene Zaak , van een minderen voor een hoogeren Rechtbank . APPEAL of Mayhem, (Law Term ) an accusing one who has maim’d another. Eene Beschuldi- ging tégen iemand die een ander verminkt heeft. APPEAL of Rape. Eene Beschuldiging van Ver * kragting. APPEAL of wrong Imprisonment , is an Aftion of wrong Imprisonment. Eene Aftie van verkeer- de Gevangen neeming. To APPEAL , ( appeller , F. of appellare , L. ) to make an Appeal. Appelleeren , van den eenert Rechtbank op den anderen beroepen. APPEALER, one who makes an Appeal. Een Ap= peliant ; Iemand die Appelleerd, To APPEAR* , ( apparier , F. of apparere , L. ) to be in Sight, to fhew one's felf; to make a Fi- gure or Shew ; to fee or look. Verscheinen , binnen ’t bereik van ’t Gezigt zyn, zich vertoor- nen ; eene Vertooning maaken, zien.. APPEARANCE, the excernal Aspeft , or Surface of a Thing , or that which ftrikes the Sense of Sight, &c. or the Imagination ; which never- thelefs , according to the Distance , Situation or other Accident , may convey to the Con- ception fomething very much differing from what it in Reality is. Het uiterlyk Aanzien, óf de Oppervlakte van een Ding, óf dat ge ene , ’t welk denZin van’t Gezicht. Óf de Verbeelding aan- doet, 3 t geene echter naar maatte van den Af- stand , de Gestëltenifse • óf andere Toevallen , een geheel ander Denkbeeld kan doen vórmen dan hei weezendlyk is. APPEAR’ANCE, (in Law ) the Defendant’s enga« ging to answer an Aftion entered against him. Verschyning , in Rechten , de Verbintenifse van - een Verweerder, om een AÜie tégen hem ingébracht te beantwoorden. APPEAR’ER, he who makes his appearance ; he who becomes visible , or an Objeft of Sight. Verscheiner, één die te voorschyn komt , die zigt- laar, óf een Voorwerp van het Gezigt word. To APPEASE, ( appal ser , F. ) to allay, afswage, pacify , to fupprefs , to claim. Maatigen , be- daaren, bevrédigen , fluiten , vórderen. APPEALING Medicines. Verzagtende , Pynstillen • de Middelen. APPEL’LANT , (L. T. Appellant, L. ) he that makes or brings an Appeal. Appellant, die gee- ne die Appelleerd. APPEL’LANTS , (in Church History . ) Appellan- ten. Zulke onder de Roomschgezinden , die zich van de Bulle Unigenitus op een Algemeen Con- cilie beroepen. APPEL- APP. APPEL’L ATE , ( from Appellatum , fupine of Appel* lo, L.) the Person against whom an Appeal is brought. De Persoon tégen wélken ge -appel* leerd word. APPELLATION , (L.) a Calling or Naming any Thing by a particular Name; also a Name, a Term or Title. Benaaming , eenig Ding met een byzondere Nam noemen ; een Naam , Ty* tel , enz. APPELLATIVE , or Noun Appellative , (F. Ap- pellativum , L. ) a Name common to many , and opposed to Proper , as Man , Artificer , Engi- neer , &c. Een gemeen Naamwoord d.at aan veele Dingen eigen is , in tégenstè'lling van een eigen Naam , als Mënsch , Konstenaar , Vës* tingw erker , enz APPEL’LATORY , (from Appellate) that which contains an Appeal, ’t Geene een Appel betreft. APPELLE’E, ( Law Term) one that is appealed a- gainst, or accused. Die geen tégen wien geap- pelleerd, öf die aangeklaagd word. APPELLANT, 1 (in Law) one having confefsed APbELLOU’R , j a Crime, appeals, i. e. accuses others that where his Ar^mpnces. Iemand die KK'ne oenêhu hebbende, Appelleerde dat is, den geenen die zyne Medeplichtigen wa- ren beschuldigt. To APPEND’ , ( appendcro , T.. ) to hang up , to , or upon a Thing. Ergens aan sf ophangen. APPEN’DAGE , (of Appendere , L ) tiny Thing ■that being considered as lefs principal , is added together; belonging or annexed to: Thus an Hospital may be appendant to a Manor ; a Com- mon of Fishing to a Freehold. Aanhangzel , iets dat als minder gerékend zynde toegevoegt word; arm öf toebeliuorcnde : Dus kan een Hos- pitaal tot een Heerlykheid; en een gemene Vis - schery tot een vry Bezit behoor en. APPEN’DAGE , ( fubstantively ) fomething which belongs to another, not as a necefsary, but as a casual, and adventitious Part. „ A Word, a Look , a Tread , are Appendants to external Beauty ”. Grew. Aanhangzel , iets dat tot iets anders behoord , niet als een noodzaakelyk , maar als een toevallig Deel. „ Een Woord, een Lonk , een Gang, zyn Aanhangzels van de uitwendige Schoonheid APPEN’DANT, ( Appendans , L. ) a Thing that by Prescription depends on , or belongs to another that is principal. Iets dat door Prescriptie van iets anders afhangt , öf daar toe behoord. APPEN’DICATION , (from Appendicate) Things, which are added as Ornaments, or Convenien- cies, not as necefsary to another. Dingen die töt Cieraad öf Gemak en niet uit Noodzaakelyk- heid faamengevoegt worden. JLPPENDIC'ULA Vemifomis , ( in Anatomy ) the APP. T 33 Intestimm Ccecuni , or blind Gut*, because in feme Creatures it hangs down like a Worm. De Intestinum Ctetum, öf blinde Darm , dus ge- naamd om dat dezelve in fommige Schepzelen ge-*, lyk een Worm néder hangt. APPENDI’TIA, (O. L. ) the Appendages or Ap* purtenances to an Estate. 'De Aanhangzels ( Appendentiën ) van een Landgoed. APPENDIX, ( L. Appendice , F.) a Supplement t® a Treatise, by way of Addition or Illustration; any Thing that is added by itself to another. Een Appendix , öf Byvoegspl , het Supplement van een Traktaat , by wyze van Toevoeging öf Opheldering-, iets dat op zich zélfs by iets anders gevoegt word. APPEN’DIX, (in Anatomy.) Zie EPIPHYSIS. APPENNAGE. Zie APANAGE. APPEN’S A , (L. with Physicians) Amulets or Things hanging about the Neck , of diseased Persons , to free them from fome particular .Distemper as a dried Toad to flop Bleeding, &c. Amu-- leta, Dingen die men om den Hals van zieks Mënschen hangt , om dezelve van by zondere Kwaa- ien te bevryden ; als , een gedroogde Padde om» het bloeden te fielpen, enz - To APPERTAIN, ( appartenir , F.) to belong to, to have a Dependence upon. Toebehooren , eehs Betrekking op hebben. APPER’TJNANCES , 1 (L. T. q. d. Pertenenti* APPUR’FINANCES, J ad, L. ) Things belonging to another Thing thae is more principal : as Courts, Yards, Drains, &c. to a House. Din- gen die töt een ander principualder Ding behoo- ren ; als een Binneplaats , Waterloozingen , enz. tot een Huis. APPER’TINENT, that which is requisite, or has an relation to, ’t Geene vereischt word, öf eenige Betrekking toe heeft. AP’PETENCE h( Appetentia, L.) earnest Desire» APTETENCY* C Inclination. Ernstige Be' ’ J geerte , groote Genegenheid. APPETITE , ( Appetit , F. of Appetitus, L. ) any natural Inclination ; the Affeftion of the Mind , by which we are incited to any Thing; inordi- nate Desire, Lust ; the Desire of Nourishment, Stomach to Viftuals. Appeteit , natuur lyke Nei- ging ; de Aandoening van het Gemoed waar door wy ergens toe uitgelökt worden ; eene on - gerégelde Lust-, de Begeerte töt Voedzel , Trék töt Spyze. APPETITUS Caninus, (L. ) a Dog -like or rave- nous Appetite. Honds-honger. To APPLAUD , ( applaudir , F. of applaudere, L.) to commend highly, to approve well of what is done. Ten hoogste pryzen , goedkeuren het geene gedaan is. R 3 APPLAU- 134 APR APPLAUSE, ( Applaudifsement , F. of Applausus , L. ) a clapping of Hands, in token of Joy or Congratulation; great Commendation, publiek Praise. Toejuiching met Handgeklap, ten Té- ken van Vreugde öf Gelukwënsching , Groots Lof, openbaare Prys. APPLE, all Sorts of round Fruit, both of Trees and Herbs. Appel , allerly Soort van ronde Vruch- ten , zo van Boomen , als van Planten . AP’PEL of the Eye. Zie PUPIL. APTLE of Love , (in Botany j a Plant, a Kind of Nightshade. Lief 'dens - Appel , een Plant, eon Soort van Nagt-fchade. APPLI’ABLE . ?( F. applicabilis , L.) that may be APPLI’CABLE, 5 applied; has relation to, or is conformable to. Dat toegepast kan worden; ! t geene Overeenkomst öf Betrekking heeft. APPLI’ANCE, Application. Shakesp. Toepaf sing. APPLICABILITY, (from applicable) the placing, or applying one Thing to another, the Quality which renders a Thing fit to be applied. Toe - pafselykheid , het plaatsen 'óf overbrëngen van het eene Ding tót het ander ; de Hoedanigheid welke een Ding bekwaam maakt om toegepast te worden. APPLPCATE , ( Applicare , L. ) a Right Line, otherwise called the Ordinate, or Semi-ordinate , in a Conic Section. Een rechte Lyn , anderzinds , in de Kêgelsnéden, de Ordinate, of Semi -ordi- nate genoemd. AP’PLICAT.'. Ordinate , (in Geometry) a Right Li- ne at Right Angles apply 'd to the Axis of any Conic Section, and bounded by the Curve. Een rechte Lyn aan Rechthoeken, toegepast op de Spil van eenige Kégelsnéde , en bepaald by de kromme Lyn. APPLICATION , (F. of L.) the Art of applying or addrefsing a Ferson ; also Care, Diligence, Attention of the Mind. Aanspraak , Toewën- ding , de Konst van iemand aan te fpreeken , öf zich tót hem te wenden ; als méde Zörge , Naar- stigheid, Aandagt van ’t Gemoed. APPLICATION , ( in Astrology ) the approaching of two Planets to each other. De Nadering van twee. Planeeten t'öt malkander . APPLICATORY, Adj. (from Applicate) that which exerts the Act of Applying. Toepafsende , het geene Toepast , Toewend, ent. APPLICATORY, Subs. Faith is the inward Ap- plicatory. ’t Geloove is de innerlyke toepafsing. To APPLY’, ( appliqtter , F. applicare, L. ) to put', fet, or lay one Thing to another, to have Re- course to a Thing or Person ; to betake , to give up one’s felf to. Het eene Ding by het an- dere Jlëllen , zetten öf leggen ,* zynen Toevlucht töt eene Zaak öf Persoon neemen; töt iets begee- ven , zich zelfs aan overgeëven. APP. To APPLY , (in Mathematicks) to Transfer a give,? Line into any Figure, particularly a Circle; to fit Quantities , whose Areas are equal , but Fi- gures different. Een gegeeven Lyn , in eenig higuur , byzonder in een Cirkel overbrëngen-, VeeU héden , welker Boogen gelyk ; dóch welker Fi- guuren ongelyk zyn, van pas maaken . APPODIA’RE, (O. R. ) to lean or prop up. Onder- scliravgen , Stutten. Ai POGIATURA , (in Musick.) Een kleine Noot die in het Spélen tufschen twee andere gevoegd word. To APPOINT, ( appoint er , F.) to constitute or or- dain , to design or determine ; to fet a Task. Benoemen , bepaalen ; bestemmen ,• een Taakgeeven. APPOINTEE 5 , (in Heraldry) the fame as Aguisee thus they fay a Crofs Appointee , to fignify that, which has two Angles at the End cut off; fo as to determinate in Points.. Gepunt (in de 'Wz- penkunde) het zelfde als A guisée, dus zegt men een gepunt Kruis te betékenen , het geene twee aan. de Enden af gesneden Hoeken heeft , zo dab ze in Punten uitloopen. APPOINTEE^, c r. ) * Foot Soldier in France, who for long Service and Bravery receives Pay abo- ve private Centinels. Een Soldaat van de In- fanterie in Vrankryk , die om zyn langen Dienst en Dapperheid boven de Ccmeene Söldaaten be- taald word- APPOINTMENT, ( Appointement , F.) the Aft of Appointing; an Order; also a Pension allowed by Persons of Quality for the retaining of Per- sons of Credit. Bestëmning; een Order, als ook een ffaargèld, door Adelyke Persoonen vergund ■ töt Onderhoud van aanzienlyke Lieden. To APPOR I ION , ( L. P. of a d and Portia,) to divide into convenient Portions or Parts, to proportion. Verdoelen, ëlk zyn behoorlyk Aan- deel geeven , évenrédig maaken. APPORTIONMENT, (in Law) is a dividing in- to Parts; a Rent which is dividable, and not entire and whole. Een Verdeeling; eene Rente die verdeelbaar en niet geheel is. AFPOR’TUM, (Old Law) is a Revenue, Gain or Profit ,accruying from any Thing to the Owner. Een Inkomen, Winst, öf Voordeel , J t welk den Eigenaar van eenig Ding toe komt. APPO’SAL of Sheriffs, is the charging them with Money received upon their Account in the Ex- chequer. Het berékenen van het Geld, voor Re- kening der Baljuwen in de Thesaurie ont- vangen. To APPOS’E, (appossr, F. ) to put to. Toevoegen. APPOSIN , to oppose. Chauc. Tegenstaan , Weer- stand bieden. APPOSITE, (apposities, L, ) added, that is fsid or , APP. or done to the Purpose, fit, pat, a propos. By. gevoegd , het geene wel te pas , of recht ter jnéde gezè'gt öf gedaan is. APPOSITION, (F. ofL ) is a putting or laying one Thing by the Side of another. Het eerie Ding naast het ander leggen 'óf zetten. ' APPOSITION, (L. in Grammar ) the putting two or more Substantives in the fame Case. Het plaatsen van twee 'óf meer Zelfstandige Naam- woorden, zonder verband in het, zélfde Geval. To APPRAISEE , ( apprecier , F. ) to rate or fet a Price on Goods; to value. Goederen fchatten, waardeeren , een Prys op ftéllen. APPRAISE’MENT , the Rate or Value fet upon any Thing or Commodity by an Appraiser. Schatting, Waardee'ring, de Waarde óf Prys dis door een Schotster öf Prizeerder ,op eenig Ding , 'óf Goed gesteld is. An APPRAIS’ER , one who fets the Value on Goods, &c. Een Schatter, Schotster, Prizeer- der , iemand die Goederen waardgerd. To APPREHEND’ , ( appreliender , F. of apprehen- dere, L. ) to lay hold of or fcize on; to un- derstand ; co fear or fuspedt, Vatten, vast den p-.-ys-"- ’ -verstaan ,-i • areezen óp verdenken. APPREHENSION, (F. L. ) a catching hold of y Conception , Understanding ; Fear , Jealousy. Vasthouding , Begrip , Verstand ; Vrees , Ja- louzy. APPREHENSION, (in Law ) the Seizing of a Malefa&er, or taking him into Custody, in order to bring him to Justice. Het vatten, grypen , öf gevangen neemen van een Misdaadi- gen, ten einde hem te recht te ft ellen. APPREHENSION, (L. in Logick) a fimple Con- templation of Things , which present themsel- ves to the Mind , without pronouncing any Thing about cheui. Eene eenvoudige Bespiege- ling der Dingen die zich voor den Geest ver- toonen, zonder daar van iets uit te fpreeken. AxPREHEN’DRE , (L. in Law ) is a Fee or Pro- fit to be taken or received. Een Verval öf eene Belooning die men geeft of neemd. APRENTFCE , ( Apprentifse , F. of apprehendere , L. to learn) a Learner, one bound by Law to learn an Art or Mystery. Een Leerling, iemand die wettig verbonden is, om een Konst 'öf Geheim te leeren. Ti APPRENTICE , to bind a Person for a cer- tain Number of years, to one who is to teach him his Trade, &c. Iemand voor een zéker Ge- tal van f aar en bestellen by eenen die hem zynen Handel, enz. leeren zal. APPRENTICEHOOD , the State, or Condition of an Apprentice; The Term of Years to be fer- ved by an Apprentice. Leerlingschap , de Staat öf Stand van een Leerling. De Jaare r. die door een Leerling uitgediend moeten worden. To APPRETIATE , ( apprecier , F. of appreciate, L. ) to fet an high Price , Value, or Esteem upon any Thing. Iets hoog fclintten , 'óf waar- deeren, eenen hoogen Prys op ft éllen. APPRISE , an Entreprize, a Trial. Chauc. Eens Onderneeming , - Proefneeming , Beproeving'. To APPRFZE, ( Appris , perfect, of Apprend, F.) to give a. Person Information , or notice of what he is a Stranger to. Iemand Bericht öf Naricht geeven van het geene hem onbe- kend ' was. APPROACH’; (from the Verb) the Act of coming nearer to any Subjedt; Accefs; Means used to come nearer to a distant Object. .Aannaderlng , Nadering tót eenig Onderwérp ; Toegang', Mid- delen gebruikt om nader by een Voorwerp , dat op een Afstand is, te komen. Lines of APPB.OACH’ T (in Fortification') Tren- ches cut in the Ground, the Earth of which is thrown up in the Form of a Parapet, on the Side towards the Enemy, in order to approach tlic COTOH \\Ta.y ID if Kout being exposed tO the Cannon of the Besieged. Lynen van Aon- : 'nadering ( in de Vestingbouw ), Loopgraven in den Grond uitgejiöld , van wélken de Aarde op- geworpen word , in de Gedaante van een Borst- weering, naar de Kant van den Vyand, om den he dékten Weg te naderen-, zonder oan het Geschut der Belégeraars bloot gestéld te zyn. The curve of equable APPROACH", is that wherein a Body , descending by the foie Power of Gravity , fhali approach the Earth equally in equal Times. De kromme Lyn van gelyke Aan- nadering, is die waar in een Lighaam , door de hloote Zwaartekracht nèderdaalende , de Aarde in gelyke Tyden gelyk naderd. To APPROACH", (approcher , F. ) to draw nigh,t® come near. Aannaderen , naderkomen. APPROACHER, the Person who comes nearer, t® another , or advances Towards a distant Ob- ject. Aannaderaar. De Persoon die tot een an- der öf tót een Voorwerp op eenen verren Afstand naderd. APPROACHES , ( in Fortification ) are all the Works whereby the Besiegers approach to the Besie- ged’ Aproches. De Werken waar door de Belé- geraars den Belegerden naderen. APPROACHES, (fin Fowling.) Een Machine daar men zich agter versclmild, cm nader by het Ge- vogelte te komen. APrROACH’ING , (in Gardening) the Inoculation,, or Ingrafting the Sprig of one Tree into ano- ther, without cutting it off from the Parent Three. De Inenting van een der Loten van den eenen i3-ö APP. eenell Boom in een anderen, zonder dat dezelve af gesneden ’word. APPROACH MENT , the Act by which the Object draws nearer to another. Aannadering , de Daad waar door het eene Voorwerp nader by het andere komt. APPROBATION , (F. of L. ) a liking or appro- chi ng of. Eene Goedkeuring van . , To APPRO’PERATE , ( Appropero , L. ) to Quic- ken a Thing , with respeft to Motion ,• to has- ten Action, applied to the Time in which it is expeóted. Een Ding verlevendigen , ten aanzien der Beweeging , de Werking 'óf Bedryvigheid verhaasten ten Opzichte van den Tyd in welken men het verwacht. To APPROPINQUATE, 1 ( apprepinquare , L.) to To APPROPIN’QUE, J drawnigh unto. ,, My Days too appropinque to an end Hudib. Ten einde loopen, ,, Ookloopen myne Dagen ten einde". APPR-OPRIA’BLE , (horn Appropriate} that which may be peculiarly applied to; that which may be confined or restrained to fomething particu- lar. Tasbaar , toepafselyk, het geene tot eene by - Z&UTUlcfC ZtluTi. d g&Tpt'si rift hujiu 'ivi/r# APPROPRIATE Communam , ( Law Term ) to dis- common , i e. to feparate and inclose any Par- cel of Land which was before an open Com- mon. Een Gemeent insluiten ; een fluk Land dot te vooren open lag en gemeen was , afscheiden, insluitsn. APPROPRIATE ad Honor cm , ( Law Term ) to bring a Manour within the Extent and Liberty of fuch an Honour. Eene Heerlyklieid binnen de Uitgestrektheid , en Vryheid van zulk een Ho- rreur bréngen. APPRO’PRIATA , (L. In Pharmacy.) Geneesmidde- len die voor een zéker Deel van ’t Mënschelyk Lighaam en deszëlfs Kwaaien gepast zyn. To APPROTRIATE, ( approprier , F.) to fet aside any Thing for the use of any one: To usurp the Property of a Thing, to claim or take to one’s felf. Bekwaamen , iets ten gebruike van iemand afzonderen , zich het Eigendom van een ander aanmaatigen , en naar zich neemen. To APPROTRIATE, (in Law ) to annex as a Pro- perty. Toe-eigenen , als' een Eigendom aan-, öf toevoegen. APPROPRIATION, (in Law) is when the Pro- fits of a Church -Living are made over to a Lay- man, or a Body corporate , he or they only maintaining a Vicar ; as the Parish of St. Stephen Coleman - jlreet , London. Toe-'eigening ( in de Rechten) is indien deVoordeelen van eene Colla- tie aan een Waereldlyk Persoon 'óf Genoodschap worden overgegeeven , zo dat hy öf zylieden daar alleen een Adjunft Jlëllen. APPROPRIATOR , (from Appropriate ) ons who AFP. is pofsefsed, of an appropriated Benefice. Een Persoon die zulk eene Toe-eigening bezit, APPRO ’VABLE , (from Approve, and able ) that which , on account of its Merits, appears wor- thy of Approbation. Goedkeurlyk , ’t geene nit Hoofde van deszëlfs verdiensten , Goekeuring waardig is. APPRO’ VANCE, a Word feldom used. „The least Approvance to bestou”. Thomson. Goedkeu- ring. Dit Engelsch Woord word zelden ge- bruikt. To APPRO V’E , (appr ouver, F. of approbare, L. ) to like or allow of; to render one’s felf com- mendable. Aanstaan, goedkeuren ; zich aange- naam maaken. To APPROVE , (in Law) to improve or increa- se; to examine to the utmost. Verbéteren óf Vermeerderen ; tót het uiterste onderzoeken. APPRO VE’MENT of Land, (in Law) is the ma- king the best Advantage of it by improving and increasing the Rent. Verbétering van Lan- deryën , is , daar méde het meeste Voordeel doen , met dezelve aan te queeken en de Huur. te ver- hoogen. APPRO Vis Mt-iN i , i ». i-tU'iAj j ij .j hath Common within the Lord’s Waste for mmseif, having neverthelefs fufficient Common with Egrefs and Regrefs for the Commoners. This Inclosing is called Approvement , Dit Woord word in de Rechten gebruikt, als iemand een ge- ineene Weide, in de Braaklanden van den Heer heeft , hebbende niet te min eene genoegzaame gemeene Weide met Egrefs en Regrefs voor de In- gezètenen. Deeze Insluiting öf Omtuining word Approvement genaamd. APPRO’VER , ( Approbateur , F. of Approbator, L.) one that allows or approves of. Een Goedkeur- der , iemand die iets vergund öf goedkeurd. APPROVER, (in Law) is one who being guilty of Felony , to fave himself accuses his Accom- plices. Iemand die aan klein Verraad fchuldig zynde , om zich zelfs te redden zyne Médeplich- tigen beschuldigt. APPROVERS, (of the King) fuch as had the Let- ting of the King’s Demesnes, in fmall Manours , to the best Advantage, ’s Konings Pachters , zulke die de Domeinen van den Koning by kleine Perceelen , ten meesten Voordeele verhuuren. APPROVERS , certain Persons fent info feveral Countries , to increase the Farms of Hundreds and Wapentalkes. Zékere Persoenen die in de Onderscheidene Graafschappen gezonden worden , om de Pachteryën van de Provintiën en Kantons te vermeerderen. APPROVERS in the Marshes of Wales , where fuch, as had Licence to buy and fell Cattle in those Parts. Mënschen die Vryheid hadden , in de Pro- APR APR. Trovintie van Wallis Fee te koopen en te ver- keopen. APPROXIMATION, (from Approximate) the co- ming or approaching nearer to any Thing, HeP naderen 'óf ?iader komen tót een Ding. APPROXI’M ATION , (in Aritlmetick or Algebra,) is a continual approaching ftill nearer and nea- rer to the Root or Quantity fought, without ever expeéting' to have it exaftly. Eene nader en nader homing aan de gczógte Wortel of Hoe- veelheid , zotAa te verwagten die ooit net ts konnen vinden. APPU1, (F. in the Manage.) Het ophouden. Óf op ’t Toom houden van een Paerd. APPUI-M \1N , (F. among Painters.) Het Stokje daar de Konst-Schildérs hun Hand op doen rusten als ze Schilderen. APPULS’E, ( Appulsus , L. ) an Arriving at , an Ap- proaching. Eene Aannadering , Aankomst. APPULS'E,(in Astronomy) is the Approach of any Planet to a Conjunction. De Aannadering van eenige Planeet tSt eene Conjunétie. APPURTENANCE, ( Appurtenance, F.) that which appertains or belongs to Dingen die ergens tee behooren. APR. APRACTA , (L. among Surgeons . ) Eene ongeschikte Geboorte en Teel deelen. APR:\ RADIX, (in Botany ) Ever-Wortel. APRICA’RIUM , ( L. among Botanists ) Eene Plaats die wel op de Zon legt , tót koestering van tedere Gewafsen. APRICATION, (L. ) Eene Koestering in de Zon. APRl’CiTY, (Aprhitas ,L.) Warmth in the Sun, Sun shine. ff r ui inl/C In 4a Z »n, ïonneschyn. ATRICOCK , ( Apricot , F.) a Wall- Fruit. Abri- - koos. Een Muurvrucht , APRI , (L dentes. ) Tanden van een Wild Zwyn , A’PRIL , ( Aprilis , q. Apertflis, al Aperiende ,L.) opening; because in this Month all Things are as it were opened and budded,* the fourth Month of the Year. April , Grasmaand ; de vierde Maand van ’t Jaar. A TREORI, ( in Logic . ) Een Soort van Betoog. Zie DEMONSTRATION. A’PRIZE, (0.) Adventure. Geval, Voorval, Avon- tuur. A’PRON, (in Gunnery) a Piece of Lead which co- vers the Touch-hole of a Gun. Het Voorschoot ; Een ftuk Lood dat het Laad-gat van een Stuk Kanon bedekt. A’PRON of a Goose , the fat Skin which covers the APR. APS. APT, i 3? Belly. Het Voorschoot öf het Abt van een Gans » het vette Vlies dat den Buik dekt. . A’PRONMAN, (a Man who wears an Apron.) Een Man van het Voorschoot-, één die een Voorschoot draagd. A’PRONED. ,, The Coblef Apron’d , and the Par- son Gown’d”. Pope. Gevoorschoot. „De Schoen- Upper gevoorschoot en den Predikant geinanteld ”, APS. AP’SIDES , (in Astronomy) are those two Points in the Orbit of a Pianet . one of which is the farthest from , and the other the nearest to the Sun. Apsides , die twee Punten in den Kring van een Planeet , waar . van de eene het verste van , en de andere het naaste by de Zon is. AP’SIS, («4 ,( 5> Gr. an Arch , or Vault, in Eccle- siastical Writers) that Part of the Church whe- rein the C ergy fat, and the Altar was placed, HetChoor. Dat Gedeelte van de-Kërk waar in de Geestelyke zaten en het Altaar geplaatst was, AP’SIS , the Bishops Seat , or Throne ; also the Ca- se wherein Relicks were preserved. De Zit- plaats , 'óf Throon van den Bif schop , als mé- de , de Kas waar in de Rtliquiën bewaard wier den. AP’SIS , (in Astronomy) the highest , or lowes? Point of a Planets Orbit , i. e. either its Apo- gee, or Perigee. Het hoogste 'öf ‘laagste Punt van den Kring van een Planeet. APSY’CHY (of d privative, and the Soul, Gr. in Medicine) a fwooning or fainting away, Een Swymeling , óf Flaauwte . APT, APT, ( aptus , L. ) fit, convenient, meet, proper, • ready or propense to. Gepast, gevoegelyk , be - taamentlyk, eigen, gereed , geschikt . To API', (apiu, L ,. ) to luit , to fit; to qualify; to lay upon , or give Room for. Pafsen , van pas maaken-, bekwaamen, open leggen, öf Plaats geeven. To APTA'TE a Planet, (in Astrology) to ftreng- then it in Position of a House and Dignities to the greatest Advantage. Het versterken van een Planeet, in de Gesteldheid van een HimeU huis en Waardigheden tot het meeste Voordeel . APTE'RIA. (Gr.) Ongekurven Diertjes zonder Vleu- ■ gels, als Luizen, Vlooijen, Spinnen, enz. AP-THANES, the highest Nobility of Scotland. D% Hoogste Adel in Schotland, APTISTOS, (in Pharmacy.) Ongepeld. APTOTON , (in Grammar) a Noun that is not declined with Cases. Een Naamwoord , ’t welk door geen Gevallen gebogen word, S APIYS- Ï 3 S APT. APU. APY. AQU. APTYS'TOS , (among Physicians.) Gebrek aan Speegzel APU. APUA PHALERICA. Spiering , elf Anchovis. APUS, (L. in Astronomy) The Bird of Paradise, a Constellation in the S. Hemisphere. De Pa- radys - Vogel ; een Gesternte in het Zuider Half- rond. APY. APYC’NOS, (in Mustek.) Een Kunstwoord in de Muziek , het wé'lk , lange Tiifschenpoozingen , betékend. APY’REXY, , Gr. In Medic ine ) the Aba- ting or Slackening of a Fever. Het A fneemen 'óf verminderen van de Koorts. AQU. A'QUA Ccelestis , ( L. among Chy mists ) rectified Wi- ne. Overgehaalde Brahdewyn. A’QUA Omnium Florwn . ( L. among Chymists ) the distilled Water of Cow-dung, when the Cows go to Grafs. Het overgehaald Water van Koe- drpk , als de Roeipen grazen. A’QUA Forth, (L ) a Liquor made of a Mixture of equal Qualities of Salpetre, Vitriol , and Pot- ters Earth , distilled in a close reverberating Furnace.’ Stérk Water. A'QUA Permanehs , (among Chymists.) Mercurius Philosophor'um. ■ - A'QUA Philosophorum AuEta. , Lucens , ( among Chy- mists. ) Mercurius. A’QUA Regali , (L. among Chymists) a Liquor made by the Difsolution oi Sal- Ammoniac in the Spirit of Nitre. Aqua Regis , Goud ontbindend Water. A’QUA SeCWldu , (L.)aLicjuoi made of Water aflCt the Precipate of Silver. Een Vocht van Water en ’t Precipitaat van Zilver gemaakt. A’QUA Tetracbymagogon , ( L. ) Water purging the four Humours of the Body. Een Water ’t w(ik de vier Vochten van ’t Lighaam zuiverd. A’QUA Vitae , ( L, Water of Life) a Sort of Cordial Water, made of Beer ftrongly hopp’d and well fermented. Een Maag-Water . A’QUA Alba puerorum , (L. ) Wit Kinder-Water, A’QUA Arthritica. Vliegende Jigt-Water. A'QUA Apostematica. Water voor Zweeren. A’QUA Asthmatica. Water voor de Aamborstigheid. A’QUA Aurea Guide Water. A’QUA Carbunculi. Pést Water. A’QUA Carminativa, Water voor de Winden. AQU. A’QUA ad Capillas dlnigrtmdos. Water m ’t Ham zwart te maaken. A’QUA ad Catharros desiccandos. Water om de Zin- kingen op te droogen. A’QUA Cephalica Aromatica. Hoofd-Water. A’QUA ex Canibus. Water van jonge Honden. A’QUA Cinnamon. Kaneel-Water. AQUA Cosmetica Gnoffelii. Water om te Blanketten, AQUA Diuretica. Afzcttend of Pis afdryvend Water. A’QUA Epileptica Etmulleri. Water tégens de Val- lende ziekte ; Maan ziekte. A’QUA Formicarum. Mieren-Watcr. A QUA Gutturalis. Hals-Water. A’QUA Hepatica. LéverWater. AQUA Hydrotica. Water voor de Waierzugt. A’QUA Hynotica. Rust traver. A’QUA Hysterica. Moeder-Water. A’QUA Ischiadica. Water voor de Heup-pyn. A’QUA ad Memoriam Corfortandam. Water om Geheugen te versterken. A’QUA Nephritisa. Graveel-Water. A’QUA Odontalgica. Tand-Water. A’QUA Opthalmica. Oog-Water. A’QUA PeEt oralis. Borst Water. A’QUA Pericardii . . ’t Water in ’t Hart Zakje. A’QUA Psysagona. Windbreekènd Water. A’QUA Pretiosa Confortuns. Hartsterkend Water. A’QUA Prophylactic a Sylvii. Pést-Water. A’QUA Prothericalis. Driakel-Water. A’QUA Pulmonaria loei. Longen Water. A’QUA Splenetic a. Milt-Water. A’QUA Stomach Ais "Maag IVator. A’QUACATE, (in Botany.) Een Boom in Nieuw Spanjen. A’QUiEDUCT. Zie AQUEDUCT. A’QUiEPOTES, ^ of Aqua and Potor, L ) Water • Drinkers. AQUAGiUM, (O. L. ) a Water course. Een Wa- terloop , een Stroom. AQUALl’CULUS , (a dimunitive from Aqua, L. Water, in Anatomy) that Part of the Belly which reaches from the Navel to the Pubes; Likewise applied to the Stomach , or internal Tube. Dat Gedeelte van den Buik, ’t wélk zich van de Navel tot de Schamelheid uit strékt-, als méde de Maag of inwendige Buis. AQUAPOI’SE , (of Aqua, L. and Poids , F. Weight, oï peser ,P.) to weigh, an Instrument to examine the Gravity of Liquors. Een Werk- tuig om de Zwaarte der Vochten te onderzoeken. AQUA- AQU. 4QtTA’RIANS, CL.) a Seft fo called, because they used only Water at the Lord’s Supper. Een zé- kere Sëfte van Christenen , die om dat zy Water in Plaats van Wyn by het Avondmaal ' gebruikten, dus genoemd- i vierden . AQUA’RIUM, (among Botanists.) Een Vyver, War ter kom. AQUA’RIUS, (L. in Astronomy ) one of the twel- ve Signs of the Zodiac, which the Sun enters- id January. De Waterman , één der Twaalf Hé- melstékenen van den Zodiak. AQUATICS, n(L.) growing, living, or breed- AQGATTCAL, C ing in or about the Water. In AQUATILE’, 5 het Water groeijende , leevende, of voortteelende. AQUAT’lCK Flowers, fuch as grow in Water, or in wet and mooVisb Ground. Water Bloemen, zulken die in het Water , öf in natte en moerajsi- ge Gronden groeijen. AQUAT’ICKS , Trees that grow on the Banks of Rivers , in Marshes and watery Places. Boomen die am de Konten der Rivieren , in Moerafse of •water achtige Plaatsen groeijen. A’QUEDUCT , ( Aqueduc , F. of AquceduStus, L.) a Conduit or Pipe to convey Water from one Place to another. Een Waterhuis , Waterleider , een Pyp om het Water van de eene Plaats naar de andere te leiden. A'QUEDUCT , (in Anatomy ) the bony Pafsage of the Drum that reaches from the Ear to the Pa- late. Waterleiding ( in de Anatomie ) de Been- achtige opening, jlrekkende van ’t Oor töt aan ’t Gehemelte van den Mond. AQUEINTABLE , easy to be acquainted with, Chauc. Bevatbaar , ge-makkelyk om- te kennen .; A’QUEOUS, ( aqueux , F. of aqueus , L. ) like Wa- ter , waterish, Waterachtig , A’QUEOUS Humour, (among Oculists ) one of the Humours of the Eye, which is the outmost, being transparent , and of no Colour. Water- achti-g Vocht , één der Vochten van ’£ Oog, ’fi •welk het buitenste , doorsc.hynend , en zonder Kleur is. — - AQUIFOLIUM , or AGRIFOLIUM, f iu Zntany. ) Steek-palm, Hulst. A’QUILA, (L. ) an Eagle; also a Constellation in the Northern Hemisphere. Een Arent öf Ade- laar ; als méde een Gesternte in ’ t Noorden , ’t •welk töt den Melkweg behoord. A’QUILA Alba , or the White Eagle, (L. among Chymists. ) Zie MERCURIUS DULCIS . A’QUILA Philosophorum, ( L. ) is a Term used by Alchimists, tofignify the reducing of Metals to their first Matter. Eene Uitdrukking by de Al- chimisten in gebruik, betékenende het ontbinden der Metaalen töt hunne eerste Sloffe. AQU. AR. ARA» 139 A’QUILAS Lapis. Adelaars Steen. A’QUILEGIA , { in Botany . ) AkelySn, A’QUILICIUM, or AQUILICIANA, (L in Anti- quity.) Offerhanden by eene groote droogte, om van de Goden Régen te ' verkrygen. AQUIL’IFER, (L. ) a Standard-bearer of the Rs* man Army , the Pi&ure of an Eagle being in his Colours; a Cornet or Ensign. Een Cornet, of Vaandrig, in het Roomsche Léger, hebbende het Afbeeldzel van een Arendt in zyn Vaandel. AQUILINE . ( aquilin F. of aquilinus , L ) of or belonging to an Eagle. Iets dat töt een Arendt behoord öf daar na gelykt. , AQLTLFNE Nose , a hooked Nose like the Beak of an Eagle; a Hawk’s Nose. Een Arendts Neusy een kromme Neus als .de Bè'k van een Arendt . Te AQUITE, (O.) to match, Paaren. AQUIFER, (O.) a Needle-case. Een Naalde-koker. AQUOS’E, (aquosus, L ) watery, or like Water. Waterachtig. AQUOS'ITY, (Aquositas, L. ) Waterishnefs. Wfc ter achtigheid. AR. A. R. an Abbreviature for Anna Regina , Queen Anna , or Anno Regni , in the Year of the Reign. A. R. eene Verkorting voor Anna Re* gina, Koningin , Anna, öf Anno Regni, in het Jaar der Regeer ing. ARA. A’RA , (L. ) an Altar or San&uary. Een Altaar of Heiligdom. A’RA, (in Astronomy) a Southern Constellation. Een Zuiderlyk Gesternte. ARABES’QUE, (in Painting or Tapestry) curious flourished or branched Work, after the Arabian Manner. Arabisch ( in de Schilderkonst) fraai gebloemd of getakt Werk , op de Arabische wyze. ARA’BIA, a large Country in Asia. Arabien , een groot Land in Asia. ARA’BICK, the Language of Arabia. De Arabische Gum ARA’BICK. Arabische Gom. ARA’BIAN Heresy , the Belief that the Soul died or flept till the Day of Judgment, and then had its Resurreflion without the Body. Arabische K'èttery , het Gelooven dat de Ziel Jlierf Öf Jliep töt aan den Oordeeldag , en dat zy dan zonder, het Lighaam Zal opstaan. A’RABIS , ( in Botany ) Castus Indicus. Een Plant- gewas. A’RAB.SM, ( Arabismus , L.) a Method of expres- sion , or Idiom peculiar to the Arabs. Eene S 2 wyze I4ó ARA; wyze van Uitspraak óf Toonval , byzonder aan de Arabiers eigen ' AR’ABLE , (arabilis , L.) ploughable , as Arable Land, i. e. Land fit to be ploughed. Ploegbaar, een Bouwland, dat is een Land bekwaam em te ploegen. ■■ - • Te ARAC’E, to deface, to pluck up. Uitrukken, Uitrooijen. A’RACARI. Een Braziliaansche Vogel gelyk een Exter , ♦ A’RACHIS, (in Botany -) Krocki een zéker Plant- gewas. ARACHNO’IDES , (from u(x%v>i,Gr. a Spider, and £( A©-, a Form or fhape, with Anatomists') the crystalline Tunicle of the Eye, fo called from its Resemblance to a Spider’s Web , likewise applied to the external Lamina of the Pia Ma- ter, reckoned by fome Anatomists as a distinct Coat, Het Kristallyne Vlies van het Oog dus genoemd na deszëlfs Gelykheid met , een Spinne- web; als méde de uitwendige Lamina van de Pia Mater , ’t. welk door Jommige Ontleedkundige n voor een byzonder Vlies gehouden word. ARACH'NOIDES , (in Zoology.) De Zee-Egel. A’RACK, a fpirituous Liquor distilled from a vege- table Juice, called Toddy, which flows from the Incisions made in Cocao-Trees, in India. There are two Sorts of it, the Batavian and Goa Arack; the former is the (Longest, being drawn off in copper Stills, which is Laid to ma- ke it the more fiery; but the Goa is accounted the best , being drawn off in eartbern Vefsels. Arack , een geestryk Vocht overgehaald van een Plantgewas , Toddy 'genaamd , ’ t welk vloéid Uit dc Insny ding en in den Indiaanschen Cacao Boom gemaakt. A’RADOS, Peturbatio humorum , (among Physi- cians. ) Eene Vermenging der Vogten die uit eene onordentlyke Gisting ontstaat. ARiEO’METKR, (from , Gr, thin , and poz- lyeco, to Measure, in Hydrostaticks) an Instru- ment used to discover the Weight or Gravity of Fluids. Een Instrument om de Zwaarte der ■ Vogten te weegen. ARiEO’STYLE , (from (jc. thin, ami ?u a®-, a Column, in Architethire) the greatest -Interval or Distance which can be between Pil- / Jars, which is eight Modulus, or four Diame- ters. De grootste tufschen Ruimte die tufschen Kolommen vallen kan. AR/EO’STY I..ON OPUS , (in Architecture.) Een Gebouw waar van de Pilaaren at te wyd van malkander fiaan.- ARAEO’SYNTRICOS 9 (in Medicine.) Een zwak .... Mè'nsch. ARfEOS’TiCS, (in Pharmacy.) Zweetmiddelen. 'ARA. ARJEO’TIÓKS , (from , Gr. to ratify, in Pharmacy ) Medicines which rarify , or thin the blood. Bloedzuiverende óf verdunnende Middelen. A’RAGE, Average. Zie AVERAGE. ARAIGNE’E, (of araigne , F Araneus , L. ) a Spi- der. Een Spin, Spinnekóp. ARAIGNE’E , ( in Fortification) the Branch , Return or Gallery of a Mine. De Arm , Bocht , of Gallery van een Myn . ARAINE , a Cpidor. Noxi'uwjiam. Ken Spin. ARAIS’ED , raised. Chauc. Verheft, opgericht. ARA’LIA , arable or plough’d Ground, (in Do- mesday-Book. ) Bouw land. ARA’LIA, (in Botany.) Angelica, Engelwortel ; een Plantgewas. ARA’LISA Egypt lea , (in Botany.) Een Egiptisch Plantgewas. ARA’NEA Tunica, or Cristallina, (L. among Ocu- lists) that Tunicle of the Eye that furrounds the Cristalline Humour. Het Oogvlies ’t welk het Kristallyne Vocht omringt. ARA’NEOUS, (from Aranes, L. a Cobweb) that which resembles a Cobweb. „ The Araneous Membrane of the Eye’'. D ;kham Het geene naar een Spinneweb gelykt. „ Het Spinneweb- bige Vlies van het Oog . ARA’NEOUS Urine , Urine which contains foine- thing; like a Spider’s Web, with a Fatnefs at Top, and indicates a Colliquation. Pis die iets bevat gelyk een Spinneweb, met eene Vettigheid boven aan, eene Versmelting aanduidende . ARA’NEOUS, ( araneosus , L. ) full of Spiders. Vol Spinneköppen. AR. A’NE US , a low Pulse, according to Galen. Een laage Pols. ARAN’NEA, (from Aranea, L. a Cobweb) a Sil- ver Ore found in the Mine of Catamito in Po- tosi , which resembles a Cobweb, being compo- sed of Threads of pure Silver , appearing to the Sight like burnt Lace, aid is. the richest Silver Ofo any. Ecu -Ziivfr Efts wélk men vtnd in de Myn van Catamito in Potosi , gely- kende naar een Spinneweb , bestaande uit Draa- den van fyn Zilver , die zich vertoonen als uit' gebrand Gallon, en de rykste Erts is die men ergens vind. A’RARA , ( L. in Botany.) Een West - Indische Vrucht. A’RATE, (Port.) Zie AROBE. A’RATEA Sphcrra, (in Astronomy.) Een Hemelkloot óf Globe , op welke alle de vaste Sterren geté- kend zyn. A'RATORY, (from Aro, L. to plow) that which relates ARA. ARB. relates to plowing. Het geene tot hst ploegen betrekking heeft. To ARA'Y, to prepare.' Chauc. Toebereiden, gereed manken . ARB. ARBITER, ( L. ) Een Scheidsman, Goeman, die op Ferzoek van twee of meer Partyen het Geschil tufschen hen vereffend. ARBITRAGE, the Decree or Sentence of an Arbi- trator or Umpire. Het Besluit , 'öf de Uitspraak van een Goeman . ARBITRARY , ( arbitraire, F. of arbitratum , L' ) that which is voluntary, or that depends whol- ly on one's Will or Choice, being absolutely free. Het geene vrywillig geschied , of ten eenemdal van den Wil of Verkiezing af hangt ; Volstrekt vry. - ARBITRARINESS, the acting or doing any Thing according to a Person's own Will , without Control, Uncontrolablenefs. Iets doen öf ver- richten volgens iemands eigen Wille zonder Be- dwang ; bedwangeloos. AR’BITRARIOUS , (from Arbitrariüs , L. ) depen- ding entirely on the Will. „ No precarious Existence, or Arbitrari^" Dependence on any Will”. Norris. Willekeurig , geheel van den Wille afhangende. „ Geen geleend bestaan, öf willekeurige Afhangkelykheid van iemands Wil”. To AR’BITRATE, (arbitrer , r. of arbitrare , L.) to adjudge or aft as an Arbitratoi , to award, to give Sentence. Beoordeelen, als een Scheids- man handelen, Uitspraak doen, Vonnis geeven . ARBITRATION , ( F. of L. ) the Aft of arbitra- ting, the deciding an putting an End to a De- ference by Arbitrators. Goemanschap , het be - eordeelen en ten einde hengen van een Geschil door Goemannen. ARBITRATOR, ( Arbitre , F. ) an extraordinary Judge , chosen indifferently , by the mutual Consent of two different Parties, to decide a Controversy between them; a Day's Man, a Referee. Een gewillekeurd Rechter , die door de wéderzydsche Toestemming van twee verschillen- de Partyen verkozen is , om eene Twist tufschen hen te beslifschen ; een Goeman, Scheidsman. ARBI’TREMENT, a Power granted by the conten- ding Parties to Arbitrators to determine the Matter in dispute between them, which they are bound to Band to under a certain Penalty. Eene Macht ; door de twistende Partyen aan Goemannen gegeeven , om de Zaak in Geschil tufschen hen t.e beslifschen , waar aan zy zich op een zékere 'bepaalde Boete moeten onderwerpen. ARBLASTER , a Crofs-bow. Chauc. Een Hand- boog. AR’BOR, (in Botany.') Een Boom. ARB. 141 AR’BOR Consaguïnitatis , ( in Genealogy. ) Een Stam- öf Geslachtboom. AR’BOR , (in Mechanics) is the Spindle or Axis on which the Instrument or Machine turns. De Spil of As op welke een Werktuig of Machi- ne draaid. AR’BOR Philosophic a , or the Philosophical Tree , (in Chymistry). that which is formed from Me- talline Crystallizations , which resemble a Tree. De Philosophische Boom, het geene door de Kris- tal wording der Metaalen gevormd word en naar een Boom gelykt. AR’BOR Diana , (among Chy mists ) a particular Crystallization, formed from a Precipitation of Silver with Mercury. Een byzondere Krystal- lizatie , gevormd door eene precipitatie van Zil- ver met (Trick. AR’BOR Hermetic , i. e. the Tree of Hermes , (among Chy mists ) a Procefs of the Revocation of Mercury. Hermes Boom , eene Werking van de verlévendiging van Quickzilver. AR’BOR Judce , Juda's Tree (with Botanists) being fupposed to be the fame Tree in kind Judas hanged himself upon. Judas Boom ( onder de Botanisten) is den Boom waar aan men vermoed, dat Judas zich verhangen heeft. AR’BOR Marlis, i. e. the Tree of Mars , (among Chy mists) or Steel Tree, that which is formed from a Difsolution of Iroji filing in Spirits cf Niter. Staal Boom, öf de Boom van Mars ( on- der de Chymisten) die gevormd word door een Ontbmihsel van vylzel van Tier in den Geest van Salpeter. AR’BOR Porphyriana, or Porphyry’s Tree, (in Lo- gick) is a Scale of Beings, consisting of three Rows. Porphier-boom ( in de Logica) een Schaal van Weezens in drie Ryen bestaande. AR’BOR Vitce, (L.) a Tree often planted for the Pleasantnefs of its green Leaf. Boom des Lé- vens , .een Boom die dikwils geplant word om de Aangenaamheid van zyn groen Blad. AR’BOR Vitce, (i. e. the Tree of Life according toÜELMONT) a Medicine, by the Help of which Life would again fhoot like a Tree. Boom des Lévens , een Middel waar door het Leeven wé- der pm gelyk een Boom zou uitspruiten. ARBO’REOUS , ( arhoreus , L. ) a Term used by Herbalists of Mushrooms or Mofses growing on Trees, to distinguish them from fuch as grow on the Ground. Boom-achtlg , een Woord by de Kruidkenners gebruikt voor Paddestoelen öf Mof sen die aan de Boomen groeijen , om de- zelve te onderscheiden van de zulke die op dm Grond waf sen. ARBORESCENT , a Term applied to all fuch Tnings as resemble Trees, thus we read ofAr- S 3 rescent. 142 ARB. ARC. borescent Shrubs , Arborescent Animals , &c. Al dab naar een Boom gelykt. AR’BORET , (L. a Diminutive of Arbor) a fmall Tree or Shrub. Een Boompje 'öf Heester. AR’BORETUM, (L.) Een Bosch öf Plantagie. AR’BORIST, a Person well fkilled in the feveral Kinds and Natures of Trees. Een Boomkênder. AR’BOROUS , (from Arbor, L. ) that which is formed of, or belongs to Trees. „ Under a Shady Arbor ous Roof”. Par. Lost. Het geene •van Boomen gevormd is öf daar toe behoord. „ Onder een fchaduwryk Dak van Boomen AR’BOUR, ( Arboretum ,L. Teut. a Man- sion) a Bower in a Garden, a ihady Place ma- de by Art, to fit and take Pleasure in. Een Groene Wees , of Prieel in een Höf , een Scha- dmvryke Plaats , töt Verlustiging gemaakt. AR'BOUR Vini , ( in Botany ) a Species of Bind- weed, Wyn-boom. AR’BRO Nain , ( in Botany. ) Een Dwerg-boom. AR’BUSCLE , ( from Arbusculum , L. ) Any fmall Shrub. Allerlei kleine Heestertjes. ARBUS'TINES, ( arbustinus , L. ) flirubby, belong- ing to, or like Shrubs. Heester öf Struik- achtig tot de Heesters behoorendc. ARBUS’TIVjE Plantes , ( among Botanists. ) Ilea - terplantsn. AR’BUSTE, If in Botany ) the Straw-berry Tree, ARBUTUS, S which grows common in Ireland. De Aard - Bezieboom , als méde de Haag - Appel- boom. AR’BYLE , ( in Antiquity. ) Een Soort van Schoenen die töt aan de Enkelen kwamen. ARC. ARC. Zie ARCH. AR’CA, (among Chemists.) Een Kist; Lande. AR’ CA cordis , (in Anatomy.) Zie PERICARDIUM. ARCA’DE , ( in Architecture ) a continued Arch , or Walk, consisting of feveral Arches united together. Een doorgaande Boog öf Laan bestaan- de uit verschelde vereenigde Boogen. ARCA’NUM , (a Secret, L.) a Name given to particular Chymical Preparations , at first kept fe- cretby their Authors. Arcanum , ( een Geheim ) een Naam die men aan byzondere Chymische Toe- bereidzelen geeft , die door de Uitvinders in het eerst geheim gehouden meierden. ARCA’NUM Corallinum , (among Chymists ) the red Precipitate of Mercury or Quickfilver, on which well-reftified Spirit of Wine. has been fik times burnt. Het roode Precipitaat vanQuik- zilver waar op wel overgehaalde Brandewyri , zes maaien gebrand is. ARC. ARCA'NUM DupHcum, i. e. a double Secret (among Chymists) a Sort of Salt, made by washing the grofs Matter which remains after the Di- stillation of double Aqua Fortis , with warm Water. Dubbel- geheim (onder de Chymtsten) een Soort van Zout gemaakt door het Afwafsen van de grove Stöffe, die na de'Stooking van het dubbel ftërk Water, met warm Water , averblyven. ARCA’NUM Jovis, i.e Jupiter’s Secret, (among Chymists , C. F. ) an Amalgama , made of equal Quantities of Tin and Oiiicksilver pulve- rised and digested Spirit of Nitre, Sic. Jupiter’s Geheim ( onder de Cbymisten ) is eene Tempe- ring gemaakt van gelyke Veelheden van Tin en Quikzilver, ’t welk töt Poeder gemaakt, en in Geest van Salpeter ontbonden is. ARCA'RII , ( in Law. ) Schrynwerkers ; Kistemaakersi ARC-BOU’TANT , (F. an Arch which abutts , in Architecture ) a Kind of flat Arch, or Part of one abutting against the reigns of a Vault, to prevent their giving way. Een Soort van een platte Boog, öf een Gedeelte van een Boog flui- tende tégen de fchuinte van een Verwulft , om te verhinderen dat het niet instort. ARCEN’TIA , (L in Medicine.) Verdryvende , verhinderende Middelen. ARCH, (’'a^©-, Gr. ) arant or notorious ; an Arch- Rogue, an Arch-Traitor, &c. Aarts, berucht , groot; een Aarts-fchelm , Aarts -verraader. ARCH, (o Gr.) prefixed to any Words,’ add* Prince or Chief to its Signification ; an Arch Angel . Arch-Duke , Arch-Bishop, Arch- Fiend. Aarts , voor een ander Woord gesteld, betékend Eerste öf Voornaamste , als Aarts Engel , Aarts-Hertög , Aarts-B if schop , Aarts-Vyand. An ARCH, (of Arc , F. of Arcus , L. a Bow) a ben- ding in rhe Form of a bent Bow. Een Boog , iets dat in ’t Formaat van een Boog gemaakt is. An ARCH, ( F. in Architecture) a hollow Building raised with a Mould in the Form of a Semi- circle, as the Arch of a Bridge, &c. Een Boog, öf Verwulft, een hol Gebouw opgemetzeld ift de Gedaante van een halve Cirkel , als de Boog van eene Brug , enz. An ARCH, %cef'yeZ <& j , of ‘tp^ar Chief, and An- gel, Gr.) the Prince of Angels, as Michaël is faid to be. Aarts-Engel , öf Eerst Engel ; de Vörts der Engelen, gelyk Michaël gezëgb word te zyr. AUcriaiN'uiiL, (in Botany ) the Name of a Plant. Doove Nételen. ARCH-BEA CON , ( from Areh an Beacon) the Chief Signal, or Place of ProspeCt. „ The cornish Arcli-beacon 3 ’. Care w. Het voornaamste Kenté- ken , öf Uitzigt Plaats. ARCHBISHOP , (^tt3-2Bipc{jcff , Teut. Archevêque , F. Arrhiefliscnpjjs . I of ' Atw^nrrMnoc, , of ap- Chief, and imtnu it©- a Bishop, of Ixhtm- rriu , to take care of, Gr.) a Chief Bishop, who has Power over a certain Number of other Bishops. Aarts - öf Eerst - B if schop , een voor- naamste Bijschop die Macht en Gezach heeft over een zéker Getal van andere Bijschoppen. ARCH-BU’TLER , (a compound Word ) the Chief Butler, an Office in the Empire, vested in the King of Bohemia , consisting in ferving the first Cup to the Emperor; his Deputy is the Here- ditary Prince of Limbourg . Aartsch-Bottelier, of Aartsch-Schenker. ARCH-CHAMBERLAIN, (an high Officer of the Empire, vested by the Golden-bull in the Elec- tor of Brandenbourg. A arts- Kameraar. ARCH-CHANCELLOR, an high Officer, in Antient Times , presided over the Secretaries of the Court. Aartsch-Kancellier. ARCH-CHANTER, (F.)the Chief or Plead of the Chanters in a Church. Voorzanger , de voor- naamste Choorzanger in eene Kerk. ARCHDA’PIFER , the Chief Sewer, (L. ) one of the principal Officers of the Empire of Germa- ny , which belongs to the Count Palatine of the Rhine. Groot-Höfmeester, ARC. X43 ARCHDEA’CON , ( Archidiacone , F. Archidiacom <• , L. of of dpfcom the Chief, and ëiunctw to minister to, to ferve, Gr. ) a dignified Cler- gyman, m England whose Office is two Years in three to visit the Curches within his District, in order to reform Abuses in Ecclesiastical Mat- ters, and to lay the more weighty Affairs be- fore the Bishop of the Diocese. Aarts-Déken öf Aarts-Diaken. ARCHE DE A'CONRY, (Archidiacone, F.) the Ex- tent of an Archdeacon’s Spiritual Jurisdiction. Aarts - Dékenschap , de uitgestrektheid des Ge- bieds van een Aarts-Déken. ARCHDEA’CONSHIP , ( Archidiaconat , of Arch and diaconatus , L.) the Office and Dignity of an Arch -Deacon. Het Ampt van Aarts ch- Diaken. ARCHIDIACRE, ARCHIDE’KIN, £ Zie ARCH -DEACON. ARCH-DRUID, the Chief President, or Pontiff of the Druids. De eerste Voorzitter öf Prelaat van ( de Druïden. ARCHDUK’E , ( Archiduc , F. of Archidux , L. ) a Duke that hath fome Preference above other Dukes; as the Arch-Duke of Austria. Aartsch- Hertög , een Hertog die de Rang over andere Hertogen heeft. ARCPI Flamins , the Chief Priests among the Ro- mans. De voornaamste Priesters onder de Ro- meinen. ARCH Heretick , a Ring -leader of Hereticks , a notorious Heretick. Aarts - Ketter , een Aan- voerder der Ketters. ARCH Pirate , the Chief or Head of Pirates , a principal Rover. Aarts-Zeerover. ARCH Presbyter , fa Chief Priest, or a Rural Dean, ARCH Priest , y Aart sch-Prie ster. ARCHE, (4^, Gr. ) a Beginning , an Entrance. Een Begin, öf Ingang. AR’CHE, (among Physicians) the Beginning of a Disease. Het Begin, öf de eerste Aanval eenev Ziekte. AR’CHED Legs, an Imperfection in a Plorse. Krom- pootig , word gezegd van een Paerd dat met ge- bogen Kniën gaat. AR'CHER, ( Archer , F.) one fkilled in Archery, Een Boogschutter. AR’CHERY, the Art of ffiooting with a long Bow. De Konst van met de Boog te fehieten. AR’CPIES, fis the Chief and most ancient Court of ARCHES , 5* Consistory, belonging to the Archbishop of Canterbury for the debating of Ecclesiastical Causes. Ds voornaamste en oudste Kerkenraad, ter beslif sing van Kërkelyke Zaaken, behoorende aan den Aartsh-Bifschop van Canterbury. ■Dean ï 44 ARC» Dean of the ARCHES , Ms the Chief Judge öf Official of the ARCHES, y that Court, who has a peculiar Jurisdi&ion , called a Deanry , over thirteen Parishes in the City of London . De Opperste Rechter in dien Rechtbank , die een byzonder Gebied heeft , een Dékenschap genaamd , over dertien Wyken in de Stadt Londen. AR CHETYPE, ( Archetypum , L. of dp^Aort®^ , of cipx'ï the Beginning or Principal , and rihr©- an Example or Pattern, Gr.) the first Example or Pattern; the Original of a Picture Writing, &c. ,, A Man, a Tree, are the outward Archety- pes, or Patterns of our Ideas ”. Watts’s Log. Het eerste Voorbeeld öf Model ; het Origineel van een Schildery , Geschrift, enz. ARCHETYPAL, {Archetypus , L. of dpyAvn®- , Gr. ) or belonging to the great Origiiwl. Tot het eerste echte Stuk behoorende. ARCHE’US, (ctp%aï<&, Gr. ancient) applied to Me- dicines, denotes the ancient Practice , concer- ning which H'ppocrates wrote a Treatise. De oude PraCtyk der Geneeskonst waar over Hippo* ck at us eerie Verhandeling fchreef. ARCHEU3, («p^'ti, Gr. ) among the Paracelsians , is the Principle of Life and Vigour in any ji- ving Creature. Het Beginzel des Lievens en der Sterkte ineenig lemen dig Srhëpzel. ARCHEUS , (among Chymists) the highest and most exalted Spirit that can be feparated from mixed Bodies. De hoogste en verhévenste Geest die van gemengde Lighaamen kan worden afge- zonderd. ARCHIA’TER , / ( dp^iurp®-, of Chief, and ARCPI1 A’TRUS , S IxTfit a Physician , Gr . ) the Chief or principal Physician; a Physician to a Prince. De Opperste in een Collegium Modicum , öf de Lyf-Arts van eenen Koning öf Vorst. ARCHPGRAPHER. ( Archigraphvs , L. of dp^t'/pd- p® , of dppfot, Chief, and y (d De voornaamste Magistraats Persoon te Atheenen, na de Af- schaffing van de Monarchy. ARCHONTICKS , Hereticks fo called , either from AacaoN their Ring-leader, or because they held that Arch-angels created the World; they de- nied the Resurre&ion , and faid,That the God of Sabaoth exercised a cruel Tyranny in the fe- venth Heaven ; that he engendered the Devil, who begat A3EL and Cahn upon Eve. Archo- niten, Ketters dus genoemd naar hunnen Aan- voerder Archon, om dat zy geloofden dat de A art sch - Engelen de IVaereld fchiepen ; Zy loo- ghende de Opstanding , en zeid n dat de Heere der Heirschaaren, in den zévenden Hémel eene wreede Tyranme oejfende ; dat hy den Duivel genereerde , die by Eva , Cain en Arel gewan, ARCH’TELIN , a Corn -Measure at Rotterdam , being three Pecks , .five Quarts, and near a Pint.. Een Achtcl, een Koorn-maat , houdende drie Pecks, vyf Quarts , en een Pint Engelsche Maat. ARCH TREASURER, the great Treasurer of the German Empire. Aarts -Schatbewaarder ; de Groot-Schatmeester van liet Duitsche Ryk. ARCH’WiSE, in the Shape or Form of an Arch. Boogswyze , in de Gedaante öf Vorm van een Boog. ARCILEU’TO (Ital. in Mustek Books) is an Arch- Lute , or a very long and terge Lute , differing buc a little from the Theorbo Lute, and is what the Italians use for playing a Thorough Bafs. Arci- leuto , öf Eerst - Luit ( in Muziek Boeken) is een zeer lange en grootte Luit , verschillende weinig met de Theorbo Luit , en word door de Italiaanen gebruikt om een doorgaande Bas te fpeelen. ARCFTENENT , ( Arcitenens , L. ) Bowbearing , carrying a Bow. Boogdraagend , draagende een Boog. AR’CO, (in Musick Books) a Bow or Fiddlestick, Een Strykstiik. ARCTA’TION, (L in Medicine) (training or crow- ding. Eene Verstopping van den Buik en de In- gewanden. ARC TICK, ( ArElique , F. ArUicus , L. of dpyri- xos , Gr.) Northern, Northward. Noorden, Noordwaards. ARCTICK Circle, (in Astronomy) a Iefser Circle of the Earth or Heaven, twenty-three Degrees, thirty Minutes distant from the Arfh'ck Pole. Noord-cirkel ( in de Stërrekunde) een kleinder Cirkel van de Aarde 'óf den Hémel , 23 Graaden 30 Minuten Afstand van de Noord pool. ARC’TICK Pole, the Northern Pole of the Earth or Heavens, fo called from Akctos, a Constel- lation very near it. Noord -pool, de Noorder- Pool van de Aarde óf Hémelen , dus genoemd naar Arctos , een Gesternte ’t welk daar zeer digt by is. ARCTl'UM, (in Botany.) Klifsenkruid. Zie BUR- DOCK. ARCTOPHYLAX, (of dj acne, a Bear, and are. arf. arg. ly , where they fat called Areopagus , 0 ? Mars s° HUI. Areopagiten , Raad sheer en van fot Hof van Atheenen , daar de Misdaadigen onderzögt wier den. AREO’PAGUS, (from Aft®-, Gr. for Mars , and a-ay©-, a Hill or Plain, an eminence) a Tri- bunal belonging to Athens, remarkable for the integrity of the Decisions , who fat in the open air in the night-time. Een Rechtbank te. Athé- nen , zeer beroemd wégens , de Billy kheid van deszëlfs Uitspraaken, dezelve wierd des Avmds onder den blooten Hémel gespannen. AREO’STYLE. Zie ARiEOSTYLE. AREOTECTON'ICKS, (in fortification ) that Part of ic which teaches to attack an Enemy fafe- ]y, and fight avantageously. Dat Gedeelte van de Vestingbouw , ’t welk leerd den Vy and veilig aan te tasten en met Voordeel te bevechten. AREOT’ICK Medicines, fuch as open the Pores of the Skin , and make them wide enough for evacuating by Sweat the Matter which causes the Disease. Geneesmiddelen die de Zweetgaten van den Huid openen en dezëlven wyd genoeg maa- ken, om met het Zweet de Stiïjfe te ontlasten die de Ziekte veroorzaakt. ARE'REISEMENT , (L. T.) Affright, Surprize. Schrik, Vrees, Verbaastheid. A’RES , ( in Medicine. ) Eene verborgen werkende kracht. To ARF/T , to impute into , to accuse. Cauc. Aan toe fchryven, aantichten, beschuldigen. ARETHUSA, (in Botany ) Een zéker Plantgewas. A’RETIA , ( in Botany. ) Een zéker Geslagt van Planten* ARFTO’CELLA , ( in Rntany .' < Een teder TndiaaosUi Gewas. ARETO’LOGY, (from «>t», Gr. Virtue, and Aa- f©-, a Discourse) a Treatise on Virtue; called likewise Ethicks or Moral Philosophy. De Lee- re der Deugden, of Zedenleer, als méde de Zé- delyke Wysbegeerte. ARF. ARF, affraid. Chauc. Verschrikt , bevreesd — ~ ARG. AR’GAL , hard Lees Picking to the Side of Wine* vefsels ; also called Tartar. Wynsteen , of Cre- mor Tartarie. ARGE’MON, (in Surgery.) Een Zweertje in’tOog, ARGEMONE , ( in Botany. ) Stekelige Maankop, IVilde bastard Heul. ARGENT, (F. Argentum, L. ) Silver or Coin. Silver , vf Geld. ARGENT’, (in Heraldry) fignifies the white Co- AR6. 147 Jour in Coats of Arms. De witte Kleur in de Wapenschilden . , ARGENTAN’GINA , (L.) the Silver Quinsey when a Pleader at the Bar , being bribed , feigns himself lick. De Zilverkvtaal , als de Pleiter voor de Balie zich ziek veinst. ARGENTA’RIA Crcta . Een volmaakt zuivere wit- te Aarde. ARGEjvj’TARII. Wifselaars en Zilver smits. ARGENTATION , (L. Argentum.) Verzilvering . ARGEN’TEUS , ( in antient Coins ) Een Zilverling 0 ARGENTEUM , ( L. among Botanists , and Physi- cians.) Verzilverd; Zilvervè'rwig. ARGENTINA, (in Botany.) Ganzerik , of -Zilver- schoon ; een Plantgewas. ARGEN’TINA, (in Ichthyology.) Zilver Vifschen . ARGENTUM Album, (in Domesday - Book) Silver Coin. Zilver Geld. ARGENTUM Dei, ( O. L. ) Money given as Ear- nest at the making of a Bargain. Een Gödts- penning. ARGENTUM Vivum , Quicksilver or Mercury* (blikzilver; Qtiik. ARGESTUS. Zie CAURUS. AR'GIL, ( Argilla , L. ) a white Earth like Chalk, but more brittle. Pot- Aarde , witte Aarde, ah Kryt , doch bröfser. ARGILLA’CEOUS , (of Argilla, L. ) of the nature of Potters Clay. P'ót aard- achtig, ’t geene den. Aart van Pöt-aarde heefp. ARGIL’LOYS , (from Argil) consisting of Clay; of the nature of Clay. Sand and Argillous Earth”. Bhown. Kleijig , het geene uit Klei Vestaal-, hei Ucn stun vuri Kiel, Zand of Mergel heeft. ARGOTL, Clay. Chauc. Klei, Leem • ARGO , ( Gr. in Antiquity ) the Ship wherein the Argonauts performed their famous Expedition. het Schip waar in de Argonauten hunne beruchte Onderneeming dee den. •ARGO -Navis , (L.) a Constellation in the Sou- thern Hemisphere , consisting of forty-two Stars. Het Schip ; een Gesternte in het Zuider Halfrond » naby den grooten Hond , bestaande in twee-en- veertig Sterren. AR'GOL, (C. T.) Tartar or Lees of Wine. Wyn- steen, öf Wyndroefsem ; Wynmoer. ARGOLETTER 3 , light -armed Horsemen. Ligt- gewapende Ruiters. ARGONAUTJCKS , the Title of feveral Poems 011 the Expedition of Jason and his Companions, in feching the Golden Fleece in the Ship Ar- go. Argonauten , de Tytel van verscheidene T a Ge- 148 ARG. Gedichten op de Reize van Jason sn zyne Med- gezellen, in het Schip Argo, om bet guide Flies te haaien. ARGONAUTS, a Company of Illustrious Greeks, who attended Jason in his Expedition. Argenau - ten , een Gezelschap van doorluchtige Grieken , die Jason op zyne reize naar Colchis vergezelden. ARGO SIES , (probably of Jason’s Ship Argo ) Ships, Vefse!s,&c. Schépen, Vaartuigen. To AR'GUE , ( argumenter ,. F. of arguere , L.) to discourse or reason; eo debate or dispute; to Ihew or make appear. Spreeken of redenee- ren ; Rédentwisten 'óf rédenkavelen ; Toonen of blykbaar maaken. AR’GUMENT (F. Argumentum ,L. ) a Reason or Proof; the Substance of a Treatise or Discour- se : a Subjeft to fpeak or write upon or about. Eene Drangreden öf Bewys ; de Inhoud van een Vertoog öf Rédenvoering , een Onderwerp om over te fpreeken öf te fchryven. AR’GUMENT , (in Law ) a Cause, Debate, or Suit ; a Controversy.’ Eene Zaak, Geschil, öf Pleitgeding ; een Geschilstuk. AR’GUMENT, (in Logick ) a Probability inven- ted to create Belief. Eene Waarschynelykheid , uitgedacht om iemand iets te doen gelooven. AR’GUMENT, (in Astronomy ) is an Arch by which the Artist feeks another Arch unknown , which is proportionate to the first. Argument ( in de Astronomie) is een Boog waar door men. een andere onbekende Boog zoekt , die niet dé eerste évenrédig is. APFGUMENT of Inclination , (in Astronomy ) is the Arch of the Orb of a Planet , which is com- prehended between the ascending Node , and fhf? P!a r\P tkat Planet- with j-ocpo^t to the Sun. De Boog öf Kring Van een Planeet , die begrépen is tufschen de opgaande Punt en de Plaats van- die Planeet ten opzichte van de Zon. AR’GUMENT' of the Moon's Latitude, is her Dis- tance from the Dragon’s Head or Tail , which are her two Nodes. De Afstand der Maane van het Hoofd öf den Staart des Draaks , ’t wè'lk haare twee Punten zyn. ARGUMEN’T AL , (from Argument ) that which is formed upon the Deductions of Reason ; be- longing to Argument , Reasoning. Betooglyk , het geene op het Betoog der Réden gegrond is, tot eene Drangreden , öf Re dene ering behoo- rende. ARGUMENTATION, a reasoning or proving by Arguments; a disputing for or against. Eene Redeneering , öf Betoog door Drangrédenen ; eens Rédentwisi voer öf tégen, ARGUMENTATl’VE, convincing in the Way of arguing. Overtuigende door Redeneering, ARG. ART. ARGUT’E , ( argutus , L. ) fubtle , witty ; also thrill. Spitsvinddg , fchrmder , als méde fchril. ARGUTTCKS , ( in Rhetoric . ) Schrandere en gepas- te Spreekwyzen. ARGYROD’AMAS , ( of’ApyJp.'ov Silver, and a Diamond, Gr.) a precious Stone of a S lver Colour. Een Edelgesteente van een Zilver-kleur. ARGYRO’PiEIA , ( Gr. among Chy mists . ) Eene ge- waande verandering der Ertsen in Zilver. ARG YRO’TRO PHEM A , ( among Physicians. ) Mëlkspyzen töt Maatiging van de inwendige Hitte, ath. A’RIA , (Ital. in Musick Books ) flgnifies an Air, Song, or Tune. Een Air, Zangwyze , Stem- me , öf Toon. A’RIANISM , the Doóhine and Opinion of that noted Heretick Arius , who denied that the Son of God was of the fame Substance with the Father. Arianendom , de Leere en het Ge- voelen van dien beruchten Ketter Arius , die ont- kende dat de Zoon van Gait eenweezig was met den Fader. A’RIANS , the Disciples and Followers of Arius; fuch as hold his DoCtrine. Arianen , de Leer » lingen en Navolgers van Arius; die zyne Leere belyden. ARICY’MON Fecunda , ( among Physicians . ) Eene Fruchtbaare Frouw. A’RID , (aride ,¥. of aridus , L. ) dry. Bar, droog , onvruchtbaar. A’RID , ploughed. Cha-uc. Geploegd. To A’RIDATE, ( aridare , L.) 10 matte dry. Droog mank om • IjjtAmngPIl. ARIDITAS Corporis, (in Surgery.') Een uitgedroogd mager Lighaam. A’RIDITAS Oris, ( among Physicians . ) De Droogte van den Mond in heette Koortzen. ARIDITY, (Aridité., F. of Ariditas , L. ) Drynefs. Droogte , Droogheid. ARIDITY, (in a figural Sense) a State of Insensibi- lity, or want, of Ardency in Devotion. Een Staat van Ongevoeligheid, Gebrek aan Tver in den Gödtsdienst. ARID’URA, (L. among Physicians . ) Eene Teering door alle de Léden. ARIE’REBAN, (F. oftfeee, an Army , and gsan, an Edict , Teut . ) the Kings Proclamation to fummon to the War all that hold of him. Eene Afkondiging van den Koning om alle zyne Fa- scillen töt den Kryg te roepen. ARIES , ( in Astronomy ) the first Sign of the Zodiack , into which the Sun enters in the Beginning of March j * AR I. , March, denoted by this Character (V)- E)e Ram, het eerste Téken in den Dierenriem , waar in de Zon in ‘t begin van Maart treed , etl word, aangewézen door het Karakter ( V ). ARIES , ( in Antiquity. ) Een Storm-ram. To A’RIETATE , (from Arieto , L. ) to butt, or to attack with the head, like a Ram. Stooten, met het Hoofd aanvallen , gelyk een Ram. ARIETA’TiON , (from arietate) a butting, push- ing , or battering ; the Collision of Particles with each other. „ Tumultuary Motions and Arietations of other Particles ". Glanvill. Klopping of Stooting, de Saamenstooting der Le- dekens tégen malkander. „ Onstuimige Bewee- weeging of Saamenstooting van andere Deeltjes. ARIETTA, ( Ital. in Mustek Books') flgnifies a lit- tle fhort At, Song or Tune. Airtje, een kort, vrolyk Liedtje, of Z.angwyze. ARIEVUM Levatio, ( O. L.) a fportive Exercise; a fort of Tilting , or Running at the Quin- tain. Een fpeelende Oeffening ; met dm Speer rënnen. ARIG’HT , well , truly , as it ouirhi- to he. Recht zo , wel, juist , uzA l,p* behoord. 'ARIL’LUS , ( in Botany. ) De Zaad - dop , Zaad - fchil ; als méde de. Kérns öf Zaadsteentjes in de Beziën- ARINDRA’TO , (in Botany .) Een Boom, die op Ma- dagascar groeid. ARIOLATION, (L.) Soothfaying. Waarzegging, Goedergelukzëgging. ARIO’SE, / ( Ital. in Musick Books ) fignifies the ARIO’SO, V Movement or Time of a common Air, Song or Tune. De Beweeging , of Maat van een gewoone Zangwyze , Toon of Liedtje. ARISAH, (in Botany . ) Een heerlyke Vrucht die in de West* Indian groeid, gelyk groote zwarte Kërfsen. ARISA’RUM , (L. in Botany . ) Een zéker Gewas dat veel gelykheid met de Aardveil heeft. To ARI’SE, to rise up, to take rise, proceed from. Opryzen, opstaan, uit voort komen. ARISTA , (L. in Botany ) a long ilender Beard growing out of the Husk of Corn. Baard', • Aair baard , Koorn-aair-baard ; het dunne Jlêke- liga Deel, dat uit de Duist (Gluina) der Koorn- aairen fchiet, ARIS’TID A , ( in Botany , ) Een gantsch Geslagt van Planten. ARISTOCRACY, ( Aristocratie , F. Aristocratia , L. of t Aptro>ep»Ts« 6 , of , the best , and xpcèrof, Power, Gr.) a Form of Government where the fupreme Power is lodged in the No- bles and Peers. Eene Regeerings-Vorm daar de op * perste Macht in den Adel enRyksraaden huisvest. ART. ARK. 24$ ARISTOCRAT I CAL, ICAristocratique , F. Arista- ARI 3 T O CR A TICK , 5 craticus , L. of ’Ap ITQXpSt- Gr. ) belonging to Aristocracy , or the Form of that Government by Nobles and Peers. Tiit eene Adel-regeering behoorende. ARISTOLO’CHIA , (from «jus-©-, Gr. and in Botany ) Birthwort. Geboorte -Kruid , Hol - Wortel. AFvISTOTETJAN , (from Aristotle) agreable to the Doctrine of Aristotle. Aristoteliaansch , overeenkomstig met de Leere van Aristoteles. APJS’TON, ( in Roman Antiquity ) Het Middag « maal. ARIS’TON Magnum ff Parvum,(L in Pharmacy ) Geneeesmiddelen tégen de Long -ziekt e , Buik-pyn * en Koortsen. ARLSTOPHA J NEION , ( in Surgery . ) Een weekmaa- kende Pleister. APJSTO’XENERS , (in Antient History.) De gee- nen die de Tufschen-poozingen in de Zang-konst , enkel naar het Gehoor pleegen te richten. ARITH’MAN’CY, ( of clpiQgj'hs Number , and yjxvhl* Divination, Gr.) Divination by Numbers. Een Soort van Wichelaary , öf Raadzel verklaaring door Getallen. ARITHMETICAL , (-Arithmetique , F. Arithmeti- cus , L. of ’’ApsHf/jiiTiKos , of xpd’yj< 3 $ , Number, Gr. ) of or belonging to Arithmetick. Réken- konstig, tot de Rékenkonst behoorende. ARITHMETICAL Complement of a Logarithm , is what that Logarithm wants of 10,000000 , &c. Piet geene de Logaritbmus aan 1 0,000c 00 enz» ontbreekt. ARITHMETICAL Progrefsion. Zie PROGRES- SION. ARITHMETICAL Proportion. Zie PROPORTION, ARITHMETICIAN , ( Arithmeticien , F. of Arithme - ticus , L. of ‘Apiêyjirtxxif , Gr.) one fkilPd in Arithmetick. Een Rékenmeester , een die in de Rékenkonst ervaaren is. ARITH’METICK , ( Arithmetique , F. of Arithmetica L. of ’Api 6 (Aj£Ti>di , of dprfpuo 5 , Gr. ) a Science which teaches the Art of Accompting, and all the Powers and Properties of Numbers. De Réken- öf Cyjferkonst , eene Weetenschap leerender de Konst van rékenen en alle de Vermogens en Eigenschappen der Getallen. ABJTH’MOM AN C Y, Zie ARITHMANCY. ARK. ARK, (Are, F. of Area, L. ) a large Chest to put Fruit or Corn in ; a Kind of Ship or Boat ; as Noach's Ark, &c. Een groote Kist om Fruit öf Koorn in te doen ; een Soort van een Schip öf Schuit ; als Noachs Ark, enz, T 3 ARK 150 ARK. ARL„ARM. /RK of Vie Covenant , the Chest in which the Ta- bles of the Levitical Laws, &c. were kept. De Arke des Verlonds ; de Verbonds Kiste waar in de Levitische Wetten i enz. bewaard wierden. APK }(‘ n Geometry) fome Part of the Circunv /'RCH r l' erence a Circle. Boog, een Gedeelte 1 " ’ 5 van den Omtrè'k van een Cirkel. ARK of Direction, £(in Astronomy) is that Ark ARK of Progrefsion , 5 of the Zodiack which a Pla- net appears to describe , when its Motion is forward , according to the Order of the Signs. Boog van Direébie öf Progrefsie, is die Boog van den Dierenriem , dis eene Planeet fchynd te be - schryven, als liaare Beweeging voorwaards is. Vólgens de Order van de Tékenen . ARK of the first and Jeconcl Station, (in Astronomy) an Ark which a Planet describes in the former or latter Semi -Circumference of its Epicyle, when it appears Pationary. Boog van de eerste en tweede Stilstand, ( in de Astronomie) is een Boog die een Planeet beschryft , in de eerste óf laatste halve Omtrè'k van haaren Bykring wanneer ze fchynd ftil te fitaan. ARK of Retrogradation , ( in Astronomy ) is that which a Planet describes when it is retrograde, or moves contrary to the Order of the Signs. Boog van terugkeering , (in de Astronomie) is die Boog welke een Planeet beschryft , als zy ag - terwaards keerd , óf tégen de Order van de Té- kenen beweegt. , ARL, AR’LES Penny , (C.) Earnest Money given to Ser- vants when they are first hired. Een Huur- pennig ; Geld ’t geen men aan de Dienstboden geeft , wanneer men hen huurd. ARM. ARM, (Armus, L. ) Arm; also the Pinion of a Bird. De Arm ; als méde de Vleugel van een Vogel. ARM , ( in Geography. ) Een Arm van de Zee die Landwaarts inloopt. ARM of an Anchor , that Part of it to which the Flook is fet. De Arm van een Anker, dat Ge- deelte daar den Haak aan gehecht is. ARM, (in Rfding , is applied to a Horse, when by prefsing down his Plead, he endeaveours to defend himself against the Bit, to prevent oby- ing, or being checked thereby. Het Bit op de Tanden neemen , is als een Paerd zyn Kóp né- der drukkende , zich van het Bit poogt te ontdoen, om daar door niet beteugeld te worden. ARM, (in a figural Sense) the Branch of a Tree; Power. De Tak van een een Boom ; Macht. To ARM, (armer , F. of armare , L. ) to furnish with, or put in Arms. Wapenen, van Wapenen voorzien, Sj in ’t Geweer komen. ARM. To ARM a Horse , to flioe a Horse. Een Paerd beslaan. > To ARM a Loadstone. Een Zeilsteen monteeren. To ARM a Shot, (among Gunners ) is to rollOkam, Rope-yarn , or old Clouts , about the End of the Iron Bar which pafses thro’ the Shot. De yzeieSpil die door den Schoot gaat met oud Touw t Hemp öf oud Zeildoek bewinden. ARM A dare, (i. e. to give Arms, L. ) to dub or make a Knight. Ridder fiaan. ARMA deponere , ( to lay down Arms , L. ) a Pu- nishment enjoined when a Man had committed an Offence against the King, De Wapenen neer leggen.] Eene f raffs opgelëgt aan iemand die té- gen den Korting misdaan heeft. ARMA libera, (Free-Arms, L. ) a Sword and Lan- ce, usually given to a Servant when he was made Free. Vry wapenen, een Zwaard en Lans welken men doorgaansch aan een Dienstknëgè pleeg te geeven als hy vry gemaakt wierd. ARMA moluta , (in Law) iharp Weapons that cut, not fuch as bruise. Scherp Geweer, 3 t gee- nefnyd maar niet kneust. ARMA’DA ">( Span . ) a great t? avy , a Wavy well ARMA’DO * r armec ^ or manned. Een Vloot Oor - ’ ) logs chip en. ARMADILTffO , a Creature in the West- Indies; whom Native has fortified with a Skin like Ar- mour. Een Schildvarken , een Beest van grootte als een Kat. AR'MAMENT , (Armement, F. of Armamenta, L.) a Store - house for Arms ; also the Arms and Provisions of a Navy. Een Arsenaal , Wapen - huis , de Plaats daar de PVapens en het Geweer bewaard worden , als ook het Geweer en de Behoef- tens voor eene Vloot. ARMA’MENTARY. Zie ARMAMENT. AR’MAN , (among Farriers) a Confefbïon to pre vent or cure a Lofs of Appetite in Plorses. Een Concërf om de verhoren Eetlust in Paerden ts herstellen. ARMARIUM, (L. among Chymists.) Een Bewaar- plaats. ARMARIUM Unguentum , a fympathetick Oint- ment, or Weapon Salve , by which Wounds are faid to be cured at a Distance, by only drefsing the Weapon. Wapenzalf; een Sympa- , thetische Zalve „ waar méde men voorgeeft Won- den op eenen Afstand te kunnen geneezen, met het Geweer daar méde te verbinden. AR MATURE , ( Armatura , L. ) Armour ; also Skill in Arms. Wapenrusting , Wapening , als ook Wapenkundig. AR 3 ME . (in Surgery.) Een Naad in een Been, aU in 't Bekkeneel. AR’MED, ARM, AR’MED , (in Heraldry) the blazoning the Feet and Beaks of Cocks , and all Birds of Prey , which are always painted of a different Colour from the Birds themselves. Het blazoenen van de Pooten en Bekken der Hamen en allerlei Roof- vogels , die met eene andere Kleur dan de Vogels zelfs ) geschilderd worden. 4R’MED , (among Sailors) a Ship is Paid fo to be, when it is fitted out and provided in all re- spects for a Man of War. Gewapend , dit zegt men van een Oorlogschip , als het volkomen toe- gerust is. .€R'MED,(of a Loadstone ) is when it is Capped or Cased, i. e. fet in Iron, in order to make it up the greater Weight ; and also to distinguish readily the Poles. Gewapend , van een Zeilsteen gésprooken , is , als hy gemonteerd 'óf met Tzer beslagen is, om hem dies te zwaarder te maa- ken, als méde om de Poolen des te gereeder te onderscheiden. ARME’NIANS , (in Church History) a Sect or DP vision among the Eastern Christians; thus cal- led from Armenia, the Country antiently inha- bited by them. Armeniërs , eene SeSte van Oos- tersche Christenen, ARMS’ NiAN Stone. De Armenische Steen ; een Persiaansche Steen , zynde Bergblaauw öf Azuur van kleur. ARME’RIUS Flos, (L. in Botany.) Hoe langer hoe liever ; een Bloem. ARM’GAUNT , Slender , or flarved. „ An Ann- gaunt Heed’ 1 . Shakesp. Mager , uitgehongerd. „ Een uitgehongerd Ros”. ARM’GRETE, as thick as one’s Arm. Zo dik als iemands Arm ; Arms-dikte. AR’MIGER , (L. i. e. Armour-bearer, of arma and gero) a Title of Dignity, one that bears Arms to a Knight; an Esquire; a Squire of the Body. Wapendraager ; een Tytel of Waardigheid van iemand die het Geweer voor een Ridder draagt; een Schildknaap. ARMIG’EROUS, (armifer , L. of arma and fero) bearing Arms or Weapons. Wapens óf Geweer draagende. ARMIL’LA , ( Armilla , L.) a Bracelet or Jewel worn on the Arm or Wrist; one of the Coro- nation Garments. Een Bracelet of Juweel 'em den Arm öf het Gewricht van de Hand; eene van de Kroonings Cieraaden. ARMIL’LA Membranosa , (among Anatomists) a circular Ligament, comprehending the manifold Ligaments of the whole Hand in a Kind of Cir- cle. De dwarfse Zenuw by het Gewricht van de Hand, die de gantsche Wortel van de Hand als in een Ring omvat. ARMIL’LARY, (from Armilla, L. ) fomething that is circular , in Allusion to the Surrounding of a ARM. 1 51 Bracelet. Ringswyze , met toespeeling op het om- ringen van een Armband. ARMIULARY Sphere , (among Astronomers) is the greater and lefser Circles of the Sphere . made of Brafs, Wood, or Paste -board, &c. put to- gether in their natural Order, and placed in a Frame, fo as to represent the true Position and Motion of those Circles. De grooter en kleinder Kringen van den Kloot , van Koper, Tzer , Bord- papier, enz. gemaakt , in hunne natuurlyke Or- der faamengevoegt , en zodanig in een Lyst ge- vat , dat dit Instrument , de waare Gesteldheid en Beweeging’ van dee ze Kringen aanwyst. ARMIL’LATED , (armillam gersns) wearing Bra- celets. Gebracelet, met Armbanden voorzien. ARM’INGS , (in a Ship) White, or Red Cloths hung fore and aft on the outside of a Ship ; those on the Tops are named Top -armings. Witte öf roode Vlaggetjes die voor en agter buiten aan een Schip gehangen worden » Die aan de Tóppen noemd men Top armings. ARMINIANISM, is the Doflrine of thé Arminians , fo called from Jacobus Arminius , who held Grace and universal Redemption. Arminiaansch , (ie JL.ee rc Uct Tnmnluan&tn , — /ƒ:/.- grtnoemd no, CIV Jacobus Arminius , die d,e algemeene Genade en Verlöfsing leerde. ARMITOTENCE , ( from Anna , L. Arms , and Potentia , L. Power )• Power , or Powerfulnefs in War. Sterk in Wapens, machtig öf vermo- gend in den Oorlog. ARMI’POTENT , (armipotens , L.) powerful in Arms. Machtig in Wapenen. ARMIS’ONOUS , ( armisonus , L. ) founding or rust- ling with Arms. Het klinken Öf raatelen van ’t Geweer, Wapenkreet. ARM’! SLICE , ( Armistitium , L ) a Cefsation of Arms for a ihort Time. Een korte Stilst ant van Wapenen. ARM’LET, a Piece of Armour for the Arm, also a Bracelet of Pearl. Een Wapenschild ; als mé. de , een Armsnoer van Paerlen. ARMOI’SIN , (F-) Armozyn , een Soort van een dunne Zyde. ARMO’NIACK , I the Native, described by the Sal ARMONIACK, y Ancients, was to be found among the Libyan Sands, near the Temple of Jupiter Ammon; but the Artificial is only known- to us, which is nothing but a -bitter Sait made of Urine, Soot , Sal Gem , &c. Ammoniak , een Soort van vlug Zout . ARIMOR. Zie ARMOUR. ARMO-'RACIA , (in Pharmacy.) Péper -wortel , Mie- riks -wort el. ARMO’RIAL, (F.) belonging to an Armory. Tit een Arsenaal behooren.de . Ail 15a ARM, AR’MOPvY , (in Heraldry ) the Art of displaying or marshalling all fores of Coats of Arms , and appointing to them their proper Bearings. Wa • penkonst, de Kunst om allerlei Soorten van Wa- penschilden te formeren en de gepaste Tékenen daar in te plaatzen. AR’MOUR, {Armure, F. of Armatura, L.) defen- sive Armour that covers the Body , warlike Harnefs. . Wapenrusting , he schuttende Wapens die het Lighaam dekken , als een Harnas , enz. ARMOUR-BEARER , he that carries the Arms of another , in Romances a knight’s Esquire. Wa- pendraager , die het Geweer voor een ander draagt , de Schildknaap van een Ridder. ARMOU’RÈR , ( Amurier, F. of Armament arms , L ) a Maker and Seller of Armour. Een Har- nas -maaker ; een die Krygs-waapenen maakt öf verkoopt. AR MOURY, ( Armoirie , F. of Armarium , L. ) a Store-house of Armour , a Place where Arms are laid up and kept. Een Arsenaal. ARMS, ( Annes , F. of Arma, L. ) all manner of Weapons for fighting. Allerlei Soort van Ge- weer om méde te Vechten. ARMS, (in Heraldry) the Badges of Distinction , Escutheons , or other Marks of Honour, given by Sovereigns. Wapens ( in de Herautkonst) de Tékenen van onderscheiding , of andere Eere- tékenen, door een Souverein geschonken. ARMS, (in Falconry) the Legs of a Bird of Prey, from the Thighs to the Feet. De Pooten van een Roofvogel van de Dei tot de Klaauw. ARMS of Courtesy, or Parade. Wapenen van Pa- rade , als ongevè'lde Lancen , Stomp e Dé gens , enZ • in de oude Tournooi fpeelen gebruikt. Pafs of ARMS , ( in antient History. ) Een Soort van Gevecht , waar by één öf meer Ridders onderna- men, een Pas öf Do ortöcht , tégen alle aanvallen te beschermen. Charged ARMS , ( in Heraldry. ) Wapens die behou- dens hunne oude Echtheid en Waarde , met eeni- ge nieuwe Eere-Tékenen verrykt zyn. Canting or Vocal ARMS Wapens die uit iemands Naam gesmeed zyn. Spreekende Wapens. Full or Entire ARMS. Wapens die hunne oude Zuiverheid zonder eenig byvoegzel öf verandering behouden hebben . Falls ARMS. Waapens die Jlrydig zyn tégen de Ré- gels der Wapenkunde. AR’MY, {Armee, F. of Anna, L. ) a great Num- ber of armed Men or Soldiers, colle&ed into one Body , and under the Command of a Ge- neral. Heir , Léger , Heirléger , een menigte van gewapende Mannen, öf Söldaaten , tot één Lighaam vergaderd en onder het Bevel van één Kr ygs hoofd. ARN. ARO. ARN. ARNA’CIS. Een Lamsvël met zyn Wol.. ARNFCA, (in Botany.) Moeder Wortel. (O.L ) a Disease that makes the Hair fall off. Eene Ziekte die het Haair doet uitvallen. ARNAL’DIA , ARNOL’DIA, ARNO’GLOSSCM , (in Botany.) Weegbree ; Lam- tongen ; een Plantgewas. ARNOLD’IST , (in Church History) Se&aries fo called from their Leader Arnold of Brefsia, who was a great Declaimer against the Wealth and Vices of the Clergy. Arnoldiaanen öf Bres- siaanen , eene Secle van Waldensen , dus ge- noemd naar Arnold van Brefsia. ARO. •9 ARO'BE , a Portuguese Measure for Sugar , containing twenty-five (Bushels. Arobe, een Portugeesche Suikermaatte van twintig Schépels. AROFNT , avant , Band off, begone , &c. Sha- kesp. Scheer] e weg , Jla af , pakje biezen. ARO’MA , {’Apufijct,, Gr. ) fweet fmelling Spices, Herbs, Flowers, Seeds, or Roots; or Cafsia, Cinnamon, uiuvto , a.<— van allerlei Soort. ARO’MA Germ anor um , (in Pharmacy.) Jenéver- Beziën. ARO’MA Philosophorum. Bloed Steen- Bloemen. AROMA’TARIUS. Een Kruidenier. AROMAT’ICK, Maromatique , F. aromaticus , L. AROMA’! 1CAL , S of ’Apwyjx\iKac, , Gr. ) odorife- rous, of a fweet, or fpicy Smell, fweet-feen- ted , perfumed. Welriekend , Specery-achtig » aangenaam van Lucht , geparfumeerd. AROMATIZA’TION, 'l is a mingling of any Me- AROMATIZ ING, J dicinewith a due Propor- tion of Aromatick Spices , Drugs , &c. Aro- matïzatio , het mengen der Medicyuen met een behoorlyke Veelheid van welriekende Kruiden , om dezelve aangenaam te maaken. To AROMATIZ’E, (from Aroma, to mix or fcent with Spices. Met Speceryën mengen , een Spe - cery lucht geeven. To AROMATJZ’E, ( in a figural Sense) to make any Thing agreeable which in its own Natu- re would be loathsome. Kruiden ( Verb. ) iets aangenaam maaken ’t geene in zich zelfs walg- lyk zyn zou. AROP’H, (in Pharmacy ) Bloemen van Bloed-jleen, en Sal Armoniac. AROS BRANCHE, (in Botany.) Een Mallabaarsch Plantgewas J t welk ten Mans lengte hoog groeid. AROURA , (apovpct, Gr. ) a Grecian Measure of fifty Feet. Een Grieksche Maat van vyftig Voeten ARO. ARP. ARQ. ARR. Voeten lang ; de E'iptische Aroura , was een vierkant van honderd Voeten. A ’ROUSE , (Aft.) ro wake from (leen; to excite an Indolent Person to Aétion ; to fHmulate Uit den Slaap opwekken; een traag Mè'nsch aan ’t Wè'rk helpen ; aanspooren. ARP. ARPEG’GIO, (Ital. in Musici Bools ) is to cause the feverat Notes or Sounds of an Accord to be heard, not together, but one after another, beginning always with the lowest. De onder- scheidene Nooten öf Geluiden van een Accoord- Muziek doen hooren , niet te gelyk : maar den één na den ander , beginnende altyd met de laagste. AR’PFN , ARJPENT. (OR. Arpent, F.) an Acre or Fur- . Jong of Ground. Een Akker, öf hal- we Morgen Lands. ARQ. ARQUzA’TA. Een Vogel van dien Naam. ARQUA’TUS Morbus , (L. of Arquus, or Arcus Calestis, L. ) the Jaundice, a Disease fo called from its resembling the Colours of the Rain- bow. De Geelzucht; een Kwaal dus genoemd van haare Gdykheid met de Kleuren van den Regenboog , ARQUE’BUSADE , (F. in Chymistry . ) Een Geest uit verschelde Planten gedisteleerd. ARQUE’BUSADE, a Shot of an Arquebuse. Een Snaphaan fchoot. ARQUFBU’SE. /( Arquebuse, F.) a large Fland» HARQUEBU’SS, S Gun , fomewhat bigger than a Musket. Een lange [< Snaphaan , iets grooter dan een Musket. ARQUEBUSI'ER, (F.) a Soldier that bears an Ar- quebuse. Een Arquebusier. ARR. - ARR , a Scar. Een Schrap , öf Lidtékm. ARRACH, ?(in Botany ) in ose of the Herbs with ORRACH, S* a petalous Flower , in Latin called Artiplex ; of this there are feveral Sorts : As the common , funking , and Sea Orrach, &c. Arrach, een byzonder Soort , van Kruid met een volkomen Bloem, in ’ t Latyn Artiplex genoemd , men heeft van dezelve verscheidene Soorten; als de gemeene , ft inkende , en de Zee Orrach, enz. ARRACHE’E, (in Heraldry . ) Bit zegt men van Planten die in een Wapenschild af geheeld , en by de Wortels opgescheurd zyn. ARRAIA’TIO Peditum , (O. L.) the Arraying of Foot-Soldiers Het fchaaren van ’t Voetvolk. ‘To ARRAPGN, ( arranger , F. to fet in Order) to ARR, 153 put a Thing in Order, or in its due Place. In Order fchikken, op zyn behoor lyke Plaats zetten . To ARRAPGN tbe Afsize , (in Law Term ) is to cause the Landlord to be called to make the Plaint, and to fet the Cause in fuch Order, as tbe Tenant may be forced to answer thereunto. Het roepen van een Landheer om den Eisch te doen}, en de Zaak in zodanige Order te brengen , dat den Huurder genoodzaakt zy daar op te ant- woorden To ARRAPGN a Prisoner, (in a Cowt of Justice ) is when he is indicted, and brought forth in order to his Trial , to read the Indictment to him, and put the Question to him whether he is Guilty, or not. ,, Arraign you for Want of Knowledge”. Dryd. Een Gevangen dagvaar- den, is, als hy beschuldigt is , en voortgebracht word om verhoord te worden , het voorleezen van de Beschuldiging , en het doen van de Vraag öf hy fchuldig is öf niet. „ Ik dagvaardt u over Gebrek aan Kennis’'. ARRAIGN’MENT, ( Arrangement , F. a Petting ia Order) the Arraigning a Prisoner. De Terecht- stelling , - öf Verhooring van een Misdaadigen. To ARRAN’GE , (Arranger, F.) to dispose , or put ih order including the fecondary Idea of Art, or Skill. Schikken, in Order brengen, in- sluitende het behulpzaam Denkbeeld van Komt öf Vernuft. ARRAN’GEMENT , (from Arrange ) the Act of Putting or placing Things into order, including the Idea of Skill, Art or Judgment. De Daad van het fchikken öf in Order brengen der Dili' gen , insluitende het Denkbeeld van Vernuft , Konst , öf Oordeel. AR’RANT , meer , downright , as an arrant Dun- ce, Fool, Knave, &c. Lout ci , 7 echo, als , een rechte Plompen , Gek , Guit , enz. AR’RANT LY, (from Arrant ) in a notorious, in- famous, or fhamefull Manner. Op eene berug- te , eerlooze of fchanclelyke Wyze, AR’RAS. Een Soort van Papegaaijen. AR’RAS Hangings , Tapestry made at Arras in the County of Artois in Flanders. Behangzels, die te Arras , in 't Land van Artois , in Vlaan- deren gemaakt worden. AR’RAY, (Arraye, O. F. ) Order. Order. AR’RAY, (i n Law) a ranking, ordering, or Pet- ting forth a Jury impanelled upon a Cause. Het fchikken, ordoneeren van gezwooren Man- nen töt het beslifsen van eene Zaak aangesteld. AR’RAY, (Art of War ) the drawing up or ran- king of Soldiers in Order of Battle. Het fchaa- ren , öf in Slag - order bréngen van het Krygs- völk. Battle AR RAY. Een Léger in Slag-örder geschaard' V To AR- ?54 ARR. To AR’RAY , (array er, F. ) to draw up and dis- pose an Army in Order of Battle. Een Léger in Slag-order fchaaren ; doen oprekken. ARRAY’ERS , ( Arrayeurs , F. ) CommLfsioners of Array , certain Officers , whose Businefs was to take care of the Soldiers Armour, and to fee them duly accoutred. Zékere Officieren öfAmp- tenaaren , wier Bézigheid was Zorg te draagen voor het Geweer der Söldaaten , en toe te zien dat zy wel toegerust waren. ARREARAGE, ((arriere, F. behind, backward) ARREARS, f Debts remaining on anold Ac- count. Agterstallen ; Schulden die vanoude Re- keningen over bléven. Rien ARRE'AR , (in Law.') Niets ten agteren, is als iemand om Agterstallen gedagvaard wordende zegt, ‘er geene verschuldigd te zyn. JLRRECTA’T US , (L. T ) fuspefted, accused of, or charged with a Crime. Van eene Misdaad verdagt , Öf daar méde beschuldigt. lo AREED , to award. Milton. Vonnis uit- spreeken. ARRENATUS , (L T ) arraigned , or brought forth to a Trial. Gedagvaard , öf voor ’t Ge- récht gebracht. ARREN TACTION , (in Law ) is the licensing an Owner of Lands in the Forest, to inclose them with a Hedge and a little Ditch, under a year- ly Rent. Eene Vergunning aan den Eigenaar van Landeryën in een Bosch , om dezelve met een Hegge en kleine Sloot in te fluiten, mits jaar - lyksch een zékere Rente betaalende. ARREPTFT10U5 , ( arreptitius , L. ) fnatch’d away; also crept in privily. Weg gerukt , als méde heimelyk ingedoopen. To ARRES’T , ( arrester , F. ) to flop or flay; to feize the Person of a Debtor. Grypen , den Persoon van een Schuldenaar vatten. ARRES’T, fin Law ) a legal taking of a Person, and restraining him from Liberty. Het wettig ge- vangen neemen van een Persoon , en hem zyne Vryheid beneemen. ARRES’T of Judgment. Eene Opschorting van een Vonnis, door het geeven van billy ke Rédenen, waarom 't zélve niet uitgesproken behoorde te worden. To Plead in ARRES’T of Judgment , to Drew Cau- se why judgment fhould be flayed, notwith- standing the Verdifit given. De Oorzaak aan- toonen waarom een Vonnis niet behoorde uitge- gevoerd te worden , onaangezien het zelve ge- veld is. ARRES’T , ( in Horsemanship ) a Mangey humour between the Ham and Postern of the hinder Leg of a Horse. Een Schurfdig Gezwel aan ds Ag- post van een Paerd. ARR. ARRESTAN’DIS Bonis, ne difsipentur , a Writ from him whose Cattle or Goods being taken; during a Controversy , are like to be wasted and con- sumed. Een Schriftelyk Bevel van hem wiens Vee en Goederen , beslagen zynde , gediturends het Rechtsgeding gevaar loopen van te bederven. ARRF.S PAND O ipsuin qui pecuniam recipit ad pra- ficiscendum , &c. a Writ for the Apprehension of him who has taken Prest-Money towards the King’s Wars, and hides himself when he fhould go. Een Schriftelyk Bevél tot gevangen - neeming van iemand , die Handgeld genomen heeft on in den Kryg te dienengen zich verbergt als hy gaan moet. s ARRESTO fado fuper bonts mercatorum alienigena- rum , a Writ for a Denizen against the Goods cf other Country-men , found within the King- dom, in Recompense of Goods taken from him in that foreign Country, after a Denial of Re- stitution. Een Schriftelyk Bevè'l voor een Vreem- deling die zyn Burgerrecht heeft verkregen , té- gen de Goederen van andere Landslieden , die in het Koningkryk gevonden worden, töt Schaa’ver - haaling van Goederen die men hem in dat vreemd Land heeft af genomen , na dat de Teruggeeving geweigerd is. ARRE’T, (F.) the Decision of a Sovereign Caurt; or Court of Judicature. Het Vonnis öf d* Uitspraak van een Souverein Höf , Öf Recht- bank. ARREST’S, (Arêtes , F. ) the fmall Bones of a Fisb, De kleine Graaten van een Visch. ARRET’ TE D , (arrettatus, L. in Law ) he who is fummoned before any fudge, and charged with a Crime; also imputed or laid unto. De geene die voor een Rëcliter gedagvaard , en van eene Misdaad beschuldigt is; als méde aangeticht , op- gelëgt. To ARRID’E , (arridere , L. i. e. ridere ad') to finile or look pleasantly upon ; to consent by finding. Smylen, toelaghen ; door een vriende - lyke Lagh toestemmen. ARRHA’BONARII , (a Gctl uf Chrirtians.) Arrho- bonarianen, eene Sëcte van Christenen. ARRHA'EA , ( L. in Medicine . ) Allerlei Verstopping , maar byzondsr die van de Vloed der Vrouwen. ARRHE’PIS , ( in Anatomy . ) Het elfde van de twaalf Wërvel-beenen van de Borst. ARRHOS’TIA, (in Physiology.) De zwakheid des Gemoeds , öf van het Verstand, byzonder in wel- lustige Vrouwen. ARRIE’RE-FEE, orFEEF, (F. ) a Fief depending on another. Een Leen dat van een meerder Leen afhangd. ARRIË’RE Guard, (F.) the Rear of an Army „ or that ARRIE’RE-BAN. Zie ARIERE-BAN. *55 ARR. that Part of it which marches after the main Body. De A^terhoede van een Léger. ARRIE'RE Vajsal , the Vafsal of a Vafsal. De Vassal, of Huurder, van een ander Vafsal of Huurder. ARRI’SiON , (L.) a toiling upon. Toelagging, f my ling. ARRI’VAL, ( Arrivés , F.) arriving, or coming to. Aankomst. ARRl’ VANCE, (from arrive ) Company expected to come. ,, Expectancy of more Arrivance ”. Shakes?. Vervaagt Gezelschap. „ Verwachting van meerder Aankomst To ARRFVE , ( arriver , F. q. d. ad rivum venire ) to come to a Shore ; also to come to a Piace; to attain to, to compafs a Thing. Aan Land komen ; als ook op eene Plaats komen ; bereiken , iets bevatten. ARRO’BA , a Weight used in Spain , Portugal , Goa and through all Spanish Amerika. Een Gewigt in de Spaanscbe WestTndiën in gebruik , doch op ieder Plaats onderscheiden in Zwaarte. To ARROD’E, (arrodere , L. q. d. rodere ad, i. e, circum ) to gnaw round about. Rondt om af- knabbelen. AR’ROGANCE, ") (F. Arrogantia , L ) Haughti- AR’ROGANCY, J nefs , Prefumption , Pride, Seif Conceit. Trotsheid, Vermetelheid , Hovaar- dy , Inbeelding. AR’ROGANT , (F. arrogdns , L. ) that arrogates or afsumes too much, Proud , &c. Verwaand , Trots , die zich te veel aanmaatigt . To AR’ROGATE , ( orroger , F. arrogare, L. of ad and rogo , q. d. rogare aliud , post aliud ) to claim or challenge; or take upon one’s felf,- to afsume too much to one’s felf , to boast. „ Arroga- ted to herself”. Tillot. „ surrogated unto them- selves”. Raleigh. Eischen, aanmaatigen, zich te veel toe-eigenen, zwetzen. ,, Ingenomen met haar zélve ,, Veel met hun zëlven op heb- bende ”. ARRON’DIE, (F. in Heraldry ) the making Things appear in relief by proper Shades. Gerond , de Dingen door eene behoorlyke Schaduw als Opwerk doende gelyken. ARRO’SION, a gnawing rond about. Een Afknab- heling rondt om. AR’ROW , a Dart. Een Pyl. AR’ROW, ( in .Astronomy. ) Zie SAGITTA. AR’ROW-HEAD , the fharp Point of an Arrow. Pyls- hoofd , de fchërpe Punt van een Pyl. AR’ROWY , ( from Arrow ) consisting of Arrows. „ Sharp Sleet of Arrowy fhow’r ”. Par. Lost. In Pylen bestaande. „ Een Hagelbuy van Py- len”. ARS. ARS. ARSALTOS. Joodenlym. ARSE , the Breech or Fundament. De Aars . ARSE , (among Sailors) the Arse of a Block or Fully, through wich any Rope runs, is the lo- wer End of it. De Aars van een Blok öf Katrol , daar het Touw door loopt, is het onderste Gedeel- te daar van. ARS’E-SMART , (in Botany) the Herb called also Water - Pepper. Persicaria , een zéker Kruid*, ook IVater-péper genaamd. ARSE-VERSY, Heels over Head, topsy-turvey* ARSY-VERS’Y, J preposterously, preversly , wit-, hout Order. Hals over Köp , het onderste be- ven , ongerégeld , verkeerd, zonder Order. ARSE-VERSE , a Spell written on an House to prevent it from burning. Eene Bezweering , of Toverspreuk voor een Huis geschréven om heb voor Brand te bewaaren. ARSENAL , ( Arpenal , F. Arsenale, ItaJ. D ars en- ne a , or Darsennaa, Arab.) a Royal or Publiek Store-house of Arms , or Warlike Ammunition, Een Arsenaal. AR’SENICAL, (from Arsenick) consisting or having the Properties of Arsenick. Röttekrüidig , be- staande uit Röttekruid , of de Hoedanigheden daas" van hebbende. AR’SENICAL Magnet, a Preparation of White Ar. seniele with Antimony and Sulpher. Een Mè'ng- zel van Wit Röttekruid , Antimonie en Zwavel. AR’SENICK , a Mineral consisting of much Sul- phur , and fome raustick Salts. Röttekruid , een Miner aal e Stöjg e , bestaande uit *upel Zvjavcl e?i eenig brandend Zout . Regulus of AR’SENICK, (in Chymistry) a Compo- sition or Substance like Butter, made of Nitre, Tartar, Orpiment, Scales of Steel , and arrosi- ve Sublimate. Eene Mëngzel gelyk Boter , ge- maakt van Salpeter , W ynsteen , Orpiment , Vylzel van Staal , en in-e étende Sublimaat. Ruby of ARSENICK, (in Chymistry )a Preparation of Arsenick with Sulphur, by means of fevera! repeated Sublimations which give it the Tinéhi- re of a Ruby. Een Toebereidzel van Röttekruid met Zwavel , door Middel van verschelde her- haalde Subiimatiën , die het de Verwe van een Robyn geeven. AR’SENICSJM Album, (L. in Pharmacy.) Wit Röttekruid. \ AR’SENÏCUM Luceum or Auripigmentum , (L.)Geel Röttekruid ; Operment . AR’SENICUM Rubram or Sadaraca Grcecorum , (L.) Rood Röttekruid, öf Grieksch Sandarac. AR’SIS and Thesis, (in Mustek) a Point being tur- V 2 ned. 156 ARS. ART. ned, is faid to move per Ar sin and Timin', i.e. when a Point falls in one Part and rises in another, or the contrary. Een omgekeerd Punt , word gezè'gt te -beweegen in Arsin en Tnesin, dut is als een Punt in ’ t eene Gedeelte Valt en in ’t ander ryst, 'óf het Tégengestëlde. ARSEMETRICKE , Aritbmetick. Chauc. Cyffer- konst , Rékenkonst. AR’SON, (in Law ) the fame with house-burning. Brandstigting in een Huis. ARSU'RA, (O. L. ) the Trial of Money by Fire, after the Coining of it. De Proefneeming van Geld , door het Vuur , na dat het gemunt is. ART. ART, ( Art , F. of Ars , L.) all that which is per- formed by the Wit and Industry of a Man. Konst, al het geene door het Verstand , en deVly- tiglieid'van een Mënsch verricht word. ART, tou art. Zyt , gy zyt. Liberal ARTS and Sciences , fuch as are Noble and Genteel , viz. Grammar , Rhetqrick , Musick , Physick, Mathematicks , &c. Vrye Konsten en Weetenschappen , de zulken die Edel en fraai zyn, als de Spraakkonst , Redeneerkonst , Muziek > Geneeskonst, Wiskonst, enz. Mechaniek ARTS , are fuch as require more the Labour of the Hand and Body than of the Mind ; as Carpentry , Carving , &c. Mechani- sche Konsten , zulke die meer Arbeid van de Hand en list Lighaam , dan van den Geest vsr- eischen ; als Timmerkonst , Beeldsnykonst , enz. ART AND PART , ( Scotch’s Law Term ) as to be Art and Parr, in the committing of a Crime, i. a. when the fame Person was both a Con- triver and aéted a Part in it. Médeplichtige , als dezelfde Persoon de Uitvinder van eene Mis- daad , en daar aan méde handdaadig is . Terms of ART. Kunstwoorden. ART ATA. Een Egiptische Maat van natte en droo - geWaaren , houdende omtrent 18 Stoopen. ARTA’RES . ( in Astronomy. ) Eene Ster in den Schor- pioen , insgelyks het Hart van den Schorpioen genaamd . AR’PEDIA, (in Botany ■ ) Een zéker Geslagt van Plantgewafsen. ARTEMl’SIA, (in Botany.) Zie MUG. WORT. ARTEMO'NIUM , (hr Medicine.) Een Soort van Oog-zalve. ARTEN NA,. Een zékere JVater-vogel. ARTE’ BI A Bronchialis , (L. in Anatomy) a frnrll Artery, which in the Longs creeps upon the Branches of the Trachea. Een kleine Slag -ader die door de Long tót de Takken van de Trachea op kruipt» ART. ARTE’RTA Aorta, £( in Anatomy) the Great Ar- ARTE’RIA Magna, $ tery; a Vel'sel consisting of foUr Coats , and continually beating , which, carries the fpirituous Blood from the Ventricle of the Heart to all the Parts of the Body. De groote Stag - ader ; een Buis bestaande uit vier Bekleedzels , die gestaadig {laat, en het geest- ryke Bloed uit de linker Holligheid van ’t Hart door alle de Deden van het Lighaam voerd. ARTE’RIA Canal, a tube in the Heart of a Fcetus, that with the Foramen Ovale , is of use to pre- serve the Circulation of the Blood. Een Buis in het Hart van een ongébooren Kind : ’t welk met de Foramen Ovale, van dienst is, om den Omloop van 't Bloed te bevorderen. ARTF’RIA trachea )( in ^ mt omy ) the Wind-pipe. ARTE’RIA Zera i^Wind pyp, Lucht-pyp, gaan- ARIL L -p , 5 dc van den Hals tot de Long. ARTERIA’CE , (’Apmputx.ii , Gr. ) a Medicine for the Arteries. Een Geneesmiddel voor de Slag- aders. ARTE’RIA venosa, (L. in Anatmy) the Vein of the Lungs . De Long -ader. ARTE’RIACKS , (Arteriaca , L. of ’Apmpictttd , Gr.). Medicines which help the Voice , and correél the Faults of the Wind-pipe. Medicynen die goed zyn voor de Stem, en de Gebréken van de Wind-pyp geneezen. . o I a T 1 ( drterialis , L. ) belonging to the r <\tto > Arteries. Tót de Slag -aders bt- ARPraRIOUS, $ hoorende> ARTE’RIOUS Vein. De Pols ader. ARTERIOT’OMY , ( of "Apnpict an Artery , and mg,!) of ti/avco to cut , Gr. ) an artificial Incir sion, or cutting open of any Artery. Het openen van een Pols-ader. Rough ARTE’Rif. Zie ARTERIA trachea. ARTERY , ( Artere , F. Arteria , L. of 'Apnp!», Gr. in [Anatomy )' "according to the Amients, from ‘Ar,p the Air, and tipta to keep, because they imagined they inclosed a great deal of Air ; but Moderns, better acquainted with their Use, derive it ïtd uip£v, because it continually rises up with a Puise-like Motion ,* a fanguife- rous Vefsel, generally holding the fame Course with a Vein; it conveys Blood and Vita! Spi- rits from the Heart, into all the Parts of the Body, for the Nourishment and Preservation of their vital Heat. Een Pols- óf Slagader ; een Bloedvat , ’t welk gewoon dezelfde Loop houd met een Ader ; leidende het Bloed, en de Lee- vensgeesten van het Hart naar alle de Deelen van het Lighaam , tót Voeding en Onderhouding van de natuurlyke Warmte. ARTHANITA, (in Botany.) Aard- appel. AR’THEE , a Vouching , a Vouchee. Een Ejsch , Eischtr. ARTHRI- ART. ARTHRPTICA, fin Botany.) Sleutelbloem ; Tyloos; Hoe langer hoe liever ; een Bloem. ARTHRITTCAL , f( arthritlcus , L. of apB-phuoi , AilTHRrPiCK, S Gr.) belonging to the Joints or Goar; gouty, troubled with the Gout. Jich- tig , met ole Jicht gequëli. ARTHRITIS , 5, Gr.) the Gout, a Pain in the Joints or Limbs. De Jicht; dezelve is. van veekrlei Soorten , als , Chiraga , Jicht in de Handen , Podagra , Voet- Euvel , Gonagra , Jicht in de Kniën, Ischias, Heup jicht, Calida, War- me-, en Frigida, Koudé-jicht. ARTHRITIS planetica, ?(with Physicians ) the ARTHRITIS vaga, f wandering Gout , that moves about , and causes Pain fometimes in one Limb , and fometimes in another. De Vlie- gende Jicht, die van ’t ecus- Lidt in ’t andere gaat en Fyn verwekt. ARTHRO’DIA , ('Apêp.ejjlx, Gr.) is the Articula- tion of one Bonè into the (hallow Socket of another. De Inléding van hst eene Gebeente , in de kleine Holte van het andere. ARTHROTMA, (in natural Hisffryb -? G^nus of imnorff-A ^uuu always in comply Mafses ; and forming long , Angle Piramides , ■with very Ihorc and Hendar Columns. Een Soort van onvolmaakte Kry stallen, wordende al- tyd gevonden in- faamengevoegde Klompen, vor- mende lange ënkelde Pyramiden met zeer korte en dunne Kolommen. . ARTHRO NIA. Een Naam door Doctor Hill ge- geeven aan die kleine Diertjes , die zigtbaare Léden hebben; als de Icelasius, Brachiouis , enz, ■ ARTHRON, C A e e P°’, Gr -) a Joint or Connexion of Bones, proper- for the performing of Mo-, tion. Een Gewricht , of' Sahmehbindzel k/dn- B sender en , geschikt om Bëwseging te kunnen doen. ARTHRO’SIS , (upfyturts, of up Spier-, Gr. to articu- late) an Articulation, when the round Head of one Bone is received into the round Hal- low of another. Een 'Inléding L ah het ronder Hoofd van een Been in 'de ronde Holte van een ander Been ontvangen, word. ARTI’CHOKE , ( Artichoca , Soan.) a Plant well known, of a (Lengthening' Quality: Artisjok . Jerusalem ARTICHOKE, a Plant much of the fa- me Nature with Potatoes. Jeruzalemsche Aard- appelen. ARTICLE, ( Article ,F of Articulüs , L ) a Joint; a Condition In a Covenant or Agreement; a chief HeacLof a DLcnurse, Account, Writing ,. &c. Een Gewricht : een Voorwaarde in een Ver- drag 'óf Verbond ; een Hoofd-deel van eene Ré- denvoering, Réken 1 ;: g , Geschrift, enz. ARTICLE, (in Grammar) is a fmall Word di- stinguishing the Genders. Lédeke (in de Spraak- ART. 157 konst) een klein Woord, onderscheidende hst Geslacht ARTICLES of the Clergy , certain Statutes made touching Persons and Causes Ecciesia,sticaf. Zékere Wetten , betreffende kêrkeiyke Eersoonen en Zaaken. ARTICLES of the Church of England , are Nine and thirty in Number, lo called because they not only contain all that is cecefsary for a good Christian to believe, but point at those fpurious Doftrines of the Cnurch of Rone, which -are to be carefully avoided. Artykelen van de Engelsche Kérk , deeze zyn Negen en dertig 'in Getal , en dus genoemd om dat dezel- ve niet alleen behelzen , al het geen een goed, Christen noodig is te gelaoven , maar ook de dwaalsndé Leerstellingen van de Rooms ene ' Kerk aanwyzen , die zorgvuldig vermyd moeten, worden. AR.TICLES of Faith. De Geloof s Artykelen. AR’TiCLE, ( in Anatomy.) Het Gewricht van twee' Beenderen tót de Beweeging geschikt. ARTICLE of Death , the last Pang or Agony of ftXDirins. Doodsnood, de Laatste Dood? sn:k. To ARTICLE, (articuler ,¥.j to make or draw up Articles or Conditions. Artykelen óf Voorwaar- den, maaken óf opstellen. Tb • ARTICLE , to bind or oblige a Person to far- ve another under certain Conditions. „ He <- Articled. him for three Years”. „ He was an Articled Cerk ”. Iemand onder zékere Voorwaar- den verbinden om een ander te dienen. „ Hyver.- hond hem voor drie Ja aid n „ Hy was een verbonden Klerk ARTICU’LAR , (articulaire , F. of articularis, L.) belonging to Joints or Articles. Tót de Léden óf Gewrichten behoorende. ARTiCULA’RIS Morbus (L. among Physicians j the Gout. De Jicht. ARTICULATE, (drticulatus, L) distinct, is. when Sounds are fo clearly pronounced that one may hear every Syllable. Onderscheiden , is als het Geluid zoo - duidelyk ge-uit word, dab men ieder Sillabe kan hoeren. ARTIC ULATE Sounds , fuch as may be exprefsed by Letters , and ferve to make Words. Ofr dér scheiden . Geluiden , zulke die door Letters uitgsdrukt- worden ,en dienen arm Woorden te vór- men. ARTICULATELY, (articulate , L. ) distinflly, clearly. Onderscheiden , klaar, duidt ly k. ARTiCULATION , (F of L.. in Anatomy) is the- joining together of the Bones of an animal' Body , for the due Performance of Motion. De Saamenvoeging der Beenderen van esn dier- 153 ART. Ijk Lighaam , tot behoorlyke verrichting der Be- ' weeging . ARTICULATION , (in Grammar ) is that Part which treats first of Sounds and Letters, and then of the Manner of joining them together, for the composing Syllables and Words. Arti- culatie , is dat Gedeelte van de Spraakkonst , ’t welk eerst h an del'd van de Geluiden Sf Klanken en de Letters , en vervolgens van de Wyze om dezëivs faamen te voegen , om Lettergroepen en Woorden te maaken. ARTICULUS , (among Herbalists ) fignifies the Jointure or Knots that are in Stalks or Roots. Articulatie ( onder de Kruidkenners) betékend de Saameiivoeging van de Kwasten , 'óf Knobbels die in de Stengels Sf Wortels zyn , ARTICULATUS, AR’TICULOSUS, ’t geen de Gedaante van een Lid beeft. ARTICULATUS LIBELLUS, (in Law.) Dus noe- men de Rechtsgeleerden , als iemand zyne Klag- ten niet in een aaneengeschakelde Rédenvoering voordraagd , maar die in Artykelen overgeeft. AR I ICUBtaG , Sco .Sii 1 cl o - A.Ido c JtUijC ïu tllC Body of a living Creature , and a Joint or Knot in Plants. Een Gewricht in ét Lighaam van- een loevend Sckëpzel , en een Knobbel of Knoop in een Plant. ARTIFICE , ( Artifice , F. of Artificium , L.) a_ cunning Trick , Sleight, or Knack ; a crafty Device or cunning Fetch. Een Jlimrne Treek, Poets Sf Grap. ARTIFICER, ( Art if ex , L.) a Flandicraftsman , or Workman; an Artist; one thac profefses fome Art or Trade. Een Ambachtsman , Werkmees- ter ; een Konstenaar ; een die een Konst Sf Han - teering oeffend. ARTIFICIAL , ( artificiel , F. of artificialis , L. ) art- ful , done according to the Rules of Art. Kun- stig, volgens de Régels der Konst, gedaan. ARTIFICIAL Argument , (in Rhetoric) i Arguments which are fupplied by the Imagination . or In- vention of the Orator. Konstig Argument ( in de Redeneerkunde) Drangrédenen die door de Verbeeldingskracht of Vinding van den Rédenaar worden aangevuld. ARTIFICIAL Day, is the Time between the Sun’s Rising and Setting, in any Position of the He- misphere. Konst-dag , is de Tyd tufschen het op-en ondergaan van cle Zon, in eenige Gesteld- heid van het Halfrond van den Aardkloot. ARTIFFCIAL Lines, (on a Sector, or Seale) are Lines placed thereon , divided from the Loga- rithms , and the Logarithms of the Sines , Tan- gents, and Secants, which will folve ail Ques- tions in Trigonometry , Navigation , ffc. Konst- lynen ( op een .Seëtor öf Schaal) zyn Lynen daar r* ART. ARU. tp gcti okten , verdeeld van de Logarithms en de Logarithm! van de Sines , Tangenten ’ er Secant en , waar d or alle Vrasgen in de Drie- hoeksmeeting en Zeevaart , enz. opgelust hun' nen worden. ARTIFFCIAL Numbers , are Logarithms , and Lo- ganthmctick Signs , Tangents, and Secants. Konst- getallen, zyn Logarithma, en Logarith- mische Sinus, Tangenten en Secanten. ARTIL’LERY , ( Artillerie , F. ) all forts of great Fire-Arms, with their Appurtenances. Artille- rie , allerlei Soorten van Gröf-Geschut met des- zelfs toebehooren. ARTIL’LERY Company, a Company of Citizens in London , intended to be trained up and prafti- sed in military Discipline. De Schuttery ecu Compagnie Burgers van Londen die in dén W 'apenhandel en Krygstucht onderweezen worden. ARTFS AN, (F.) an Artificer. Een Konstenaar. ARTIST, ( Artiste , F. ) a Master of any Art, an ingenious Workman. Een Konstenaar , een vin- dingryke Werkmeester. ART'LLSLY , ; iny_ -4*tiefs\ in s fimrvle inno- cent, and undesigning Manner. Konsjseiocs op eene eenvoudige, annoozele , en opréchte Wyze. ARTLESS . without Art, Design, Craft, or Cun- ning. Konsteloos, zonder Konst, Arg , of List. ARTHOLFTHOS, (in Natural History.) Versteend - Brood, of Steen die de Gedaante van BroJê heeft. ARTO’MELI, (among Surgeons) Een P a p van Brood en Honing. ARTOTY RISTS , a Sect of Christians in the fe- cond Century, fo called because they offered Bread and Cheese at the Communion. Een Setts van Christenen in de tweede Eeuw , die om dat zy Brood en Kaas in het Avondmaal ge*, bruikte, dus genoemd wier den. AR’TUS, (in Anatomy.) De Lédemaaten , doch in - inzonderheid die der Handen en Voeten. AR V. AR’VAL AR’ VIL ^ (F.) a Burial ’’ C &c. Eene Begravenifse enz. Funeral, Solemnity, Lykstaatsie, ARVA’LES FRATRES , ( in Roman Antiquity ) Een Collegie van twaalf Priesters , door Romulus, die zélf een van de twaalf was , ingestëld. ARVEN’SIS, (L. among Botanists.) Veldvrucht , dat op de Akkers öf Velden groeid . ARVIL-BREAD, Loaves, distributed to the Poor at Funerals. Begravenis - Brood , Broaden die by de Begravenifse aan den Armen uitgedeeld worden. ARVIL- ARV. ARY. ARZ. AS. ARVIL-SUPPER , an Entertainment nr Feast given at. Funerals. Een Dood-maal. ARVUM, AOVA , (L. among Farmers . ) Braak- land, onbezaaid Bouwland. AR’UM , Wake Robin , or Cuckow-pint , (in Botany ) Kalfsvoet , een Plantgewas ARUNDIFEROUS , ( arundifer , F. ) bearing Reeds. Riet draagende , Riet voortbrengende. ARUNDINE’OUS , ( arundineus , L ) of or be- longing to Reeds. Riet achtig , tot het Riet behoorende. ARUNDINO'SE , (arundinosus , L.) abounding with Reeds. Vol van Riet. AR’UNDO, (in Botany , a Genus of the Trinndara Digynia Oafs of Plants. ) Een Plantgewas dat als Riet groeid, of ’er na gelykt. ARU’RA, ( O. L ) ploughing. Una arura. one Day’s Work at Pioug. Een Dag ploegens . A’RUSPiCE . ( Aruspice , F. of Aruspicium , L. ) a - Divination by looking into the Entrails of Ani- mals Een Wichelaary door door het beschouwen van de Ingewanden der Dieren . tt-ivr. ARYTENO’’DES , ( of dfvu to drinK.anu w^ouu- pe.Gr. in Anatomy ) are two Cartilages, which with others make up the Top of the Larynx , fer- ving to render the Voice more fhrill or deep. Twee Kraakbeenen , die met andere de Top van de Larynx uitmaaken , en dienen om de Stem fchril en hol te doen zyn. ARYTiENOIDE’US , (in Anatomy ) the fmaller Muscle belonging to the Larynx, De kleinste Spier tot de Larynx behoorende. ARYTH’MUS , (P. T. of « privative, and /vfy/A;, the Pulse, Gr. ) a Pulse which is fo far lost, that is cannot be any longer felt, or an Irre- gularity of it. Een Pols die z o z wak is datzy niet meer gevoeld kan worden , 'óf eene Ongerégeld- beid in dezelve. ARZ. AR’ZEL, (in Farriery.) Een witte Vlak op de Voet van een Paerd. AS. AS, the Roman Pound Weight, containing twelve Ounces ,• also one of their fquare Measures , containing two English Rods of nineteen Po- les ; also one of their Coins , worth three Far- things English Money. Het Romeinsche Pond , houdende twaalf Oneen; cis méde , een hunner Meetroede houdende twee Engelsche Roeden van négentien Polen; en een Munt ter waarde van zes duiten Hollandsch. ASA. ASB. ASC, 159 ASA. A ’SA, or ASSA dulcis, the Gum Benzoin De Gom Benzoin. A’S A, or ASSA f et! da , a fort of flinking Gum, prefsed out of a Plant brought from Persia , good against Fits in Women. Duivelsdrek, een Soort van ftinksnde Gom , geperst uit een Persische Plant , zeer goed tégen de Overvallen der Vrouwen. A’SAPHY , (Asaphia , L. "Atrxpla, Gr.) Hoarse- nefs ; a Lownefs of the Voice , proceeding from an ill Constitution. Asaphia , Heesch- heid , een heesche Stem , ontstaande uit eene kwaade Gesteltenifse. ASA’PPES , (Jfrom Sap , Turk, a Rank or File) the Troops raised by the Turks among the Chris- tians that are fubjeft to them. De Troepen die de Turken uit de Christenen onder hun Gebied werven , en aan de Spitse van hun Heir plaatzen. A’SAR,a Gold Coin srtOrmus in the Persian Gulph. Een Goude Munt , te Ormus in de Golf van Persien, ter waarde van omtrend 6 Gulden 14 Stuivers, Hollandsch. ASARABAC'CA, ?(in Botany ) an Herb growing A’SARUM , S with round Alining Leaves, like a violet, but larger. Mansooren , Ha- zelwortel ; een Plantgewas. ASARFNA , (in Botany ) Steen onderhaven y of Aard- veil ; een Plantgewas. ASB. ASBESTINE , (from esVSW 05, Gr. ) fomething fm- combustible, or that which cannot be destroyed by Fire. lets dot onverbrandbaar is, öf dat door het Vuur niet verteerd kan worden. ASBESTINE Paper or Cloth, fuch as will burn in the Fire, be purified by it,andyec will not con- sume. Asbestynsch Papier of Doek , ’t welk in ’ t Vuur brand,, daar door gezuiverd word, maar niet verteerd. ASBESTOS , ( «V&W, of a privative, and (ffimt* to extinguish , Gr, that cannot be extinguis- hed ) a Stone , of a fibrose , flexible , imeum- bustible and elastic Body , composed of An- gle and continuous Filaments, of which Cloth was made , that would not burn nor waste, though thrown into a great Fire. Asbestus , een Steen van een vézelachtig , buigzaam, onver- brandbaar en veerkrachtig Lighaam van ënkelde aan één hangende vézelingeii , waar van Doek gemaaks wierd dat niet verbrande noch verteerde fchoon men *t in een groot Vuur f meet. ASC. ASCA’LONIA, (in Botany . ) Chcdotts , Sauslook. AS CA- 1 60 ASC. ASCARi’DES , ( ctTnotp.tS'ts , of MILLEPEDES , (L ) Steen-krabben , Pifse-bëdden. ASEL’LUS, (in Ichthyology.) Schelvis , Wyting. ASE"MA,( among Physicians.) Eene onverhoopte Ver- andering in eene Ziekte , die zonder eénig Voor- téken geschied. ASH. ASH, (Acre, Sax. Teut. Dan. Belg. ) a kind of quick thriving Tree. Efsche , een Efsche-boom. ASHA’MED, to be conscious of having done fome- thing which a Person may find fault with. Be- schaamd, bewust zyn van iets gedaan te hebben dat te berispen is. X ASHES # 1 6 i ASH. ASI. ASK. ASH’ES , the Remainder of Fuel after is has been burnt. Asch , öf Afse , het Overschot van ver- brande Brandstoffen. ASH-FIRE, "} (among Chymists ) is when the Ves- SAND-FIRE, J sel , containing the Matter to be heated, is covered with Ashes or Sand. Asch- vunr , Zandvuur ( onder de Chymisten ) is als het Vat houdende de Stof die heet gemaakt zal worden met Asch en Zand bedekt is. ASH’LAR , Free -Stone , as it comes out of the Quarry. Hardsteen , zo als het uit de Groeve komt. ASH’LERING , (from Ashlar, in Building ) quarte- ring to , tached to, in Garrets , about two Feet and a Quarter or three Feet high from the Floor, and reaching to the Rafters. Kwartiering , Aan- hechting, van vierkante Balkjes op de bovenste Verdieping van een Huis , van 2 en een vierde öf 3 Voeten hoog van den Grond , en ft rekkende töt aan de Gebinten. ASHOR’E, to the Shore, on Land. Aan Land . ASI. A’SIA, one of the four Parts of the World. Asia, een der vier Waereld deelen ASIATbCKS , the Inhabitants of Asia. Asiaten, de Bewoonders van Asia. ASI’DE, (in a Play ) is that which is fpoken aside on the Stage,, as if it were not heard by the other Actors, Ter zyde , het geen een Toneelspeel - der ter zyde het Toneel, zegt , als öf de andere Ac- teurs het niet hoorden. To go ASI’DE, (a Term in Commerce ) to abscond o-r-Huu-, Cc,- Four, of Arrests , to break or be a Bankrupt. Weg gaan ; zich weg 'óf zoen man- ken , uit vre&ze van Arrest , failleeren , Bankroet gaan. AS FLUS. De gehoornde Vlieg , öf Wesp vlieg.' ASINE'SiA, (in Come Physical Writers') an Immo- veablenefs of the whole Body , or any Part of it, as in an Aooplexy, Palsy, &c. Éene Lam- migheid , öf Onbewseglykheid van ’t gantschs Lighaam , öf een Gedeelte daar van , als by eene Beroerte enz. ASINI’NE-, ( Asinus, L. ) belonging to an Afs. Ezei- achtig, töt een Ezel behoorende. ASFNUS , (L.) Een Ezel. ASI NUS Lapis. Ezel-Jleen , een ligte en fponsachti • ge Steen. ASITFA, (L. in Medicine.) Spyswalging. ASK. ASKAU'NCE , (O.) if by Chance. Kwans wys, als het waare, als by Geval . ASK. ASL. ASM. ASP- ASK AUNT , fideways : as to look askaunt , i.,e. te look fideways. Zy delings , Zyd’lings zien. ASKEW , ( Disdain) on one Side , disdainfully. Overdwars , verachtelyk. ASL. ASLO’PE, (loose) awry, on one Side, Ranting, Scheel , Schuins , Loens. ASM. ASMATOG’RAPHER , ( , octryju a Song , and ypd X en © gesteld , toont aan dat de Letter daar onder ftërk moet worden uitgesproken , en dat de Adem de Plaats van een h aanvuld. AS’PER, a Turkish Coin, in Value about three Far- things. Een Turksche Munt , ter Waarde van omtrend zes Duiten Hollandsch. A'SPER , ( in Ichthyology. ) Rondel , Joust ; zékere Riviervisch in Vrankryk. ASPERA Arteria, (in Anatomy) the Trachea, or Windpipe fituated in the fore and lower Part of the Neck, and ending in the Thorax. De Long- of Windpyp ; de Trachea, öf Windpyp leg- gende in het voorste en laagste Gedeelte van den Hals, en eindigt in de Borst. To ASTER ATE , ( Aspera , L. ) to roughen , or to make rough. Ruigen, Ruig maaken. ASPERA’TION, (L.) a making rough. Eene ruig maaking. ASPEKIFO LiJfc, Flamx , among HerDattsvs ) rougn- leaved Plants, fuch as have their Leaves pla- ced alternately in no certain Order on the Stalk. Planten welkers Bladen ruig , en beurtelings zonder eenige vaste Order aan de Steng ge- p laats zyn. AS?ER'ITY . (Asperité , F. of asperitas, L ) Rough- nefs, Harshnefs, Sharpnefs. Ruigheid , Zoor- heid, Scherpheid. To ASPERS’E , ( asperger , F. of asperitas, L. ) to fprinkle. Sprenkelen. To AS’PERGE, (in a figural Sense) to Slander, to fpeak evil of. Lasteren, Kwaadspreeken. ASPERSION, (F. of L. ) a fprinkling , bespatte- ring ; Slander, false Imputation. Een Sprënke- ling , Besprënging ; Lastering, valsche Beschul- diging. ASTERUGO , (in Botany.) Vals- basterd- wild- Kleef-kruid; een Plantgewas. ASTERULA,(in Botany. )Walmeester\ Onzer Vrou- wen bed- öf Wiegstroo. ASP. ASR. ASS. 1(53 ASPHELA’TUM Lignum, (in Pharmacy.) Aspela - turn hout. ASPHALI’TES, (among Surgeons.) Devyfde Wcr - velbeenen van de Lendenen. ASPHAL’TiCK , Bituminous , or Pitchy. Jooden- lymig , Pikachtig. ASPHALI’TES, (Gr. ) the dead Sea, where Sodom and Gomorrah Bood. De Doode Zee , daar Sodom en Gomorra lag. ASPHA’LTOS, ( csV^5«a 7«5, Gr. ) a Sort of Bitumen , or Pitch , gathered in the Lake Asphalites. Jooden-lym , Jaoden hars , i!f Pek , in he t Men Asphalites verzameld. ASPHO’DEL , ( Lilio Asphodelus, in Botany) the Day Lilly. Affodil ; een Bloem. ASPPIUREL A’TA , (in Natural History.) Zékers Fofsilia , die in hun eersten Staat onvermaal- baar zyn. ASPHYXFA, (Gr. among Physicians) a Deficien- cy or Privation of the Pulse in fome Cases, where it Pops for a Time. Een Gebrek öf Ont- beering van den Pols in fommige Gevallen waar in hy voor een Poos fill ftaat. AST1RATE, (in Grammar.) Woorden die met een Aspericus getékend zyn. To AS’PIRATE , (aspirer , F. of aspirare , L. ) to pronounce with an Aspiration. Met een Geblaas uitspreeken. ASPIRATION, (F. of L. ) Ereathing; also a Note over a Greek Letter, which hath" the Force of an h, as o, h, d. Ademhaaling , als ook een Klankteken boven een Grieksche Letter , ’£ welk de Kracht van een h heeft. To ASPFRE , ( asP"-'’- . »*ptTure , L. ) to oreaxne ,• to pretend to , to feek ambUiuusly; to aim at Dignity or Honour. Adem haaien ; naar ft aan; yverig zoeken; eene Waardigheid öf Eere bejaagen. AS’PIS. Zie ASP. ASPLE’NIUM, (in Botany. ) Mildkruid; een Plant „ ASPORTATION , (L. ) carrying away. Wegvoe- ring. ASTREDO , ( in Surgery ) De Hardigheid der Oogen. ASR. AS’RA , (in Botany.) Een Oost-Indische Boom va& dien Naam. ASS. ASS. Zie ASINUS. AS’SA. Zie ASA. ASS’ACH , £a kind of Purgation among the Welsh , ASS’ATH, 5 where the Person accused of a Cri- me cleareth himself by the Oath of three hun- X 2 dred 1 64 ASS. . dred Men. Een Soort van Zuivering onder de Inwoondêrs van Wallis , alwaar iemand van eene Misdaad beschuldigt zynde , zich zuiverd door den Eed van drie honderd Mënschen. ASSADAN’ICK. Een Diertje van dien Naam in Virginien. ASSAI, /(in Musick Books) is a Word which is ASSAY, f always joined with fome other Word to lefsen or weaken the Strength or Significa- tion of the Words it is joined with : As for Example, when it is joined with either of the Words Adagio , Grave , or Largo , all which denote a flow Movement, it fignifies, that the Musick must not be performed fo flow as each of those Words would require if alone; but if it be joined with either of these Words that follow. Vivace , Allegro, or Presto, all which three denote a quick Movement, then it deno- tes that the Musick must not be performed quite fo brisk or quick as each of those Words, if alone , does require. Afsai , is een Konst' woord in de Muziek , 't welk altyd by een ander IV lord grvoegt word , om de Kracht van 't Woord daar ’t zelve bygevoegt is , te verzwakken öf te verstê'rk:ti : by Voorbeeld , als het Jlaat by één van deeze Woorden Adagio, Grave of Largo, beduid het eene traage Beweeging , en geeft te kennen , dat de Muziek niet volkomen, zo langzaam gespeeld moet worden , als elk van deeze Woor- den alleen vereïscht: maar als het by de Woor- den Vivace, A legro of Presto ftaat beduid het eene fclvelyke Beweeging en betékend dat list zo gaauw niet geschieden moet , als öf elk van die Woorden alleen Jlond. To ASSATL , ( afsailler , F. of afsalUre, Jtal. ) to afsauit , to fpc noon . to attack. Aantasten, Aanvallen. ASSAPLABLE, that which may be attacked. Het geene aangevallen kan worden. A c SAR ABAC CA , an Herb. Zie ASARUM. AS’SARON,or OMSR, a Measure, in use among the Hebrews , containing five Pints. Corner , Een Hebreeuwsche Maat waar méde het Manna gesneet en wierd. ASSART, (Law Term ) an Offence committed in a Forest, by plucking up those Trees or Woods by the Roots that are Thickets or Coverts to the Forest. Boomschënding; een Misdaad in een Bosch geplsegt , door hst omwroeten der Boo- men en Struiken by de Wortel, die töt beschut- ting dienen. To ASSART , to grub up Bushes, Shrubs, Trees, &c by the Roots ; also to make plain. Het om- ver haaien van Struiken , Heesters , Boomen , tnz. by de Wortel , als méde vlak öf effen maaken. ASS. ASSAS J SIN, 1 (from Asis, Arab, one who ASSASSINATOR, J lays in wait for another.) Een Moordenaar , die op iemand loert om hem te dooden. To ASSAS’SINATE , (afsafsiner, F. of ofsafsinare , Ital. ) to murder a Person privately , treache- rously, and cowardly, to murder barbarously. Iemand heimelyk , verraadelyk , lafhartig , en barbaarsch vermoorden. ASSASSINATION , an afsafsinating. Een verraade- lyke Moord. ASSASSIN’ES , a Sett of Mahometans who , being commanded by their chief Master, refuse no Pain or Peril , and would flab any Prince he would have destroyed. Afsasyns, eene Sefte van Mahomettaanen , die op Bevel van hunnen Op- perheer geen pyn nog gevaar ontzien , maar alle Vorsten den Doodsteek zouden geeven , die ïiy begeerd om gebracht te hebben. ASSATION, (o \ Afsntum, fupine of Afso , L. to roast, in Pharmacy) the Preparation of Medi- cines in their own Juices , by external Heat, without the Addition of any foreign Fluid. De Toebereiding van Medicynen in hunne eige Sap- pen, door u twè'ndige Hitte zonder byvoeging van andere Vogten. ASSAU’LT, (Afsaut, F. ) Attack, Onset. Aanval. ASSAU’LT , (in Law) is a violent kind of Injury offered to a Man's Person Eene geweldige Be - lediging iemands Persoon aang daan , ASSAULT, (in War) an Effort or Attack made upon a Place , to gain it by main Force. Eene Pooging öf Aanval die op eene Plaats gedaan word om dezelve door Overmacht te vermees « teren. Tn ACSATir >T ,.(ƒ„,*,■/> Afsaut. F ) to attack, or let upon. Aanvallen, aantasten. To ASSAY, (efsoyer , F. ) to prove or try. EfsaU jeeren , Proef neemen, Onderzoek doen. ASSAYING, (from Afsay) the Art of feparating Metals , Sulphurs , Mineral Salts , and other bodies from each other, in order to determine the Quantity of each before the Trial and the ad-' vantage accruing from Extradlion. Efsai , de Konst van Metaalen , Zwavels , Berg-zouten , en ande- re Lighaamen van malkanderen te fcheiden , out voor de Proefneeming de Veelheid van elk te be- paaien mitsgaders het Voordeel dat uit de Uit - haaling fpruit. ASSAYING , (among Musicians) is a Flourishing before they begin to play. Een voor-af fpël , Preludium. ASSAY’SIARE , (O. L ) to take Afsefsors , or Fellow - Judges. Afsefsors , öf Méderëchters neemen. AS^AZ’OE, ( in Botany. ) ten KruH in Abifsinien, s ynis ASS. zynde van een ongemeens kragt om Slangen tg dooden , en hun Vergif tégen te Jlaan. ASSECTA’TION , (L.) a Following. Eene Op- volging. ASSECUTION, (afsecutio , L. from afsequor in Canon Law) Acquirement , an Obtaining; Thus a first Benefice is faid to be void by the Afse* cution of a iecond. Eene Verkryging öf Mach - tigwording ; dus word een eerste Beneficie ge- zégt nietig te zyn, door de Verkryging van een tweede. ASSEDVTION, (L. T. ) a Taxing'of the King’s Farms. Eene Begroeting van ’s Konings Pach- teryè'n, ASSEM’BlY, (Military Term ) is the fecond Beat of a Drum before the March. Vergaaring ; de tweede Trommelslag voor den Optocht. ASSE’NT , ( Afsensus . L.) Approbation, aggreeing with, Consent. Toestemming , Goedkeuring. Royal ASSENT. De Koninglyke Goedkeuring. ASSENT A’MEN, a Virginian Pink. Een Virginiaansch Vaartuig ASSENTATION , ( L. ) a Flattery , a flattering Compliance ; a Cogging and Soothing. Vlyery , een vleyende Beleefdheid; flikflooijing. ASSENTYTORY, pertaining to Flattery. Vleyen- de, op eene vleyende avyze. AS-SENT’MENT , (from Afsent .) Toestemming , Goekeuring. ASSERTIVE, (from Afsert) a flrong Affirming of the Truth of a Proposition; positive; obstinate; dogmatical. Een Jlërke Bevestiging van de Waarheid eener Voorstelling ; ftèllig ; hardnekkig; leerstellig. ASSERTORY, affirmative, positive. Stellig , vol- strekt. To ASSES’S , (afsefsare, Ital ) to rate or tax, to appoint what every one fhall pay. Schatten , begroot en wat ëlk bet aaien zal. ASSES'SION, (Afsefsio) the Aft of Sitting with another, in allusion to the Custom observed in Law Courts , in order to afsist another with Advice. Afsefsie, de Daad van met een ander te zitten, met Toespeeling op de Gewoonte die in fom- mige Rechtbanken gehouden word cm malkande- ^ ren van Advys te dienen. ASSESSMENT, Afsefsing or Rating. Schatting , Begroeiing. ASSES’SOR, ( Afsefseur , F. in Law-) one who fits on the Bench with a Judge in order to Afsist him with Advice. Een Afsefsor , Méderechter , die met een Rechter in de Bank zit om hem van zyn Advys te dienen. ASSES’SOR, one who is next or equal to another ASS. 1 6$ in Rank or Dignity. „ His Son-th’Assefscr of his Throne”. Par. Lost. Opvolger , iemand die de eerste, na, of gelyk is met een ander nr Rang 'óf Waardigheid. „ Zyn Zoon de Dselge -■ noot van zyn Troon 3 ’. ASSES’SOR , one who appoints what Proportion every one fhall Pay of the Publiek Taxes. Een Accyns meester. AS’SETS, ( L. T. Afsez, F. i. e. Satis, L. ) Goods' fufficient for an Heir or Executor to discharge the Debts and Legacies of an Ancestor or T es-v tator. Goederen die genoegzaam zyn voor de Erf- genaamen öf Executeurs om de Schulden en Le- gaaten van eest der Voor • ouders öf van een Tes? tateur te betaaleh. To ASSE’VER, or ASSE’VERATE , ( Afsevero , L ) to affirm , or deny a Thing not only with an Oath , but likewise with Imprecations, Execrations , or Curses. Eene Zaak niet alleen met eenen Eed ^ maar zelfs met Vloeken , Zwoeren en Vervloekin- gen Jlaande houden öf ontkennen. ASSEVERATION , (L. ) an earnest Affirmation or Avouching. Eene érnstige Bevestiging , öf Toestemming. i ASSEWIA’RE , (O. L. ) to drain Water from mat- shy Grounds. Water van de Veengronden af- tappen. ASS-HEAD , a Person of dull Apprehension. „ Witf you help an Afse-head”. Shakesf. Een Dom- oor , Ezelskop; iemand die dom van Begrip is» ,, Wild gy een domuien Ezel helpen” ? ASSID’EANS, a drift Seft of Jews. Afsideanen , eene naauwgezëtte Gezinte onder de Jooden. ASSIDEN’TIA Signa, (L. in Galen.) fuch Symp> tnme tic fotnefimes art* pi-pcenr ro a Disease , bot not always fo. Zulke Tékenen die fomtyds , doch niet altyi by eene Ziekte zich vertoonen. ASSIDU ITY , ( AfsUuité , F. of Afsiduitas, L. } great Diligence , continual Attendance , con- stant Application. Greote Vlyt, gestadige Op- wagting , volstandige Naarstigheid. ASSID’UOUS , (ajsidu , F, of afsiduus , L. ) di» ligent , continual , close in the Pursuit of a Thing. Naarstig, yverig in ’t bejaagen van eenê Zaak. ASSIE’NTO , (Span.) a Farm, Contraft, or Bar* gain. Een Pacht, Verdrag öf Koop. ASS.GN’, (Afsigné , F. of Afsignatus , L. ) one that is appointed by another to perform any Businefs. Iemand die door een ander aangestëlA is om iets ter uitvoer te brengen. To ASSIGN’ , (afsigner , F. of afsignare , L. ) to appoint, allow; to fhew or feth forth. Aan- stellen , vergunnen , betoogen , aantoonen. To ASSIGN’, (in Law) to appoint a Deputy; to make over a Right to another, Een Gevd- X .3 machtigde i66 ASS. ■ machtigde aanstellen ; zyn Recht aan een ander over doen. To ASSIGN’ false Judgment , (Law Term ) is to fhew where and how the Judgment is unjust. Een onbillyk Vonnis danwyzen ; is aantoonen waar hi en hoe het Vonnis onrëchtvaerdig is. ASSIGN'ABLE, (from Afsign ) that which may be determined, fettled, fixed, or marked out. Be - slischbaar , het geene beslischt , bepaald, vastge - stëld , 'óf aangeweezen kan worden. ASSIGNATION, (F. ofL.) a making over aThing to another; also an Appointment of a Meeting. Het overdr aagen van een Ding aan een ander ;als ook het bepaalen van een Byeenkomst. ASSIGNE’E, (F. afsignatus , L, ) he to whom any Thing is afsigned or appointed. Een Lastheb- bende , hy aan wïen iets toegeweezen 5f be- stemt is. ASSIGNE’E by a Deed, (Law Term ) is one that is appointed; as when the Lefsee of a Farm afsigns the fame to another, he is his Afsignee by Deed" Iemand die aangestëld is; als wan- neer de Huurder van een Landhoeve , dezelve aan een ander over doet , dan is hy zyn daadelyk aangestêlden. ASSIGNE’E , ( in Law ) is one whom the Law ma- kes fo, without any Appointment in the Per- son: So that an Executor Is an Afsignee in the Law to the Testator. Een Lasthebbende (in Rechten) is iemand die zodanig door de Wet ge- maakt word , zonder eenige aanstelling in den Persoon ; zo dat een Executeur , in Rechten, een Lasthebbende van den Testainëntmaaker is. ■ASSïGN’MENT , ( Afsignation , F. of Afsignatjo , L» ) thp A-ft of A.foig»Jry0 „ o fottlsag tn ci » nother; also an Instrument or Deed in Writing. Overdragt , Overmaaking aan een ander ; als ook een Instrument, of Stuk in Geschrift . ASSIGN’MENT of a Dower , the fetting out a Wo- man’s Marriage Portion by the Heir. Het uit- léveren van het Huwelyksch Goed van eeue Vrou- we door den Erfgenaam. ASSIMILA’BLE , (from Afsimilo , L.) that which may be converted into the fame Nature or be made like another. Het geene in de Natuur van iets anders veranderd 'óf daar aan gelyk ge- maakt kan worden. To ASSIMILATE, ( Afsimilo , L.) to convert to the fame Nature ; to bring to a likenefs , or resemblance. Tót dezelfde Natuur veranderen, tót eem Gelykheid brengen , gelyk maaken. ASSIMl’LATENESS , that Quality by which a Thing is rendered like another. De Hoedanigheid waar door het eene Ding aan het andere gelyk gemaakt woo’d. ASSIMILATION, (L, ) die making one Thing like ASS. another. Het maaken van ’t sens Ding gelyk het andere. ASSIMILATION , (F. of L. in Physick ) figni- lies either the Change made of the Chyle into Blood, or of the nutritious Juice into the Sub- stance of an animal Body. Afsimilatio (in de Medicynen) de verandering van deChyl in Bloed , öf van de voedende Sap in de Zelfstandigheid, van een dierlyk Lighaam. To ASSIM’ULATE, (afsimulare , L. ) to feign or counterfeit. Veinzen , een gemaakte Houding aanneemen. ASSIMULATION , (Afsimulatio , L. ) a Counter- feit , or fpecious Resemblance , including the fecondary Idea of fraud, Craft or Design. Eene nagebootste óf valsche Vertooning , insluitende het behulpzaam Denkbeeld van Bedróg, List óf Oogmerk. ASSI’S A , (O. L.) originally a Court, where the Judges or Afsefsors heard and determined Cau- ses; but now applied to another Court of Ju- dicature, besides the Country Courts, held by itinerant Judges, which Courts are called the Afsizes. Afsisa , Oorsprongkelyk een Rechtbank , waar in de Rechters en Afseforen de Zaaken hoorden en uitweeZen , doch nu toegepast op een ander Gerechtshof , behalven de Land-rëchtda - gen , die door Rechters gehouden en Afsises ge- noemd worden. ASSFSA cadere , (L. T. ) to be nonsuited. Gevon- nist om zyn Rechtsgeding te ftaaken. ASSI’SA Nocimenti , (Law Term) an Afsise ofNili- sance. Een Vonnis van Schadeloosstelling, ASSFSA cadit in juratam , Signifies the Thing in Controversy to be fo doubtfull that is must be uiea Dy a jury. z>;+ hetHend _ dat de Zaak in ver- schil zo twy ff elachtig is dat dezelve door ge- zwoeren Rechters onderzögt moet worden, ASSFSA Continuanda , a Writ for the Continuance of a Cause, when cercain Records alledged , cannot be procured in Time by the Party that would use them. Een Geschrift tót Voortzet- ting van een Rechtsgeding , als zékere aange- haalde Stukken door de Party die daar van ge- bruik wilde maaken , niet fchielyk genoeg over- gelëgt kunnen worden. ASSI’SA Panis Cerevisice , a Power of afsigning or adjusting the Weight and Measure of Bread and Beer. Een Vermogen om het Gewicht en de Maat van Brood en 't Bier te zetten. ASSFSA Propaganda, .a Writ for the Stay of a Pro- ceeding, when the Party is employed in the King’s Businefs. Een Geschrift tót Staaking der Procedures , als de Party in J s Konings Dienst gebruikt word. ASSFS/E Judicum, (Law Term ) is the Judgment of the Court given against the Plaintiif or De- fendant, fendant, for Default. Het Vonnis van het Hof tégens den Klaager öf Verweerder voor Defaut* ASSI’SORS, are the fame in Scotland as Jurors are in England, Afsisors in Schotland, betékend het zelfde Jurors in Engeland. To ASSIST, ( afsister, F. of af sist ere , L. ) to (tand by, aid, help, or fuccour ; to be present at. By staan , helpen , ondersteunen , tegenwoordig zyn. ASSISTANCE, Aid, Help, Succour. Hulpe , By- stand , Ondersteuning. ASSITS’ANT, (F.) afsisting, aiding, helping, fuc- couring. Zie ASSISTANCE. An ASSISTANT, (F.) a Stander-by, a Helper; a Collegue or Partner in the Management of a Businefs. Een Helper, B y staander , een Ampt* 'öf Deelgenoot in het bestier van Zaaken ASSISTANTS, (in Trading or Publiek Companies ) Members of it , who ordinarily have the who- le Power of managing the Affairs relating to- the common Concern of the Company , and are commonly called the Court of Afsistants. Léden van een Genootschap , die doorgaansch het gant- sche Bestier van Zaaken hebben, betrëkkelyk tot 'het algemeen Belang van de Maatschappy , wor- dende gemeenlyk in Engeland , the Court of Afsistants g noemd. ASSFSUS, (O. L. ) demised, or farmed out of a certain afsefsed Rent in Money or Provisions. Verhuurd , verpacht voor een Zékere Rente in Geld öf Eetwaaren . ASSI’ZE , ( Afsises , L. ) a Sitting of Justices to hear and determine Causes ; Also a Jury fum- moned upon fuch Writs; also a Statute con- cerning the Price, Weight, Measure , &c. of feverai t_oinmuuuico ; aiso r a riace, court, or Time, wherein a Judge and Jury are afsem- bled for the Tria ! of Causes Zitdag , eene Zitting van de Rechters om de Zaaken te hooren en te Vonnifsen ; als ook eene jury, fchriftelyk gedagvaard ; als méde eene Ordonantie aangaan- de Prys , ’t Gewicht , de Maat , enz. van ver- scheidene Waaren. General ASSFZES, are held by Judges twice a Year in their Annual Circuits. Algeméne Zitda- gen, worden gehouden by de Rechters tweemaal in 3 t Jaar , in hunne Jaarlyksche Omreizen. Special ASSFZES, are fuch when a Judge or Judges receive a Comrnifsion for the Trial of one or more particular r Causes. Byzondere Rechtda- gen , zyn dezulken als een Réchter öf Rechters eene Commifsie ontvangen tot het hooren van één öf meer Zaaken. AS SF ZE of darraign Presentment , is a Writ which lies Where a Man and his Ancefsors have pre- sented a Clerk to a Church , and afterwards it becoming void by his Death , a Stranger pre- sents his Clerk to the Church. Een Schriftely- ke Order, als eene Predikant'splaats (ó/. Collatie) die door iemand en zyne Voorvaders begeeven. is , door deDood van den Bezitter Vacant zynde t door een Vreemdeling begeeven word. ASSFZE of the Forest , is a Statute concerning Or- ders to be observed in the King’s Forest. Zit- dag over de Zaaken , ’s Könings Bofschen ran- kende. ASSFZE of Mort d’ Ancestor, is a Writ which lies, where one’s Father , Mother , Brother , &c. died pofsefsed of Lands or Tenements, and af- ter the Death of him or her , a Stranger gets Pofsefsion of them. Een Schriftelyk Bevel daar iemands Vader , Moeder , Broeder , enz. ft 'erft-, in 't Bézit van Landeryè'n , en Leen - Goederen 9 alwaar zich een Vreemdeling na hun Dood in- dringt. ASSFZE of Novel Difseisin , is a Writ , where a Tenant is lately difseized , or dispofsefsed of Lands or Tenements. Een Schriftelyk Bevel, als een Bezitter onlangs uit zyne Bezittingen öf Wooning gezet is. ASSFZE de Utrum , is a Writ which lies for a Par- son against a Layman , or a Layman against a Parson, for Land or Tenement, for which it Is doubtful whether it be Lay-free or Free-alms. Een Ordonantie voor een Predikant tégen een, Leek , öf voor een Leek tégen een Predikant , ten opzigte van Landeryën öf IVooningen , als het twyffelachtig zy öf het onbezwaard öf Vry van Oud- eigens is. Clerk of ASSI’ZE , an Officer who fets down all Things judiciarily done by the justices ofAfsize in their Circuits. Klerk van de Rechtdagen „ óen, JC'is'arh ns* teMcj c vMitékend , 3 t geen de Rech- ters op hunne Omreize verrichten. To ASSI’ZE , to fix the Price, Weight, or Size, of a Commodity. Zétten ; de Frys , hét Ge- wicht, öf de Grootte vaneen Koopmanschap be- paalen ; Eiken. ASSl’ZER of Weights and Measures , an Officer who has the Care and Oversight of those Matters, Eiker, Eikmeester. An ASSO’CIATE, (un Afsocié, F. of Socius, L. ) a Companion or Partner. Een Deelgenoot , Med- gezél, Compagnon. To ASSO’CIATE , ( afsocier ,. F. of afsociare , L.) to bring into Society or Fellowship; to join or keep Company with, Vereenigen ,tot eene Maat- schappy öf Deelgenootschap bréngen, Öf een Com- pagnieschap aangaan. ASSOCIATION, (F. of L. ) an entering into So- ciety with others. Vereening , Oprichting eener Maatschappy . ASSOCIATION, (in Physicks ) Combination, or Union. Saamenvoeging , Vereeniging. ASSO- i <58 ASS, •ASSOCIATION of Ideas. Aanéênschakeling van Gedagten. ASSOCIATION, (in Law ) a Patent from the King to Justices of Afsize, to admit others as Collegues in that Affair. Een Bevel-brief van den Koning aan de Rechters van de vastgestè'lde Rechtdagen, om andere als méde Rechters in die Zaak tos te ft aan. ASSO’DES , a continual Fever, wherein the out- wards Parts are but moderately warm , but with a great Heath within, &c. Een geduurige Koorts, met eene uiterlyke matige Warmte, in- wendige Hitte en onlydelyke Dorst. To ASSOIL, £(from Afsoudre , F. Socliare , Ital. To ASSOY’L, 5 in Law ) fignifies to fet free from Excommunication. Van de Kërkelyke Tucht öf Excommunicatie ontslaan, vryspreeken. ASSONANCE , (F. in Rhetorick, and Poetry ) is where the Words of a Sentence or Verse have the fame Sound, but are not properly a Ri- me. Oneenpaarig luidende Klankwaarden , als Wyn , en Klein , enz. AS’SONANT, to range Things in Clafses, accor- ding to their Resemblance with each other. Zaa- ken in Klafsen verdeden , volgens de Gelykheid die Zf met malkanderen hebben. ASSORTMENT, (F. in Trade) a Stock of Goods, consisting of various Pieces of different Sorts. Afortement , eene Voorraad van Goederen , be- staande in onderscheidene Stukken van verschil- lende Soorten. ASSORTMENT, (in Painting ) the Proportion and Harmony between the feveral Parts. De Evenrêdigheid en Overeenstemming tufsrhen de verscheidene Deelen. ASSOTTE , ( O ) to afsotte a Woman , to be mad after her. Smoorlyk verlieft zyn op een Vrouws- persoon. To ASSUAGE, (from fuavis, adsuaiere , or afs na- vi are , L. ) too cool , or lefsen , applied to heat ; to calm, applied to the Wind; to pacify, or Appease, applied to Pafsion or Rage; to ease', applied to Pain. Verkoelen öf Verminderen op Hitte toegepast ; bedaaren met opzicht tot de Wind ; bevrédigen öf fufsen , ten aanzien van eene woedende Drift ; verligten ten opzichte van Pyn. To AS’SUAGE, (in its general Sense) implies the lefsening the Violence of fometbing furious , ( Neuterly ) to Abate or Grow lets. „ The Waters afstiaged”. Gen. VIII. r. Stil worden, afneemen, fluit in de vermindering van iets dat woedend is. ,, De Wateren wierden Jlille ”, ASSUA’GEMENT , ( from Afsuage ) that which les- sens the violence of any Thing. Stillende , bedaar ende, ’t geene het Geweld eener Zaak ver- minderd. ASS. ASSUA’GER', one who pacifies Rage , appeases Anger , or lefsens Pain, Stiller, Bevrédiger ; iemand die de Woede find , de Toornigheid be- daard ; öf de Pyn verminderd. ASSUA'SIVE , that which has a great Influence; that which afuages , mitigates , or pacifices. Ver- mogend , het geene een fierke Invloed heeft ; ’6 geene flild , maatigt , öf bedaard. To ASSUBJUDICATE , to fubdue. Shakes?. On- derwerpen , te onderbrengen. ASSUEFACTION, (E.) an accustoming one's felf to any Thing. Gewoonte , eene Gewenning van zich zelfs ergens aan. ASSU'ETUDE, (from afsuetudo , L. ) the being ac- customed to a Thing; Custom. Gewoonte , er- gens aan gewend zyn. To ASSUM’E, ( afsumere , L. ) to take to or upon one’s felf. Zich aanmaatigen , op zich neemen. ASSUM'ER , one who claims or arrogates more than is his due ; an arrogant Person. Aan - maatiger , een die meer eisebt öf vorderd dan hem toekomt ; een verwaand Mënsch. ASSUMP’SIT, ( Law Term ) a voluntary Promise made by Word of Mouth , whereby a Man ta- kes upon him to perform or pay any Thing for and to another Eene vrywillige Mondelin- ge Belofte, waar by iemand op zich neemd iets. voor een ander te doen öf te betaalen. ASSUMPTION, (L.) an afsuming or taking; an Inference upon. Eene Aanmaatiging , op zich neeming. ASSUMPTION, (i n Logick) is the Minor, or Se- cond Proposition of a Catagorical Sillogism; frvm/sf I mot? fhp rnncprinpnppflMwn from the IV13* jor and Minor. ,,Tbe premises are true,’ but che Afsumption is captious”. Afsumptie , is de minde- re öf tweede Voorstelling van eene Cathagorische Syllogismus , fomtyds het Gevolg uit het meerde - re en mindere Voorstel getrokken. , De Voor- onderstellingen zyn waar , maar het Gevölg is harrewarrig*’. ASSUMPTIVE , (L.) that is or may be taken. Aanneemlyk , neembaar ’t geene genomen kan worden, ASSUMPTIVE Arms, (in Heraldry ) are those which a Person may use as his own. Aanneme- lyke Wapenen , zyn de zulken die iemand als zyn eigen mag gebruiken. ASSURANCE, ( Afsurance , F. ) Certainty , Con- fidence. Zékerheid, Vertrouwen. ASSU’RANCE , ( in Commerce ) a Contract by which a Person fubje&s himself to make good the da- mages to be fustained by another. Verzeke- ring; een Verdrag waar by iemand zich onder- werpt , de Schaade die een ander leid goed te maaken. To ASSUh ASS. AST» 1 ASSUR'ETANI, Christian Hereticks, a Branch of the Donatists, who held that God the S >n was inferior to the Father: and the Holy Ghost to the Son : they rebapozed those who embraced their Seft. Afi uretaanen , zékere Këtters, een Soort van öonatisten , kerende dat Gölt de Zoon 'minder was dan den Vader , en de Heili- gen Geest minder dan den Zoon. ASSYTH’MENT , (in the Law of Scotland ) a Compensation given for a Man flain. Eene Boe- te , die men in Schotland voor een Manslag betaald. AST. ASTA’CUS. Een Soort van een Zeekreeft. ASTA’KILLOS , (Gr. among Physicians.) Eene brandende en in - eetende Verzweering aan de Scheen ASTEISMUS , («Veio-^os , Gr ) Civility, Courte- tesy, Pleasantnefs. Beleeftbeid, Vriendetykheid , Höflykheid, Aardigheid. ASTEISMUS , ( in Rhetorick ) is a Figure wherein fome pleasant Jest is exprefsed; a 'Kind of Iro- ny Scherts , een Figuur waar by eene aardige Kortswyl uitgedrukt word . een Soort van Sp'öt- terny. ASTER , ( in Botany. ) Stèrrekruid , Aster ; zékere Bloem. ASTERIA , a beautiful pellucid Gem of variable Colours, as viewed in different Lights. Opal, een Edelgesteente in ’t welk by na alle de Kleuren van alle andere gezien worden. De Engelschen noemen dezelve Cat’s Eye , 'óf Katte-Oog ; als snéde een gladde glansige , doorschynende Steen, die door fommige onder de Edele Gesteentens ge- teld, en de Stërre-Steen genoemd word. ASTERISK, ( Asterisque , F. Asteriscus , L. of «>£- picTKo; , Gr.) a little Mark like a Star (*) fet over a Word or Sentence, denoting fome De- feft , or fomething to be noted. Astericus, een klein Mërktéken als een Sterretje (*) boven een Woord of Spreuk gestéld betékenende een Ge- brék , öf iets dat in Acht genomen moet worden , AS’TERISM, Asterisme, F. Asterismus , L. of ^Vs- P«t//jos , Gr. in Astronomy) a Constellation of hxed Stars. Asterismus , een Gesternte van vas- te Sterren. ASTERN, (a Sea Term) is the hinder Part of the Ship; or any Thing behind the Ship. Het Agterstéven , 'óf iets dat agter aan het Schip is. ASTEROPODIUM. Zie ASTERIA. ASTFRT’, to flartle. Spenc. To escape, to let go. Opspringen, ontkomen, laaten flippen. ASTH’MA , ( Asthme , F. Asthma, L. of «c9 pa, of au to breathe, or deja to blow, Gr. in Me- dicine) a Difficulty in Breathing , proceeding from an ill Affection of the Lungs. Aamlor- AST. i <59 stigheid , eer.e moeijelyke en pynelyke Adem - haaling. ASTHMAT’ICK, ?( Asthmatiqiie , F. Asthmati - ASTHMATIC AL, $ cus , L. of ci&[AXTlK 0 5 , Gr. ) belonging to, or troubled with an Asthma. Aam- borstig , tot de Aamborstigheid behoorende , öf met Aamborstigheid gekweld. ASTIPULATION , a mutual Agreement, Afsênt, or Consent between Parties. Toestemming , öf Verdrag tufschen Party ë-n. ASTO’NIED, a Contradiction of the Word Asto- nished, many were Astonied. Onverbaast , het Tègenstrydige van het Woord Verbaast. To ASTOWND , (from estonner, F.) to Astonish. ,, May llarttle well but not Astound”. Par. Lost. Verbaazen. ,, Zy mogen wel verwonderd maar sliet verbaast zyti ”. ASTOUND’ED , ( (JÊrgtafUllïÖ > Teut.) astonished. Mri/r. Verbaasd. ASTRfE’A, (in Astronomy) one of the Signs or Constellations of the Zodiack, and the Sixes according to order De Maagd , het zesde Hé- meltéken. ASTRAGAL, (in Gunnery) is the Cornice Ring of a Piece of Ordnance. De Hoekring van een Stuk Geschut. ASTRALAGAL, (in Architecture) a round Moul- ding like a Ring, which encircles the Bases, Cornices , and Architraves of Pillars. Een rond Opwërk als een Ring, om de Voetstukken, “t Hoornwerk , en de Dëkbalken van Pilaaren. ASTRAGA’LOIDES , Wooly Astragaloides , (in Botany ) Een Plantgewas van dien naam. ASTRAG’ALUS , ( ’ArpctyxAos , Gr.) the Huckle- ■Rnnp ; also the principal Bone of the Foot. Het Enkel-been ; als méde het voornaamste Been van de Voet. ASTRAG’ALUS, Milk -vetch , (in Botany.) Een Plantgewas van dien Naam. ASTRAL, (from Astrum, L. a Star) that which belongs to , or depends on the Stars. Iets dat töt de Sterren behoord , öf daar van afhangt. AST’RAL-T?ar , the Time which the Earth takes to make its Revolution round the Sun. St'èrre - jaar , de Tyd der Omloop van de Aarde om de Zon. ASTRAL SPIRIT, a medium Part of Men, for as much as it is fupposed that Man Consist in three real Parts, viz. Soul, Spirit, and Body. As- traale Geest, een Mid’-deel des Mënschen, voor zo verre men voorondersteld dat een Mënsch uit drie wézendlyke Deelen bestaat j nament lyk Ziel } Geest en Lighaam. ASTRAL’ISH , (among Miners) is that Ore of Gold which lies as yet in its first State or Con- Y dition. ,ï 7 o AST. dit ion. De Goud -erts die nog in- zyn eersten Staat legt» AS TR AN TI A , (in Botany ,) Meester -Wortel-, een Plantgewas. To ASTRFCT , (of As tritium Supine of Astringo, L . ) to Iefsen the Distance between two Ob- jefts- to make the Parts of a Thing come nea- rer to each other, opposed to relax. Den Af- stand tufschen twee Voorwerpen verminderen , de Deeïen ergens van nader by malkander brengen , in tégenstëlling van ontspannen . ASTRIC’TION, (L. of ad and ftringo ) a binding to, the Aft or Power of making the Parts of a Body approach to each other. Eene Aantrek- king , de Daad bf het Vermogen , om de Deelen van een Lïghaam te doen naderen. ASTRIC’TION, (among Physicians ,) De „Werking der Jaamentrèkkende Middelen. ASTRÏCTO'RIA , (with Physicians ) Medicines that have a binding Quality. Zie ASTRIN- GENTS. ASTRIF’EROUS , ( astrifer , L.) Starbearing. Stè'r- redraaging. 4 ASTRPGEROUS , ( astriger , L.) bearing or car- rying Stars. Het draagen of voeren van Sterren. ASTR iHIIPTHET , ATRIHIL’THET, (L T. ) a Forfeiture pf dou- ble the Damage, Eeiie Ver- beurte van de dubbelde Schaade . ASTRIN’GENTS , Medicines which , by the Thick- refs and Figure of their Particles, bind toge- ther the Parts of the Body. Saamenbindende , Saamentrëkkende Geneesmiddelen. ASTROB’OLISM . (of «Vip a Star, and fidxxa to cast, Gr ) a Blasting, or Planetstriking. Eeh'e Verz&nging , Verschroeijlng. ASTRO’BOLTSM , (among Surgeons . ) Het Koud Vuur , Koude-brand. ASTRO GNOSIA. De Kënnifse \der vane Sterren , öf de Kundigheid hunner Naamen , Constêlla- tiën , enz. ASTROPTES, a Kind of figured Stone found at Shuckburgh in Warwickshire , in England, and at Touque in Normandy. Ster - Steen , öf Stem-. Steen ; dus genoemd om deszëlfs gelykenis naar eene Ster < ASTROLA’BE , (Astrolabium , L of 'ArpaXx&ev, urpov a Star , and to take, Gr. ) a Ma- thematical Instrument , to take the Altitude of the Sun or Stars. Een Astrolabium ; een Instru- ment om de Hoogte der Zon 'öf Sterren te neemen. ASTROLA'BE, the Name of a Stareographick Pro- jection of the Sphere, either upon the Plane of the Equator, the Eye being fupposed to be in the Pale of the World; or upon the Plane of AST. die Meridian , when the Eye is fupposed in the Point of Intersection of the Equinoctial and Ho- rizon. Astrolabium , een Sterreographische Pro - grefsie van de Spheer. To ASTRO LOGIZE, (from Metrology') to Study Astrology; to folve or predict according to the Principles of Astrology. Astrologi-^ren ,zick in de Astrologie oefenen , volgens de Régels daar van oplöfsen öf Voorzeggen. ASTROL’OGY, (Astrologie , F. Astrologia , L. of ’AsfoMyict . , of arpor and Speech, Gr.) an Art that pretends to judge of the Influence of the Stars , and foretel Things to come from the Motion of them , and their Aspects one to another. De Konst waar door men voorwend over de Invloed van de Sterren te oordeelen en uit hunne Beweeging toekomende Dingen te voor- zeggen , als méde uit hunne Aspeften omtrènd malkander. ASTRONOMICAL, (Astronomique , F, Astronomi- cus , L. of ’Arpovcfiizoi; , Gr.) belonging to that Science. Stè'rre kundig , töt de Astronomie be- hoerende. ASTRONOM’ICAL Calender , an Instrument that iTiews upon Sight the Sun’s Meridian Altitude, Right Ascension, &c. to a greater Nicety than the largest Globes now made. Astronomische Calender , een Instrument ’t welk op ’t eerste Gezigt, de Hoogtens Middaglyn van de Zon , de rechte Opgang , enz. naauwkeuriger aanwysè dan de grootste Globe die nu gemaakt word. ASTRONOM’ICAL Houses, are fuch as are accoun- ted from the Noon or Midnight of one natural Day, to the Noon or Midnight of another. As- tronomische Huizen, zyn de zulke die gerékend worden van de Middag öf Middernagt van den eenen ovatunv. LyLpsn Dag ? tpt da Middag nf Mid - dernagt van eenen anderen . ASTRONOM’ICAL Place of a Planet, or Star, is the Longitude or Place in the Ecliptick , rec- koned from the Beginning of Aries, according to the natural Order of the Signs. Astronomi- sche Plaats van een Planeet , öf Ster , is de Lengte öf Plaats in [de Ecliptica , gerékend van het Begin van Ariës , volgens de natuurlyke Or- der der Tékens. ASTRONOM’ICAL Quadrant , is an Instrument curiously framed and fitted with Telescopes, &c. to take Observation of the Moon , or Stars. Astronomisch Quadrant , is een Instrument keur- lyk gesteld en met Telescopen voorzien , om Ob- servation op de Maan, de Sterren , enz. te maaken. ASTRÖNOMTCALS , are fexagesimal Fractions, fo called because anciently they were wholly used in Astronomical Calculations. Astronomi- schen. zyn Sexagenaale Gebrookens , dus genoemd om dat ze oudtyds gebruikt wierdsn in de beréke- ningen van de Astronomie, ASTRO- AST. ASY. ASTRON’ÖMY , ( Astronomie , F. AsVrmmh , L. of ’Ar maffia , of «irpav a Star , and rijt*© 0 the Law, Rule, &c. Gr.) a Science which reaches the Knowledge of the heavenly Bodies, (hewing their Magnitudes, Distances, Order, and Mo- tion. Astronomie , Stemkunde. ASTROS COPE, an Instrument composed of two Cones, having the Constellations delineated on their Surface , whereby the Stars may be easi- ly known. Een Ascroscophm , een Instrument op ’t welke alle de Sterren zyn af getékend - ASTRO-THEOLOGY, (from Astrum, L. a Star, and Theologie,, L. Divinity) the Proofs of a Deity drawn from an Astronomical view of the Heavens. Stèrrekundige Gddtgeleerdheid , de Be- wy zen eerier Gddtheid genomen van een St err e- kundig Beschouw der Hémelen. AS’TRUM , ( ”Aïfo > , Gr.) a Constellation, or Ce- lestial Sign , consisting of feveral Stars. Astrum, een Gesternte öf Hémehtéken , uit verscheidene Sterren bestaande. AS’TRUM, (in Old English Records) a House, or Habitation. Een Huis , öf Woonplaats, ASY. ASY’LUM , ( L. Asyle , F. of ’Aa-oZon , of d priva- tive , and Spinrag. AT’TERLY, extremely. Uitbondig , ongemeen- ATTICISM . , -L.. 'ATlmtr/Aos , Gr. ) a Phrase or Manner of Speech used by the Athe- nians. Eene Uitdrukking 'óf Spreekwyze by die van Athénen in gebruik, AT ’TICK , ( Attique , F. Atticus , L. of ‘Ar\mu{ , Gr. ) belonging to the Country of Attica in Greece : Neat , elegant. Attisch , tot het Land van Attica behoor ende : Geleerd , net , cierlyk. AT’TICK Order , ( in ArchiteUure ) an Order of Building after the Manner of the City of Athens. Aiteensche Order , eene Bouworder na de Wyze van de Staclt Athénen. ATTILA’TUS Equus , (O.L. from the French Che- val attelé ) a Horse drefs’d in the Geers orHar- nefs, for the Work of the Plough or Cart. Een Paard in ’t Gareel geslagen om voor de Ploeg of Kar te trekken. ATTILUS, (in Ichthyology.) Een Visch van dien Naam , die in de Rivier de Po gevonden word. To ATTIN’GE, ( attingere , L. of ad an tan ge) to touch lightly or foftly. Zagtkens aanraaken. ATTl’RE, (in Heraldry) the Horns of a Stag or Buck. De Hoorns van een Hart , in een Wapen. ATTFRE , ( in Botany ) the third Part of the Flo- wer of a Plant, of which the two former are the Empale ment and Foliation. Het derde Gedeelte van den Bloem eener Plante, waar van de twee eerste Deelen zyn de Empalement en Foliatie. ATT1 RING, (among Hunters)the branching Horns of a Buck. De takkige Hoorns van een Hart. ATTITUDES, (F. in Painting or Sculpture) are the proper Postures that the Figure fhould be ATT. 17 j placed in. De Houding daar de Tiguuren , of Beelden in behoorden geplaatst te worden. ATTOL’LENS Auriculam, (L.in Anatomy) a Mus^ de which draws up the Ear. Een Hefspier die het Oor optrekt. ATTOL’LENS Nazes , (L.) a Muscle of the Nose ferving to draw up the Nostrils. Een Spier van de Neus , dienende om de Neusgaten op te trekken. ATTOL’LENS Oculum , (L. in Anatomy) a Mus- cle which lifts the Eye upwards. Een Spier die? nende om de Oogen om hoog te trekken. ATTOL’LENT, ( Att aliens , L.) that which raises or lifts up. Het geene optrëkt of opheft. ATTOLLENTES, (in Anatomy) a Pair of Muscle that acting both together, draw the whole up- per Lip direflly up and outward. Een paar Spieren, die faamen werkende , de geheele boven Lip recht op , en uit trekken. ATTONTTUS Stuper , /(with Physicians) an A- ATTONTT US Morbus, 5 poplexy ,• also a being Planet (truck , or blasted. Eene Beroerte ; als . méde Verzengd , door Honingdaaitw verbrand óf ■xrxrt ATTORNA’RE Rem , ( O. L. ) to turn over Mo- ney , or Goods , i. e. to appoint them to fome particular Use and Service. Geld öf Goederen overdraagen ; dat is , dezelve tót een byzonder Gebruik en Dienst bestemmen. ATTORNA’TO faciendo vel recipiendo, (in English Law) a Writ which a Man who owes Suit to a Country, Hundred, or other Court, obtains to command the Bailiff or Sheriff to’admit him to ap- pear in his Behalf. Een Schriftelyk Bevel ’t welk iemand die Diensten aan een Graaf schaps , Land . s chaps , óf andere Rechtbank verschuldigt is, ver - krygt , om den Baljuw öf Schout te bevélen , hem toe te laaten , ten zynen behoeve te verschynen . ATTOR’NEY, MAttornatus , L, of ad and Tour, ATTUR’NEY , i F. a Turn, q. d. every Man in his Turn) is fuch a Person, as by Consent, Command, or Request, takes care of another Man’s Businefs in his Absence, especially fuch as are employ’d for the Management of Law Suits. Een Procureur; een Pleitbezorger ; Ge- volmachtigde zo iemand die by Toestemming , Pevè’l Óf Request , zorg draagt voor de Zaaken van een ander in zyne Afweezendhsid , byzonder in Rëchtzaaken. ATTOR’NEY General ; is one appointed by general Authority to manage all Affairs or Suits of the Crown ; as the King's Attorney General , &c. Procureur Generaal ; iemand die door een alge- meen Gezach aangesteld is , om de Rëchtzaaken voor } s Lands Hoogheid te handhaven. ATTOR’NEY Special or Particular, is one em- ployed in one or more Causes , particularly fpeci- 17 6 ATT, fpecified. Een Pleitbezorger , die in éèn of meer byzonder uitgedrukte Zaaken gebruikt word. To ATTOR’NEY, to perform or employ as Proxy. ,, I am ftiil attornied to your Service”. Shakesp, Als Gevolmachtigde handelen. ,, Ik ben nög ge- volmachtigt töt uwen Dienst”. ATTOU’R, (O.) towards. Derw aards , naartoe. ATTOURN’MENT , ?(Law Term ) a yielding of ATTURN'MENT , 5* the Tenant to the new Lord , or acknowledging him to be his Lord. Een Hulde van den Vafsal aan zynen nieuwen Heer , of hem als zynen nieuwen Heer erken- nen. ATTRACT’, (from Attrait, F. ) that which has the Power of alluring, engaging the AfFeftion , or attracting. ,, Attracts and flames”. Hudibar. Aanlökzel , 't geene het Vermogen heeft om te verlokken , de Genégenheid töt zich te trekken. „ Verlökzelen en Vlammen”. ATTRACTION ,(F. ofL. Natural Philosophy) that universal Tendency which all Bodies have to- ward one another; from which a great many of the fiirpnVing Phenomena of Nature may be easily accounted for. Attratlie ae JNatuur- lyke Wysgeerte) die algemeene Neiging die alle Dingen töt malkander hebben. Zie ’t volgende Artykel. ATTRACTION of Gravity , ( or centripetal Force by Mathematicians) is that by which all Bo- dies tend towards the Center, or aft on each other at a distance, from hence proceed almost all the Motions and Changes in the System; it is by this Principle that light Bodies ascent, that Projeftiles are regulated in their courses; the Vapours ascend, and the Rain falls ; the Waves roll , the Air prefses , and the Sea is fwelled or decreased by the Vicifsitude of its Flux and Reflux. De Aantrekkende öf Midpun- tige zwaarte Kracht , waar door alle Lighaamen naar het Midpunt hellen , öf op eenen Afstand op malkander werken ; en daar uit ontstaan ge- noegzaam alle de Beweegingen van het Stëlzel ; door dit Grondbeginzel is het, dat de ligte Lig- haamen opklimmen', de Voortwërpingen in hunnen gewoonen Loop gerégeld worden ; de Dampen op- gaan en de Régen vald; de Wolken voortrollen, de Lucht drukt , en de Zee zwëid öf afneemd door de Verandering van de Vloed en Eb. ATTRACTION of Cohesion, is that which unites the insensible Particles of Bodies together into their different Mafses, and causes the Round- nefs we fee in Drops of Water or Quicksilver. Aantrekkende Kracht van Saamenhëchting , is het geene de onbemerkbaare Deeltjes der Lighaamen in hunne onderscheidene Klompen faamenhëcht , en de Rondheid veroorzaakt , die wy in de Dröppe- - len van Water en Quikzilver zien. ATTRACTTVES , or ^ .ATTRACTIVE Remedies , ATT. Medicines applied externally , that by theh Warmth and -Activity , penetrate the Pores, mixing with and rarefying all obstrufted Mat- ter, fo as to fit it for discharge. Uit - öf Aan - trekkende Geneesmiddelen, die uitwendig gebruikt; zynde , door hunne Warmte en Werkzaamheid- door de Zweetgaten dringen , zich met alle ver- stoppende Stoffen vermëngen , en zodanig ver- dunnen dat ze bekwaam zyn om uitgeworpen te worden. ATTREBATI, the Name of the Peopie, who for- meriey inhabited that Part of Great-Brïtain now called Berkshire. Attrebaten , Volkeren die voor- heenen dat Gedeelte van Groot Brittanje bewoon- den , ’t geene nu Berkshire genaamd word. ATTRECTATION , (L, of ad and traiïo ) a hand- ling , feeling , &c. Een handeling , betasting, voeling. ATTRIBUTE, (in Logick) is a Property belong- ing to any Substance or Being. Een Eigenschap, öf Hoedanigheid töt een Lighaam behoorende. ATTRFBUTE, ( in Metaphysicks ) is a certain for- mal Reason fubsequent to the Reason of the öuujeci. n... zékere formeele Réden in gevolge der Réden van. een unua-wc, ?. ATTRIBUTES, ( among Divines) are certain Pro- perties, or glorious Excellencies, attributed to God; as that he is Almighty , Eternal, Omni- scient, Ac. Hoedanigheden ( onder de Gödtge- Jeerden ) zyn zékere Eigenschappen , öf heerlyke Uitmuntendhéden aan Gödt toegeschréven ; als zy- ne Almacht, Eeuwigheid, Alweetenheid, enz. ATTRI’BUTES , ( in Mythology ) are the Qualities ,* or Attributes of the Deity, which were Perzon- nized or represented under the Idea of different Persons by the Heathens; thus Jupiter was the Power , Ju.yo the Anger , and Minerva tne Wisdom of the fupreme Being. Eigenschappen (in de Heidensche Fabelleer) zyn die Hoeda- nigheden of Eigenschappen van de Godtheid, dis door de Heiderden onder verschelde Persoons - ver- beeldingen wier den v oorgestëld: dus was Jupites de Macht, Juno de Gramschap , en Minerva de Wysheid van het Oppenveezen. ATTRIBUTES, (in Painting and Sculpture) those Symbols which are added to any Picture or Sea* tue, to exprefs the peculiar Oihce orDiguity of the chiefFigure; thus the Scythe characterizes Ti- me; the Caduceus, Eloquence, &c.. Zinnebeel- dige Tékenen, die men by een Schildery of Beeld voegt om het byzonder Ampt öf de Waardigheid van eene byzondere Figuur uit te drukken, dus is de Sys het a vaartéken van den Tyd ; de Slan- genstaf van de Welspreketibeid , enz. ATTRIBUTION, (F. ofL.) Afsignment, Delive- ry, Applying. Schuld-overwyzing , Verlof sing , Vervoeging. ATTPvI- ATT. AVA. ATT RITE , ( attrhus , L. cf ad and tero , t- to wear) worn off by rubbing two bodies together. Afgesléten door ket wryven van twee Lighaamen tégen malkander. ATTRITION , ( F. of Attritio , L. ) the Action of rubbing two bodies together , fo as to wear away or rub off fome Particles on their Surfa- ces. Wry ving , de Daad van twee Lighaamen tégen malkander te wryven , zo dat eenige Deelt- jes van hunne Oppervlakte afslyten. ATTRITION, (in Divinity ) is an imperfedt Sor- row for Sin, proceeding from a Fear of future Punishment for the fame , and therefore called the lowest Degree of Repentance , in distinc- tion to Contrition, which is a ferious, deep and hearty Sorrow for our Sins purely for the Lo- ve of God. Attritie ( in de Gödtgeleerdheid) eene onvolkomene Droefheid over de Zonden , ontstaande uit vreeze voor een toekomende Straf , en daarom genoemd de laagste Trap van Berouw , in Tègenst'èlling van Boetvaardigheid , zynde een ernstig , diep en hartelyk Berouw over onze Zon- den, alleen ontstaande uit de Liefde tot G'ódt. To ATTUNE , ( from a and tune ) to put an Instru- ment into Tune, to make the Voice, or any In- struments accord together.. Stellen , een Speel- tuig Jlëmmen ; maaken dat het Geluid der In- strumenten eenstemmig is, AVA. AVAC’CARI , ( in Botany. ) Een klein Indiaansch Boompje naar den Myrthus gelykende. AVA’GE, 4(0- L.) a Duty or Rent, that the AVFSAGE , 5 Tenants of the Manour of Writtle in Efsex paid for the Liberty of feeding Hogs in the Lord’s Woods. Eene Schatting öf Rente die de Vasallen van de Heerlykheid Writtle in Efsex betaalen, voor de Vryheid van Varkens, in de Bofschen van den Heer te mesten. AVAIL , that which may benefit another , profit or advantage. „ Of no more Avail to us than Error”. Locke. Nut , voordeel, baatte. Het geene tot nut of voordeel van een ander flrek- ken kan. AVANT Fo/J, (in Fortification) a Moat or Ditch , encompafsing the Counterscarp on the outside. Een Gruppel , öf Sloot , buiten om de Conter- scharp. AVANT Mure, (F.) an outward Wall. Een bui- ten Wal. AVANT -Peach, a Peach early ripe. Vroege Per- zikken. AVANTLTRINE, (i n Natural History.) Goudsteen. AVANT Ward , the Avant-Guard, or Front of an Army. De Voorhoede 'öf het Front van een Léger. AVAST’, (a Sea Term )hold, flop, or ftay. Houd , JHh PP- AVA. AUB. AUC. 17? AVAUNT, be gone, away, out of my fight! M ilt. Scheetje, weg, uit myn Gezigt, AVAUN’CERS , (among Hunters) the fecond Branch of a Hart’s Horn. De tweede Tak van een Harts Hoorn. AVAUNTER , (Vanteur , F. ) i great Boaster* Chauc. Een Grootspreeker , P oghams. AUB. AUBANE , (F. in the French Customs) a Righ? vested in the King of being Heir to a Foreigner that dies within his Dominons. Aubane , een Recht ’t welk den Koning van Vrankryk heeft om Erfgenaam te zyn van een Vreemdeling die in zyne Domeinen Jlërft. AUBIN,(in Horsemanship ) a broken Kind of Gait, between an Amble and a Gallop. Cheval qui va l’Aubin , zeggen de Franschen. Dat is Een Paerd dat een gebroke Gang , tufschen een, Tel en een Gallop gaat, ’t wélk voor een ge-> brëk gerékend word. A UTURN, /Dark Brown , or Chesnut Colour, AB’BURN, ƒ Donker Bruin, öf Kastanje Kleur , AUC. AUCH’MUS, (among Husbandmen.) Eene omnas- tige Droogte. AUCTION , (of augeo) properly an Increasing; also an open or publiek Sale of Goods, whe- re he that bids most is the Buyer. Dit Woord betékend eigentlyk eene Toeneeming öf Vermeer- dering , als méde eene openbaare Verkoopmg aan den meest biedende. AUCTION, (in Physical Writers) the Nourish- ment of any Animal Body, whereby more was restored than was lost or decayed. Aankwee- king , de Voeding van een dierlyk Lighaam waar door meer hersteld word dan 'er vermin- derd was. AUCTIONA’RII, ?(Old Law) Regraters or Re- AUXIONARII, y tailers of Commodities; from whence comes. AUCTIONEER, one that fells, or he that Mana- ges a Sale by Auflion. Een verkooper in J t klein; van daar komt het Woord Vendumeester öf Afslager in Engeland. AUCTIVE, (of auttus, L. ) augmenting. Vermeer * derende, toeneemende, AUCTO’RTAS , (L. ) Gezach, Macht, Bevel. AUCTUS CALYX, ( Calyculatus Calyx, L. in Bo- tany.) Een vermeerderde öf verdubbelde Kë'.k; een Kelk die benéden eenige Blaadjes öf Schub- betjes heeft, en daar door fcheind als in een an- dere Kelk te zitten, gelyk de Anjelieren. Z AUCU- i 7 S AUC. AUD. aucufium^ N ! l ( L 0 ÏÏ0WliQS ’ r °£ elvan £ !t - AUD. AUD , ( C. ) old. Oud. AUDA’CIOUS. (audacieux , F. of audax , L. ) con- fident , over bold , daring. Stout , vermetel, onversaagd. AUD Far and'-. Children are faid to be fo , when grave and witty beyond what is usual in fuch as are of that Age. Dit word van Kinderen ge- zëgt die bedaarder en J 'chr ander der zyn dan men doorgaansch in anderen van gelyke Jaaren be- speurd. AUDIBLE , (L.) that may be heard. Hoorbaar , dat men hooren kan. AU’DIENCE, (F. Audientia , L. ) Hearing; also an Afsembly of People hearkening to fometbing fpoken. Hoofing , öf eene Vergadering van Men- schen hoerende naar ’i ge ene gesproken word . AU’DIENCES , ( in History ) the Tribunals or Courts of Justice established by the Spaniards in Ame- rica. De Vierscliaaren öf Gerechtshoven door de Spanjaards in America opgericht. AU’DIENCE Court, a Court belonging to the Arch- bishop of Canterbury , of equal Authority with the Court of Arches , though inferior in Anti- quity and Dignity. Audiëntie Hof , een Hof öf Vierschaar aan den Aart s-BiJ schop van Canter- bury behoorende , van gelyk Gezach met het Court of Arches, ofschoon zo oud niet en min- der in Waardigheid. AUDIENDO & Determinando , a Cömmifsion di- rected co certain Persons for trying and pit- nishifig Persons concerned in a Riot, or fome hainous Misdemeanor. Een Lastbrief aan zé- kere Persoenen om Mênschen die zich aan Op- roer öf andere zwaare Misdaadeh fc huldig ge- maakt hebben , te. ondervraagen en te recht te Jl éllen. An AU DIT , (L. ) a Plearing and Examining an Account, of a Person concerned in the receipt of Money, by Persons publicly appointed for that purpose. Het Onderzoek van eene Réke- ning , öf het hooren van een Persoon die Deel heeft in den Ontvangst van Geld , door Men - sclien die opentlyk daar toe zyn aangesteld. To AU’DIT , to examine. Onderzoeken-, verhoeren. AUDl’TA Ouereld ,( Law Term)z Writ which lies for oneAtgainst whom Judgment is given for a Debt, &c. upon his Complaint ihewing fome Cause why Execution fiiould not be granted. Een Lastbrief voor iemand die over eene Schuld , enz. gevonnist is , op zyne Klagten en het toonen van de een öf andere Oorzaak , waarom de Exe- cutie niet behoorde vergund te worden. AUD. AVE. AU’DITOR , (L. Auditeur , F.) a Hearer. Een Hoorder. AUDITOR, (in English Law) an Officer of the King , or other great Person , appointed an- nually to examine the Accompts of all Under- Officers 1 Auditeur , een Amptenaar van den Koning öf ander groot Peïsonagie , jaarly'ks be- noemd om de Rekeningen van alle Ónder -Officie- ren na te zien. AUDITORS Conventual , &c. Officers formerly ap- pointed among the Religious, to examine, and pafs all the Accompts of the House. Conven- tueele Auditeurs , Amptenaaren voor cleezen on- der de Geestelyken aangestèld , om alle de Reke- ningen van het Klooster te onderzoeken en goed te keuren. AUDITORS of the Exchequer, Officers which take and fettle the Accompts of the Receivers , She- riffs , Escheators , Customers, &c. Auditeurs van de Thesaurie , Amptenaaren die de Rékenin- gen van de Ontvangers , Baljuwen , enz. aan- neemen en na zien. AUDITORS of the Mint , fuch as take the Ac- compts there, and make them up. Auditeurs van de Munt, zulken die aldaar de Rékeningen na zien en opmaaken . AUDITORS of the Prests and Imprests , Officers in the Exchequer, who make up the Accompts of Ireland, Berwick, the Mint, and of any Money imprested to any Man. Amptenaaren in de Thesaurie, die de Rékeningen van Ierland, Berwick, de Munt, enz. opmaaken. AU’DITOR of the Receipts , an Officer in the Ex- chequer, who fiieth the Bills of the Tellers, and enters them , &c. Auditeur van de Kwyt- briefjes ,(Quitancies) een Amptenaar in de The- saurie , die cle Quitancien van de Geldt elders aan- rygt en boekt. AU’DITORY Meatus, (among Surgeons .) De Ge- hoor-gang , Öf het Gat ’t welk men uitwendig in. het Oor ziet. AU’DITORY Nerves, (in Anatomy ) is the feventh Pair of Nerves that come from the Medulla Oblongata. De Gehoor -Zenuwen , is het zevende Paar Zenuwen die uit de Medulla Oblóngata voortkomen. AVE.. AVELLA’NE, (L. in Heraldry , of Aveline , F. a Filberd) a Form of Crofs, resembling four Fil- berds in their Plusks, joined together at their great Ends. AveUane (yin de Wapenkunde) een Form van een Kruis , gelykende naar vier Haazel Nopten , in hunne Schillen , die aan de groote Enden faam en gevoegt zyn. AVE MARY, (L. i. e. Hail Mary ) a Prayer used by Papists to the Virgin Mary. Avs Maria, de Groetenifse Maria , een Gebed der Roomchs- gezinden , aan de gezégende Mosder-maagd. AVE. AVE'NA , (L. in Botany.) Haver . AVE’NAGE , (of Avena, in Law) Oats paid to a Landlord instead of other Duties. Haver pacht , Haver die men in plaats van andere Cynsen aan den Landheer betaald. AVE J NANS , agreeable, beautiful. Chauc. Aange- naam, fchoon, lieflyk. AV’ENOR, an Officer of the King’s Stables, who provides Oats for his Horses. Haver verzorger , een Ampteiiaar in ’s Konings Stallen , die de Ha- ver voor zyne Paerden léverd. AVENTURE , ( O. R. ) Adventures, voluntary Feats, or Trials of Skill at Arms. Avantuuren , vrywillige Bedryven , 'óf Beproeving van Kun- digheid in de Wapenen. A VENTURE , ( F. L. T. ) by Chance , a mortal or deadly Mischance; as when a Man is drow- ned or burned by falling accidentally into the Water or Fire ; the causing of the Death of a Man without Felony. Geval , een doodelyk On- geval ; als wanneer iemand verbrand 'óf ver- drinkt , door toevallig in ’t Vuur öf in ’t Water te vallen: de oorzaak van iemands Dood zonder Felonie. AVEN’UE, (Avenue, F- h'cet venire ad) a Pas- sage or Way lying open to a Place. Bene Toe- gang óf Weg naar eene Plaats. AVEN’UE, (among Gardeners) a Walk or Row of Trees, &c. EenLaan, óf dubbelde Rei Boomen. AVEN’UE, (in Fortification) the Opening, Inlet to, or Communications between a Fort and a Bastion. De Opening , Ingang öf Gemeenschap tufschen eene Vesting en een Bolwerk. A’VER, (O.) Wealth; also Bribery. Rykdom , als méde Omkooping A’VER, a labouring Beast. Ecu Iasi Been. A’VER-Com , Rent formerly paid in Corn to Reli- gious Houses, by their Farmers and Tenants. Eene Rente voor deezen in Room aan de Gödts- huizen door derzelver Pachters en Huurders betaald. A’VER -Penny, is Money contributed towards the King’s Averages or Carriages, to be freed from that Charge. Een Schatting betaald om vry te zyn van den Last om den Koning Voorspan te léveren. AVE'RA, (in Doomsday-Book) a Ploughman’s Day’s Work or Wages. Een Ploegers Dagwerk , 'öf Dagloon v AVE’RAGE , (C. ) the Breaking of Corn Fields; Eddish , Roughïngs. Het eggen der Koornvël- den, Et groen. Nagras. AVE'RAGE, (Averagium , L. in Law) a Due or Service which a Tenant owed his Lord , by his Beasts or Carriage. Een Plicht öf Dienst AVE. 179 die een Vafsal zynen Heer fclmldig is, met zyne Beesten en Rytuigen te bewyzen. AV'ERAGE, (in Trajfick) a certain Allowance out of the Freight to a Master of a Ship, when he fufFers Damage : A Contribution by Insurers, to make Satisfaction for insured Goods cast over-board. Avary , een zekere Vergunning van een Gedeelte der Vrachtpënningen, aan den Schip- per , als hy fchaade lydt : eene Vergoeding van de Afsuradeurs voor de Goederen die over boord geworpen zyn. AVER’DUPOIS. Zie AVOIRDUPOIS. AVE’RIA, (O L.) Cattle, Oxen, or Horses used for the Plough. Vee , Ofsen, öf Paerden die voor de Ploeg gebruikt worden. AVE’RIIS captis in Withernam , a Writ for the fei» zing of Cattle to his Use , whose Cattle are wrongfully taken away by another , and driven out of the Country, that they cannot be reple- vied. Een Lastbrief töt het neemen vo.11 Vee , töt iemands Gebruik , wiens Vee ten onrechte door een ander is weg genoomen en uit het Land ge% dréven, zo dat het niet wéder te krygen is. AVER’MENT, (in Law) is when the Defendant offers to justify an Exception, pleaded in Bar- of the Plaintiff’s Aftion. Gestanthouding (in Rechten ) is als een Verweerder aanbied eene Uitzondering te wéderleggen , die ten Voordeels van den Eif scher by gebracht is. General AVER’MENT , is the Conclusion of every Plea to the Writ, or in Bar of Replication, or other Pleadings , containing matter Affirmati- ve. Algemeene Gestanddoening , is het Besluit van elk Pleidooi töt wéderlegging van een Plei - dooi in eene bevestigende Zaak. Particular AVER’MENT, is when the Life of a Tenant for Life, or Tenant in Tail is averred. Byzondere Gestanddoening , is als het Leeven van een Bezitter voor zyn Leeven verzékerd is. AVER’NI , (L. from a negative and epns , Gr.) certain Places or Grottoes among the Antients, whose Air was contagious, and Èxhalations poi- sonous. Zékere Plaatsen en Grotten onder de Ou- den welkers Lucht besmettelyk , en Uitwaajse • mingen vergiftig waren. AVERR’HOA, ( in Botany.) Een geheel Geslagt van Planten. To AVERRUNCA’TE , (averrunco, L. ) to pluck a Thing up by the Roots ; to extirpate. „ We averruncate it”. Hudib. lets met de Wortel uit den Grond rukken , uitdelgen. „ Wy delgen het uit”. AVERRUNCA’TION, (L.)a fer aping, cutting off, a lopping off the fuperfluous Branches of Trees. ■ Eene Snoeijing , Afsnyding , of Kapping van de overtollige Takken der Boomen . Z 2 AVER- iSo AVE. AUG. AVER'SATION , (of Aversatus , L.) a term allu- ding to the Motion of a Person who detests any Thing, which is that of turning away from it. Afkeering , zinspeelende op de Beweeging van iemand die iets verfoeid, namentlyk dat hy ’er van afkeerd. To AVERT’, ( Jverto , L.) to turn aside, or keep off. Afkeeren, terughouden. A’ VERY, a Place where the Oats or Provender are kept for the King’s Horses. Een Plaats daar de Haver en’t JVoeder voor ’s t Konings Paerden be* waard word. AVES C YPRIiE. Welriekende Kaersen , door de Fran- schen Oiselets genaamd. AVES HERMETIC.®, ( among Chymists. ) De Gees » ten die in 't Distilleeren opvliegen. AU G. AU'GAR, AU’GER, a Wimble , or Carpenter’s Tool for . boring. Een Avegaar ; een gr oote Tim- mermans Boor. AU'GE, (in Astronomy,') Zie APOGJEUM. AUGE’A , (O. L ) a Cistern for Water. Ee n. Wa- terkom öf Régenbak. AUGMENT’, (F. ) Increase, applied to the Di- mensions of a Body or the Progrefs of a Disea- se. Toeneeming , Aanwas. AUGMENTATION , ( in Heraldry ) Additions made to an Escutcheon ; as the Arms o( Ulster, which are worn by all the Baronets in England. Toe- voegzel in een Wapenschild , als het Wapen van Uister, ’t welk door alle de Baronnen in Enge- land gevoerd De Orange-boom. AU’RANTIUS Color , (L. in Botany.) Orange - vërwig. AU’RATUS , ( L. in Botany. ) Verguld , Goud-vè'rwig . AUREA ALEXANDRINA , (in Pharmacy) An Ele&uary compounded of above feventy Ingre- dients , one of which is pure Gold. Een Kon- serf, bestaande uit meer dan zeventig Inmëng- zels, en onder anderen één van zuiver Goud. AURE’LIA, (in Natural History) the fecond^ Chan- ge of a Caterpillar towards a Moth or Fly, in which it feems deprived of Motion receives no Nourishment , and appearing fometimes with a Yellow or Gold coloured Skill . is called by this name. Aurelia ( in de Natuurkundige, His- torie ) de tweede Verandering van een Rups töt een Mot 'óf Vlieg, waar in hy van alle Bewee- ging berooft fchynd ; geen Voedzel nuttigt , en eenigen Tyd met een geel of goud Vel fchynd bekleed te zyn. AURE’LIAN , (from Aurelia) a Naturalist, who implies himself to Study the various Changes of Insects; fometimes applied to one who feeds and describes the various States of Moths and Butterflies. Een Natuurkënder , een die zich toelegt op de Beschouwing van de onderscheide- ne ’ Veranderingen der Inseüen ; fomtyds toege- past op iemand die Mótten en Kapellen' voed en, de verschillende Staaten daar van beSchryft. AUR. AURÈ’ÖEA , in its Original Signification denotes a Jewel, which is proposed as a Reward of Vic- tory in fome public Dispute. Hence the Ro- man Schoolmen applied It to the Reward bestowed on Martyrs, Virgins, and Doctors, on Account of their Works of Superrogation; and Painters use it to fignify the- Crown of Giory , with which they Adorn the Heads of Saints , Con- fefsors , &c. Areola, beduid in zyne echte Be- tékenis een Juweel , ’t wëlk tót eene Belooning van Overwing in een openbaar Geschil word voorgestëld. Van hier brengen de Roomsche Schoolgeleerden dit Woord over voor de Belooning der Martelaars , Maagden en Schriftgeleerden , uit hoof de van hunne overtóllige Werken ; en de Schilders gebruiken het voor de Glorie - kroon % waar méde zy de Hoofden van hunne Heiligen ' Belyders, enz. verderen. AU’RES CORDES. Zie AURICULA CORDIS. AU’RES MARINAS, (in Natural History) a name given to different Species of Haiiotes. Oor* schulpen. AURE’UM Vellum. Het Guide Vlies van Jason. LJXVE’TJC , «-» ?? fl/rn AM t /arjnnl in value to twenty five Denarii. Een Roomsche Munt, ter waarde van drie Ryksdaalders Hollandsch. AURE’US NUMERUS. Het Guide Getal. AU’RIATE , Golden. Chauc. Vergulden. AURICLE , ( Auriculus , L. in Anatomy) the En ternal Ear , or that Part which is prominent from the Head. Het uitwendig Oor, öf eigenl\ lyk de Rand óf Klap van hu Oor. AURIC’OLLA. Zie BORAX. AURIC’ULiE Judes , (in Botany.) Judas -Oorerijg een Plantgewas. AURICULAS Leporis,(in Botany.) Haazen-Ooren; een Plant. AURICULAS Muris Major, (in Botany.) Groots Muis-Oor, Guide Longebioem. AURIC’ULA Ur si, (with Florists) the Name of a Flower commonly called a Riccolus. Beeren - Ooren ; zékere Bloem. AETIIC’ULAS Cordis, (in Anatomy) the two Ears of the Heart. De Hart-Ooren , de Klappen van ’t Hart. AURIC’ULAR, ( Auricularis , L. ) that which be- longs to the Ear. Alles dat töt het Oor behoord 3 öf daar toe betrekking heeft ; dus zegt men ; Auricular Confefsion, Oorbiecht. Auricular Witnefs , Oorgetuigen . Auricular Medicines, O or -middelen , enz. AURIC’ULARIS , (L. )the little Finger. De Pink t öf Oor Vinger. AURlC’ULxARLY in a Private or fecret manner. Op eene geheime öf bedekte Wyze. ALTvI- AUR. AURIC’UL ATA , ( L. in Botany. ) Geoord , dat Ooren heeft , öf dat na Ooren gelykt. AURIFEROUS, ( aurifer , F. i. e. attrum ferens) bearing or producing Gold. Goud draagend of voortbrengende. AU'RIFLAMB, £St. Denis’s Purple Standard, AURIFLAM’BE, S borne against Infidels „ lost in Flanders. De Purpre Stqndaart van St. Denys, die tégen d/s Ongelovige gevoerd en in Vlaande- ren verhoren voierd. AURFGA , (L.) a Carter^, Wagoner, or Chario- teer. Een Voerman , Kamman. AURIGA, (in Astronomy) a Constellation of the Northern Hemisphere. Be Voerman ; zéker Ge- sternte , in ’t Noorder Halfrond. AURIGA’TiON , (L. ) driving or guiding of any Carriage. Het dryven öf voeren van een Rytuig. AURFGO , ( in Medicine. ) De Geelzugt. AURFGRAPHV, (of Aurum , L. and ypA pa, Gr. to write) writing with Gold. Goudschrift maa- king, met Goud fchryven. AURIPi GME’NTUM. Zie ORPIMENT. AU’RIS, (L. in- Anatomy.) Het Oor. AURISCALTIUM , (L ) an Instrument to pick and ciocmco the Ear from Wax. Een Oorlépeltje. AU’RIUM Vermis, (E.) Oorwormen. AURO’RA ( Aurora , L. q. d. aura bora ) the Mor- ning Twilight, the Dawn, or Break of Day. De Dageraad ; Morgenschemering ; Krieken van den Dag. AURO’RA Borealis, (L.) is a white Pyramidal Glade of Light , appearing like the Tail of a Comet in the Northern Hemisphere of the fixed Stars. Het Noorderlicht. AU’RUM Fulminans , (L. ) i. e. thundering Gold, or Saffron of Gold (among Chy mists ) a Powder made' of Gold, dilsolved in Aqua Re galis; and is fo called, because being put into a Spoon , and heated over the Fire, it makes a Noise li- ke Thunder. Dondergoud , of Saffraangoui ( onder de Chimisten ) een Poeder van Goud ge maakt , en in Konings water ontbonden ; worden- de dus genaamd om dat het in een Lépel gedaan en op het Vuur heet gemaakt worde?ule , een ge- luid geeft als de Donder. AU’RUM Mosaicum , or Musivum , (L. ) i. e. Mo- saick Gold , a Composition made use of by Statuaries and Painters , to lay on a Colour li- ke Bra fs or Copper. Inlëg Goud ,.eene Com- positie die door de Beeldhouwers en Schilders ge- bruikt word , om een Kleur op ’t geel 'öf rood Ko- per te leggen. AU’RUM Pctabile, (L.) i. e. drinkable Gold (among Chymists) Gold make liquid , fo as to be drink- able; or rather a rich Cordial Liquor wichPie- AUS. ATU. i S3 ces of Leaf Gold in it. Drinkbaar Goud , Goud 't wélk vloeibaar gemaakt word , zo dat men het drinken kan; öf liever een krachtige Hart- sterkende Drank daar Bladgoud in is; Guide- water, AU3. AUSCULTATION , (L.) a hearkening or liste- ning to. Eene Aanhooring öf Toeluistering. AU’SPICE , ( Auspicium , L, ) a Kind of Sooth- saying among the Romans < by observing the Flight, Chirping, &c. of Birds. Een Soort van Waarz'èggery onder de Romeinen uit de Vlucht, het Geschrei , enz. van J t Gevogelte. AU’STRAL Signs , (among Astronomers) the fix Southern Signs or the Zodiack. De zes Zuider Tékenen van den Dierenriem . AU’STRAL Fish, or Australis Piscis, (L.) a Small Constellation of the Southern Hemisphere. Zé- ker klein Zuidelyk Gesternte. To AUSTR.ALFZE,. (from Auster , L. ) to tend or point towards the South. ,, Australize at ano- ther”. Brown. Tot hot Zuiden héllende öf daar na wyzende. „ Zuidelyk naar malkander wy- zende AUT. An AUTAN’GELIS I’ , (of AirdyyiX©^ , of «tirsj himself , and ’Ay/lA©» a Mefsenger, Gr.) one who is his own Mefsenger. Iemand die zyn ei- gen Boodschapper is. AU’TER fols Acquit, ( in English Law ) a Plea ma- de by a Criminal that he has been already ac- quitted of the fame Crime, with which he is Charged , There are likewise Pleas of Auter fois Convht and Attaint, that he has been before conviftéd of the fame Crime. Deeze Woorden die klaarblykelyk verbasterd Zyn van hetFransdi , une autre fois acquité, op een andermaal ontsla- gen , worden door de Rechtsgeleerden gebruikt , als een Misdaadige voorwend , dat hy van dezelf- de Misdaad reeds was vrygesproken , öf ander- maal overtuigd en Gevonnist. AUTHEN’TICKS , the Title of the third Volume of the Civil Law. De Tytel van het derde Deel der Burgerlyke Rechtsgeleerdheid in Engeland. To AUTHENTICATE, ( Authentiqüer , F. ) to esta- blish a Thing by the necefsary Proofs of its genuinenefs. Iets bevestigen door de noodige Bly- ken van deszélfs Echtheid. AUTOCE’PHALOUS , ( in Church History) deno- tes Archbishops who were independent of any Patriarch. Aartschbifschoppen die van geen Pa- triarch afhankelyk waren. AUTO’CHIRIA, (in Law) Zëlfsmoord. AUTOCH’TONES , (L. Auri^am , of «tiros itself, and th e Earth, Gr.) Homeborn, the Ori- ginal i 84 AUT, ginal Inhabitants of any Country. Tngsboernen , de Oorsprongkelyke Inwoonders van een Land. AUTO’CRASY , (of Auroxpal'tx , of «iros felf, and x,pt&T@-' Power, Gr. ) Self-fubsistence, Suprema- cy, &c. Eigen bestand , Opperhoofdigheid. AUTO CRATOR’ICAL , ( ASra»p*repi^« , Gr.) All- powerful, Supreme, Imperial. Almachtig, Óp- perst, Keizerlyk. AU TO DA FE’E , (Span, an Aft of Faith) a So- lemn Day afsigned by the Inquisition for the Punishment of Hereticks , or the Acquittal of those who have been unjustly accused as fuch. Dit Woord betékend eene Geloof s-Daad , die door de Inquisitie op een plegtigen Dag bepaald word, om de Ketters te flrajfen , en die ge ene die ten, onrechte beschuldigd zyn Fry te fpreeken • AUTO’DIDACTUS. Iemand die uit zich zelfs zon- der Meester geleerd heeft. AUTOGE’NEAL, ( of Aórofivho, of «c ïr«s felf, and yincla to beget , of yhoyocu to be begotten , Gr.) Self-begotten. Zélfs voortgeteeld. AUTOGRAPH’ICAL , (F.) of or belonging to an Author’s own Writing. T'öt een Schryvers eigen Schrift behoorende. AUTOG’RAPHUM , / ( Autograph e , F. AJ róypxpa , AUTOG’RAPHY , V °f «tiras felf , and ypati pa to write, Gr. ) the own Hand-writing or Stile of any Person ; also the Original of a Treati- se. Het eigen Handschrift öf de Styl van een Schryver. AUTOLI'THOTOMUS , (in Surgery .) Iemand die zich zélf van den Steen fnyd. AUTOL’OGY, (Gr. of «liras and Hyu to fpeak) fpeaking of, or to one’s felf. Van of töt zich zëlven fpreekende. AUTO M’ ATI ON , (Automate , F. of Aurlpodlo v, Gr. of its own Accord, in Mechanicks ) a Self- moving Instrument; as a Clock, Watch, &c. Een zëlfsbeweegend Instrument, als een Klok , Horlogie , enz. AUTOM’ATOUS, 1 felf-moving , or that which AUTOMATICAL , J feems to have a Motion wi- thin itself. Zëifbeweegend , of ’t geene eene Be- wee ging in. zich Zelf fchynd te hebben. AUTON’OM Y , ( Autonomia , L. of Auroug-dx , , of «tiras itself, and Law, Gr.) living after one’s own Law. Naar zyn eigene Wetten keven. AUTO’PHOROS, (C.L.of «tiras himself, and c nerfst-tékenen zyn Libra, Scor* pio en Sagittarius 1 AU’TUMNAL Plants. Herfst Planten. AVI’S I ONS , (O.) Visions. Vizioenen , Nagt ge- zichten. AVU. AVUL’SION, (L. of a and vello) the Aft of pul- ling asunder two Bodies already united , im- plying the fecondary Idea of fome exertion of Force. Afrukking, het afrukken van twee Lig - haamen die reeds vereenigt waren, het onderge- schikt Denkbeeld van eenig Gewéld insluitende . AUX. AUX, Zie APOGEUM. AU’XESIS , ( «o|i Teut. ) a fharp pointed Tool. Een Els. AWM. AWM’BRY, a Cupboard for Viftuals. Een Spint, of Spys kas , Spyskamer. AWN. An AWN of Wine, 360 Pounds. Een Aam Wyn, zynde vier Ankers. AWN, 4 a Scale or Husk of any Thing; the Spire ANE, 3 or Beard of Barley , or any bearded Grain. Een Dijp of Schil van eenig Ding ; de de Echtel , of Baard van Garst , of eenig ge- baard Koorn. AWN. AWR. AX. AXI. i8j AWNTNG , ( Sea Term) a Sail or Tarpawling,hung over any Part of a Ship; or a Canopy over a Wherry, hen Zeil of Presenning , ’t wélk over eenig Deel van tan Schip gespannen is j als mé- de een Tent op een Roeischuit. AWN’SEL Weight. Zie AUNSEx. AWR. AWREA’KED , wreaked , revenged. Chauc. Ge- wroken. A’WRY, out of a ffraigt Line; out of a perpendi- cular Dire&ion ; on one fide , not even. Scheef , fchuin buiten een rechte Lyn ; buiten eens Lootlynige Direüie ; aan eene zyde ; niet egaal. A’WRY, (in a figural Sense) erroneously. „Much of the Soul they talk , but all awry”. Par Reg. Verkeerdelyk. „ Zy fpreeken veel van de Ziel 3 maar alles verkeerdelyk ”, AX. AXE, \ Zie AX1S * AXI. AXIL’LA, (L. in Anatomy) the cavity or hollow under the Arm, called the Arm-pit. De Oxel; de Holligheid onder den Arm , de Arm - kuil ge- naamd. AXIL’LA, (in Botany) the Space between the Stems of Plants and their Leaves. De Oxel, de tus- schen-ruimte tufschen de Stengen en Bladen der Planten. AXILLARIS Pedunculus , ( in Botany . ) De Oxel- Jleel ; de Bloem- Jieel die nit de Oxels tier Plan- ten voortkomd. AXIL'i/AK. , AXIL’LARY, {axcuare , r?. or axillaris , L. ) be* . longing to the Arm -pit. Töt den Oxel of Arm-kuil behoorende. AXIL’LARY Artery , ( among Anatomists ) is that which pafses from the Trunk of the Aorta into the Arm-pits. De Oxel - flag - Ader , is die uit de Tronk van de Aorta in de Oxels Jchiet. AXIL’LARY Veins , two Branches of the Trunk of the Vena Cava, which go up the Arm -pits. Oxel- Aderen , twee Takken van den Tronk van de Vena Cava, die töt in de Oxelen opgaan. AXIN’OMANCY , (of and fjuuvW*, Gr. ) Di- vinacion by Hatchets. Eene Wighelaary met Bylen. AXI’OM, ( Axiome , F. Axioma , L. of ’A%iuwa. and «I lo/joca I account worthy, or «|(L. F. i. e. b caring upon tliC BACKBstREN’D , £ Back) it is used as a Circutn- BACKBERON’D , 3 stance of manifest Theft; and is one of the four Cases , wherein a Forester may arrest an Offender against Vert_ or Veni- son , when he is found bearing it upon his Back. Op den Rug draagende ; he t word ge- bruikt voor eene beweezene Dievery ; en is één van de vier Gevallen waar in een Bosch- be- waarder een Misdaadiger als een Vee-Dief mag vasthouden. BACK- Board, (Sea Term) to leave the Land on Back- board , is to leave it behind the Ship. Bak- boord , het Land aan Bakboord laaten , zegt het agter het Schip laaten. BACK -Staff, "'! a Sea Instrument to take the BACK -Quadrant, j Sun’s Altitude with ones Back towards it. Een Scheeps-Instrument om de Hoog- te der Zonne te neemen. BACK- St ays , of a Ship , (in Shipbuildings ) Stays or Ropes belonging to the main and fore- Mast, which ferve to keep te Mast from pit- ching forward or over-board. Koorden öf Tou- wen tot de Groote en Voor-mast behoorende , die- nende om de Mast te verhinderen van voor over , Öf over Boord te hellen. BACK’STER , (C. ) a Baker. Een die Bakt ; een Bakker. BACO, (O. L.) a fat Hog, or Bacon Hog. Een vet Varken. BA’CULE, (F. in Fortification ) is a Kind ofPort- BAS’CULE, J cullis or Gate, made like a Pit-fall. Een Soort van een Poortje , als een Kuil - val gemaakt . BAC. BAD. BE. BAF. BAG. BACULOM’ETRY , (of Baculus , L. orBantr^wa Staff, and f/iiTftCf) to measure , Gr ) the Art of measuring accefsibie or in-accefsible Distances or Lines , by one or more Staves. Baculometrie; de Konst om genaak- öf ongenaakbaare Afstanden öf Linien, door middel van één öf meer Stokken te meeten. BACILLUS divination , ( L. ) a Branch of Hazel , used for the Discovery of Mines, Springs, &c. Een Wichelroede ; een Teen van een Hazelaar, die gebruikt word om Mynen , Bronnen, enz. te ontdekken. BACU’LUS Sympatheticus , (in Surgery . ) Een Sym- patetische Hazelroede , die door de Heelmeesters by Beenbreuken en verstuikte Léden gebruikt word. BAD. BAD’GE, a Cognizance or Coat of Arms, worn by Servants of Noblemen ,&c. or by Pensioners to a Parish or College, &c. Een Téken , öf Wa- pen door de Bedienden van Edellieden , enz. ge- dragen wordende. To BAD’GE, to fet a Mark on a Person; to ftig- matize. „Their Hands and Faces were all badged wuu Tékenen . een Téken aan iemand Jtellen ; Brandmerken „ Hunne Handen en Aangezichten waren alle met Bloei getékend ”. A BADG’ER, (2Sacfie, Teut . and L. S. the Cheek) an amphibious Creature , living by Land or Water. Een Das, een halfslachtig Dier. BADG’ER , (Bagagier , F. ) a Carriage of Luggage. Een Bagagie Wagen. BBDI’AGA,(in Botany ) a Water-plant , resembling the Alcyoniums, Een zékere Spons achtige Wa- ter-plant. BÏE. BiEC’KEA , ( in Botany , ) Een Geslagt van Planten. B2EFYL1A , (^Gr. ) anointed Stones, worshipped by the Phcenicians , by the Greek before the Time of Cecrops , and by other barbarous Na- tions. Gezalfde Steenen, die door de Pheniciers , de oude Grieken , en andere woeste Volkeren aan- gebeden wierden. BAF. BAF’FETAS, or BAFFTAS, (Ind. ) a Cloth made of Coarse white Cotton - thread in the East-In- dies. Zékere Soort van Oost -Indisch Katoens Lywaat van dien Naam. BAG. BAG, (in Natural History ) the thin Membrane, or Crystis; containing the Poison of Vipers, which they lay out of their Mouth, when ea- ting their Food. Zak öf Blaasje (in de Natuurlyke Historie) het dunne Vlies öf Crystis, bevattende het BAG. BAH. het Vergift der Adderen 't welk zy uit hun Bek doen als zy eeten. • BAG, that which contains the Honey in Bees. Het Honing-zakje in de Byen. BAG or BIG,(C.)a Cow’s Udder. Een Koeije-Uijer. BAGATE’L, (a Toy or Trifle.) Een Bagatel, Beu- zeling , Wisje wasj e. BAG’GAGE , (F. hallo, Itai. ) Furniture and Ne- cefsaries of S ddiers, Provisions for an Army; also a Camp-Whore, a Soldier’s Trull, a Punk. Bagage , Tuig en Behoef tens der Söldaaten , Voorraad voor een Léger ; als ook een Veldhoet, een S öldaate Hoer. BAGG'D, as Bagg’d up hot. Mort. Heet in de Zak gestoken. BAGG'D , in a blue Cloud. Dryd. Omkleed met een blaauwe Wolk. BAGG’D, with his honey’d Venom. Dryd. Bekleed met zyn gehoningi Venyn. BAGGENLY , (O.) fwelling , proudly. Trotzelyk , hovaardiglyk. BAGGETH , ( O. ) disdaineth. Versmaad , veront- waardigt. BAGNOLEN’SES , Hereticks who followed the Errors of the Manichees , rejedted the Old Tes- tament and Parc of the New ; maintained that God foresaw nothing of himself, and that the World had no Beginning. Bagnolianen , Ket- ters die de Dwaalingen der Manicheen navölg - den , het Oude Testament- pn. een _ Gedeelte van het Nieuw Verwierpen ; en beweerden dat G'cdt uit zich zelfs niets voorzag , en dat de Waereld geen Begin had. BAGUETTE, (F. in Architecture) a little round Moulding lefs than an Astragal. Een zéker klein Lid in de Bouwkunde , het welk van eenigé een Hoep, en van andere een Chapelet genoemd word. BAH. BA’HAR, at Mocha in the East - Indies , 386 lb. Averdupois ; at Molucca the lefser Bahar is 6 25 lb. and the greater 6250 lb. Weight Aver- dupois, by which Spice is fold. Bahar, een Gewicht te Mocha in Oost-Indiën van 3S6 gj. Averdupois; te Molucca is de kleine Bahar 625 fig. en- de groote 62 50 waar by de Spece- ryen verkbgt worden . BA’HARAS, (L. in Botany . ) Zéker Plantgewas, BA’HIR, (Heb.) Famous or Illustrious, but parti- cularly a Book of the Jews , treating of the profound Mysteries of the Caballa, being the most antient of the Rabbinical Works. Ver- maard of Voortrejfelyk , maar byzonderlyk beté- kend dit Woord een Joodsch Boek, handelende over de diepe Verbörgenhéden der Caballa, zyn - ds hst oudste van alle de Rabbynsche Werken. BAL ipi BAL BAJARDOUR, (OW Records ) a Carrier or Eearer of Burdens. Een Kruijer Sf Lastdraager. BAI’GU, BEGU. Zie GERME. BAIL, {Bail, F.) is the freeing or fetting at Li- berty one arrested or imprisoned upon an Ac- tion, under Surety taken for his Appearance at a Day and Place afsigned; also a Limit or Bound within a Forest. Ontslag, het los laatert of in Vryheid Jlellen van een Gearresteerden Sf Gevangen , onder Börgtögt voor zyne Verschel- ning op een bestemden Tyd en Plaats ; als méd® een Grensscheiding in een Bosch. Common BAIL, is an Adtion of final! Concern, and is fo called because any Securities are taken. Gemeene Borg , is een Actie van klein Belang , en word dus genoemd om dat men allerlei Borg- tochten aanneemd. Special BAIL, is in Causes of great Weight, as in Debts amounting to 10 L. where the Sureties must be fuhsidy Men , answerable to the Value. Byzondere Borg, is in Zaaken van groot Ge- wicht, als in Schulden , bedraagende loL.Sterl . daar de Borgen gegoede Luiden naar maatte van de Som zyn moeten. BAILS, ( Sea Term) Hoops fet over a Boat to bear up the Tilt. Hoepels, die over een Schuit leg- gen om de Tënt op te houden. To BAILE or BALE , ( Sea Term ) to lade Water by Hand out of a Boat. Water met de Hand uit een Schuit hoozen. BAI’LLAGE. Zie BAILIWICK. Water BAFLIAGE , a Duty paid to the City of London , for all Gouds brought Into , or carried out of the Port. Water recht ; eene Schatting welke van alle de Goederen die in of uit de Ha- ven gevoerd worden , aan de Stadt Londen be- taald word, BAFLIFF, £a Magistrate appointed within a parti- BAl’LY, S cular Province or Pre eindt , to main- tain the Peace, to administer justice , &c. al- so an Officer appointed to arrest Persons for Debt. Een Baljuw öf Schout. BAFLIFF, an Officer that belongs to a Manour to order Husbandry, hath Authority to gather the Profits for the Lord’s Use , pay Quit Rents ifsuing out of the Manour, fell Trees, dispo- se of the Under Servants. &c. Een Baljuw öf Schout van eene Heerlykheid. BAFLIFF Errant, is an Officer appointed by the Sheriffs to go about the Country to ferve Writs, to fummon theCounty Sefsion, Afsize, &c. Een Deurwaarder van ’t Hof. BAFLIFF of Franchises, is one appointed by every Lord within his Liberty , to do fucb Offices within his Precinct, as the Bailiff Errant doth abroad 192 BAL abroad in the Country. Een Deurwaarder of Bode in tens Heerlyklieid. BAl’LIWICK, was the whole District within which the Trust of a Bailif was to be executed: And thence a whole County was formerly fo called in respeft of the Sheriff; a whole Baro- ny, in respeft of the Lord Baron; a Hundred in respeft of the Chief Constable ; a Manour , in respeft of the Steward , &c. EenBaljimagie ; het District of Rechtsgebied van een Baljuw. BAILL’ES , ( in Fortification. ) Buitenwerken. BAILMENT, (L, T. ) the Delivery or Writings, Goods , &s. to another Person. De Overgave van Geschriften , Goederen , enz aan een ander. ÊAl’LO , (Turk. ) the Atnbafsador of the Republiek of Venice at Constantinople. Eene Bemanning die men te Constantinopolen aan den Gezant van Venetiën geeft. BAIN , (C ) willing , forward. Gewillig, bereid- vaardig. BAIN, lithe, limber-jointed, that can bend easily. Smeedig, Lcenig , dat gemakkelyk gebogen kan worden. BA’JOCCO , a Copper Coin, current at Rome, and throughout the wTiole State of the Church , ten of which make a Julio , and a hundred a Ro- man Crown. Een Paufselyke Kopere Munt, waar van de io een Julio, en de 100 een Ro- meinsche Kroon uitmaaken. BAIR’AM , (in the Mahometan Custom ) a Yearly Festival of the Turks, which they keep after the Fast of Ramazan. Een Jaarlyksch Feest der Turken, ’t welk zy na de Vasten , Rama- zan genaamd , vieren. B AIRMAN, (O. L. T. ) a poor insolvent Debtor, left bare and naked , who was obliged to fwear in Court, that he was not worth more than five. Shillings and five Pence. Een arm insol- vent Schuldenaar, die naakten berooid gelaaten zynde , verplicht was voor ‘t Gerecht te zwoe- ren , dat hy niet meer dan vyf Schellingen en vyf Stuivers , dat is drie Gulden Hollandsch , in de IVacreld had. BAIT , a piece of Flesh , or other Lure. Aas , lok-aas. BAIT , a Refreshment on a Journey , generally ap- plied to Cattle. Pieislering, eene Vervërsching op Reis, doorgaansch op het Vee toegepast, To BAIT, to fet Beasts a fighting together. Byten, Beesten tégen malkanderen doen vechten , van daar komt ‘hst Woord Beerebyt. To BAIT, to take fome Refreshment on a Journey. Pleisteren, zich op de Reize verver schen. To BAIT, (in Falconry ) fignifies to Flutter, clap the Wings and prepare for flight, a Hawk is faid to bait, when ike claps her Wings , or BAL BAK. BAL. {loops to her Prey. Aazen ( op de Valken Jacht) betékend flodderen , klapwieken en tot den Stryd bereiden ; dus werd een Valk gez'ègt te Aazen. als hy z yne Wieken klapt, 'óf op zyn Prooi aanvald. BAIVA, (in Heathen Mythology .) ’t Vuur , zynde een Afgódt der Laplanders , ‘t welk zy om Licht en Warmte aanroepen. BAFZE, ( baietta , Ital.) Baai. BAK. To BAKE, tofeethe, drefs, or roast in an Oven. Bakken, zooden, óf in den Oven braaden. 910 peu bjm / fo pou föall bake. This Proverb is applicable to fuch as aft Hand over Head , in Matters of Moment without the Precaution of good Counsel and Advice; and all the Slips, Mismanagements ' and Afflic- tions of both Old or Young , through Rash- nefs or Oversight, are exposed to this bitter Taunt; As she has brew’d, e’en fo let her. bake : So the Father fays to a Daughter that has mar- ried , to her Misfortune, without his Consent. ^eipH sp hioutot/ suit ep baSften. Dit Spreekwoord is toepafselyk op de zulken die in gewichtige Zaaken voorbaarig handelen , zonder de noodige Omzigtigheid , óf Beraading ; en alls- de Mij 'slagen , Ver gif singen , en Droef héden , zo van Ouden als Jongen door Voerbaarigheid óf Onbedachtzaamheid veroorzaakt , zyn aan deeze bittere Spreuk bloot gesteld ; Gelyk zy gebrou- wen neen , zu zat zy bakken 2 o Zegt een Va- der van zyne Dogter die tégen zyn Wil, onge- lukkig getrouwd is. BAL. BATJENA, the Whale. De Walvisch. BAL'ANCE , (in Marchants Accomptsj is when the Debtor and Creditor Sides are made even. Balans ( onder de Kooplieden) is als de Debet en Credit Zyden in de Boeken Buiten. The BAL'ANCE, one of the mechanical Principles or fimple Powers , which ferves to find out the Equality or Difference of Weights in heavy Bodies. De Balans , een van de Mechanische Grondbeginzels óf ënkelde Vermogens , dienende om de Gelykheid óf het Verschil van Gewigt in zwaare Lighaamen te vinden. BAL’ANCE, ( of Trade ) the Difference between theValue of Commodities bought ofForeigners, and that of our own Products exported into other Nations. Balans van den Koophandel , het Onderscheid tufschen de Waarde der Koopman- schappen , door Vreemdelingen aangebracht , en dat van onze eigene Manufaftuuren , die men naar andere Gewesten uitvoert. BAL’ANCE , ( of a Watch or Clock ) is that Part of BAL. 'Of it , which by its Motion regulates and deter- mines the Beats. De Onrust , dat Deel van een Klok , 't welk door z yne Beweeging het Uurwerk juist doet omgaan. BALANCE, (in Astronomy ) the Sign called Libra. De Balans , is het Hétreltéken Libra. Hydro static al BALANCE, (in Mechanicks ) an In- strument which determines the fpecific gravify of Fluids and Solids by weighing them in Wa- ter. Water Balans, een Instrument , 't welk de eigentlyke Zwaarte der Vochten, en vaste Lig- haamen bepaald met dezelve in Water te weegen. BAL’ANCE MASTER , (from Balance) one, who from his Knowledge of the Centers of Gravity and Motion in the' Bodies, entertains the Vul- gar with feveral Feats of Balancing Bodies in different Situations. Een Balanseorder , één die door zyne Kundigheid in de Midpunten der Zwaarte 'en Beweeging in Lighaamen , het Folk met Postuuren te maaken vermaakt. BALA’NI, (L. an Acorn, among Naturalists ) Ex- crescences which commonly Kick to the Shells of the larger Sorts of Sea Shell-fish. Uitwas, die men doorgaansch aan de grootere Schulpen der Schulpvijschen vind. BALA’NUS , ( L. an Acorn , in Anatomy ) the Glands of the Penis. De Klieren van den Penis. BALA’NUS MYREPSICA, (in Botany.) Een Soort van Pistaches. BALAN’ZIA-JAEB , or IBA-QUACA , ( in Botany ) Een Soort van Water-Meloen , die aan een ruige Steng langs de Aarde kruipt. BA’LAOU , (in Ichthyology.) Sardynen, een Soort van kleine Fifschen. BA’LASSBUKY, (balas , F.) a Ruby of a crim- son Colour, with a cast of Purple. Een Ro- byn van een Carmozyn Kleur met een purpere Weerschyn. BA’LASTRI, ( Arab, in Commerce) the finest Gold- cloth manufaftured at Fenice. Het fynste Goud- laken dat te Venetiën gewrocht word. BALA’TRONES. Die geenen die volmondig, of lie- ver 'óf zy hun Mond vol hadden, fpreeken , BALAUSTINA , ( in Botany ) the name by which the double flowered Pomegranate is commonly called. Dus noemd men den Granaat- Appel-boom die een dubbelde Bloefsem voortbrengd. BALAU STINES, (balaustes , F. ) the double Flo- wers of the wild Pomegranate-three. De dub- belde Bloefsem van de Granaat- Appel-boom. BALAZE'ES , ( Ind ) white Cotton cloths manu- factured in Surat , 131-half Fr, ells long, and 2 3-qrs. wide. Witte Katoene Lywaaten van Suratte. BALBUTIES , (L ) Stammering Speech. Stame- ring , ftamelende Spraak. BAL. 193 BAL’CONY, ( Balco , Ital, Balcon, F. in Architec- ture) a Projefture beyond a Wall or Building, generally before a Window, fupported by Pil- lars or Consoles, and furrounded by Banisters, or Ballustrades. Een Balkon ( in de Bouwkonst) een Uitstek van een Muur óf Gebouw , door- gaansch voor een Fënsier , onderschraagt door Py laar en óf Stutten, en omringt met een getra- lied Hek. BALD, without Hair. Kaal , zohder Haair. BAL’DACHIN , ( Baldachino , L. in Architecture) is a Building in Form of a Canopy or Crown > fupported by Pillars for the Covering of an Altar : A Canopy carried over the Host , in popish Countries, in Procefsion. Een Kap óf Gebouw in de Gedaante van een Ferhémelte óf Kroon, het geen door Pïlaaren onderschraagd word, en tót een deksel boven een Altaar verstrekt ; als méde het Ferhémelte het geen in de Roomsche Lan- den, boven de Hostie in Procefsie omgedraagen word. BAL’DERDASH, Mingle-mangle, a confused Dis- course. Een Mengelmoes van Woorden , óf ver- warde Rédenvoering. BALD’MONY , ( Meum , L. ) an Herb fo called. Een Plant van dien Naam . BAL’DRICH , (Sax.) a Belt, worn hanging from the Shoulder acrofs the Breast, on which the Sword was formerly hung. Een Draagband welke men droeg van de rechter Schouder dwars over de Borst, waar aan men voor deezen den, Dègen pleeg te hangen. BAL’DRICH, (in a figural Sense) the Zcdiack Cir- cle , which cuts the Globe obliquely , as the Belt formerly was fuspended. De Kring van den Dierenriem , welke de Aardkloot Jchuins fnyd \ gelyk de Draagband pleeg te hangen. BALE , Grief, Misery. Spenc. Trouble, Sorrow. Chauc. Droefheid , Elënde , Onrust, Zörge. To BALE, 1 (Balayer, F. to brush) to lade Wa- To BAIL, J ter out of a Boat or Ship’s Hold with Buckets , instead of pumping. Hoozen , het Water uit een Boot óf Schip Hoozen , in plaats van pompen. BALE’FUL , (O. ) forrowful , woeful. Droevige fmè'rtelyk. BALEU’GA , ( O. ) a Territory or Frecinft. Een Gebied óf District. BA’LISTES, a Genus of the Branchiostegious Or- der of Fishes. Een zéker Geslacht van Fifschen BALI’VO amovendo , a Writ to remove a Bailiff out of his Office for not residing in his Baili- wick. Een Geschrift om een Baljuuw van zyn Ampt te ontzetten, om dat hy buiten zyn Bal- juuwschap woond. A BALK, (of valicare , Ital. to pafs by) a Furrow B b or 194 BAL. cr Ridge of Land left unplowed between to Furrows, or at the end of a Field.’ Een Voo- ren , öf Strook Lands ongeploeg t gelaaten , tus- schen twee Vooren óf aan het End van een Veld. A BALK, a Baffle or Disappointment; also Dama- . ge , or Prejudice. Eene Mislukking , te leur- stelling. A BALK, ( palco , Ital.) a great Beam. Een Balk. BALK-STAFF, (C.) a Quarter-ftafF. Een Knuppel óf Knots. BALK’ERS , (i n Fishery) Persons who Bandon a Cliff or high Place on the Shore , to inform the Fishermen which way the Shoall of Her- ring goes. Roepers , Mënschen die op een Klip óf hooge Plaats aan den Oever Jlacln , om de Vis- schers toe te roepen wat weg de Haring zwemd. BALL and SOCKET .a Device made of Brafs , to hold any Mathematical Instrument on a Staff , as Quadrant, Telescope, &c. Een Koper Voetstuk cm een Mathematisch Instrument op een Stök te zetten , als een Quadrant , Telescoop , enz. To BAL’LAD , to make a Person the Subject of a Ballad. Een Straatliedje op iemand maaken. BAL’LANCE. Zie BALANCE. BAL’LAST, Sand, Gravel, or Stones, laid in the Schip J s Hold, to make her fail upright. Bal- last, Zand , Gruis óf Steenen , in’t Hól van 't Schip om 't zelve recht op te doen zeilen. BAL’LAST SHOT, ( with Sailors) cl Ship is Paid fo to be, when the Ballast has run from one Side to be other. Scheef geballast , dit zegt men als de Ballast van de eene zyde van 't Schip naar de andere geschoven is. To Trench the BAL' LAST , ( Sea Term ) is to divi- de or feparate it. De Ballast verdeelen öf van één fcheiden. BAL’LERUS , ( Bordeliere , F. in Ichthyology.') Een zékere kleine Visch die men in Rivieren en Jiaan- de Wateren vind. BAL’LETTE, a Stage Dance, which is mixed with Dramatiek Charafters , and alludes to fome Ac- tions in real Life, or fabulous History. Ballet \ een Toneel-Dans , die vermengt is met Karakters van het Toneel en zinspeeld op eenige Bedryven van het Leeven. BAL’LIAGE, Zie RAILAGE. BAL’LISTA, (in Antiquity ) a military Machine, used by the Antients in bezieging. Balista , een Oorlögs Tuig , het geen door de Ouden in Belégeringen gebruikt wierd , om Steenen , gloei- jend Tzer , enz. onder fiunne Vyanden óf op der - zëlver Werken te werpen. BAL’LISTER, HBalustre, F.) the lateral Part BALKLIJSTER, $ or Side Part of a Scroll in the Capital of the fonick Column ; a little Piller or BAL. Rail , fuch as are on the outside of Cloisters , &c. Balluster , het Zy-fluk , óf de Zyde van eene Rolle in het Kapiteel van de Jonische Kolom", een kleine Pilaar Óf Balie gelyk men aan Kloos- ters, Gallery ën, enz. heeft. BALLFVA, (O.L.)a Bailliwick. Een Baljuuwschap , BAL’LOCKS, the Cods of a Man or Beast. De Ballen van een Man óf Beest. BAL’LON , 1 ( Ballon , F.) a Foot-ball ; also a great BALLO’ON, J Ball with which Noblemen and Prin- ces use to play. Een Voetbal , Kaatsbal , öfKlÓsbal. BAL’LON, 'Kin Chymistry ) a large Receiver or BA’LON, J Vefsel, to receive what is distilled or drawn off by the Fire. Een groote Ontvan- ger, óf Vat om het geene gedistilleerd öf gestookt word te ontvangen. BALT.ON, (F. in Architecture) is a round Globe on the Top of a Pillar. Een ronde Kloot op de Tóp van een Pilaar. BAL’LOTTE» or BA’LOTTE , (in Botany ) Een zéker Geslagt van Planten. A BAL’LOW , a Pole , a long Stick, a Quarter- Staff , &c. Shakesp. Een Polsstok , een lange Stök, een Knots. BALM. Zde BALSAM. PATivr -\(_Baulm, F. Balsanum, L. of B«>. Marriage Contracts in the Church. Hu - BANES , we iyks-geboden. BAN’NACK, ~\(C,) a Cake made with O.itmeal :> J BAN’NOCK, J and Pease, mixed with Water, and baked under the Embers. Een Koek gemaakt van Haver-meel en Erweten , met Water gemengd en op de heette Asch gebakken. BAN’NERET , anciently a Knight made in the Field , with a Ceremony of cutting off the Point of his Standard, and making it as if it were a Banner. Baronet, eev Ridder die te Held aange- stëld word met de Plëchtigheid van de Punt van zyn Standaart af te fnyden , en ’er als het waars een Banier van te maaken . BA’NIAN , an Undrefs , or outward Garment. Een Soort van een Overrök , die op de Borst met Kleppen over malkander geknoopt kan worden. BAN'NISTERIA, (in Botany j a distinft Genus of Plants. Een onderscheiden Geslacht van Planten. BAN’NIMUS, the Form of expelling a Member out the University of Oxford. Uitsluiting , de Wy- ze van een der Léden op de hooge School van Oxford uit te fluiten. BAN’NITUS , an Out -law, or banished Person, Een Balling. -,(0. L ) the utmost Bounds of a C TownorManour. DeuitersteGrën- BAN’NUM BAN LEU’ GA zen van eeneStadt of Heerlykheid, BAN’QUE,(in Botany . ) Een Indiaansch Gewas by- na als Arnfion. BAN’QUET, a Part of a Branch of a Horse -bit which is under the Eye. Een Gedeelte van de BAN. BAO. BAP. 197 Stangen van een Toom dat onder het Oog van een Paerd zit. BANQUET-LINE, an imaginary Line drawn , in making a Bit , along the Banquet , and pro- longed up or down , to adjust the designed Force or Weeknefs of the Branch, in order to make it fliff or easy. Een ingebeelde Lyn die men in het maaken van een Bit langs de Stan- ge trekt , en op en neer verlengt word om de voorgenomen fté'rkte öf Zwakheid van de Stange te bepaalen , en het fiyf öf gemakkelyk te maaken. BANQUETTE, (F.) a little Bank, a raised Way. Een kleine Bank, een opgehoogde Weg „ BANQUET’TE , ( in Fortification j a fmall Foot- place in form of a Step, at the Bottom of a parapet. Een kleine Hoogte am Vesting - wer- ken , die door de Söldaaten gebruikt word om, over de Borstweeringen te konnen zien en te f chief en. BAN QUETTING HOUSE, or ROOM , a House or Room where publiek Feasts are given. Een Huis öf Her trék daar men openbaare Gastmaalen geeft. BAN’STICLE, (in Ichtyologyj a fmall Fish, found In Ditches or foul Places, with fhining Scales, called a Stickleback. Stékelbaars , een kleine Hisch met glanzige Schobben , die men in vuile Slooten vind. BANTAM WORK , a Kind of painted or carved Work, resembling that of Japan, only more . gaudy. Bantams Werk , een Soort van 'geschil- derd öf ge snéden Werk naar het Japans gelyken- de, doch zwieriger. A BANT’LING, a little Child; an Infant in fwad- ling clothes. Een Zuigeling , een gebakerd, Kind. BAO. BA’OBAB, (in Botany.) Bahobab, een Hrucht die door de Mooren gebruikt word om den Dorst is lëfschen. EAP. BAPTISM, (in the Sea Language) a Ceremony in long Voyages on board Merchant Ships , prac- tized both on Persons and Vefsels , who pafs- the Tropic or Line for the first Time. Doop, eene Ceremonie die men op lange Reizen ter Zee in de Koopvaardy -Schépen aan ’t Schip en de Persoonen verricht , die voor het eerst de Linie pafseeren. BAPTISTERY , ( ïïccxhsvpit» , Gr.) a Bason or Font to baptize in. Een Doopvonte. BAPTISTS , a Seft in the Christian Church , that refuse Baptism to Infants. Doopgezinden eene Gezindheid van Christenen die de Kinderen wei- geren te doopen; Mennonieten . Bb 3 TAR. ip8 BAR. BAR- BAR, ( Barreau , F. Barra , Ital.) a Piece of Iron or Wood for feveral Uses. Een Spyl van Tzer 'óf Hout, töt veelerlei Gebruik. BAR, the Place where Lawyers ftand to pleat Cau- ses in Courts of Judicature ,• or a Place where Criminals Band to be tried. Balie , de Plaats daar de Praktizyns Jlaan om hunne Zaaken voor de Rechters te bepleiten; 'óf een Plaats daar de Misdciadigen ft aan , om ondervraagt te worden. BAR, (in Law ) is a peremptory Exception against a Demand or Piaint, brought by a Defendand in an Adion , that destroys the Adion of the Plaintiff for ever; and is either Bar to Common Intendment , or Special. Eene peremptore Ex- ceptie tégens eenen Eisch, door den Verweerder in eene Adie gemaakt , welke de Adie van den Eischer voor altoos vernietigt. BAR, (in Mustek) is a Line drawn perpendicular through the Note Lines. Een Streep rechtstan- dig door de Noot-lynen getrokken. BAR , ( in Heraldry ) an Ordinary resembling the Fefse , but much lefser. Een Balk in een Wa- penschild. BAR , ( St. ) a Rock that makes a Harbour. Eene Rots die een Haven formeer d. BAR , (in the Manege) the highest part of that Place of a Horse’s. Mouth, fituated between theGrinders and Tushes ; fo that the Part of the Mouth , which lies under and at the Side of the Bars , retains the Name of the Gum. Dat gedeelte van het Tand- vleesch der Paerden daar nooit Tanden groef en , het geen de Franschen Barres de la Bouche du Cheval noemen. BAR, (i n Hydrography) a Bank of Sand or other Matter, where by the Mouth of a River is in a Manner choaked up. Een Zandbank , öf an- dere Stöffe waar door de Mond van eene Rivier als verstopt is. BAR-FEE , a Fee of twenty Pence, which Prisoners acquitted of Felony, paid to the Goaler. Een Verval öf Fooi van twintig Stuivers , welke een Gevangen die van klein Verraad vry gesprooken is aan den Cipier moet betaalen. BAR GEMEL , ( in Heraldry ) is a double Bar , cal- led by the French Jumelles, and by Latin Wri- ters j ugarice fasciola and justicice bijuges, is a diminutive of the Feise. Een dubbelde ftaande Balk in een Wapenschild door de Franschen Ju- melles genoemd. BAR MASTER, (among Miners) the Person who keeps the Gage, or Dish for measuring the Ore. Ertsmeeter , de Persoon die de Maat öf Schotel houd om de Erts te meeten. BAR SHOT, two half Bullets joined together by an Iron Bar, used in Sea engagements for cut- ting down Masts and Rigging, Staaf- kogel, BAR. twee halve Kogels die met een yzere Spil aan malkanderen gehecht en in een Zee-flag gebruikt worden om de Masten en het Want weg te fnyden. BAR, (to Common Intendment) is a general Bar that usually disables the Adion or Plea of the Plaintiff. Een algemeene Uitsluiting, die door - gaansch de Adie van den Eischer vernietigt. Special BAR , ( in Law ) is that which falls out in the Case in hand, upon fpecia! Circumstances of the Fad. Byzondere Uitsluiting, die by by - zondere Omstandighéden van de onder handen zynde Zaak voorvalt. BAR Temporary , (in Law) is fuch as is good for the Present , but may afterwards fail. Uitslui- ting voor eenen Tyd, is zodanig een die voor ’fi tegenwoordige doorgaat , maar in ’t Vervolg feta- lc?i kan. BAR Perpetual , ( in Law ) is that which over throws the Plaintiff’s Adion for ever. Duur- zaatne Uitsluiting , is die waar door de Adie van een Eischer , voor altoos vernietigt voord. BAR of the P ort , ( Sea Term ) a Billet thrust through the Rings that ferve to Rut up the Portholes Ship. P oortgrëndel ( in de Scheepstaal ) een Stok die men door de Ringen Jleekt , om de Ge- schutpoorten te fluiten. BARA DAS, (in Botany . ) Zékere Nagelbloem. BARA’CTA , a West lndian Balsam. Een West-In-' dische Balzem. BARALIP’TON , (in Logick) an imperfed Syllo- gism, of two Universal and a particular Affir- mative. Een onvolmaakte Bewys- of Sluitre- den , van twee algemeene en eene byzondere Be- vestiging. BARAL’LOTST , BARALOTTI, (in Church His- tory ) a Sed of Hereticks at Bologne in Italy , who had all Things in common, even their Wi- ves and Children. Eene Se£le van Ketters in Italien , die alles , zelfs hunne Vrouwen en Kin- deren in ’f gemeen hadden. BARAN’GI, Officers among the Greek of the lower Empire. Amptenaaren onder de Grieken van he» benéden Ryk. BARA-PICKLET , (Welsh.) Cakes made of fine Flour , knaded with Yeast. Pannekoeken, met Gist gemëngt. BAR’AQUAN , (an Arabian Drefs.) Een Kleed dat de " Arabieren in Fes , om hun lyf geslingerd draagen. BAR’ATRY, (L. T.) is when a Master of a Ship cheats the Owners or Insurers, either by im- brezzling their Goods, or running away with the Ship. Parat, Baraterie; is als een Shipper de Reders öf Afsuradeurs bedriegt , met hunne Goederen te verdonkeren , öf met het Schip door te gaan. BARAT BAR. •BARAT’TA. Een zwart welriekend en gezond Hars dat uit Oost-Indiën komt. A BARB , a R arbary Horse. Een Barbarysch Paerd. To BARB a Lobster, is to cut it up. Een Kreeft open fnyden. BARBA , ( L, in Botany.) Baard; dvs noemd men de benédenste Lip van de gelipte Bloemen ; als méde de Ruigheid van fommige Bloemen. BAR’BA ARON, "i f Huislook, Don- I I derbaard . BAR’BA CAPR/E, c(L. in Botany.)) Geitenbaard. BARBA HIRCI, | , Boks-baard. EAR’BA JOV1S , J [Jupiters-baard. BAR’BACAN, (Arab, barbacane, F. barbacana, Ital. in Architecture ) a long narrow Canal, or pas- sage for Water in Walls, where Buildings are liable to be overflowed; likewise to drain off Water from a Terras. Een lange fmalle Goot , of Waterloozing in de Muiiren , ter plaatze daar de Gebouwen zouden kunnen onderloopen ; als mé' de eene Waterloozing van een Terras. BAR’BACAN, (in Fortification) a Fort at the En- trance of a Bridge , or the Outlet of a City. Eene Sterkte aan de Opgang van een Brug 'óf aan den Uitgang van eene ' Stadt . BAR’BACAN, an Aperture in the Walls of a City or Fortrefs to fire Musquets through at an Ene- my. Eene Opening in de Wallen eener Stadt óf Fortres , om daar door met Snaphaanen op den Vyand te fchieten. BAR’BACAN , an outer Defence or Fortification to a City' 01 castle, used especially as a Fence to the City or Walls.^ Een Buitenwerk óf Sterkte aan eene Stadt óf Kasteel, , byzonder gebruikt, al r eene Beschutting voor de Stadt óf de Wallen. BAR’BACAN, a Watch-Tower. Een Wacht Tooren. BARBA’RA, (in Logick) a Technical Word, each of whose Syllables prefixed before the Proposi- tions of a Syllogism in the first Mood and first Figure, denote the Universal Affirmation of the faid Propositions. Barbara, een verdicht Woord , waar door de Schoolgeleerden , zulke Slötrédenen in de eerste Figuur en Tyd amduiden , waar in alle drie de Stellingen algemeen en ftè'llig zyn , ’t w'êlk door de driemaal herhaalde Letter A in 3 1 Woord Barbara word te kennen gegeeven. BARBA’RIC , ( larbaricus , L.) Foreign; brought from Countries at a. great Distance. „ Show’rs on her Kings barbaric Pearls”. Par.. Lost. Vreemd , uitheemsch , uit verre Landen gebracht. „ Régend op haare Koningen uitheemsche Paer- len ”. BARBA’RICARUS , (among the Antient Greeks.) Een Borduurwerker. BAR’BARISM , {Barbarisme , F. Barbarismus , L. of B«p C- Br. Bardes, F. ) certain Poets among the ancient Britons and Gauls , who described , in Verse, the brave Actions of great Men of their Nations ; fo called from Bardus , the Son of Druis , who reigned over the Gauls. Zékere Dichters onder de oude Brit- ten en Gallen , die de Hëldendaaden der groote BAR. Mannen onder hunne Landgenooteil in Vaer- zen beschréven ; wordende dtis genoemd naar Bardus, de Zoon van Druis, die over de Gal* len regeerde. BARDS , (in the Art of Cookery.) Sneedjes Spek, die men om het Gevogelte bind, voor het gebraa- den word. BARDA'NA, (L. in Botany.) Klif sen. BARD’ELLE, (in the Manege) a Sort of Saddle. Bardelie, een Soort van linnen Zadels met Stro» gevuld. BARDESA’NISTS , (in Church History) Hereticks," of the Second Century .Followers oFBardesanes, who followed the Errors of the Valentinians , and denied the Resurrection of the Dead. Bar - desanisten. Ketters in de tweede Eeuw, Aan- hangers van Bakdesanes, die de Dwaalingen van de Valentianen volgde en de Opstanding der Dooden looghende. A BARE, a Place made fmooth to bowl'in, a Bow- ling Alley without Grafs. Een Kiösbaan , een Grond die gelyk gemaakt is om met haute Klooten te fpeelen. BARE Pump , a Pump to pump Liquor out of a Cask. Een Wynkoopers Pomp. BARTOULS, (Ind.) a Stuff Manufactured in Can- tory , in Negroland , with which they make their Paans or Drefs , and batter with the Eu- ropeans for Bars of Iron. Een zékere Stojfe door de Négers van Cantory gemaakt , daar zy hun- ne Kleeding van maaken, die zy met de EurO\ peaanen voor Stuuucro 'ucn u,ilon. A BATCGA1N , (SBargetJ , C. Br. bargagno , leal, bargaigne , F. ) a Contract. Een Verdrag , Con- tract , Koop. BAR’GAIN an Sale, a Contract made of Manours, Lands, Tenements, &c. transferring the Pro- perty thereof from the Bargainer to the Bargai- nee. Een Overdragt van Heerlykhéden , Lande- ryën, vaste Goederen enz. van den Verkooper aan den Kooper. BARGAINED , the Person that accepts of fucb a Bargain. Een Kooper , hy die een Koop aanneemt. BARGANET, ?(0.) Ballad, Song or Dance. Een BARGARET, 5 Deuntje, Lied öf Dans. BAR’GE Couples, (in Architecture) a Beam or Pie- ce of Wood mortaised into another, to fireng* then the Building. Een Balk öf Stuk Hout, ’t welk in een ander gevoegt word, om ’t Gebouw te ft erken. BAR’GE Course, Part of the Tiling of a House that projects over the principal Rafters, where the- re is either a Gable or Gerkin Head 1 Een Ge- deelte van ’t Dak van een Huis , ’{ w'elk over de voornaamste Gebinten uitsteekt. BARGH- BAR; BARGH-Mwfór, a Surveyor of Mines. Berg-mces- ter , een Opziender van de Mynen. A BARtr Mote , a Court held concerning the Af- fairs of Mines. Een Myn-gerëcht, een Recht- bank over Zaaken, de Bergwerken aangaande. BARIL’LA, (Sp.) a Kind of Spanish Potash, used in the Glafs Trade. Een Soort van Spaansche Pot-asch , by de Glasblaazers in Gebruik. BARILLA , an Italian Oil Measure. Een Italiaan- sche Olie-maat. BAR’ING of Trees , (in Agriculture) the taking away fome of the Earth about the Roots, that the Winter Rain and Snow-water may pene- trate further into the Roots. Het ontblooten van de Wortels der Boomen , om de Régen en Sneeuw in den Winter dieper daar in te doen dringen. BARK, (fium oarcn, emu. vorek, JL'euc. to cover, in Botany ) the Rind or outermost Coat of a Tree. De Bast , 'óf buitenste Schors van een Boorn. To BARK, like a Dog; Foxes are also faid to Bark , when they make a Noise at Rutting-time. Blaf- fen , baf sen gelyk een Hond; de VSfsen worden ook gezëgt te bafsen, als zy fp de Bronstyd Ge - luid manken. BARK’ARY , (L. T. ) a Heath-house , or Tan hou- se. Een Looijery BARK BINDING, (in Gardening) a Distemper in- cident to Trees, wherein the Bark is fo close, that the Vegetation , and the Circulation of the Sap is hindered , which is cured by flitting the Bark. Engbastig, een Kwaal aan welke de Boo- men onderhévig zyn,. als de Bast zo eng is dat de Groei en den Omloop der Sappen daar door ge- stremd word, ’t welk men hëlpt met den Bast hier en daar te fplyten. A BAR’KEN, the Yard of a Horse. De Schacht van een Paerd. BARK Fat, a Tanner’s Tub. Een Looijers Tobbe. BARK Galling , is when Trees are galled by being bound to Stakes. Dit zegt men als de Bast der Boomen Jckaaft, door dezelve aan Staaken te bin- den. BAR’LERIA , ( in Botany . ) Een zéker Geslagt van Planten BAR’LEY-BRAKE , a Kind of rural Play, which "consists in Swiftnefs of running Een Soort van Land-vermaak , bestaande in Snelheid van loopen. BAR’ LEY-BROTH , a Broth or Pottage made from Barley boiled in Water. Garste -Water , een Soort van Sap 5f Pottagie van gekookte Gerst gemaakt. BARLEY CORN, the least of tht English longMea- sure, three of which in Length make an Inch. Een derde van een fèstiende Deel van een El. BAR. sox BAR’LEY MOW, a Heap of Barley laid together and formed into a Rick or Stack. Gërste-Schoo- ve , een Hoop Gerst tót eeene Schoof faamen ge- hoopt. BAR’MOTE, a Court held within the Hundred of the Peak in Derbyshire, in England, for regu- lating the Miners Trade. Een Rechtbank van de Provintie Peak in Derbyshire , om de Zaaken. der Bergwerkers te reguleeren. BARNS, or BEARN- TEAMS, (C.) Broods of Children. Een menigte van Kinderen. BAR’NACLE, ( Barnaqué , F. ) a Soland Goose, a Fowl in the Bafs , an Island on the Coasc of Scotland, fupposed by fome to grow of Trees, or by others to be bred out of rotten Planks of Ships. Een Gans öf Eend in de Bafs, een Eiland op de Kust van Schotland, die fommi- ge meenen dat aan de 'Boomen groeijen , en an- dere dat zy uit verrotte Scheepsplanken voort- komen. BARO’CO , la. technical Word , exprefsing a BARO’CHO, A fylogistick Mood in Logick, whe- rein the first Proposition is an universal Affir- mative, and the other two particular Negati- ves. Een Woord , waar méde de Schoolgeleerden een Soort van een Sluitréden aanduiden , als in de tweede Figuur de eerste Stelling , Propositie Major genaamd , algemeen verzékerend , maar de twee vólgende Stellingen , zynde de Proposi- tio en Conclusio , byzonder en ontkennende zyn . Zoodanig is de vólgende Sluitréden. Alle die zich dagelyks dronken drinken zyc Beesten. Jan drinkt zich nooit dronken; By gevolg Jan is geen Beest. A. 'o opreeKt van zeive aat ctit figiiurlyk te ver- staan zy , anders was de Sluitréden valsch * want dan zoude men met evenveel rëcht kunnen zeggen : Alle die zich dronken drinken zyn Beesten , Een Koe drinkt zich nooit dronken , Ergo, een Koe is geen Beest. BAROM’ETER, /( Barometre , F. and &cca&-, hea- BAROS’COPE, \ vy, and poÏTfev Measure , Gr.) an Instrument for finding out the Variations of the Air; a Weather-Glafs. Een Weerglas , waar (tan men de Zwaarte van de Lucht kan gewaar worden. Marine BAROM’ETER, a Sea Instrument for the fame Use. Een Zee-Barométer. Wheel EAROM’ETER, a Contrivance for the ap- plying of an Index to any Baroscope. Een Wind-Bar ométer , Wind-wyzer. BA RON, a Degree of Nobility next to a Viscount, Baron , een Graad van Adeldom > de eerste na een Markgraaf. C c BA’RON, 202 BAR. B All ON and Femme, (F. Law Term') a Man and bis Wife. Een Man en zyn W yf. BA’RON and Femme, (in Heraldry) is when the Coat of Arms of a Man and his Wife are borne per Pale in the fame Escutcheon. Baron en Femme ( in de Wapenkunde) is, als de Wapens van een Man en zyn Vrouw per Pale in één Schild gevoerd worden, Parlimentary BA’RONS , are Barons that are Peers of the Realm. Parlementaire Baronnen , zyn de zulke n die Ryksraaden zyn. BA RONS of the cinque Ports , are Members elec- ted by the cinque Ports, two for each, who have Seats in the House of Commons. Ba- ronnen van de vyf Havens, zyn Léden die door els vyf Havens löt Léden verkooren zyn, twee voor yder Haven, die Zitting hebben in het Lagerhuis* BAllONS of the Exchequer, are four Judges, who determine Causes between the King and his Subjefts , in Affairs relating to the Revenue and the Exchequer. Baronnen van ’s Lands Schatkist , zyn vier Rechters , die de Zaaken tufschen den Koning en zyne Onderdaanen, be- trëkkelyk tot de Inkomsten van den Schatkist be • slifschen. BA’RON by Tenure, one who held certain Terri- tories of the King, who Bill retained the Te- nure in chief to himself. Leen-baron, iemand die zékere Leengoederen bezit van den Koning , die het Opperleen. voor zich zélfs behoud. Prendre de BA’RON , to take a Husband. Een Man . neemen , trouwen. Prendre de BA’RON , ( in Law ) is used as an Ex- ception, to diseable the Widow from pursuing an Appeal of Murder , against one who had kiliprl hav fovma. PTnchanrl TJppjxa TTitdruk- king word in de Réchten gebruikt , als eene Exceptie , om een Wedmve , wier Man vermoord is, buiten Staat te ft éllen den Moordenaar ge- rëchtelyk te vervolgen .. BAR’ONET', the lowest Degree of Honour here- ditary, founded by King James I. A.D. ióii. Baronet de laagste Graad van ërfclyke Eer, ingestëld door Koning Jacobus I. in’t Jaar 161 1. BARR. Zie BAR. BAR’RA, /(Port.) a !®ng Measure used in For - BAR’RO, f tugal , 6 of which make io Cabidoes , containing each 4— 7ths of the Paris Eli. Eene Lengte Maatte in Portugal , 6 van dezelve maa- ken jo Cabidoes , houdende elk 4 —yd. van de Parysche Elle. BAR’RACAN , ( bouracan , F. ) a Sort of coarse Gambiet. Barkaan , een Soort van grof Kamelot. BAR’RACKS , ( Barraque , F. Barraccan , Span. ) fmall Huts èrefted by the Spanish Fishermen along the Shore; likewise Buildings raised to lodge Soldiers in. Barakken, kleine Hutten die BAR. de Spaansche Vifschers langs het Strand op- slaan ; als méde Gebouwen ter huisvesting var» Söldaaten. ° BAR RACOL , (in Ichthyology.) Een Visch van dien. Naam. BAR’RAS , ( F. in Natural History ) a Gum which drops by Incision from the Pine-tree, called white or marbled Incense. Barras, een Gom, die door Insnyding uit den Pynboom druipt ; wit- te öf gemarmerde Wierook genaamd, BAR’RATOR. Zie BARRETER. BAR’RATRY. Zie BARRETRY. BARR-DICE, false Dice, fo contrived as not rea- dily to turn up certain fides. Valsche Dobbel - steenen , zo gemaakt , dat ze niet ligt op een zé- kere Zyde vallen. BAR’REL , ( Barrique , F. of Barrile , Span. ) a Measure of Wine , OU , &c. eumaining o Kil- derkins , or 31 Gallons and a half; of Ale 32 Gallons, and of Beer 36. Een Ton, eene Maat Van vier Oxhoofden Wyn , twee Pypen Olie , enz, BAR’REL, a Term given by Gun-fmits to the Cy- lindrical Tube of a Gun, Pistol, &c through which the Bali is discharged. De Loop van een Snaphaan, Pistool, enz . BAR’REL of the Ear, (in Anatomy) a large Cavi- ty or Hollow behind the Drum. Eene Hollig- heid in het Oor agter den Trommel. Thundering BAR’RELS, (in Military Art) Barrels which are filled with Bombs , Grenades and other Fire-Works, to be rolled down a Breach. Dondervaten, Vaten die gevuld zyn met Bom- men, Grenaten, en andere Vuurwerken om door een Brëfse te laaten rollen. BAR’REL-BELLIED , with a large Swelling or pro- tuberant Belly. Dik buikig , Ton-buikig , iemand dip. »«i d.ikho imhvuitrtaande Buik heeft. BAR’REN Ivy , ( in Botany ) creeping Ivy Krui- pende Klim- op. BAR’REN Signs , (in Astronomy ) Gemini , Leo, and Virgo. Onvruchtbaare Tékenen , als Gemi- ni, Leo, en Virgo. BAR’REN -WORT , (in Botany) a Plant, fo called from its procuring Sterility. Dor kruid , eene Plant dus genoemd , om dat zy Onvruchtbaarheid veroorzaakt. BAR’RERIA , (in Botany.) Een Plant van dien Naam. BAR’RES. Zie BAR in the Manege. BAR'RETRY , (in Policis of Insurances for Ships) fignifies Difsensions and Quarrels among Offi- cers and Seamen. Oneenighéden en Krakeelen onder Officiers en Zeevarende Lieden. BAR’RETRY , (in Common Law) the moving or maintaining of Suits in Disturbance of the Peace ; and BAR. and the taking and detaining Houses, Land, &c. by false Pretences. Het voortzi'tten of hand ha- van Rust verstoorende Rechtsgedingen , het be - slaan en b&zitten van Huizen , Landeryën, enz. onder valsche Voorwëndzels. To BARRICADE , (barricader, F. ) to fhut up with Bars, &c. Baricadeeren , met Boomen afsluiten. BARRICADOE , ( Barricade , F. in Fortification) a Defence made in haste, withBarrels of Earth, Carts or Trees cut down. &c. Afsnijding, Ver- schanzing , in der yl gemaakt van Vaten met Aarde, Karren, omgehakte Boomen, enz. BAR’RIERS, (in Fortification ) great Stakes plan* ted ten Foot from one another. Barrières , dikke Paaien die tien Voeten van malkanderen ge- zet worden. BAR’RISTER , a Pleader at the Bar, a Lawyer. Een Pleiter voor de Balie 5 een Praktizyn een Advocaat of -Procureur. Utter BAR'RISTER , a Lawyer admitted to plead without the Bar. Een Praktizyn die het ver- gund is luiten de Balie te pleiten. Inner BAR’RISTER, a Sergeant or Counsellor ad- mitted to plead within the Bar. Een Advocaat die linnen de Balie pleit. Vacation BAR’RISTERS , fitch as are newly called to the Bar , who are obliged to attend the Exercise of the House for the fix following long Vacations. Nieuwe Praktizyns , die zich in de Costutnen van den Rechtbank oejfenen moeten. BAR’ROS. Zégel Aarde. ©ARTIOW, (in the Salt-works) Wicker Cases, almost in the Shape of a Sugar-Loaf, where in the Salt is put to drain. Teene korfjes in de Ge- daante van een Suiker-Brood , daar het Zout in gciluun • wuiii vil. .. .1. v- ö BAR’ROW, a little Hill or Mount of Earth. Een kleine Heuvel öf Aardhoop. BAR’RULET, (in Heraldry.) Zie BARULET. BAR’RULY, (in Heraldry) is when the Field is divided Bar-ways , that is acrofs from Side to Side into feveral Parts. Barruly , is als het Veld van een Wapenschild dwars van de eene Kant naar de andere in verschelde Vakken verdeeld is. BAR’RY , ( in Heraldry ) is when an Escutcheon is divided Bar -ways into an even Number and Partitions. Gebalkt , is als Wapenschild door Balken in een gelyk Getal van Vakken verdeeld is. BAR’RY Bendy, (in Heraldry) is when an Escut- cheon is divided evenly both Bar and Bet id- ways. Is als eén Wapenschild gelyk verdeeld is, zo Balks, als Ruits wyze. BAR’RY Pily , ( in Heraldry ) a Way of dividing a Coat of Arms, by obliquely transverse Lines, into fix , ora greater even Number of Pieces. BAR. BAS. 2o5 Eene Wyze van een Wapenschild door Schuinschs Lynen in zes öf meer Deelen te verdeelen. BAR’SANIANS , (in Church History) certain He- retics, who maintained the Errors of the Ga- janites , and made their Sacrifices consist in ta- king Wheatflour to their Mouth , on the Top of their Finger. Barsanianen , zékere Ketters die de Dwaalingen van de Gajaniten volgden , en hunne Offerhanden deeden bestaan, in ’t neemen , van Bloem van Tarwemeel op de Top van een Vinger , en J t Zelve in hun Mond te Jieeken. BAR’SE. Baars. BARTH, a warm Pasture for Calves, Lambs, &c. Een warme Weide voor Kalveren , Lamme- ren , enz. BAR TLEMIES , i. e. Bartholomew Days, fo cal- led from Mafsacres or Cruelties committed on them. Bartholomeus dagen , dus genoemd uit hoofde van de Moorden en Wreedhéden die op de - zè'lven gepleegt zyn. BARDON , a Coop to keep Poultry in. Een Hök om Gevogelte in te houden. BARDON , the demesne Lands of a Manor; 9 Manor House ; the Fields ; a Fold - yard , or Out-house. De Domein Landen van eene Heer ° lykheid ; als méde het Huis , de Velden , enz. van dezelve. BAR TRAMIA , ( in Botany. ) Een Plantgewas van dien Naam. BARPSCH, (Pol.) Zékere gemeene Drank in PoIerA BART’SIA, (in Botany.) Een Plantgewas van dien Naam . BAR'fH . iicxcucKs, wno laid the Son of God had only a Phantom of a Body. Banden , Ket- ters, die leerden dat de Zoon van Gödt alleen de Gedaante van een Lighaam had. BARDLET , ( in Heraldry ) fignifies the Quarter of a Bar , or Half of the Closet. Een vierde van een Balk , öf de helft van de Sluiting. BAR’UTH, an Indian Measure. Een Indiaansche Maat. BARUTTNE Silks, (Pers. ) Silks which come from Persia. Persiaansche, öf Barutynsche Zyde. BARY’COJA , (in Medicine.) Hardhoorend, Doff- achtigheid J BARYOD’MIA , (in Medicine.) Eene Zwakheid in de Reuk; Reuks-zwakheid. BARYPHO’NIA , (in Medicine.) Eene Belemmering in de Spraak ; een z waare Spraak. BARY’TONUM, (in the Italian Musick.) De Bas. BAS. BAS ALAS ' CIUS s (in Natural History.) Ecu rood Cc 2 Edel - 204 BAS. Edelgesteente , dat ook om deszê'lfs kleur wel Ro • hyn genaamd word. BA’SALTES, ( in Natural History.) Toets-Jleen , een Soort van Tzer verwig Marmer. BASANIS’MUS , (among Herbalists. ) Onderzoek , beproeving van nieuw gevonde Geneesmiddelen , welkers Werking nog niet ten vollen bekend is. BASA’NOS, (in Natural History.) Toets-Jleen, een Soort van zwart Marmer. BASA’RUCO , ( Ind. ) a Tmall base Coin in the East- ' Indies, being made only oF very bad Tin. Een kleine flëgte Munt in Oost-Indiën , van zeer [legt Blik gemaakt. BAS Chevaliers , inferior Knights by bare Tenure of a military Fee, as distinguished from Banne- rets and Baronets , who where the chief or fu- perior Knights. Mindere Ridders , door het hou- den van een Krygsleen , in onderscheiding van Bannerets en Baronets , ’t welk de voornaamste of meerdere Ridders zyn. BASE Court, (L. T. ) any inferior Court, which is not a Court of Record; as the Court - Baron , Court-Leet, Sic. Een ondergeschikte Rechtbank , in Engeland. BASE Estate, l(Law Term) Lands or Tenements BASE Fee, y held at the Will of the Lord of the Manour. Landeryè'n öf Goederen die tot Wéderopzè'gging van den'Heer eerier Heerlykheid, bezeten worden. BASE Tenants, ( Law Term ) holding in Villenage, or other customary Services. Dienstdoende Va- s allen, 'óf Leenhouders. BASF' the fmallest Piece of Ordnan- ce; also a Fish, otherwise ca l tea _ .„„if Het .kleinste Stuk Kanon ; als méde eenVisch, anders de Zee-Wolf genaamd. BASE, [Basis, L of Gr. in ArchiteSure) the lower Part of a Column , as a Shoe is to Man. Het Voetstuk van een Kolom of Pedestal , zynde het zelfde voor een Kolom , als een Schoe voor een Mënsch is. BASE , (of a Conick SeCtion , in Geometry) Is a Right Line in the Hyperbola and Parabola, ari- sing from the common Intersection of the Se- cant Plane, and the Base of the Cone. Basis van een Kêgelsnède , is een rechte Lyn in de Hy- perbola en Parabola , ontstaande van de gemeene Intersectie der vlakte van den Secantus , en de Basis van den Kegel. BASE, (in Fortification) is the exterior Side of the Polygon , viz. the imaginary Line, drawn from the Flank Angle of the Bastion to that which is opposite thereto. Basis (in rfeVestingbouwkunde) is de buitenkant van den Polygon ; te weeten de ingebeelde Lyn getrokken van den Flankhoek van het Bastion, to! den Hoek die daar tégen ever is. BAS. BASE, (in Heraldry) is the lowest Part of an Es- cutcheon. Basis , het laagste Gedeelte van een Wapenschild. BASE, (of a Solid Figure, In Geometry) its lower- most Side, or that on which it Bands. Basis van een vast Lighaam, is de onderste Zyde 'óf de Zyde daar het op rust. BASE, (of a Triangle, in Geometry) any Side of it may be called the Base; but usually and most properly, that Side which lies parallel to the Horizon , is taken for the Base. Basis van een Driehoek , ieder Zyde kan een Basis genoemd worden ; doch eigentlyk word dat gedeelte ’£ welk parallel met den Horizont legt , de Basis genoemd. BASE, (in Anatomy) is the broader or upper Part of the Heart to which the two Auricles are fixed. Basis, het breede deel van het Hart waar aan de twee Hart-lapkens zyn. BASE, (in Mustek.) Zie BASS, BASSO. BASE line , (in Perspective) the common Section of a Pifture , and the Geometrial plane. Grond- lyn, (in de Vër-zigtkunde ) de gemeene Snyding van een Tafreel en de meetkonstige Vlakte. BA'SEMENT, (in Architecture) a Base continued a considerable Length , as round a Hou- se , Room , &c. Een Basis , voor eene aan- mè'rkelyke Lengte voortgezët, als rondt om een Huis , een Vertrek , enz. BASHA’W, (pascha, or pacha, Turk.) a Turkish Governor of a Province , City , or District, who has two Horse-tails carried before him. Bacha, een Turksch Gouverneur van eene Pro- vince, Stadt öf Gebied, voor wien twee Paerde- Staerten heen gedraagen worden. IV I X lJV~ * o nf Courtesey to almost every Person of any Figure at the Grand Signor’s Court. De Benaaming van Bacha word uit Beleefdheid gegeeven , aan een iegelyk die eenig Figuur aan het Hof van den groot en Heer maakt. BASIGLOS’SUM. Zie BASIOGLOSSUM. To BA’SIATE, ( Basiatum , L ) to kifs. Kufsen. BASIL, (among Joiners, &c. ) is the Hoping Ed' ge of a Chifsel, or of the Iron of a Plane. De fchuine Snéde van een Bytel,r Sail , v.'Son -Th/a Cn! 1 c upright in the V^a- ter; also to bear Ordnance, when ihe carries great Guns. Voeren (in de Zeevaart) een Schip word gezëgt, goed Zeil te voeren, als het recht op zeild ; öf Ammunitie te voeren, als het grof Geschut aan boord heeft. To BE’AR in with the Harbour, is when a Ship fails into the Harbour with the Wind large, or before the Wind. Voor de Wind in de Haven zeijen. To BE’AR in with Land, is when a Ship that was to windward comes under another Ship’s Stern , and fo gives her the Wind. Een Schip dat te Windvoaards zeilende onder de Agterstè- ven van een ander Schip komt , en ’t zelve dus de v Wind geeft. To BE’AR off from Land , is when a Ship keeps off from the Land; and when a Seaman would exprefs how one Place lies from another , he fays, It bears off fo and fo. Von het Land af houden. ■ BE’AR-BEND, (in Botany ) a Species of the Band- weed. Een Soort van Lynenkruid. D d 2 BE’ARD 2 12 BEA. BE’ARD of a Comet, the Rays which the Comet emits towards that Part of the Heaven to which its proper motion feems to direft it; in this the Beard from a Comet is distinguished from the Tail , which is understood, of the Rays » emitted towars that Part from whence its Mo- tion feems to carry it. De Baard vqn een Co- meet , de Str aaien die de C'omeet uitschiet naar dat Gedeelte van den Hémel overwaards haare eige Beweeging haar fchyhd te leiden ; hier in word de Baard van eenComeet onderscheiden van van de Staert , zynde de Straalen die naar dat Gedeelte uitschieten van waar haare- Beweeging haar fchynd te verwyderen. BE’ARD of a Horse , that Part underneath the lower Mandible on the outside and above the Chin, which bears the Curb ; it is also called the Chuck. De Baard van een Paerd, is he t Ge- deelte benéden het onderste Kaakebeen, boven de Kin. BFARD’ED Husk , ( among Florists ) is a Rose- husk, or other fuch like Husk that are hairy on the Edges. Gebaarde Schil of Peul , is een Rooze-döp , öf dergelyke Bolsters die aan de Kan- ten haairig zyn^ BEAR’ERS , (in Law ) fuch Persons who bear down or opprefs others. Onderdrukkers. BEAR’ERS, (in Architecture') are Posts or Brick Walls , which are trimmed up between the two Eads of a Piece of Timber , to ihorten its Bearing. Onder schr aager s , Posten of Steene Bee- ren , tufschen.de twee Enden van een Jluk Tim- merhout. BF.AR’ERS, (in Heraldry ) are fuch as have Costs of Armc di'efillgnis.hfA fmm nfhprc Ky r'nlnur , or other Differences. W 'apenvoerders ( in de Wapenkunde) zynzulken die een Wapen voe- ren , dat door de Kleur als anderzins van. ande- re n onderscheidenis. BEAR’ING , (in Heraldry ) is that which fills an Escutcheon ; the fame as Charge. Het gee ne een Wapenschild vuld. BEARTNG, (in Navigation} is the Point of the Compafs that one Place bears or (lands off from another. Het. Punt van. ’t Comp as , ’ t welk de eene Plaats, van de. andere af légt. BEARTNG of a Piece of Timber, (among Carpen- ters) the Space between the two fixed Extremi- ties, if they have no other Supports ; or that be- tween an Extreme and a Post, Brick-wall, &c. trimmed up between the Ends to fhorten its Bearings. De Ruimte tufchen twee bepaalde Ui- tersten , als zy geen ander Stutzel hebben , öf die , tufschen een Uiterste en eene Paal , Stee- ne Muur , enz. High BE AR. TNG Cock > (in Cock-fighting ) a Cock larger than the Cock he fights with. Een Haan die grooter is dan den Haan daar liy méde vecht. BEA. BEARTNG Claws, (among Cock-fighters ) are the foremost Toes of a Cock, on which he goes. De voorste Klaauwen van een Haairpoot , daar hy op gaat. BEAR’N, (O. ) a Child. Een Kind. BEAR’S-BREECH , ( in Botany. ) Zie ACANTHUS. BEAR’S-EAR, (in Botany ) fo called from its Lea- ves resembling a Bear’s Ear. Beeren Oor, een Plantgewas dus genaamd om dat de Bladen mar de Ooren van een Beer gelyken. BEAR’S-FOOT, ( in Botany .) Zie HELLEBORE. BEAR’S- WORT , (in Botany) a Plant fo called from its being hairy, like a Bear’s Skin. Bee- renkruid, Beerwortel. BEASTS ofChace, are in Number five , the Buck, Doe, Roe, Fox, and Marten. Jacht-dieren , zyn vyf in Getal, als een Hart , eene Hinde , een Rhee , een Fös, een Marter , öf Fret. BEASTS of the Forests , t are five in Number, the. BEASTS of Venery , 5* Hart , Hind , Hare , Boar, and Wolf. Bosch - dieren , zyn vyf in Getal , het Hart , de Hinde , de Haas , de Beer , en de Wolf. BEASTS of Warren, the Hare and Cony. War an- de-dieren , - het Het Haas en Konyn. To BEAT, (among Hunters) Hares or Conies are faid to beat, or tap, when they make a Noise in Rutting - time. Slaan ( onder de Jagers ) de Haazen en Konynen worden gezëgt te flaan als ze in de Bronstyd geluid maaken. TV> P.F-AT , f PTimtfjnff T/irm'y a Stag fhar runs first one way and then another, is faid to beat up and down. Een Hart , ’t wélk eerst den. eenen Weg en dan den anderen Weg loopt, word ge- zëgt op en neer te flaan. To BEAT the Dust , ( in the Manege ) is faid of. a Horse, when at each Stroke or Motion , he does not take in ground or way enough with his fore Legs. Stuiven , dit word gezëgt van een Paerd dat zyne Stappen te kort neeind. To BEAT the Dust at terra a terra , is when he does not take in Ground, enough with his Shoulders, making his Itrokes or motions to fhort, as if he made them all in one place. Een Konstwoord van het Ryschool , als een. Paerd geen Grond genoeg neemd met zyne Schoften, doende zyne Schreede öf Beweegingen te kort, als Öf hy ze alle op eene Plaats deed. To BEAT the Dust and Curvets , is when he does them too precipitately and to low. Dit zegt ’ men als een Paerd' de Corbetten te fchielyk en te laag doet. To BEAT upon a Walk , is faid when the Horse Walks to fhort, and thus rids but little ground, whether it be in flraight Lines, Rounds cr Pas- sings. BEA, s ; n gs. Dit zegt men van een Paerd dat korte flappen doet, en weinig Wegs j'poed. BEAT, (in Fencing ) a Blow or'Stroke given with the Sword. Een Slag öf Stoot met een Dégen. To BEAT an Alarm , ( Military Term ) is to give Notice by Beat of Drum of fome 1 'udden Dan- ger , that all may be in Readinefs. Alarm Jlaan , is door Trommelslag kennis geeven van een fchielyk Gevaar , op dat ieder in Gereed ■ heid zy. To BEAT a Charge , is , by Beat of Drum, to gi- ve a Signal to fall upon the Enemy. Den Aan- val Jlaan , is met Trommelslag het Téken geeven van den Fyand aan te tasten. To BEAT the General, is to give Notice, by Beat of Drum , to the Forces , that they are to march. De generaals MarscTi Jlaan. To BEAT the Reveille, is by Beat of Drum to give Leave , at Break of Day, to come out of Quar- ters. De Reveille Jlaan. To BEAT the Tap -too, is by Beat of Drum to order every one to retire to their Quarters. De Tap- toe Jlaan. To BEAT the Troop, As by Beat to give NTnf i mull to repair to the Colours, De F er- gaaring Jlaan . BEATIFICATION, (F. of L, ) the Aft by which the Pope declares a Person to be blefsed after his Death. Zalig Jpre eking , de Daad waardoor de Paus iemand na z yn Dood zalig verklaard. üEA’TILLES , (F. in Cookery ) Tid-bets, as Cocks- combs , Livers , Gizzards , &c. Lekkernyën , als Haanen- Kammen, Lévers, Maagen , enz . PEATTNG, (among Hunters.) Zie To BEAT. SEATING with Child , Breeding. Zwanger zyn. BEATTJNG in tfie Flanks , a Distemper in Black Cattle. Slag in de Zy den , een Ongemak van het rund Fee. BEATS, ( in a Watch or Clock) are the Strokes made by the Fangs or Pallets of the Spindle of the Balance, or of the Pads in a Royal Pendu- lum. De Tikken van een Klok öf Hörlogie , door de Slinger veroorzaakt. BEAU partir de Main, (in the Manege.) Word ge- noemd de Vaardigheid van een Paerd dat regt door voortgaat , zonder ter regter öf ter flinker zyde af te wyken. BEAUPERES, Companions, Equals. Spenc. Med- gezellen , gelyke Persoenen, BEAU’PLEADER , a Writ upon the Statute of Marlbridge, for not pleading fair; where the Sheriff or Bailiff takes a Fine of a Party, that he may plead fairly, or aptly to the Purpose, Een PI aka at tégen het ledriegelyk pleiten. BEA. BEB. BEC. 213 BEAU SEMBLANT , ( F. ) fair Appearance. Ch-auc, Eene fchoone Gedaante öf Fertooning. BEAUTY - , ( Architecture ) the agreeable Form., and pleasing Appearance that the Building re- presents to the Eye of the Beholder. Schoon- heid, de Evenredigheid en Cierlykheid van een Gebouw , die het Oog bekoord. A BEAUTY, a beautiful, very fair, handsome or charming Person. EenfcUoon, bekoorlyk , beval- lig Persoon. BEAUTY-SPOT', fomething artfully made use of to heighten the Charms of a Person; a Patch. Een Schoonheids-vlëk , iets door Konst gemaakt om iemands Schoonheid op te luisteren', een Moesje. BEAWER, a Hat made entirely of Beaver’s Hair. Een Bèver-Hoed , Kastoor. BEA’VER, (baviere , F.) that Part of the Helmet which covers the Face. Dat Gedeelte van een Helm , ’t welk het Aangezicht bedekt. BEA’VY, a Company. CriAUC. Een Gezelschap. BEO. BÈSBlED’DY, bloody. Chauc. Bebloed, bloedig. BEC. BEC DE CORBIN , Chirurgical Instrument. Een kromme Trekker öf Nyptang. der Chirurgyns , om Lood, enz. uit Wonden te haaien. BEC DE CORCJN, (in Farriery ) Een klein flukje Tzer, dat in een der agter Ploef-yzers van. een hinkend Paerdt gesoldeerdt wordt, om te be- letten dat het niet op het agter Hoef - yzer gaan zou. BECAH, ~y ( in Hebrew Antiquity) a Jewish Coin,' BEKAH, J equal to i3|d. English Money. E'en Joodsche Munt van ruim 13 St. Hollandsch. BECAL’MED , ( Sea Term) is when the Water is fo very fmooch that the Ship has fcarca any Motion , or a very flow one. Kalmte, veroor - zaakende een bedaarde en Jlille Zee. BECCABUN’GA, (in Pharmacy.) Bekebunga , Bee- ke- Boom , BECCAFI’CO, (Irak becafigo, Span.) a Fig-eater, a little Bird like a Wheat eater, a Kind of Orto- lan. These little Bird are met with in great Plenty in Vineyards, in the Grape Season, whe- re they grow fo fat, that they lose all their Feathers, and. lie fo thick on the Ground, that one has enough to do to avoid treading upon them. Fyg-eeter, een Soort van Ortolans. To BECHANCE, to happen to a Person. Overkó- men, iets dat iemand bejegend. BE’CHICKS , ( Bechica Medicamenta , L. of BïtV, Gr. to cough) Medicines good for afswaging Dd 3 and 214 BEC. BED. and curing a Cough. Bechica', Borstmiddelen, Middelen die goed zyn om een Hoest te geneezen . BECK, an English Weight, containing 16 English Pounds or two Gallons. Een Gewicht van 1 6 Engelsche Ponden , of vier Stoop Pocht. BECK , a little River or Brook. Een Beek , een kleine Rivier. BECLAP’PE , to bind, to entrap. Ciiauc. Binden, verstrikken. BECU'NEN , (Ind. in Ichthyology.) Zékere Roof- Zee Vifschen , die J t zo wel op Mtnschen als op Fee toeleggen . EECZKA , (Pol.) a Poland Measure, containing fixty two Pots. Een Poolsche Maat , voor droo- ge en natte Waar en , houdende twee en zestig Kannen. BED. BED , ( in Natural History ) a range or Layer of Earth, or Mineral fubstance; a Stratum. Een Bedding, van Aarde, öf B ergst off • e. BED, (in Gardning ) a Piece of made Ground, en- riched with Dung, &c. for raising Plants , and other Vegetables. Een gemest Tuinbed. BED, (in Masonry) a Course, or Range of Sto- ne ; and the Joints of the Bed is the Mortar between two Stones, placed over each other. Eene Bedding , een Ry of Régel Steenen', en de Voegen van de Bedding, is de Kalk tufschen twee Steenen. BED , (in Gunnery) is a thick Plank which lies under a Piece of Ordnance on the Carriage. Een Legger, een dikke Plank die op de Affuit onder een Stuk Geschut légt. BED OF JUSTICE , ( in the French Customs ) the King afsisting in Person the Sefsions of Parlia- ment. Lit de Justice , de Koning van Vrank- ryk , in eigen Persoon in ’f Parlement Rechtdag houdende. BED-MOULDING, (in Architecture) those Mem- bers in a Cornish which are placed below the Coronet or Crown. Bëd vSrm, de Stukken van een Kroonwerk die onder de Kroon geplaatst worden. To BED with one, is to lie together in the fame Bed; mosc usually fpoken of new married Per- sons on the first Night By iemand Slaopen , met iemand op J t zelfde Bed leggen. To BED , ( Hunting Term) a Roe is faid to bed, when the lodges in a particular Place. Légeren, een Rhee word gezegt te légeren , als zy zich op ■ eene byzondere Plaats onthoud. BED Ale, /a friendly Meeting of Neighbours or BID Ale , S Acquaintances , at the House of new married Persons , &c. Eene vriendelyke Byeen- BED. BEE. komst VtmBuuren of Bekenden, aan het Huis van nieuw getrouwde Persoenen. lo BEDAB’BLE, to dash, or wet. Nat maaken. To BEDAZ’ZLE , overpower the Sight by too much Brightnefs or Lustre. Verblinden r de Oogen door al te veel Licht öf Glansch doen fchémeren. BED’DE, bad. Chauc. Lêlyk , kwaad. EED 'DER . BEDETTER, the nether Stone of an Oil-Mill. De onderste Steen in een Olie- Mooi en. To BEDE, to bid. Chauc. Bidden. BEDE Blouse, an Alms-house, or Hospital, Gbits - huis , Hf Gasthuis. To BEDECK , to embellish; to adorn; to grace. Verfraaijen, verderen, bevallig maaken. BE’DEL. Zie BEADLE. BE’DELARY , the Precinft or Jurisdiftion of a Beadle. He t Bestek , of hei Gebied voor een Deurwaarder , dat is zo verre hy Macht heeft te exploiteeren. BÈD'EREPE, ^Service which inferior Tenants did BED’RIP, y for their Landlords in cutting down their Corn , &c. Een Dienst die de Be- woonders voor IwntHbo Z*&rt Macht , Vermogen , als , met al myn S1RRE , 5 Macht. \ BEER, (among Weavers') is nineteen Ends of Yarn running alltogether out of the Trough, all the Length of the Cloth. Negentien Enden wolle- Gaaren , die door de gantsche Lengte van het Doek , loopen. BEESTTNG3, 1 (L. S. ) the first Milk of a Cow BEAST 'IN GS, J after Calving. Biest. BEETLE, ^ a wooden Instrument or Hammer for BOYTLE , j driving of Piles, Stakes, Wedges, &c. Een lioute Hamer , om Paaien , Stokken, enz. in te Jlaan. BEETLE , a wooden Mallet , used in beating Hemp. Een Klopper , om Hennep te kloppen. To BEETLE, to jet out, to hang over. Uitstee- ken, overhellen. BEETLE STOCK, the Handle of a Beetle. De Steel van een Hennip klopper. BEF. BE’FORN , ( 3 fo?ti , Teut. ) before. Chauc. Te vooren. BEG. P>EGFLED, imprisoned. Chauc. Gevangen. BEG’HARDI , ( in Church History ) a certain Se£fc of Hereticks, they made Profession of the mo- nastical Life, without observing Celebacy,and maintained that Man could become as perfeft in this Life , as he fhall be in Heaven , &c. Een Soort van Ketters , die een Monniken Leeven leiden , zonder den gehuwden Staat te verzaa- ken, en die leerden , dat een Mè'nsch in dit Lee' ven zo volmaakt kon worden, als hy in den Hé- mel zyn zal. BEG’LERBEG, ( i. e. Lord of Lords) the Gover- nor of one of the chief Turkish Provinces. Beg- lerbeg , de Gouverneur van een der voornaamste Turksche Provinciën. BEGO’NIA , (in Botany ) a Genus of the Polyga- mia Manoecia Clafs of Plants , without any Calyx. Een zéker Geslacht van Planten , zon- der Kelk. BEG. BEH. BEL BEK. 215 BEGU. 7de BAIGU. BEGU’QUELLO. Zie BEXUGILLG. BEH. BEHATED, (l^erSa.dt, Teut.) hated. Gehaat. BETïEMOTII , (Hlona, H.) a wonderful Crea- ture; fome taken it to be the River-Horse. Be- hemoth, een wonderlyk Schè'pzel, d,oer Jommigei\ voor het Rivier Paerd gehouden. BE’HEN. Zie BEN. BE’HEN, ") (in Pharmacy j there is the’ white and BEHN, J red; the first is likewise called Papa- ver Spumeum, Bladder Campion; the other is also called Limonhm , Sea Lavender. Been- wortel , waar van twee Soorten zyn , name- lyk , de witte die door de Latynen ook Papaver Spumeum, en de roode die Limonium genoemd word. BEHESTS , Orders , Mefsages , Commands , Re- quirements'; also a Promise. Chauc. Orders, Boodschappen , Bevélen , Eifschen; als méde eene Belofte. To BEHE’TE, to promise. Chauc. Beloven. BEHIGHT, (O ) called. Spenc. promised. Geroe- pen, beloofd. BEHl’THER, (O.) on this fide. Aan deeze zyde. BEHONG’IT, (<0c{}anget, Teut.) hanged. Chauc, Gehangen. To BEHQV’E , to become, to be the Duty of. Voe- gen , betaamen , pligtelyk csyti. BEHOVETUL , ( O. ) useful , .profitable. Nood- wendig , van dienst. BEHOUN’CED, Trimmed up, made fine. Opgeschikt , versierd. To BEHO’LW, to howl at. Behuilen, beweenen. BEJ. BEJAP’ED , tricked , imposed upon , deceived. Chauc. Misleid , bedroogen. BEID-EL-OSSAR , (in Botany. ) Zékere Vrucht, die in Egipten aan een Plantgewas groeid. To BEIE, to buy. Chauc. Koopen. BEIZA , *) (in Hebrew Antiquity , an Egg) cer« BEI’ZETH, J tain Measure in use among the Jews, also a Persian gold Coin , weighing forty Drachms. Zekere Maatte by de Jooden in ge- bruik ; als ook een Persiaansche goudene Munt , weegende 40 Drachmen. BEK. To BEKNOWTN , to acknowledge , to confefs. Chauc. Bekennen, erkennen r belyden. BEL, 2IÓ BEL. BEL. EEL. Bt,L, (V^3, i. e. Lord, Héb. or Chald.) the Sun worshipped by ths Chaldeans and Af Syrians. De Z'on , die door de Cnaldeen en Afsyriers aangebé' den word. BELACCOI’LE, ( Bel Accoil , F. ) a friendly Salu- tation. Een vriendelyke Groet. To BELA’CE, (a Sea Term ) to mend a Rope, by laying one End over another. Beleggen , bewin- den ; een touw verstellen. To BELA 5 GE, ^ (a Sea Term ) to fasten any run- To BE’LAY, j ning Rope when it is haled, that it cannot run forth again. Een Touw vast maa- ken, dat heb niet vërdrr kan afschieten. BEL’AMOUR, (F.) a Lover. Spenc. EenMinnaar. BELAN’DRE , (in Navigation') a Sort of a Nor- man Vefsel. Een Soort van een Noordsch Vaar- tuig. BELA’ TED , benighted , used to exprefs fomething which ought to have been done , but was omit- ted at a period past. Verzuimd. EELCLIIR, good Cheer Chauc. Goede cier , vro- lykheid. EELE’DEN, (in Commerce ) a Kind of fpun Cot- ton , of a very indifferent Quality. Een Soort van Jlè'gt gesponnen Katoen. BELEM NITES , (from BsAos, Gr. because of its resemblance to an Arrow, in Natural History ) Arrow-head, or Finger-Stone, of a Whitish, and fometimes a Gold Colour. Donder (leen-, Linx-fteen . BELENOFDES, (in Anatomy ) the fhooting forth of the Bone called Aliformis , which is the iixth in the Basis of the Skull. Het Priemwys Uitsteeksel van de Aliformis, ’t welk het zesde aan de Basis van de Hersenpan is. BELEWED , left. Chauc. Gelaaten, verlaaten BELGAR'DS , ( of Belles Regardes , F. ) beauti- ful Looks. Spenc. Een fchopn Gelaat, beval- lige Oogen. BEL’GIAN , ^ BEL'GICK , ƒ of or belonging to the Low tries. Hollandsch , töt de landen behoorende. Coun- Néder- BE’LIAL , (V^Vs , of 'Va without , and Vjj' he profited , H. i. e. of no Profit ) wicked un- profitable ; also the Devil. Belial , Godloos, onvoordeelig , als méde den Duivel. BELI'KE, perhabs; probably. „ Lord Angelo be- like, thinking that I was remifs”. Moogelyk, waarschynelyk , mifschien. BELIN’GELA, (in Botany.') Is een West-Indische Plant en Vrucht van dien Naam. BELI-OCULUS , (in Natural History -) Oog-fteen. BELI’VE , anon , by and by, or towards Night,' Zo voort, aanstonds, öf tégen den Avond. To BELL , (in Botany ) to grow in the fhape of Bells. „ Hops in the beginning of August bell”. Moktim. In de gedaante van Klökjes groeijen. BELLA’CITY , ( Bellacitas , L. ) Warlikenefs. Krygsachtigheid. BELLASSI3E, ( Belle-afsise , F. ) a pleasant Situa- tion. Een aangenaame Gelégendheid. BELLA-DONA , (Ital. in Botany.) Dulle Beziën , groote Nachtschade. BELLA’RIA , ( in Pharmacy . ) Gesuikerde Kruidend Wortels , en Zaaden. BEL J LE, a Person who drefses with Elegance, be- haves with Gentility , and has all the polite Accomplishments that can adorn a Lady. Eene Schoonheid , een Vrouwspersoon dat alle vereisch - te Bevalligheden en goede Manieren bezit. BELLE’CHOSE , ( F. ) a pretty Thing. Chauc. lets aangenaams. BEL’LES LETTRES, those Branches of Education that pulisü and adorn the Mind. Letterken- nis , die Takken der Opvoeding welke den Geest beschaaven en verpieren. BEL LEY’S AUD, well faid. Chauc. Wel gezegd. (of Bell and Bonne , F.) a fait Maid. Spenc. Een blanke öf fchoo - ne Maagd. BELLIBO’NE, BONNIBEL’, RELLICOS’E , ( Bellequeux , F. of Bellicosus, L. ) Warlike, valiant in Arms. Krygszuchtig , dap- per in de Wapenen. BELLI’CULI , Bellirici Marini, (in the History of Insetts.) Een Soort van navelvörmige Zee- slakken. To BELLFGERATE , (L.) to make War. Oor- log verklaaren , öf voeren. BELLPGERENT , that which is at War, that is engaged in War. Oorlog voerende. BELLING, (with Hunters') the Roe belleth , i. e. makes a Noise in Rutting-time. Brief sing, heb Rhee briest, maakt Geluid in den Bronstyd, BELLFPOTENT, (bellipotens , L. ) mighty or po- werful! in War* Vermogend, öf machtig in den Oorlog. BELLUPNE, ( belluinus , L.) of or belonging to Beasts. „ The Animal and belluine Life would be the best”. Atterb. Beestelyk, dierlyk, töt de Dieren behoorende. BEL’LUM, (in Law ) an ancient Way of Trial by A*nns or Combat. Een oude Wyze van gerech- - telyk Onderzoek door Wapenen , öf een Twee- gevecht. To BEL’LY, BEL. ToBEL’LY,to fwell ; to protuberate , applied to a Thing which grows larger in one Part than it is in another. Buiken , met een Buik uitzetten. BEL’LY -bound , affefted with Costivenefs. Hard- lyvig. BEL’LY -cheat, (C.) an Apron. Een Voorschoot. BEL’LY -Fretting, ( in Farriery) the wearing of the Skin, or galling a Horse’s Belly by the rub- bing of the Fore- Girt; also a great Pain in the Belly. Het fchrynen, öf afslyten , van het Vel van fen Paerd ; als méde een groote Pyn in den Buik. BEL’LY-PINCHED , in want of fufficient Food; hungry. „The Belly-pinched Wolf”. Shakes!*. Hongerig, uitgehongerd. BEL’LY -ROLL , (in Husbandry) a Roller or Cy- linder, made use of to roll Ground after it is plowed. ,, Roll it with a Belly-roll that goes between the Ridges ”. Een zwaare RSI om de op geploegde Aarde gelyk te maaken. JBEL’LY-TIMBER , Food ; or that which fuffices Hunger , and fupports the human Fabriek. „Founded in your Belly timber”. Prior, Voed- zel , ’t geene den Honger verzaadigt. To BEL’OCK , to lock one Thing into another; to join or fasten one Thing into another in fucb a manner as is cannot be easily feparated. „ This Hand — wao ferae boinr-kcd in thine”. Het één in ’t ander fluiten , of Jaamcn -upcgpn , zo dat het niet gemakkelyk gescheiden kan woi - den. „ Deez' Hand — was in de uwe vast geklonken”. BELO’CULO, (Span.) Zie BEXUG1LLO. BELCFMANCY , (from BeAo? and fjoxtUix, Gr. Di- vination ) the Art of foretelling future Events by Arrows. Bclomantia , eene Voorzegging van toekomende Gebeurtenifsen door middel van Pylen. BE’LONS , (Span.) certain Sort of Lamps, used in Spain. Zékere Soort van Lampen in Spanje gebruikt. BE’LT , ( in Farming ) a Distemper in Sheep. Eene Ziekte der Schaopen. BELT, (in Astronomy) two bright Marks like Girdles furrounding the Body of the Planet Ju- piter. Kringen twee glansryke Tékenen gelyk Gordels , rondtom de Planeet Jupiter. BELUL’CUM , (L. in Surgery) a Chirurgical In- • strument, to draw forth Darts or Arrowheads out of Wounds. Een Chirurgicaal Instrument om Pylen, Kogels, enz. uit Wonden te haaien. BELVEDE’RE , (in Botany) the Herb Broom-Toad- Flax. Belvedere, Halskruid ; een Plantgewas. BEL’ W ETHER , a Sheep which draws the Rest of the Flock after him by the Sound of^a Bel hanging to his Neck. Een Bè'1-hamel. BEL. BEM. BEN. 217 BE’LZEBUB, of ^3 a Lord, and BAALZE’BUB , 5 313T a Fly, H. i.e. the Lord of Flies ) the Prince of Devils. Belzebnb , de Over- ste der Duivelen. BEL’ZOINÜM. Zie BENJAMIN. BEM. BE’MA, (in Ecclesiastical Antiquity) the most fa- cred Part of a Church, or that where the Al- tar Rood. Het heiligste Gedeelte van eene Kerk 3 te westen daar den Altaar flond. BE’MA, a Bishops Trone. Een Bifschops Throon. BEME'NT, (O. Belg.) lamented, bemoaned. Be- weend, beklaagt, betreurd. EE’MËS, (O.) Trumpets. Trompetten. To BEMO’IL, to bedaub; to fall, to be rolled in, or encumbered with Dirt. „ How ffie was be- moiled ”. Shakes?. Bevuilen , bemorschen , in den Drek vallen « To BEMO’NSTER , to fpoil the Proportions of a Thing ; to make a Thing hideous, horrible, unsightly, or monstrous. Mismaaken , de Hoe- danigheden van een Ding bederven, iets lélyk, yfselyk , monsterachtig maaken. BEMU’SED, (a Term of Ridicule) given to rhy- ming or Poetry. A Person much bemused in Beer”. Pope, Ken Spotnaam voor Ryra, of Poè'zy. BEN. BEN, 7 the Fruit of a Tree like Tamarisk, of BEHEN, 5 which Perfumers get an Oil proper to receive any Sort of Scent. Ben, een langwer- pige , driekantige Vrugt , van groote als een Hazelnoot. Frpe-BENCH, (in English Law) thac Estate in Co- py hold Land, which the Wife, being espou- sed a Virgin , has after the decease of her Hus- band, for her Dower, according to the Cus- tom of the Manor. Een zékere Douarie, die eene Vrouw na de Dood van haar en Man , vol- gens ’s Lands gebruik toe komt. BEND, a Fluffier, Caul, or Kercber. Chauc. Een Kapsel, een zékere Floofdëkzel der Vrouwen. BEND , ( in Heraldry ) one óf the ten honourable Ordinaries, made by two Lines drawn crofs- ways from the Dexter Chief to the Sinister Ba- se Point. This is called likewise the Bend dex- ter, Een van de tien Eere-Tékenen in een, Wapen- schild , die door twee Lynen van de rêgter-boven- töt de flinker -benéden zyde , kruiswyze getrokken is. BEND Sinister, is drawn from the Sinister Chief Point to the Dexter Base. Het Téken in een Wapenschild , van ds Jlinker-boven - , tot de riig- ter-benéden zyde getrokken. ~ . E e BEND 2 1 8 BEN. EEND Voided , is when two flraight Lines, drawn within the Bend, run very near parallel to the outward Edges of it. Open Balk, in een Wa- penschild. In BEND, is when any Thing, borne in Arms, are placed obliquely from the upper Corner to the opposite lower, as the Bend lies. Figuur en in een Wapenschild , die van den boven Hoék naar de tégen over zynde benéden Hoek [churns ge - plaatst zyn. To BEND the Cable , ( Sea Term ) is ta make it fast to the Ring of the Anchor. Het Kabeltouw aan de Ring van ’t Anker vast maaken. To BEND the Main Sail , ( Sea Term ) is to make it fast to the Yard in its proper Place, Het groote Zeil , behoorlyk aan de Ree vast maaken. . BEN’DES , Bonds. Chauc. Ferbintsnifsen , Obli- gation BEMD’LET , ( in Heraldry ) a little Bend, which takes up the fixth Part of a Shield. Fen klei- ne Band, die het zesde deel van een Wapenschild beslaat. BEND LETS , Marks or Distinctions in a Shield, of the fame length and but half of the breadth, of a Bend. Eere Tekenen in een Wapenschild van dezelfde Lengte , doch maar de halve Breedte van een Band. BENDS, Bars placed crofs-ways. Kruiswyze Bal- ken , of Banden. BENDS , (in a Ship) the utmost Timber of a Ship’s Side, to fet the Feet on in Climbing, De Barkhouten aan de Z'yde van een Schip , daar men in het opklimmen den Voet op zét. BFN’DWITH ; (in Botany') an Herb. Meelbloem, Vïorhë. - BEN’DY , (in Heraldry') Is when an Escutcheon is divided Bend -ways into an even Number of Partitions j but when they are odd , the Field must be first narnéd, and then the Number of the Bends. Dit zegt men, als een Wapenschild fchuins verdeeld (s ', in een éven Getal van Vak- ken ; maar als ze onéven zyn moet het Veld eerst genoemd worden , en dan het Getal der Banden. Cfitoiter-BEN’DY , i« used by the French , to el- prefs what the English ordinarily call Bendy of Six per Bend Sinister , counterchanged. Geban- deerd, met zes Jlihksche Banden ; in de Wapen- kunde. BE NEAP ED , ( Sea Term) a Ship is faid to be be- neaped, when the Wacer does not flow high enough to bring the Ship off the Ground out of a Dock, or over a Bar. Benépen , dit word van een Schip gezSgt, als het Water niet hoog genoeg vloeid om het nit ’t Dök te brengen. BEN’EBREDE , ( 38ojjnen , Teut.) Bread BEL. made of Beans. Chauc. Bconen -brood, Breefi van Boonen gemaakt. BENEDIC’TA , (in Botany ) the Herb Benet oï; blefsed Avens . Gezégende Distel, een Plantgewas. BENEFFCE, (F. Beneficium, L. ) a Word borrowed from the Romans, who used to distribute the Lands conquered on the Frontiers to their Sol* diers. Hence Benefice in the Church , fignifies either a Church endowed with a Reward or Salary for the performance of Divine Service, or the Salary itself, given on that Account. Be- neficie , eene Prove, Kërkdyk Ampt, Pastoraat, Sf het Inkomen, öf Traktement zélve, dat daar toe behoord. A Simple BENEFICE , is that wherein a Person is- obliged oniy to read Prayers, as in Canonries, Chaplainships, &c. Enkslde Beneficiën, is wan- neer een Predikant niet anders behoefd te doen dan de Gebéden te leezen. A Sacerdotal BENEFICE, is a Benefice wherein a Person is charged with the Cure of Souls. Een Priesterlyke Beneficie , is zulk eene daar. den Predikant , de Gemeente is toe vertrouwd. A BENEFICE in Commendam , is that which is gi- ven to a Person on a Vacancy for a certain Ti- me, or till it is provided for. Eene Vacature die iemand voor eenen Tyd gegeeven word. BENEFI’CfAL , a Benefice. .. Hnm tn obtain a Be.- neficial”. SrcrvCER. Een Beneficie. bENEFI’CIARY , ( Beneficier , F. of Beneficiarius r L. ) a Person obliged, or benefited by one,- a Pensioner. Een Persoon die door een ander ver- plicht is ; iemand die een Pensioen trekt , BENEFPCIARY, (Subs.) one who is in Pofsefsion of a Church Living or Benefice. „ The Bene- ficiary is obliged to ferve the Parish Cur- ches Ayuff. Iemand die een Kerke lyk Amps bezit , daar een Inkomen méde verknögt is. BENEFI’CO primo Ecclesiastico habendo , a Writ di- rected to the Lord Chancellor , &c. by the King , to bestow the Benefice that ihall first fall, in the King’s Gift, upon this or that Man. Een Schriftelyk Bevel van den Koning , aan den Lord Kancellier , om de eerste Vacature die in ’s Konings Gift valt, aan deezen öf geenen te ge even. BENEM’PT. named, bequeathed. Spenc. Benoemd t by . Testamè'nte gemaakt. BENE PLACPTO, ( in Mustek Books) fignifies, If you please or if you will. Als ’t u behaagt, als gy wild- BENEPLA’CITY , ( Bené placitum , L. ) well plea* sing. Aangenaamheid , welgevallig. BENER’TH , ( O. L. ) a Service formerly rendered by the Tenant to his Lord with h is Plough and Cart, Een Dienst die voor deezen door een Huur- . BEN. Huurder aan zynen Landheer met Ploeg en Kar bewezen wierd. BENES , ( sseem , E, S. ) Bones. CriAUc. Beenen. To BENE’T » to ensnare , or furround 3 Person with Snares. Thus benetted round with Vil- lains”. Shakesp. Iemand verstrikken , of van rondtsomme bezetten. BENEVOLEN TIA Regis habenda , a Form in an- cient Fanes to purchase the King’s Favour, in order to be restored to Estate, Title or Place. Een Kooping van de Gunst des Konings , om in zyne Goederen , Tytels of Ampt hersteld te worden. BENEVOLENT Planets, (among Astrologers) fuch as afFord a favourable Influence ; which are those of Jupiter and Venus. Weldaadige Pla- neeten, zulke die een gunstige Invloed hebben , als Jupiter m Venus. To BENI’GHT , to be overtaken by Darknefs in a Yourney; to be without Light; to wander in the Dark. Door de Nacht overvallen ; zonder Licht zyn ; in 't Donker omzwërven . (B enjoin, F. in Pharmacy ) a Drug much used in Perfumes and fweet Bags. Benzoin, Benjuin. BENIG’N , (in Medicine) wholesome, gentle. „ Salts of a benign mild Nature”. Arbuth. Gezond , aangenaam. „ Zouten van een gezon- den zagten Aart. A BENIG’N Disease , is a favorable Disease, that has no irregular or dreadful Symptoms. Een Kwaal die geen ongerégelde Hf kwaads Tékenen vertoond. BENIG’NITY, (in Surgery) that which promotes, or favours any Operations, „ The benignity of the Serum fendeth out better Matters for a Callus ". Wiseman. Medewerking , het geene eene Operatie uit werkt , of bevorderd. BENIG’N US Morbus, lie a BENIGN Disease. To BENIM,to take away; to bereave. Chauc. Out- neemen , van berooven. BENi’ZON , (O ) a Blefsing, or an Aft whereby a Person wishes or prays for the Happinefs of another; a rapture of joyful Gratitude on ac- count of fome Benefit received. „ To love the Traveller’s benison ”. Milt. Een Zégen, Hf een Daad, waar by iemand om de Welvaart van een ander wenscht öf bid ; eene Verruk- king van blyds Dankbaarheid over eene ontvange- ne Weldaad. BENO’MEN, (jsenoamen, Teut.) taken away. Chauc. Qntnoomen. To BEN’SIL , to bang or beat. Slaan öf flooten. BENT, inclined. Milt. Genégen. BENT, yielding or complying. Spenc. Buigen, in - schikken, toegeeven. BEN’JAMIN, 7' BEN’ZOIN , ƒ BEN. BEP. BER. 219 BENT, 0 Precipice or Declivity of a Hill. Ciiauc. De Steilte öf Afhelling van eenen Berg. BEN’TI MG-TIME , the Season wherein Pidgeons feed on Bent-grafs, which is before tbe°Peas are Pipe. De Tyd in wélken de Duiven op een Soort van PJed-gras aazen , 't welk is voor dat de Erreten ryp zyn. BENTS, (in Agriculture) a Kind of Grafs, cal- led Bent grafs. Een Soort van Gras, Riet gras genaamd. BEN’ZOIN. Zle BENJAMIN. BEP. To BEPA’INT , to cover with artificial Colours. Beschilderen. To BEPA’INT , ( in a figural' Sense ) to change the Colour of the Complexion. ,, Else would a Maiden Blush bepaint my Cheek”. Shakesp. Van kleur veranderen. „ Anders zouT een Maagden Blosje myne Wangen verwen". BEPHA’RA , (among Herbalists.) De Bloem van de geele Water roozen. BEPO’LE , (Mai. in Botany.) Een West Indische Boom , van Gedaante als een Efsche-boom, anders ook Nimbo genoemd. BEPv. BERAI’NED, (SSjsegnet, Teut.) rained upon. Be- régend. To BERATTLE, to make a Noife at ; to fcold. „ So berattie the common Stage Een Geraas tégen iemand maaken , uitschelden. BERBE’RiCON , ( L in Ichthyology) A Shelfish, wherein Pearls do breed. Een Schulp-visch , daar de Paerlen in groeijen, BERBE’RIS , ( in Botany ) the Berberry-Tree. De Berberifse boom. BERCA’RIA, I (Old Law) a Sheep-Pen , BERCE'RIA , y Fold. Een Schaapskooi. or Sheep- BERCHE’ROIT, (in Commerce) a Weight used at Archangel, and in all the Rufsian Dominions, to weigh fuch Merchandizes as are very heavy and Bulky, It weighs about three hundred and fixty four Pounds , avoirdupois weight. Ber- cheroit , een Gewicht te Archangel en in al- le de Domeinen van Rusland in gebruik , om zeer zwaare en groote Lighaamen te weegen t . zynde omtrënd 364 Ponden zwaar. BER’COVET, L 10 Pound in Rufsia , or 173 and B’ERQUET, 3 one third Pound Avoirdupois. Een Gewicht vanjo Rufsiche, Öf 173Ï Ponden Aver- dupois. BER’COWIZ. Zie BERCOVET. BER’DE. , the Beard. Chauc. De Baard. E e 2 IE’ RE, 220 BER» BE’RË , (2S«as, Teut.) a Bier; borne or carried. Chauc. Een Baar, of Burrie. To BE’RE , to bear or carry ; to accuse. Chauc. Draagen , 'óf optillen •, beschuldigen. ... BE RE , Weight , Prefsure , Bearing, Chauc. Ge* wicht, Persing , D ranging. BERENGA’RIANS , (in Church History ) a Reli- gious Seft , Followers of one Berengarius, who denied the Transubstantiation, or Carnal Presence in the Sacrament , in the time of Pope Leo the ninth. Berengariè'rs , Navolgers van eenen Berengarius , die ten tyde van P aus Leo IX. de Transubstantiatie of lighaamelyke Tegen- woordigheid in ’t Avondmaal ontkenden, BER’GAMO , (F.) a coarse Tapestry. Een grof Soort van Tapyt-wërk. BER’GANDER, a Fowl. Pen Vogel. BERGE ’R AC, (F. in Pharmacy ) White Pepper with an amberish Flavour. Witte geamberde Pêper; witte Péper die met den Geest van Am- ber bevogtigt is. BERGGRUEN, (in Natural History) Green ocre, a Sort of Earth used in Painting. Groene Oker. To BERHY’ME , to make a Person or Thing the Subjeft of a Poem; used by way of contempt. „ Now berhym’d fo long”. Pope. Berymen, op iemand rymen , óf ' iemand tot het Onderwerp van eon Gedicht maaken. BE’RIA , ( Old T.aw ) a flat , wide Heath or Plain. Een vlakke, breede Heidi of PFetn. BERIBE’RI, (Ind. in Medicine') a Kind of Palsy common in the East- Indies. Een Soort van Be- roerdheid , onder de Indiaanen gemeen. BE’RIN , to bear , to behave. Chauc. Draagen , gedraagen. BER1S, Bears. Chauc. Beeren. BER LIN, a Sort of Chariot, used at Berlin in Prus- sia. Een Berlyn; zeker Rytuig. BERM , t ( F. in Fortification) is a Space of Ground BERME , i left at the Foot of a Rampart , on the Side next the Country, designed to receive the Ruins of the Rampart, to prevent its filling up the Fofs. Een Berm , is een fiuk Grond aan den Voet van een Wal, tufschen de Graft en de Wal vm 4 'óf 5 Voeten breed. BERNA’CLE, (in Ornithology) the Anas with the Head and Neck black. Zékere Vogel met een zwarte Kop en Hals. BER’NACLE , Bernacle Shells. Een Soort van Zee- Mofselen. BERNARD’ 1NES , Monks of the Order of St. Bernard. Bernardynen , Monniken van de Or- der van St. Bernarjqus. To BER OB , to Steal. „ Of yourself you thus be- BER. robbed are J ’. Shakesp. Eerooven, iemand bar steelen. „ Dus van u zëlven beroofd zynde A BER’RIER, (C,) a Tresher. Een D'drscher. BERRITHAT CH , ( O. ) Litter for Horses. Een Rosbaar voor Paerden. To BERRY , to produce Berries. Beziën vóórt- brengen. To BER’RY, to beat, or thresh. Slaan, dSrschen. a BER’RYING Stead,, a Threshing-Floor. Een Dörsch-vloer. BER’SA , (O. L. ) a Bound, Limit, or Compafs, Een Grènschpaal , Omtrëk. BERSA’RE , ( Old Records ) to flioot ; hence Bersa <■ re in Foresta , i. e. to hunt or ihoot in a Fo- rest. Schieten , In een Bosch jaagen. BERSA’TRIX , (O. R. nf Berceau a Cradle, F. and the Latin Termination trix , of a female Signi- fication) a Rocker of young Children in a Cradle. Een Wiegster. BER’SELET , or BERSELET’TA , ( O. R ) a Hound or Hunting-Dog. Een jagt-hond. BERT , (of gstcgteii , Teut.) Burst. Chauc. Barst. BERTH Term) convenient Sea-Room to moot BIRTH ' c a Ship- Een gelégene of gemakkelyks ’ j Plaats om een Schip te f arren. BER’TPIINSECK , £a Scotch Law , by which a Man BER’DINSECK, 5 is not to be hanged for Rear- ling a Sheep or Calf that he can carry away in a Sack upon his Back . but fcourged only. Een JVet in Schotland, waar by iemand, voor het fteelen van een Schaap 'óf Kalf dat hy in een Zak op zynRug weg kan draagen, niet gehan* gen, maar alleen gegeefseld word. BER’TON, a Farm or Barn for Barley. Een Schuur om Garst te bewaaren. BERTONA’RII , (O. L. ) Tenants of Bertons or Farmers. Landhoevenaars. BER’TRAM, (Pyrethum , L. in Botany) an Herb, named also bastard Pellitory. Bertrams-wortel ,, Kwyl-wortel. BER TYING a Ship , i. e. the raising up of the Ship’s Sides. Het opreizen der Zyden van een Schip. BRRU’LIANS, Hereticks in the twelfth Century, who affirm’d that all human Souls were created in the Beginning of the World. Berulianen, Ketters in de twaalfde Eeuw , beweer ende dat alle Zielen der Mënschen , by den Aanvang der Waereld geschapen waren. BER’WICA , (in Doomsday-Book) a Village. Een Dtirp. BER’YL , ( Beryllus , L. of Bjjpthaos , Gr. ) a precious Stone of a faint green Coloxii. Berillus , een Edel- gesteente. 6 BE’RYNGs BER. BES. BE’RYNG, Behaviour. Crauc. Gedrag . BES. |JES, (in Roman Antiquity) the Weight of eight Ounces, i. e. two thirds of the As or Bound. Een Gewigt van agt Oneen, BES, (in Measure of Land) an- Acre being divi- ded into twelve Parts, Bes is eight of them. Bes, eene Landmaat in Engeland; als een Ah ker in twaalf Deelen verdeeld is , dan is een Bes, anderhalf Deel van de twaalf. BES, (int/jwy) the Gain of eight in the Hundred- Een Voordeel van agt ten Honderd. BESAPLE, (Bisayeul, F.) the Father of one’s Grand- father; also a Writ for an Heir, whose Great- Grandfather dying pofsefsed of Lands and Te- nements , a Stranger enters upon the Premis- ses, and keeps out the Heir. Een Overgroot * vader ; als méde een Schrift elyk Bevel tégen een Vreemde , die de vaste Goederen en Landeryën by de Dood van iemands Overgrootvader in Bezit neemd, en den Erfgenaam daar van weerd. BESAL’TES. Zie BASALTES. BESAN’T, very ancient Gold Coin flamped BESAUN’TE , £ at Byzantium , now Constantino - IBESAN 1 TNE, 3 pie. Bezant - een zeer oude Goü- de Munt, te Bezantium, nu Constantinopolen geslagen , die omtrëndtwee Ducaaten waardig is. CBE’SAJNTS, (.in tieraiary j a ic.m f hr r0 und Pla- tes of Gold without any Stamp, Hemmen; dus noemd men in de Wapenkunde , ronde onge- stempelde Goude Plaaten. JïES’CA , ( O. L. ) a Spade or Shovel. Een Spade öf Schop ; van waar una Bescate Terra, i. e . een Stuk Land dat met een Spade omgespit is. BESCORN’ED , fcoffed at, despised. Chauc. Ver- acht , uitgejouwd. To BESCRE’EN , to conceal or hide any Thing. ,, Bescreen’d in Night”. Shakesp. Iets verbër * gen 'óf wegstoppen. „ In den Nacht verborgen”, BESEEN’ , bearing a good Aspedt. Spenc. Een goe- de Gedaante hebben , BESET, fpent; ordered, placed. Chauc. Verteerd, bevolen, geplaatst. BESEY ,or BESIE , become , feen , beheld. ,, Well be- sey”. Chauc. Of good Aspeft. Gebeurd, gezien, beschouwd ; van een goed Gelaat. BESHE’T, (R. R. ) fluit up. Chauc. Besloten , op- gesloten. BESCHYNE, ( SSeötijïitin , Teut.) to fliine upon. Chauc. Beschynen. BESID’ERY , ( in Gardening) a Sort of good baking Pear. Een. Soort van Peeren die goed zyn om te braad'en. BESIE’GE, (among Astrologers') a Planet is faid BES. 221 to be besieged, when it is in a Position be- tween the Bodies of two ill - boding Planets , Mars and Saturn. Bclégering {onder de As- trologisten) een Planeet word gezegd Belegerd te worden , wanneer deszëlfs Stand tufschen twee kwaad-aankondigende Planeeten, als Mars en Saturkus , is. To BESJE’N , to trouble, disturb, or busy one’s feif. Chauc. Zich zëlf ontrusten öf verhaasten. BES’LERIA, (in Botany) a Genus of the Didyna- mia-angiospermia , Clafs of Plants. Een Plant- gewas van dien Naam. To BESLUB’BER , to daub. Bemorsen, beslobberen. BESMIRCH’D, ( SSejfcömieret , Teut ) dawb’J,&c, Shakesp. Besmeerd. BESMIT’ETH', (C. ) fmiteth , murdered. Vert moord. BES’QRCII, a Coin of Tin, or feme alloyed Metal at Ormus, Een Besorch , een Tinne Munt ter waarde van 3^ Duit Hollandsch. To BES'ORT , to be proper for; to fuit, - to fit. „ Such Men as may besort your Age”. Sha- kesp. Voegen , pafsen. ,, Zulke Lieden als voor uwe J aar en zullen voegen . BE’SORT, (Subst. ) fuch Attendance and Accom- modations as are fuitable to a Person’s Rang. ,, Such Accommodation and besort — as levels with her Breeding”. Shakesp. Eene Opwag- ting en Bediening die met iemands Staat over- eenkomt, Ï0 BESPA’NGLE, to make a Thing glitter of fame fmall ^Lining Objedl ,, The Heavens bespar- gling”. Pope. Beschitteren , iets met een klein. • glinsterend Voorwerp doen fc bitteren . To BESPI’CE , to Season with Spices , generally ap- plied to Liquors. ,, Thou mightest bespice a Cup”. Shakesp. Bekruiden ; iets met Kruiden aanzêtten. To BESPRE’D, to cover with. „With painted Flo- wers bespread”. Dryd. Bedekken, bestrooijen. BESPRE’N , fprinkled. Spenc. Gesprengd. BESPRENG’ED, (O Teut. ) besprink- led. Besprenkeld , besprêngd. BESPRENT , BESPRIN’T, ^Zie BESPREN. BES’SE, a Copper Coin at Ormus in the Persian Gulph , worth four Cosbegs. Een kopere Munt, ter waarde van omtrënd een Stuiver en vyf Dui- ten Hoilandsch. BEST, a Beast, or living Creature. Chauc. Een Beest , öf lévend Schepsel. BESTA’D , disposed , ordered. Spenc. beset, fur- rounded ; distressed , opprefsed. Chauc. Ge- Ee 3 schikt, 222 BES. BET. schikt , bevolen ; bezet , omcingeld , verlegen , onderdrukt. BESTEA’D, borne Lard upon , beset. Hard geval- len , omcingeld. EES 'TAIL , ( Bêtail , F.) al! Sorts ofBeasts orCat- tle. Allerlei Soorten van Vee. .BESTIAL Signs of the Z odiack, are Aries , Tau- rus, Leo, Sagittarius, and Capricomus. Dier ■ tékenen van den Zodiack, zynie de genoemden. BESTIAL’LICKE , ( SSejJtialigrij s Teut.) beastly. Chauc. Beestachtig. BESTIARIL, (in Roman Antiquity') fuch as fought against Beast , or those who were exposed to them by Sentence of the Law. De geenen die tégen de Beesten vogten öf daar toe door een Vonnis van den Rechter veroordeeld waren. To BEST’ICK, to fix Darts , or any pointed Thing or Mark upon a Subjeft; to wound all over. ,, Truth fhail retire — bestuck with flanderous Darts Par. Lost. Bestéken, met Pylen of iets dat fchërp is geheel verwonden. To BESTOFTE, (O.) to betray. Verraaden. BESTROUGHI”, (O.) mad, distrafted ; deprived ofBeason. ,, 1 am not bestraught Shakesp. Gek, van het Verstand beroofd zyn. To BESTU’D.to adorn with Tuning Dots, Marks, or Studs. Met glinsterende Dingen verderen. BESY’A, (O.) Trouble, Grief. Droefheid , Hart- zeer. To BESWINK 1 , to labour. Chauc. Werken. BET. BETA, ( Bïtü , Gr. ) the fecond Letter (/3 or B ) of the Greek Alphabet. Bceta , de tweede Lette van het Grieksche Alphabetic BETA, (in Pharmacy ) the Herb Beet. Beet, zé- ker Kruid . BETAUGIIT’, recommended. Chauc. Aanbevolen. BETE, or BETIN . to make, prepare, make rea- dy. To amend , restore , repair ; heal or cu- re, also to abate; and to boot or help. Chauc. Maaken , gereed maaken ; Verbéteren , herstal- len, geneezen; als méde af korten, en verstellen , of verhelpen. To BETECHE’, to recommend. Chauc. Aanbevelen. To BETEEM, to deliver; to bestow , or give. „So would I beteem to you this Sword”. Spenc. Overgeeven , fchënken, geeven. To BETEEM’ , to bring forth or breed , alluding to the teeming- Time of Animals. „ I could well beteem them from the Tempest of mine Eyes”. Shakes?. Bevryden,verlofsen , met Zin- speeling op dsn Wërptyd der Dieren. BET. BEV. ?0 n Botany) a Plant of a great Repute all Sr » hu’ C P V£r ^ he East ' on which a Kind of BEiRj^, j long Pepper grows. Bettele, een zeer beroemde Plant in t Oosten, waar aan een Soort van lange Peper , of Cubebe groeide To BETEN , (O. SÊctea , to kindle , L. S.) to aoate ; also to kindle. Verminderen , als ook ontsteeken. EETH,_( BspïJê , Teut. ) both, also be, are. Chauc. Beide , als méde , zyn. BEFH’LEHEMITES , Monks who wore the Figu- re of a red St3r on their Bnasts, founded in Memory of the Star tbat guided the Magi to Bethlehem . Bethlehemiten , Monniken, die een looae Sterre op de Borst droegen, gestift ter Ge- dagtenijse -van de Ster, die de Wyze uit het Oos- ten voorlichtede. To BETRA’L , to bind and fetter as a Captive. „ Sus it is that did my Lord bethral”. Fairï Q. Vleugelen , als een Gevangenen binden. BETPGHT , happened. Spenc. Gebeurd, bejegend. To BETIN. Zie BETE. * BE’TRE Zie BETEL. BET’ONY , (Betoine , F. Betonica, L. of ssttonicity Teut. in Botany ) a Plant, the Flower of which hath a permanent Empalement of one tubulous Leaf cut into five Pai-fc. ^ JP , To BETO’fld , to be tofsed about, to be agitated disturbed, troubled, or tormented. „ My be- tossed Soul ”, Shakesp. Slingeren ; omgeslingerd worden ; ontrust , geplaagd worden. BETRAP’PID , taken in a Trap. Chauc. Gevan- gen gekrégen ; in een Val gekregen. BETRAS’SID , BETRAS’HID, deceived , betrayed. Chauc. Be- drogen, verraaden. BETREFNT. fprinkled. Besprëngd. To BETRI’M , to adorn , to deck. Shakes*. Verde- ren, beleggen, BET , or BETTEE, better. Chauc. Béter. BET’TEE , an Instrument made use of by House- breakers to break open Doors, Houses &c. Een zéker Breekyzer. BETTELE. Zie BETEL. BETTER , one who lays Wages. Een Wedder. BETITLA , the Birch-tree, (in Botany) a Genus of the Menoecia-tetandria Clafs of Plants. De Berken-boom. BEV. BEVEL 7 an . Instniraent tna de use of by Carpenter?, BEVTL (-Bricklayers , Masons, &c. for the adjusting Oof Angles. Een Hoehnéter. BEVEL, BEV. BEW. BEX. BEY. BEZ. BEV’EL, crooked, awry. Shakssp. Krom , fcheef. BEV’EL angle, that which is not fquare, whether it be obtuse, or acute. Een Winkelhoek , die niet vierkant loopt. To BEV’EL, to form a Bevil-angle, in opposition to a right one. Een fchuinsche Hoek maaken, in tégenstelling van een Rè'gthoek. BEVE’LE. Zie BEVILE. To pay BEVOER AGE , to give -a Treat upon the first wearing of a new Suit of Clothes , Ac. Trakteeren , als men voor ’t eerst een nieuw Pak Kleeren aan heeft. BEVJLE’, (in Heraldry )a Thing broken, or open- ing like a Carpenter’s Rule. Iets dat gebroken df openende is , gelyk een Timmermans Lineaal. BE’VY, ( Beve , Ital. ) three Partridges. Drie Pa-* tryzen, öf Veldhoenderen. A BE’VY, (of Roe-Bucks ) a Herd of them. Een Kudde Rheebokken. BE’VY Grease, the Fat of a Roe-buck. Het vët of fineer van een Rheebok. BEW. BEWA’RED, (O. ) fpent or laid out. Verteerd , of uitgegeeven. BEWETE, to bewail. Chauc. Scweenen. BE’WITS , ( in Falconry ) Pieces of Leather to which the Bells of Hawks are fastened , and buttoned to their Legs. Stukjes Léder waar aan 'de Bellen der Valken vast gemaakt, en om hunne Deijen toegeknoopt zyn. REWOUND’ , imposed upon , puzzled , embarrafsed. Chauc. Misleid, verlégen gemaakt, in de War geholpen. BEWRE’KE, to revenge. Chauc. Wreeken. BEWRAI’EN, to declare, to discover. Verklaaren, ophelderen , ontdekken . BEX. BEXUGIL’LO , ( Span, in Pharmacy . ) De Wortel Ipecacuanha. BEXU’GO , (in Pharmacy, j Clematis Peruviana-, een zékere Wortel van Peru. BEY. BËY , a Governor of a Place near the Sea among the Turks. Een Gouverneur van eene Zee-Jiadt, by de Turken. BEY'APED, (0.) cheated. Bedrogen. BEYE’TE, begotten. Chauc. Voortgebracht , voort- geteeld. BEZ. BEZANT’LER, (q. d. Bis- antler) a fecond Branch BEZ. BIA. BIB. 223 of a Stag’s Horn. Een tweede Tak van de Hoorn van een Hert. BEZET’TA-RUBRA , ( L. ) Bezetten , een rood Blun- këtzel. BEZO’AR, (of Pazahar in the Persian Language, i. e. a Destroyer of Poison ) a Stone found in the Dung of an Animal called Paran, a Kind of Goat. Bezoar-Jleen. BEZOA’R Animal , ( among Physicians ) the Hearts and Livers of Vipers dried in the Sun and powdered. Bezoardicum Animale, zyn de Her- ten en Lévers van Slangen in de Zon gedroogd en tot een Poeder gemaakt. BEZOA’R Mineral, (with Chymists ) a Preparation of Butter of Antimony, fixed by Spirit of Ni- tre, and reduced to a Powder. Bezoardicum Miner aale\ ( onder de Chy misten jis een Meng- sel van het Butyrum Antimonii, door den Geest van Salpéter getemperd, en tot een Poeder ge- maakt. BEZ0AR D1CK Remedies , ( among Physicians ) Cor- dial Medicines , good against Poison and in- fectious Diseases. Bozoardica , hartsterkende Geneesmiddelen , die het Vergift en de besmëtte- lyke Ziektens wéderstaan en uitdryven, BEZOARDICUM Juvenale , a Preparation of Re - gulis of Antimony, Block -Tin and Sublimate Corrosive. Een Bereiding van Regulis Anti- monii , Block-Tin , en het Sublimatum Corrosives. BEZOAR’DICUM Lunale, ( with Chymists) a Mix- ture of rectified Butter of Antimony with fine Silver , difsolving the Mafs in Spirit of Ni- tre, till the Ebullition ceases. Een Mè'ngzel van overgehaalde Butyrum Antimonii met fyn Zil- ver, de Mafsa ontbindende door Geest van Salpé- ter tot dat de Opwelling op houd. BEZOAR’DICUM Martiale, is a Solution of Cro- cus Martis made by Reverberation in Butter of Antimony, and then the Spirit of Nitre is pou- red on it. Een Ontbindzel van het Staal -faf- fraan , die door eene doorvlamming in Boter van Spiesglas , waar op Geest van Zwavel gegooten is , geschied . BIA. BIALACOY’L, ( O ) Fair Welcoming. Een vrien- delyke Verwelkoming. BlATHAN’ATOl, (of Violence, and ©«W©-> Death , Gr. ) Persons taken away by violent Deaths. Persoonen die door een geweldigen Dooi weggerukt worden . BIB. BI’BA, (in Botany ) the Cashew-nut-tree. De Cas- jou-boom. BIB’BID , fucked up , drank. Chauc. Opgeslurpt , gedronken. BIB ’BY, 2 24 BIB. BIC. BIB'BY , ( in Botany.) Een Boom in de West-Indiën , dus genoemd naar het Sap dat uit dezëlve getrok- ken, en door dc Engelsche Bibby genoemd word. BIBE’ROT , (in Cookery) minced Meats made of the Breasts of Partridges and fat Pallets, &c. Gehakt Vleesch , het geen van de Borst van Pa- tryzen , vette Hoenderen, enz. gemaakt word. BIB’ITGRY Muscle , ( in Anatomy) is a Muscle that draws the Eye down towards the Cup when one drinks. Bibitorius ; een Spier die het Oog néderwaards naar het Glas trekt als men drinkt. BPBLISTS , ( Biblistce , L. ) Thus the Roman Ca- tholics call those Christians, that make Scrip ture the foie Rule of Faith. Bybel-gezinden. BIB’ULOUS , (bibulus , L.) drinking in, fucking up , as a Sponge doth. Inzuigend, intrëk- kend, als een Spons. BIB J ULUS Lapis, (L.) the Pumice-Stone. Puim- Jleen. n BIC. BICA’PSULAR, (Bicapsulares , L. in Botany) that which hath a Capsula or Seed-Vefsel divided into two Parts, Twee kapselig ; dat geene dat een Kapsel óf Zaad-vaatje heeft , dat in tween verdeeld is. BICA’PSULAR Plants. Twee happige Planten ; Planten die twee Zaad -Kapsels by malkander vóórtbrengen. BI’CE, (in Painting) a Blue, or bluish green Co- lour. Een blaauwe-, öf zee -groene Kleur. BI’CEPS , (L. in Anatomy) that which has two Heads. Tweehoofdig. BI’CEPS humeri, (in Anatomy) a Muscle of the Arm with two Heads, or Beginnings, one of which rises from the upper Part of the Brink of the Acetabulum , and the other at the extre* mity of the Carachoides Scapula;. Een Twee- hoofdige Spier van de groote Armpyp , in het voorste Deel gelégen. BI’CEPS Femoris, or Tibiae, a Muscle of the Leg with two Heads. Tweehoofdige Scheen-fpier. BTCHET, a Measure of Corn, which differs accor- ding to the Places where it is used ; also as much Land as may be fown by a Bichet of Corn. Een zékere Koornmaat , dus genoemd; als méde zo veel Land als met zulk eene Maatte be- zaaid kan worden. BI’CIOS , a Sort of Vermin. Bicios, een Soort van Ongedierte dat in de zweetgaten der Mënschen kruipt. BICIPITAL, BICIPTTOUS, BICK’ERMENT BICON’GIUS , | Zie BICEPS. , Strife. Chauc. Stryd, Pooging . (in Roman Antiquity) a Measure BIC BID. BIF. containing twelve Roman Sextarii. Eene Maat houdende twaalf Romeinsche Sextarii. BICOR’N , /(Becornis, L.) that which has two BiCOR NOUS, V Horns, Forked. ,,The Letter Y, or bicornous Element of Pythagoras”. Brown. Twee hoornig. BICOR’PORAL , ( bicorpor , L. ) that hath two Bodies. Twee Lighaamen hebbende. BICORTORAL Signs , (among Astrologers) those Signs of the Zodiack that are double-bodied. De Tékenen van den Dierenriem , die dubbel van Lighaam zyn. BID. To BID a Boon , ( O. ) to make a Request. Een Gunst verzoeken; een Smeekschrift inléveren. BID’DING , (of the Beads) a Charge which the Parish Priests gave their Parishioners , at cer- tain Times, to fay fo many Pater-nosters upon their Beads, for a Soul departed. Pater-nosters leezen , voor de Ziel van een Afgestorvene. To BIDE, to abide, or dwell. Chauc. Verblyven; huisvesten, vertoeven, woonen. BID PNG, a constant flay, or Residence in a Place. „ At Antwerp has my constant biding been”. Een gestaadig 'óf duurzaam, verblyf. RPDF.NS, (L.)tvvo teethed, or that has two teeth.’ Tweetandig. BI’DENS . a Prong or Pitchfork with two Teeth; Een Tuin- óf Hooi-vórk ?net twee tanden. BI’DENS , (in Roman Antiquity) a Sheep fit for Sacrifice, which was at two Years old. Een Schaap van twee Jaaren oud, 3 t welk bekwaam was om ge- óffer d te worden. BI’DENS, (in Botany') n Ufmis of the Synagesïa Polygamia-tequalis Clafs of Plants. Waterboelt - jes kruid. BI’DONS, a Liquid Measure, containing about five Pints of Paris. Een Vocht Maat , houdende omtrënd vyf Parysche Pinten. BIF. BFFER, }0 n Botan y ) double; yield- BIFE’ROUS , C | n g Fruic twice a Year. Tweemaal J s Jaars Vrucht draagende. Bl’FID, ? ( bifidus, L. in Botany) divided in- BI’FIDATED,5 to two Parts, fplit in two; Ope- ning with a Cleft. In tweën gedeeld, óf gesplits. BI’FLORUS Pedunculus , (L.) Een Steel die twee Bloemen voortbrè'ngd; een twee-bloemige Bloem,' steel. BI FOLD , double ; or that which consists of two Opposites. ,, Bifold authority ”, Shakesp. Dub- bel óf wéderZydsch. „ JVédêrzydsch Gezach BI FOLIUM 9 BIF. BIG. Bin. BIK. bil. BIFO’LIUM , (L.in Botany) Double-leaf, orTway* blade, an Herb. Twee-blad, of Bastaerd Stan - del-kruid. BI’FOLIUS, (in Botany.) Dubbel-bladig ; tweebladig. BIFORM’ED , ( biformis , L. ) dduble-fhaped , having two Shapes. Van een dubbelde Gestalte . BlFUR’CATED, ( bifurcus , L. ) two-forked. Twee- BI’GA , (L.in Antiquity) a Cart, or Chariot drawn by two Horses coupled : also Chariot Races. Een Kar of Wagen , die door twee Paerden naast malkander , getrokken uuierd; als méde Wagen Wed-loopen. BE’GA , ( in Old Records ) a Cart with two Wheels. Een Kar of Wagen met twee Raderen. BIGEMI’NATUAl , (In Botany.) Tweemaal twee - dubbeld. EIGGE , a Pap or Teat. De Tépel. To BIGGE , to build up. Chauc. Ophouwen. BIG’GINNING , ( O. ) the Uprising of Women af- ter Child birth. De Opkomst der Kraamvrouwen. BÏGHES, (O.) Jewels. Juweelen, Diamanten. BIGHT, l( among Sailors) the Circumference of the BITE, 5* Coil of a Rope that lies compafsing or rolled up. De Omtrek van ‘t rond van een Ka- bel dat opgeröld légt . BIGHT, ;( of a Horse) is the inward Bent of BOUGHT, 5* the Chambrel; also the Bent of the Fore -knees. De Buiging naar binnen van de agter-, als ook, de Buiging van de voorste Poot van een Paerd. BTGNONIA , (in Botany) the Trumpet - flower, a Genus of the Didynamia angiospermia Clafs. Bignonia , een Geivas welks Bloem maar in één Blad bestaat. B1H. J3IHE’$TS , Promises , Commands. Chauc. Beloften, Bevélen. To BIHE'TE., to promise. Chauc. Belooven. BIK. To BIKENNE , fO.) to acknowledge. Bekennen. BIL. BILANDER. Zie BEL ANDRE. BILAN’CUS def 'erendis , a Writ direfted to a Cor* poration to carry Weights to a particular Haven, to weigh Whool that fuch a Alan is licensed to export. Een Bevè'l aan een Gilde om Gewicht naar een Plaven te zenden, om de Wol te wee- gen van iemand die dezelve luiten 's Lands mag zenden. BIL. £25 fif'LARY. Zie BILIARY. BILATERAL, fomething with twoö fides. Twee- zydig. BILATERAL cognation, a Kinship both by the Fa- ther and Alother fide. Een dubbelde Bloedver- wantschap van Vaders en Moeders Zyde. BIL’BOES, 1 ( among Marmers) a fort of Punish- BIL’BOWS, J ment at Sea, when the Offender is| laid t in Irons, or fet in .a Kind of Stocks. Bil- boes , een Sckeeps-Jiraf dus genoemd . To BILODE, to build. Chauc. Bouwen , BI’LDGE. Zie BILGE. BI’LE , a red inflammatory Swelling or Tumor ve- ry fore, and cured by Suppuration. EenGalbuil. BIL’GE , the Bottom , of the Floor of a Ship. BIL’LAGE , J De Bodem of het onderste van een Schip. BIL’GE Water , ( Sea Term ) Water which cannot come to the Well in a Ship’s Hold, by reason of the Breadth of the Bilge. Water dat niet; aan de Wël in 't Ruim van ’t Schip kan komen » om dat de Bodem te breed is. BlVCE-pump , that which is applied to the Side of a Ship, to exhaust or pump out the Bilge -wa- ter. Een Scheeps-pomp. To BIL’GE , ( a Sea Term ) to damage or break the Boards of a Ship or Vefsel against a Rock; to fpring a Leak. Een Lék in een Schip Jlooten. BIL’GED , 1 a Ship is faid To be bilged, when fhe BULGED , j has ftruck off fome of her Timber on a Rock or Anchor , and thereby leaks. Lek geworden , een Lek gekrégen, BILIARY, (in Anatomy ) that which belongs to, or conveys the Bile. Gal-achtig. BILIN’GUIS , ( L. ) that can fpeak two Languages, Iemand die twee Taaien kan fpreeken. BILIN’GUIS , (in Law) a Jury impanelled on a. Foreigner, part of them Englishmen, and part of the fame Country with the Foreigner. Ge- zwooren Rechters , voor een Gedeelte Engelschen en voor een Gedeelte Landgenooten van een Vreem- deling , over wiens Zaak zy moeten Vonnfsen . BILIO’SA, (in Medicine.) Gal aanzéttende Middelen; BILIO'SIS , (in Medicine.) Iemand die van eene hee- te Gestëltenifse is j als méde die geenen die met dc Cholera humida behebt zyn. BILl’VE , forthwith, immediately. Spenc. Straks , aanstonds, voort. BILL, (in Husbandery) an edged Tool with a hooked Point , of the Ax kind , fitted to a Handle and used to lop Trees. If the Handle beihort, it is named a Hand-bill; but if long a Hedge-bilk Een Houthakkers Byl. BILL, (at Law) is a Declaration in Writing, ex- posing the Grivance or Wrong the Plaintiff F f hat* 22 6 BIL. hath fuffcred by the Defendant. Eene Verklas.” ring van de Schade öf het Ongelyk ~’t welk de Eischer van den Gedaagde geléden heeft. BILL, (in Parliament ) a Writing containing fome Proposals offered to the House to be pafsed in- to a Law. Een Bill, öf Geschrift , bevattende Voorslagen aan 't Huis der Gemeenten s om töt eene Wet gemaakt te worden. BILL of Fare, an Account of the Dishes of an En- tertainment , or óf the Provisions in Season. Een 'Lyst van de Schotelen op een Gastmaal , of van de Eetwaaren die tydig zyn. BILL, of Entry a Bill containing an Account of Goods entered at the Custom-house. Een Coif vooi- cedul; van Goederen die men aangeeft om in- , ■ 'óf uit te voeren. A BILL, (of Exchange ) is a Note , ordering the Payment of a Sum of Money in one Place, to a Person appointed in consideration of the like Value paid to the Drawer in another Place. Een Wifsel brief. BILL, (of Lading ) is a Deed figned by the Mas- ter of a Ship, by which he acknowledges the Receipt of the Merchants Goods, and obliges himself to deliver the fame at the Place to which they are consigned. Een Vracht-brief Cognoscement. BILL, (of Parcels) is a particular Account given by the Seller to the Buyer, of the Sorts and Prices of Goods bought. Een fpecifique Ré- kening. 1 BILL , ( of Sale ) is a Deed given by a Person bor- rowing a Sum of Money, and delivering Goods as a Security to the Lender, Een Schuldbrief , ( Obligatie ) van Beleening. BILL, (of Store) is a Licence granted at the Cus- tomhouse to Merchants , to carry Stores and Provisions necefsary for their Voyage, custom- free. Een Tol - brief , om Goederen vry nit te voeren. BILL, (of Sufferance) a Licence granted to a Mer- chant to trade from one English Port to ano- ther , without paying Custom. Een Ver gun- brief aan een Koopman , om Tölvry van de eene Engelsche Haven op de andere te handelen. SILLA Vera , or true Bill, (in Law) Words in- dorsed , or wrote on the back by the Grand fury on a Presentment, or Indiétment , figni- 'fying that they find it probable, and worthy further Consideration. Woorden die door den Grooten Jury op den Rug van eene aanklagte geschréven worden , betékenende dat zy de Zaak mogelyk,. en verdere Overweeging waardig oor- deeien, BIL’ AGE,, the Breadth of a Floor of a Ship when fhe lies a ground. De Breedte van den Bodem mn een Schip als het aan de Grond zit. BIL. BiM. BIN. BIL’LARD, an imperfeft or bastard Capon. Eeti onvolkomen öf basterd Kapoen. BIL’LEMENTS , ( i. e. Habilements ) Ornaments and Clothes for Women. Klederen en Vertier* seis voor Vrouwen. BIL’LET, (Billot, F.) an Ingot of Gold or Sil- ver. Een Baartje Goud öf Zilver. BIL'LET , ( in Heraldry ) a particular fort of Bea- ring in form of a long Square. Een langkwét - pig Vierkant in een Wapenschild. BIL’LET-wfloaf , fmall Wood for Fuel , cut three feet and four inches Jong , and feven inches and a half in compafs. Klein gehakt Brandhout. BIL’LICH , ( in Zoology ) a particular Sort of a lit- le Animal. Een klein Diertje van dien Naam. BIL’LINGBING, (in Botany) an East-Indian Tree. Een Oost-Indische Boom van dien Naam. a BILLINGSGATE, a fcolding impudent Slut. Een Vischwyf; een fcheldend Vrouwmensck. BIL’LIONS, Bimillions, or twice Millions, or (fa Numeration) it is Numbers of Millions; She- wing, that the Word Millions is twice mentio- ned, as, 9,999,999,999. Twee Millioenen. BIL’LITING, the Ordure of a Fox. De Stank of Lugt van een Vos. To BIL’LOW , to fwell or grow Tempestuous ; to raise in large Heaps like the appearance of Bil- lows. ,, The Billowing Snow”. Prior. Gol- ven , onstuimig maaken. BILO’BUM, (in Botany.) Een Twee lollig Blad. BILOCU’LARE, BWASCU’LARE, (in Botany.) Een twee- vakkig Zaadhuis; een Zaadhuis dat uit tnupe Vaijps bestaat. BILOCU’LARE, or BIVASCULARE Semen. Twee • vakkig Zaad. BIM. BIM ART CAL, (Bimaris, L.) Lying between two Seas. Tufschen twee Zeen leggende. BIME’DiAL, (in Mathematicks .) Twee middelpun- tige Lyn. To BIME’NE, to bemean. Qiauc. Bsweenen. BIN. BINA FOLIO , ( in Botany. ) Twee Bladen te faainen - BINA’RtOUS , (binanus, L.) of or belonging to two. Van Öf töt twee behoorende. Bl’NARY Arithmetic^ , that wherein unity, or I and o are only used. Twee Cy fferige • réken- konst , waar in de i en de o alleen gebruikt worden. BFNARY Measure, (in Musick) a Measure which is beaten equally, or where the Time of rising is equal to that of falling. Dubbelde Maatslag ini. Mum. S. BIN. BIO. &INARY- Nmibèr, a Number composed of two Units Een Getal uit twee Eenheden faainen gesteld. BI'NATUM, Binata, (in Botany.) Bladen die twee aan twee Jiaan. To BIND, ( in Physic) to flop a loosenefs, or ma- ke costive. LSslyvigheid floppen , hardlyvig maaken. A BIND , (C. in Botany ) a Stalk of Hops. Eeh Steel of Stè'ng van Hoppe. A BIND of Eels , two Hundred and Fifty. Twee Honderd en Vyftig Aaien. EIND’ER, (in Surgery) a Fillet, used to keep on the drefsings of a Sore. Een Zwngtel , Band. BIND’ING, (in Falconry) is a Tiring, or when a Hawk feizes. Het aangrypen , aanvallen van een Valk. BIND’ING, (among Fencers) denotes the fecuring the Adversary’s Sword, which is efFefted by a prefsure and fpring from the Wrist. Ontwa- penen, zich van den Dégen-van zyn Party mees- ter maaken. BIND’ING Joyscs , (in ArchttcSlure) JOVStS in a Floor , into which the Trimmers of Staircases and Chimney- walls are framed. Een Ribbe , öf Sölderstuk om een Trap öf Schoorsteen op te bouwen. BIND-WEED, ( Convolvules , L. in Botany ) an Herb. Convolvuli ; Klokjes - winden. BINE’TH, beneath. Chauc. Benéden. BENE’THEN. Z ie BENETH. BINNA’RIUM, ( Old Records) a Pond or Stew for keeping or feeding of Fish. Een Vyver df Kaar om Vis ch 'in te -houden. BIN’OCLE , (F. of Bini-oculi , L. i. e. two Eyes in Dioptrics) a double Prospeétive-glafs , to fee a distant Objeft with both Eyes at once. Een dubbelde Verre-kyker om een afstandig Voorwerp , met beide O ogen te gelyk te zien. BIN’OCULAR, that which has two Eyes, or Sights. Het geene twee Oogen öf een dubbel Gezigt heeft. BIN'OMED , ( 35cuomnj»rt , Teut.) taken away. Chauc. Ontnomen weg genomen. BINO’MIAL, ( Algebra ) a Quantity divided into two Parts by a Binomial Quantity or Root that consists of two Names or Parts joined together by the Sign X ; as a X h , or 4 X 6- Twee naamige Algebra , een Veelheid door een dubbelde Wortel in de Algebra in tweën verdeeld . ’ BIO. BIOLYCH’NIUM , ( with Physicians) the vital Fla- me , natural Heat , or Life of Animals. De Lévens -vlam, of de natuurlyke ingeschapens Warmte-, de Lévens -geesten. BIOTA, (in Zoology) a Genus of Sea Insetfs, of BI O. BIP. BIQ. BIR. 227 a cylindric, but variable Figure. Een Geslacht van Zee-lnse&en van onderscheidene Gedaantens. BIO’VAC, £(F. Military Term) a Night-guard BIHO’VAC, 5 * performed by the whole Army, when there is any Apprehension of Danger. Een Nacht-wacht die door het gantschc Léger in Tyd van Gevaar gehouden word. To raise the BIO’VAC , is to return the Army t® their Tents. Het Léger naar de Tënten. te rug doen keeren , BIP. EIPA’ROUS , (L.) bringing forth two at a time. By Paaren ; twee gelyk ter Waereld brengen. BIPAR’TIENT , (in Arithmetick) dividing into two equal Parts; a Number is fo called, when it divides another into two equal Parts, as 4 to 8, 6 to 12. In twee gelyke Deelen verdeeld » BIPAR’TITA Siliqua. Zie E 1 CAPSULARE. BIPEN’NATED, having to Wings. Twee-vleugelig, BIPEN’NIS, (L. in Antiquity) an Ax with a dou- ble Edge, one of which was used in dabbing s and the other in cutting; also a Hellebard. Een Byl met een dubbelde Snede , waar van de eene gebruikt wierd om tejieeken, en de andere om te houwen ; als ook een Hellebaard. EIPETALOUS, (in Botany) having two Leaves, or Petals. Dubbel-bloem-bladig. BIPE’TALUS Flos, Een Twee-bladige Bloem . BIQ. BIQUA’DR ATE , the next Power above the Cu- BIQUA’DRATICK, J be, or the Square of the Cube root. Dubbel Vierkant, het eerste Vermogen naden Teerling , öf het vierkant van de Teerling-worteh EIQUADRA’TICK Equation, (in Algebra) is any Equation where the unknown Quantity of the Terms has four Dimensions. Dubbel vierkante Gelykstëlling , is eenigerlei Gelykstè'lling daar de onbekende Veelheid van de Bepaalingen, vier Uit - gebreidhéden heeft . BIQUA’DRATICK Power , is the fourth Power of a Number or the Square fquared. Dubbel vier- kantig Vermogen, het vierde Vermogen vun een Getal, öf het Vierkant gevierkant. BIQUA’DRATICK Root, is the fquare Root of the fquare Root. De dubbelvierkante Wortel van den vierkanten Wortel. BIQUIN’TILE, (in Astronomy) a new r Aspefb in- vented by Kepler , consisting of two Fifths of the whole Circle, or one hundred and fortyfour Degrees. Een nieuw Stargezigt , bestaande in twee vyfden van den gelteelen Kring , öf 144 Graaien. BIR. BIRAFT, (sstraulitj Teut.) bereaved, deprived, Chauc. Berooft. Ff 2 BIRCG- 223 BIR. BIS. BIRCO’WIEK , a Rufsian Weight of 360] póund. Een Rufsisch gewigt van 360 pond._ The BIRD of the Eye , the Pupil or Sight of the Eye. Den Appel van het Oog ; Oog-appel. Black BIRD , ( in Ornithology ) the English name of the Merula vulgaris. De gemeene Meerl. BIRD BOLT, fmall Shot or Arrows, used in kil- ling Birds'. Musche Hagel ;fyne Hagel öf Py It j es om Vogels te fchieten. BIR’DE, a Mistrefs or Wench. Een gehamerd Juf- fertje. BIRD’S-EYE, (in Botany ) a binding Herb. Adonis . Bruinette , öf Vogel - oog ; een Plant. BIRD’S FOOT, (in Botany) Ornithopadium. Vogel- voet; een Plant. EIRD’S-NEST, (in Bota?iy ) a Species of the Dau- cus, thus called from the Flowers resembling a Bird’s - nest. Vogel - nest , een Soort van Daucus Vulgaris. BIRD’S-TONGUE , (in Botany) an Herb resem- bling the Tongue of a Bird. Vogel - tong ; een Plant. BIRE’MIS, (L. in Antiquity) a Ship which hath two ranges of Oars ; a Galley. Een Schip met dubbelde Roeibanken ; een Gallei. BIRÊ 5 TUM, 'l a Sort of Black Bonnet, or Co- BIRRE'TUM, J vering of the Head, in form of a Pyramid. Een zékere zwarte Bonnet ,Öf Hoofd- dëkzel, in de Gedaante van een Pyramide. BIRK, (O. in Botany ) a Kind of Birch-tree. Een Soort van Berkenboom. B R'LET, (O. ) a Coif or Hood. Een Kap, of Kuif. BlRO’TA, ") (L. in Antiquity) a Cart with two BIRO’TUM , J Wheels. Een Kar met tweeWielen. BlR’RUS , (L. in Antiquity) a leaguer Cloak for Soldiers to wear,- a Priest’s or Bishop’s Robe. Een Spldaatsn Mantel ; of de Tabbert van een Priester. BIRTHTNG, a Term used when the Sides of a Ship are raised. Het opryzen der Zyden van een Schip . BIRTH- STRANGLED, firangled, choked, or kil- led by fuffocation in coming into the World. ,, Finger of Birth- firangled Babe”. Shakesp. In de Geboorte ge worgt , versmoord, 'öf verstikt. BIRTH-WORTH , (in Botany) a Herb fo called from its Virtue in promoting an easy Delivery. Geboorte Kruid, een Plant dus genaamd om dat ze het laann bevorderd en geinakkelyk maakt. BIS. BlS’COT , ( L. T. ) a Fine of two Pence for every Perch of Land , to be paid on default of repai- ring Banks, Ditches, &c. Een Boete van z St. BIS. voor ieder Roede Lands ;als men verzuimd' heefc{ de Dyken, Slooten, enz. te laaten opmaaken. BIS’COTIN , (F. ) a Confection made of Flour; Marmelade , Eggs , &c. Een. Soort van Kon- fituuren. BIS’CUTELLA, (in Botany ) a Plant. Thlaspidiums een Plant. To BISECT’, (of bis and feSium ■, L. to cut) to cut in two. In tweën fnyden . To BISECT’ , ( in Geometry ) to cut or divide a Li- ne, Angle, or Arch, &c. into two equal Parts; Een Lyn, Hoek öf Boog in twee gelyke Deelen deelen. BISEG’MENT, 1 (of bis and fegmen a Segment/ BISSEG’MENT , J L. ) one of the Parrs divided into two equal Halves. Een der Deelen, in twee gelyke Halven verdeeld. BISERRULA, ( in Botany) a Genus of the DiadeE phia-decandria Clafs of Plants. Een Plantgewas van dien Naam. BISET’ , (F. ) a fort of Stock -Dove or Wood -Pi- geon. Een Soort van wilde Duiven. BIS'HOP, a Liquor made of Water, Wine, fugar and a Seville Orange roasted. Bifschop , een Drank van Wyn,met een gebraade Oranje Appel. Suffragan BISHOP, ") one who has the Stile and Titular BISHOP, J Title of a Bishop, but no Diocese. Iemand die den Tytel van Bifschop heeft, maar geen Bisdom bezit : een Wy -Bifschop. BISHOP’S WEED , (in Botany) the Ammi. Bis- schops-kruid. BISH’OPING, ( among Horse Coursers) fignifies tho- se Sophistications they use to make an old Hor- se appear young, a bad one good, &c. Ds Konst-Jlreeken der Paerden tuifschers , waar door zy een oud Paerd jong, in een lélyk Paerd fraai doen fchynen. BISK, ") (F. ) Odds at the Play at Tennis; a BISQUE, J Stroke allowed to the weak Player. He i gecne men in de Kaatsbaan , aan een zwak- ker Speelder voor geeft- BISK, 1 (in Cookery) a rich kind of Pottage BISQUE, J made of Quails, Capons , fat Pallets, and more especially of Pigeons roasted. Een Engelsche Olipodrigo. EISMAL’VA , ( in Pharmacy. ) Heemst ; de Wortel en Bladen. BISMA’RE, Abuse, Scandal. Chauc. Mishandeling , Lastering. Jo BISMA’RE , to feoff at , to disgrace. Chauc. Iemand fchëlden , [maatheid aandoen. BIS’MUTH , ( in Natural History ) a considerable heavy femi-Metal, of a much harder and firmer Texture thftn Antimony , very fusceptible of rust,. BIS. BIT. rust. Een zeer zwaar half -Metaal , van een ’veel harder en vaster Weefzel dan Spiesglas, en zeer onderworpen aan de Roest, BIS "NOW , "J a Seét of the Banians T in the BISCH’NOW. ) East Indies , they call their God Ram-ram, and give him a Wife. Een Secte der Banianen in de Oost-Indidn. BIS 0 ’MUM, or DISOMUM, (in Antiquity) a Se- pulchre or Vault, containing two dead Bodies. Een Graf , öf Grafkelder bevattende twee Lyken. BI’SON, (L.) a Kind of wild Ox, called a Buff or Bugle. Bison , een Soort van een veilde Os; een Buffel. BISPREI’NT, besprinkled. Ciiauc. Besprëngd. BIS ’SA , (O. L. of Biche, F.) a Blind or Beast of the Forest. Een Hinde, öf Bosch-dier. BIS'SON Rheum , blind Rheum. Shakesp. Een kou- de Zinking in 't Hoofd. BISTI , a Persian Coin. Bisti , een Persiaansche Munt , omtrënd vier Stuivers Höllandsch. BISTORT , ( Bistorta Major, L. in Botany) the Herb Snake -weed. Bistorta ; Naterwortel \Hërt.*- tnngc; Slang ekruid BISTOURNE’ , ( F. among Farriers ) Cheval Bistour- né ; dus noemd men een Paerd dat door het af- binden der Teelballen een Ruin geworden is. F.ISTOU’RY , ( Bistouri , F.) a Surgeon's Instrii- ’ ment , used in making Incisions. Een Werktuig der Heelmeesters om Insnydingen te manken. BI’STRE, 1 a Colour made of Chimny Sood bob BI’STER, J led, and afterwards diluted with Wa- ter , ’used by Painters to wash their Designs. EenVërwe van Roet en Water gemaakt. BISU’LCOUS, ( Bisulcus , L.) cleft in two Parts, cloven footed. „ Swine being bisuIcous'kBROwN. In tweën gespléten , gekloofde Klaauwen hebbende . BIT. BIT, the iron Part of a Piercer, Aügre, and the like Instrument. Het Izer van. een Priem, sf Boor. BIT, (in a Ship.) Zie BITTS. BITAN’DE , ( SBeifcent , Teut. ) biting , fliarp. Chauc. By tend , fchërp. BIT AUGHT, recommended. Chauc. Aanbevolen. BITERNATUM, (in Botany.) Een, tweemaal by driënstaande Blad. BITHY’NÖS , ( in Pharmacy . ) Een Pleister tégen de Waterzugt. BIT’MOUTH , the Bit or Iron put in a Horse's Mouth. Het Bit, öf Tzer ’t welk men in den Bek van een Paerd legt. BITREN’T , plaited or twisted about; encompas- BIT. BIV. 229 sed , furrounded, Cüauc. Ontwonden, omcin * geld , omringt. BITT, a Piece of Silver, current at Earbadoes for feven Pence halfpenny. Bit, een zilvere Munt , die in de Barbados voor féven en een halve Stui- ver gangbaar is, BITTER . ( Sea Term) a Turn of a Cable about the Timbers called Bitts, when the Ship lies at Anchor. When a Ship is Hopped by the Cable, llie is laid to be brought up by a Bitter. Een Slinger in een Kabeltouw , als een Schip ten Anker legt . BIT’TER-APPLE , ( in Botany ) the ColocynthilJ. De Koloquint Appel, BITTER-GOURD , (in Botany) a Plant resem- bling a Gourd, excepting in its Leaves, which are jagged, and the Taste of its Fruit, which is extremely bitter. Een Plantgewas dat naav de Kauwoerde gelykt. BITTER VETCH , (in Botany. )De Or obus ; Wolfs- veest. BITTER Sweet , ( Solatium Lignosnm ) Winter ([Might 7A7in'i±0V‘ lSJn.cht-Jrh.ridp . . BITTERN , 1 (25utooj, Du. Butor , F. of Buto 9 BITTOUR , J L. ) a Kind of Hern , a Bird haun- ting Lakes and Fens. Butoor , zékere Vogel. BITTERN, (in the Salt Works) the Brine or Lf- quor which remains at the Top after the Salt has funk to the Bottom. De Pékel , het geene in de Zoutkeeten boven dryft na dat het Zout is doorgezonken. BITTS , ( in a Ship ) two main Pieces of Timber j to which the Cable is fastened when the Ship rides at Anchor. Beeting, Beeting Balken, daal- de Kabel aan vast gemaakt word , als het Schip ten Anker lëgt. BITUMEN, (L. ) a Kind of fat Clay or Slime,, clammy like Pitch , and in Smell fomewhat lb ke Brimstone. Jooden-pêk, Jooden lym. BIV. BIVAL’VE, (Bivalvis ,,L.) a Term used for Shell- Fishes which have two Shells. Twee fchulpig. BIVAL’VE, (in Botany) Seed-Pods of fuch Plants as open all their whole Length to discharge their Seeds; as Beans, &c. Twee-f chilli g Zaad ? huis, öf Zaad-vlies. BIVAL’VULAR, that which has two Shillls. Twee- fchillig. BIVASCU’LAR, (in Botany.) Twee-vakkig ; twee- kafsig. BIVASCULAR Plants. Zie EICAPSULAR Plants. BIVENTER, (L. in Anatomy )a Muscle fituated be- tween the whole Basis of the Jaw and the Throat. Een Spier, tufschen het onderste van ’t Kaakebeen en de Keel. Ff 3 ' BIVEN- 230 EIV. BIW. BIX. BIZ. BLA. BIVEN’TRAL , (of Bis and Venter , L.) that hath two Bellies; as, A Biventral Muscle . Twee-buikig. BIW. BIWOPIN, weeping. Cuauc. Weenends . BIX. BIXA , (L. in Botany) a Genus of the Polyandria - monogynia Clafs of Plants. Rokce , Roukou , Orleaan. BIXWORT, (In Botany) a Genus of the Poly an- aria monogynia Clafs of Plants. Esn Plant van dien Naam. BIZ. BIZANTXNE. 'lie BYZANTINE. BIZARRO, ( leal, in Mustek) a fancifull Kind of Composition , fometimes fast , flow , foft , Prong , &c. Een Soort van Muziek-ftuk , een Caprice. BIZEND, (O.) blinded. Geblind. BIZOCHI, or BISOCHI, (in Church History) cer- tain Heretical Monkc. It is oclov y suiker* JCetGc r m sche Monniken. BLA. BLACKBR.OWED , having black Eye-brows, figu- ratively, dark , gloomy ; dismal , or threate- ning. „ A Black-brow’d gust begins to rise Dryd. Zwart-gewenkbraauwd ; Stuursch , norsh , naar, dreigende. BLACKBRYONY, (in Botany) The Tamus, or Tammis. Wilde Wyngaard ; een Plant, BLACK-CATTLE , ( in Husbandry ) a general Term including Oxen , Bulls or Cows. Zwart vee , een algemeene Bemaming insluitende , Ofsen , Stieren , Koeijen , enz. BLACK -EARTH, (in Gardening) the Earth which - is on the futface of the "Ground , fo named from its Colour. Zwarte Aarde. BLACK Malle , a Link of Maile or final! Piece of Money; also Rents formerly paid in Provisions of Corn or Flesh. Een klein Stukje Geld , als sok een Huur die men voorheenen met Koorn öf Pleesch betaalde. BLACK Maile , ( in the Northern Countries of En- gland ) is a Rent either of Money , Corn , of Cattle , &c. paid to Lome Persons in Power, in- habiting upon the Borders , allied with Mofs Troopers, or known Robbers, to be protected from those Ravagers. Een zékere Schatting die men in Schotland betaald, aan Persoonen die hen tégen de Struikrovers beveiligen. BLACK -Monday, Easter - Monday , 1351, when Hail-Pones killed both Men and Horses in the Army of King Edward III. in France. Zwarte Maandag , Paasch Maandag van ’tjaor 1351, BLA, BLACK Rod , the 'Usher of the Order of the Gar- ter , fo called from his black Rod , with a gol- den Lion at the Top; he attends the King’s Chamber , and House of Lords in Parliament. De zwarte Roede, de Deurwaarder van de Rid - dei Older van de Koujseband , dus genoemd, ovi dat ky een zwaite Roede draagt ,~met een gouds Leeuw, aan de Spitze. «Eberp *82311 {jag gglerfi. This is an excusatory Proverb for the common Failings of Mankind, and intimates, that there is no Man perfect in all Points , wise in allRes- pefls, or awake at all Hours; and is a Satyr against Censoriousnefs ; and accordingly, Vitiis nemo [me nascitur , fays Horace; and the Greeks fay , Klepov lygi&r ; and the Italians , Ogni grano ha la fua femola. 3StHec j©oon geeft Saar Smart. Dit Spreekwoord Jl rékt tot vcrschooning van ds al- gemeene Gebréken der Mënschen , en duid aan dat niemand volmaakt is. BLADA’RIUS, (O.L.) a Corn-Chandler, or Meal- man. Een Koornkooper , Öf Grutter. BLADDER Nut , (in Botany) a riant that bears greenish Bladders, which contain a fmali Nut. Pimpernooten ; Staphylodendron ; een Plant ok Heestergewas. J BLADDER-SENA, (in Botany.) Lombaardsche Liv* sen; Colute a, een Plant öf Heester. BLA’DE , (in Botany) the Spire or Leaf of Grafs before it grows to Seed ; the green fhoots or Leafs of Corn, which rise from the Seed. Het Blad van Gras voor dat het in 't Zaad flhi’et ; de groene Scheuten öf Bladen van 't Koorn . die uit het Zaad opschieten. BLA DE , or BLADE - BONE , ( in Anatomy ) the Scapular , or Scapular Bone , of a flat and trian- gular Form. Het Schouder-blad. To BLA’DE, to furnish with a Blade; to fit a Bla- de to a Handle. Met een Kling, of Lemmet voorzien. BLA’DIEK, (O. L. T.) an Ingrofser of Corn and Grain. Een Opkooper van Koorn en Graanen. BLiERlA, (in Botany) a Genus of the Tetandria- monogynia Clafs of Plants. Een Plantgewas van dien Naam. BLfESlTAS, (L. in Medicine) Stuttering or Sta- mering. Stamering , Lisping ; een Gebrek aan de Tong waar door iemand flamer d. BLiESUS, ( L. in Medicine) om that hath an Impe- diment in his Speech, that ftammereth or lis- petb ; that cannot ipeak plain , or pronounce fome of the Letters. Esn Stameranr , Hakke- laar, Lisper, Breyer. BLiESUS, (in Medicine.) Iemand die eenig gebrek ddii de 'üit-vihéige Léden heeft. BLAF- BLA. ELAF’FERT, a 03l# £50lOH66SCfo6 öt66Tl y een graauwe Steen , die in liet Fornuis van een Cliimist gecalcineerd zynde , in het donker als een geglemme Kool fchynd. BOLT of Canvas , twenty-eight Ells. Agt en twin- tig Ellen Kanefas. BOLT, a Kind of Herb. Een Soort van Kruid. BOLT- .Boat, ( Sea Term ) a ftrong Boat, that can well endure a rough Sea. Een Jlerke Boot, die een onstuime Zee kan verdraagen. BOLT head , (in Chemistry.') Z ie CUCUJK.B 1 T and MATRAS. BOLTING, a Term formerly used in the Inns of Court, for the private arguing of Causes. An Antient and two Barristers fat as Judges , and three Students bringing each a Case, out of which the Judges chose one to be argued , the Students first began to argue it, and after them the Barristers. Eeneheimelyke beweering van Réchts- gedingen , voor deezen in Engeland in gebruik. BOLTING -iïowre , the place where Meal is lifted. Buil-huis , de Plaats daar ’t Meel gebuild word. BOLTS , ( in a Ship ) Rings to which the Breeches and Takles of the Ordnance are fastened ; also Iron Pins of feveral forts which belong to the Rigging of a Ship Ringen waar aan.de Ta- kels van het Geschut , op een Schip worden vast gemaakt ; als ook verschelde Soorten van yzere Pénnen die tot liet Wand van een Schip ïehooren. lo BOLT , (among Hunters) a Coney is faid to be bolted, when lhe is first ftarted, Opstoeten , een Kunstwoord van de Jacht. BOL. BOM. BOLTS , an Herb. Een zéker Plantgewas. BOLUS, (L. in Pharmacy ) a Dose, as much as maybe taken at a Mouthful, of a Consistence fomewhat thicker than Honey. Slik-Aitzeny , zie BOLE. BO ’LUS-, (in a Mineral Sense) a Kind of Earth, which Dr. Grew fupposed to be a Bed , as it where the Materia prima, or first Matter of Stones and Metals. Zie BOLE Armenick. BOM. A BOMBARD’, (Bombarde , F. of Bombarda, L. Barb. ) a great Gun ; a Musket invented by a Monk that was a Cbymist, about the Year of our Lord 1380. Een Donderbus , een kort, wydt Vuurroer. BOMBARDE , (among Musicians) a Sort of Organ-pipes that resound very flrong. Een Soort van Orgel-pypen van een ftërk Geluid. BOMBAR’DO , ( leal, in Alusick Books) is an In- strument of Musick , much the fame as our Bafsoon , or Bafs to a Hautboy. Een Muziek Instrument ’t wélk veel Gelykheid heeft met een "Rsi Ccon, BOMBAX, (in Botany.) Een Plant van dien Naam waar aan de Boom wol , öf het Katoen groeid. BOMB-C/wt, a Chest of Wood, filled with Bombs and Gunpowder, put under Ground, in order to be blown up in the Air with those that hand upon it. Bomb-kist, een houte Kist met Bom- hen en Kruid gevuld, die men onder de Grond plaatst om te doen fpringen met de geenen die ’er op ft aan. BOMBETTEN , ( in Musical Instrument. ) Halve Zakjes in de Windbuis van een Orgel. BOMBILA’TION , (L. ) the Noise occasioned by the firing or explosion of Artillery. „ The Bombilation of Guns”. Brown. HetGekiit ver- oorzaakt door hst afschieten van liet Geschut. BOMB-KerU* , a Ship or Vefsel built with large Beams for carrying and raising of Mortars at Sea, and throwing Bombs in Sea-port Towns. Een Bombardier , een Schip öf Vaartuig met lan- ge Balken gebouwd , om Mortieren over te voe- ren en Bomben in de Zee Stéden te werpen. BOMBUS, (L. ) the humming of Bees; the hoar- se Sound or Blur of a Trumpet ; a Hum or Shout for Joy Het gehommel der By en ; lief Schor Geluid van een Trompet , een Geschreeuw van Blydschap. BOMBUS , ( in Medicine ) a resounding and ringing Noise in the Ear. Een ruischend en rommelend Geluid in ’t Oor. BOMBY’CINOUS , (Bombycinus, L. of Gr. ) made of Silk. Van Zyde gemaakt. BOMBYX , (BtgjSv I, Gr. ) the Silk- worm; the Silk Gg 3 yarn.- 233 BOM. BON. yarn fpu'n by the Worm ; also the finest or in- most Part of Cotton. De Zy - worm ; de Zyde die door de Worm gesponnen word ; dis méde het fynste en binnenste Gedeelte van ’ t Katoen. BOMONICI, (in Grecian Antiquity) Young Men of Lacedcemon , who contended at the Sacrifices of Diana, which of them was able to endure most Lashes. Lace demonische Jongelingen , die by de Offerhanden van Diana; Jiréden wie de meeste Slagen kon uitstaan . EON. BÖNA AHodiala , (L. in Law.) Erfgoederen die men naar welgevallen verkoopen öf ver - maaken kan. Avita, ( L. in Law) an Estate come to one by his Ancestors. Stam goederen , goede- ren die van de Voor-ouderen gekomen z yn. Caduca , (L. in Law) an Estate which falls to the Government for want of a right Heir. Goederen die in handen van de Overig- heid vallen. Consitica , ( L. in Law.) vy m-gwjiMB. Dotalia, (L.) Huwelyks goed. Ecdesiastica , (L.) Geestelyke Goederen. Ereptica , ( L. ) Goederen die een Erfgenaam om redenen ontnomen worden , en aan den Fiscaal vervallen. Emphyteutica, ( L. ) Erf pacht-goederen , goe- deren waar van Jaarlyks zékere Erfpacht betaald moet worden. Feudalia , ( L. ) Leen-goederen. Fide , ( L ) an Exprefsion used when a Thing is done without Fraud or Deciet. Ter goeder trouwe , Hereditaria, (L. ) an Estate fallen to one by Inheritance. Erf -goederen. Illata , ( L. ) Aangebragte Goederen, Indivisa, (L. ) Ongedeelde Goederen. Locata, (L. ) Verpachte Goederen. Minorum, (L. ) Goederen van Onmondige. Notabilia, ( in English Law ) Goods which a Man dying has in another Diocese be- sides that in which he dies, which must amount at least to the Value of 5 l. Goe- deren die een Man ftërvende in een ander Bisdom heeft , behalven die, waar in Iry ft erft , welke ten minstin L. 5: — Sterl. moeten waardig zyn. Paraphernalia, (L ) Goederen die een Vrouw haar Man niet als Huwelyks goed heeft aangebragt , maar die hem van ter zyde aanvallen „ BON. BONA Paterna , (L.) an Estate come to one by his Father. V iderlyke Goederen. Patria, (L.) when twelve Men, or more, are chosen out of the Country , to pafs upon an Afsize, which are called Jura- toors. Verkiezing van twaalf öf meer Man- nen van het Land om een Rechtdag te hou- den; deeze worden Jurators genoemd. Publicata , (L.) Verbeurd verklaarde Goe- deren. Receptitïa , (L.) Goederen die een Vrouw voor haar zelf houd en haar Man niet toebrêngd. Uxoris, ( L. ) Goederen een getrouwde Vrouw hoorende. BONA'NA Tree, a Tree growing in America , 5 or 6 Yards high, which hath Leaves half a Yard broad, and a Yard and a half long. Een ze- kere Amerikaansche Boom. BONA-ROBA , ( Buena-Roba , Span, of Buena Ropa , leal. ) a Whore. Een Hoer. BONA’SIANS , (in Church History) Hereticks , who appeared in the fourth Century , and held n'T - Son of God by Adoption. Bonasianen , Ketters in de vierde Eeuw. BONA’SUS , ( Bovxros , Gr. ) a wild Beast like a Bull, only hath the Mane of a Horse; when he is hunted he faved himself by his Ordure, which he throws out in abundance, and is fo noysom, that the Hunters are fain to leave off the pursuit. Bonasus, een wild beest als ee® Stier , met de Maanen van een Paerd. BONAVEN’TURE Mifsen, a fecond Mifsen-mast, a Mast added to fome great Ships , and ftand next to the Poop. Een tweede Bezaans-mast , die men by een groot Schip doet, en by het Ag- t erst éven geplaats word. 6 BON Chrétien , (F. ) the Name of an excellent Pear. De Naam van een uitmuntende Peer. BOND, (in Carpentry) a Term among Workman- as to make good bond, means that they ihould fasten the two , or more pieces together either by tenanted , mortising , or dovetai- ling, &c. Wei in malkander voegen , onder de Timmerlieden. BONDE, (in Botany.) Zékere Boom in Africa die töt een ongemeene Hoogte en Dikte grosid. BONDSVruant, a Person who is under bound to ferve his Master , and is not at Liberty to quit him. Een verbonden Dienstknëgt die het niet vry ftaat zyn Meester te verlaaten. BOND -Service, the Condition of a Slave. Slaverny ; de Staat van een Slaaf. BOtTD-Slave , a Person in Inextricable Slaverny. Iemand die in een onlosbaare Slaverny is. BOND’S-Man , a Person who has given his hand as EON. as Security for another. Iemand die als Borg zyn Hand voor een ander gegeeven heeft ; een verhouden Borg. BONDUCH , (in Botany.') Zékere West-In dische Peulvrucht van dien Naam. BONDY, Simpleton. Een halve Gek. BONE , a Boon , Gift. Chauc. Een Geschenk , een Gifts. BONE-ACE, a certain Game at Cards. Ruiten Has , zéker Kaartfpël. BONE -Breaker, a Kind of Eagle. Been-brëekerf, een Soort van een Arend. To carry a BONE in her Mouth , ( Sea Term ) a Ship is (aid to do fo , when fhe makes the Water foam before her in failing. Een Been in de Bek draagen , dit zégt men van een Schip , ’twëlk in ’t zeilen ’t Water doet fchüimm . BONES , (C. ) Bobbings, as Bone Lace. Gewerk- te Kant. BONGO’MILES, Here ticks , fo called of Bongo- BOGOMILES, C milus a Monk , who called BOGAR'MIITE, J Churches the Devil’s Temples, made no Attouuc of tin- Iloly Oawi cniicuL 9 Dc o lieved God had a human Form , and that he could conceive and bring forth the Word as well as the blefsed Virgin. Bogomilen of Bo- germiten , Ketters in het laatst van de : twaalfde Eeuw. BONGRA'CS, (of Bonne-grace , F. ) a Shelter which is worn on the Head to keep the Face from tanning. Een Stulpje. BON’GRACE , (am mg Mariners ) is a Frame of old Ropes, ot junKs or i^aoies , laul at the Bows, Sterns, and Sides of Ships failing in cold Latitudes, to preserve them from Damage of great Flakes of Ice. Een Raam van oud Touwërk of Enden van Kabels , dat in koude Luciitfireeken , aan de Foor- en Agterstêven en de Z yden der Schépen geplaats word , om dezelve tégen het fnyden der Tfschotsen te beveiligen. BONE Spavin, a great Crust as hard as a Bone, which grows on the Inside of the Hoof, on the Heels of a Horse. Eelt , ’t welk zo hard als een Been, binnen in de Hoef öf Hak van een Paerd groeid. BONIS Cederen , ( L. in Law. ) Zyn Goederen aan de Schuld-eifschers overgeeven. BONIS non amovendis, a Writ to the Sheriffs of London, not to permit One condemned, who brings a Wric of Error, to remove his Goods till the Error be tried. Een Schriftelyk Bevel aan de Drösten.van Londen van iemand die ge- vonnist is ,. en een Abuis voorwend, niet toe te laaten zyne Goederen te vervoeren voor dat dat Abuis onderzogt is. BQNITO ,is a Fish in allRespeóts like a Mackerel , BON. BOO. 239 but much larger, common upon the Coast of Spain, and much liked ; whence the Name Boni to , fignifying good. Chauc. Bonite , een Visch die zeer veel naar een Makreel gelykt, doch grooter is. BON’KETS, (Span.) Liveries, Grey-coats. Leve- ryè'n , Graauwe Kléderen. EON'NET, ( in Fortification ) a Work raised beyond the Counterscharp , having two Faces which form a Saliant Angle, and, as it were, a fm ill Ravelin without a Trench. Een Munniken Kap , ( in de Vestingbouw) een Werk opgerecht voor- by de Conterscharp , hebbende twee Gévels die een uitschietende Hoek , en als het w aar e een klein Ravelyn , zonder Doorsnyding formeeren. BONNETS, ( Sea Term ) .are final! Sails fet upon the Course of a Main-fail and Fore-fail, when they are too narrow or fhallow to cloath the Mast. Bonetten , kleine Zeilen die boven de groeten geplaatst worden BON’NET a Prestre . (F.) The Priest’s Cap, (in Fortification) an Outwork which has three Sa- liant Angles at the Head , and two inward. Pnuvenkap ( in dp Vëstinboii-w- ) een Buiten- werk met drie uitschietende Hoeken aan hei Hoofd , en twee naar binnen. BONNY, (Scotch.) Gay , chearful , handsome, young. Frolyk , blymoedig , fchoon, jong. BONNEY, (with Miners) a distinefb Bed of Ore, that communicates with no Vein. Eene afzon- derlyke Bedding van Erts , die geen Gemeenschap met een Ader heeft. BONTIA, (in Botany) a Genus of the Didynamia- angiospermia Clafs of Plants. Een zéker Geslacht van Planten. BQNUM JEquum , (L. ) Recht en billyh, BONUM Magnum, (L. in Gardening) a Species of Pears. Een Soort van Peeren. BONUM Publicum, (L. ) the Common good. Het gemeene Best , het algemeen Belang. BONUS Henricus , (in Botany) Lapathum Unduo- sum. Lammekens ooi", Al-goede\ een Plantgewas, BONZES , Indian Priests. Bonzen , Indiaansche Priesters , BOO. BOOD, abode, tarried. Chauc. Gebléven , cpge- ' houden. . BOODETH, ( O. ) Ihewetb. Getoond, aangewézen, BOOK of Rates , a Book fhewing at what Value Goods, that pay Poundage, Lhall be reckoned at the Custom House. Een Konvooi Boek . BOOK’FUL, one who is full of Opinions glained" from Books , without having either digested what he has read, or being able to produce any Thing; 240 BOO. Thing of his own. Een Half-geleerde , iemand die veel gelézen hoeft , zonder iets'te-weeten. BOOK -learned , (a Term of Reproach) conversant in Books , bat not in Men ; one that reads much, but is a Person of no Parts or Inven- tion. Ervaaren in de Boeken ; iemand die veel leest , maar geene Bekwaamhéden 'óf Finding heeft. BOO K-learning, (a Term of Contempt) Improve- ment of Learning to be acquired from Books , opposed to that which may be obtained by the Exercise of a Man’s own Faculties. Boekge- leerdheid , IVétenschap die men uit de Boeken ge- leerd heeft , in Tégenstëlling van het geene door de Oeffming van iemands eigen Vermogen ver- kregen werd. BOOLIE, (O ) beloved. Bemind. BOOMING, flowing in a full or impetuous Stream. Vlietende in eene volle öf onstuimige Stroom. BOOMTNG, a Ship is Faid to come booming, when fhe makes all the Sail fhe can. Een Schip dat alle Zeilen ly gezét heeft. To BOON or beun , (O.) to do Service to another, as to a Landlord. Dtenst wur teinund a van , uls voor een Landheer. EOQP’THALMUS , (in Natural History ) a Kind ofAgatwith large Circles in it, bearing fome resemblance to an Ox’s eye, from whence it has got this Name. Ofse-oog , een Soort van Agaat , met groote Kringen. BOOPS, (in Ichthyology) the Sparus, a beautiful Fish , especially his Eyes. Een zeer fraaye Visch van dien Naam. A BOOR, a Parlour, a Bed -Chamber, or inner Room. Een Spreek- , Slaap-, öf Binnekamer. BOOT of Bale, (O.) Ease of Sorrow. Verligting van Droef heid. To BOOT, to be of Service, or advantage; to pro- fit , to enrich , ferve , or accumulate. Die- nen, voordeelig zyn, winnen, verryken, öf op- hoopen. BOOT'CATHAR , the Person who pulls off the Boots at an Inn. Een Kné'gt in een Herberg die de Laerzen uittrekt. To BOOT Hale , to go about plundering, to pilla- ge, to rob. Plunderen, rooven , fteelen , vry- luiten. BOO Ï -Haler , a Free-Booter or Robber. Een Vry- buite. Rover. BOOTES, ( L. B oahss, Gr. the Ox-driver, in As- tronomy) a Northern Constellation. De Ofsen- hoeder , een Noorder Gesternte. BOOT -hose , Stockings worn instead of Boots, - Spat- ter-iashes. Slob-laarsen. BOO. BOQ. BOR. BOOT -Tree, /Two Pieces of Wood in fhape of a BOOT Last, f Leg, driven into Boots to widen them. Een Leest om Laarsen wyder te maaken. BOOTING-Corn, a Rent of Corn fo called, becau- se it was paid by the Tenants , by way of Bo- te , to the Lord, as a Recompence for his ma- king them Leases. Dienst- , öf Buit-koorn. BOOT’S, a Plant. Zie MARSHMALLOW. BOQ. BOQUINIANS , (in Church History) a Sett of Christians, fo called from BEqumus their Foun- der, who taught that Christ did not die for all Mankind, but only for the faitfull. Boqui- niaanen, eene Sëcle van Christenen , die gelyk de Hervormden , leeren , dat Christus niet voor al- le Mënschen Hoofd voor Hoofd , maar alleen voor de Geloovigen gestorven zy. BOR. BORACHERA , (in Botany ) Een West-Indische Boom van dien Naam, waar aan witte Bloemen groeijen. «UttA CTUU , ^ bpan . ) a lore of leathern Vefsels made of Hogskins , wherein Wines are brought from the Tops of the Mountains in Spain j whence the Spaniards figuratively call a Drunk- ard Borachio. These are the Bottles, which in Scripture are faid will burst with new Wine, when put into them old. Lédere Wynzakken. BOR’AGE, ( Borago , L.) an Herb. Bernagie. BORAME’TZ , a ftrange Plant in Scythia, like a Lamh , which consumes the Grafs round about it. Een vreemd Plantgewas, welks Vrucht de Gedaante van een Lam heeft, en het wëlk het Gras dat 'er omtrënd groeid verteerd. BORAX, (L.) a Mineral used by Goldsmiths in melting and foldering of Gold. Boras, Goud- Soudeersel. BORBO’NIA, (in Botany) a Genus of the Diadel- phia-decandria Clafs of Plants. Een zéker Ge- slacht van Planten. BORBO’RITES , (in Church History) a Seif of Gnosticks , in the fecond Century, who besides embracing the Errors of these Hereticks, de- nied the last ■ Judgment, &c. Borboriten , eene Gézindheid van Gnostieken. BORBORYG’MICA , ( L. in Pharmacy. ) Windbre- kende Middelen. BORBORYG’MUS , (L ’Bc^ofv/gjoi . Gr. ) a rum- bling or croaking of the Guts. Een Rommeling in de Maag öf Darmen. BORD , Jest. Spenc. Boert , Snakery. To BORD, (of aborder , F.) to accost. Spenc. Aan- doen, aanspreeken. ‘ BORD, BOR. BORO, (C.) Shilling. Een Schelling. BORD’AGE, ? a Duty paid in Fairs andMar- BÜRD Halfpenny, 5“kets,for fetting up of Boards, Stalls, Tables, &c. for felling Wares. Markt - geld. BORDA’RIA, a Cottage. Een Hut, geringe Boere- wooning . BORDA’Ril, a Sort of mean Farmers, who had a Bord, j. e. a Cottage , allowed them , for which they fuppiied the Lord with Poultry and Eggs. Boeren. BORDA, (O. L.) a Board or Plank. Een Plank. \ BORDA’GINGS, Incursions, or ravaging the Bor* ders.SrENG .Invallen öfStroperyën op de Grenzen. BORDA’GIUM, Bordage, the Tenure of holding Bord-Lands. De Huur van Tafel-rettten. JiOKD-Cloth , Table-cloth. Chauc. Tafel-goed, Ta- fellaken. BORDE, a Jest. Chauc. Een Boert , of Grap. BORDER , ( in Heraldry . ) Zie BORDURE. To BOR’DER , ( border , F.) to edge, bind, bor- der, or lace. Zoomen, boorden, een Kant om- _ léggen. EOR’DERS , (among Florists') are the Leaves which ftand about the middle Thrum of a Flower. De Bladen om het Midden van eene Bloem. To BOR’DER a Pasty, to cut it up. Een Pasty opsnyden. BOR’DES , Bawdy-houses. Chauc. Hoerhuizen. BORD -halfpenny, a fmall Toll, by Custom paid to the Lord of the Town for fetting up Boards, Tables , &c. in Fairs and Markets. Markt : geld , voor het opslaan van Kraamen , Ten- ten, enz. BORDIL’LERS, Haunters of Bawdy-houses. Chauc. Bördeel-loopers , Hoere-jaagers. BORD'LAND Rents, or Table Rents. Tafel rente. BORD -Lands , Lands which Lords keep in. their Hands for the Maintenance of their Board or Table. Landeryën welke de Heer en voor zich houden, tot Onderhoud van hunne Tafels. BORD-Loofe , (L T. ) a Service required of the Tenants , to carry Timber out of the Woods of the Lord to his House. Een Dienst die van de Huurders ge-eischt word , om Timmerhout uit de Bofschen naar het Huis van den Heer te voeren. BORD Service , the Tenure of Bord-lands , by which fome Lands in certain Places are held of the Bishop of London, and the Tenants now pay Six-pence per Acre, in lieu of finding provi- sion antiently for their Lord’s Table. Lande- BOR. 241 ryën waar van men thans zes Stuivers per Akker betaald, in plaats van voormaals Eetwaar en. BORDUR J E , (in Heraldry ) a Traft or Compafs of Metal, Colour, or Furr, within the Escu- cheon all around it. Een Jlreep van Metaal, Zilver of Bond , rond om een Wapenschild van binnen. BORE, (in Gunnery ) the Hollow in the Inside of a Piece of Ordnance , &c. De Holte binnen in een Stuk Geschut , enz . BOREA, (L in Natural History) a Jewel, a Kind of Jasper. Een Soort van Jaspis fieen. EO’REAL , ( Borealis , L. ) Northern. Noords ch , Noorder. EO’REAL Signs , the Six Northern Signs of the Zodiack , viz. Aries, Taurus , Gemini , Cancer , Leo and Virgo. Noorder Tékenen van den Die- renriem, zyn de gemëlden. EO’REAS , (Bap/*?, Gr. ) the North -Wind. De Noord, Noord -Ooste Wind. BORI’ZA, (in Botany) an Herb. Maan-kruid . BORNE , carried , brought. Gedraagen , gebracht. To BORNE, (O.) to burnish. Bruineer en , poly sten. BORNS, ( Bornes , F. ) Limits, Bounds, &c. Sha- kesp. Grenzen , Grënspaalen, BOROMEZ. Zie EORAMETZ. BOROUGH Head, anciently fignified a Member of Parliament. Een Lid van ’t Parlement. Royal EOROUGHS , (in Scotland) are Corporations made for the Advantage of Trade, by Char- ters granted by feveral of their Kings , having the Privilege of fending Commifsioners to re- present them in Parliament, besides other pe- culiar Immunities. Koningklyke Burgten , die veele Voorrechten in den Koophandel hebben. BOROW -English, (Law Term) a Custom whe- reby Lands and Tenements descended to the youngest Son , who was presumed to be least able to flu ft for himself. Landeryën en Woonin- ningen die op den jongst en Zoon komen. BOROW - holder , BORS - holder. Zie BOROUGH- Head. * BORRAGO. Zie BORAGO. BOR’REL , a plain rude Fellow, a Boor. Spenc.’ Een Plompen, een Boer, 'öf Kinkel. BORREL’LISTS , (in Church History) a Kind of Anabaptists , but of very particular Opinions. They rejeft the use of Churches, of the Sacra- ments, publiek Prayer, and all other external Afts. Borrellisten, een Soort van Wéder doopers , die allerlei Plechtigheden in den Godtsdienst ver- wierpen. BOR ROW , ( O. ) a Surety or Pledge. Eene Zé- kerheid 'óf Onderpand. H h BORYP- 242 BOR. BOS. BOT. EORYP’TES , (L. in Natural History ) a black Gem , mixed with red and white Spots. Eoi zwart Juweel, met rootle en witte Vlakken . BOS. BOS CAGE , (in Law) Food , Mast , fuch as Woods and Trees yield to Cattle. Voedzel , Akers, gelyk de Bofschen en Boomen aan list Vee verschaffen . BOS’CUS, (O. L. ) all Manner of Wood. Aller- lei Hout. BO’SEA. (in Botany) a Genus of Plants belonging to the Pentandria digynia Clafs of Plants. Een zéker Geslacht van Planten. BOS’KY, fat, fwelled. Shakesp. Vet, gezwollen. BOS’ON , ( Sea Term) a Boatswain, Bootsman. ,, The merry Boson”. Dryd. Een Bootsman , Bootsgezel. BOS’QUETS( (from boschetto , Ital. in Gardening) (mall Groves or compartments. Kleine Boschjes. BOSS , a Water Conduit, running out of a Gor-bel- lied Figure. Eene Waterloozing , die uit een dik- buikig Figuur loogt. BOSS , ( Bofse , F. in Architecture) a Stud or Or- nament raised above the rest of the Work. Op- wërk; gedreeven en verhéven Werk. BOS SAGE , (in Architecture) a projefting Stone laid rough in a Building , to be afterwards car- ved into Moulding, Arms, &c. Een uitstee- kende Steen, die ruuw in een Gebouw geplaatst word, om vervolgens uitgehouwen te worden. EOS’TAL, a Way up a Hill. Een Opgang tot een Berg. BOSTANCE , boasting. Chauc. Gebral , Gesnoef, Ge- poch. BOSTANGIS , Persons employed in the Garden of the Seraglio. Hoveniers , Mënschen die in de Tuinen van het Serail arbeiden. BOS-TAURUS, (in Ornithology.) EenRoer-domp. BOS TRYCHITES , ( L. from Bt>irpv%iT£$ , or Boo-po- • %o<> Gr. ) a Gem like a Lock, or a Bufs of Woman’s Hair. Een Juweel als een Slotje, öf een Bosje Vrouwe-haair, BOSWEL , (in Botany) a Species of Crawfoot. Kraai-voet , een Soort van een Plant. EOT. BOT. the feveral Kinds of Plants. Botanie , Kruidt öf Plant-kunde. BOTANO’GRAPHUS , (L.) Een Kruid besehryver. BOTANO’LOGY, ( BaravuMyicc , of B ordro and A»- V<« . a Description , Gr. ) a Description of Heros and Plants. Botanologie , eene Beschry- ving van Kruiden en Planten. BOT AN O’PHILUS , (L. ) Een Kruid- minnaar. BO’TARGO, ( botarga , Span.) Cavejaar. A BOTCH, ( Bofse, F. a Blister) a pocky Ulcer or Sore; also a Sore in the Groin. Een pok-aeh- tige Zweer, öfZeer, als méde een Zweer in de Liezen. BOT’CHY, marked wich Botches, or running So- res. ,, Were not that a botchy Sore”. Shak. Vol Zvjeeren. BOTE, Amends, Compensation, Recompence ; al- so Pie lp. Vergoeding, Belooning, Vergelding, als méde PIulp. BOTE’LESS,or BOOTLESS, is when an Offender was faid to be without Emendation , when no Favour can acquit him; as in the Case of SacrL lege. Eene onvergeeflyke Misdaad. BOTE'SCARL, a Boatswain. Een Bootsman. BOTA, ( O. L. ) a Booth or Tent fet up in Fairs and Markets. Een Kermis 'öf Markt Kraam. BOTHA'GIUM, Duties paid to the Lord of the Manour for pitching Booths. Eene Belasting , die aan den Heer van eene Heerlykheid betaald word voor het opzëtten van Kraamen. BOTPFOR , (Arab.) Blaardtjes die zich fomtyds aan de Mond öf Lippen zetten. BOTH RION , (Gr.) Een Tandkasje, Kasje waar de Tand in den Mond zit, een Kuiltje ; als mé- de eene kleine Verzweering aan 't Hoornvlies van het Oog. BOTPIUM, a Bud. Chauc. Een Knop , Knopje , Uit- spruitsel. BOTILER , BUTLER, ( Boutelier , F. ) of the King ; an O Si- . eer that provides the King's Wines, Bottelier van den Koning. BO’TIUM. Zie BRONCHO’CELE. BOTONE', a Crofs BOTONE , (in Heraldry) ter- minates at each End in three Buds, resembling the three-leav’d Grafs. Een Kruis welks Ein- den de Gedaanten van een Klaverblad hebben. BOTA, a Spanish Measure. Een Spaansche Vocht- maat van dien Naam , houdende 30 Robas. BOTA , ( O. L. ) a Boot, fuch as is worn by Monks. Een Laars , gelyk de Monniken draagen. BOTAN’ICKS, (CBotanique , F. Botanica , L. of BOTANY, ^ B arclr/i. Gr. a Herb) the Scien- ce of Simples, which fhews how to distinguish BOTRYOID , (b a-p-joiC'vi , Gr ) in fhape like a Bunch of Grapes. Tröfsig, van Gedaante als een Trös Druiven. BO’TRYS, (B orpvi. Gr.) the Herb called Oak of Jerusalem. Druiven kruid , Piment. BOTS , l( O. L. ) Worms or Grubs which destroy EOTTS j S’ the Grafs in Bowiing,-Greens, &c. lit- tle BOT. BOV. tie Worms that breed in the ftrait Gut of a Horse. Wurmen die het Gras in de Klösbaan be- derven , öf Wurmen die in de réchte Darm van een Paerd groeijen. BOTTLE flower, (i n Botany.) De Blaauwe Koorn- bloem. BOTTO’NY , (in Heraldry.) Zie BOTONE. BOV. BOVA’TA Terra, (O. L.) as much Land as an Ox can till, or twenty -eight Acres. Zo veel Land als een Os kan bouwen , zynde 28 Akkers. BOU’BIE, a certain Water-fowl in the West-Indies. Zékere Water-vogel in de West-Indiën. BOUGH E of Court, )( F. L. T. ) a certain Quan- BOW'GE of Court , S tity of Provisions allowed to a Servant in the Palace of a Prince, or the House of a Nobleman. Een zékere Veelheid van Eetwaaren, die aan een Bediende van een Vórst of groot Heer vergund word. BOUCH’ED him , (O. of Boucher, F. to flop) flopp'd his Mouth. Den Mond gestopt. BOU’CHET, (F. in Gardening ) a large round whi- te Pear, like the Besidery. Een groote , ronde, blanke Peer. BOU’CONS, (in Cookery , of Boccone, a Morsel , leal. ) Veal Steaks rolled up with thin Slices of fat Bacon and Gammon. Keulsche Frikadellen. BOUDS, Insects breeding in Malt, called likewise W evils. Klanders , een Ongedierte dat in het Mout groeid. BOVE , above. Chauc. Boven. BOVF/RIA , I ( O. L. ) an Ox- flail , or Cow- BOVERIUM, ƒ house. EenOfse-, of Koeije-Stal. BOVETTUS, (O. L. ) a younger Steer , or cut Bullock. En jonge Stier öf gesnóden Bul. To BOU’GE out, (of Bouger , F. Bulga, L. a Bag) to flick out. Uitsteeken. BOU'GERONS , ( [Buzaroni , Ital.) Buggerers. Chauc. Schdnd jongens. BOUGPITS , circular Folds ; Windings. SrENC. Bogten. BOUIL’LANS , (F. in Cookery') littles Pies, made of the Breasts of roasted Capons minced with Udder, &c. Kleine Pastytjes die van het Borst • vleesch van Kapoenen , enz. gemaakt worden. BOUIL’LON, (in the Manege ) a Lump or Excres- cence of Flesh , that grows either upon- , or just by, the Frush, insomuch that the Frush ihoots out, just like a Lump of Flesh , and makes the Horse halt ; and this we call the Flesh blowing upon the Frush. Bouillon de Chair. Een Wën , öf Uitwas der Paerden. BOVI’NA AjfeCtio. Zékere Worm die tufschen het Vél en Vleesch van het Rundvee zit . BOU, 243 B OVIST , (in Pharmacy .) Wolfs- veest , Soviet. BOULDER- WALLS , (in Architecture) Walls which are built of round Flints or Pebbles, laid in a ilrong Mortar. Muuren van ronde Keijen of Keizelsteenen gebouwd en in Jlsrk Cement gelè'gt. BOU’LET de la Jambe du Cheval , (F. in the Ma- tie S e ) J°i nt:s at the Shanks of Horses above the Knee-pan of the fore and hind Legs. De Gewrichten boven de Knie fchyf der Paerden. BOU'LETE, (F. in the Manege) is when the faid Joints jut out too much. Dit zégt men van een Paerd by ’t wélk de voornoemde Gewrichten te veel uitpuilen. BOU’LIGNIS , a certain Coin current in Boulogne « Een Boloneesche Munt. BOU’LINE. Zie BOWLINE. BQULTINE, a Term which Workman use for a Moulding, the Convexity of which is just one Fourth of a Circle , being the Member next below the Plinth in the Tuscan and Doric Ca» pita!. Een Opwê'rk, öf Lofwerk onder de Plint in het Toscaansch en Dorisch Kapiteel. BOUM , ( O. ) Ready. Gereed. BOUN, fwelled. Gezwollen. BOUN and Unboun, (O.) Drefs and Undrefs. Dag en Nagt Gewaad. BOUNCING Cheat , ( Cant .) a Bottle. Een Flës B öf Vies. To BOUND , ( bondir , F. ) to jump, fpring, or mo- ve on forwards by leaps ; to fly back again when ftruck against a Thing with violence. Afstuiten , voorthuppelen , fpringen. BOU'NDING Stone, a Stone played with, and ma- de to bound from the Earth, when flung from, the Hand. Een Stuiter. BOUN’TEVOUS, bounteous. Chauc. Goeddaadig weldaadig. BOUNTY , ( in Commerce ) a Premium paid by the Government to the Exporters of certain British • Commodities. Een Premie, die door de Regee - ring gegeeven word aan de Verzenders van zé- kere Britsche Waaren. BOUR, (O. ) an House. Een Huis. To BOURD, to jest. Kortswylen, boerten. BOURDALOU’E, (F. ) a Sort of worked Linnen Manufactured at Caen in Lower Normandy. Zé- kere Fransche Stoffen van dien Naam. BOUR’DON , the Drone of a Bag -pipe. Chauc, ’t Gehommel van een Zakpyp. BOURI, ( in Ichthyology) the Sea Mullet, of which the Botargof is made. De Zee-Barbeel , daar de Cavejaar van gemaakt word. BOURIGNONISTS , (in Church History) a Sect of Gg 2 Proces- 244 BOU BOW. Protestants, whose Principles bear a very near Resemblance, with those of the Quietists, Qua- kers and Fanatieks. Bourignonisten , een Soort van Kwaakers. ROUT , without. Zonder , luiten. BOUT, Cbeval a lout , (F. in the Manege .) Een Paerd dat door den Arbeid afgemat is. ROUTA’NES, Cotton clothes Manufaótured in the Island’s of Cyprus , called likewise Dimities. Die- métten , zékere Katoene Lynwadten. BOUTANT.or ARCH-BOUT ANT, (in Architec- ture ) a flat Arch . or Part of an Arch , abutting against the Reins of a Vault, to prevent its giving way. Een platte Boog öf een Gedeelte daar van paaiende aan een Verwulft, om ’ t zélve te onder schraagen. A pillar BOU’TANT, is a large Chain or Pile of Stone made to fupport a Vault , Terrace or Wall, Een groote Schoor Pielaar , öfjieene Paal om een Verwulft , Terras öf Muur te onderstutten. BOUTE’, (in the Manege ) a Horse is called bou- té, when his Legs are in a ftraight Line from the Knee to the Coronet. Een Paerd dat rég- te Schenkels heeft. EOUTAR’QUE. Zie BOTARGO. BOUTOIR , a Farriers Instrument. Een Instrument waar mede het Hoorn van ' een Paerds-lioeve word weg ge snéden. BOUTON, a Dishof large Slices of Bacon cove- red with a Farce and a Ragoo , and baked over two Fires. Een Schotel met dikke fneën Rook- spek , enz. BOUTON des Reines , (F.) Het Leidzel aan den Toom van een Paerd. BOUTS , as many Bouts, Times, Trials, Efsays. Tyden, Beproevingen, P dagingen. BOUTS Rimez, (in French Poetry} a Term fïgni- fying certain Rhimes disposed in order , and gi- ven to a Poet, together with a Suljeft, to be filled up with Verses ending in the fame Word and fame order. In choosing the Rhimes, it is usual to fix on fuch as feetn the remotest and have the least connection. Een zéker Soort van Fransche Vaerzen. BOU’ZA , (Turk.) an Intoxicating Drink of the Egyptians , called Celia or Cera, made with Barly Flour foaked in Wine , and mixed with forne Inebriating Drug. Celia, of Cera, een be- dwelmende Drank der Egiptenaaren. BOW. BOW or Yoke or bending Piece of Wood: (OY raw r >5 -f he Ox hath his bow . Shakes?. OX-bOW , Een y ajt> voor een 0S ' BOW , (in Mustek .) Een Stryk-JUik . BOW. BOW, (in Building ) is a Beam of Wood orBrafs, with three long Screws which direét a Lath of Wood or Steel to any Arch; used commonly in drawing Draughts of Ships , projections of the Sphere , or long Arches. Een Tékenboog. BOW, (among Artificers ) and Instrument fo called from its Figure; in use among Gunsmiths , Lock- smith , Watchmakers , &c. for making a Drill go. Boog , een Instrument der Snaphaan-maa- kers, enz. BOW, (among Turners ) the Pole fixed to the Cei- ling, to which they fasten the Cord that whirls round the Piece to be turned. Boog, de Stok der Draaijers die aan den Zolder is vast ge- maakt. BOW of a Saddle, two Pieces of Wood laid arch- wise, to receive the upper part of a Horse’S Back , and keep the Saddle tight. De Boog van een Zadel. BOW of a Ship , that Part which begins at the Loof and compafsingEnds of the Stem, and ends at the Stern most part of the Forecastle. If a Ship hath a broad Bow, it is called a Bold bow ; if a thin and narrow one , a Lean bow. De Boeg van. een Schip. BOW Anchors. Zie BOWERS. BO VI -Bearer , an ORcer in a Forest. Een Boog - dranger, een Opziender in een Bosch. BOW -bent , bent like a Bow, or in the form of a. Bow; crooked; (looping. „A Sybil old, Bow"- bent with crooked Age ”. Milt. Krom als een Boog; geboogen. To BOWER, (in a figural Sense) to inclose. „Thotr didst bower the Spirit — In Mortal Paradise of fuch fvveet Flesh ”. Shakesp. Insluiten , Om- heinen. Lady’s BOWER , or Virgin's BOWER I ( in Bota- ny) a Plant. Lynen, of Vinmen. Clematis , L. een Plantgewas. BOWERS , /Anchors which are carried in the BOW -Anchors , y Ship’s Bow. Boeg -Ankers, An- kers die voor aan de. Boeg van het Schip geplaatst worden . BOW’ESS , l ( among Falconers ) a young Hawk , BOW’ET, y fo called, when (he draws any Thing out of the Nest, and covets to clamber on the Boughs. Een jonge Valk die Its uit het Nest: Jleept en op de Takken poogt te klimmen. BOWGE,(Sm Tem) a Rope fastened to the Mid- dle of the Sail , to make it Band closer to the Wind. Een Touw in ’t Midden van een Zeil vast gemaakt , om het digt by deWind te houden „ BOWGE of Court. Zie EOUCHE of Court. BOWKE , (O.) a Body, the Belly, or Stomach. Also Bulk. Chauc. Een Lighaam , de Buik y öf Maag , To BOWL, BOW, To BOWL , to play at Bowls. In de Klosbaan fpeelen. BOWL, (in a Ship) a round Space at the Head of the Mast for Men to Hand in. Een ronde Schyf aan de Top van de Mast, voor de Matroozen om op te Jlaan. BOWLDER STONES, Lumps or Fragments of Sto- ne or Marbie, broke from Cliffs, and rounded by the Aftion of Water. Keijeir, Brokken of Stukken Steen of Manner die van de Klippen ge- Iroken en door deWryving van't Water rond ge- worden zyn. BOW -legged, having crooked Legs. Krom-beenig. BOWL’ING, -\( in a Ship ) a Rope made fast to BOW Line , C the. middle Part of the Outside of BOULINE, 5 a Sail , which is called the Bow- ling-bridie , the Use of which is to make the Sails Band iharp , close', or by the Wind. Boeg- lyn, is een Touw vast gemaakt aan het midden der luiten Kant van een Zeil, dienende om het digt by de .Wind te houden. Sharp the Main BOWLING, l ( Sea Term) made Hale up the BOWLING, S use of when the Bowling is to r be pulled up harder. Hyseh tie Boeglyn op , öf haal de Boeglyn aan. To ease or rup the BOWLING, is to let it more flack. Be Boeglyn vieren, laaten fchieten. BOWLIN G-Bridles. Zie BOWLING. BOWLING green , a Piece of Ground overgrown with Grafs , for playing at Bowls. Een Stuk Land met fyn Gras begroeit töt een KISsbaan dienende. BOWLING-Anot, ( among Sailors ) a Sort of Knot which will not flip , by which the Bowling- bridle is made fast to the Crcngles. Een II e* . yersknoop , die nietlos fichiet , waar méde de Boeg- lyn word vast gemaakt. To BOWLT a Coney, (of louter,'?.) i. e. to Hart, or put up a Coney. Een Konyn op Jlooten. BOWPlECE,(in Gunnery) that Piece of Ordnance which lies in the Bow of a Ship. Boegstuk, het Stuk Kanon dat in de Boeg legt. To BOWSE, (among Sailors) is to hale or pull the Tackle. Hyschen , het Takel ophaalen. BOWSE away, ( Sea Phrase) is a Word of Com- mand for all the Men to pull together. Hysch op. BOWSING upon a Tack, (Sea Term) Is haling upon a Tack. Aan een Takel hyschen. BOW’SING, (in Falconry) is when a Hawk often drinks , and yet continually thirsts for more. Konstwoord op de Valken Jacht, als een Valk veel drinkt en nog gestadig Dorst heeft. BOWSPRIGHT , a Kind of Mast at the Prow of a Vefsel, Be Boegspriet. BOW. BOX. BOY.BOZ.BP.BQ. BRA. 245 BOWT of the Knee , the Bent of- it. De Bochtwaai , öf Buiging van de Knie. BOX. BOX, (in Ichthyology ) a certain River Fish. Boops, zékere Rivier Visch. \ BOX of a Plough, the crofs Piece in the head of a Plough, which fupports the two Crow -Raves. Het Dwarshout aan een Ploeg. BOX and Needle , a Compafs appty’d to a Theodoli- te , &c. used in Surveying, &c. Een Landmee- ters Pafser. BOXING, one who is fkill'ed in Fighting with the Fist , one who fights with his Fist. Een Vuist- vechter één die ge - oeffend is met de Vuist te vechten. BOXING , the Exercise of fighting with the Fist. Met de Vuist vechten. BOXING, (among Sailors) is used to denote the Rehearsing the feverai Points of the Compafs in their proper Order. . Het overhoor en van alle de Streeken van ’t Comp as in hunne Order. BOXING of a Tree, is the Tapping of a Tree, to make it yield its juice. Het Aftappen van een Boom orn deszëlfs Sap te trekken . BOXUS, (L.) Een Maar en-Tak. BOY. BOYAR’ , a Lord or Grandee among the Muscovite tes. Een groot Heer öf Grande onder de Mos- covieten. BOYAU’ , (in Fortification') is a Ditch feparated from die main Trench, bordered with a Breast- work , and drawn from one Trench to another for better Communication. Een Graft öf Gracht , in de Vestingwerken , die met een Borstweering voorzien is en van de eene Loopgrave naar de andere loopt. BOYAU, ( F. in the Manege )Un Cheval qui a beau- coup de Boyau. EenPaerd dai wcl in ’t Vleesch , breed , lang , en wel gezet is. BOYSTLY, rudely. Chauc. Ruuw, onbehouwen. EOZ, BO’ZA. Zie BOUZA. BP. 'BP, an Abbreviature for Bishop. BP', eene Verkor- ting van B if schop. BQ. B. Quadro, Oiiadrato , or Durale , (dn Mustek) cal- led by the French b quarré. B dur, in de Muziek.. BRA. BRABEJUM , ( in Botany ) a Genus of the tetrandria- jj h 3 mom- £4 6 BRA. monogynia Clafs of Plants. Een Geslacht van Planten. BRABEUTES , ( Boa&vrij? , Gr. in Antiquity) Jud- ges of Sports; they who gave the Prize to the Winners in any Game of Wrestling, running, &c. De Rechters in de oude Griekscbe fpélen. BRACCARII‘ (L-) people who fell old Cioathes. Oude Kleerkopers. ERA'CE , (in Architecture) is a Piece of Timber fram’d in with Bevil Joints, to keep the Buil- dings from fwerving either way. Houwvasten in de Bouwkonst , BRA'CE , (Bracchio, Ital.) an Italian Measure, which at Leghorn , is equal to two English Ells. Bracchio, een Italiaansche Meetstok van twee En- gelsche Ellen. BRA’CE, (in War) Preparations. „It Bands not in fuch warlike Brace ”. Shakesp. Toebereidselen. BRA'CE , ( in a figural Sense) the State of a Thing that is flretched. ,. When it has lost its Bra- ce , or tension ’\ Holder. Iets dat uitgerekt of gespannen is. To BRA’CE the Yard, ( Sea Term) to bring the Yard to either Side. De Raa aan een van bei- de Zyden brengen. BRA’CED , (in Heraldry) is when three Chevrons are intermingled. Door een gemengde Kópers in een Wapen. BRACENA'RIUS , ( Old Law) the Huntsman or Master of the Hounds. De Jagermeester. ERA’CER, a Piece of Leather laced on an Archer’s Arm, Een Stuk Léder op den Arm. nan een Boog- schutter geiègen. BRA^CER , that which braces or keeps a Thing tight. Het geene iets digt 'óf aan malkander houd. BRA’CER, (in Surgery) a bandage. „ They may- be restrained by a Bracer". Wiseman. Een bindzel, zwachtel. BR A’CES , ( of a Ship ) are Ropes belonging to all the Yards of a Ship, except the Mifsen, two to each Yard; the Use of which is to fee the Yard fquare or even a-crofs the Ship. Brafsen , zékere Scheepstouwen. A BR ACH, a Kind of Hound. Shakesp. Een Brak, zéker Soort van een Hond. BRAChJ?|, ] (O. L.) a Hound. Een Hond. BRACHE’RIUM, (in Surgery.) Een Breukband. BRACHE’TA, ( Old Law) a Bitch or Female Dog. Een Teef. BRACHIiEUS Externus , (L. in Anatomy) a Mus- cle of the Elbow, inserted in the Cavity of the Shoulder bone. Een Spier van de Elleboog , gaande in de Holligheid van hot Schouder-been. BRA. BRACHLE’US Interim , a Muscle of the Elbow, implanted in the upper and fore-part of the Bo- ne called Ulna. Een Spier van as Elleboog; ge- hecht in het bovenste en voorste Gedeelte van de Ulna. BRA’CHIAL , (Brachialis , L. ) belonging to the Arm. Tót de Arm behoorende. BRA’CHIALIS , ( in Anatomy ) a thick and broad Muscle of the Arm, lying between the Shoul- der-bone and the Elbow ; its fore-part being covered all the way by the two fleshy Bodies of the Biceps. Brachialis , een dikke en breeds Spier van den Arm , leggende tufschen het Schou- derbeen en de Elleboog. BRA’CHIATUS , ( L. in Botany.) Getakt. BRA’CHIATUS Caulis , (L.) Een getakte Steng óf Steel. BRA’CHIONUS , (in Zoology) Wheel - animals. Rad diertjes, die de Gedaante van een Rad hebben. BRA’CHIUM, (L.in Anatomy) the Arm. De Arm. BRA’CHIUM, (in Botany) the Arm or Bough of a Tree. De Arm óf Tak van een Boom . BRA’CHURUS , the Name of a Genus of Animal- cules, with Tails fhorter than their Bodies , and no visible Limbs. Een Geslacht van zeer kleine Diertjes , die elk een Staert korter dan hun Lig - haam, en geen zigtbaare Léden hebben. BRACHT YCATALECTON , (v>(c(,x.vx.oitcIm>ï\°i , Gr.) a Verse that has a Syllable wanting at the End. Een Vaers aan welks Einde een Sillabe ontbreekt. BRACHYLELOSTYLE , ( in Natural History ) Cry- stals which are composed of a lhort Hexangu- lar Column , terminated at each End by an Hexangular Pyramid. Een Soort van Krystal van dien Naam. ERACHYPNOEA, (in Medicine.) Kortbor stigheid , Kortademigheid. BRACHYPYRENIA , (in the History of Fofsils) a Genus ofSeptariae, with a fhort roundish Nu- cleus. Een Geslacht van Septarise , die uit de Aarde gedolven worden. BRACHYPOTiE , (L.) De zulken die zelden en weinig drinken. BLACK’EN, female Fern. Vaaren, hetWyfje. BRACK’ET , ( Bracietto , Ital.) a cramping Iron, a Kind of Stay in Timber-work. Een Krampoen „ of Houwvast. BRACELETS , Pieces of Wood , fixed against a Wain- scot or Wall , to lustain or Support fomeching. Klampen. BRACK’ETS , ( in a Ship) fmall Knees ferving to fupport the Galleries; the Timbers that fupport the Gratings in the Head. Kleine Knies, ( in de Scheepsbouw) dienende om de Gallery ën te onderschraagen. Het Timmerhout daar de boven Roosters in leggen. BRACK’ETS, BRA. SRACK’ETS , (in Gunnery ) the Cheeks of the Car- riage of a Mortar. De Zyi’-Plankcn van een A 'jfu.it voor een Mortier. BRACT’EA , (L. ) a Spangle or thin Flake of any Substance. Een Lover öf dun Schilfer , van eenigerhande Stöffe. Bladgoud ; een Blad öf dttn- ne Plaat van Goud, Zilver of a?ider Metaal. BRACT’EA , ( in Botany ) the Floral leaf. Piet Bloei-blad. BRACT’EAL Flower. Een Bloem die Bloei -bladen heeft. BRACT’EARIA, (in Natural History ) a Genus of Talks, composed of fmall Plates, in form of Spangles, each Plate being either very thin or Fofsile into very thin ones. Een Soort van Goud- glit , bestaande in kleine Plaatjes, die tot zeer dunne Lovertjes gesplitst kunnen worden. BRACT’EATI, (in Antiquity j an old German Coin. Een oude Duitsche Munt , zo dun als een Lover. BRA’DE, broad. Spenc. Broedt. BRADS, a Kind of Nails used in Building, without a Shoulder over their Shank. Spykers zotider Koppen. BRADYPEPSPA , (B of Bp*$s flow , and ni'l'ts Digestion, Gr.) flow Digestion ^pro- ceeding from a depraved Disposition of the acid Ferments in the Stomach. Een langzaame Verte eying der Spyzen. BRADY’PUS,(i n Zoology) the Sloath. De Luiaard , een Visch. BRAG, proudly. Spenc. Also , a Game at Cards where the Nines and theKnaves are Principals. Hovaardiglyk ; als méde een Kaartspel , m t welke de lYtigan Bragot, eene Drank van Honing en BRAG GOl , ƒ Spe f eryëlL BRAID, or BRAST, burst. Chauc. Een Barst. BRA1DE , pulled out, drawn. Chauc. Getrokken, uitgetrökken , uitgehaald. BRAID'ED , faded, lost its Colour. Verbleekt, ver- schotten ; dat deszè'lfs Kleur verlooren heeft. BRAILS . (in a Shipj are fmall Ropes belonging to the two Courses and the Mifsen, whose Use is when the Sail is furled a-crofs , to hale up its Bunt , that it may the more readily be ta- ken or let fall. Touwtjes tot de Bezaan Mast BRA. 247 behoor ende , dienende om het Zeil over dwars op te haaien. Hale up the BRAILS, (Sea Phrase ) are Terms BRAIL up the Sails. J used when the Sails are to be haled up in order to be lurled. Heisch de Zeilen op. BRAK’E, female Fern or the Place where it grows. Vaaren-kruid; of de Plaats daar het zelve gr oeid. BRA’KE, fharp Bit or Snaffle for Horses. Een fchè’rp Bit of S naff el voor een Paerd. BRA’MA, 1(L in Ichthyology ) a River Fish. BREAM, J Braafsem, een Rivier Visch. BRA’MANS. a Scft of Philosophers in India , BRA’MINES, J who live only on Herbs and Fruits ; Indian Priests, who derive their Mis- sion from Confucius; whom the Chinese hold in the fame Veneration as Christians do Jesus Christ. Bramans, öf Brammen , eene Sëcte van Philosophen in de Indicn , die alleen van Krui- den en Vruchten leeven ; Indiaansche Priesters, die hunne Zending van Confusius afleiden. BRAM’BLES, prickly Shrubs. Haagdoornen. BRAM’BLE Net , a Sort of Net for the catching of Birds. Een Soort van een Net , om Vogels ts vangen. A BRAMB’LING, a Bird, the Mountain Chaf-fincb. De Bërg-vink, een Vogeltje. BRAN’CA Leonis , (in Botany j a Plant. Onzer Vrouwen Mantel, Leeuwen-voet. BRAN’CA Ursina , ( L. in Botany j the Herb Branch- uiaiua, near- toot , Angelica, or Holy Ghosts- root. Beerenklaauw , een Plantgewas. BRANCH of Ogives , (in Architecture ) the Rems or Arches of Gothick Vaults, traversing from one Angle to another, Diagonal-wise, and for- ming a Crofs between the other Arches , which makes the Tides of the Square, of which they are Diagonals. De hoeklynige Boogen van het Gottisch Verwulft. BRAN’CII , ( among Fowlers) a Canary-bird of the first Year, brought up by the old One. Een Kanary Vogel van 't eerste Jaar, die door de Ouden is opgebracht. To BRAN’CLI Stand, (in Falconry ) is to make a Hawk take the Branch, or leap from Tree to d ree , till the Dog fprings the Partridge. De V alk van Boom töt Boom doen voortsprin&en tot dat de Hond het Patrys opstuit. BRANCH ED ,( in Heraldry ) fpread into Branches as a Deer’s Horn. Getakt. BRANCH ER, ( Branchier , F ) a young Hawk, or other Bird, that begins to fly from Branch to Branch. Een Takker, een f on ge Valk öf andere Vogel , die van den eenen Tak tot den anderen begint te vliegen . , BRANCHES 'ns BRA. BRANCHES of a Bridle, (Branches de la Bride, F. in the Manege ) two pieces of Iron , bended , which in the interval , between the one and the other , bear the Bitmouth , the Crofs- chains , and the Curb ; fo that on one End they answer to the Head -Rail, and on the other to the Reins. Das noemd men twee krom • , me (lukken Tzer , waar tufschen het Mondstuk , de Dwars - kè'tt entjes , en de Kin - ketting zyn , zynde dezelve met het eene einde aan het Hoofd- Jlè'l , en met het ander aan den Teugel vast. BRANCHERY, (in the Anatomy of Plants') deno- tes the Ramifications of the Succiferous Vefsels dispersed through the Parenchyma , or Pulpy part of Fruits. De Zyd-takken der Aderen , öf het vleezig gedeelte der Vruchten. BRANCHIAS , ( L. in the Anatomy of Fishes) the Gills of a Fish. Visch-ooren. BRANCHIARUM Foramina, (L ) the Apertures of the Gills. De Qpeningen der Kieuwen. BRANCHILE’T, a little Branch. Een Takje, klei- ne Tak. BRANCHIOSTEGI , (in Ichthyology) one of the five general Orders of Fishes , whereof the Rays of the Fins are Bony, like those of the Malacopterygii and Acanthopterygii ,• from which they however , are distinguished by having no Bones , or Osiculte , in the Bran- chire. Een van de vyf algemeene Orders der Vifschen. BRANCHUS , ( , Gr. in Medicine) a De- fluxion of Humours upon thn Fannus Bran- chus, een Soort van een Zinking die zich in de Lucht pyp en den Hals plaatst. Heesheid . BRAND Goose, (Geese of a greyisch Colour) a BRANT Goose, J Sort of wild Fowl. Een wilde Gans. ERAND’LING , a fmall Worm for Fishing. Zie DEW-WORM. BRAND’RITH, a Fence or Rail about the Mouth of a Well. Een Schut öf Hekje om de Opening van een Bron. BRAN R1TH , ( C. ) a Trevet or other Iron to fet a Vefsel on over the Fire. Een Treeft, öf e enig ander Vuur-yzer om een Kétel op te zetten. -BRANSELS, Brawls. Spenc. Twisten, Kyveryen. BRANT , ( C. ) Reep. Steil. BRANT A , ( in Natural History. ) Een Soort van drie-hoekige Zee-Mofselen. BRAS du Cheval, (F. in the Manege.) De hoven Schinkel van een Paerd, BRA’SED, (in Heraldry.) Zié PRACED. BEAS1 A’TOR , (of Brasium , L. Malt) a Brewer or Malster. Een Brouwer. BRASIL , a Sort of heavy Red Wood brought from Brasij , Brasilie hout* BRA. BRE. BRASFNA, "1 (Old Law) a Brewhouse. Een BRASINA’RIA , J Brouwery. BRASSE, (in Ichthyology) the pale , fpottedPearch»' De bleeke gevlakte Baars. BRASSES, an Italian long Measure. Een Italiaan- sche Maat , houdende een El. BRASSICA , ( L. in Botany) Colewort , Cabbage; Kool, witte Kool. BRASSICA Apiana, (L.) Jagged or crumpled Co- lewort, Savoys. Krul-kool , Savooi-kool. BRASSICA Leporina, (L. in Botany) a Plant. Zag- te Sonchus. BRASSICA Marina, (L. ) the Herb Sea-fole-foot. Z ee Winde , Sautenelle. BRAST, brust, broke. Spenc. Geborsten, gebroken . To BREAST, (O.) to break. Breeken. BRAT, Rag. Een lor , een vod. BRAUDR1E , ( F. ) Embroidery. Chauc. Borduur- sel, Borduurwerk. BRA’VO, (Ital. ) a Man who Murders or afsafsi- nates another for hire. „ No Bravoes here pro- fefs the bloody Trade Gra.y. Een Moorde- naar die een ander om Huur vermoord.. BRAUGH’WHAM, a Dish made of Cheese , Eggs»! Clap Bread and Butter , boiled together. Een Schotel Eeten gemaakt van Kaas , Eijeren , etz gestréken Wittebrood, dat faamen gekookt is. BRAUNCH, (Branche, F.) a Branch.. Een Tak. BRAWD’ERY , (O. Broderie , F.) Embroidery, Borduurwerk, Borduursel. To BRAY, to temper Ink, as Printers do. Inkt Temperen , gaJyk rh> T'ln :hk ci 3 Uucui False BRAY , (Faufse-braye , F. in Fortification) a false Trench made to hide a real one. Een vai- sche Loopgraaf , om de echte te verbergen. To BRAYD , ( O. ) to break out. Uitbreeken. BRAYER , ( with Printers ) an Instrument to tem- per Ink with. Een Instrument om Inkt te. temperen . BRAYL, ( among Falconers) a Piece of Leather to bind up a Hawk’s Wing. Een Stuk Léder, om de Vleugels van een Valk op te binden. To BRAZE, the Soldering or joining two Pieces of Metal. Het Soudeeren , öf faqmenvoegen van twee Jlukken Metaal. BRAZING, the aft of Soldering or joining two pie- ces of Iron together. Het Soudeeren, öf aart- smeden van twee Jlukken Tzer. ERAZZE. Zie BRASSES. ERE. BREACH, (Breche, F. in a Fortified Place) is the Ruin of any Part of the Works, beat down with BRE. With Cannon, &c. Eene Bres; de Opening hi een Gedeelte van de Vestingwerken, die ’er met Kanon in geschooten is. A practicable BREACH, is a Breach whereon thcMen may mount and make a Lodgment. Een Brëfse waar door he t Volk in de Plaats kan komen . To Batter in BREACH, is to play furiously on a Work in order to demolish fome Part of it. Geweldig op een Werk fchieten om ’er een Ge- deelte van te vernielen. BREAD, (O.) Appearance. Verschoning, BREAD-Com, Corn or Grain of which Bread is made. Brood-koorn, Koorn ‘öf Graan daar Brood van gemaakt word. BREAD of Trees , (Old Law) coarse bolted Bread, Houshold bread. Gröf gebuilt Brood , Huisbak- ken Brood. To BREADE . ( C. ) to make broad , to fpread. Breedt maaken , uitspreiden. A BREAK, (^arge, Teut.) a Land ploughed the first Year after it had lain fallow in Sheep- walks. Een Land dat het eerste Jaar geploegt word , na dat liet heeft braak gelégen , en dat ’er Schaapen op gegraast hebben. BREAK , ( in Printing or Writing ) a Line drawn between Words, to denote that the Sense is fuspended , and that the Reader is to make a Pause at that Place. Een Lon die in het fchry ven öf drukken , tiifschen twee Woorden geplaats word o m aan te duiden dat de Zin word opge- schort , en dat de Leezer daar ter plaatse eene Pauze moet maaken. BREAK , ( in Dis cours f.) a Paucc ur Intciiuption. eene Pauze öf Tufschenpoozing. To BREAK Bulk, ( Sea Term) to take Part of the Ship’s Cargo out of the Hold. De Landing bree- ] ken, een Gedeelte van dezelve uit het Ruim van ’t Schip haaien. To BREAK Ground , ( Military Term ) is to open the Trenches, or begin the Works for carrying on a Siege. De Grond breeken, dat is , de Loop- graven openen , öf het Werk beginnen om een Beleg voort te zetten. BREAK that Deer, (in Carving) i. e. cut up that Venison at Table. Snyd het Venizoen, aan Ta- fel , op. BREAM. Zie BRAMA. BREAMING a Ship. Zie BROOMING. BREAST Caskets, (in a Ship) the longest and big- gest Caskets ; a Sort of Strings placed in the Middle of the Yard. Een Soort van Touwen in het midden van de Raa geplaatst. BREAST Fast , (in a Ship) is a Rope fastened to fome Part of her forward on , to keep her Head fast to a Warf, &c. Een Touw ’t welk ergens Voor aan een Schip vast gemaakt word , om ’t zel- ve aan de Werf te binden. BREAST Hooks , ( in a Ship ) are the compafsing Timbers before , which Ürengthen her Stem and her Fore-part. Borsthaaken , zyn de krom- me Houten voor aan een Schip tot Versterking van de Boeg. BREAST -knot, a Bunch or Knot of Ribbands. Een Börst-Jlrik , een Strik van Linten die voor de Börst gedraagen word . BREAST Pain, (in Farriery) a Disease in Hor:es. Borst pyn , een Kwaal der Paerden. BREAST-plate , (in the Manege ) the Strap of Lea- ther that runs' from one Side of the Saddle to the other , over the Horses Breast. De Borst-rieml BREAST -plough, a Plough driven with the Breast. ËÖrst-ploeg, een Ploeg die met de Börst getrok- ken word. , BREAST-ropi , Gr. in Grecian Antiquity') a Machine or Engine, used on the Stage to represent Thunder. Festus calls it Claudiana tonitua , because Claudius first invented it. Een Werktuig om op het Toneel de Donder na te bootsen. ER.ONTOLQGY , (from Bpcmj, and Aeyi*, Gr. a li 3 Speech) £54 BRÖ. Speech) a Discourse on Thunder Een Réden- voering over de Donder. ERON’ZE , (F.) a Method used by 'Statuaries to make their plastered Busts look as if composed of Brafs. Bronzen, 'óf Brons. BRON ZES, a Name given by Antiquarians to figu- res either of Men or Beasts, to Urns , and in general to every Piece of Sculpture which the Antients made of that Metal. Allerlei Beeld-, öf Snywërk der Ouden dut van Mefsing ge- maakt was. BRON’ZFS ,( among Medallists ) all Copper Metals. Allerlei Koper. BRO’OCH, a Jewel; an Ornament of Jewels. Een Juweel. BROOCH, (in a figural Sense ) an Ornament; Glo- ry. „ He, is the Brooch indeed and Gem of all the Nation Shakesp. Een Cleraad. „ Hy is inderdaad de Cieraad en het Juweel van de gantsche Naatie To BROOK Up, fpoken of Clouds, when they draw together, and threaten Rain, they are faid to brook up. Op één Kruijen, op malkander Schuiven. BROOK-Zme, (in Botany) a Kind of Water Ana- gallis. Een Soort Van IVater-Guichel-heil. BROOK - lime , (in Botany) the lateral cluster-flo- wered Veronica , with oval Leaves and cree- ping Stalks. Békeboom, Waterpungen , een Wa- terplant. BROOM, ( Genista , L. in Botany. ) Brem, Ginst. Butchers - BROOM , ( Ruscus , L. in Botany.) Sto- kende Palm, Muizen- doorn , Keer-bezien. Spanish BROOM, (in Botany ,) Spartium, een Hees- ter, die tót een ongemeene hoogte groeid. BROOM Rape, ( Rapum Genistce , L. in Botany) a Plant growing at the Root of Broom , having a Root like a Turnip. Orobanche , een Plant die aan, öf tégen de Brem groeid. BROOM /and, Land that bears Broom. Hei, Land dat Brem voortbrëngt. BROOM'ING, 1 (a Ship) is the Burning off all the BREEM’ING, J the Filth fhe has contracted on her Sides, with Broom, Rushes, or Straw. Hct breeuwen van een Schip. BROO’MY , full or abounding in Broom. Bremmig, vol Brem, öf Hei. BRO’TLE, britle, frail. Brösch, Broos. EROTIFEB.HED , Brotherhood. Chauc. Broeder- schap. BRO'TILNESS , Brittlenefs , Inconstancy, Fickle- nefs. Chauc. Broosheid , Onstandvastigheid, Veranderlykheid. BROU’CE. "Lie BROWSE. BRO. BRU. BROtf’DRID , embroidered. Chauc. Geborduurd. BRQUIL’LAMINE , (in Pharmacy.) De vierkante Stukjes van de Armenische Bolus. BROU’KIN, to brook, to bear. Chauc. Uitstaan t verdraagen , opkróppen. BROW, the Verge or Extremity of the Surface of a Hill. De Kruin , öf Oppervlakte van eene ? i Berg. To BROW, (in a figural Sense) to bound or limit; to look down upon , or be fltuated above. „The Hilly crofts -that brow this Bottom^. Milt. Begrenzen , beperken ; op néder zien , 'öf boven gelégen zynde. BROW - Antler , ( among Hunters ) the first Start that grows on a Stag’s Head. De eerste Hoorn die op de Kóp van een Hart groeid. BRO’WALLIA, (in Botany) a Genus of the Di- dynamia-angiospermia Clafs of Plants. Een zéker Geslacht van Planten. BROWDED , ( O. ) embroidered. Zie BROUDRID. To BROWK , (O.) to enjoy, to use. Genieten , gebruiken. BROWNTSTS , a Se<5t of rigid Independants, fo called from one Robert Brown their Ring-lea- der. Bruinisten , een S'ètte van Christenen. BROWN -Study , a profound Study; a Reverie. Een diepe Studie, eene Mymering. BROWN-ovorf , (in Botany.) Bruinelle ; als méde Groot-Speenkruid. BROW -Post, (in Carpentry) is an overthwart or crois .beam# Ea* z^wur BROWS’E, or Browse wood, ( Brefse , F. a Twig) young Sprouts of Trees, that ihoot forth early in the Spring, whereon Cattle usually feed- Jon- ge Uitspruitzels der Boomen. To BROWS’E, (brouter, F. bruscare , Ital. of V>(Jxr- x.u, Gr. ) to feed by knapping or nibbling off the Tops of young Sprigs, Herbs , Grafs, &c. as Beasts do. Af knabbelen , der jonge Spruiten. BROWS’TER, a Brewer. Een Brouwer. BRU. Haf-BPvUARTS , Hat-Brims. Randen van Hoeden. BRUCH’BOTE, -\( Law Term ) a Contribution to- BRUG’BOTE, £ wards the mending of Bridges; BRIG’BOTE, j also those who are exempted from this Tribute. Brug-gëld; als ook de geene die van hei betaalen daarvan uitgezonderd waren. BRU RIA,(0 L ) Brush, Heath, Briars, or Thorns. Borstels, Hei, Struiken, Doorn . BRU CHUS , ( L. ) a Grub; an Insefb that eats up the Corn, and Grafs; a Kind of Locust or Ca- terpillar. Een Rups, öf een Soort van een Spring- haan. To ERUCK 2 55 BRU. To BrÜCeLE , co dirty.- Bemorsen , bekladden. BRUIL’LETUS , a fmall Copse or Thicket, a little Wood. Een Boschje. BRUISE wojt , (in Botany ) a Plant Co called from its being used in Bruises. Kneus-kruul. BRU’MA, (L. ) the Shortest Day of the Year; Mid- winter; the Winter Solstice. De kortste Dag van ’t Jaar ; het midden van de Winter ;het Win- ter Solstitium. BRU’MAL , {Brumalis ,L.) belonging toWinter;Win- terlike. Winter achtig , töt de Winter behoorende. BRU’MAL Plants Winter planten ; Planten die in de Winter , het zy uit de Natuur of door Konst groeijen iif Bloeijen. BRUNEL’LA, (L. in Botany ) a Genus of the Di- dynamia gymnospermia Clafs of Plants. Bruinel- le , een Plantgewas. BRU’NEON , ( in Gardening ) a Kind of Fruit, be- tween a Plumb , and aPeech. Bruneon, eenSoort van Vrucht , tufschen een Pruim en eenPersik. BRUN’FELSIA ,(in -Botany) a Genus of Plants belon- ging to the Pentandria-monogynia Clafs. Een Geslacht van Planten. BRUN'GARA Aradna , ( Ind. in Botany .) Zéker Kruid dat op de Moiuksche Eilanden in de West-Indiën groeid. BRU’NIA, (in Botany ) a Genus of the Petandria. monogynia Clafs of Plants, Een Geslacht van Planten. BRU’NUS } ( in Medicine. ) Zie ERYSIPELAS. BRUS’CUM , BRUS’CUS , £(L. in Botany.) Keer-beziën , Mui- $ zen-doorn. BRUSH , ( among Hunters ) the Tail of a Fox. De Staert van een Vos. BRUSH’MENT, Brush, or fmall Wood. Rys , of dun Hout. BRUSH’Y, rough or fliaggy like a Brush. ,, The brushy fubstance of the Nerve”. Boyle. Ruig , als een Borstel , borstelachtig. BRUSK , ( in Heraldry ) the tawny Colour otherwise called Terne. Een taanige Kleur in een Wapenschild. To BRUSLE, (of brusler to burn, F.) to dry, to parch. Droogen , fchroeijen. BRUSO’LFS in C° oker y) Veal Stakes drefsed BURSO’LES,’ C a P art '^ lar Waj between two Fi- j res. Gebraade Kalfslapjes. BRUS’SUS, Bruised or Hurt with Blows, Wounds or other Casualties. Gekneust , öf Verwond. To BRUS’TLE , to rustle as Armour, Silk, or any Riff Garment; also to vapour. Ritzelen, rate- len , gelyk een Geweer , Zyde , öf een fly f Kleedt als méde dampen. Tt BRUT’TE, to brouse. Zie to BROWSE, BRY. BUB. BUG. BRY. BRYA, (b piiu, Gr. ) a little Shrub like Birch; whe- reof they make Brushes or Brooms. Holde , Hei , daar men Bezems van maakt. BRYG’MOS , Brygmus , (in Medicine.) Het klap- peren der Tanden, Tand-klapperen. BRYKE , ( O. ) firait , narrow. Eng, naauw. BRY’ON, (from Bpov, Bp», Gr.) Mofs or Mofsi- nefs of Trees: also Hops. Mas, öf Mo s- achtig- heid der Boomen , als méde Hoppe. BRY’ONY , ( bryonia , L. of fi p»»»», Gr. in Botany ) a wild Vine, growing on Hedges with red Ber- ries, and winding about Sets. Quartel-Beziën Wilde Wyn gaard. BRYUM, Wall-mofs, (in Botany) a Genus of Mos- ses, consisting of a Stalk furnished with Lea- ves, which arise immediately from the Root. Witte Bryoni , een Soort van Mos. BUB. BUB, (a Cant Word) Strong Malt Liquor. He loves Cheap , and double bub. Zwaar en Stérk Bier . BUB ALUS. Zie BUFFALO. ’ £ 1? Commerce) g Cant Tgriri given to a Mila of rrojeccs for raising of Money on ima- ginary Grounds. Bobbel, een Woord in de Aclie handel in gebruik. An Exchange - Alley BUBBLE, a Scheme proie&ed for the carrying on a Manufacture, Insurance or other pretended beneficial Project, never de- signed to be carried on, but only calculated to wipe the Eager and Unwary of their Money, by Stock -jobbing. Wind-negotie. BUBO, (in Ornithology ) the great Horn owl, with a Reddish-brown Body. De gehoornde Uil. BU’BO , (BdSav, Gr. in Anatomy ) the Groin nr Place from the Bending of the Hip , to ’the Privy parts; also a Tumour in the Groin. De Lieseb, Las, Schaam zyde , als ook een Lies ch- gezwël. Pestilential BU’BO, a Plague-Sore, or Botch esne dally by the Throat. Een Pëst-buil, Peslkool, byzonder tn de Keel. Venereal BU’BO, a Swelling in the Groin , occasio- - ned by the French Pox. Een Klap o or , Poulain. BU BON , (in Botany ) a Genus of the Pentandria- digynia Clafs of Plants. Bubonium , St err e -kruid, BUBO’NES. Pest -builen. BUBONOCE’LE , (BxSovoy.viX; J, of Bz£ar a Bubo, and KiM a Swelling, Gr. in Surgery) a Ruo- ture, when the Intestines fall into the Groin or the uttermost Skin of the Cods ; fometimes it BUB. BUC. . it is taken for a Bubo , or Swelling. Em Lis sell- breuk ; Liesch zwelling. BUBUL’CA. Zis EOAVIER. BUC. BÜCAPEDIA, (from Bmxtep&et , Gr. in Natural His- tory) a Stone like an Ox-heart, a Kind of Tur- quois. Ofsen-hert ; een Soort van. Steenen die de gedaante van een Hert of Mofsel hebben , en van Kleur als de Mofselen zyn. BUCARÈ’NUM , ( Bougram , F. bucherame , Ital.) Buckram j Jlyf Linnen . BUCA’ROS Zie BARROS. BUC’CA,(L ) the hollow inner Part of the Mouth. De Holligheid van den Mond. BUCCA’CRATON, a Morsel dipped in Wine. Een Beete in Wyn gedoopt. BUC’CEA, 1 (L. ) a Morsel or Mouthful, Een BUC'CELLA, J Brokje, öf Mondvol. BUC'CELLA, ( in Surgery ) a Polypus in the Nose. Paracbl. Een Polypus in de Neus. BUCCELLA’TION , (C. T.) a dividing into little Gobbets. Eene Verdeeling in kleine Brokjes. BUCCEL’LATUM , ( in Pharmacy ) Buccella pur- gatoria. Een Koekje öf Cmsërf om Afgang te verwekken. BUCCEL’LARIUS , ( L ) an Attendant Waiter, or ferving-man. Een Oppafser , Dienaar. - — One that was to look to the Soldiers allowance of Bread , and carry it for them , that they might be lefs cumber’d in their March, a Sutler. Een Zoetelaar onder de Ouden. - — . — — — — A Soldier in pay allowed vifluals or board-wages. Een Soldaat die men Eetwaaren öf Kostgeld gaf. _____ — — equites , Soldiers of Gallo - Gracia , in Service to the Empire ; Cuirafsiers that fer- ved in the Etstem parts.' Söldaaten, öf Kuras- siers in het Grieksche Ryt Soldiers , who being disbanded turn’d Highway-men, and gag’d the poor Peo- ple that they robb’d to hinder them from crying out. Söldaaten , die Af gedankt zynde Struikro- vers wierden en de Mè'nschen een Bal in de Mond flopten , om niet te knnnen fchreeuwón. BUC’CINA , (L. an Antient Musical Instrument) a Trumpet , Cornet of Horn ,• a Neat-herd’s , or Swine-herd’s Horn. Een Trompet , Kornet öf Hoorn der Ouden. BUCCINA , 7 ( L. in Natural History) a Sea- BUC’CINUM, 5 ihell of a Spiral ihape , like that of a Snail. Een Soort van gedraaide Zee Slak-' hoor entjes. BUC. To BÜC^ftJATË , (buccinarl , L.) to blow a Trumpet. De Trompet blaazen ; trompetten. BUCCINA’TOR, (L. among Anatomists) the round Muscle of the Cheek , like a Circle. De Kin - ne-baks , öf Kraak-fpier. BUC’CJNUM Aculeatutn. Het Stékelig Blaas-hoorn. — - — — « • Angulosum. Het hoekig Blaas-hoorn* — — — Auriana. Het AuriaanschUlaas-hoomtje , — — — Tritons. Het Tritons Hoorntje . Turba magnus. Het groote Schroef- hoorntje. - — Tuberosa, Het geknobbelde Kink - hoorntje. — — — - Tuberosum rufum, Het rood geknöbi beid Kink-hoorntje. Pilosum Crafsum. De Haairige Dik-lip. Granulatum. HetKoorhig Blaas-hoorn. Granulatum Rotundum, Een ronde Soort van Koornige Blaas-hoorns. — Lineacum. Het getsreept Blaas-hoorn. ipSeO D ' - • — — — Undosum. Het golvende Blaas-hoorntje. BUC’CULA, (L. ) a double Chin. Een Onder -kin , Onder-keel, BUCE’NAS , (L. in Botany.) Zit FENUGREEK. Grieksch Hooi., zéker Kruid. BUCENTAu-RUS. A ( ital. Bs iAiravpG» , of Bs a BUCENTO’RO, J Partiele augmentative, and xévrmp®* a Centaur , Gr ) a great Ship called the Centaur ; a ftately Galley, in which the Do- ge and Senate of Venice go annually in Triumph on Ascension-day , to espouse the Sea, by thro- wing a Ring into it. De Sloep van den Doge Van Venetian, zynde een prachtige Gallet, BUCE’PHALON , (in Botany.) Een Plantgewas van dien Naam. BUCE’ROS, (in Ornithology) a Genus of Birds of the order of the Picas, common in feveral Parts of the East Indies. Een Geslacht van Oost-In- dische Vogels. BUCH’NERA, (in Botany) a Genus of the Didy- namia-angiospermia Clafs of Plants," Een Plant- gewas van dien Naam. EUCK,. a Male Deer , and fignifies the Male of fo- rae other wild Beasts, when prefixed to them ; as a Buck-Rabbit, a Buck-Goat, &c. Een Bok, het Mannetje van fommige viervoetige Dieren. BUCK, a Cant Name Tor a Club, or Society, fo called from the use of Hunting Terms, calling their President , the Grand Buck. Een By- main, voor een Genootschap , waar in men alles met Konst-woorden van de Jacht uitdrukt. buck; BUC. BUCK , a Lye made of Ashes , or Lather of Soap for washing of Linnen. Loog . BUCK, (in a figured Sense ) Linnen. „ She was- hes Bucks here at Home”. Shakes?. Linnen, Kléderen. BUCK, a Cuckold. Een Hoorndraager , een Koekoek. The BUCK, the Breast. De Borst. BUCK of the first Head, (among Hunters ) a Buck in the fifth Year of his Age. Een Bok in zyn vyfde Jaar oud. A Great BUCK, one in the Bxth Yea. ten Bok in zyn zesde Jaar. To BUCK, (from Buck a deer) to Copulate. Saa- menvoegen-, teelen ■ To BUCK, (from Buck , fignifying Lye) to wash Cloaths in Lye. Linnen in Loog wafschen. BUCK-BEAN, (in Botany.) Boks -boenen, Water- klaver. BUCK Mart, ( SSucIj-magt , Teut. in Botany) the Mast or Fruit of the Beech Tree. Beuknooten, Akers. BUCK -Stall, (O. S. ) a Deer-hay, a Toil or large Net to catch Deer in. Een groot Nêt om Harten te vangen. BUCK Thorn, (in Botany) a Shrub, the Juice of whose Berrries are a llrong Purge; also a Whi- ting-fish dry’d in the Sun. Rhyn - beziën , een Heester; als méde een gedroogde Wyting. BUCK-JT^d, ( in Botany ) an Herb. B okke -kruid , een Onkruid van dien Naam. FRENCH ma, ] 3 f0It of Grain ' ■ BUCKS Horn Plantain, (in Botany) an Herb. Herts- hoorn, of Gravinne-kruid. BUCKING, the first Operation in the Whitening of Linnen Yarn , or Cloth , it consists in pouring hot Water upon a Tubful of Yarn intermin- gled with feveral Stratums of fine Ashes Loo- ging , van het Linnen gaar en , als het gebleekt zal voorden. To BUCK’LE , to bow down, to condescend, or fubmit ; also to put into Buckle as Hair. Né- derbuigen, toe geeven, öf onderwerpen; in Sok- kels leggen als het Haair . • BUCK’LER, («tl bouclier) a Piece of defensive Armour; Defense, Protection. Een Schild , ver- dédiging , bescherming. Votive BUCK’LERS , Bucklers consecrated to the Gods , and hung up in their Temples. Schilden aan de Goden toegeweid en in hunne Tlmpels op gehangen. BUCK’LER of Beef, a Piece cut off from the Sir- loin. Een Ofseharst. BUCK’RAMS, (in Botany) the Name of an Herb. Wilde Knoflook, BUC. BUD. 257 BUCK’SOME, merry, jolly. Vrolyk ; aardig. BUCOL’ICKS, (Bucoliques , F. Bucolica, L. of Bn- KiOuKd, of a Cow-herd, Gr. ) Pastoral Songs or Poems , in which Country Swains are represented discoursing together. Herders- kout, Herder s-zangen. BUD. BUD, (among Gardeners) the first Sprouts or Lea- ves of Plants. De eerste Spruiten öf Blaadjes der Planten . BUD , ( in Husbandry ) a Weaned Calf of the first Year , being fo named of the budding of its Horns. Een gespeend Kalf van het eerste Jaar ; een HSkkeling. To BUD , to fwell with Gems or little Prominences. Knoppen, uitbotten. To BUD, (in Gardening) to innoculate, by inser- ting a Bud into a Tree. „ Improved by bud- ding upon a Peach flock”. Temple. Inenten, griffelen ■ BUDDLE , a place where Miners Wash their Ore to fit it for the Furnace. Een Plaats daar de Bergwerkers hun Erts zuiveren. To BUD’DLE,( among Miners) to wash and clean- se Lapis Calaminaris. Het wafschen en zuiveren van den Lapis Calaminaris. BUDDLEIA , (in Botany) a Genus of the Tetan * dria -monogynia Clafs of Plants. Een zéker Ge- slacht van Planten. BUDDLING, the aft of cleansing, or washing any Ore. Het wafschen en zuiveren der Ertsen. BUDDLING Dish, a fmall fhallow Vefsel, for the washing Ores with the Hand. Een klein ondiep vat, om Erts met de Hand te wafschen. BUD’GE, Stiff; furly; formal. „Those budge Doc- tors of the Stoics”. Milton, « Styf, Jiuursch , pedant. BUDGE , Adj. brisk, jocund. Lévendig , vrolyk , fnaaks. To BUDGE, ( honger , F.) to move' or flir. Be- weegen, BUDGE the drefs’d Skin or Fur of Lambs, Bereide Lams vellen. BUDGE -Bachelors, a Company of Men cloathed ia long Gowns, lin’d with Lamb’s Fur, who ac- company the Lord -Mayor of London, during the Time and Solemnity of his Inauguration. Persoonen die in lange Tabberden , met Lams-vël- len gevoerd , den Lord Mayor van Londen by zyne plechtige Inhuldiging vergezellen . , BUDGE Barrel , ( Bouge , F. a Bag, and Barrel) a Tin Barrel to hold Gun-powder, containing about X 30 lb. having a Purse, or Case of Lea- ther made fast over the Head, to prevent the K k Pow- is* BUD. bue. buf. bug. Powder from taking Fire; used on-board of Ships. Een Schèeps Buskruid -vat van Blik ge- maakt. BUDGER, one who moves or ftirs from his pla- ce; one who quits a Post or Place in an Ar- my. Iemand die zich beweegt , öf zyn Plaats verlaat , of die zynen Post in den Krygsdienst néderlëgt. SUD'GET , (bougette , F. of bolgia, Ital. ) a fmal Bag ; that which is contained in a budget ; a Store, or Stock. „ The Fox’s whole budget of inventions failed him”. l'Estrange. Een Léden Buidel , Reis -tas. BUE. A BUER , a Gnat. Een Mug. BUF. BUFF, (from buffalo') the Hide of a Buffalo dres- sed. Buffel leer. BUFF, }( SSisffel , Teut. ) a certain wild Beast BUF’FLE, C like an Ox, common in America-, BUF’FALO, 3 or Asia. Een Buff el. BUFF, a Blow. Stekc. Een Slag , een Stoot. BUF’FET-Siw/ , a little portable Seat, without Back or Arms. Een Stoel’zonder Leuning of Armen ; een Tabouret. BUF’FET , ( F. ) a little Apartment feparated of the rest of the Room, by fiender wooden Columns for the disposing of China, Glafs-ware , &c. Een Buffet, een Kas om Glazen , Porcelein, enz. in te zétten . BUFO , (L. ) a Toad. Een Padde. BUFON1A, (in Botany) a Genus of the Diandria-' digynia Clafs of Plants. Druiven-kruid , Piment. Bufonum Herba. L. BUFONITjE. Zie BATRACHITES. BUG. BUG, (O. ) for big. Dik , zwaar. BUG , /an imaginary Monster to frighten BUG'BEAR, C Children with. Een Bullebak, een ingebeeld Monster om Kinderen bang te maaken. BUGGAS1NS. Bombazynen. BUGGERS, (in Church History ) a Sett which amongst other errors held, that Men ought to believe no Scripture but the New Testament: that Baptism was not necefsary to Infants : that Husbands who conversed with their Wi- ves , could not be faved ; and that an oath was absolutely unlawful Bulgaren, een Soort van Mënschen die zeer veele Dwaalingen leerden . BUGIA, (in Pharmacy .) Te middelste Bast van het Hout van den Barberifsen Boom. BUG. BUL. BU GLE, (o LBucula, L. an Heifer) a fort of wild Ox; also an'Herb good for Wounds. Een Veer - re öf Hökkeling ; als méde , een Kruid Senegroen of Ingroen genaamd. 0 A BU GLE -Horn, (of Bucula and Horn ) a fort of Hunting-Horn. Een Soort van een Jacht hoorn. BU’GLOSS . ( Buglofse , F. Buglofsum , L. of Bs- yXuKroy , of b£s an Ox . and yA««r« s the Ton- gue , Gr. in Botany) an Herb, whose Flowers are very cordial and restorative.O/Ve tong , eenKruid. Vipers BU’GLOSS , (in Botany.) Wilde Of se tong, Slangen-'kruid. BU’GLOSS A Zie ANCHUSA. BU’GULA, (in Botany.) Lie BUGLE. BUL. BUL , (^a , Heb. from , Heb. to flow or pour down) the name of the eight Month in the Jewish Calender , answering to Oftober , fo named from the heavy Showers which fell in this Month. ,, In the eleventh Year in the Month Bul”, i King VI. 38 . Bui , de agtste . Maand, van het Joodsche Jaar , overeenkomende met onze Oftober. BU LAFO , a Musical Instrument used by the Ne- groes of Guinea , it consist of feveral Pipes of Wood, tied together with thongs of Leather fo as to fo>m a fmall Interstice between each Pipe. Een Speeltuig der Guineesche Négers. BULA’PATHON, (L. in Botany) the Herb Patience» Het Kruid Patiëntie genaamd. BUL’BINE , (L. in Botany) Dogs -leek. Kleine Prei, Knop-look , Look. BULBO’CASTANUM, (L. in Botany) the Earth- Chesr-nut , or Pig-nut. Aard-nooten , öf Aard akers, BULBOCODIUM , (L. in Botany. ) Enkelde geele Tyloozen. BULBO’NAC , ( in Botany. ) Penning kruid , Pen - ning-bloem. BULBS , ( among Botanists ) fometimes the round fpired Beards of Flowers. De ronde , lange Baarden van fommige Bloemen. BUL’CHIN, (C.) a Calf. Een Kalf. BUL’GA , ( Old Law) a Budget, Mail, or Port- manteau. Een Reiszak , öf Mantelzak. BUL’GARIANS , (in Church History.) Zie BUG- GERS. BUL’GED, (of a Ship ) having flruck off fome of her Timber on a Rock, and therefore leaky. Lè'k gestooten. EULIM’IA , ( Boulimie , F. , of B So an Ox, BU’LIMUS, £ and Hunger ,q. hungry enough BULIMY, 3 to eat an Ox, Gr. ) an Ox ■ like Hunger, or insatiable Appetite. Hondshonger. BULI- BUL» BULFTHUS, ( , Gr.) aStóne found either in the Gall - bladder , or in the Kidneys and Bladder of an Ox. Een Steen die men in de Galblaas of in de Nieren van een Os vind. BULK and File, is when one jostles you while the other picks your Pocket. Dring en Steel , als iemand van den eenen gedrongen wordterwyl den ander hem de Zakken rold.\ BULK, (Sea Term) the whole Content of a Ship in her Hold. Ruim , de geheele Grootte van het Schip. BUL’KAR, ( 23ï'elcfie , Dan- ) a Beam or Rafcer. Een Balk of Righel. A BULL, an Impropriety in Speech, or Blunder in Discourse, Eene Ongeschiktheid in ’t fpreeken ; een Mifslag in eene Rédenvoering. J BULL, ( Bulla , L.) properly fignifies a golden Ornament for Children, hollow within, made like a Heart, which used to be hung about their Necks, much after which Manner thefJo- man Nobles wore their Seals; and hence the Briefs, Mandates or Licences of the Pope are called Bulls, from the Leaden and forfietimes Golden Seals affixed thereto; or of BbAj », Gr. a Council , because in former Ages they were composed by the mutual Consent of a Council of State. Een gouden Cieraad voor Kinderen , van ’t welke de Naam ontleend is van een Bull, een Paufselyke Brief of Brevet. The Golden BULL, is an Ordinance made by Char- les V. Emperor of Germany, Anno 1536. con* cerning the Form of electing the Emperors. De Goude Bull, de Ordonnantie aangaande de Ver- kiezing van eenen Keizer. BULL, (in Astronomy ) one or ihc n Signs of che Zodiac , into which the Sun enters in April. - Be Stier, een van de twaalf Hémels -tékenen . " ’ >a wild Plum. Een wilde Pruim. BUL LIS , S BUL’LiE , (in Medicine) a S trt of Itch. Nétel- zugt, een Soort van kleine Blaartjes by na als Schurft BULL Calf, (a Term of reproach) a ftupid fellow. Een Dom-oor. BULL’Dog, a Species of Dogs, noted for never quitting their hold. Bul-hond. BUL’LEN, Hemp Stalkes pealed. Gepelde Hennip- Jleelen. BUL* LET , ( Boulet , F. ) an iron or leaden Ball or Shot. Een Kogel. C/tatK-BUL’LETS , Bullets joined by a Chain three or four Feet long. Kettmg-Kogels. Branch -BUL'LETS , two B ills joined by a Bar of Iron five or fix inches apart. Link - kogels , Staaf -kogels. Two-headed BUL’LETS, ox Angles, are the two hal- BUL. BUM. 259 ves of a Bullet joined by a Bar or Chain. Twee halve Kogels , door een Staaf aan een gesmeed. BULL’S -Eyi? , (among Seamen) a finall obscure, fubiime Cloud , ruddy in the middle; the imme- diate Fore-runner of a great Storm at Sea. Stie- ren-oog, een klein duister verhévenWolkje , rood in ’t Midden , de onmiddelyke Voorloper van een Zwaar e Storm op Zee. BULL’S -Eyes, (in Astronomy.) Zie ALDEBARAN. BULL 'Finch, ( $Scgf im&, Dan. «glutfiJicB, Teut.) a Bird, Een Goudvink. BULL fly, or BULL -bee. Een Paerde -vlieg . BULL -Frog, ( in Zoology) the largest Kind of Frog in North- America , its croaking is fo loud as to resemble the roaring cf a Bull heard at a dis- tance. Een Soort van zeer groote Kikvorschen in Noord-Amerika. BULL -head. Zie BULL -Calf. BULL-head , or Miller’ s-Tlmmb , a River Fish, al- so a little black Wacer Vermin. Bulle kSp , zékere Rivier-visch , als ook een klein zwart Water- diertje. 9a Mixture of feveral Sorts of ’ L Grain together, as Peas, Oats, ’ 3 Vetches. Een Mëngzel van ver- scheidene Soorten van Graanen , als Erweten , Ha- ver en Wikken. BUL’LIMONY BUL’LIMONG EUL’LION of Copper, Copper Plates, fet on the Breast Leather and Bridles of Horses, for Or- naments. Kopere Plaaten , op een Borstriem en Leidsels van een Paerd tot Cieraad. BUL’LIS. Zie BULLACE BULLFTioib , the state of a Thing when boiling. Booking ; de Staat van iets dat kookt . BULL- Trout , a Species ofTrout. EenSoortvan groots Forellen. BULL Weed , (in Botany) a Plant, named likewise Knapweed. Knapkruid . BULLY , a Person who makes use of Treatening Exprefsions , and insolent Behaviour , with great ffiew of Courage, but pofsefsed of a great Co- wardice. Een Bruteur. BULLY, a Person who attends a' Strumpet, espou- ses her 'Quarrels , and protefts her from those whom ffie has provoked to give her a drubbing. Een Ploert, Ligtmis , Bruteur. BUL’RUSH Bridge, (in Fortification) a Bridge ma- de of Bundles of Bulrushes , and covered with Planks, to fecure a Pafsage over Bogs, Mars- hes., and fenny Places. Eene Horde, öf Brug van Riet gemaakt. BUL’TEL , the branny Part of Meal that has been drefs’d. Grof MeeL BUM. . BUMBAS’IN, (B ombasin, F. ) Stuff made of Silk and Cotton. Bombazyn , Kk 2 BUM- 2do BUM. BUN. BUO. BUMBITH , making a humming Noise. Homme - len , brommen. BUMBLEKITE3 , Bramble berries. Braam beziën. BUMELIA, (L. in Botany ) a Kind of Ash -tree. Een So'ort van Efseboom . BUMICILLI , a religious Se£b of Mahometans in Egypt and [Barb ary. Bumicillen , een\ gestrenge Sè'ïle van Mahometaanen. BUM’MED , (O.) tasted , or desired. Geproeft, öf begeert. To BUMP, to kick one, or to flrike with the Knee in the Breech ; also to make a loud noise. Iemand een Schop voor ’t Gat geeven, als ook, een groot Geraas maaken. BUN. BUNA, (in Botany . ) Koffy. A BUNCH, ( among Surgeons ) is an outward dis- jointing of the Vertebra's, or turning Joints of the Back. Een Boghel. BUNCHE’D Cods , (among Botanists ) those Cods of Flowers which Band out in Knots , and in which the Seed is lodged. Z aadknoppen der Bloemen. BUNCH’ED Roots, all round Roots, having Knobs or Knots in them. Knobbel -achtige Wortelen. BUNCH’ES . Diseases in Horses. Knobbels, een Kwaal der Paerden. BUND’LES,(in Law ) Records of Chancery, lying in the Office of the Rolls, as fhe Files of Bills and Answers in Chancery , all Writs of Curtin, rari, with their Certificates. Bundels, Regis- ters in de Kanselary. BUNG, ( Canting Term ) to knip a Bung, i. e. to pick a Pocket. Een Zak rollen. BU’NIAS, (L. in Botany) a Rape or round Radish of Limosin ; a Turnep. Stek-raap , Lange -raap , Parysche raap. BU'NIUM , ( L. in Botany) the Earth-nut. Aard- aker. BUNT, the middle Part of a Sail formed into a Bag, or Pouch , that it may contain more Wind. De. Bogt in een Zeil. BUNT-Lin?r , ( in a Ship ) are fmall Ropes made fast to the Bottom of the Sails, in the middle Part of the Bolt-Rope, to hale the Bunt of the Sail, for the better furling it up. Kleine Touwt- jes om het Zeil in te korten.. BUNTING, a Bird of the Lark kind. Een Soort van een Lwwërk. BUO. BUONO , (Span.) as Tempo Buono , (in Mustek) a cer- tain Time or Part of the Measure. In common Tune or four Times to a Bar, the first and third BUO. BUP BUR. is one Buono Tempo , as the fecond and last are called Tempo di Cativa. Een zékere Tyd of Maat in de Muziek. BUOY, (Boya; Span.) a Piece of Wood or Cork, and fometimes am empty Barrel, well closed, floating on the Water. Een Boei, of Ton die in Zee dryft , en tot een Baak verstrekt. To BUOY up a Cable, ( Sea Term) is to make a Piece of Wood fast to it near to the Anchor » fo that the Cable may not touch the Ground , when it is fuspe&ed to be foul or rocky. Een Kabel op boeijen. To Jlream the BUOY, (Sea Term) is to let fall the Anchor while the Ship has Way. Bet Anker laaten vallen , terwyl 't Schip nög fchöt heeft. BUO’YANCE, a Quality of Floating; or that Qua- lity which prevents a Thing from fubsidmg, finking or descending. The winged Tribes owe their flight and buoyance to it”. Debham. Een dryvende Eigenschap , waar door iets verhin- derd voord te zinken. BUOYANT , that which keeps a Thing floating; light ; that which will not Sink. Ligt dry* vende , dat niet zinkt. BUOYANT, (in a figural Sense) that which ani- mates, or keeps from dejeftion. ,, His vivid Nerves fo full of buoyant Spirits”. Thoms. Moed geevende , opbeurende, BUP. BUPHONON , (L. in Botany) the Herb Chame- leon or Ixium , which makes Oxen that eat it, die of the Squinzy- Car line , öf witte Ever* EUPHTHALMUM, (L. in Botany) Ox-eye. Ofse - oog, Koedille., BUPLEURUM , (L. in Botany) Hare’s -Ear, an Herb growing without fowing or fetting, with a top like Dill. Haazen oor. BUPRESTIS , (L. ) a venomous Fly, which if a Beast- eat amongst Grafs it killed him; also a kind of Herb which kills Cattle. Een vergif- tige Vlieg, dienaar een Schalbyter gelykt , doch zo groot niet is als méde een Soort van vergiftig Kruid , van het zelve uitwerksel als de Vlieg. BUR. BUR’BOT, (in Botany) a River-fish full of Prick- les. Burbot , een Rivier-visch vol prikkels. BUR’DELAIS , (F. in Botany) a Kind of Grape. Een Soort van Druiven. BUR’DEN, (i nMusick) the Drone or Bafs of an Organ, Bagpipe, &c. and the Pipe or String which founds it; hence the Words, which are repeated at the end of every Stanza, are caL led BOR. led the burthen of a Song. De Bas van een Or- gel , Zakpyp , enz. BURIDO , (L ) a Mule , ingendered of a Horse and a She- Ash. Een Muil Ezel , of Muil-Paerd. BUR’DOCK, (in Botany ) a Plant. Klif sen. Klis- senkruid. BUR’GAGE , ( Law Term ) a Tenure proper to Towns and Cities , whereby they hold their Lands and Tenements for a certain yearly Rent. Stads Grond, Wooningen öf Huizen waar voor men een j aarlyksche Huur aan de Stadt betaald. BUR'GAN, a Sort of West-Indian Snails. Een Soort van West-Indische Slakken. To BUR'GEIN, M bourgeon, F, a tender Sprig ) to To BUR’GEON , S grow big about, or grofs; also to bud forth. Dik worden , voortschieten. BURGH, ( Bourg , F.) a Borough, a large Village or Commonalty. Een Burgt öf groot Dorp. BURGH’BOTE. Contribution towards repai- BURGH’BOOTE, e ï?an& ip béter alp ttnre in be Sucöt. Dit Spreekwoord duid aan, dat het niet veilig zy , een Goed dat men reeds bezit te wangen voor iets dat onzéker is, ofschoon eens zo veel waardig. Het fchynd ontleend te zyn van de Hebreen, die zeg- gen: KLTT'Cy N223 OTnto n»DD Hn£3 öf van de Grieken, Nareis o’? tk Ito M vat r curtpiict Slam, Hesiod; Sf van de Romeinen, Spem pretio non emo ; 'óf van de Franschen , Mleiix vaut un tenez , que deux vans l’aurez. BUS BUT. BUSH, (among Hunters) the Tail of a Fox. Een Vofse-Jlaart. To BUSH, to grow thick ; to grow in a great num- ber close together. Trof sen , in een groot Aan- tal aan malkander groeijen. BUSHELS , (of a Cart Wheel , the Irons within the BUSHES, \ Hole of the Nave , to keep , it from wearing. De Ring, Band , öf het Izer in he t Gat der As van een Wiel. BUSH'ET , a little Bush. Spenc. Een klein Doorn- bos chje. BUSK’, (O.) a Rush, a Bush. Een kreupel Boscli. To BUSK’, (O. ) to fhut up. Opsluiten. BUSK’ID, adorned. Chauc. Verpierd. BUS’KYj fat, fwelled; also woody. Shakesp. Vet, gezwollen ; als ook B osch- achtig , Hout achtig. BUSS , a Salute given by the Lips ; distinguished from a Kifs, which is given with a greater, fhew of Distance or Ceremonious Kindnefs. Een Zoen met de Lippen, onderscheiden van een Kus die met meer plegtigheid gegeeven word. A EU33 , a fmall Sea Vefsel , used by the Hollan- ders , and now by the English , for the Herring- Fishery, &c. Een Haring-buis. To BUSS , to falute a Person with the Lips. Figu- ratively , to touch. „ Yon Towers , whose Wanton Tops do Bufs the Clouds”. Shakesp. Zoenen, en in een f guur lyken Zin , aanraaken. BUST Coat , foft Bread , eaten hot with Butter. Bollen, zagt Brood heet met Boter gegeeten. BUSTUARIAE Mcechce , Women that were hired to accompany the Funeral, and lament the lofs of theDeceased; also commonProstitutes, that flood among the Tombs, Graves, and other fuch lo- nely Places. Huilsters , Rouwklaagsters; als ook Hoeren die by de Graven en andere eenzaams Plaatsen ftonden. BUSTUARII , (L. in Roman Antiquity) a Fencer or Sword-player, that fought at the Grave of any Brave Person that was dead, in honour of him. Een Vechter öf Zwaerdschërmer by de oude Romeinen, die voor eenen Overledenen Jlreed. BUSTUM , (L. in Antiquity) a Pyramid or Pile of Wood , upon which were antiently placed the Bodies of the Deceased, in order to be burnt. Een Pyramide öf Houtstapel , waar op men oudtyds de Lyken lag om te verbranden. BUT. BUT, (Bout, F.) Zie BUTT. BUTCHERSdm-d , (in Ornithology) a Species of Falcon with black Legs.a grey Back, and a varie- gated Belly. Been-breeker , een Soort van een Valk met zwarte Pooten , een gryze Rug , en bonte Buik . BUT- BUT. BUTCHERS-Z>n?m , (in Botany ) a Shrub. Muizen • doorn, Keer beziën. ~ EUTËO, ( L. in Ornithology ) a Buzzard, a Kind of Hawk , about the fise of a finall Pullet. Een Buzard, een Valk BUT’LERAGE, an Imposition of Wine, which the King's Butler, by virtue of his Office, ancient- ly might take of every Ship carrying forty Tun. Een Impost van IVyn , die ’s Konings Bottelier ,v uit hoofde van zyn A nipt , voorlieenen mogt vor- deren van ieder Schip van veertig Ton. BUTMENTS , ( A'ooutement , F. in Arcbite&ure ) the Supporters on, or against which, theFeec of an Arch rest ; likewise the little Places ta- ken out of the Yard or ground plot of an Blou- se for a Buttery or Scullery. De Onderschraa- gers van een Gewelf ; als méde de kleine Plaat- zen die men uit de platte Grond van een Huis , tot de Bier kelder öf Provisie -kelder afzondert. BUTOMUS, ( L. in Botany) a Kind of Herb cal- led Redgrafs, used to be given to cattle for fodder. Rietgras. BUTT, CBout.F.P o Xfimlc 5 Bownclorj». H'enP CrVRYlS- scheiding, Grenspaal. BUTT , ( in the Sea Language ) the End of any Plank , which joins to another on the outside of a Ship under Water. Het End van een Plank, die buiten aan een Schip , onder Water , aan een ander gehecht is. To Spring a BUTT, (Sea Term) is tvhen a Plank of a Ship is loose at one End Lof springen, is als een Scheeps-plank , aan ’t eene End Ids is * EUT-ent/, the broad or blunt End of a Thing, or the End on which it rests. Het breede öfjlompe End van een Ding', öf ’t End daar 't zelve op ritst. A BUTTAL. Zie BITTERN. BUTTENS l(, ai:non g Hunters) are the Burrs or BUT'TONS r > ^ n °bs of a Deer’s Head. De Knoppen, ’ j öf Knobbels van 't Hoorn van een Hart. BUT’TER , }( among Ckymists) a Name given BU’T5fRUM, 5 to feveral Preparations , on account of their consistence resembling that of Butter. Boter , een Naam die men aan verscheidene Toe- bereidzelen in de Chimie geeft , om dat hunne Dik- te naar die van Boter gelykt. BUT’TER cf Antimony , (with Ckymists ) is a Mix- ture of the acid Spirit and Sublimate Corrosive with the Regulus of Antimony. Boter van Spiesglas. BUT’TER of Tin, ( among Ckymists) is made of Tin reduced to Powder, and Sublimate Corrosi- ve. Boter van Tin. A BUT’TER - Bump , ( in Ornithology. ) Zie BIT- TERN. BUT’TER-Zzzr, (in Botany) a Plant. Dokkebladen, BUT. 2 ss Pestilentie - Wortel , groote Heef- binders , een Plantgewas. BUT’TER Fish , ( in Ichthyology ) a Species of Blen- nius. Een Soort van Hosier , een Zeevisch. BUT’TER-/?(nwr , (in Botany) a yellow Flower, with which the Fields are covered in May. De Boter-bloem. BUTTERFLY-FA/z. Zie BLENNIUS. BUT’TERIS, ( in Farriery ) an Instrument, used in Paring the Foot, or cutting the H >of of a Hor- se. Een Instrument om de Hoeven der Paerden uit te Jleeken. BUT’TER-Praf , a piece of carved Wood, used to Mark butter. Een Boter-merk. BUT’TER-ZFort , (in Botany) a Plant. Zéker klein Plantgewas , ’t welk door de Latynen Pinguicu- la , en door de Franschen Grafsette genoemd word. BUT’TES, the Ends of ploughed Lands, which lie in Ridges and Furrows. De Enden van geploeg- de Landen die in Gruppels en Vooren lè'ggen. BUT'TIMAN, a Persian Weight. Een Persiaansch Gewigt van omirend 25 Ponden. BUTTOCK of a Ship , is her full Breadth right a Stern. De volle Breedte van een Schip. BUT’TON, (among Gardeners) the round Head of a Plant, a Bud. De ronde Knóp van een Plant. BUT’TON, (in Carpentry) a Piece of Wood upon a Nail , to keep a Door close. Een Wervel. BUTTON, (in Smithery) a Brafs knop of a Lock, ferving to open or ffiut a Door. Een Knóp van een Slot, waar méde men het Slot te rug trekt. BUT TON, a Kind of Cra’o-fish, with Prickles in- stead of Feet, the Sea-Urchin. De Zee Egel. BUT’TON of the Reins of a Briddle , (in the 1 Ma- nege) is a Ring of Leather with the Reins pas- sed through it, which runs all along the length of the Reins. Een Ring van Leér daar de Leid - zeis door gaan. To put a Horse under the BUT’TON, is when a Horse is flopped without a Rider upon his Back , the Reins being laid on his Neck , and the Button lowered fo far down, that the Reins bring in the Horse’s Head , and fix it to the true Posture or Carriage. Een Paerd onder den Ring brengen, is als men een hollend Paerd té- gen gehouden hebbende , het Leidzel op den Nek legt en de Ring zo veel lager fchuift , dat de Kóp van ’t Paerd in het Leidzel komt, en zich in een behoorlyk Postuur en houding zêt. - BUTTON-tw , a Name fometimes given to two very distinft Genufses of Plants, the Platanus and Cephalanthus. Een Naam die men aan twee onderscheidene Planten geeft. BUTTON- Tree of Jamaica. Zie CONOCARPUS. BUTTRESS , (of aboittir } in Architecture) an Arch,. 2Ó4 BUT.BUX.BUZ.BYB.BYC.— BYF. Arch, Pillar or Mafs of Stone to- bear up a W3Ü, Building, &c. Een Boog , Pilaar , of Maf sa van Stem, om een Muur , een Gebouw , enz. op te ligt en; een Dommekragt. ÈUT’WIN I a “ irc ^ ^ en Uogel van dien Naam. BUTY RACEÖUS , "") ( from biityrum , L ) having BUTY’ROUS, J the Properties of Butter ,• fat ; umftuous'. „ The batyraceous or butyrous- parts of the Chyle”. Floyer. Boterachtig. BUTY’RUM. Zie BUTTER. BUTY’RUM Saturni , (i. e. Butter of Lead)a Che- mical Preparation , called fweet Liquor of Lead , &c. Boter van Loodt . BUX. BUXI'FEROUS , ( Buxifer, L.) Box bearing. Palm- draag end. To BUXIO’NEN, to bud Chauc. KnSppen, botten. BUX’OMNESS, Amourousnefs. Verliefdheid. BUX’OMNESS , Lowlinefs , Submifsion. Chauc. Onderwerping. BUX’US , (in Botany ) the Box tree. De Palm-boom , Buxboom. BUZ. BU’ZO , ( O. L. ) the Shaft of an Arrow before it is feathered. De Stök öf Steel van een Pyl, voor dat dezelve gevédert is. BUZ’Z ARE) , ( Busard , F. ) a fort of great Hawk or Kite ; also a fenselefs Fellow, an ignorant Fool. Een Soort van een Valk ; als méde een dom Mënsch , een Weetniet. BUZ’ZER, a Secret whisperer, or one who endea- vours by false Rumours to alienate the affec- tions of another, Een Oorblaazer. BYB. BY-BY, commonly fung by Nurses to cause their Nurslings to fall a Sleep. Slaap Kindtje Jlaap, een Deuntje der Minne-moeders. BY-BLOW, a Bastard Child. Een onëcht Kind. BYC. BYCHSHOPE, Bishop. Chauc. Een Bifschop. BYD. BYDING, (0,) abiding. Verblyf , Onthouding. BYE. BYENTAL , the Yard or Privy Member of a Hor- se. De Schaft van een Paerd. BYF. BYFORNEa before. Chauc. Te vooren. BYG. BYH. BYK. BYL.BYM.-~ BYR, BYG. BY'GONE, past. „ The bygone Day. Shakes?. Voorby zynde , voorgaande. BYH. To BYHETE, to promise. Chauc. Belooven. BYK. BY’KER . (O.) a Fray, or Scuffle. Een Gevecht öf Krakeel. BYL. BY’LANDER , a fmall fwift- failing Vefsel, fo cal- led from its Coasting , as it were by Land. Een fnël zeilend Vaartuig langs de Kusten. BY-LAWS, Laws made in Courts Baron, or Courts Leet ; also Laws made by particular Compa- nies or Corporations , for the better regulating of Trade. By-wëtten. To BYLEVIN , to tarry , to abide. Chauc. Bly* ven, verblyven. iSYM, BY Ma Fa, by my Faith. Op myn Wtord. BY -matter, fomething which is accidental, and has no Connexion with the main Subject. By Toéval. BYN. BYNE , ( Bwn , Gr. ) Malt , Barley Beeped. Het Mout om Bier van te brouwen. BYNEMPT, named. Spenc. Cenoemt. BYP. BY-p3.st , past. „ Three hundred Years by-past”, Cheywe. Voorleden , geleden. BYR. BYR Law , ") Laws established in Scotland , with BUR Law , J Consent ofNeighbours chosen una- nimously in the Courts called Burlaw Courts. Zékere Wetten in Schotland. BYRATT, (O.) bereft. Berooft. BYRAM , a folemn Festival among the Turks, a Sort of Carnaval with them. By ram , de Turk- sche Vasten-avond. BYRAM’LICK, a Present made at that Time, as our New-year’s Gift. Een Turksch Vasten avond Geschenk. BY’ROAD , an unfrequented Road. Byweg, een ongebaande Weg. BYVoom, a private Room within another. Een hei - melyk Vertrek , een Kamer in een Kamer. BYS. BYT. BYW. BYZ. C. B t-Speech , a Speech not dire&Iy relating to the Point treated of. By-fpraak. BYS’SUS, (L. in Botany ) a Genus of Mofses, con- sisting of plain , Ample , capillary Filaments.; Een Soort van Boom-mos. BYS’SUS , (in Antiquity ) a Kind of fine Flax or Linnen like Cambrick or Lawn. Een Soort van fyn Vlas öf Linnen, BY Jlreet, an obscure Street. Een agter Straat. BYT. BYTRENT , ( 0 . ) catched up. Gevangen , op ge- vangen. BYTUROS , a Worm in Campania that gnaweth Vi- nes. Een Worm die de Wyngaarden beschadigt. BYW. BY -walk', a private Walk. Een ftille Laan. BYWOPEN, (O. ) made fenselefs. Gevoeleloos ge- maakt. EYZ. BYZANTINE , (from byzantium ) a. Wedge or Bar of Gold, valued at 15 L. which the King of England , offers on receiving the Sacrament on Christmas-day,* and is called likewise a Bezant, from a piece of Gold coined by the Emperors of Constantinople. Een Staafje Goud. C. C Used. as a Numeral , Hand for 100. and when • double CC, 200. &c. C. als een Getallet- ter betékend 100. en CC. 200. enz. A. C. is an Abbreviation of Anno Christi. A. C. is eene Verkorting van Anno Christi , het Jaar onzes Heeren. C. (in Roman Medals ) before a Name , fignifies , Ca- j'js , Cesar , Carolus. C. op Legpenningen, be- tékend Cajus, Cesar, Carolus. C. (among Physicians ) fignifies Calx; C. C. Cornu cervi; C. CCU. Cornu Cervi Ustum. C. beté- kend onder de Artsen , , Kalk; C. C, Herts hoorn; C. C. U. gebrande Hêrts hoorn. C. (with Roman Lawyers') fignifies to Condemn. C. (in de Roomsche Rechten) betékend) veroardeelen . C. ( in Mustek ) denotes the highest Part in a tho- rough Bafs; a Ample C. or rather a femicircle, placed after the Cliff, intimates, that the Mu- sick is in common Time, which is either quick or. flow, as it is joined with Alegro or Adagio; if alone, it is usually A.dagio. If the C be cros- sed or turned , the first requires the Air to be played quick , and the last very quick. De hoog- ste Party in een doorgaande Bas , 'óf een Téken van een gemeene Maat , enz. C. C C. denotes one of Corpus Christi College in Oxford. C. C. C. Betékend iemand in het Colle- gie Corpus Christi , te Oxford. CAA. CAB. 2S5 CAA. CAAS, Case, Fortune. Ciiauc. Geval, Fortuin. CAB. CAB , ( 3 p , H.) a Jewish Measure, containing a Pints and 5-6ths, and fomething more , Corn- Measure; and 3 Pints and 10 Inches Liquid-Mea- sure. Een Joodsche Maat, öf | Hin, houdende i| Pint , en fomtyds meer, Koorn-maat; en 3 Pin- ten, en 10 Duimen Vocht-maat. A CABAL’LER , ( Cabaleur , F. ) a Party - Man.' Een Saamenrotter , Aanspanner , Voorstander. CABAL’LRRQS , ( Span, ) Spanish wool. Spaan- sche Wol. CABAL’LINE , ( caballinus , L.) belonging to a Horse. Paerds , töt een Paerd behoorende. CABALLI’NE Aloes, a coarser fort of Aloes, used by Farriers to purge Horses. Een grof Soort van Aloés, die de Paerdeiuifschers aan de Paerden geeven. CA’BARICK, (in Botany) an Herb. Zéker Kruid. CAB’BAGE, a Cant Word for private Theft. Hei- melyke Diefstal. To CAB’BAGE , to defraud a Person of Part of his Cloth. Iemand van een Gedeelte zyner Kléderen lerooven. CAB’BAGE of a Deer's Head , the Burr which parts where the Horns take their rise. De Knóp die verdwynt daar de Hoorns van een Hart uitspruiten. Sea- CAB’BAGE, (in Botany.) Wilde Engelsche Zee - kool. CAB’BAGE-irM, (in Botany) the great Palm, or Date-Tree. De groote Palm öf Dadel-boom. CAB’BAGE Worm , a Sort of Inseft. Koolwurm. CAB’B AGING , (among Gardeners) a Term used for knitting of Cabbages into round heads. Knop- pen , kroppen , öf tot ronde Hoofden zetten. CA’BELA pooke Pulla , (Ind.) Zékere Indiaansche Vruchten als kleine Pruimen. CABE’SAS , ( Span. ) a Sort of Wool which comes from Estremadura in Spain. Een Soort van Spaan- sche Wol. CA’BIDOS, (Port. )a Long-measure used by the Por- tugueze in the East -Indies , which contains two feet eleven Lines, or 4- 7ths. of the Paris Ell. Een Portugeesche Lengte maat, Öf Elle. To CA’BIN, to live in a Cabin, figuratively, to live or lie in any narrow or fmall Place. „ And Cabin in a Cave”. Shakesp. In een Kluis, öf in een klein Huisje woonen. CA’BINED , belonging to a Cabin, Figuratively, narrow , or belonging to aBed-Chamber. ,, From her Cabin’d loop - hole peep Milt, Töt een L 1 Ka- 266 CAB. Kajuit behoorende , Kluis-achtig , eng , of tot e en Slaap -kamer behoorende. CABLE, (F.) is a great Rope, which being faste- ned to the Anchor, holds the Ship fast when the rides. Een Kabel, öf Kabeltouw. Sheet Anchor CA’BLE , the greatest Cable belonging to a Ship. Plecht anker Kabel, ’t grootste Ka- bel van een Schip, To Beni the CA’BLE , ( Sea Term ) is to make it fast to the Ring of the Anchor. He t Kabel aan den Ring van het Anker vast maaken. To Unbend the CA’BLE, is to take it away. Het Kabel weg neemen. To Keckle the CA’BLE, ->is to bind it about with To Serve the CA’BLE , i Ropes or Clouts , to keep To Plate the CA’BLE , 3 it from galling in the Hawse. Een Kabel met Touw 'öf oud Zeildoek bewinden om het voor fchaaven te bewaaren. To Ojioil the CA’BLE , is to roll it up round in the Ring. Het Kabel om den Ring winden. To Splice the CA’BLE, is to join two Pieces together. Het Kabel fplitzen , twee Enden aan één héchten . To Pay cheap the CA’BLE , is to put it out a pace. Het Kabel vieren , langzaamer hand uit zétten. Play more CA’BLE , is to let more out of the Ship. Meer Kabel uit het Schip laaten. 'Veer more CA’BLE, is to let more out. Meer Ka- bel vieren. CA’BLE Tire , is the feveral Rolls of *a Cable that are laid one upon another. Verschelde Rollen van een Kabel , op malkander gelëgt. CA ’BLED , belonging to , or resembling cables. Geka- beid, tilt een Kabel behoorende. , óf daar na ge- lykende. CA’BLED, (in Pleraldry ) a Cabled crofs , a crofs which is formed of the two Ends of a Ship’s Cable. Een gekabeld Kruis uit twee Enden van een Scheept Kabel faamen gestéld . CA’BLED Flutes , (in Architecture ) those Flutes which are filled up with pieces in the form of a Cable. Gekabelde Groeven in de Bouwkonst. CA’BOCHED, -}(of Cabepa, Span, of Caboche, F. CABOS’ED, i from Caput, L. in Heraldry) is CABOSH'ED, 3 when the Beast’s Head is cut off close, just behind the Ears, by a Sedtion paral- lel to the Face, or by a perpendicular down- right Seilion. Gehoofd {in de Wapenkunde ) is als het Hoofd van een Beest, éven agter de Ooren afgesnéden vertoond, word. CABO’LETTO , (Ital.) a Coin of the Republiek of Genoa , worth about three Pence. Een Ge» nueesche Munt , omtrent drie Stuivers waardig. CA’BRER , Cheval qui fe Cabre , ( F. in the Mane- nege .) Cabriakn maaken. CAB. CAC. CA’BUJA, a Sort of Hemp, which grows in the Province of Panama , in South America. Een Soort van Hënnip in Zuid America groeijende. CA’BURNS, ( Sea Term) are fmall Lines of Rope- yarn , to bind the Cables of a Ship , &c. Kleine. Touwtjes om een Scheepskabel te binden. CAC. CA’CABUS, (L. among Distillers) a Kettle, Pot, or Chaldron. Een kopere Kétel öf Pan. CA’CADU, (in Ornithology.) Kakatoe , een Vogel . CACAFUE’GO , ( i. e. a Shite-fire , Span. ) a cer- tain Spanish Fly that dans Fire from its Tail in a dark Night; proverbially a bragging or va- pouring Fellow. Een Vuurschyter , een Soort van een Spaansche Vlieg ,en figuurlyk , een Snoes- haan, Windbuil. CACA’GOGA, (among Ancient Physicians) Oint- ments, which applied to the Fundament, pro- cure Stools. Een Smeersel om afgang te ver- wekken. CA’CALIA , ( L. in Botany ) an Herb whose Root being foaked in Wine and eaten, is good for the Cough and the Jaws ; Apothecaries call it C arvi «greet? , wild Carawaies , or wild Cher- vil. Wilde Kervel. CA'CANTE, (in Botany.) Een West-Indische Vrucht die in plaats van Geld gebruikt word. CACAOTELL, (in Natural History) Lapis Corvi- nus Indite. Indiaansche Ravensteen. CACATO’RIA Febris, (L.) a Name given by Syl- vius to an intermitting Fever, a Diarrhtea. Een Kak-koorts; een Buik loop die met Koorts verge- zeld gaat. CAC’CIONDE, (in Pharmacy.) Zékere Pillen tégen de Loop. CACEM’PHATON, l(K.ct%!u,a>h Voice, Gr. ) a bad Tone of Voice, proceeding from an ill Constitution of its Organs. Een kwaade Toon öf Geluid, voortkomende van de Jlëgte Gesteldheid der Werk- tuigen. CAC. CAD, 167 CACOPHO'NY, (in Grammar , and Rhetorick ) the meeting together of Letters , Syllables , or Words , which form a harsh and disagreeable Sound. De faamenkooming van Letters , Silla- hen öf Woorden , die een Jchor of onaangenaam Geluid maaken. CACO’SIS , (in Medicine ) an internal bad Consti- tution of the Body , and its inward Parts. Eene inwendige kwaade Gesteldheid van ’t Lighaam , en deszëlfs binnenste Deelen. CACOSFTIA , (in Medicine. j Een Afkeer van Spyzcn. CACO'SITOS , ( in Medicine, j Een die een Afkeer van ’t eeten heeft. CACOSTO’MACHOS. Spyzen die een Tegenzin tut eeten verwekken. CACOSY’THETON , of KUKOi and Qwhrii , Gr. ) an ill Composition or joining together of Words in a Sentence. Eene kwaa- de Saamenstelling van de Woorden in eene Spreuk. CACOTRO'PHY , (Cacotrophia , L. of zax.GT(i, \7'7~ac- thug hrmighf: into the World, i. e. cceso matris ventre , and the Operation has been called C/esarian after him. Het uitsnyden van een Kind uit de Baar- moeder. CiESA’RIANS , (in Roman Antiquity) Officers or Ministers of the Roman Emperors. Amptenaars , of Staatsdienaars van de Romeinsche Keizers. CiE’SIUS , Grey , Skie - colour. Hémels -blaauw, - Groen-achtig blaauw. CfE’SIUS, (in Medicine.) Zie GLAUCOMA. CvES’TUS , ( in Antiquity ) a large Gauntlet made of raw Hides, used in Combats; also a Kind of Girdle, made of Wool, which the Husband untied for his Spouse, the first day of Marria- ge , before they went to bed. Een groote Hand- schoen van ruuwe Pluide , in de Tweegevechten gebruikt ; als ook een wolle Gordel die de Brui- degom voor zyne Bruid los maakte , op den eersten Dag van hun Houwelyk voordat zy te bed gingen. CESURA y ( L. ) a Gut, Gash; Notch; also a Figure in Poetry; whereby a ihort Syllable ac the End of a Verse is accounted long. Een Darm, een diepe fnéde , Keef ; als ook een Figuur in de Poëzy , waar by een korte Sülabe aan ’t Erul van een Vaers lang gerékend word. CvETE’RlS Paribus, (L. among Mathematical and Physical Writers J fignifies literally , the rest, or other things , being alike, or equal. Thus, the heavier, the Bullet , Cceteris paribus , the greater the range, i. e. by how much the Bul- let is heavier; if the length and Diameter of the Piece and the Quantity and Strenght of the Powder be the fame, by Co much will the ut- CvE. CAF. CAG, CAH. CAJ. 2 69 most Range or Distance of a Piece of Ordnan- ce be greater. Het andere, het overige , gelyke Hingen. CxiiVT Cr, III US, ( in Zoology.) Een Eland. CvEYAN, (in Botany.) Een Peulvrucht van deeZi Naam in de Oost-Indiën. CAF. CAFFFLA ,_a Company of Merchants or Travellers , who join together in order to go with more fe- curity through the Dominions of the Grand Mogul ; also a fmall Fleec of Merchant-Ships, on the Coast of Guzerat or Cambaya. Een Ka- ravane , öf Gezelschap van Kooplieden öf Reizi- gers , die zich by één voegen om met meerder vei- door de Domeinen van den grooten Mogcl te rei- zen ; als méde een kleine Vloot Koopvaar dy ■ Sché- pen, aan de Kust van Guzerat öf Cambaya. CAFTRI, ( in Botany . ) Een Oost-Indische Vrucht • CAF’FUK, an Arabian Wine Measure. Een Arabi- sche Vochtmaat. CAFFCI , (i n Commerce.) Een Maate in Barba- ryën , zynde het zevende Deel van een Amster- darnsch T .ast. CA’FTAN, (Pers. ) a Persian Vest or Garment. Een Persiaansch Kleed öf Gewaad. CAG. CAG, or KEG, (jof Sturgeon) a Vefse! containing four or five Gallons. Een Vut omtrent zo groot als een half Archer. CAGASTRUM , (in Medicine) thus Paracelsus calls the Seeds oi Distempers which are not na- tive, like those of Agues, Pleuresy, &c. Ds Z'aqden der Ziektens die niet aangeboren zyn. CAGE Work, the uppermost carved Work of the Hull of a Ship. Het opperste gesneden Werk van een Schip. CA'GIA , ( O. L. ) a Bird cage , a Coop for Hens. Een Vogel-kooi , Hoender-htik , CAGOSAN’NA, (in Pharmacy.) De Wortel Ipeca- cuanha. CAH. CAHI , ( in Commerce ) a Spanish dry Measure hol- ding 12 Hennegas. Een Spaansche Maat hou- dende omtrent 1 100 Amsterdamsch Gewicht. CAJ. CAJAN , Kayan , (in Botany) an Indian Tree of that Name. Een Indiaansche Boom CAICHE. Een klein Vaartuig , als een Jagt mirt Mast en Verdek. CAFMACAN, an Officer of great Dignity among the Turks. Kaimakan , een aanzjenlyk Amptenaar. onder de T urken. LI 3 CAIMAN CAI. CAK. CAL. CA I'M AN , the American Name for a Crocodile, Kaaiman , een Crokodil. CAFNITES, £(in Church History) Christian He- CAÏ’NIANS, y reticles , fo called , because they taught that Cain was formed by a Celestial and mighty Power, and Abel by a weak One,&c. Ka'initen , zékere Ketters , dus genoemd om dat zy leerden dat Cain geformeerd was , door een Hémel- sell en fiè'rk , en Abel door een zwakker Vermogen. CAJOU , or CAJOUS , ( in Botany.) Zie ACAJOU. CAIS’SON, I (in Fortification) a Chest of Wood CAPS ON , S holding four or fix Bombs, or fome- times only filled with Powder, and buried un- • der Ground by the Besieged , to blow up a Work the Besiegers are like to be the Masters of; also a Wooden Frame, or Chest, used in laying the Foundation of the Piers of a Bridge. Een houte Kist houdende vier 'óf zes Bomben , of fomtyds met Buskruid gevuld en door de Be- légerden onder de Grond begraven, om een Wérk te doen fpringen , daar de Belegeraars waarschy- nelyk Meester van zouden worden ; als méde een Stelling, öf Kist tot het Fundament der Steene- heeren van eene Brug. CAITiSNED , chained , or bound wirh Chains. Chauc. Gekétend öf met Kétenen gebonden. CAJUMANIS , a Sort of wild Cinnamon. Een Soort van wilde Kaneel die in de Oost-Indien groeid. CAK. CAKILE , (in Botany.) Een Plantgewas van dienNaam. CAL. CALA’BASH, (in Commerce) a light Kind of Ves- sel made of the Shell of a Gourd, emptied and dried, ferving for a Case to put divers Kinds of Good in, Een ligt Vat gemaakt van de Schil van een Kawoerd , die leeg gemaakt en gedroogt is , dienende tot een Koker om verschelde Soorten van Goederen in te doen. CALA’BASH -tree, (in Botany) a large Tree, gro- wing from twenty three to thirty feec high. Ka- labasboom, die töt dertig Voeten hoog wast. CAL’ABER , the Fur of a little Creature in Germa- ■ ny of the fame Name. Kalabriet, het Bondt van een klein Diertje van dien Naam. CAL’ADE, (in, the Manege) the descent or Hoo- ping Declivity of a rising Manege ground. De Afloop öf Jchuinsche Steilte van een ryzende Grond in hst Ryschool. CALA’EN, a Mineral found lately in the Eas-Indies. Eene Bërgstöffe onlangs in de Oost-Indiën ontdekt . CALAMA’GROSTIS, (L. in Botany) Sheer -grafs. Riet gras., CALAMAN’DRINA , (in Botany.) Een Soort van laage en kleine Eike-boom. CALAM’BAC, (in Natural History) a Sort of Pa- radise Wood. Een Soon van Parady shout. CAL. CALAMINA'RIS Lapis, ( L.) the Calamine Stone, which being mixed with Copper, turns it into yellow Brafs. De Kalmy öf Kalamint-Jleen. CAL AMINE , a Fofsile used as a great Drier, art Absorbent in outward Application, as Cerates and Plasters. Kalamyn , een fiërk opdroogends Fofsile. CAL’AMINT , ( Kaza/jou/êi] , Gr. ) or Mountain- Mint, an Herb. Bërg-munt, een Kruid. CALAMFTUS, (O. L. ) a Gag put into the Mouth of Dogs to hinder them from Barking. Een Bal die in den Mond der Honden gestooken word om, hen het blaffen te beletten. CAL’AMUS , (in Botany) a Reed, or fweed-fcen* ted Wood. Suiker-riet , als méde Kalmus. CAL’AMUS Scriptorius , (L.) a writing Pen. Een Schryfpën. CAL’AMUS Scriptorius, (L. in Anatomy) a Dila- tation of the fourth Ventricle of the Brain, thus called from its Resemblance of a Pen. Eene. verwydering van de vierde Holligheid der Her- sens , dus genoemd om derzëlver gelykheid met opox ScljyyJ-ffcJr»- CALAND’RA, (in Ornithology) a large Sort of 2 Lark. Een Soon van een groote Leeuwërk. CALAN’GIA, (O. L ) a Challenge, Claim or Dis- pute. Eene Uitdaaging , Rechtsvordering , öf Geschil. * J CAL’ANGIUM, a Tax paid in antient Times, for the making and repairing of common Roads. Eene Tot die oudtyds betaald wierd voor het man- ken en verbéteren van de groote Wégen. A CALASH, ?an open traveling Chariot. Een Ka- A CALOCH’ , i) les , öf open Rytuig. CALASI’RIS , ( in Antiquity ) a Linen Tunic , worn by the Egyptians , under a white woolen Gar- ment. Een Linnen Tabberd, die de Egiptenaars onder een wollen Overkleed droegen. CALA’THUS , (L. , Gr. in Antiquity) a Basket, Hamper, or Panier of Osiers, Reeds or Twigs, for Women to put their Work and gather flowers in ,• also a Vefsel or Pan for Milk and Cheese Curds; also a Sort of Cup for Wine in Sacrifice. Een Mandtje öf Korfje-, als ook een Trommel öf Pan , om Melk en Roomkaas- jes in te doen ; insgelyks een Soort van een Béker voor de Wyn in de Offerhanden. CALA’TOR , ( L. in Antiquity) a Summoner , a Bailiff, a Servant ready at hand to come at cal), or to call others. Een Dagvaarder , een Schout , een by de Eland zynde Dienaar orn ge- roepen wordende te komen , öf andere te roepen, CALATUR , (Clou, F. clavo di especias, Ital. chi- do de girofano , Span.) an Aromatick fruit, brought from the East - Indies , growing on a Tree CAL. Tree twenty feet high , whose Leaves resem- ble those of the Bay-tree. Kruidnagelen. Knights of CALATRAWA , a Military Order in Spain. Ridders van Ciiatrava , een Krygs order in Spanje. CALCA’NEUS, or^(L. in Anatomy) the Heel-bo- Os C ALOIS, L ne, or Bone of the Tarsus, CALKAR, 5 lying under the Astragali , and is united to them by the Jointing called Gingly- mus. De Versenen , de Hiel. CALCANTHUM. Zie CHALCANTHA. CAL’CAR, a calcining Furnace used by Chymists. Een verkalkend Fornuis , by de Stookkundigen in gebruik. CAL’CAR, (in Botany ) a Spur. Een Spoor; een Bloemblad dat met een lange punt buiten de Bloem uitsteekt, gelyk de Ridder-fpoor , Indiaan- sche Kërfse , enz. CALCARI’NUS Lapis , ( L. ) Kalk ft een. CALCARI'OUS , fomething belonging to, or par- taking of the nature of Calx. Kalk-achtig. CALCAWJON , (L. ) a treading or ftamping on. Een trapping , of ftamping met de Voet. CALCA’TREPOLA , ( L. in Botany. ) ütè'rre- of Zv- mer- distel. CALCA’TRIPPA, ,(L. in Botany.) Ridder fpooren. CALCE’A , (O. L. ) a Road or High -way made with Stones and Rubbish. Een grootte Weg , met Steenen 'óf Puin bevloerd. CALCEA’TA, 1(0. L.) a Causey, or Causeway. CALCETUMjJ Een Straatweg. CALCEDONY, ( Calccedonius , L. ) a precious Sto- ne of the Agate kind. Calcedonis , een édel Ge- steente van de Soort der Agaaten. CALCEO’LUS , (L. in Botany.) Onzer Lieve-Vrouwe- Schoen. CALCHOI’DES , (among Anatomists) three little Bones in the Foot , which , together with others, make up that Part of the Foot which fucceeds the Ankle. Calchoidea Ofsicula , de drie Wiggebeentjes in de Voet, die met eenige an- dere, dat Gedeelte van de Voet uitmaaken, ’twelk op de Enkel volgt. CALCI’FRAGE, (L. in Botany) a Kind of Saxifra- ge , good against the Stone; Harts-tongue. Steen- breek ; een Soort van Safsefras. CALCI’FRAGUS, (of Calx Chalk, or the Stone, and frango to break ) a Medicament that breaks the Stone in the Bladder, is fo called. Een Ge- neesmiddel ’t welk de Steen in de Blaas breekt , en dus genoemd word. CALCINATION , (in Chymistry) the Aft of Cal- cining, or the reducing of Metals, or a mixed Body , into Powder , by Means of Fire. Ver- kalking, Kalkmaaking , Kalkbranding. CALCINATION Philosophical or Spagyrical , is when Bones, Horns, Hoofs, &c. having hung over boiling Water, &c. till they have lost all their Mucilage , may be easily reduced to Pow- der. Verkalking , is als Beenen , Hoorns, Hoe- ven , enz. zo lang over koekend Water gehangen zyn , tot dat ze al hunne Lymachtigheid ver- horen hebben, en t'ót Poeder gewreeven kunnen worden. CAL'CIO , (Tl Guico del Calcio , Span.) a Sort of a Ga- me or fport of young Noblemen in Italy. Een zéke- re Oeffening van de jonge Italiaansche Edellieden. CAL’CIS Os. Zie CALCANEUS. CALCFTRAPA , ( L. in Botany. Zie CALCATRE- POLA. CALCO GRAPHY, (KceXxo'/px.ptct , of xa.Xx.oi; Brafs , and ypxpv Writing, Gr. ) the writing or engra- ving on Brafs. Het Schryven of Graveeren in Koper. CALCOI’DEA Ofsicula. Zie CALCHOIDES. CALCULA’RY, a Congeries of Stony concretions, fometimes found in the Substance of a Pear. Een Steen-achtig Aanwas dat men fomtyds in Peeren vind. CALCTTLA J TTON , (L.) is casting of Accounts, reckoning , and is either Algebraic or Nume- rical. Begroeting in de Algebra of Cyfferkonst. CALCULA’TORY , belonging to Calculation , or Computation. Begrootende. CAL’CULE , Computation , Amount , Reckoning. Be- grooting , Beloop, Rékening. CALCU’LID, calculated. Chauc. Begroot ,berékend. CAL’CULOSE, CALCULOUS, Bony, grity,- ha- ving the Stone or Gravel. Steenig, Gruizelig, de Steen öf het-.Graveel hebbende. CALCULOS’ITY,Fulnefs of Stones. Vol vanSteenen . CAL’CULUS, (L. ) a little Pebble , or Gravel Sto- ne in the Kidneys or Bladder; a Counter to cast Accounts with; also a Chefs-Man or Ta- ble-Man. Een Keizel -ft eentje , de Steen inde Nieren öf Blaas ; een Rékentafel om Rékeningen op te trekken, alsook een Schaakstuk , öf Damschyf. CAL’CULIS Dijferentialis , (among Mathematicians ) is the Arithmetick of infinitely fmall Differen- ces between variable Quantities , which is other* wise called the Arithmetick of Fluxions. De Rékenkonst van de oneindig kleine Verschillen tufschen de veranderbaare Veelhéden, die anders de Rékenkonst van de Vloeijingen genoemd word . CAL'CULUS Exponentialis , (among Mathematicians) a Method of differencing exponential Quanti- ties, and fumming up the differentials of expo- nential Quantities. Proef nee mende Ëegrooting , is eene Wyze om de voordoende Veelhéden te ‘doen verschillen, en de verschillende Veelhéden op te neemen. CAL ’CU- 2 yi CAL, CAL’CULUS Integrates, (L. with Mathematicians') is the Method of finding the proper flowing .Quantity of any given Fluxion. De Wyzevcm cle eigentlyke vloeijende Veelheid van eene opge * gévene Vloeijing te vinden. CAL’CULUS Litter alis , or Specialis , is the fame as Algebra, fo called because Letters are. used in its Operations, instead of Figures. Letterlyke Begroeting , het zelfde als de Algebra, dus ge- noemt om dat in de Werking , Letters in plaats van Cyjfers gebruikt worden. CALDA'RIAA (O. L. ) a Cauldron or Copper. Een CAL’DRON, J Kétel. CALDA’RIUM, (in antient Baths) Bagnio, Swea- ting-room or Stove; also a Hot-house, (among Botanists) Een Bad , Zweetkamer öf Stoof ; als méde een Trekkas. CALEFACTIEN’TIA , (L. in Medicine) Medicines which ferve to make warm. Verwarmende Ge- neesmiddelen. CALEFAC’TION , (among Philosophers) the pro- ducing or Birring up a Heat in a mix’d Body. Warm-maaking van een gemëngt Lighaam. Cz\LEFAC’TORY , ferving to make warm. Ver- warmende. CALENDER , (Cdendrier , F. to fmooth Cloth) a Person whose Trade is to prefs , fmooth, trim, or fet a Glofs upon Linen, Stuff, &c. also the Engine which is used for that Purpose. Een Perser, Kalander, Glanzer , als ook het Wérk-, tuig waar méde zulks geschiet. CALEN’DER , an Insect which preys on Corn , leaving nothing but the Husks , and giving the Flour made of it a very bad Taste, Een Ka- lander, Koornworm. CAL’ENDERS, a Sort of Dervises fpread through Turk y and Persia, Zékere Turksche en Persiaan- sche Priesters. CAL’ENDRED, devoured by the Calender. Door den Kalander of Koorn worm verslonden. CA’LENDS , ( Calendes , F. of Calendce , L ) the first Days of every Month. Calendce, de eerste Dag van elke Maand. CA’LENDUI.A , ( in Botany. ) Marygold. Goudsbloem. CA’LENTES. (in Logick ) a Sort of Syllogism in the fourth commonly called Galenical, figure, wherein the Major proposition is an Universal and affirmative; and the Second or Minor, as well as the Conclusion , universal and negative. Een Soort van Sluitréden in de vierde Figuur , waar in de eerste Stelling algemeen en Jiëllig , en de tweede Stelling met het besluit, algemeen en ontkennende is. By voorbeeld: Een Lasteraar is een Leugenaar ; Geen Leugenaar verdient geloof; Dethalven geen Lasteraar mag gelooft worden. CAL, CALENTUR'E , ( Calentura , Span, in Medicine ) a burning Fever, a Distemper peculiar to Sailors, wherein they imagine the Sea to be green Fields, and will throw themselves into it, if not re- strained. Een brandende Koortr byzonder eigen aan de Zeelieden, waar in zy zich verbeelden, dat de Zee een groen Veld is , daar zy zich zou- den inwerpen, als het hen niet belet wierd. CALES’CERE , to grow warm either in the Sun or by the Fire. Warm worden. CALE’SH, a fmall open Chariot. Zie CALASH. CALEVILLE , a Sort of fweet-red Apple. Zéker Soort van een rood zoete Appel. CALEWISE, warmly. Warm, laauw. Sea- CALF, a large Sea-fish with a velvety, black;' fpotted Skin. Zee-kalf , een groote Zee visch , met een fluweel achtig zwart Vel. CALF’S flnout, (in Botany.) Zie ANTHIRRHINUM. CALI -Americanum , (in Botany) a tender Herb, bearing Yellow and red Flowers. Een téder Kruid van dien Naam met geele eriroode Bloemen « CALIBER. Zie CALIPER. C. A. ’Juice, ui onou.ic.n-, {csatix, u,. j a c-up, ap- propriated to the Cups or Vefsels which the Communicants drink out at the Lord’s Supper. Een Béker by het H. Avondmaal. CALID, (of calidus, L.) hot. Warm, heet. CALIDITY, Warmth, or Heat. Warmte öf Hitte: CALID -Plants, (in Botany.) Heete Planten, Plan - ' ten die uit de warme Gewesten overgebragt zyn. CALI’DRIS, ( in Ornithology ) a Water-fowl. Bel- lonii, een Water-vogel van groote als een Duif. CALFDUCTS , (in Antiquity) a Kind of Pipes; or Canals, disposed along the Walls of Houses and Apartments; used by the Ancients, for con- veying heat to feveral remote Parts of the .Hou® se, from one common Surface. Pypen öf Bui- zen , in de Huizen der Ouden, om de Vertrekken warm te maaken. CALI’DUM innatum, ( L .) according to the New Philosophy the innate Heat, is the Attrition of the Parts of Blood, which is occasioned by its circular Motion, especially in the Arteries. De inwendige en aangebore hitte der Lévens-gees * ten , . die door eene door str aaiende beweeging van het Bloed, byzonder in de Slag- aderen , veroor- zaakt word. CAI-IFAC’TORY , a Room in a Monastry, whe- re the religious Persons warm themselves. Stook-kamer in een Klooster. CALI’GARUM Coqui , a Botcher. Een Broddelaar , Beunhaas. CALIGATION , ( in Medicine. ) Zie AMBLYOPY. •CALI- CAL, CALLIGRAPHY, ( **A en de groote Slag-ader van de Foetus. CAN ILICU’LATE ,/fomething hollowed in the CANALICU’LATED , f manner of a Canal, like a Pipe or G-uttci. Otgnzc/n, gc-uuuro. CANA’LIS Animce , ( L. ) the Wind-pipe. De Wind- of Lucht-pyp. CANA’LIS, (in Surgery ) a hollow Instrument, to fplent and keep close broken Limbs with. Een lang en uitgehold Instrument waar in een ge- broken been gelegd word. CANA’LIS ,( in Anatomy ) the Hole in the Back-bo- ne ; also the Neck of the Bladder. Het Gat dat in de Wervelbeenderen, van den Rug is ; als méde de Hals van de Blaas. CANA’RIS , (in Natural History ) a certain Sort of Muscles. Zéker Soort van Mofselen. CANARY’D to it. danc’d to it, or was joyful at it. Shakes?. Naar toe gedanst, vrolyk over geweest. CANCA'MUM, (L ) a Kind of Gum brought out of Arabia, being much lik-c unto Myrrh. Een Soort van Arabische Hars. CANCEL’IER, .(in Falconry ) is when a light-flown Hawk, in her Pooping, turns two or three ti- mes upon the Wind , to recover herself before fhe feizes her Prey. Een K onstwoord der Val- ken jacht , als een Valk twee 'óf drie maaien tégen de Wind in draait , eer hy zyn Frooi aanvalt. , CAN. CANCEL’L ATUS , (L. in Botany.') Getralied, tra- lie achtig. The Tropick of CAN'CER, (in Astronomy) a lefs Circle of the Sphere , parallel to the Equator, and pafsing through the beginning of the Sign Cancer. De Keerkring van ’ t Gesternte de Kreeft. CAN’CER , a dangerous Sore or Ulcer , as in a Woman’s Breast, &c. a round, livid,, and blac- kish Tumour, circumscribed with turgid Veins, resembling the Feet of a Crab , from whence in takes its name. De Kanker . Degenerate CAN’CER , one which fucceeds an ob- stinate or ill - drefs’d Imposthume. Ve^asterde Kanker. Primitive CAN'CER , ( among Surgeons ) is one which comes of itself. Echte Kanker. CAN GHERl’Z ANTE , 1 ( in the Italian Mustek) a CANCHEPvI CATO , J Term fignifying a Piece of Musick that begins at the End, being the Re- trogade Motion from the end of a Song, &c. to the beginning. Een Muziek Jluk dat van ag- teren" af begint. CAN’CHRYS. Zie CACHRYS. CANCI’PERICON , (among Physicians.) Warme P aerde-drék. CANCRINI Versus, Latin Verses , which are the fame read either forwards or backwards; as, Roma tibi fubito motibus ibit amor. Kreeftdichten , Latynsche Vaerzen die van vooren öf van agtg- r.en gelézen zynde , éven eens luiden , CAN DACK , (in Botany) a Species of the Rumex or Dock, growing in Ponds, Ditches, or Stan- ding Waters. Een Soort van Zuring , Óf Zurkel-, CANDE’LiE , ( in Pharmacy and Surgery. ) Zie. CANDLE. CANDELA’RES Plantce , ( L. in Botany. ) Kaars- achtige Planten. CANDPCANS, (L. in Botany.) Wit-achtig. To CANDI’FY, to whiten, to make white. Witten, wit maaken. CANDISA’TION , the Candying and Crystallizing of Sugar, after is has been difsolved in Water., and purified. Verzuikering ; het Kandaliseeren en kristalliseeren van Zuiker , na dat dezelve in Water ontbonden, en geklaard is. CANDITE’ERS , (in Fortification) are Frames to lay Faggots and Brushwood oh , to cover the Workmen. Raamen om Takkebofsen en Ryzen op te leggen , om de Arbeiders te beschutten. CAN’DLE, (in Pharmacy , and Surgery) a Mafs of an oblong Form , consisting of oderiferous Powders; also a fmall flick of Wax in form of a Candle , which Surgeons introduce into the Urethra , either to delate it, and keep it open , or to consume Carnosities. Kastjes, K aers- M m 3 wyz” 27 » CAN. wyz' , gevormde Reuk - werken ; «Lr méde Zet- pillen. CAN’DLE BERRY- Tree, (in Rotan ) a Species of the fweet Willow. Een Soort va zoete Willigen. Water CANDLESTICK, a Kind o Fountain. Wa- terkandelaar , zéker Fontein We CAN’ DO, CAN ’Dl , a long Measure used in the East - In- , dies, for measuring Linens. EenOost- Indische Elle om Linnen te meeten. CAN’DOU, (in Botany.) Een Boom , gdykende naar de witte Populier , die op de Mandivische Eilan- den groeid. CANE , a Measure in Spain. Een Spaansche Elle. The CAN’EL -Bone, (among Anatomists) the Neck or Throat-Bone, fo named because of its re- sembling a Canal. HetNek- , of Keel-been. CAN’ELL, Cinnamon. Chauc. Spenc. Kaneel. CANICI’DIUM , the Difseftion of Dogs. De Ont- leeding van Honden. CANI’CULA. Zie CANUS Minor. CANIN'A Fames. Zie APPETITUS Caninus. CANINIA'NA, a Serpent. Een Tamme Slang, van dien Naam. CANI’NI Dentes, ( L. among Anatomists) the Dog Teeth, two Teeth in each Jaw, one on each fide of the Incisivi. De Honds - tanden , Oog- tanden. CANI’NUS , (L. among Anatomists) a Muscle of the Lip , (erving to draw it upwards. Een Spier van de Lip , dienende om dezelve op te trekken. CAN’JOR, (in Botany.) Ronde Zedaarywortel ; een lndiaansch Wortel-gewas. CANI’RAM, (in Botany) the Tree on which the Nuces Vomic® grows. Ee Boom waar op de Braak-nooten groeijen. CANIS Major, (L. with Astronomers) the greater Dog, is a Constellation drawn on the Globe in that Form. De groote Hond. CANIS Marron , (in Zoology.) Zéker verslindent Dier in China en Siam. CANIS Minor , (L.) the lefser Dog, a Constella- tion on the Globe in that Form. De kleins Hond. CAN'ISTER of Tea , ( Canistrum , L.) a Quantity from 75 to ioo lb. Een Kanafser öf Kanaster Thee. Tea CAN’ISTER, a Vefsel of Silver, Tin, &c. to hold Tea. Een Theebos van Zilver , Blik, enz. fr/n'vrrT'TTT'J «.(L. in Medicine) Hoarinefs , whi- mm it i tenefs or graynefs of Hairs. Gry- CAN il UJJU, ƒ sighed. CANK, dumb. Stom. CANKEDORE,a woful Case. Een j-ammerlyk Geval. CAN. CAN’KER , the Rust of Iron , Brafs , &c. also a Disease in Trees. Tzer Sf Koper-roest; als mé- de een ongemak aan de Boomen. CAN’KER-tif , affected with a Canker , {figurati- vely) wounded by an envenomed tooth. Met Kanker bezögt , door een venynige Tand gebéten. CAN’KER Worm , an Insect which destroys Corn and Herbs. Kanker -worn i, een Worm die Koorn en Kruiden vernield. CANK’ERED , eaten with Rust , or the Canker. Verroest , 'óf verkankert. A CANK ERED Fellow , (C. ) a crofs, ill-condi- ditioned Fellow. Een kwaad -aardig , nors Mens eh ; een flëgte Knaap. CANN Buoy, ( Sea Term) a large Buoy or Barrel thrown on the Shoals for a Sea - Mark. Een groote Zee-ton. CANN -Hook , an Iron Hook made fast to the End of a Rope , whereby heavy Things are taken in and out of a Ship. Een Scheeps-haak. CANNA Major, (in Anatomy) the great Bone of the Leg , called also Fofsile Majus, and Tibia. Het Scheen been. CAN’NA Minor, the lefser Bone of the Leg, the fame with Facile Minus and Fibula. Het Kuitbeen. CAN’NABIS, (in Botany) Neck-weed, or Gallow- grafs. Hënnip , Ké'nnip. CAN’NACORUS , (i n Botany.) Riet- öf SchiUf-gras. CAN’NELa. &ie wuNiNUL,ft. CAN’NEL-coaL Zie CANAL -coal. CAN’NIBERS. Zie CALIPERS. CAN’NIBILITY, like, or after the manner of Cam- bals. Shakesp Kanibaalsch , op de Wyze der Kanibaalen , öf Mënschen-Eeters. CAN’NIONS , (of Canon, F. ) Boot -hose; an old fashioned Garment for the Legs. Een oudSoors van Stropkouszen. CAN’NISTER , an Instrument used by Coopers in racking off Wines. Een Instrument om Wyn over te Jleeken. CAN’NON Royal, CAN’NON of Eight, a Great Gun 12 Feet long, of .8000 Pound Weight. Een Stuk Kanon van 12 Voeten lang. To CANNONNADE , (cannoner , F. ) to batter with Cannon. Kannonneeren , met Kanon fchieten . CAN’NULA, (L. in Surgery.) Zie CANULA. CANOE Zie CANOO. CA’NON, (F. and L. of Wn, Gr. ) a Rule, espe- cially Church Law, or Decree; also a Preben- dary who enjoys a Living irj a Collegiate Church or Cathedral. K anon , een Régel ëf K er- kelyke Wet ; • als ook een Kanunnik van eerie Hoofdkerk. Cardinal CAN. CarrfmuJ-CA’NONS , are Canons who are attached to a Church, as a Priest is to a Parish. Ka- nunniken die aan eene Kerk , gelyk een Priester aan eene Parochie verbonden zyn. Dmicellory CA’NONS , young Canons , who not being in Orders, had no right in any particu- lar Chapters. Jonge Kanunniken die nog in geen Order zynde, geen Recht tot eenige byzon- dere Kapittels hadden. Expeiïative - C \NON, Canons who without having any Revenues or Prebend , had the Title ot’ Canons , till fuch a Time as a Prebend ihould fall. Kanunniken die zonder Inkomen öf Preben- de , den Tytel en de Waardigheid van Kanunnik hadden tot dat ’er een Prebende open kwam. Foreig?i-CANON5 , Canons who did not officiate in the Canonries to which they belonged. Kanun- niken die geen Dienst dee den in de Kapittels daar zy toe behoorden. Regular- CANONS, Canons who flill live in Com- mu' ity , and who, like Religious, have to the practice of tneir Rules, added the Solemn Profes- sion of Vows, Reguliere Kanunniken , die in eene Gemeenschap léven en die gelyk de Reli- gieuzen by de Praktyk van kunne Régels plëg- tige Gelofte doen. Tertiary- CANON, a Person who had only the third Part of the Revenues of the Canonicate. Een Kanunnik die maar een derde Deel van de Inkomsten eener Prebende genoot. CANON , ( in Mathematicks ) is an infaillible Rule of resolving all Questions of the fame Nature. Kanon (in de Mathesis) een onfeilbaars Régel , om alle Voorst'èllen van den zëlven Aart op te lofsen. CANON, (with Printers) a large Sort of Printing Letter. Kanon, een Soort van groote Drukletters. CANON , ( in Mustek ) is a ffiort Composition of one or more Parts, in which one Part leads, and the other follows. K anon (in de Muziek) een korte Compositie , waar in de eene Party voorgaat, en de andere volgt. CANON , (Canon d’une embouchure, among Horsemen) is that Part of the Horse-bit which is let into the Mouth. Het yzer Gebit dat in den Mond van J t Paerd komt. CANON de la Jambe du Cheval, (F. ) De Pyp van ’ t Been van een Paerd. CANON, ( among Surgeons ) is an Instrument used in fewing up Wounds. Een Instrument om Won- den toe te naaijen. CANON Rule, Ruling. Spbnc. Regeling. CANON, (of the Scripture) is that Body of Books of the Holy Scripture, which ferves for the Rule of Faith. Kanon , alle de Boeken der H. Schrift , dienende tot de Régel des Geloof s. CANON Law , a Collection of Ecclesiastical Consti- CAN. 279 tutions', Definitions, and Rules , taken from the ancient Councils, the Writings of the Fa- thers , and the Ordinances of the Popes , &c. K anons , öf Canonique Wetten . eene Verzame- ling van alle de Decreeten , Ordonnantiën, Ré- gels, enz. van de Kerkvaders , Je Pauzen, Con- ciliën , enz. CANONÉ Chiuro , 7( I tal. in Musick ) a perpetual CANONE inCerpo, y Figure writ upon one line with fome Marks, to fnew when the Parts that imitate are to begin and end. Een doorgaand Figuur in de Muziek op eene Lyn geschréven. CONONEFWfft0,or Resoluto, (in Mustek) is when all the Parts of a perpetual Figure are Writ either in Partitions or in feparate Parts , with the proper Pauses that each is to observe. Eene Uitdrukking in de Muziek gebruikelyk. CANONICA, (among the Antients) thus EprcuRa called his Logick by Reason of che few Rules comprised in it. De Logica van Epicurus. CANONICAL Hours, Times appointed for Diffine Service by the Canons. Canonique Uuren, Ty- den die door de Canons van de Kerk töt den Godtsdienst verordend zyn. CANONIERE , (in Fortification.) Zie EMBRASURE. CAN’ONSHIP , (Canonic atm , L ) is the Title of a Benefice enjoy’d by a Canon. Een Prebende van een Kanunnik. CANOO’ } an Indian Boat made of the Trunk of CANOW’ 5 \ Tree -Een K anoe , 'óf Indiaansche Schuit ’ a van den Bast van een Boom, gemaakt. CANOPIED, (from Canopy) covered above with a Canopy, fpread above, or over the Head. Ver- hemelt ; onder een Verhemelte gestéld. CANOPUS, (in Astronomy) a Star of the first Ma- gnitude in the Rudder of Argo a Constellation of the Southern Plemisphere. Een Stir van de eerste Groote in het Stuur-roer van Argos. To CANOPY, to form a Covering over a Person’s Head. Een VerhémeBe boven iemands Hoofd maaken. CANO’ROUS , (canorus , L. ) ffirill , loud; finging, high founding; Musical. Schril , fchël , zingen- de, Hoog zingende , hëlluidend, öf Muzic aal. CANOT. (Ind.) Zie CANOO. To CANT , to recover, or mend. Herstellen, öf Verbéteren. CANT’ABLE , ( It.nl. in Musick Books) fignifles to play in a Kind of Chanting or Singing Manner. Op eene zingende Wyze fpeelen. CANTABRICA , ( in Botany. ) Zie CARNATION. CANTALPVERS , (in Architecture ) a Kind ofMo- dilions, which are carved. Zéker gesnéden Op- wërk in de Bouwkonst. CANTA’O , (of Wine) at Allcant, &c. three Gal- lons 2 8o CAM, Ions English Wine-Measure. Een Wyn-maat van dertien t'lefsen. CAN’T AR, at Tunis and Tripoli about 114 lb. at Acra in Turkey 603 lb. at Aleppo too lb. Een Gewicht in Barbaryën. CANTA’RELLI , } ( ,‘P P ? arm g c V ) a Sort 0 J Can ' rANTtïA’RifT r t r tharides. ten boon van Spaan- L ’5 sche Vliegen ; Mey Wormen. CANTATA, (L. in Musick ) is a Piece of Vocal cal Musick for one, two, three, or more Voi- ces, and fometimes with one or more Musical Instruments, of any fort or kind,* compose d’af- ter the manner of Operas, consisting of grave Parts and Airs , intermixed one with another. Een Stuk dat door twee 'óf drie Stemmen gezon- gen en op verschelde Instrumenten gespeeld word, CANTATION, ( L. ) a Singing. Gezang. CANT A’ VA, ( Ind. ) St. Ignatius Boonen. CAN’TEL, ( L. T. ) a Lump or Heap. Een Klomp öf Hoop. CANTER , one who endeavours to pafs himself upon the World as a Religious Person. Een Huighelaar. CANTERBURY Bells. Zie CAMPANULA. CANTHARUS , (L.) a Beetle, a black beetle which breeds in Dung : a Knot under the Tongue of the Apis; also a Sign in Aquarius > consisting of three Stars ; Moreover, a certain Fish, of Colour like a Chesnut. Een' zwarte Mest -tor ; een Bult onder de Tong van eene Slange ; een Téken van drie Sterren in den Waterman ; en een zékere Kastanje bruine Visch. CAN'THERII , ( in Architecture. ) Sparren. ■ CAN’THI, £(L, in Anatomy ) the Angle or Cor- C AN ’THUS , S ner of the Eye , which is either the greater or internal , or the lefser or ex- ternal. De Hoek van het Oog. CANTHUS , (in Chemistry ) the Lip of a Vefsel, or that part of it which is a little hollowed or deprefsed, for the easy powering off of Liquors. Een Tuit van een Pot of Kan. CANTIANUS Pulvis , (in Pharmacy . ) Mylady Kents Poeder. C ANTILIVERS. Zie CANT ALI VERS. . CAN’TIM ARONS , /a Kind of Float or Raft , used CAT 1 MARONS, $ by the Inhabitants of the Coast of Coromandel. Een Soort van een Vlot daar de Inwoonders van de Kust van Coroman- del méde gaan Vifschen, en hunnen Koophandel langs de Kust dry ven. CANTTNG Coins , (in a Ship j fmall Pieces of Wood with a fharp Ridge, fet between Casks to prevent their rolling. Wiggen , die men in een Schip tufschen de Vaten Jleekt om het rollen - te beletten. CAN. CANT’LE, ( of Canton ,F. ) a Piece of any Thing,' 1 as a Cantle of Bread , Cheese , &c. also an Heap. Een Stuk van een Ding ; als een Stuk Brood, Kaas , enz. als méde een Hoop. CANTO , (Ital. ) a Song , or the Treble Part the- reof. Also a Division in an Heroick Poem, as a Chapter and Section in Prose. Een zéker Ge- zang , en eene Verdeeling van een Heldendicht. CANTO Concertante , ( Ital. in Musick Books ) figni- fies the Treble of the little Chorus, or that Part that lings throughout. De Boovenzang in een klein Choor , 'óf dat Gedeelte ’t wélk door zingt. CANTO Ripienno, (in Musick Books ) fignifies the Treble of the grand Chorus , or that which fings only now and then in fome particular Pla- ces. De Bovenzang van het groote Choor , of het geene ’t welk nu en dan op byzondere Plaatztn. zingt. CANTO-Féttoo, or Smplice , (in Musick j is what they call the plain Song. Een eenvoudig Gezang. CANTO -Figurato , (in Musick) fignifies a Compo- sition wherein the Parts differ from one ano- ther in their Figures and Motions , and is the reverse of the Canto-fermo. Een Muziekstuk waar in de Deelen van malkanderen verschillen in hunne Figuuren en bewee gingen , en is het tégengestélde van ’t voorige Artykel. ■ ~~ CANTON, (in Heraldry) is an Ordinary consisting of vwo Lïnec, nnp drawn perpendicularly from the Chief, and the other fo from the Side of the Escutcheon, and is always lefs than the Quarter of the Field. Kantons , zékere Lynen in een Wapenschild. CANTO’NE , ( in the Molucca Islands ) a Measure above five half Pines English Measure , Eight hundred and nine of which make a Qiioin of Rice. Eene Vocht -maat in de Moluksche Ei- landen. CANTO’NED, I( Cahtonée , F. in Heraldry ) the CANTO NIZED , \ positions of fuch Things as are borne with a Crofs, &c. between. ,, He bears Gules , a crofs Argent cantoned with four fcal- lop Shells. Tékenen in een Wapenschild tufschen welken een Kruis gevoerd word. CANTO'NED , ( in Architecture ) is used when the Corner of a Building is adorned with a Pilaster, an angular Column , rustic Quoins , or anp Thing projecting beyond the naked Part of a a Wall. Gecantoneerd , (in de Bouwkunst) is als den Hoek van een Gebouw verpierd is met een Py laster; een hoekige Kolom , boer sche Queen, Öf iets dat buiten de. bloote Muur uitsteekt. CANTUS, (L ) a Singing, a Song. Een Gezang, een Lied. CANTUS, (in Musick) the Mean or Counter Te- nor. De laagste Stem in de Muziek. CAN’VASS r 'CAN. CAO. CAP. GAN’VASS Bags , ( in Fortification ) Bags filled frith Earth, used to raise a Parapet in haste, or to repair one that is beaten down. Aart of Zand- zakken , om in der yl eene Borstweering te maaken. CAN’ULA , (L. with Surgeons ) a fmall Tube or Pipe left in Wounds or Ulcers , which they choose not to heal up. Een klein pypje dat de Heel- meesters in Wonden en Zwoeren , die zy niet ver- kiezen te heelen, haten Jieeken. CANU’IWwï, (in Ornithology) the gray Tringa. Een Vogel van dien Naam. CAN’ZONE , (L. in Musick Books) in general G- gnifies only a Song or Tune. Canzone , betékend in ’t gemeen een IVys öfi Toon. CAN’ZONE, fixed to a Piece of Vocal Musick, fi- gnifies much the fame as Cantata. Zie CAN* TATA. CAN’ZONE , fixed to a Piece of Instrumental Mu- sick, fignifies much the fame as Sonata or Scio- nata. Zie SONATA. CAN’ZONE, fixed to any Part of a Sonata, figni- fies much the fame as Allegro , and only deno- tes , that the Movement of the Part to which it is fixed, ought to be after a gay, brisk, li- vely Manner. Zie ALLEGRO. CANZONET, ( Canzonetta , Ital.) a little Song or Tune, Cantata or Sonata . Zie CANTATA en SONATA. CAO. CAO’VANNA, (in Botany.) Een Tndiaansch Boom- gewas, gely kende naar de Pafisie-bloem. CAP. CAP, (in a Ship) is a fquare Piece of Timber over the Head of the Mast, having a hole to recei- ceive the Mast or Flag Gaff. K ap op een Schip , een vierkant Stuk Hout, aan de Top van den Mast , met een Gat om de Wmpel-stok in te Jieeken. CAP, (of a Gun) a Piece of Lead put over the Touch-hole of a Great Gun , to keep the Pri- me from being wasted. Een Stuk Lood op het Laadgat van een groot Stuk Kanon. CAP, ( of Maintenance) one of the Regalia , or Or- naments of State, belonging to the Kings, &c. of Great-Britain, which is borne before them at Coronations , and other great Solemnities , and before fome inferior Magistrates, Kap van Staat , een der Plëchtcieraaden der Koningen van Engeland by hunne Krooning CAP de More , (F. in the Manege.) Zie MOOR’S* HEAD. CAP Merchant, a Purser of a Ship, who has the Charge of all the Cargo. He Supercargo öfi Schryver van een Schip. CAP. 2S1 (2A.P-Pdptt- 1 & Sort of Grong brown Paper, Een Soort van Graauw papier. CAP Squares , (among Gunners) Pieces of Iron on each Side the Carriage of a great Gun, which covers the Trunnions. Stukken Tzer ter wé- derzyden van de Affuit van een groot Stuk Kanon. To CAP , to produce in great Numbers , by the Strength of Memory. „ Need no other Facul- ty, but memory to Cap Texts”. In groote me- nigte by brengen , énkel door Kracht van geheu- gen ; men behoeft geen ander vermogen om een ménigte van Tëxten by te bréngen , öfi aan ti haa- ien , dan een goed Geheugen. CAPA , ( in Zoology ) Een Soort van een Muil Ezel. CAPACITY, (in Geometry) is the folid Content of any Body; also our hollow Measures are called Measures of Capacity, viz Beer , Wine , Corn , Salt, &c. Capacitas , de wézendlyke Inlioud van een Lighaam ; als ook een hólle maat van Bier Wyn, Koorn , Zout, enz. CAPACITY , 1 (in Law) is when a Man, or CAPABILITY, J Body Politick , is able, or has a Right to give or take Lands, &c. or to fue Attions. Bevoegtheid , als iemand öfi als een Genootschap in jtaat is', öf Récht heeft om Lan- deryën te geeven en te ontvangen, als ook om Réchtsvörderingen te doen. CAPAN , in Sumatra in the East Indies, about Three Pence. Een Oost-Indische Munt , van ointrënb drie Stuivers. CAP-A PEE, from Head to Foot. Van het Hoofd tot de Voeten. CAPAR’ISON, (Caparafson , F. ) a Horse-cloth, a Kind of Trappings or Furniture; also a Kind of Iron Armour wherewith Horses antiently were co- vered in War. EenPaerde tuig, Paerde dék , Paër - de-kleed , als ook een Soort van een yz er Schild , waar méde de Paerden oudtyds in den Kryg gedékt waren . To CAPAR’ISON, {Caparafsoner , F.) to drefs with Trappings or Furniture ; and in a figural Sense, to adorn a Person with pompous and fplendid Drefs. ,, Though I am caparisoned like a Man”. Shakesp. Een Dëk-kleed op een Paerd léggen , of in een figuurlyken Zin, Iemand prachtig met glansryke Klederen opschikken. CAP AX, (in the Order of Maltha) is a Name gi- ven to the Knights that have resided live Years at Maltha, have made four Caravans, or Sea- campaigns , and are in a Condition of coming to Command, Capa'x, een Tytel die men aan. de Malthéser Ridders geeft . die hun verblyf vyf Jaaren te Maltha gehouden, en vier Zee-töchten gedaan hebben , en in filaat zyn om tot het Com- mando te komen. CA’PE, (in Law) a Writ touching Lands and Te- nements. Een Geschrift .aangaande Landeryën en Wooningen. N n CATE 282 CAP. CATE Parvtm , (L.) a Writ lying for the King, when the Tenant fummoned in Plea of Land , comes at the Summons , but makes Default af- terwards at the Day given him. Een Geschrift voor den Koning , als de Huurder wegens Lan - deryè'n gedagvaard zynde , verschynd , maar vervolgens op den gegeeven Dag Defaut maakt. CATE ad valentiam, (L.)a Writ of Execution that lies where one is impleaded of certain Lands, and vouches to warrant another , but thp Vou- cher does not come at the Day given ; in fuch Case the Demandant recovers against the Te- nant, be may have this Writ against the Vou- chee, and fhall recover fo much in Value of the Vouchee's Lands , &c. Een Vonnis van Exe- cutie in de Engelsche Rechten. CAPECK’ , Muscovy Money, in Value one Fifth of a Penny. Copeck , een Muscovische Munt van omtrent een Oortje. CAPELE’, (in Horses ) a Disease when the Tip of the Ntck is moveable , and more fwelled than ordinary. Een Kwaal der Poerden als de 2 op van den Hals beweegbaar en meer als -gemeen ge- zwollen is. CAPE’LET, (>n Surgery . ) Een Gezwel ter grootte van een Bal , dat zig aan het uiterste van de Knie zët, CAPELl’NE , ( in Surgery ) a Kind of Bandage used in the cutting off the Legs , or any convex Parc of the Body, as a Stump of an Arm, &c. Een Bindzel , ’t welk men gebruikt by het af zet- ten van een Been , öf voor een bolrond Deel van hst Lighaam , als de Stomp van een Arm , enz. CAPE’LL , a Horse. Chauc. Een Paerd. CAPEL’LA, (L. and ltal. ) a Chapel or Church. Een Kapel öf Kerk. CAPEL’LA , (ltal. in Musick Books ) fignifies the Musick , or Musician , belonging to a Chapel or Church. Kapel , öf Kapèi-meester , het Mu- ziek öf de Muziek-meester in een Kerk öf Kapel. CAPEL’LA , ( L. ) a little Goat ; also a Star of the first Magnitude in the Shoulder of Auriga , Een Geitje; als méde een Ster van de eerste groote in de Schouder van den Voerman. CAPEL’LA de Floribus, (L. Old Law ) a Chaplet or Garland of Flowers for the Head. Een Roo- zenkrans , of Bloemkrans voor het Hoofd. CAPH, (DID, H. ) a Jewish Measure for liquid Things, containing five Eights of a Pint, and fiftheen decimal Parts of a folid Inch English Wine Measure Caph, een Joodsche Vechtmaat- te van dien Naam. CATHAR a Toll or Duty imposed by the Turks on Christians who fend Merchandizes from Alep- po to Jerusalem , Eene TSl die de Turken van de Christenen neemen voor de Goederen , die van Aleppo naar Jerusalem gezonden warden , CAP. CAPI Aga , the principal Groom of the Bed Cham* ber to the Grand Signor , and Introducer of private Addrefses to him. De Kamer bewaar- der , en heimelyke Requestmeester von den Groo. ten Heer. CAPIAS, (L. ) a Writ which is twofold, viz be- fore Judgment, and called Capias ad Responden- dum , requiring an Appearance in a P. rsonal Action; and the other is a Writ of Execution after Judgment. Een Schriftelyk Bevel van tweederlei Soort , namentlyk één voor het Vonnis Capias ad Respondendum, eischende eene Ver - scheming in Persoon ; en een Bevel van Executie na het Vonnis. CAPIAS Coudücius adProficiscenduntf (L. ) a Writ which lies for the taking fuch who having re- ceived Prest-Money to ferve the King, flink away, and do not come in at the Time. Een Schriftelyk Bevel om Matroozen die Handgeld ontvangen hebben en weg blyven te vatten. CAPIAS pro Fine , (L. ) is where a Person being by judgment fined to the King, upon an Of- fence committed against a Statute, does not dis- charge it according to the Judgment, Een Be- vel aan een Persoon die nalaat eene Boete die hem op gele gt is , te betaalen. CAPIAS ad Satisfaciendum , (L. ) is a Writ of Exe- cution after Judgment , lying where a Man re- covers in Action personal as for Debts, Dama- ges , Detinue, &c. Een Bevel van Executie na het Vonnis. CA PIAS Utlegatim , ( L. ) is a Writ which lies against him who is out-Jawed upon any Action Personal or Criminal. Een Schriftelyk Bevel van Bannifsement. CAPIAS Utlegatum & inquiras de Bonis £? Chatil - Its, (L. ) a Writ the fame with the former but giving a farther Power to the Sheriff, besides the Apprehension of the Body of the Offender to enquire also of his Goods and Chattels. Een Bevel als het voorige met verder Macht van Ge. vangen-neeming en Beslag van Goederen. CAPIAS Withernamium de Homine , ( L ) a Writ which lies for a Servant in Withernam ; also a Writ chat lies for cattle. Een Bevél aangaands Dienstboden en Vee. CAPIAT cum Custodia, (L. among Physicians') fi- gnifies that Medicines are to be taken warm. Dit Woord betékend onder de Artsen dat de Ge- neesmiddelen warm moeten ingenomen, worden. CAPI GI. Ze CAPITZI. CAPIL'LACEUS . 1 (in Botany) like Hair, resem- CAPIL’LACIOUS,J bling Hair- Haairig , Vezelig T dat de gedaante van Haair heeft , öf Haairswy- ze groeid. CAPJL'LAMENTS , (Capillamenta , L. in Botany) Strings or Threads about the Roots of Herbs , or CAP. or those Quail Treads or Hairs which grow tip in the Middle of a Flower, and are adorned with little Herbs at the Top. De Vezels of "Druilden ucin de Wortels dev Planten, öj de klei- ne Draadtjes of Haairtjes , die in het Midden van een Bloem groeijen en aan de T'dp met kleine Kruidt] es verciert zyn. CAPILLAMENTS of the Nerves , . ( in Anatomy ) the line Files or Filaments, whereof the Nerves are composed. Vézelingen van de Zénuwen. CAPILLARES Planice , •)( among Botanists) are CAPILLARIES, £ fuch as have no mam CAPILLARY Plants, J Stalk orStem , but grow to the Ground as Hair to one’s Head; and which bear their Seeds in little Tufts and Protuberan- ces on the Backside of their Leaves. Haair - planten , zyn zulken die geen Steel öf Steng heb- ben, maar op de Grond groeijen, gelyk 't Haair op iemands Hoofd. CAPILLARY Tubes, (in Physicks) little Pipes, whose Canals are extremely narrow. Vézel Buis- jes, zeer dunne Pypjes. CAPILLARY Vefsels , (in Anatomy) are fmall Ar- teries and Veins like Hairs or Threads^ Zeer dunne Slag-adereii en Aderen , gelyk Haair. CAPILLARY Worms , ( in Medicine ) a Kind of Worms found in Children. Myt eeters. CAPILLATION , (from Capillup, L. ) a dividing into Branches as final! as Hairs. ,, In fmall er Veins , or Obscurer Captations Brown. Eene verdeeling in Takjes zo fyn als Haair. CAPILLATION, (in Surgery) a Fradure of the Skull, fo fmall that it can fcarce be found, but often occasions Death. Eene Breuk van ’t Bék - keneel zo fyn dat men dezelve fomtyds niet kan vinden, en échter dikwils de Dood veroorzaakt. CAPILLATURE , ( Capillatura , L.) a Bush of Hair, a frizzling of the Hair. Een Bos Haair, ’t opmaaken öf krullen van ’t Haair. CAPILLI Veneris , (in Botany.) Zie ADIANTUM. CAPIL’LITIUM Veneris , ( in Physiology ) the fine Threads feen in the Air, in Autumn. Herfst draaden. CAPILLORUM Defluvium. Zie ALOPECY. A CAPIROTA’DE , minced Meat. Gehakt Vleesch . CAPISTRATION. Zie PHIMOSIS. CAPIS’TRUM , (L. among Surgeons) a Bandage for the Head. Een Bindzel öf Verband voor het Hoofd, CAPISTRUM, (among Antient Musicians) a Ban- dage made of Skins, with which the Mouth :and Lips of the performer were bound up , leaving only a fmall Chink to admit the Flute. Een Bind- zel waarmede iemands Mond en Lippen zodanig opgebonden wierden, dat ’er maar een kleine Ope- ning bleef om de Fluit in te Jleeken. CAP, 283 CAPITA , (in Botany.) De Knoppen öf Hoofden van fommige Gewafsen waar in het Zaad ver- borgen is. CAPITA Gauhan Indies Orient all s , (in Botany ) an Indian Shrub. Ben Indiaansen Heester-gewas. CAPITA Plantte, (in Botany.) Zie CAPITATED Plants. CAPITAL Lees, are the flrong Lees made by Soap- boilers from Pot ashes; which are used in Sur- gery as a Caustick , and to make the Lapis In- fernalis. Stérke Loog van Pöt-asch. CAPITAL Medicines, (among Physicians) Venice Treacle, Mithridate, &c. Voornaamste Genees- middelen, als Venetïaansche Trtakel, Mithridaat. A CAPITAL, ( Capitello, Lal) Zie INFRA. CAPITAL, (in Architecture) is a Ornament at the Top of a Column. Kapiteel , een Cieraad aan de Töp van een Kolom , A CAPITAL of a Bastion, (in Fortification) is a Line drawn from the Angle of the Polygon to the Point of the Bastion , or from the Point of the Bastion to the Middle of the George. ’ t Kapi- teel van een Bastion öf Bolwerk . CAPITALS , ( among Printers ) Large or initial Letters , in which Titles are composed , and with which all Periods, Verses, Substantives, &c. ought to commence. Kapitaals Létters. CAPITATED Plants, (in Botany) a Name given by Ray to those Plants , whose Seeds , with their Down , being included in a fcaly Calyx , are conglobated into a roundish Figure like a Head Hoofd-draagende Planten ,* Planten die dikke ran* de Bloei- öf Zaad-hoofden vóórtbrengen. CAPFTE, (of Caput, L. in Law) as a Tenure in Capite, is when Lands were held immediately of the King , whether by Knights Service or Soccage. Landen die men onmiddelyk van den Koning houd. CAPITE Censi, (in Roman Antiquity) the poorer Sort of People, who in the Sensus, or' Afsefs- ments were valued at little or nothing. Het ge- ringste öf armste Slag van Mënschen onder de Romeinen. CAPFTEEL , (in Architecture.) Zie CAPITAL. CAPITILU’VIUM, the washing of the Head. Het wafschen van het Hoofd. CAPITIS Contusio , ( among Surgeons. ) Een Stoot öf Kneuzing van het Hoofdt. CAPFTO Fleuviatilis, (in Ichthyology) certain Rï- A ver -Fish, Zékere Rivier -Visch die van e enige Hazeling genaamd word. CAPITOLA’DE, (in Cookery) a particular Way of drefsing Fowls, &c. Eene byzondere manier om Hoenderen , enz, gereed te manken. CAPFTOUL , an Appellation given to the Chief Nn 2 -Ma. 2 §4 CAP. Magistrates of Tholeuse , on account of their meeting in a place called the Capitol. Een- Tytel die aan de eerste Magistraats 'Persoenen te Tholouse gegeeven word. CAPITUL, a Hall for Workmen to eat. Een Ver- trek voor Bornknè'gts om te eeten. CAPIT UL A Agri , (O, L ) the Head-Lands, fuch as lie at the upper Ends of the Grounds or Fur- rows. Hetgeene men op eenen Akker ongeploegt laat. CAPIT’ULA Ruralia, Afsemblies or Chapters held by the Rural Dean and Parish Clergy, within the Bounds of every respe&ive Deanery. Ver- gaderingen van de Parochie Kanunniken. CAPITULARS, Ordinaries or Injun&ions of Kings or Bishops, about Ecclesiastical Affairs. Ordo- nantien of Vermaaningen der Koningen 'óf Uit- schoppen, omtrent Kërkelyke Zaaken. CAPIT’ULUM, an Afsembly of the Dean and Pre- bends belonging to a Cathedral Church. Kapit- tel , eene Vergadering van den Déken en de Ka- nunniken van eene Hoofdkërk. CAPIT’ULUM', (L. among Botanists ) the lit- tle Head or flowering Top of any Plant. Het Zaad- óf Bloei-hoofje der Planten, gelyk in de kleine Maankop enz. als méde het Helmpje der Mos Bloemen. CAPIT’ZI, ^ Officers among the Turks which guard CAPI’GI , J the Gate of the Grand Signor’s Pa- lace. Officiers die aan de Poorten van ’f Paleis van den grooten Heer de Wacht houden. 'CAPrVARD , ( Cochon d’eau , F. in Zoology ) cer- tain quadrupated Animal. Zéker viervoetig Dier , dut zo wel in ’t Water als op ’t Land leeft. 'CAP NOMANCY , (of x.»vvot Smoke, and ptixflsix Divination, Gr.) Divination or Soothsaying by Smoke , arising from an Altar where Incense and Poppy-feed are burnt. Capnomancie , eene Wighelaary óf Voorzegging uit de Rook van het Altaar, waar op Wierook en Maankóp-zaad ge- brand word. CA’PO, a working Horse, Een Wèrk-paerd. CA’PO, one of the three chief Officers among the Venetians, to whom, the Senate, and the Do- ge or Duke is fubjett. They are called Capi d$ quaranta criminals ; three of which enter into the full College of twenty-five, by whom Busi- jiefs is forwarded to other Magistrates. Een van de drie voornaamste Amptenaaren te Venc* tiën, aan welken de Doge en de Senaat onder- worpen is * CA’PO, the Head, &c. (Ital. ) Zie DA CAPO. CA POCK, a Sort of Cotton as Soft as Silk. Een Soort van fyne Boomwol. CAPO’DOLIS , ( Capodolio , Ital. in Zoology j a very large : Whale. Een zeer groote Walvisch. CAP. CA’PON Fashion, (in Archery, j Zie BOB-TAIL. CAPONIE’RE , (F. in Fortification) is a covered Lodgment of about four or five Feet broad, en- compafsed with a little Parapet about two Feet high, to fupport Planks laden with Earth. Een bedekte Gang in een drooge Gragt. To CA’PONIZE , to make a Capon of, to enucha- te , to geld. Kapoenen, lubben, fnyden. CAPON’S -Tail grafs. Zie FESTUCA. CAPPADI’NE, a Sort of Silk with which the Shag of fome Rugs are made. Een. Soort van Zyde , waar méde de Vlokken van fommige ruige Dèke'.is gemaakt worden. CAP’PARIS , (in Botany ) Het Kapper boompje. CA’PRA , (in Astronomy . ) Zie CAPILLA. GA ’PR A Saltans, (in Meteorology) a fiery Meteor, or Exhalation , which fometimes appears in the Atmosphere. Een zéker vuurig Luchtver schynsek CAPRA’RIA, (L. in Botany ) a Kind of Sengreen. Een Soort van Huislook. CAPREOLA’RIA Vasa , ( in Anatomy) are the Ves- sels which twine about like the Tendrils of Vi- nes, - as the Blood-Vefsels in the Testicles. Zé- kere Vaatjes, die rond getwynd zyn , gelyk de Vézelingen van de Wyngaarden. CAPREOLA’RIS , ( Anfraftus hederarius , L. jfc Anatomy) an union of the Seed Vefsels, Arte- ries and Veins, which are twisted like Ivy, at both Sides of the privy Parts. De Veres naging van de Zaad- Pols- en BLoed-aderen der Teel deden . GAPRE’OLATE Plants, (among Botanists) are fuch Plants which turn, wind, and cling along the Surface of the Ground by means of Ten- drils. Planten die langs de Grond kruipen. CAPRE’OLI , f in Botany. ) Klawieren van zékere Planten , waar door zy zich aan Latten , Boo- men, enz . vast héchten. CAPRE OLUS, (in Anatomy.) Zie HELIX. CAPRI’CALCA, ( Cravant , F. ) a Sort of wild Gee- se. Een Soort van wilde Ganzen. CAPRI’CHIO, £(Ital. Caprice, F. ) a foolish Fan- CAPRI’CE, $ cy, a fantastical Humour; a Whim- sey , Freak, or Maggot; also a peculiar Piece of Musick; also of Painting ; also in Poetry, Eigenzinnigheid , een Gril, een Kuur óf Grap’, als ook een by zonder Muziekstuk ; Schildering , óf een Vaers. Tropick of CAPRI’CORN, (in Astronomy) a Iefser Circle of the Sphere, which is parallel to the Èquinoftial. De kleine Cirkel der Keerkring van den Steenbok. CAPRI’CORN-Rwf/i? , a Species of Cerambyx. Steen • boks tor. CAPRI’FI CATION, a Method used in the Levant^ CAP. for ripening the Fruit of the domestick Fig- tree, by means of Insefts bred in that of the wild Fig - tree.- Erne Wyze om Vygen ts doen ryp voorden, met ’er kleine Diertjes in. te posten. CAPRPFICUS . (in Botany ). the wild Fig-tree. De wilde Vygen-boom. CAPRI’FOLIUM, (in Botany ) Wood-bind , Or Ho? ney-fuckle. Geitenblad, Kamperfoelie. CAPRl’MU LGUS , (in Ornithology') the Goat-Suc- ker, a Species of Hirundo. De Geiten-mëlker , een Vogel. CAPRIOLE, (in Horsemanship ) the Goat -Leap, is when a Horse at the full Height of his Leap, yerks , or (trikes out his hind Legs as near and even together,, and as far out as ever he can firetch them. Kabriool , Bokke.fprong. CA’PRIZANS, (L by the Galenists ) is used to ex- prefs an Inequality in the Pulse when it leaps, and as it were dances in uncertain Strokes and Periods. Een ongelyk Jlaande Pols , ah wanneet dezelve eens öf tweemaal /iè'rk , en daar i\a wé- der zagt jlaat. eAPRUN’CÜLUS, (among Di stellers.) F.pn narde Stroop-pöt met een Tuitje. CAP SA, CL.) a Box, a Case. Een Doos ; een Pi- per -huisje. CAP'SARII. Zie ARCARII. CAP’SICUM , (in Botany) Guinea-Pepper. Spaan- sche Péper. CAPSTAN, -.{Cabestan , F.) a great Piece of CATS I AND, £ Timber placed behind the Wind- CA’PSIERN, 5 lafs; its Use is to weigh the An- chors, to hoist up or (trike down Top-masts, to heave any weighty Thing, or to (train any Rope that required a mighty Force. Een Blok waar méde het Anker opgeheischt word. CAPSTAN Bars,, the Bars or Pieces of Wood put in the Capstan-Holes to heave up. Kaapstant- ftaven. CAP’STAN Barrel , is the main Post to it. De grootste Balk van een Kaapstant , öf’t Braadspit. ff ear CAP’STAN, is a Capstan placed between the Main-mast and the Mizen. Een Kaapstant tus- schen de groot e en Bezaan Mast. Pawl of a CAP STAN, a fhort Piece of Iron made fast to the Deck, and resting upon the Whelps, to keep the Capstan from recoiling. Pin van een Kaapstant. iVholps of a CAP’STAN, are fhort Pieces of Wood, made fast to the Capstan , to keep the Cable from coming too nigh , in turning it about. Kleine Stukjes Hout , 'óf houte Pennen om de Kaapstant vast te zétten , en de Kabel het finge- ren te beletten. CAP. ’ 2 85 Pawling the CAP’STAN , is (lopping it from tur- ning , by means of the Pawl. De Kaapstant vastj, zétten. Come up CAP’STAN. 1 that is , flacken the Launch out the CAP’STAN, J Cable which you haa- ve by. Vier öf ftryk de Kabel die gy by u hebt . CAPSULA Communis, (L. in Anatomy) is a Mem- brane proceeding from the Peritonaeum, which includes both the Porus Biliarius and Vena Por- ta, or great Vein in the Liver. E'en Vlies ont- staande uit het Peritoneum,’ de Porus Biliarius en Vena Porta, öf groote Léver -ader insluitende. CAP'SULA Seminalis . ( L. among Botanists) is the Case or Husk that holds the Seed of any Plant. De Hulzen , Peulen öf Schillen , waar in de Zaa- den beslooten zyn ; Zaad-kapsel ; Zaad huis. CAP’SULA Staminis, (in Botany.) Zie ANTIIERiE. CAP’SULA, (in Chemistry) an earthen Pan for hol- ding Things that are to undergo violent Ope- rations of the Fire. Een Aarde Pan , voor Din- gen die een gewéldig Vuur moeten doorstaan . CAP’SULA cordis. Zie PERICARDIUM. CAP’SULiE Atrabiliarice , ( among Anatomists ) Glati- dulous -Bodies placed above the Reins, to re- ceive the Lympha into their Cavities , where- with the Biood , in its return from the Reins , being too thick, and destitute of Serum, may be diluted , and circulate more fluidly. Klier- achtige Vaten boven de Ribben geplaatst. CAP’SULuE Seminalis , ( L. among Anatomists ) the extreme Cavities of the Vefsels which convey the Semen in human Bodies. De uiterste Hól - ligliéden der Vaaten die het Zaad door het Lig • lïaam des Mënschen voeren. CAP’SULAR, hollow like a Chest or Pouch. Hoi, gelyk een Kist öf Beurs. CAP’SULATE Peds,( among Botanists) little ihort’ Seed Vefsels of Plants. Korte kleine Zaad-vaat- fes van Planten. CAP’SULATED, (capsulatus, L. ) inclosed in any Thing, as a Walnut in its green Husk. Ergens in geslooten, als een groote Noot in de Bolster. CAPTAIN Reformed . one who upon reducing of Forces , loses his Company ,• yet is continued Captain , either as a Second to another, or without Post. Een gereformeerd Kapitein , één die by eene Afdanking zyn Compagnie verha- ren heeft. CAPTAIN, ( in a Gaming-House) one who is to fight any Man that is out of Humour, or pee- vish at the Lofs of his Money. Een Bruteur in een Döbbelhuis , öf gelyk men in de Taal der Ligtmifsen zégt , de Bol van de Kit. CAPTAINRY, (in the French Customs ) the OfHce of keeper of a Royal Palace, or Ranger of a Nn 3 Cha- 2 8 6 CAP. Chace, Forest, &c. Kastelein van een Koiiingk- lyk Paleis , Jachtmeester , Houtvester , enz. CAPTION, (a taking, L ) it is, in Law , a Cer- tificate, when a Comtnifsion is executed, and the Cominifsioners Names fubscribed and retur- ned, Een Getuigschrift , als een Lastbrief uitge- voerd en getékent terug gegeeven word. CAP TOR, the Person who takes a Prisoner, or Prize. Een Kaper. CAPTURE , (in Law ) a Taking, an Arrest, or Seizure. Eene Fatting, Beslag , of Gevangen- neeming. CAPUCH’E, (Capuce, F.) a Frier’s Cowl or Hood. Een Monnikken Kap. CAPUCH’ED , hooded. Gekapt, gehoed. CAPUCHTNS , ( Capucins, F.) Begging Friers of the Order of St. Fra;\cjs, having their Name from the Cowl they wear. Kapucynen ; Bé- del - monnikken van de Order van St. Fran- ciscus. CAPUCH’IN Capers , (in Botany ) a Plant called Nasturces. Kers , Ster kè'rs , Tuin- of IVater kèrs. CAPU'LUS. Zie MANIPLE. CA’PUT , the Head ; a principal Point of a Dis- course ; an Article or Clause. Het Hoofd ; net voornaamste Stuk van eene Rédenvoering , een Artykel , of Clausel. CA’PUT Ami, (O.L.the Head of the Year) New- year’s-day. Nieuw-jaars-dag. CA’PUT Algol, (L. among Astrologers.)Zie ALGOL. CA’PUT Baronite , the chief Mansion-house of a Noblemen. Het voornaamste IFoonhuis van een Edelman. CA’PUT Draconus , (in Astronomy) the Ascending Node of the Moon. He t Draakenhoofd , de Up - gaande Punt van de Maan. CA’PUT Cordis, (in Anatomy.) De Basis ,het bo- venste dikke en verhévenste Deel van ’t Hart. CA’PUT Ofsis, (in Anatomy.) De Knobbel vaneen Been. CA’PUT Gallanaginis , (among Surgeons) a Car- buncle or fieVy Swelling in the urinary Pafsa- ges fo called from the Resemblance it bears to the Head of a Woodcock or Snipe. Een Karbonkel, of vuurige Puist aan de Pisleiders. CA’PUT Mort , 1(L. among Chymists) i. e. CA’PUT Mortuum , J Dead - head , the thick dry Matter which remains after Distillation of any Thing, but especially of Metals. Doode Kdp; Doode Klomp; de dikke drooge Stojfe welke na de Distillatie van eenig Ding, dog byzcnder van Metaalen overblyft. CAPUTPUR’GIA , ( L. in Physick ) Cleansers of the Head. Hoofdzuiverende Geneesmiddelen. CAP. CAR. CAPY -bara, (in Zoology) the thick-heated Hippopo- tamus. Een viervoetig Beest met een dikke K5p. CAR. CAR, a Poo!. Een Poel. CARA , a dry Measure in Italië. Een drooge Maat in Italien. CAR.ABACCIUM Lignum, (in Pharmacy) a Sort of Wood imported from India. Zéker Oost- In- disch Hout. “* CAR ABO, (in Natural History.) Barnsteen. CARA’BELLI, (in Botany.) Zie CAMARIX. CARA’BUS, (in Zoology) a Genus of four- winged Flies. Een Soort van Fliegen met vier Fleugels. CARA’CARA , ( in Ornithology ) a Brasilian Species of Falco. Een Braziliaansche Falk. CAR’ACOL , ( Caracol , F. ) the Half Turn which a Horseman makes either in the Right or Left ; also a winding Stair - case. Caracol , de halve draai , 8f half rondt dat een Ruiter rëgts of links met zyn Paerd zwenkt ; als mede een Wën- tol trap. To CAR’ACOL, ( Military Term) to wheel about, to cast into a Ring. O mwè'nden , een Kring maaken. CARA’COLI, a faéüous Metal, of which the Nati- ves of the Caribbec Islands , make a Sort of Ornament in the form of a Crescent, which they also call Caracoli. Zéker Metaal daar de Bewoonders van de Carribeesche Eilanden halve Maantjes van maaken. CARACT. Zie CARAT. CAR’ AGE of Lime , 64 Bushels. Zestien Mudden Kalk. CARAGONE, (in Botany) an East Indian Tree being an Evergreen. Een Oost Indische Boom, die Winter en Zomer groen is. CARAGUATA Guam, (in Botany.) an Indian Plant, being an Evergreen. Een Indiaansch Gewas van dien Naam. CARAITES, (in the Ecclesiastical History of the ¥tws) a religious Seft among that People, who adhere closely to the Text and Letter of the Scriptures, reje&ing the Rabinical Interpreta- tions, and the Cabale. K araïten, zékere Sècle van Jooden. CARAMBOLAS. Zie CAMARIX. CARANDES , ( in Botany ) an Indian Tree , or Shrub. Een Indiaansche Boom , of Heester. CARANNA , a vegetable Produótión , whose In- flammability and Solubility in Oil, prove it to be truly a Resin , though fome call it a Gum. Een Hars van dien Naam. CARAS- CAR. CARASSUS, (in Ichthyology') a Sort of Carp. Een Soort van Karpers. CARAT of Gold, (Carat, F. ) is the Weight of one Scruple, or 24 Grains. Een Karaat, of 24 Grein. CAR’ AT of Pearls, Diamonds, &c. is 4 Grains on- ly. Een Karaat van Paerlen 'óf Diamanten , is maar 4 Grein. CARAVA’NIER , a Person who leads the Camels, and other Beasts of Büfden , who are common- ly used in the Caravans in the East. Een Ka- meel-dryver. CARAVAN” ERA , or Caravans Raw, an Inn , an House of Entertainment among the Turks and Persians. Een Herberg voor de Turken cb Per- sianen. CARAVAN’SERASKIER , the Steward, of keeper of a Cara vansera. De Hospes in een Turksche Hérberg . CARAVE’L, 1 ( Caravella , leal. ) a light roundShip CARVE’L, j with a fquare.Poop, ring’d like a Gaüey.that fails wel', of about jsto To- s Bur- den. Een ligt , rond Schip met een vierkant Ag~ terstéven. CARA’ VINE, a Decanter. Een Car of , Waterfles. CAR-'fiWAVQ, <;» nero, or us oecj. K arrewy , eene Plant , of het Zaad van dezelve. CARBA’SIUM Alumen. Zie ASBESTOS. CARBA’SUS , ( among Surgeons. ) Een fyn geschoo- ren StSjfle öf Pluksel voor Zwachtels. CARBER'RY, a Goosberry. K ruis-bezien. CAR BON Humanum Paracelsi , ( in Pharmacy. ) Wé'stersche Muskus. C AR’B UNCLE, ( in Heraldry) a charge or bearing, consisting of eight Radii, four whereof make a common Crofs , and the other four a Saltier. Karbonkel, in de Wapenkunde. CAR BUNCLED , fet with Carbuncles , covered with large red Pimples. Gekarbonkeld , metKar - ■ n konkels bezet, vol groote roode Puisten. CARBUN’CULAR, resembling, or partaking of the Qualities of a Carbuncle. Karbonkel achjtig. CARBUNCULA’TION , (L. with Gardeners ) the Blasting of new-lprouted Buds of Plants and Trees, either by excefsive Heat , or excefsive Cold. Perzênging van jonge Spruiten of Planten. CARCA’PULl , (in Botany) a West - Indian Tree, bearing a Fruit like an Orange. Een Soort van West lndische Oranje-boomen. CAR’CASE, (in Architecture) the Shell of a Buil- ding, containing the Partitions, Floor . Rafters, &c. it is otherwise called the Framing. He t Geraamte van een Huis. CAR’CASSES, (in Gunnery) Iron-Cases, &c. about CAR. 287 the Bignefs of Bombs filled with Grahadoes, charged with Barrels of Pistolets wrapt in Tow dipt in Oil, and the other Materials for firing Houses , are fhot out of Mortar-pieces into be- sieged Places. Carkafsen , een Soort van groote lankwè'rpige en hölle Kogels. „ CARCERES,(in the Antient Cerensian Games) we* re Indosuresjin the Circuits, wherein the Hor- ses were restrained till the Signal was given for Starting, when by an admirable contrivan- ce, they ail at once flew open. Hekken dn ai- de Poerden in besloten wierden, tot dat ze alien op een Téken te gelyk open vloogen. CAR- CHARI AS. Ze SEA Calf. CARCHA’RODONTA , (in Zoology ) fuch Animals as have Teeth like a Saw. Dieren die Tanden hebben als een Zaag. CARCHE’DONY, (Car che domus , L. of Gr.) a Kind of Carbuncle , a precious Stone, Een Soort van Karbonkel , een Edelgesteente.- . CARCINO’DES , (L. of KxptuvvJfc, of xdpxtve 5, a a Crab-tish , Gr.) a Tumour like a Cancer, Een Kanker - gezwel ; de Wolf, de Frët. CARCINO’MA , (L. K apum#*.. Gr.) the Cancer before it comes to an Ulcer; a Disease in the horney Coat of the Eye, De Kanker voor dat dta shu> zich töt een Zweer zéf, eene Kwaal in ’b Hoornvlies van ’tAJog. CAR’COPULI , ( in Gardening. ) Indiaansche Kersen . CAR’CUSS. Zie CARCASSE. CAR’D AMINDUM , (L. in Botany) Garden Cres- ses. Tuin-kers; Indiaansche Kers. CARDAMI’NE, ( L. in Botany ) a Kind of Water- crefses called Lady’s Smock. Wilde Kers . CARDAMO’MUM, (L K ecfSéc/AafJijov , of x.dp u. dap a, Gr, ) Cardamum,a fpicy Seed brought from'the East-Indies. Cardcemon. CARDEBENEDICT. Zie CARDUUS Benedict us. CARDI’A , (L.K upSiet, Gr.) the Heart, one of the principal Parts of the animal Body appointed for the circulating of the Blood , it was also anciently taken for the Mouth , or Pit of che Stomach. Het Hert ; als méde de linker Mond van de Maag. GAR’DIA, (in Natural History) a Genus of Shell- fish, the fhell of which is formed of two Ovals, and resembles the Figure of a Pleart at Cards. Hartvisch , een Soort van Schulp-visch. CARDI’ACA , ( with Physicians) a Suffocation or Stifling of the Heart by a Polypus or clotted Blood. Hart-Jpan , Hart ft Hiking , door geklontert Bloed. CARDIA’CA,(with Anatomists) the Median or Li- ver Vein. De Lever -ader. CARDI’ACA, (with Botanists) the Herb Mother- wort. Moeder Kruid, Hert-gespan, een Plant. CARS 2 BS CAR. CARDI’ACK Line , ( in Chiromancy ) the Line of the Heart, which encircles the Mount of the Thumb ; called also the Line of Life. De Lé- vens-lyn; de Lyn die de Muis van de Duim om- ringt. CARDI’ACLE. &e CARDIALGIA. CARDi’ACUS Dolor, (L. ) a Pain at the Mouth of the Stomach; the Heart-burn. Een Pyn in de mond van de Maag ; -het Zuur, de Zoode. CARDPACUS Plexus, (in Anatomy ) is a Branch of the eight Pair of the Nerves of the Par Fa- gum , which is bestowed upon the Heart. Een Tak van 't agtste Paar Zenuwen van 't Hart. CARDIAL’GIA , ( , Gr. ) a Pain at the Heart or Stomach, the Heart -burn, Heart- iicknefsv Maag -pyn', Hert -pyn; het Zuur; de Zoode in de Maag. CARDI’MELECFI , (among Physicians') is accor- ding to Doleus , the King and Governor of the Heart , but fignifies the fame as Vital Spirits. Levensgeesten. CAR’PINAL Points, (in Astrology) are the first, fourth , fevench , and tenth Houses in a Figure or Scheme of the Heavens. Hoof d - punten (in. de Astrologie) het eerste., vierde , zevende en tiende Huis , in een Figuur van ’t Plan der Hé- melen. CAR’DINAL Points of a Nativity , (in Chiromancy) the rising and fetting of the Sun,- the Zenith and Nadir. Het op- en ondergaan van de Zon. CAR’DINAL Points, (of the Zodiack) are Aries , Libra, Cancer , and Capricorn. Hoofdpunten van den Dierenriem , zyn de Ram, de Weegschaal, de Kreeft, en de Steenbok. CAR’DINES Cali , the Equinoctial and Solsticial Points of the Ecliptick , which are also called the four Cardinal Points. De vier Hoeken des Hémels en Gezigt - einders , welke ook de vier Hoofd-punten genoemd worden. CARDIOGNOS’TICK , ( , of the Heart, and yhdrxu, toltnow, Gr.) kno- wing the Heart. Harte -kunde, Kennifse van ’t Hart. CARDPOID, (in Geometry) an Algebraical Curve, fo called from its resemblance to the Heart. Harte- lyn, een kromme Lyn in de Stëlkonst. CAR’DIOSPERMUM, (in Botany) a Genus of the OStandria-trigynia Clafs of Plants. Een Plant- gewas van dien Naam , behoor ende tot de genoem- de Clafse . CAR’DO,(in Anatomy) the fecond Vertebra of the Neck. Het twéde IVêrvelbeen van den Hals. CAR-DOO’N , a Spanish Plant, fomething like an Artichoke Een Spaansch Gewas , naar een Ar- tisjok gelykende. CAR’D QPATIUM , (in Botany.) Zie CARLINE. CAR. CARDOO’N Thistle, (Cardan, F. ) an Herb or Sa- lad Plant. Een Kruid 'óf Salade Plant. CAR’DUELIS , (L ) a Bird feeding among Thist* les : a Linnet. Een Distel vink. CARDUUS, (i n Botany) the Thistle. Distel. CARDUUS Benedifttis, (L. ) a Plant bearing fmail yellow Flowers, furrounded with red Prickles. Gezégende Distel, of vuig. Cardebenediiïus. CAR’DUUS Fullonum, (in Botany) the Dispacus, or Teazel.' Wèvers Distel. CAR DUUS Mar'tce , (L. in Botatiy) Oiu Lady’s Thistle. Onzer Vrouwen Distel. CAR’DUUS Sativus, (L. in Gardening) the Arti- choke. Artisjokken. CAR’DUUS Sphctrocephalus Moschatus, (L. in Bo- tany. ) Roomsche Distel. CARE Cloth , a fine Linnen Cloth , formerly laid over the new married Couple kneeling, till Mafs ended. Een fyn Linnen Kleed , waar mé- de men nieuw getrouwde pleeg te overdekken , 20 lang de Mifse duurde. CAREC’TA, CARECTATA, (O. L.) a , Een Kar Kar. Cart, or Cart-load. , öf de Laading eener CA-RJic 1 A I & _ 1 p; s o A Lead weighing two thousand one hundred Pounds. Een Baar Lood van 2100 Pond zwaar. CAREEN’ING . trimming of the Ship under Water. De Huid van een Schip , onder IVater. CAREER, (in the Manege) the Ground that 19 proper for the Manege, and the Course or Ra- ce of a Horce that does not go beyond two hundred Paces. De Grond bekwaam tot een R.y school. CARE’KES , (O.) Charafters. Karakters , Merk- tékenen. CARES’SES , ( Carefses , F. ) Cberishings great Esprefsions of Endearment , &c. Liefkoozin- gen,ftërke Betuigingen van Liefde. CA’RET, ( i . e. it is wanting, L.) this Mark (a) at the Place in any Writing , denoting where a Word or Sentence , left out , is to be inser- ted. Een Téken om te toonen dat ‘er iets in een Geschrift is uit gelaaten . CA’REX , ( L. in Botany ) Sedge , Sheer • grafs. Helm -gr as. CARFE, (F.) Ground unbroken , or untiled. On- bebouwde öf ongeploegde Grond. CAR’GADORS , Brokers whose Businefs is to find Fright for Ships outward bound, and to give notice to the Merchants , who have Commo- dities to Send by Sea, of the Ships that are rea- dy to Sail , and of the Places for which they are bound. Kargadoors. CAR’GO, CAR. CAR’GO , the Freight or whole Lading of a Ship; also a Bill of Lading, or List of Goods of a Ship. De Fragt öf geheel e Loading , als ook de Carga of Lyst der Loading van een Schip. CAR’GO, (in Commerce ) an Italian , Spanish , and French Weight, according to which the Horses, Afses , and Mules are Loaden. Een Gewicht van 3 a 400 Ponden. CARIA’GE. Zie CARRIAGE. CARIA’TIDES , (in Architecture.) Zie CARYA- TIDES. CARI’CA, (in Botany ) the Papavv - tree. De Vy- gen-boom, CARl’CiE , (in Pharmacy) a Kind of dry Fig. Ge- droogde Fygen. CARI’CATURE , (in Painting ) denotes the con- cealment of real Beauties, and the exaggeration of Blemishes, but Hill fo as to preserve a Re- semblance of the Objeét. Het verbergen van wéz endlyke Schoonheden , en het vergrooten van 't geene mifstaat, aöch zo dat ’er eene Gelykenis bewaard word. CAR'ICK , ( Caraque , F.) a Sea-vefsel or Ship. Een Z.e -vaartuig of Schip . CA’RICOUS Tumour , (of Carica, a Fig) a Swel- ling resembling the Shape of a Fig. Een Ge- zwel in de Gedact/nte van een Vyg. CA’RIES , (L. among Surgeons) a. Corruption or Rottennefs of Bones. Een Been-eeter; Been- vreeting. CA’RIES Pudendorum , ( among Surgeons. ) Zie CA- ROLI. CARl’NA , (L.) the Keel or Bittern of a Ship. De Kiel öf Bodem van een Schip. CARl’NA, (in Architecture) a Name given by the Romans to all Buildings in the form of a Ship. Alle Gebouwen die de Gedaante van een Schip hebben. CARFNA, (in Botany) the lowest Petal of a Pa- pilionaceous Flower. Kiel ; het benédenste Kiel- vönnige Blad van een Flinter-bloem , ’ t welk dé Hëlmstyltjes en Stampertjes bevat. CARINA, ( among Anatomists) the first Rudiments of the entire Fertebrce, as they appear in the Chicken’s Embroy, while it is in the Shell. De eerste Beginzelen van de Vertebra, z o als dezel- ve in het Embryo van een Kuiken , terwyl het nog in de Schil is, voorkomen. CARINA’TUS , (in Botany) in the form of the Keel of a Ship. Kiei-vörmig , gekield , het gee- ne hoi is , gelyk de holle Bodem öf Kiel van een Schip. CA’RIOUS, (of cariosus , L. ) foul or inclining to Rotennefs. Fuil , öf op ’ t rotten ftaande. CARI’PI , a Kind of Cavalry in the Turkish Ar- CAR. 289 my. Een Soort van Ruitery in het Turksche Léger. CARIS’TIUM. Zie ASBESTOS. CAP.K, Care. Spenc. Zorg. CARK , a Quantity of Wool, thirty whereof make, a Sarplar. Een zékere Feelheid van Wol. To CARK, to be anxiously careful. Angstvallig , zorgvuldig zyn. * CAR LET , ( an Instrument in Surgery) a great trian- gular Needle. Een groote driehoekige Naald. CAR LINE, or 1 (in Botany) Plant fo named CARLFNE Thistle,) from the Emperor Charles the Great , whose Army was preserved from the P ague by the Use of the Rout of it. Ever- wortel , een Plant. CAR LINGS , ( in a Ship ) Timbers lying fore and afe , along from one Beam to another, bearing up the Ledges , on which the Planks of the D ecks are fastened. Berghouten , in een Schip. CAR LING Koiees, are thoseTimbers which go ath- ware the Ship, from her Sides to the Hatch- way > and which bear up the Deck on both Sides. Berghout knies , CAR’LINS , an Italian Coin Een Italiaansche Munt ter waarde van omtrend 5 St. en 5 Duiten PIÖ 1 - landsch. CAR’LO, (in Ornithology) a beautiful Bird in the Island of Ceilon. Een fchoont Ceilonsche Fogel* CAR’LOCX, a Sort of Isinglafs. Fischlym. CAR MEALS, a Kind of coarse Cloth made in the North of England. Een Soort van gröf En- gelsch Laken. CAR’MEL , a Military Order of Knighthood, in- stituted by the Emperor Henry IV. under the Title of our Lady of Mount Carmel. Karmel s eene Ridder order van dien Naam. CAR’MELITE, a large flat Pear. Karmeliet, een groote platte Peer. CARMELITES, an Order of Friers, founded by Almericus , Bishop of Antioch, A. D. 1122. at Mount Carmel in Syria, Karmelieten , een Order van Munniken. CAR’MEN, (L.) a Verse, Song, Poem, a Charm, an Epitaph. Een Faers, Gezang, Dicht, Be- z weering, een Grafschrift. To CAR’MINATE, (carminare, L. ) to card Wool. Wol kaarten , IVol-kammen, CARMINATIVES , ( Carminativa , of Carmen, L. a Verse; the fudden Effefts which this Kind of Medicines frequently have in afswaging Pain by expelling Wind , that it feems almost done by Inchantment, has procured them this Name) Medicines which disperse Wind; as Anniseed, &c Wind uitdryvende , Wind-breekende middelen, O 0 CAR- zoo CAR. CARMOU’SAL , $ Turkish Merchant - Ship. Een Turksch K oopvaardy schip van dien Naam. CARNALISr, one given to Fleshlinefs. Een Flees • zelyk gezinde ; een Wellustige. CARNA'RIUM , (L. O. R.) a Carnel house, or Place where the Bones of the Dead are laid up. Een Knékel huis. Been huis. CARNATION , (of Caro, L.) a Flesh -colour. Vleesch-kleur. CARNATION, (in Botany ) the Dianthus or Pink. Een Anjelier , öf Testebloem. CARNATION, (among Painters ) are the Parts of a human Body which are drawn naked with Drapery, De Deden van een Mënschen Lighaam die bloot geschildert voorden , daar de overigen eene Kleeding hebben. CAR'NEA Malus , ( in Midwifry ) the Afterbirth. De Nageboorte , Moeder-koek. CAR’NEL Work,( among Ship-Carpenters) the buil- ding of Ships , first with their Timber and Beams , and after bringing on their Planks. Het bouwen van een Schip, eerst met het Hout en de Balken , en vervolgens met het aanbrëngen van Planken. CAR NE LI AN Carneool. Zie CORNELIAN. CAR’NES, Stones. Steenen. CARNET, (among Merchants.) Een Schuld en Dag- Register. CAR’NE Y , a Disease in Horses , by which their Mouths become fo furred and clammy , that they cannot feed. Een Kwaal in den Mond der Paerden. CAR'NIFEX Spagyricus , (in Chymistry) Vulcan, or the Fire. Fulcanus , öf het Vuur. CAR’NIUS, (in Chronology) the Seracusian Name for the Athenian Month Metagitnion , which was the fecond of their Year , and answered to the latter part of our July, and beginning of August. De Naam van de tweede Maand van 't Jaar na de Tydrékening der Seracusers. CAPPNOGAN , a fort of wooden Dish or Piggin. Een houte Schotel öf Nap. CARNOS’E , ( carnosus , L. ) full of Flesh , fleshy. Vol van Vlees-, Vleezig. CARNOS’E Cutis , or CORNOSE Pannicle. Zie PANNiCULUS Carnosus. CARNOSE Leaf, is a Leaf full of Pulp, contained between the investient Membranes. , Een Vice- zig öf Sappig Bl.ad. CARNOS’ITY , ( Carnosité , F. of Carnositas, L.) Fleshlinefs; also a Piece of Flesh growing in and obstructing any Part of the Body. Vlee- zigheid ; öf ook een Stuk Vleesch , dat in eenig Deel van 't Lighaam groeit en ’t zelve verstyft. CAR. CARNOUS'E, the Base-ring abont the Breech of a G in. De Ring aan de Kamer van een Stuk Geschut. CARO, (L. ) the Fiesh of living Creatures. Het Vleesch van lévende Schepselen. CARO Luxurians , (in Medicine, and Surgery) an excefs öf Flesh , or rather a fleshy Excrescence. Wild Vleesch , weeldrig Vleesch. CARO, (among Botanists) the foft Substance cal- led Pulp. Het ■ Vleesch , Sap öf Merg der Vruch- ten , en Planten. CAROB tree, /(in Botany) the Siliqua. St. Jans- CAROBA , S brood. CAR’OL, (Carolle , F ofKctpa, Gr.) a Song usual- ly Ring on one’s Birth Day; also a Hymn fung at Christmas , in Honor of the Birth of our blefsed Saviour. Een Verj aardigt ; als méde een Kerszang. To CAR’OL , to fin g Songs of Joy. Spenc. Vreugde- liederen zingen. CAROL A , (O. R. ) a little Pew or Closet. Een kleine geslote Bank , öf Kas. CAR’OLI, (among Surgeons) Venereal Excrescen- ces in the privy Parcs. Venus -Puisten. CAR’OLIN , an Italian Coin , worth about Six French penny’s Karolyn , een Italiaansche Munt , omtrent 3 St. Hollandsch waardig. CAROLI’NA Hat, a Sort of Felt or Cloth Hat. K«- rolyne Hoed, een Vilte öf Lakensche Hoed. CAR’OLINE Books, is the Name of four Books, composed by Order of Charlemagne , to re- fute the fecond Counsel of Nice. Karolische Boeken. CAR'OLUS , an antient English broad piece of Gold , flruck under Charles 1 . Een Engelsche goude Munt, waardig 13 Guld. 15 St. CAR’OLUS, a fmall copper Coin, with a little Sil- ver mixed with it, it is word twelve Deniers. Een kleine koper e Munt. CARO’SIS , ( in Medicine ) Slaapzucht. Zie COMA. CAROTE’EL , a Quantity of fome Commodities; as Cloves, from 4 to 5 Hundred Weight. Eene zékere Hoeveelheid van fommige Waaren , als 4 50 o pond Nagelen, enz. CAROTTD Arteries, ( , Gr. ) Arteries be- longing to the Brain, fo named, because when flopp’d , they presently incline the Person to fleep ; the Carotides. De twee Slaap Slag- Ade- ren , öf Kr Öp-Slag- Aderen. A CAROUS’E, ( Caroufse , F.) Hard-drinking, an extraordinary Drinking-bout. Sterk drinkende , een Zuip party. CAROUS’ER, one who drinks freely; a Toper. Een Drinkebroer , Volhouder. CARP- CAR, CARP -Stm, (IRarpen &tein, Teut.) a Stone which is found in the Palate of a Carp. Karper-Steen , een Steen die in ’t Gehémelte van den Mond van een Karper gevonden word. CARTENTUM , ( among Astronomers . ) Zie THRO NUS-. CAR'PESIUM , (in Botany .) Een Plantgewas van de Syngenesi Polygamia Superflua K lafse der Planten. CAR’PIA, Pluksel. Zie LINT. CAR’PINUS, (in Botany) the Horn-beam. De Jok- boom, Wielboom. CAR’PO-B ALSAM , (in the Materia Medica) the Fruit of the Tree which yields the true Orien- tal Balsam. B alsem- Vrucht , de Vrucht van den Balsem Boom. CARPOCRATIANS, Hereticks, Followers of Car- pocrates, A. D. 120. who are faid to have de- ny’d the Divinity of Christ, and the Creation of the World by God. Carpocratianen , zékere K etters. CAR’PUS, (L. from xetprcs, Gr. in Anatomy ) the Wrist, or that Part which is between the Palm of the Hind and the Arm, consisting of eight unequal Bones, placed in two Rows, four in each Row. Het Gewricht van de Hand. CARR, (among the Antients) a Kind of Throne, mounted on Wheels , and used in Triumphs and other folemn Occasions. Een Zége Koets , Zége-Wagen. oatvr arif ~\(Carracca , or Carricco , Ital. ) a hu- oar Rint ’ £ § e Ship,- a Ship of Burden. Een t , ^ groot Schip , een Koopvaardy Schip. CARRE, woody, moist, or boggy Ground; a Wood in a boggy Place. Bosch - achtige , moerafsige Sf broekige Grond ; een Boschje op een moerafsige Grond. CARREL, a Closet or Pew in a Monastery. Een Kas, 'óf Bank in een Klooster. CARRE’TA,, 1(0 L.)aCarc or Waggon-load. Eene CARECTA, y Lauding voor een Kar öf Wagen- CAR’IAGE , (Cariage, F. ) the carrying of Goods or Merchandises; also a Kind of covered Wag- gon. Het vervoeren van Goederen öf Koopman- schappen ; als ook een overdekte Wagen. CAR’RI AGE , Mien , or Behaviour. Houding , Gedrag. CARRIAGE , ( in Husbandry ) a Furrow cut for the conveyance of Water , to over-flow and drown the Ground. Een Vooren , getfiaakt om Landeryën te overstroomen öf onder Water te zetten. CARRIAGES of Pieces of Ordnance , certai i Carts made to the Proportion of the Guns they are to carry. Affuiten, Roo-paerden. Block CARRIAGE , a Cart made on purpose for CAR. 291 carrying Mortars and their Beds from Place to Place. Een Kar om Mortieren met hunne Bed- dingen te vervoeren. Truck CARRIAGE , two fhort Planks of Wood fupported on two Axels -trees, having four Trucks of folid Wood for carrying Mortars or Guns upon a Battery , where their own Carria- ges cannot go ; they are drawn by Men. Een Werktuig om Mortieren en Kanonnen op eene Bat- tery te bréngen. CARRIER, (Carrière , F. ) rtlnping of Horses full Speed. Het rennen der Paerclen. CARRIERS , (among Physicians ) the Cavity of the human Bladder , in which new Stones are found. De Holligheid der Blaas van een Mënsch , daar nieuwe Steentjes in gevonden worden. CARRIÈRE, (F. in Minery ) a Quarry. Een Mar- mer-groevé. CARROTY, resembling a Carrot in Colour, ap- plied to red-haired People. Rood , . als een Beet wortel : Wy zeggen; zo rood als een Vos. CARROUSAL, a Course of Chariots and Horses, or a magnificent Entertainment exhibited by Princes on fome publiek Rejoicing. Carroufel, M r edloop , Rênspël , Steekspel. CARROO'N, a Rent received for the Privilege of driving a Car or Cart in the City of London. Kar- gëld. Geld voor de Vryheid van door Lou- den met een K ar te ryden. CARR-SICK, (O. ) a Kennel. Een Goot. CARRY , (in Falconry ) is a Hawk’s flying away with the Quarry. Een Valk die met zyn Prooi weg vliegt. To CARRY, ( in the Manege ) as, to Carry welf, to Arch the Neck, and hold the Head high. In postuur zetten, een Paerd dat Hals en Kop wel draagt. To CARRY low , (in the Manege ) to have a fhort ill ihaped Neck, and to lower the Head, De Kop laaien hangen; van een Paerd fpreekende. CARRYING, (in Hunting ) when a Hare runs on rotten Ground, or on Frost , an it flicks to her Feet, they fay, She carries. Draagen, (Jacht Woord) als een Haas op eene modderige Grond öf op Ts loopt en het aan haar Pooten vast blyft, zeggen de Jaagers , zy draagd. A CART Rake, a Cart Traci. Een Kar-fpoor. CARTE’SIAN, of, or belonging to Cartesius, or one who follows the Opinions of Cartesius or Descartes, the famous French Philosopher. Cartesiaansch ; öf iemand die de Gevoelens van Cartesius öf Descartes aankleefd. CARTHAMUS , ( in Botany ) Bastard-Saffron. Bas- taart öf wilde Saffraan. Oo 2 CAR- aga CAR. CARTHU’SIANS , an Order of Monks, founded by Bruno , Canon of Rheims , in the .Year i too , and fo called from Cartuse , the first Place of their Foundation. Carthuizers, eene Order van Munnikken. CARTILA’GINOUS Leaf , ( in Botany ) a Leaf which isfurrounded with a Margin thicker than the rest, but of the fame Substance. Een Kraak- beenig Blad. CARTILA’GO ensiformis , (L. in Anatomy) the Tip or Extremity of the Sternum. Het Zwaard- vörmig K raak-been, de Punt of het fchërpe Ge- deelte van het Borst been. CARTILA’GO innominata , ( L.) the fecond Carti- lage of the Larynx. Het ongenoemd Kraak- been; het tweede Ring vormige Kraak been van het bovenste Gedeelte van de Lucht pyp. CARTILA’GO fcutiformis , (L ) a Cartilage whose Pi eminences are discernible externally in the Threat, and fo called from its resemblance to an Helmet. Het Schild-vSrmig K raak-been; de Adams-appel, CARTONS , /(F. in Painting ) the most perfect CARTOONS, S fort of Drawings on Paper, after- wards to be drawn in Fresco upon a Wall Car- tons ; Tekeningen op Papier . die door de Schilders gebruikt worden , om ’er de Figuuren van op een Muur af te ( rekken , en ver volgens in Fresco over te Schilderen. CARTOUCHE, -(in Architecture) a Sculpture, CARWOÜSÉS, i an Ornament representing a CARTRIDGE, y Scroll of Paper. Een Snywë'tk , en Cieraad het geen een Rol Papier verbeeld. CARTRAGE, } C \RTRIDGE, ƒ a Charge of Powder, wrapped up in thick Paper, for charging Fi- rearms. Èen Kardoes. CARTRIDGE box , a Case of Wood or turned Iron , covered with leather , holding a dozen Musquet Cartridges. Een Patroon-tas. CART-RUT, the Track, or hollow Way, worn in a Road by a Cart-wheel. Een K ar-fpoor ,_een diep Spoor in een Weg. CARUCA , (O. L.) a Plough. Een Ploeg. CARU’E, £(of Charme, F. a Plough) a cer- CARUA’GE, f tain Quantity of Land called one plough’d Land. Zékere Heelheid van Land , dat één Ploeg-Land genaamd word. CARUCA’GE', /(in Husbandry') the Ploughing of CARUA’GE, C Land, - (in Law ) a Tax laid on the Carue of Land, - also a Freedom from that Tribute. Het ploegen öf bouwen van Land ; ( m Rechten) eene Schatting op een Ploeg land ; als méde eene Fry heid van die Schatting. CARUCA.TE, (of Carue, F. a Plough) a Plough- Land, or as much Land as may "be tilled in a Year by one Plough ; also a Cart-load. Een Ploeg-Land , 'óf zo veel Land als in een J aar CAR. door één Ploeg gebouwd kan worden; als méde killer , or the killing of a Cat. Een Katte-moor- der ; öf het dooien, .van een K at. CATACLA’SIS, a wrenching, fpraining, wrynefs, but particularly of the Eyes. Eene Ver draai - jing, doch by zonder van de Oogen. CATAC’LIDA, (among Anatomists) the Rib called the Subclavian. De Onder-fleutelbeenige Ribbe. CATACLYS’MA , (in Surgery) a Clyster. Een Klisteer. UAPACLYS’MOS, ( xccrcexXocfTb^ , Gr. ) a Deluge or Overflowing with Water , an inundation. Een Watervloed , Overstrooming. CATACOUS’TICKS , (of xnrel and mmss-ucix, , of dxiu, to hear , Gr, ) a Science treating of re- flected Sounds , or which explains the Nature and Properties of Echoes, Eene Wettenschap verklaarende de Terugkaatzing der Geluiden , of den Aart en de Eigenschappen van de Echo. CATADIOPTRICAL Telescope, a reflecting Teles- cope. Een Straalbrcekende Verrekyker. CATA’DROME , ( Catadromus , L. of t Gr. ) a Tild-Yard or Place where Plorses run for Prizes ; also an Engine like a Crane, used byBuilders to draw up or let down any Weight. Een Grond voor de Harddravers ; als méde een Wind- as , een Werktuig gelyk een Kraan, om een zwaar Lighaam op te hejfschen of neer te Daten . CATADUP’ES , (««MresJWtf, Gr.) Places where the Waters of a River fall with a great Noise. Plaat- sen daar de Wateren uit eene Rivier met een groot geraas neerstörten. CATA’FALCÖ, ( 'in Architecture) a Decoration of Sculpture, Painting, &c. raised on a Timber Scaffold , to fhew a Coffin or Tomb in a Fu- neral Solemnity. Zéker Cieraad in de Beeld- houwkonst. CATAGMA, a FraCture. Een Beenbreuk . CATAGMAT’ICKS , (Catagmatica, L of x*Txyp,x- ruc s, Gr. ) Medicines for the knitting of bro- ken Bones. Middelen töt herstelling van Been- breuken. CAT’AGRAPH , ( , Gr. ) the first Draught óf a Picture. De eerste Schets van een Schildery. CATALECT’ICK Verse , a Greek or Latin Verse wanting one Syllable. Een Grieksch ó/Latynscli Vaers waar aan eene Sylabe ontbreekt. CATALEP SIS , ( xe«r«A>j4' and xxémpTtxd , Gr.) Medicines which purge by Stool. Mid- delen die door Stoelgang zuiveren. CATO’CHE , ") ( in Medicine ) a Disease by which CATO’CHUS , J the Patient is rendered in an In- stant as immoveable as a Statue, without either Sense or Motion. Een Zinvang , waar door iemand Gevoelloos word. > CATO’CHITES, (xuTe%irti$, Gr. in Natural Histo- ry ) a Precious * Hone in Corsica , which is ve- ry clammy like Gum. Een Edel -gesteente van dien Naam... CATO’CYSTI , (in the History of Shell -fish) an Order or Division of the Sea- hedge - hogs , or Echini Marini, with the aperture of the anus in the base of the Shell. Een Soort vanZee-hoorns. CATO’DON, (in Ichthyology ) a Genus of Fishes, of the Order of the Plagiuri, the Cbara&ers of which are, that they have no Teeth in the up- per Jaw, nor any Fin on the Back. Zéker Ge- slacht van Vifschen . CATO'NIAN, ( of Cato ) grave. Deftig , f omber. CATOP'SIS, (xctToswts, Gr.) a Dimnefs of Sight; the fame with Myropia. Een Schémering , of Duisterheid van het Gezigt. CATOP’TRICK Cistula, a Machine or Apparatus, whereby fmall Bodies are represented extremely large. Een Werktuig waar méde kleine Lighaa- men zeer groot vertoond worden. CATOP’TPvICK-DzT/ , a Dial that exhibits Objects by reflected Rays. Een Zonnewyzer die de Voor- werpen door terugkaatzende Straalen vertoont. CATOP'TRICKS , ( xmroAjpixU , Gr. ) is Part of the Science of Opticks, which teaches how Objefts may be feen by Reflexion , and explains the Reason of it. Catoptrica , Sf Spiegel-konst; eene Wettenschap , handelende van zigtbaare Dingen , door terugkaatzende Straalen. CATOP’TROMANCY , Divination by Vision, or CAT. CAV. 29? looking in a Glafs. Wighelaary , Sf Waarzeg- gery door het zien in een Glas. CA 1 OP’TRON , (xxTo/lpi», Gr. ) a Kind of Optiek Glafs. Een Soort van een Optica Glas. CATO’RETICA Zie CATOCATHARTICKS. CATOURS, Caterers. Chauc. Zie CATERER.. CANS Eye, (among jewellers) a Stone of the Opal Kind, but far inferior to it in beauty. Katien- oog , een Soort van een Edel-gesteente. CAT’S Foot, (in Botany) an Herb. Aardveil. CAT’S Head, ( in Gardening) a very Large Apple, of a pale Yellow colour. K atte-köp , een Soort van een Appel. .. CAT’S- Tail. Zie CATKIN. CAT’S -Silver, ( in Natural History) a Fofsil, com- posed of plain , parallel, flexible, elastiek Pla- tes, and of a Yellow or Golden , white, Silve- ry, or black Colour. Zéker Zilver dat uit de Grondt gegraven word. CATT , )(in a Ship ) is a large Piece of CKTT-Head, J Timber fastened aloft over th« Hawse, one End being put through a Rope with a Pulley, an Iron Hook called the Cat- hook. Katskop , een zéker Stuk Hout op een Schip. CNT-Pear , a Pear fliaped like an Hen’s Egg. Een Soort van een Peer van gedaante als een Hoen* der Ey. CATTA'RIA, (in Botany) Catt-tnint. Katte-kruid 9 Nepte . CATT -Holes, Holes above the Gun -room Port, through which a Ship may be haved a Stern. K atsholen , in een Schip ; K attegaten. CATT Rope, (in a Ship) the Rope used in hauling up the Cat. Het Touw dat gebruikt word om. de Kat op te hyfschen. CNT’TJLLL-Catching , using all means to procure Wealth. Chauc. Alle Middelen gebruiken om ryk te worden. CATTTVO , (in Musick) as Cattivo Tempo, a certain part of the Measure wherein it is not proper to perform certain Things as to end a Cadence, or place a long Syllable. Een zéker Tempo in de Muziek. CAT’TOS, ") (in fomePaitsof£art-/«(fza)a Weight CAT’TY, J containing two Bancal, or one Pound, five Ounces , and two Drams ; also a Quantity ofMoney in Sumatra , eight Tale, or fix Pounds, eight Shillings Sterlings. Een Gewicht van één Pond, tien en een quart Loof, als méde een Som- me Gè'lds van ruim zeventig Gulden. CATZU’RUS , (O. L. ) aHunting-Horse. Een Jacht- Paerd ; een Paerd om méde op de Jacht te gaan . CAV. CA ’VA Vena, the largest Vein in the Body. De holle Ader . Pp 2 CAVA' 3oo CAV. CAVA’DA, certain Portugueze Measure containing four Found. Zékere Portugeesche Maat houdende vier Ponden . CAVAL’CADOUR , (Span.) the King’s Hostler. Een Staiknegt van den Koning. CAVALI'ER , (in Fortification ) is a Heap of Earth, raised in a Fortrefs, to lodge the Cannon for fcouring a Field , or opposing a commanding Work. Kat , Cavalier, Ruiter . CAVACATION, a making hollow. Eene Uitholling. CAVA’TiON, 'I |( in Architecture) is the digging CAVA ZION, J away the Earth for the Founda- tion of a Building, Cellerage , &c. Kéldering, het uitgraven van de Aarde töt het Fondament van een Gebouw , een Kelder, enz . CAUCA’LIS, (L.in Botany) Bastard parsley , Hed- ge-pars!ey. Wilde Pieterzélie. C iU’CON, (L in Botany) the Herb called Horte* tail. Paerde Jlaert ; zékere Plant. CAUDA, (among Anatomists) the Clitoris of the female Pudendum. Het Schaambeen der Vrouwen. CAUDA Draconis , (in Astronomy) the Dragon’s Tail, the name of the Moon’s descending No- de. De Dranken Jlaert ; de neervallende K noop , of Punt van de Maan. CAUDA Leonis , ( in Astronomy) a Star of the first Magnitude in the Tail of the Constellation Leo. Eene Ster van de eerste groote in den Staart van den Leeuw. CAUDA’TUS , (in Botany) that hath a Tail, tai- led. Staart vormig , gestaart. CAUDEX, (L. ) a Stock or Trunk, the Stem, Bo- dy, or Stump of a Tree. Een Stam 3 f Tronk van een Boom ; als méde de Steel öf Steng der Planten. CAUDIVEE’BERA, (Ital. in Zoology) a Species of a very large Lizard. Een Soon van zeer groc * te Hagedifsen van dien Naam. To CAVE , 1 to feparate the large Chaff from the To CHAVE, J Corn, or fmaller Chaff. Wannen. CA VEA, (in Chiromancy) a Hollow in the Middle of the Palm of the Hand, where the principal Lines , viz. the Cardiack , Hepathick , and Ce- ■phalick, form a Triangle. De Holte in ’ tmid • den. van de Palm der Hand. CAVEA’TING , (in Fencing ) the fluffing the Sword from one Side of that of one’s Adversary to the other. Caveeren , een Woord in de Schërmkonst. CAVE’DO, (in Commerce) a Portuguese long Mea- sure. Een Portugeesche Elle maat. CA’VENS , CAVENT , a Bail. Een Börg. CAVER’NOSE , (among Anatomists) an Appella- tion given to feverai Parts of the Body, on ac- count of their Spongy ftrufture. Eene Benaa- CAV. ming aan verscheidene Deelen van het Lighaam gegeeven , uit hoofde van hun Spons-achtig Weefsel _ CAVERN’OUS, ( Caverneux , F. of Cavernosus , L.) full of great Holes, or Caverns. Kluisachtig t vol Holen of Kluizen, CAVES’CO , (in Commerce) a Measure in Spain , containing ^ of an Amsterdam’ s Last, or 262- and a half Pound. Een Spaansche Maat, hou- dende van een Amsterdamsch Last , 'öf 26Z en een half Pond. CAVET’TO , (Ital in Architecture) is a hollow con- cave Moulding of about i-6th, or i-4th of a Circle in Compafs. Een hol Opwë'rk van * of t van een Cirkel. CA’VIN, (F.) a hollow Way. Een holle Weg. CA’ VIN, (in the Military Art) a hollow Place to. cover the Soldiery , and favour their Approaches to a Fortrefs, Een uitgehölde Plaats om het KrygsvSlk te dekken. CA’VITIES, (among Anatomists) are great hollow Spaces in the Body, containing one or more principal Parts ; as the Chest for the Lungs, &c. the Head for the Brain. Holligheden in het Lighaam , als de Borst voor de Longen, het Hoofd voor de Har sens , enz. CNUYL-Stone. Zie CAWK-Stone. CAUKING, (in Architecture) (ignifies Dove-tailing a Crofs. Een Kruis zwaluwstaertèn. CAUKING Time , (in Falconry .) Zie CAWKING Time. CAUK’Y:, resembling or partaking of the Qualities, of Cauk. Spar-achtig , naar een Spar gelykende. CAUL , ( among Miners ) a reddish Pink-coloured Stone, found in the Tin-mines. Een Steen van een roozeroode Kleur , die men in de Tin My- nen vind. CAUL , a little membrane, found on fome Chil- dren , encompafsing the Head , when born. Een Helm , öf dun Vlies dat by de Geboorte , om het Hoofd van eenige Hinderen gevonden word. CAU’LEDON, (among Surgeons) the breaking of a Bone a-crofs in fuch a manner that it cannot be fet flraight. Een dwarfse Beenbreuk. CAULESCENS , ( in Botany. ) Gestèngt ; dat Stengen voortbrè'ngt. CAULI’COLES, (in Architecture) are eight Ies- GAULl’CULI, J ser Branches or Stalks; in the Corinthian Capital . fpringing out from four grea- ter or principal Cauls,. or Stalks. Agt kleine Takjes 'óf Stengen, in het Corintische Kapiteel , fpringende uit vier grootere. CALI’CULUS, (in Botany) a little Stalk , or Stem. Een Stëngetje , kleine Steng. CAULL CAU. CAULIF’EROUS Plants , (among Botanists ) fuch as have a true Stalk. Stëngdragende Planten, Planten die een Steng vóórtbrengen. CAULI’FLOWER, (in Botany) a Species of Cab- bage. Bloem kool. CAU’LINE , ( Cautinus , L. in Botany ) any Thing belonging to theCaulus or Stalk ofPlants. Stëng- achtig, dat tot de Stengen der Planten behoort. CAU'LINE Leaf, (among Botanists ) that growing from the Stalk of a Plant. Een Steng-blade CAU’LIS , (L. among Botanists) a Stalk or Stem of an Herb. De Steng der Planten. CAUL’PES, ^ (in the Scots Law) is any Gift gi- CALTES , J ven by a Man to his Patron , espe- cially’ to the Head of a Clan, for his Mainte- nance and Proteftion. Een Gift die iemand aan zyn Patroon, byzonder aan het Hoofd van een Stam, in Schotland geeft. CAUMA, ( ****** , Gr.) Heat. Hette, CAURIS (in th e History of Shells.) Hoorntjes , die in de Indiën voor Gild gebruikt worden , en in Hol- land om op ’t Hoornbördt te fpeelen- CAÜRUS, the North- North-west Wind. De Noord- noord-weste Wind. CAU’SAL , ( causalis , L.) belonging to a Cause. Tot eene Rechtzaak, öf Oorzaak behoorende. CAU’SAL Propositions , (L.) are fuch as contain two Propositions joined together by a Conjunc- tion of the Cause. Een twee-ledig Voorstel , door ■ faamenvoeging van de Zaak vereenigt. . CAU’SALTY , ( among Miners)' the lighter, fuP phureous , earthy Parts of Ores , carried off in the Operation of washing. De ligte , zwaveli- ge, aard-achtige Deelen der Ertzen die \r met, Wafschen af gaan. CAUSAN nobis figmfices , a Writ which lies to a Mayor of a Town , who being enjoined to give Pofsefsion of Lands, &c. to the King’s Gran- tee delays to do it. Een Schriftetyk Bevel aan den Mayor van eene Stadt , om iii’t Bezit van Landeryen te Jlêllen. CAUSATION, the Aft or Power of Producing an Effeft. Hst Bedryf öf Vermogen om een Ge- wrochte daar te Jlêllen, CAU’SATIVE, ( of causativus , L.) that expresses a Cause or Reason. Rédengeeving. CAU’SATOR, that which produces any Effeft. Dor - zaak ; ’t geene eene Gewrochte voortbrëngt. - CAUSE, (in Laou) is a Trial, or an Aftion brought before a Judge to be examined and disputed. Eene Zaak die voor een Rechter gebracht word , om te onderzoeken. CAUSE , (in Logick ) is that which produces an Effeft. Oorzaak. CAU. S oi To CAUSE , ( causer , F. ) to argue or debate. Si-enc. Bet oo gen, betwisten. CAUSE’WAY, a High- way, a Bank raised in Mar- shy Ground for a Foot pafsage. Een grooteWeg , een Kade in een Moerafsige Grond , tot een Voet- pad opgeworpen. CAUSID’ICKS, ( Causidici , L . ) Lawyers, or Plea- ders of Causes. PraSHzyns , Pleiters. CAUSODES , ( in Medicine. ) Zie CAUSON. CAU’SOMA, (among Physicians.) Zie AR.DOR. CAU’SON, \(K««V»», Gr. ) a burning Fever, at- CAU’SUS , J tended with a greater Heat than others. Een brandende Koorts , die van een groo- ter Hette dan andere vergezeld is. CAUST’ICK Curve , ( in the higher Geometry ) a Curve formed by the concourse or coinsiden- ce of the Rays of Light, reflefted , or refrac- ted, from fome other Curve. Een kromme Lyn , gevörmt door de Saamenloop van de Lichtstraa- len die van eene andere kromme Lyn terug kaatzen. CAUTELA, CAU’TELE , a Caution, Warinefs, a taking heed. . Eene Waarschouwing ; eene behoed- zaame Voorzigtigheid. CAUTERIZATION, an artificial Burning made by a Cautery. Eene Branding die die töt Geneezihg geschiet. CAUTERY, ( Canter e, F. Cauterium , L. of Kuvni- piot, of Kaiu, to burn, Gr. in Surgery ) a Me- dicine for Burning , eating or corroding any fo- lid Part of the Body. Een Brand-middel ; een in - eetend öf wëgbytend Middel, ritual CAUTERY , is either by a Fire, or hot Iron , or other Metal. Een wërkelyk Brand- middel, is het geen door Vuur, gloeijend Tzer ' öf andere Metaalen geschied. Potental CAUTERY, is by burning Medicines; as ' Caustick -Bone , or a Composition made of quick Lime , Soap , calcined Tartar , &c. Krach- tige Brand- middelen , zyn brandende Medicy- nen; als een Bnandensteen , öf een Saamenstêlzel van ongebluschte Kalk , Zeep, verkalkte Wyn- steen,, enz. Silver CAUTERY, is made of Silver difsolved in Spirit of Nitre, &c. Zilver in Geest van Sal- péter, ontbonden. CAUTING Iron, a Farrier’s Iron to cauterize or fear the Parts of a Horse which require Bur- ning. Een Hoefsmitf Brand-yzer. GAUTIONE admittenda , a Writ lying against a Bis- hop ,who holds an excommunicated Person in Pri- son nothwitstanding he offers fufficient Pledges to obey the Orders of the Church for the future. Een Bevel aan een Bijschop die een ge-excotntnu- niceert Persoon gevangen houd , onaangezien hy genoegzaame Borg field, om voor ’t toekomende, de Bevélen van de- Kérk te gehoörzaamen. Pp 3 CAU’TIOR, J0% CAW.CAX.CAY.CAZ.CEA-— CE.D. CTUTIOR, (in Botany), an Indian Fruit, almost Hkb Eire nuts. Een Oost Indische Vrucht, ge- ' ly keilde'. na Aard-akers. CA UT LESS , uncautious. Shakesp. Onachtzaam, Zorgeloos. CAW. CAWKING Time, ( in Falconry ) the Hawk’s Trea- ding Time. Ds Tyd dat de Valken tieden. CAWK Stone , a Mineral , a kin to the white mil- ky, mineral Juice of Lead Mines hen Mine- raal , dat veel Gelykheid heeft, met het melk wit- te Sap in de Looimynen. CAX. CAXA, a little Coin made of Lead, ftruck in Chi- na. Een kleine Loode Munt , CAY. CAYA, (O. L. ) a Kay or Water-Lock. Een Kaai öf Waterkeering. CAYA'GIUM , a Duty or Toll paid for landing Goods at fome Key of Wharf. Werf-, of Kaai-geld. CAYATIA, (in Botany ) a Brasilian Herb , which Leaves fmetl like the Leaves of Figs. Een Bra- siliaansch Kruid van dien Kaam. CAZ. CAZFMI, (Arab 1 in Astrology) a Planet is faid to be in Cazimi, when it is not above 17 Degrees distant from the Sun’s Body. Het Midpunt van de Zon: een Planeet voord gez'êgt in Casimi te zyn , als dezelve niet boven de 1 7 Graaden van het Midpunt der Zon af staat. CEA. CEANOTHUS, (in Botany) a Genus of the Pm* tandria-monoaynia Clafs of Plants. Een Plant- gewas van dien Naam , anders ook genaamd Car- dans vinearum Pvepens. CEASE, Death, or extinction. „The Cease ofMa- L jesty Doodt, öf Vernietiging. CEASELESS , without hop, intermifsion .pause , respite, or discontinuation; without end. On- ephoudelyk. CEB. CEBUS , 1 in Zoology) a Kind of an Ape witn a Tail. ' Een Soort varkeen Aap met een Staert. CF.C. CECU’TiENCY. ( ccecutientia , L. ) a tendency to. Biindnefs ; a dunnefs of Sight. Blind achtig, jehémerig. CECUTIENT , ( ccecutiens , L.) waxing, or grow- ing blind. Schémering, blindwording. CED. C r DMATA, (among Physicians) Humours which tail un the joints, chiefly on the Hips. Zinkin - CAP. gen die op de Léden , byzonder op de Heupen vallen. CEDR1A, (x.styta, or xitytov, Gr. ) a Rasinous Li- quor, ifsuing from the great Ceder -tree, or Cedar of Lebanon. Een harsachtige Gom , die uit den grooten Céder-boom vloeid. CADRO’NELLA, (among Herbalists)Bz\m. Citroeir- kruid , Md if seis. CEDRUS Lycia, (in Botany.) Zie THUYA Theo- 'thrasti. CEG. CE’GINA, a fixed Star in the left Shoulder of Boo- tes. Erne vaste Ster in de linker Schouder van den Ofsenhoeder. CEL. CELA’DON, a Sea-green Colour. Celadon , een Zee- groene Kleur. CELA’RENT , ( in Logick ) a Syllogism , whose fecond Proposition is an universal Affirmative, the other two universal Negatives. Eene Slöt- réden , welks tweede Voorstel algemeen Verzé- kercudo , en de twee anderen algemeen Ontken- nende zyn. CELASTROS , (in Botany ) the Staff-tree, a Plant. De Celaster-boom. CE’LATURE , ( Calatura , L ) the Art of Engra- ving, or Cutting in Metals, &c. Plaatsny konst , Graveerkonst. CEL’EBRATE, illustrious, famous. Chauc. Door- luchtig, Vermaard. CEL’ER, fwift, fpeedy , fleet, quick, nimble, hid- den , brisk , airy. Schielyk ,fpoedig , fnel , gaauw , vaerdig , haastig, lévendig. CEL’ERER, (O. ) a Butler. Een Keldermeester, Bot- telier. CEL’ERES, (in Roman Antiquity) a Regiment of Body-guards, belonging to the Roman Kings. De Lyf wacht der Romeinsche Kortingen. CEL’ERIACK, ( in Gardening) Turnip-rooted Ce- lery. Knol-fellery. CELERITY , (among Mathematicians) the Swift- nefs of any Body in Motion. De Snelheid van. een beweegend Lighaam. CELERITY , an Affe&ion of Motion by which any Moveable runs through a given Space in a given Time. Snelheid , waar door iets dat be- ■ weegt , in een gegeeven Tyd een bepaalde Ruim- te doorloopt. CEL’ETOMY, (Celetpmia . L. ) the Art of cutting a Rupture. Het Breuksnyden. CELEUSMA, (Gr. in Antiquity) the Shout or noi- se , which Mariners make when they do any Thing together with joined flrength, at which time the Cry, ho up. Een geschreeuw , ’t geen de Zeelieden maaken als zy iets gezaamentlyk doen. To CE- CEL. CEM. To CELESTIFY, to communicate or endue with 'the Properties óf Heaven. „ Earth but Heaven Celestifed”. Verhémelen, met hémelsche Hoeda- nigheden begiftigen. CELIACK, or COÈLIACK Pajsion, (in Medicine) a Sort ofDiarrhaea, or Fiux of the Belly whe- rein the Aliment comes away either Crude or Chylified instead of Excrements. Een Buikloop waar by men de Spyzen onverteerd öf verchylt loost. CEL’LARER, 'l ( in Antiquity) an Officer in a CELLARII. J Monastery, who hath the Char- ge of the Cellar and Kitchen. Een Bediende in een Klooster die het Opzigt over de Kelder en Keuken had. CELLS, ( among Botanists) are the Partitions, or hollow Places, in the Husk or Pods of Plants, in which the Seed is contained. Celletjes, of Vakjes, de H'öltens in de Peultjes, daar het Zaad in zit. CELLS , (with Naturalists) are little Bags or Blad- ders, where Fluids, or Matter of different Sorts are lodged; common both in Animals and Plants. Zakjes öf Blaasjes, daar verscheidene Vochten öf - Stoffen in besloten zyn zeer gewoon in Dieren en Planten. CEL’LULfE Intestines Coll, (in' Anatomy) the hol- low Spaces in the Gut Colon, where the Ex- crements for fome time lodge, that they may cherish the neighbouring Parts with their Heat , and digest any Crudities. De Höltens öf Ruim- tens töt behouding van de Vuilighéden in den ge- kronkelden Darm. CELLU’LOSUS, (in Botany) that which hath Par- titions. Vakkig. CELO’SIA , ( in Botany ) a Genus of the Pentandria- monogynia Clafs of Plants. Een Plantgewas van dien Naam. CELO’TOMIA. Zie CELETOMIA. CEL’SIA , ( in Botany ) a Genus, of the Didynamia angiospermia Clafs of Plants. Een Plantgewas van dien Naam. CELTIS , ( in Botatiy) the Nettle-tree. De Lotus- boom. ■ ' CEM. CE’MENT , ( Cementum , L ) a Prong cleaving Mor- tar. Cement, een Jlërk vastklevende Kalk ; als méde een zéker bereid Poejer , waar door de Cal- cinatie der Metaalen geschied. CEMENTATION, a Cementing, or close joining with Cement. Cementen, öf mei Cement vast t maakeh. CEMENTATION , ( in Chymistry-) the Purification of Gold, made up into thin Plates, with Layers- of royal Cement. Dc Zuivering van het Goudt. CEM. CEN. v 303 CEMETERY, ( xeipwTisptc k, Gr ) a Place wherein the Bodies of the Dead are buried; a Church-yard, or Burying- ground. Een Kerkhof , Begraaf- plaats. CE’MOS , (L. in Botany) a Kind of Herb. Onzer Vrouwen Mantel, Sinnauw , Leeuw en-voet. CEN. CEN’CHRIAS, ( Ksyxpia;, Gr. ) a fpreading Inflam- mation, called Wildfire, or Shingles. Springend Vuur, Haair ■ öf Dauw -Worm. CEN'CHRIS , a green Snake. Een Geel groene Slang van dien Naam. CEN’DULiE, (O.L.) ShengJes,or Shingles. M Pieces of Wood used instead of 'Liles for co- vering a House. Daksparren öf Latten CENEANGl’A, ( ; K«W*/y«* , Gr. ) an Evacuation of the -Vefsels by ppenirg a Vein , a letting Blood. Eene Ontlasting der Bloed-aderen , door het Ader- laat en. ) ; CENELLfE, ( O. L ) Acorns. Akers, Eikels. CE'NEQN, (in Anatomy ) the entire Cavity in the Abdomen. De geheele Holte van den Onderbuik. CENICOTEM1UM , a Purge, against the French- pox. Een Buikzuivering tégen de Venus ziekte. CENIG’DAM , a Chirurgical Instrument to open CËNIGOTAM, j the Skull in the Falling- fick- nefs. Een Instrument waar snéde het 'Bekkeneel in de Vallende-ziekte geopent word. CE’NOSIS , (KsWi ris, Gr. ) a'ri emptying or avoi- ding; in a physical Sense, a discharging the Body of Humours. Eene Ontlediging öf Ont- lasting. CEN'SAL , a Word used on the Coast of Proven- ce , and in the Ports of the Levant , to denote a Broker. Een Makelaar. CENSA’RIA , ( O.L. ) a House or Farm. let acl Cen- sum , i. e. at a (landing Rent. Een Huis, öf Landhoeve die tégen een duv.rzo.ame Rente ver- huurt is. CSNSA'Rir, (in Doomsday. Book) Persons who might be afsefsed or taxed. Persoenen die ge- schat mogen worden. CEN’SOR, ( among the Roman ) a Magistrate who- valued and taxed Men’s Estates. Een Magistraat jv Persoon in Romen , die de Bezittingen der In- woonderen Schattede. CEN'SURAL, belonging to Afsefsmerts, or Valua- tion. Tot de f chatting- ofWaafdeéring behoor ende .. CEN’SURE. ( in Law) a Custom in fome Mytnours. in Cornwall and Devonshire , where a'l the In- habitants were fummoned to (wear Fealty to their Lord , pay a d. per Head ,. and 1 d.. per-- Annum sis Cense Money. Een zékere' Schatting die* in. eenige Provintieii in Engeland betaalt: word., CENT- 304- CEN. CEN'SURES Ecclesiastical , Punishments Infli&ed Offenders, according to Church Laws. KSr- kelyke Censuren. CEN’SUS, (in Roman Antiquity') an Authentiek de- claration made before the Censors, by the fcve- ral Subjefts of the Empire, of their respe&ive Names and Places of abode. Eene opgave der Naamen en Woonplaatsen van de Romeiflsche Onderdaanen. CENT, (an Abbreviation of Centum , L. ) an Hun- dred, as Money lent at 5 per Cent. Eene Ver- korting van Honderd ; dus fchryft men in plaats van vyf ten honderd, vyf per Cent. CENTAÖR , ( F. Centaur us , L K tvrawp©» , Gr.) a fabulous Monster, half Man and half Horse, &c. also a Southern Constellation. Een Cen- taur , een Fab el- achtig Monster , half Mëiisch en half Paerd ; als méde een Gesternte in het zuidelyk Gedeelte des Hémelsch. CENTAURY, ( in Botany ) the Herb Centory. Dui- zend-gulden Kruid. CENTENARY , ( Centmaire , F. of Centenarius , L. ) belonging to an Hundred. Van Honderd, daar ’t Getal 100 in is. CENTER, ( Centre , F. Centrum , L. of Ktvrfor, Gr. ) the middle Point of afty Thing, especial- ly of a Circle or Sphere. Het Midpunt van eenig Ding, byzonder van een Kring of Spheer. CENTER , (in Masonry ) a Wooden Mould to turn an Arch by. Een haute Vorm om een Boog na te metzelen. CENTER of the Body, (in Anatomy ) is the Heart, from which, as it were from a middle Point, the Blood continually circulates round all the Parts of the Body. Het Midpunt van het Lig- haam ; het Hart. CENTER of an Ellipsis and Hyperbola , is a Point in the middle of a transverse Axis. Het Mid- punt of Mi'dstip Van een dwarse Spil. CENTER of Magnitude of a Body, is a Point which is as equally remote as is pofsible from its Ext treiniues. Het Midpunt der Grootte van een Lighaam. CENTER of Gravitation, or Attraction . (in Astro- nomy ) 1 is that Point to which a Planet is im- pelled in its Motion by the Force of Gravity. Midpunt der Zwaarte of aantrekkende Kracht. CENTER of Gravity, (in Mechanicks ) is a Point upon which if a Body were fuspended, all its Parts would be in i. Equilibria . Het Midpunt der Zwaarte , öf Zwaarte punt. CENTER of Motion of a Body, (in Mechanicks ) is a Point about which a Body , being fastened to it, may, or does move; as the middle of a Balance is the Center unon which it moves. Het Jieweegpunt van een Lighaam , is het Punt om CEN. 't welke een Ding beweegt, gelyk in een Balans , het juiste Midstip. CENTER of a Dial , is the Point where the Axis of the. World cuts the Plane of the Dial, and from whence ail the Hour - lines are drawn in those Dials which have Centers. Het Middel- punt van een Zonnewyzer. CENTER of the Equant , ( in Astronomy ) is a Point in the Line of the Aphelion , being fo far distant exaftly from the Center of the Eccentrick co- wards the Aphelion , as the Sun is from the Center of the Eccentrick towards the Perihe - lion. Uitmiddelpuntig Midpunt, in de oude Stè'r- rekunde. CENTER of heavy Bodies , is the Center of the Earth , whither all heavy Bodies tend. Het Midpunt der Aarde, naaf ’t welke alle zwaars Lighaamen hellen. CENTER of Oscillation, is that Point in which if the whole Gravity of the Pendulum were collec- ted, the time of its Vibration would receive no Alteration. Het Midstip van eenen Slinger. CENTER of Percufsion , is that Point in which the force of a ftroke is the greatest pofsible. A an- dryvings Middelpunt, CENTER Common, ( of the Gravity of two Bodies ) is a Point in a Right-line connecting their Cen- ters, and fo posited in that Line, that their Di- stances from it fhall be reciprocally as the Weight of those Bodies. Gemeen Midpunt der Zwaarte van twee Lighaamen, CENTER of a regular Polygon, is the fame with that of the inscribed Circle or Sphere , drawn within fuch a Body, fo as to couch all its Points. Midpunt van een régelmaatigen Veelhoek. To CENTER , to meet in a Point , to terminate or end in it. In een Middelpunt faamen loopen ’ CENTER-EL/; , a Kind of Sea Fish. Een Soort van Zee-Visch. CENTERING of an Optiek - glafs , is the grinding it fo as that the thickest part is exactly in the Middle. Piet fly pen van een Glas, zo dat het dikste Gedeelte net in 't Midden is. CEN’TESIMA , (centesimus , L. ) the hundredth, or next place to Tens in Decimal Arichmatick. De honderste , öf de volgende Plaats op het Tien- tal in de Rékenkonst. CENTESIMATION, a milder Kind of military Pu- nishment, inCases of Desertion, Mutiny, and the like , when only every hundredth Man is executed. Eene Krygstrajfe in Geval van De- sertie , enz. ais de honderdste Man ter dood ge- bracht word. CENTESM , ( Centesimum , L. ) is the hundredth Part of an Integer, or Thing. Het honderdste Gedeelte van een Geheel , öf van een Ding. CENTI- CEN. CENTFMORBIA, (in Botany) an Herb. Penning - kruid. 'CENTI’NODIA , ( L. in Botany ) Knot-grafs. Dui- zend-knoop , Far kens -gras , Knoopgras. CENT’NER , ( among Metallurgists , and Ef sayers) a Weight divisible first into an Hundred, and afterwards into other iefser parts. Een Gewicht 3 t wélk eerst deelbaar is in honderd , en vervol - gens in kleinder Deelen. CEN’TO, (Ital. and L. in Poetry) a Piece wholly composed of Verses from other Authors, but fet down in a new Order, and applied to a Sub- ject different from that in which they were Ori- ginally introduced. Een faamengestëld Gedigt uit de Faerzen van andere Boeten. CENTO’NARII, (in Antiquity) certain Officers of the Roman Army , who provided Tents and -other Stuff, called Centones, made use of to quench the Fire which the Enemy’s Engines threw into the Camp. Brand -blufschers , 'óf de Léver anders van de Stoffen daar toe noodig , in het Heir der oude Romeinen. CENTRAL, ( centralis , L.) belonging to , or pla- ced in the Center or Middle. Midpuntig , in het Middelpunt geplaatst , öf daar toe behoorende. CENTRAL Rule , a Rule invented to find out the Center of a Circle , designed to cut the Para- bola in as many Points as an Equation to be construed has real Roots. Midpunt Lineaaf uitgedagt om het Miclpunt van een Cirkel te vinden, CENTRATION, (among Paracelsians) the princi- pal Root and Foundation of any Thing; as God being the Center of the Universe; the Brain the Center of Spirits, and the Heart the Center of Life , &c. De voornaamste Wortel en Grond- slag van een Ding. CENTRE. Zie CENTER. CENTRICK. Zie CENTRAL. CENTRFFUGAL Force , (L. in Philosophy) is that Force by which all Bodies that move round any other Body in a Circle, or an Ellipsis , do en- deavour to fly off from the Axis of their Mo- tion in a Tangent to the Periphery of it. De Midpunt fchuwende Kragt. CENTRINA, (in Ichthyology) a Species of" Squa- les, without any Tail. Een (zékere Fisch zon- der Staert. CENTRIPETAL Force , (L. in Philosophy) is that Force by which any Body, moving round ano- ther , is drawn down , or tends towards the Center of its Orbit. De Midpunt -trekkende Kragt. CENTRIUM , a Sticking Piaster. Een Hecht- öf Kleef -pleister. CENTRO BARYE Method , (in Mechanicks) the me- thod of determining the. Content of a Superfi- cies, or Solid by means of the Center of Gra- CEN. CEP. 305 vity. De Wyze om den Inhoud , esnet Overtollig- heid of Fastheid , door het Midpunt der Zwaar- te te bepaalen. CENTROBAR’YCAL , (Gr.) which relates to the Center of Gravity. Dat tdt het Zwaartepunt^ behoord. CENTPvUM Phono Campticum , the Objeft or Pla- ce that returns the Voice in an Echo. Het Foor werp of de Plaats van waar de Weerklank terug kaatst, CENTRUM Tendinosum , ( in Anatomy ) a Point wherein the Tendons of the Muscles of the Diaphragm meet. Een Punt in ’t welke de Trek- kers van het Middelrif faamen loopen, GENTRY, (in Architect ure) a Mould for an Arch. Een Form tót een Boog. CENTUM Capita , (L. in Botany) a Kind of This- tle, commonly called Eryngium; Sea-holm , Sea- holly. Kruis - distel. CENTUM’NODIA , ( in Botany. ) Zie CENT1NO- DJA. CENTUM’VIRAL , ( centumviralis , L. ) belonging to the Centumviri. Tót de Hondert Mannen be- hoorende. CENTUM’VIRI , a Court of an Hundred Judges, Roman Magistrates , chosen anciently out of the Twenty-five Tribes, to decide Differences among the People. De Honderd Mannen , een Gerecht • kamer bestaande uit honderd Mannen , die eerst uit 25 Romeinsche Stammen verkoozen wier den. CENTUN’CULUS , (in Botany) Cud - weed , or Chaff weed , Periwincle. Scheerwol, Roer kruid. Katte poot. CENTUTL1CATED , (L.) made an Hundredfold. Honderd-vout vermeerdert. , To CENTU RIATE, ( centuriare , L. ) to divide in- to Bands of Hundreds. In Benden van Honderd verdeelen. 0 CENTURIA’TORS , (of Centuria, L ) four Pro- testant [Divines of Magdeburg in Germany , who divided into Centuries of Years the universal Church History. Fier Protestantsche Gijdtge- leerden in Maagdenburg , die de Algemeene His- torie in Eeuwen verdeelden. CENTUS’SUS, (in Roman Antiquity) a Coin con- taining an Hundred Afses. Een Stuk Geld van honderd Stuivers , by de Romeinen , dóch by ons maar 37 en een halve St. CEP. CE PA, (in Botany) Onion. Ajuin , Uijen, Look, Prei. CETiEA, (in Botany) Sea -purslane, Brook - limes Zeepostelyn, Water-pungen. Q a CEPHA 30 6 CEP. CEPHAL/E’A , ( Ki CERATIN’E Arguments , ( in Logick ) fophistical and intricate Arguments. Misleidende en ver -. •warde Drangredenen . CERA’TION , (among Chymists) the making of a Substance fit to be difsolved , or melted. Het maaken van eene Zelfstandigheid , die ontbonden of gesmolten kan worden. CERA’TTIS, (in Botany) the Horned-Poppey. Ds gehoornde Maan-kop. CERATO’DES , ( in Anatomy ) the horny Coat of the Eye. Het Hoornvlies van ’t Oog. CERATOGLOS’SUM , (of K*)«s a Horn, and iVuJcnrci the Tongue , Gr. ) a Muscle that arises broad and fleshy from the Side of the Os Hy- oides, and is inserted into the Root of the Ton- gue , which it pulls dire&ly into the Mouth. De Hoorn-tong e-Spier. CERATOI’DES , the Tunica Cornea of the Eye. Het Hoorn-vlies van het Oog. CER ATO'NIA , (L. in Botany) the Carob free, or Bean-tree, the Fruit whereof is called Ceratlum, or St. John’s bread. De Boom waar aan het St. Jam-brood groeid. CERATOPHYL’LUM , (in Botany) a Genus of the Monoecia - polyandria Clafs of Plants. Een Geslacht van Planten van dim Naam. CER A UN O CH RY SOS , a Chymical Powder, cal- led also Chrysoceraunius Pulvis. Dander goud, Jaspis poeder. CERAU’NUJA, (Gr. in Natural History) a Tbua- der-Rone. Een Donder-Jleen. CERJ31, CER. CER’BëRA , ( in Botany ) a Genas of the Pentan- dria - monogynia C'afs of Plants. Een Geslacht van Planten van dien Naam. CER’BERUS , ( in Ant lent History . ) Be Hel-hond. , öf Hëi-wachter. CER’BERUS, (in Chymistry.) Be drie dubbelde Mercurius. CER’CELE , ( in Heraldry ) bended round both to- wards the Right and Left, as a Ram’s Horn. Links en rechts rond geboogen als een Ramshoorn. CERCH’NOS , ( in Medicine . ) Een heesche öf fchorre Stem; als méde de Kinkhoest .; CER’CIO , ( in Ornithology ) an Indian Bird of the bignefs of a Sparrow. Een Indiaansche Vogel van dien Naam. CER’CIS , (Kfjijeiï , Gr. in Anatomy ) the fecond Bo- ne of the Cubit , called Radius. Het tweede Been van den Elleboog. CER’CIS, (in Botany ) a Genus of the Becandria - monogynia Clafs of Plants. Een Geslacht van Planten van dien Naam. CERCOPPTHECUS , (xsp*eir< 0 »xaj , Gr. in Zoology) an Appellation given to all the long tailed Mon- keys. Meerkatten , eene Benaaming die men geeft aan alle Aapen met lange Staerten. CER'COSIS , a fleshy Excrescence coming out of the Mouth of the Womb , and resembling a Tail. Be Clitoris , öf Penis Muliebris; de Kit- telaar. CER’DONISTS, Hereticks, whose Ring-leader was one Cerdo, A. C. 150, who taught two con- trary Principles, a Good and a Bad, to be the Cause of every Thing , &c. Cerdonisten , of Cerdonianen , een Soort van Ketters leerende twee ftrydige Grondtbeginzels. To CE'RE , ( from Cera , L.) to rub upon , or co- ver with Wax. „ Brown thread cered”. Met Wasch bedekken; Wasch-lichten. CEREA’LIA Semina , the Seed of Grain. Graan- zaaden. CEREA’LlS Plantce, (L. in Botany ) all manner' of Grain. Graan-gewafsen.] CJEREBEL’LUM . ( L. in Anatomy ) the hinder Parts of the Brain , wherein the animal Spirits , which perform involuntary and meer natural A&ions , are fupposed to be generated in a Man. Be Kleine öf Agter-Hèrfsenen. CER’EBRUM , (L.) the Brain, the Seat of Ima- gination and Judgment, that Part wherein tho- se animal Spirits are thought to be generated , upon which voluntary Aftions do feem to de- pend. Be Hërfsenen. CER’EBRUM Jovis, (among Chymists) bmnt Tar- tar. Gebrande Wynsteen. CER. 3 o 7 CEREFACTIÖN , (among Chymists .) Zie CREA- TION- CEREFO’LIUM, (in botany. ) Zie CHiEROPHYL- LUM. CERELiE’UM, a Composition of Wax and Oil, or an Oil made of Wax. IVasch-Oiie . CE’REMENTS, Cloths dipped in melted Wax, or Gums, in which dead Bodies were formerly, wrapped when embalmed. Gewascht Linnen, of gewascht Boek, A CEREMONIAL , (L. ) a Book containing the Ceremonies of the Roman Church. Een Boek bevattende de Plechtighéden van de Roomsche Kerk. CERE’VISIA, Medicinal B eer or Ale. Kruider bier , BieröfAle, waar in Bloedzuiverende Kruiden getrokken zyn. CERF , (in Farriery ) mal de Cerf , a Disease in Horses. Een Soort van een Zinking die op de Kinnebakken der Paerden valt, en het eet en belet. CE'RIA , certain Beer in Spain. Zéker Bier in Span] en. CERPGON , a wild Beast in America , having a Skin under thé Belly , like a Sack , in which it carries its young ones. Een wild Bier van dien dien Naam in America. CERIN’THE , ( in Botany ) Honey- worth. Wasch* kruid. CERIN’THIANS , a Seft of Hereticks , who had their Rise from ofte Corinthus , A. C. 97. who held that Christ, at his fecond Coming, would give to his People carnal Pleasures and De- lights, &c. Cerenthianen , zékere Ketters. CE’RION , ( in Surgery ) an Ulcer or Botch like s Honeycomb , with yellow Matter in it. Een Zweer Öf Buil naar een Honingraad gelykende t vol van geele Etter. CERI’TES , ( in Natural History ) a Precious • flone in Colour like Wax. Een Edel-gesteente in Kleur het Wasch gelyk. CERI’TUS , ( in Medicine) Distra&ed, Frantick or Mad. Gek , Uitzinnig , Krankzinnig , Bol , Rau- zende. CER’NUUS , (in Botany) Hanging down. Over - hangende, omgeboogen, na de Aarde hellende. CERO’DOTON , ( in Mustek ) a Sort of a Flute. Een Soort van een Fluit. CE'ROMA , ( with ancient Physicians) a Composi- tion of Oil and Wax for a Cerecloth. Ceroen, Waschzalf , Smeerzalf. CERO’PEGIA, (in Botany) a Genus of the Pen - tandria-monogynia Clafs of Plants. Een Geslacht van Planten van dien Naam. CERO’PiSSOS , (among Physicians) a Plaster of Wax and Pitch. Een Wasch- öf Pëk-pleister. Qq a CEROr 3'o8 CER. CERO’TA. Zie CER AT AMALGAMA^ CERT Money, (q pro certo letce , i. e. for the cer- tain keeping of the Court -Leet) the common Fine paid by feveral Manours to their Lords. Leen-gëlden. CERTES, ( Certes , F. ) certainly. Spenc. Z ékerlyk, inderdaad; in Waarheid. CER’THIA , (in Ornithology 1 ) the Creeper , a Spe- cies of Ispida. Het Kruipertje , zéker Vogeltje. CERTIFICAN’DO de recognitions Stapülee , is a Writ directed to the Mayor of the Staple, &c. requiring him to certify the Chancellor of a Statute of the Staple taken before him, &c. Een Getuigschrift van het Stapelrecht , in En- ^ geland. CERTIFICATION of Afsize of Novel Dif seisin , a Writ granted for the re-examining of a Matter pafsed by Afsize before any Justices. Een Ver- lofbrief tot Onderzoek van eene Rechtzaak. CERVATtIUS Lupus, (L- ) a Beast engendred of a Blind and a Wolf,- or rather a Beast of the Sha- pe of a Wolf, with Spots like a Panther , and as fwift as a Stag. Een Wolfhërt. CER ’VELAS , CERVELAT, ( in Cookery j a large Kind of Solo- ma Sausages , eaten cold in Slices. EehSoort van Bologneesche Worst. CER’VELLE, the Brain. Chauc. De Harsens. CER’VI Boletus, Zie BOLETUS Cer-vi. CERVICAL, (from Cervicalis, L. ) belonging to, orfituated in the Neck. Töt den Hals behoorende. CER’VICAL Nerves, (in Anatomy ) are eight pair of Nerves , fo called as. having their Origin in theNeck. Hals Zenuwen, zynde agt Paar. CER 5 VIC AL Vefsels , (among Anatomists ) are Ar- teries and Veins which pafs through the Verte- brce and Muscles of the Neck up to the Skull. Hals vaten, de Aders en Slag-aders van den Hals öf Nek. CER’VICALES Descendentes , (in Anatomy j a’pair of Muscles, Antagonists to the Sacro-lumba- res, coming from the third, fourth, fifth, and lixth Vertebras of the Neck. Neergaande Hals- zénuwen, CERVl’CAMELUS , (in Zoology ) a Quadruped in the West-Indies. Een viervoetig Dier in de West- Indiën, dat ten deele naar een Hert , en ten deele naar een- Kameel geiykt. CERVICA’RIA , ( in Botany. ) Zie TRACBELIUM- CER’VI Pabulum, (in Botany j an Herb, called by Apothecaries Gratia Dea, Wild Parsnip. Herts- voeder , Pastinaaken. CER'Vl-Spina, (in Botany j Goose-Berries. Kruis- beziën. CER'VJX, (L. in Anatomy ) the hind part , of the CER. CES. Neck , opposed to the Jugulum , Throat or fo- re-part. De Nek , het agterste Deel van den Hals ; als méde een Uitwas der Beenderen. CER 5 VIX of the Uterus. Zie VAGiNA. 1 CERUMEN, the Wax or Excrement of the Ear. Oorsmeer. CE’RURA, ( Old Law j a Mound or Fence. Een Heining öf Schutting. CER’VUS, (in Zoology j the Stag, a Genus of the Quadrupeds of the Order of the Pecora. Een Hert* CER’VUS Volans , (in Zoology) the Stag -horned Beetle. De gehoornde Tor. CES. CESA’RIAN. Zie CESARIAN. To CESE, iieze. Chauc. Beslaan, in Beslag neemen. CE’SON, feason. Chauc. Jaar-Gety. CESPES Bituminosus. Turf. CESPFDOSA, (in Botany) that which grows like green T urf. Het geene als Gras-zooden groeid. A CESS , a Tax. Eene Schatting. CESS A’ VIT, a Writ against one who hath neglec- ted to perform fuch Service, or pay fuch Rent as he was obliged to by his Tenure. Een Ge- schrift tègens iemand die verzuimd heeft , de Rente öf Dienst, die hy volgens zyn Verdrag fchuldig was, ie betaalen. CESSE, ?(L. T.) an exacting Provisions at a CEASSE, S certain Rate for the Deputy’s Family, and Garrison Soldiers. Eene afpersing van Eet- waaren töt eenen zékeren Prys. CESSIBIL’ITY , Capablenefs , or Aptnefs to ease. „ If the Subject ftricken be of a proportionate Cefsibility 5 ’. Digby. Bekwaamheid, öf Geschikt- heid om op te houden. CES’SIBLE, giving way to a Stroke with ease, or without resistance., Wykbaar , dat zonder T.é- gensiant wykt. CES’SIN, to cease., Chauc. Ophouden. CESSION, (in Law) is when an Ecclesiastick ta- keth a Benefice without Dispensation , or other- wise not qualified ; in which Case the Benefice is faid to become void by Cefsion. Opheuding , ( in de Engelsche Rechten ) is als een Kërkiyk Persoon eene Beneficie aanvaart, zonder Dispen- satie, öf zonder daar toe bevoegt te zyn. CES’SION^RY Bankrupt, is one who has yielded up his Estate to be divided among his Creditors. Cefsionant, een die Overgaaf van Goederen doet om onder de Schuld eifschers verdeeld te worden. CES 5 SOR,an Afsefsor or Imposer ofTaxes. Een As- sefsor, iemand die Schattingen oplëgt. CES 5 S0R, (in Law) is one thath ceaseth or ne- gleèled ■ CES. CET. CEV. glefted to do his Duty, the Writ Cefsavit lies against him. Een die verzuimd om zyn Plicht na te komen , en tégen wien het bevel van Ces- savit legt. CES 'SURE , CES’SER , ( Law Term ) a giving over, or gi- . ving Place. Een Overgaaf öfPlaats- maaking , Ontruiming. CES’SUS , (O. L ) Afsefsmen(s or Taxes. Schat- tingen. CES’TRUM, (in Botany) a Genus of the Pentan- dria-monogynia Ciafs of Plants. Een Geslacht van P lapten van dien Naam. CESTUI qui Trust , ( F. L. T. Law Term ) a Per- son who has a Trust in Lands , &c. committed to him for the Benefit of another. Iemand die .men Lander yen , ten voordeele van een ander toe- vertrouwt heeft. CESTUI qui vie., (L. F. T.) one for whose Life any Lands or Tenements are granted. Iemand aan wien e enige Lander yen , geduurendezyn Leeven, vergunt worden. CESTUI qui use, ( L. F.T. ) he to whose Use any other Man is infeoffed in any Lands or Tene- ments. Iemand , ten wiens behoeven ander e_Mén- schen met Landeryën 'óf Wooningen beleent zyn. CESTUS, (L.) a Girdle, which the Poets adsorb, be to Venus , and pretend , that it adorns the Person who wears it with irresistible alarms. De Venus Gordel. CET. CETA’CEOUS, (from Cetaceus, L.) of the Whale Kind, or belonging to a Whale. Fan het Soort der Walvifschen , öf het geene m een fValvisch behoord ; als méde allerlei Soort van groote Zee- dieren. r CETE , ( in Ichthyology) .the Spermaceti Whale. De Zaadt Walvisch. CETERACH, ) in Pharmacy) Spleen-wort. Mild- kruid. CETUS , ( in Astronomy ) a Constellation of the Southern Hemisphere. Een Gesternte van het. Zuider Halfrond. CEV. CEVA’DILLA, (Span, petite. Orge , ¥ ) a Sort of Grain in New. Spain, almost like Barley, but not much bigger then Line -feed. Een Soort van Graan in Nieuw Spanje, omtrent als Gerst dóch niet veel grooter als Lyn-Zaadt. CEVI’DOIDES, (in Botany) a Plant with yellow Flowers. Een Plantgewas met geele Bloemen. CEURA’WATH, the Name of a particular S eft of Banians in the East Indies , who hold the Me- tempsychosus with fo much Superstition, that they will not kill the least Inseft. De Naam eener byzondere Gezindheid vm Banianen in Oost-Iodien. CFA. CHA. CFA. 309 C FAUT , ( in Mustek) one of the Notes in the Ga’ mut or Scale. C Kruis , in de Muziek. CHA. CHA, (Portug. ) Tea , which the Chinese, fleeping in Water, use as their common Drink. Thee. CH AB AN’E , (Cabanha , Span.) a Cabbin. Een Kajuit * CHACABOUF, the Name of a Seft of the Reli- gion of the Tonquinas, between China and the Indies. Eene Gezinte in den Godsdienst der Ton- quiners. CHACE , ( in Gunnery ) is the whole Bore or Length of a Piece of Ordnance on the Inside. De ge- heele Hólte van een Stuk Geschut. CHACE, (at Tennis Play) is a Fall of the Ball in a Parc of the Court, beyond which the oppo- site Party must ftrike the Ball next Time to gain the Stroke. Chafse , een Konstwoord in de Kaatsbaan. CHACE, (Sea Term ) a Pursuit. Jagt , Naz Siting , najaaging. CHACE, the Schip chaced or pursued, Het Schip dat nagejaagt öf vervólgt word. To give CHACE to a Ship, is to follow and fetch her up. Een Schip najaagen , opspeuren. atom UJtiAUit, is when the Vhace is right ahead with the Chacer. Dit zëgt men als het ncige- jaagde Schip rëgt voor den Najaager is. To lie with a Ship’s fore foot in the CHACE , is to Sail the nearest way to meet her, and’ fo to Crofs her in her Way, or to come acrofs her fore foot. Den naasten IVeg zeilen om een Schap te agterhaalen. CHACE-Gmr, /those Guns which lie either in CHACE -Pieces , j the Head or Stern of a Schip* Het Geschut ’t welk in de Voorstèven van een Schip légt. GHACHA’RILLA, ( in Pharmacy) a Medicinal Root brought from Peru. Een Soon van Bastaard Kina Kina. CHACE, (in the Manege) is Said of a Horse, when his Head is not Heady, but he tofses up his Nose, and iTiakes it all of a Sudden, to avoid the Subjeftion of the Bridle. Een Paerd dat zyn Neus om hoog werpt , en den Kóp fchudt , om het Bit. te myden. ’NE V s ) a S ort of a Dance , the Mea- ’ C sure of which is always in triple ’ 3 Time. Een zékere Dans. CHACON’NE CHACOO CPIAD, a round Kind of a Fish. Zékere Visch , in Néderlandt niet bekent. CHiELJE CancrOntm, (in the Materia Medica) the.- Tips of the Claws of the Common Crabs bro- - Qq 3 kom 3io CHA. ken off at the Verge of the black -part. De Top- pen der Klaauwen van de gemeene Krabben. CHiERO’PHYL'LUM , (in Botany) Chervil. Kervel. CHiÊTlA , (in Zoology ) a Genus of Insefts of the Order of the Apteria. De Haair worm, oj uui- fieesche Worm ; een zeer dun Wormpje. CHUETO’DON., (in Ichthyology) a Genus- of Fishes of the Acanthoptherygious Order, ten Geslacht van Vifschen van dien Naam. CHA'FE . or CHAFING of a Rope , a Rope that is gatled or fretted. Afgeschaafd , afgesloten, een Tout» dat weggesléten is. CHATERY, a Forge in an Iron Mill, wherein the Iron is wrought into Bars, ten Smitze in een Tzer moolen. CHAFTARE , Trading Wares , Merchandizes. Chauc. Koopmanschappen , IVaaren. CHAPTER, (Raftc , Teut.) an Inseft , a Sort of Beetle. Een Soort van een Tor. CHAFTERCOUNCES , printed Linens, Manufac- tured in the Mogul's Dominions. Gedrukte Lin- nens. CHAPTERED , fold. Sfenc. Verkogt. CHAFTERER, one who buys Bargains, or endea- vours to purchase a Thing at lefs than the Mar- ket price; a Haggler. Een Krpn.toln.nr . Dijiger- CHATTER Y, the Aft of buying, or felling. Koopen, of verhopen. CHAFTLESS, without Defeft or Levity. „The Gods made thee — unlike all others Chafflefs. Shak. Gebrékkeloos. To CHAFTREN , to cheapen , to buy. Dingen , koopen.- CHAFF-u'5f4 , (in Botany.) Zie CUDWEED. 'To CHAGRIN', ( chagriner , F.) to vex, grieve, or trouble, or put out of Humour. Verdriet aandoen, tergen, quêllen. CHAIN, a Rind of Measure in France , in the Tra- de of Wood for Fuel; also for measuring the Sheaves of all forts of Corn; Bottles of Hay; Horses^ &c. Een Kéten om het Brandhout, en de Schoven van aUerlei Koorn en Hooi te meeten. CHAINS, of aShip are Ilrong iron Plates bolted into ‘ the Ship's Sides, by the Timbers 'called Chain- Wales , to which are fastened theShreuds of the Masts. De Rusten van een Schip . CHAIN-Pwmpr , a fort of Ship-Pumps made of Chains of Burrs or Spunges going iu a Wheel. Ket- ting -pomp. CHAIN -Wales, broad Timbers jutting out a Shipps Sides, ferving to fpread the Shrouds, that they may the better fupport the Masts. Rusten , zékere Schip’ ‘s Klampen. CHAIR, chary, or charily. Spenc. Zorgvuldiglyk. CHA. Curule CHAIR, (in Antiquity) an Ivory feat pla- ced on a Cart, wherein were feated the Chief Magistrates of Rome, and those to whom the Honour of a Triumph was granted. Een Stoel van Tvoor voor de zégenpraalende Romeinen. CHALAS’TICKS , (x«A«f <*«, Gr.) are fuch Medi- cines as by their temperate Heat do confort and ftrengthen the Parts to which they are applied. Verzagtende en versterkende Geneesmiddelen. CHA’LAZA, (among Naturalists) a White knotty Sort of String at each end of an Egg, formed of a Plexus of the Fibres of the -Membranes, whereby the Yolk and white are Connefted to- gether. Een Soort van langkwërpige , witte knoop achtige Draaden, aan beide Zyden in een Ei, waar door den Dooijer en ‘t Wit faarnen om - getven worden. CHA'LAZION , (Xavier, Gr.) a Stithe, a little Pimple or Wart on the Eye-lid. Een Gè'rste- Koorn-, een klein Puistje of Wratje op hetOog-lid. CHAL’BANUM , ( in Pharmacy ) a Resinous Gum , ifsuing from the Plant Ferula Galbanifera. Een Hars-achtige Gom, die uit de Plant Ferula Gal- banifera fypelt, CHAL’BOT, ( (in Heraldry) a Fish having a great CHA’BOT, 3 Head, called a Bullhead, or Mil- ler’s Thumb. Quad-aal , Puit-aal, een Figuur in do. Wapenkunde. CHALCAN’THA , 7 ( in Natural History ) Coppe- CHALCAN’THUM.S ras. Vitriol . a Kind of com- pound Salts. Koper-rood, Vitriool, een Soort van Mineraal Zout. CHALCE’DONY, ( Chalcedonie , F. of Chalcedo , L . ) a Sort of Onyx-ftone. Calcedonie , een Soort van Onix-Jleen. CHALCE’DONY , ( among Jewellers ) a Flaw or Defeft in Precious-ftones. Een Vlak , of Smet in een Edelgesteente. CHAL'crni’, \ zi! chalcytis. CHAL’CIDICA , 7 (in Antient Architecture) a CHAL’ClDICUM, S Magnificent Hall belonging to a Tribunal or Court of Justice. Een Geréchts ■* kamer, Vierschaar. CHAL’CIDICA a Kind of chalky Earth preserving Wheat. Een Soon van Kryt- achtige Aarde, dis de Tarwe bewaard. CHAL’CIS , (x«A«i«, Gr.) a Newt or Evet, a ve- nomous Serpent; a certain Fish of the Kind of Turbot; also a Nigt-hawk, enemy to the Eagle. Een vergiftige Slang ; zéker Soort van een Tar- bot; als méde een Nagt-valk, vyandt van den Arend. CHALCO’GRAPHER , ( Chalcographus , L. ofx*A- , Gr.) an Engraver in Brafs. EenPlaat- snyder , Graveerder in Koper. gHAL' 'CHA. CHALCOGRAPHY, (x«^*«y ’/»*?(*, of Brafs. and ypa'

} Description, Gr.) an Engra- ving in Brafs Graveerkonst. CHALGUS , ( in Antiquity ) the 36th part of a Dram , also a Coin of feven Mites, or a Hol- land Penny in Value. He t tffle Deel van een Dragma ; als ook een Munt van zéven Myten , of één Hollandsche Stuiver waardig . CHALCY'TIS , is fotnething Metalline growing in the Veins of Brafs, or a Kind of Mineral Vi- triol. Een Soort van bras Metaal , Tiet welk in de Koper-üderen groeid , rooie Vitriool ; Koper- en s; gebrande Vitriool. CHA’LICE. Zie CALICE. CHA ’LINOS . the utmost Corner of the Mouth. De uiterste Hoek van den Mond . CHA’LINQUE, a Boat which is almost of a Square building used in Italy , Een byna vierkant Ita- liaansch Vaartuig. CHAGIZA, (in Hebrew Antiquity ) the Ceremony whereby a Woman left a Widow, pulled of her Brother-in-Law's Shoe, who Ihould have es- poused her. Eene Plechtigheid waar by eene Weduwe , de Schoe van haaren Schoonbroeder , die haar weigerde te trouwen , uit trok . CHALK, ( HinulT , F. CW*. L.) a white Fofsile , of which Lime is made. Kryt. 31 taut of ana bom of CBalft, pjaat ban SSaa? tn sp ban Vit zeggen is vertaalt uit het Latyn : Ego de caseo loquor, tu de creta respondes. Erasm. En word gebruikt als iemand verkeerd Antwoordt geeft , en niet lè't op het geene 'er gezëgt is , en dus iets anders praat. CHALLENGE, (in Law) is an Exception against Persons and Things. Eene Uitzondering of Ver- werping van Persoonen öf Dingen. To CHAL’LENGE, (among Hunters ) the Hounds are faid to challenge , when at first finding the Scent of their Game, they presently open or cry. Aanslaan, een Konstwoord van de Jacht, als een Hond op fpoort en bast. CHALLENGED Cock-fight , is to meet with ten Staves of Cocks , and out of them to make twenty one Battles, more or lefs; the odd Bat- tle to have the Mastery. Een Konstwoord in ds Haane-mat , als men tien paar Haanen doet vechten , enz. CHALYB’EATES , (among Physicians) Medicines prepared with Steel. Staal middelen ; Geneesmid- delen die met Staal toebereid worden . CHAM, /the Title of a Sovereign Prince of Tarta- CHAN, S ry, 01 Emperor of China Cham , öf Kam, de Tytel van een Tartaarseb Vorst, en van den Keizer van China, CHA. 31 1 OHA’MA, (in the History öf Shell-Fish) a Species of Concha , distinguished by its Convex, equal , and patent Valves. Een Soort van Schulpvifschm. CHAMAAACTR , (L. in Botany) Wall -wort, Of Dane-wort, a Kind of low Elder-tree. Hadig; Een laage Vlier-boom. CHAMAL ’BALANUS . (L. in Botany) Earth-nuts. Aard-nooten , Aard- akers. CHAMAABATUS , (L Ronce fans Epines , F.) the Heath-bramble the Fruit whereof are Dew ber- ries. Een Soort van kleine Br aam -ft ruiken. CHAMiE’CERASUS , (L. in Botany) a Dwarf- Cherry-tree. Een Dwerg- Kerjse-boom. CHAMAACLEMA, (in Botany) Ground Ivy. Aard- veil , Hondsdraf. CHAMJEGYPARISSUS , ( in Botany ) an Herb which being drunk in Wine, is wholesome a- gainst Poison , Lavender cotton ; or as fome take it Dwarf-cyprefs. Cypres kruid , een Plant. CHAM/E’DAPHNE , (L. in Botany) the Herb Pe- riwincle; also a Sort of Laurel. Maagdenpalm-, als méde een Soort van kleine Laurier-boompjes. CHAMAADRYS. Zie CALAMANDRJNA. CHAMAALEA , ( L. in Botany ) five Fingered grafs. Vyf-vinger-kruid, Laurier -kruid , Duitsche Me- zereon. CU AM Ai ’LEON. Zie CAMELEON. CH^MAALEON Thistle, { (in Bora??)') a Sort of Tbis- CHAMAALEON Verus , y tie. R&omscke Distel. CHAMAELEUCE , (L. in Botany) the Colts-foot, or Afses-foot, growing with a broad Leave like the Popular. Veulem-poot, öf Ezels pooi, een Plant. CHAMAUMIL , Chamcemelon. Zie CAMOMILE. CHAMAAMYRSINE , (L. in Botany) Holly-holm, wild Meurt , Butchers-broom. Stékende-palm , Muizen- doorn. CHAMAANERION , (Gr. .in Botany) a Sort of Laurel , with purple Flowers. Bastaard We- derik , met purpere Bloemen. CHAMAE PEUCE , ( Xctg/M izrioxv)-, of Xagidi , and , Gr. in Botany t.) an Herb good against the Pain in the Back. Een Plant wier Reuk naar by die van Kamfer komt, en daarom Cam- phorata genoemd word. CHAMAAPITYS , (L. in Botany) the Herb Ground- pine; also Field-Cyprefs to be fet in Pots; also St- Johos-wort. Het Kruid hoe Langer hoe Lie- ver ; Veld Cipres om in Pötten te zetten ; als mé- de St. Jans -kruid. CH AM AAP LAT ANUS , ( L. in Botany) the Dwarf- plantain-tree. Water-elder. L aagstam m ige Weeg- bree, W&ter-vlier. , CHAMiER- 312 CHA. CHAMZE’ROPS , (L. in Botany ) an Herb. Een Kruid öf Plant van dien Naam. CHAMZER’RODÖDENDRON , a Sort of Roses which grow on the highest Mountains in Swit- zerland. Bërg-Roozen. CHAM® ’SYCE, (L. in Botany) a Kind of Herb. Kl ine Duivels ■ öf Wolfs m'elk. CIIAMiE’ZELON , (L. in Botany ) an Herb, with the Leaves whereof they fluff Bed ticks, &c. fome take it for Cinquefoil. Scheer -Wol 'óf Dons-, Roer -kruid. CHAMAHUiA, (in Natural History) the Onyx- Hone. De Onyx-Jleen. CHAM'BER of a Mine, the Place where the Pow- der is fixed. De Kamer van een Myn. CHAM BERS of the King , (in Old English Records) the Ports or Havens of England. De Engel- sche Havens. To CHAM’BER, to be to free with Women; to be Wanton. Dartelen , wulps zyn m.t Vrouwsper * soonen. To CHAM’BER, (in a jigural Sense) to be contai- ned as in a Chamber. „ The best Blood cham- bered in his Bosom ”. Shakesp. Als in een Ka- mer beskoten zyn. CHAM’BERDEKINS , ( i. e. Chamber- Deacons) Irish Beggars, in the Habit of poor Scholars of Oxford , who often committed Robberies , &c. and were banished the Kingdom by Henry V. lersche Bedelaars hst Gewaad van arme Scha- lieren van Oxford. CHAM’BERER, one that is given to Women, and addifted to Intrigue. Een Liefhebber van Vrouws- persoonen. CH AMBER LA’RIA , 7 ( O. L. ) Chamberlain- CHAMBERLANGE RIA, f ship , or the Office of a Chamberlain. Kamerlingschap. CHAM’BLET. Zie CHAMELOT. To CHAM’BLET, Watered by the Cilenderer. Wa- teren, gewaterd. CHAM’BRANLE, (in Architecture ) an Ornament in Masonry and Joiners Work which borders the Sides of Doors 0 , Windows , and Chimneys. Een Cieraad aan de Kozynen van Deuren, Ven- sters en Schoorsteenen. CHANBREL, (of a Horse) the Joint or Bending of the upper Part of the hinder Leg. De Waai , öf he t bovenste Gewricht aan de Agterpoot van een Paerd. CHAM’BRIERE, (F.) a Term for a long Wip in a Riding-fchool. Een lange Zweep. CHAMELOT CKAMB’LOT ACamelot ,F. of Camelus , L. a Ca- ’ i mel) Stuff mixed with Camel’s ’ j Hair. Kamelot. CHA. CHAMBER ■drchiteUure) a fmall Furrow CHAMTRFT r or ^ utter u P on a F^ ar > &c. Een ’ J Groef , enz. To CHAM’FER, ( canneler, F. ) to channel or mi- ke hollow. Groeven. CHAM’FERING , (in Architecture) a Term used for the cutting under the Edge of any Thing aslope or level. Het afschaaven van de onderste Rand van een Jchuins 'öf vlak Ding. CHAM’FRED , ( Cannelé , F. ) channelled ; also chapp’d; wrinkled; also bent, crooked. Spenc. Ge groeft , ge rimpelt, geboogen, krom. CHAMFCO . a Seed which is brought out of Peru, not unlike to Onion-feed. Een Zaad uit Peru, het Uijen-zaad niet ongelyk. CHAM’KE. Zie CALATUR. CHA’MOIS Goat , ( in Zoology ) the Name of the Rupicapra , a Creature of the Goat-kind , with ereét and ffiort but hooked Horns. Een Steen - Geitje , Rhee bok , Kamoes-bok. A Point CHAMPAIGN’, (in Heraldry) is a Mark of Dishonour, in the Coat of Arms of him that kills a Prisoner ofWar after he has cry’d Quar- ter. Een Téken van On-eer in een Wapenschild. CHAMTART, A (in OIO En S lU% Luw Books) CAM’PARTUM , 4 any Part or Portion of a lar- CAMPIPARS, J ge Field or Ground. Een Ge- deelte of Aandeel in een groot Veld , öf / luk Grands . CHAMPARTY, 7 (of Champ, a Field, and Parti CHAMPERTY , y divided , F. ) maintaining a Man in his Suit depending , upon Condition to have Part of the Goods or Lands when reco- vered. Het handhaven van iemand in zyn Rechts- geding , mits dat men een Gedeelte van de Goederen öf Landen heeft die hy daar door verkrygt. CHAMPERTORS , fuch as carry on fuch Law Suits. De geenen die iemand op de gemelde wy- ze verdédigen. CHAMPiG MUNS , (F.) rod gilPd eatable Mush- rooms. Rood-gelëlde eetbaare Paddestoelen. CHAM’PION, (in Law) one that tries the Com- bat either for himself, of for another. Kamp- vechter. \ King’s CHAM’PION, one whose Office is, at Co- ronations. to ride compleatiy armed into West- minster- Hall , and challenge, by an Herald, any Person who Brail deny his Majesty’s Title to the Crown. J s Konings Kampvechter. CHAM’PION , Land not inclosed, or large Fields, Downs, or Places without Woods or Hedges. Open Land, dat niet omheind is. CHAM’PION Lychnis, a Flower, a Sort of a Rose. Een Soort van een Reos. CHANCE, CHA. CHAN’CE Mecily , ( Law Term ) is the casual kil- ling of a Person, not altogether without the fault of the Killer, but without an evil Intent or Malice. Toevallige Manslag. CHAN’ CEL, (of Cane ells, L.) an inclosed Place, furrounded with Bars, to keep Judges, &c. from the Crowd. Een Balie, een ingeslote Plaats in een Pleitzaal. CHAN ’CEL, ( of a Church ) the Part of the Church which is next the Altar, or Communion - Ta- ble, commonly encompafsed with Rails or Bal- listers. Het Doophëkje , öf het Hekje rondtom de Avond.ma.als Tafel in de Kerken in Engeland. CHAN’CEL, the Rettor’s Freehold and Part of his Glebe, and therefore he is ■obliged to repair it; but where the Rettory is impropriate, the Im- propriator must do it. Be vrye Goederen van een Reftor en sen Gedeeelte van zyne Kërkelyke Lander yen. CHAN’CRE, ( in.Surgery. ) Zie SHANKER. CHAN’DELIERS , (in Fortification j are wooden Parapets whicn fupport Planks or Bavins filled with Earth, to cover Workmen on Approaches. Blinden ; haute Borstweeringen. CHAN’DRY, an Apartment in a Prince’s House, where the Candles and other Lights are kept. Een Vertrek in een Vörstelyk Paleis , alwaar de Kaerzen bewaart warden. CHAN’FRIN , (in the Manege ) the fore-part of a Horse’s Plead, extending from under the Ears along the interval between the Eye-brows down to his Nose. Het voorste Gedeelte des Kbps van een Paerd van de Ooren tüt de Neus. CHAN'GE, (among Hunters ) is when a Buck,&c. met by chance, is taken for that they were in pursuit of. Toeval , ( op de Jagc ) als 'er een ander Hert gevangen word , dan men najaagt. CIIAN’GE , ( Changer un Cheval , or Changer de Main, F. in the Manege ) to Change a Horse, or to change Hand, is to turn or bear the Hor- se’s Head from one Hand to the other, from the right to the left, or from the left to the right. Het Hoofd van een Paerd draaijen, van de rëgter tot de linker , of van de linker töt de rëgter Hand zwenken. CHAN’GE of Seed, (in Husbandry) the fowing a Field or Spot of Ground first with one Kind of Seed, then another, a then a third Kind. Van Graan veranderen , is het bezaaijen van, een Veld Sf Akker, eerst met het eene; dan met het andere, en dan met -het derde Soort van Graan . CHAN’GUARfCA , (in Botany . ) Z ie BIXA. CHAN’NA , (in Ichthyology) a Sea -fish like a Pearch, breeding of itself; a Ruff. Een Zee - Visch van dien Naam, die veel gelyken met een Baars heeft. CHA. 313 CHAN’NEL of a Horse , the Hollow between the two Bars of the nether Jaw-bone, in which the Tongue is lodged. De Holte in den Bëk van een Paerd. CHAN’NEL of the Larmier CHAN’NEL of the Volute, Zie CANAL. CHAN'NELS , ( in Anatomy. ) Zie CANALS. CHAN’NELINGS , (in Architecture) perpendicular Channels, or Cavities, cut along the Shaft of a Column, or Pilaster. Groeven in een Kolom öf Pilaar. CHAN’TEPLEURE , (of chanter to fin g, and pleu- rer to weep, F. ) one that fings and weeps in the fame Moment. Ci-uuc. Een die te gdyk zingt en fchreit. CHANTERELLE , (F.) the thinnest String of a Mu- sical Instrument. De fynste Snaar van een Speel- tuig , voornamelyk van een Luit. CHAN’TLATE , (in Building) a Piece of Wood fastened near the Ends of the Rafters, and pro - jetting beyond the Wall to Support two or three Rows of Tiles, fo placed as to prevent the Rain-water from trickling down the Sides of the Walls. Waterborden , Dekstukken om ts beletten dat het Water langs de Misuren af- sypett. CHANTRY, a Church of Chappel, endowed with Lands, &c. for the Maintenance of one or more Priests , to fay Mafs for the Souls of the Do- nors. Een Kerk of Kapel begiftigt met Lande- ryën,enz. töt onderhoudt van één öf meer Pries- ters , om Zielmifsen voor den Geever te doen. CHANTRY Rents, Rents fiill paid to the Crown of England by the Purchasers of those Lands, Renten die nög aan de Kroon van Engelandt be- taalt worden , doer de Koopers van zulke Lan -, deryen. CHAO’LOGY, the History or Description of the Chaos. De Geschiedenis öf de Beschryving van den eersten Bayerd. CHAOMAN’ TIA , ( of X&©- Chaos , and yimmi’ce. Di- vination, Gr. ) the Skill of prognosticating by Observations of the Air. De Konst om uit de Lucht Voorzeggingen te doen. CHAOMAN TICA Signa , (among the Paracelsians) those Prognostieks that are taken from Obser- vations of the Air. De Tékenen in de Lucht, Waar uit de Voorzeggingen gedaan worden. CHA’OS , (Xet©-, Gr.) a Gap; also a dark or ru- de Mafs or Matter, out of which the World is fupposed, by fome, to be at first formed.; a confused Mixture of all Sorts of Particles toge- ther; a disorderly Heap of Things. Een Scheur, Ktoove , verwarde Hoop van allerlei Stoffen; een Bayert. „ R r CHAOTICK , 3T4 CHA. CHAO’TICK , resembling or like a Chaos. Woest , verwart , naar een Bayert gely kénde. CHAP, the upper or under part of a Beast’s Mouth. Het bovenste öf onderste Gedeelte van den Bek van een Beest-, het Kinnebakke. CHATE , (among Hunters ) the Tip at the End of a Fox’s Tail. De Punt van een Vöfsenstaert. CHATEAU , ( in Heraldry ) a Cap of Dignity used to be worn by Dukes. Een Kap van Staat , die de Hertogen pleegen te draagen. CI-IA’PEL , ( Chapelle , F. of Capella , L.) a Buil- ding either adjoining to a Church , or that is Part of it, or is feparate from it, where the Parish is large. Een Kapel. Free CHA’PEL , is one endowed with Revenues for for maintaining a Curate, without the Charge of the Parish or Bettor. Een vrye Kapel. CHA’PEL, ( among Printers} is a Printing- Office , fo called because the first Occupation of that Art in England was prattised in a Chapel in Westminster Abbey. Een Boekdrukker y , de Werk- plaats van een Drukker. CHA’PELESS , that which has nothing to fasten it; that which has no Chape. Knoppeloos, het geene niets heeft om het aan vast te manken. CHA'PELET, (in the Manege ) a couple of Stir- rup-leathers, mounted each of them with a Stir- rup, and joined atTop in a fort of Leather buc- le , called the Head of theChapelet, by which they are made fast to the Pummel of the Saddle. Ckapelët, eenpaar Styg-riemen met Beugels , die boven met een Léder e Band öf Ring , die la T ê- te du Cheval genaamd word, faamen gevoegd, en waar méde zy aan den Knop van den Sadel vast gemaakt zyn. GHAPELO’NIANS , Members of a Printing Office, after they have paid a certain Fine. Léden van het Boekdrukkers Gilde , na dat zy een zékere Som betaald hebben. CBA’PER, (O.) dry or thirfly. Droog öf dorstig. CHA’PERON , ( F. ) a Kind of Flood or Cap worn by Knights of the Garter when drefsed in their Robes. Een Soort van een Hoed öf Kap , door de Ridders van de Koufse-band gedraagen, als zy in hunne Staatsie - klederen zyn. CHA’PERON, is also the Badge of a Dottor or Li- centiate in Divinity , Law , or Physick, in Fran- ce, and worn by then on the ltft Ann, being of the fame Form with that which in antient Days was worn on the Plead. Een Kap van een Dotter öf Licentiaat in de Godtgeleerdheid , enz» . CHA’PETONS , a Name given by the Spaniards to the European Inhabitants of America , in contra- distinftion from the Creols, or those born there. Eenen Naam die de Spanjaards aan de Europeaan- sche Inwoonders van America in tégensè'lling van dg Creolen geeven. CHA. CHAP’FALN, (applied to an Helmet) having the Mouth fhrunk , or the projecting Part fallen down. Het neerliangent Mondtstuk van een Helm. A CHAPITER, (in Architecture.) Zie CAPITAL. CHA’PITERS, (in Law) are a Summary, or Con- tent of fucb Matters as are to be enquired Of, or concerning, before Justices in Eyre, Justices of Afsize , or of the Peace, in their Sefsions. Hoofdstukken , Kapittels , in de Rechten. CHAP’LESS , without Flesh. „ Chaplefs Bones ft ; Shakesp, Zonder Vleesch , Beenen zonder Vleesch. CHAPLET, (in ArchiteEture) a Fillet, a fmall Or- nament carved into round Beads, Pearls, Oli- ves , and Pater-nosters , and is frequently done in Baguettes, Een Cieraad in de Bouwkonst , bestaande in een Snoer van Kraaien, Paerlen, Olyven, enz. CHAPMANHEDE, Tthe Profefsion or Businefs of CHAPMANHODE, 5* a Merchant or Tradesman. Cbauc. Koophandel, Negotie, de Bezigheid van een Koopman. CHAPOURNET’ , a little Hood ,• the Figure of which Heralds take for the Bearing of a Coat of Arms. Een Kapje, dat in de Wapenschilden gevoert word. CHAP’PAR, a Courier of the King of Persia, who carries Dispatches between the Court and the Provinces. Een Courier öf Boode van den Chan van Persiën. CHAP’PE , (in Heraldry) the Partition of an Es- cutcheon ; as a Chappé , Or and Vert. De Ver- deeling van een Wapenschild. CHAPS. Zle CHAP. I CHAPTER , (of Caput , L.) the whole Body of Clergymen belonging to a Cathedral, Conven- tual, or Collegiate Church. Kapittel, het gant- sche Lighaam der Geestelyken töt eene Kérk be - hoorende. CHAPTREL, (in ArchiteEture) a Sort of a Plinth, or little Corniche, which crowns a Pier, and fupports the first Stone whence an Arch or Vault commences. Een Soort van Plinten, öf Hoornwerk. CHAQUERILLE , Winter’s -Bark. Kina, Koorts- Bast . Zie WINTER’S-Aar*. CHAR , CHARRE , ( in Ichthyology . ) Zie CHARKE. To CHAR, to burn Wood to a black Cinder, or Charcoal, Hout töt Kooien branden. CHAR, Work done by the Day by a Woman; a fingle Job. Dag werk van een Vrouwspersoon ; een Karrewei. To CHAR, (to chair) to do the house Work of a Family occasionally , opposed to regular Ser- vice. Schoonmaaken , r.u en dan het Huiswerk doen. CHARA, CHA. CHA’RA , (Kapoi, G r. in Botany ) a certain Root which is eat instead of Bread. Een zékere Wortel die in plaats van Broodt gegeeten word. CHARACIAS , (L. , Gr. in Botany ) a Kind of Spurge , vulgarly called Catapuche. Spring- kruid , Spur gis. CHARACTERISTICS, ( Charatteristique , F.) be- longing to a Character .* also a Mark or Sign. Totem Karakter behoorende ; als ook een Merk öf Téken. CHARACTERISTICS Letter, the Consonant in a Greek Verb , which immediately precedes the varying Terminations. De Médekiinker in een Grieksch Werkwoord. CHARACTERISTICS, of a Logarithm the fame as Index, or Exponent. Zie INDEX, enz. CHARA’DRIUS , (X* f xfy<&, Gr. Galgulus , L. in Ornithology ) a Bird , toe feeing of which cures those who have the Jaundice. Een Vogel , die de geenen die de Geelzucht hebben geneest als zy hem aanzien. CHA'RAG, the Tribute which the Christians, and Jews pay to the grand Signior. De Schatting die de Christenen ewjooden aan den grooten Heer betaalen. CHARA’MEIS , (in Botany) an Indian Tree , of which are two Sorts. Een Indiaansche Boom van dien Naam , waar van twee Soorten zyn. CHA’RAX, (in Ichthyology ) the Name by which feveral Authors call the Ciprinus, with twenty Rays in the Back -fin, and with the fide-line ftraight. De Naam van zékere. Visch. CHAR’BON,(in the Manege ) that little black Spot or Mark which remains after a large Spot in the Cavity of the Corner Teeth of a Horse : about the feventh or eight Year , when the ca- vity fi’ls up, the Tooth beiDg fmooth and equal, it is faid to be rased. Net kleine zivarte Téken, dat van een grooter in de Holligheid der Hoek- Tant van een Paerd overblyft. CHARDS of Artichokes , ( in Gardening ) are the Leaves fair Artichoke Plants tied and wrapp’d up in Straw till they grow white , and lose fome of their Bitternefs. Bladen van Artis- jokken. CHARDS of Beet, are white Beets transplanted in- to a prepared Bed , where they produce great Tops , with a large , thick , white , downy Main Shoot. Witte verplante Beetwortelen. CHARE. Zie CHARKE. t ru \ ! re q t0 Separate the large Chaff, from the 'r pa ; 'RE * r“ Cora » or fmallcr Chaff, withaRa- 1 0 call, j ke _ Wannerl ' CHARE the Cow, fiop or turn her. Keer de Koe , houd haar tégen , öf doet haar keeren. CHA. 215 CHA’REA, (O. L.) a Carr, or Cart. Eeh Kar if Wagen. CHARGE, (among Farriers) is an external Medi- cine applied to the Body of a Horse, or other Creature. Een Z alve , een uitwendig Geneesmid- middel , dat voor Paerden en Beesten gebruikt word. CHARGE, (in Gunnery) a certain Measure of Pow- der proportioned to the Size of the Fire-artns for which it is allotted. Landing van etn Vuur -roer. CHAR’GE , ( in [Heraldry ) is whatsoever Thing is borne in the Field of a Coat of Arms, whe- ther it be a living Creature, or any other Re- presentation or Figure. Al het geene in een Wa- penschild gevoert, öf verbeeld word. CHAR’GE , or OVERCHARGE, (in Painting) an exaggerated Representation of any Person , whe- rein the likenefs is preserved , but withal ri- diculed. Een bespottelyke Afbeelding van iemand, zo dat men echter het gelyken bewaart. CHAR’GE of Lead , 36 Pigs , each containing fix Stone wanting two Pounds. Zes en dertig Baa- ren Loodt. A Ship of CHAR’GE , ( Sea Term) a Vefsel is To called, when fhe draws much Water, or fwims deep in the Sea. Een diep gaand Schip. To CHAR’GE, (an Enemy) io attack, encounter, or fall upon him. Eenen Vyand aanvallen. CHARTED Cylinder , that Part of the Chase of a great Gun where the Powder and Ball are pla- ced. De Kamer van een Stuk Kanon. CHARGED , {In Heraldry) a Shield carrying fome Imprefs or Figure, is fald to be charged the- rewith. Méde gevoert , van voorzien. CHARIENTIS’MUS , (L. Xxpt»Tt\ryA 5 , Gr. ) Cra cefulnefs; a good Grace in Speaking; also a Figure in Rhetorick , in which a taunting Ex- prefsion is foftened with a Jest. Bevalligheid ? Aanminnigheid in ’t fpreeken. CHARI’LY, (Cate, L. ) with a great deal of Care and Regard. Zorgvuldig en omzigtig. To CHA’RIOT, (in a figural Sense) to Convey -as in a Chariot. ,, In a fiery Column charioting his Godlike presence". Milt. In een Wagen omvoeren . CHARISTIA , ( in Antiquity ) certain Feasts or Ban- quets which the Romans kept on the 22th of the Month of February, in Order to reconcile those, who hath been in quarrel with another. Zékere Feesten en Gastmaalen der Romeinen. CHARIS’TICARY , (among the Greeks) a Kind of Donatary, or commendatary , who enjoyed the Revenue of an Hospital or Monastery , without being accountable to any Person. Iemand ■die de Inkomsten van een Gasthuis of Kloos- R r 2 ter 2,i6 CU A. ter geniet zonder daar voor verantwwoordelyk te zyn. • _ CHARITA’TIVE Aid or Subsidy , ( in the Canon Law) a moderate allowance which a Council grants a Bishop , upon any urgent Occasion. Een maatig Onderstand ’t welk door eene Kerk- vergadering by dringende Gelégenheden aan een Bijschop vergunt voord. CHARITOBLETHARON , (xupmStoftpi , Gr.) a Kind of Shrub growing in the Sea , power- ful to excite Love- Liefdes-kruid, een Zee-plant. CHA'RITY, (in Divinity ) the Love of God and one's Neigbour ,• also Alms. Liefde ; Liefdaa- digheid; als mede Aalmoezen, djaritp beging at Slome. Hiefae begint ban 3icf) self. Tt RENCius , Proximus fum egomet mihi , Lat. and the Greek, pt As; S' L&vtS yjdxxov sSSc aSSc s. D,t Spreekwoord word doorgaansch gebruikt tot ver- schooning van een Plicht -verzuim , in 't be- trachten van Lief daadig heid omtrent onze Méde- mënschen. To CHARK, or To CHARR. Zie To CHAR. CHARES, Pit-coal charked, or charred. Houts-koo- len , ' Zilver smits kooien. CHAR LATANERY , (F.) Cheating, cogging , or wheedling , Quirks or Tricks , fair Words. Kwakzalvery ; Misleiding met fchoone W oorden en Beloften. CHART. ATANI CAL, vainly pretending to a Know- ledge' of Physick ; quackish. Kwakzalver -achtig . CHARLES’S Wain, a Northern Constellation , feven remarkable Stars in the Constellation of Ursa Major. Een Noordelyk Gesternte bevattende zéven merkwaardige Sterren in den grooten Beer. CHAR LOCK ,( in Botany ) a Weed growing.among Corn , bcariDg a yellow Flower. Héderik ; een Onkruid. CHARM’ERESSES , Women making use of Charms. Chauc. Schoor, héden-, Fr ouwen die hunne Aan- lökselen gebruiken om te behangen -ganders ook Bezweer ster s. CHAR’KE, lts Fish like a Trout , which breeds on- CHVRE, S’ ly in fomeNorthern Parts of England. Een Visch als een Forel , alleen in ’ t Noorden van Engeland bekend. CHARTENTIER , ( F. in Ornithology ) a Bird of the Size of a Lark. Een Vogel van groote als een Leeuw erk, op het Eiland St. Domingo. CHARR of Lead , a Quantity consisting of. thirty Pigs, each containing fix Stone wanting two Pounds, every Stone weighing twelve Pounds. Dertig Blokken Loods. CARTS, ( Plain) is a Representation of the Super- ficies of the Terraqueous Globe, in which. the CHA. Meridians are fupposed Parallel to each other , the Parallels of Latitude at equal distances and consequently the Degrees of Latitude and Lon- gitude every where equal to each other. Een Waereld-kaart , waar in alle de Oppervlaktens van den Aardkloot af geheeld zyn. Mercator’s CART, is that where the Meridians are ftraight Lines Parallel to each other, and equi- distant; the Parallels are also ftraight Lines, and Parallel to each other ; but the Distance between them increases from the Equinoctial towards either Pole, in the Ratio of the Se- cant of the Latitude to the Radius. Koopmans Landkaart. Globular CART, is a Meridian Projection wherein the Distance of the Eye, from the Plane of the Meridian , upon the Projection is made, is fup- posed to be equal to the Sine of the Angle of 45 °, Een Waereld Kloot , 'óf Globe. CHART Chorographick, is a Description of a parti- cular Country , as of Holland, &c. Eene Be- schryving van een byzonder Land. CHART Geograpliick , is a general Draught of the whole Giobe of the Earth , commonley called A Map of the JVorld. Geographische Kaart , van den Aardkloot. CHARTS Heliographick , Descriptions of the Body of the Sun, and of its Spots. Eene Beschryving van ’t Lighaam der Zonne, en haare Vlakken. CHARTS Selenographick, Descriptions of the Parts, Appearances , and Spots of the Moon. Be- schryving van de Maan en haare Verschijnin- gen, enz. CHARTS Topographick, are Draughts of fome par- ticular Place , as of London , Amsterdam . Veni- ce, &c. without Regard to its relative Situa- tion. Platte gronden van Stéden. CPIARTA, (L. ) Paper, or any Material fit to wri- te upon. Papier , of eenige Stöffe om op te fchryven. CHARTA Emporet-ica , (in Pharmacy, &c, ) a Kind of Paper very foft and porous, used to fil- ter whiial. Een Suorc van Papier dat zngt en vol Luchtgaten is , om Vocht te laaten door- lekken. CHARTA Hispanica, Spanish Fard, Spaansch Blan- ketsel. CHARTA Magna , (an Antient Instrument) contai- ning feveral Privileges and Liberties granted to the Church and State of England , by Edward the Confefsor. De groote Handvest in Engeland. CHARTA Virginea, (in Astronomy.) Zie AMNION. CPIARTA, (in Old Records) a Charter, or Deed in Writing; also a Signal or Token by Which an Estate is held. Eene Handvest , öf Vergun- nings Brief. CHARTA CHA. CHARTA Pardonationis fe defendo , is the Form of a Pardon for killing another Man in his own De- fence. Een Pardon - brief voor iemand die^ een ander, in zyn eige Verdediging gedood heeft. CHARTA Pardonationis Utleg aria , is the Form of a Pardon of a Man who is outlaw’d. Een Par- don -brief voor iemand die in Ballingschap was gezonden. CHARTA Simplex, a Angle Deed, a Deedpoll. Een ënkelde Handvest. CHARMED, ( Cartel , F. ) a Challenge to to a Duel, a Letter of Defiance. Een Uitdaaging tot een Twee gevecht CHARTER, ( Chartre F. of Charta , L. ) a writ- ten Evidence of Things done between Party and Party; also Letters Patent, wherein Privileges are granted by the King to I owns and Corpo- rations. Een fchriftelyk Getuigenifse van ’t geene tufschen twee Partyen is voorgevallen ; als ook eene Handvest van den Koning aan Stéden en Gilden. CHARTER of the Forest, an Instrument in which the Forest Laws are particularly exprefsed. Een amtront da JXant tj p CHARTER of Pardon , a Deed whereby one is forgiven a Felony, or other Offence, against the King’s Crown and Dignity. Een P ardour brief voor Felonie en andere Misdaaden. CHARTRED , invested with Privileges by Char- ters. ,, The air, a chartered Libertine, is ftill”. Met eene Handvest voorzien. CHARTERER , a Freeholder. Een Bezitter van een onbezwaard Goed. CH ARTIS reddendis, a Writ lying against one who is entrusted with the keeping of Charters of Feoffment, and refuses to deliver them. Een Schriftelyk Bevel tégen iemand die Handvesten zyn aanbetrouwt en dezëlven weiger i over te geeven. CHARTOPHYLAX , Gr.) a Digni- ty in the Church of Constantinople , that whoe- ver obtained it, wore the Patriarch’s Seal about his Neck. Eene Waardigheid in de Kérk van Constantinopolen , waar door liy die dezelve verkreeg , het Zégel van den Patriarch om den Hals droeg. CHARTREUX , an order of Monks. Zie CAR- THUSIANS. CHARTULARY, (Chartulaire , F. of Chartularius , L ) a Keeper of a Register - roll , or Reckoning- Book. Een Registermeester. CHA’RUNFEL. Zie CAL AT UR. CHA’RYODIS, an Appellation given by Dr. Plot to certain Openings in the Bottom of the Sea, whereby the Water is conveyed to the Origin CHA. 317 of Sources of Springs, Rivers, &c. Zékere Ho- lm in den Bodem van de Zee. CHA’SE of a Gun, the whole Bose of a Piece of Cannon. De geheele Loop,, of Opening van een Stak Geschut. CHA’SE. Zie CHACE. To CHA’SE, (in Law ) to drive Cattle to or from a Place,- also to work or embofs Plate, as Sil- versmiths do. Vee verkampen, of van de eene Plaats naar de andere dry ven ; als méde Zilver öf Goud dry ven, op werken. CHASM , ( Chasma , L. Xd(F. L. T.) a Sum of Money paid CHL’VAGE. C by Villainagers to their Lords, as CHIF’FAGE, 5 an Acknowledgment of their Sub- jection. Een zékere Schatting die Dorpelingen aan hunne Heeren betaalen. CHEVAL Acheve , ( F. iu the Manege )a well drefs’d Horse. Een wel beréden en gedrefseerd Paerd. CHEVAL Zain , (F. in the Manege) a Horse that hath no Manner or Mark in its Hairs, neither Grei nor White. Een Paerd dat geenerlei Téken in zyn Ha air heeft, noch Graauw, noch Wit. CHEVAL qui fe Brouille , (F. in the Manege) a Horse that overhurries it felf , and by that Means makes false Steps. Een Paerd dat zich overhaast, en daar door kwaade Pafsen, als an- dtrzints maakt. CHEVALLER . ( Cheval qui Chevale,F. in the Ma- nege) is Paid of a Horse when in pafsing upon a Walk or a Trot, his off fore Leg crofses or over- CHE. overlaps the near fore Leg every fecond motion. Een Paerd dat in zyn Gang öf Draf .met de voor - ste Sch enkelen kruiswyze gaat. CHEVALIER, (in Ornithology') Zie CALIDRlS. CHEVAL’ROUS, Knightly. Sr enc. Ridderlyk. CHEVAL RY, (o i Chevalier, F ) Knighthood. Spekc. Ridderschap. CHEVAN’TIA , (O. L. ) a Loan of Mony upon Credit. Een Geld-leening op Crediet. CIIEVAUX de Prize, (F. in Fortification ) large Joists of Wood fiuck full of wooden Spikes armed with Iron, to flop Breaches, or to fecure the Pafses of a Camp. Spaansche öf Vriesche Ruiters. To CHEVE, to thrive. Groeijen, tieren. CHEVELEU’RES , (F. in Botany) the Fibres, or Strings, of Trees or Plants. De Vézdingen öf Strengen , van Boomen en Planten. CHEVERFL1US , (O. L.) a Cockling, or young Cock. Een jong Haantje. CHEVESAIL , the Freight or Cargo of a Ship. Chauc. Also a Gorget. De Vracht öf Lading van een Schip ; als méde een Bortslap öf Ring- kraag. CHEV'ILS, a final I Piece of Timber nailed to the Inside of a Ship to fasten the Ropes, called Sheets or Tacks. Pennen in een Schip om , de Koorden der Takels vast te maaken. CHEV’IN , ( Chevesne , F. in Ichthyology ) the Chub- fisb. Een groote Visch van dien Naam. CHEVISAN’CE, (of Chevir or Visier, a Chief , F.) a Bargain or Contract; also an unlawful Con- trad in point of Usury. Een Koop of Verdrag, als méde een onge-oorlooft Verdrag uit Hoofde van Woeker. CHEVISAUNCE, Achievement, Performance , Ac- quisition. Spenc. Merchandizing, Profit in Tra- de. Chauc. Verkryging , Verrichting , Aanwin- ning ; Koop , Voordeel in den Handel. To CHEVISE , to redeem. Verlöfsen , vrykoopen , rantzoeneeren. CHEVIT'UE, /(O. L.) Heads of plough'd Lands. CHEVI’SLE , 5 Hoofden van geploegde Landen. CHEVRE, £(in the Art of War) an Engine CHEVRETTE, $ f° r raising of Guns or Mortar into their Carriages. Een Stök-wind-aas öf Dom- mekragt. CHEV’RON, ?(F. in Heraldry) an honourable CHE’VERON, f Ordinary representing two Raf- ters of a House meeting at Top. Een eere- té- ken in een Wapenschild , verbeeldende twee Bal- ken van een Huis die van boven faamen loopen. Per CHEVRON, (in Heraldry) is when the Field is divided only by two {ingle Lines, rising from the two base Points, and meeting in the Point above as the Chevron does. Dit word gezigt CHE. CHI. 32 r sis het Veld in een Wapenschild , door twee in- kelde Lynen , die boven faamen loopen, verdeeld is. CHEVRONED, is when the Coat is filled with an equal Number cf Chevrons, of Colour and Me- tal. Ge-chevrond , is als het Schild in een ge. lyk Getal Chevrons van Kleur en Metaal ver- deelt is. CHKV’RONEL , the Half or Moiety of a Chevron. De He If t van een Chevron. CHEV’RONNE, £the Dividing of the Shield feve- CHEV’RONNY, S ra l times Chevron - wise. De verdeeling van een Schild in verschelde Che- vrons. CHEWING-Ra/L, Balls composed of feveral Sorts of Drugs, to be chewed by Horses, in order to recover Appetite. Kaauw-ballen, of Pillen, die men aan Paerden geeft om Appeteit te ver- wikken. CHEZANANCE, (i n Pharmacy) purging Medici- nes. Geneesmiddelen die Afgang veroorzaaken, CHI. CHIAN -Earth, (in Pharmacy) one of the medici- nal Earths of the Antients. Terra Chia. Een van de geneeskragtige Aarden der Ouden. CHIA’VE, ( Ital. in Musick Books) its Cliff, a Term or Charader of Musick. De Sleutel in de Muziek, CHIAU’S , /an Officer in the Turkish Court , who CHIA’OUS, .f performs the Duty of an Usher; and also an Ambafsador to foreign Princes and States. Een Amptenaar aan het Turksche Hof , die dePost van Hillebardier waarneemt ; als mé- de , een Gezant aan vreemde Vorsten en Staaten. CRlARO-fcuro , (in Painting ) the Art of distribu- ting to advantage the Lights and Shadows of a Piece, with regard to the easing of the Eye, and the Effed of the whole Piece. Het Licht ; en de Schaduw aan eene Schildery geeven. CHIASMUS , fignifies a Figure in the form of a Crofs , thus X. Een Woord het welk een Figuur in de gedaante van een Kruis betékent. CHIAUSl , Officers in the Turkish Court , other- wise called Mutes , employed in executing Per- sons of distindion. Stommen, die aan het Turk- sche Hof gebruikt worden om Luiden van aan- zien ter dood te bréngen. CHIBOU, a certain resinous Gum, which ifsued in great Quantity out of the Gum-tree , in the West-Indies. Zékere Hars-achtige Gom , die in groote ménigte uit den Gom-boom fypelt. CHICALY-CAzca/y , (in Ornithology) a very beau- tiful West Indian Bird. Een zeer fchoone West» lndische Vogel van dien Naam . To CHICA’NE, ( chicaner , F. ) to perplex or puz- zle a Cause ; to use Quirks or Tricks , and Fetches. Harrewarren , Knibbelen. S s * CHI CHAR , 322 CHI. CHI’CHAR , ( 33 T, H. ) a Talent of Gold worth 45C0/. of Silver 375 l. Een Talent- Goud . waar- dig f 50000: — öf . een Talent Zilver, waardig circa f 4125: - CHICHE , ( F. ) a covetous niggardly Fellow- Chauc. Een Gierigaard. CPI'CHES, (in Botany.) Zie CICER. CHICHEFACE , a meagre hungry Starveling. Chauc. Een magere , hongerige Elëndeling. CHICKLINGS , (in Botany) Pulse called everlas- ting Pease. Een Peulvrucht , altoosduwende Er- na eten genoemd. CHICK , (in Botany)a trailing Kind of Weed, much used by Bird-breeders. Muur. CHICOT . (in the Manege) a Splinter in the Foot of a Horse which penetrates to the Quick. Een Splinter in de Voet van een Paerd die tot hot Leeven doordringt. CHIDIRESSE , a Scold. Chauc. Een Fischwyf, een Scheld- achtig Vrouwmens ch. CHIEF, (in Warlike A fairs) a Generator Com- mander in Chief. Een Generaal of Opper-Bevël- hebber , CHIEF, (in Heraldry) is one of the eight honou- rable 'Ordinaries , containing a third of the Field, and determined by a Line drawn through the Chief Point. Een van de agt gewoone Eere- tèkérifn in een Wapenschild , beslaande een derde Van het Veld , en eindigende met een Lyn die naar het Hoofdpunt getrokken word. CHIEF Point, (in Heraldry) is the uppermost Part of an Escutcheon, which are threefold , viz. Dexter , Middle , and Sinister Chief Point. Hoofd- punt in een Wapenschild , is he t bovenste Gedeel- te daar van. en zyn drievoudig, het rëgter , mid- del, en flinker Punt. CHIE’FRY. an Acknowledgement paid to theLord. Eene Erkentenifse die men aan den Heer betaalt. CHIEF Pledge. Zie HEADBOROUGH. In CHIEF , ( in Heraldry ) fignifies fome Thing bor- ne in the Chief part or Top of the Escutcheon. Iets dat boven in een Wapenschild gevoert word . Holding in CHIEF. Zie CAPITE en TENURE. CHIE’GO , a fmall Inseft which gets into the Feet of the Inhabitants of Barbadoes , and is very troublesome. Een klein ongekurven Diertje , dat den Inwoonderenvau Barbados in de Voeten kruipt en zeer lastig is. CHIE’RI, /(in Botany) the Lucoium Luteum, the KEYRI, f Wall-Fiower. Muurbloemen. CHIE’SA, r Ital. ) a Church or Chapel. Een Kerk 'öf Kapél. CHIE’SA. in Musick Books) is fet to distinguish the Musick designqd for Churches, from that CHI. designed for Chambers, or private Concerts; a Sonata, de Chiesa , is a Sonata for the Chapel. Een Téken voor Jut Kirk , in onderscheiding van het Kamer -muziek. To CHIE’VE, to fucceed;as Fair chi eve y* Capture or Seizing , Gr. ) the Gout in the Hand. Eland- euvel , Handjicht. CHIRAG RICAL , ( Gr. ) having the Hand-Gout. Met het Hand euvel gequëlt. ->(0. L. ) an Ecclesiastical rmar rKMOT 1 ’ r- Court - Een Kërkelyke Rëcht- CHIRG-GEMUi , 5 bank. CHIRRING, a chattering Noise. Een klëtterent Ge- luid , een Geschater. CHIRK ITH , chirpeth. Cha-uc. Gesjilpt. CHIROG’RAPHER , (Chirographus , L. ) an Offi- cer in the Court of Common Pleas, who en- grofses Fines acknowledged in that Court. Een Amptenaar in de gemeene Rechtbank , Register- meester van de Boetens. CHIROGRAPHUM , (Xso[M, Gr. in Antiquity) the Art of representing any past Transaction by the Gestures of the Body; mo- re especially by the Motions of the Hands De Konst om een voorléden Bedryf door G’esten van ‘t Lighaam , byzonder door de B ewe e ging van de Handen aan te duiden. CHIRO’TONY, ( Chirotonia , L. among Ecclesiasti- cal Writers) the Imposition of Hands used in conferring Priestly Orders. Oplegging der Han- den , by de Bevestiging van een Leer aar in. zynett eersten Dienst. CHIR’PER, (in Ornithology) a Bird that makes a noise like a Sparrow; also a Person that is gay, cheerful, or merry. Een Tuin-fluiperje ; als mé- de een vrolyke Quant. A CHIRP’ING Cup, ( i. e. making one to chirp, or be fluent in Discourse) a Draught of good Liquor. Een Teug goede Drank, Spraakwater • CHIRUR’GEON , ( Chirurgien , F. Chirurgicus , L. of Xstpapyo? , Gr. ) a Surgeon. Een Heelmees- ter ; Chtrurgyn. CHIRUR’GERY , (Chirurgie y F. Chirurgia , L. of Xsip»pyic4, of a Hand, spyrav Work, Gr. ) Surgery. De Heelkonst. CHIRUR’GICAL , ( Chirurgique , F. of Chirurgi- cus , L. ) belonging to Surgery. Tot de Heel- konst behoorende. CHISEL, CHIZZEL, Bran. Zemelen. CHISLEY-iaud, (in Agriculture) a Soil of a mid- dle Nature between fandy and clayey Land; with a large Admixture of Pebbles. Een Land van half Zandt en half Klei , en vol Keizelsteentjes. CHIT Lark , ( in Ornithology ) a Kind of Bird. Een Pluim-lceuwërk. CHITTE, a Shift, Shirt, or Shroud. Een Mans- öf Vrouwe Hembdt. CHITTERLINGS , a fine Linen Border on the Bo- som of Shirts. Een Strookje aan de Borst van Hembden. CHIT TING, (among Gardeners) is faid of a Seed S s z when 3 2 1 CHI. CHL. when it first puts forth its ilender Roots. Het voortschieten van de dunne Wortelen eerier Plant. CHIVALROUS , valiant. Chauc. Dapper , held- haftig . CHI’VALRY , ( Chevalerie , F. ) H msemanshjp , Knighthood , Vaiour. Ridderschap , Dapper- heid. CHIVALRY, (in Law) a Tenure of Lands whe- re the Tenant was anciently bound to perform fotne military Office to his Lord. Een Leen van Landeryèn waar voor men Krygsdiensten voor den Leenheer moest verrichten. CHIVAUNCHE, Chivalry, riding in State. Chauc- Cavalcade , in Staatsie by Paaren tePaerd ryden- CHÏUDENDO , (Ital. in Mustek ) is the ending, or finishing, as Chiudendo col ritornello, to end with a ritornello. Eindigen , in de Muziek. CHFVES, 7 (in Botany) the fine Threads of FIo- CHFEVES, S’ wers , or che little Knobs which grow on the Tops of those Threads. De fyne Draaien öf Vézelingen der Bloemen. CHFVES, 1 (Give, F.) a finall Sort of Onions. GIVES, j Kleine Uijentjes. CHIVES tipp'd with Pendants, (among Botanists) is when the Thread of a Flower has an Apex or little Knob hanging to it, which when ripe,, fheds a feminal Dust, and is the Male -part of the Flower as in Tulips, &c. De Draad van een Bloem met een kleine Knop daar aan han- gende y die ryp zynde een Soort van Zaadstof uit- schut , enz. CHIV’ETS, (among Herbalists) the fmall Parts of the Roots of Plants, by which they are propa- gated. De kleine Deeltjes van de Wortels der Kruiden tmartr d.n nr vnortgeplant warden. CH1URTS , certain Turks expert in Horsemanship. Turks che Pikeurs . CHL. (in Antiquity) a Winter Garment worn Inr ATv/rve ’ > over the Tunica. Ken Winter Cewaat CL AMY o, £ der Qude}h CHLORION, ( Gr. in Ornithology ) a Green or yel- low Bird of thebignefs of a Turtle, never feen but in Summer, a Witwal or Lariot ; a yellow Hamber. Een groene of geele Vogel , zoo groot als een Tortel-duif die men alleen Somers ziet ; een Specht. QiLORUS, (XAapos, Gr. in Ornithology) a Green Finch, Een Soort van een Vink , of kleine Vo- gel van groot e als een Leeuwërk. CHLORITES , (in Natural History) a Precious- ftone green like Gras. Een gras- groen Edel- gesteente. CHLOROSIS XhmTw Greennefs , Gr, ) the CHO. Green -ficknefs , a Disease in young Virgins , . which makes them look of a wan, fallow Com- plexion. De bleeke-zucht , de Vry ster -ziekte. CIIO. CHOA’NA,( in Anatomy ) a Sort of Cavity or Tun- nel in the Basis of the Brain, by which the fe- rous Excrements are brought down from the Ventricles of the Brain to the Pituitary Glan- dules. De Fremelle of Trechter , eene Hollig- heid in het Brein , enz. CHOSPITES , (in Natural History) a Precious- ftone green and glittering like Gold. Goudsteen. CHOEN1X, (Xo£k| , Gr. in Antiquity) fignifies Fet- ters in which the Legs of Criminals were ma- de fast ; also a Measure containing fo much Corn as would ferve a Man one day. Voetboei- jens ; als méde eem Maatte van zo veel Koorn als een Mênsch op eenen Dag noodig heeft. CHOÈRAS , ( among Surgeons) a hard Kernel under the Arm pits; a Wen. Een hgrde Klier onder den Oxel ; een Wen. CHOICE’NESS, Excellency. Keurigheid, Uitmun- tenheid. CHOKE, (in Botany) the Filamentous or capillary Part of an Artischoke. Het Kufsen öf het vé- zel -achtig Deel van een Artisj'ók. CHOKEL1N, Quavering in the Throat. Chauc. Tril- ling , tremblant in de Keel. CHOK -Pear , (in a figured Seme) a Shock or Rub in one’s Way. Een Hinderpaal , Stooring. CHO’LAGOGUES , {Chaolaguga , L. of JtoAtcy<»yi Sj of wto Choler, and to draw, Gr.) Medi- nes which discharge or purge Choler. Gal af- voerende Geneesmiddelen. CHOLED’OCHUS Duüus, (among Anatomist) the DuElus Bilarius , or Pafsage of the Bile, called Common, wherein the Bile, from the Bladder that contains it, and the DuEtus in the Liver , is carried on to the Gut called Duodenum. Dm gemeenen Gal-leider die töt in den twaalf -vinger- Darm loopt. CHOLER, ( Choi ere , F. Cholera , L. of XcXifu , Gr. ) Bile, a hot and dry yellow Humour, contai- ned in the Gall-bladder ; also Anger, Pafsion, Wrath. Gal; alsook Toorn, Gramschap , Wraak. CIIOL’ERA Morbus, (L. among Physicians) is when the Bile fo exceeds in Quantity or Acri - mony, as to irritate the Bowels and Stomach, to ejedl it both upwards and downwards. 'tBört, een Kwaal in de Maag en Ingewanden . CHOLIAN’BI, a Sort of Jambick Verse having a a Spondee in the fixth or last Place. Een Soort van Vaerzm , dus genoemt. CHOLOMA , (in Surgery) the Distorsion of a Joint, chiefly of the Shinbone; Eem Verwrin- ging CEO. ging 'óf Verstuiking , byzondcr vin het Scheen- been. CHOMELIA, (in Botany) s. Genus of the Pentanr dria monogynia Ciafs of Plants. Een Geslacht van Planten. CHO’MER, (‘ a lD^n,H. )an Hebrew Measure, con- taining feventy Wine Gallons. Een Homer , sen Hebreeuwsche Maai. CHON DRILLA , (in Botany) an Herb like Suc- cory, wild Endive, Rush-Cichory, or Gum Ci- chory, Wratten-iruid , Chondrille. CIIONDROGLOSSUM , ( in Botany ) the Name of a Pair of Muscles arising from the Cartilaginous Procefs of the Os Hyoides , and meeting in the E r- se of the Tongue; this Pair is not found in all Subjects. Een paar Tongspieren van dien Naam. CHANDROPTERYGll, ( in Ichthyology )one of the five Orders or Subdivisions of Fishes, the Cha- racters of which are , that the Rays of the Fins are Cartilaginous differing little from the Membrane that Constitutes the Fin ; they have likewise Cartilages instead of Bones. Een van de vyf Orders öf Onderdeden in het Geslacht der Vifschen , dus genoemt. CHOP Church, (O- L. T. ) an Exchange of Bene- fices or Churches between two Parsons. Eene Rui- ling van Standtplaatsen tufschen twee Predikanten. A CHOPTN, ( Chopine , F. ) a French Liquid Mea- sure, containing about a Pint. Een Fransche Wynmaat; houdende omtrênd i Pint. CHOP’PINGS , ( Cioppini , Ital. ) a Sort of Shoes with a very high Heel , worn by the Venetian Women , as also the Genoese Ladies. Schoenen met hooge Hielen , die de Genueesche en Vene- tiaansche Vrouwen draagen. CHORA GIUM, (in Antiquity) all Kind of Furni- ture ; Drefs or Ornament belonging to the Sta- ge. Allerlei Huisraad, Kleeding en Cieraad tot het Toneel behoorende. CHORAGIUM, (L. ) the Exequies of a young Wo- man , who died before ihe was marriageable. De Lyk -plëchtighéden van eene Maagd die nog niet Huwbaar was. CHORAGUS, (in Antiquity) the principal Person or Leader in the Chorus. De voornaamste Per- soon óf Aanvoerder van het Choor. CHORD, ( Chorda , L. of XoJï» , Gr.) a Right -line in Geometry, which joins the two Ends of any Arch of a Circle , otherwise called Subtense. Koord , een rechte Lyn in de Meetkonst , die de twee Enden van een Boog öf Kring vereenigt. Line of CHORDS, is one of the Lines of the Senior or plain Scale. Koord-lyn , een der Lynen van dm Se&or. CHORDS, (in Musick) String, by the Viberation of which the fensat^on of Sound is excited j al- CiIO. 3“S so the Note or 1 une to be touched or foun- ded. in this Sense the fifth is fa i d to consist of five Chords or Sounds. Een Snaar van een Speel- tuig , als ruide de Noot die geraakt moet worden. CHORD, 'p(’ n Anatomy) a Tendon or Nerve. CHOR’DA, c E en ,Tendo, öf Nervus , een Zenuw J öf Trekker ; een Span ader. CtlORDAP SIS , ( XcpPui^/cs , Gr. in Medicine) the griping or wringing Pains of the final! Guts. De Kronkel , Darm kronkeling ,• ’t Miserere mei vol- vulis, Darmjicht. CIIQRDEE , (among Surgeons) an Inflammation and Contra&ion of the Frcemrn of the Yard , that holds the Gians downwards , and causes Pain in the Ereftion. Eene Ontsteeking en Op- krimping van ’t Frasnum van het Manndyk Lint. CFIOREA SanBi Viti , (L. St. Vitus's Dance, fo called , because it often feized on those that used to visit the Chapel of St. Vitus , near the City of Ulm in Swabia) is a Kind of hysterical Madnefs , to which Females are only fubject ( owing to Obstructions ) which occasions tnein to throw themselves in various firaDge Postures. De Dans-ziekte-y een Soort, van Krankzinnigheid door Opstygingen veroorzaakt. CHOREPISCOPUS , a Suffragan , one who fup- plieth the Place and Read of the Bishop. JFv- bifschop. CHORE US , (Gr. ) a Foot in Greek or Latin Ver- se, which consists of three Ihort Syllables, or else of two Syllables, the firsc long, and the other fhort. Een Voet in een Gneksch öf La- tynsch V aers , dus genoemt. CHQRiAM BICK , a boot in Verfe, consisting of four Syllables, two long at each End, and two lhort in the Middle, as Ebrietas. Een Voet van vier Lëttergreepen. CHO’RION , (Xöpiev,Gr. in Anatomy) the outmost Membrane which covers the Foetus or Child in the Womb ; it is pretty thick and fmooth wi- thin, but rough on the Outside where the Pla- centa flicks. Het Ader vlies , het buitenste Vlies waar in het Kind besloten is. CHORION , (in Botany) the outmost Membrane of Fruits. Het buitenste Vlies der Vtucht. CHO'RO , ( Ital. in Musick Books) is when all CHO’EUR, £ the feveral Parts of a Piece of Mu- CFIORUS , 3 sick perform together , which is commonly at the Conclusion. Choor , is als . alle de Partyën van een Muziek - fluk te gelyk fpeelen. CHOROBATE, a Kind of Water-level among the Antients, of the figure of the letter T. Een Soort van Waterpas-meeter der Ouden , van Figuur als de Letter T. CHORO -favorite, (in the Italian Musick) a Cbo- 3 s 3 rus- 32(5 CHO. CHR. rus in which are employed the best Voices and Instruments , to Sing the Recitativos, play the R'tornellos , &c. Een Clioor waar toe de beste Stemmen en Instrumenten gebruikt worden. ClïOR OSpefsato , ( in the Italian Mustek ) a Com- position of two, three, or four Chorufses. Eene Compositie voor twee, drie öf vier Chooren. CHOROG RAPHER , ( Chorographus , L. of Xop a- yp*^«,Gr.) one fkilled in Chorography. Een Landsthap-beschryver . CHOROGRAPHI’CAL , ( Chorographique , F. ) be- longing to Co, orography. Tot de Landscnaps- beschrijving (Chorographie) behorende. CHOROI’DES, (among Anatomists ) is the folding of a Carotidal Artery in the Bram , in which is the Gland, ula Pinealis : Also the Uvea lumca that makes the Apple of the Eye. Het dunne Vlies der Hërfsenen; als méde het Net- vormi- ge Vlies der Oogen. CHORUS, (L. of Xopk, Gr.) a Company of Sin- gers and Dancers; also the Singing or Mustek in a Stage Play; also a Company of Choristers in a Church; a Choir or Quire. Een Bende Zingers en Dansers ; als ook het Zingen öf de Muziek in een Toneel fpeV. mitsgaders de Choor * zangers in eene Kerk. CHOSE, (F. Laav Term) a Thing. Een Zaak. CHOSE in Action, in an Incorporal Thing, and on- ly a Right, as Annuity, Bound, Covenant &c. and generally all causes in fuit , for .any Duty or Wrong , are accounted choses in Action. Rechts -zaaken. CHOSE Local, (F. Law Term) is a Thing which Is fixed to a Place , as a Mill , &c. Plaatze- hke Zaak , Onroerend Goed ; is iets dat aan een Plaats bepaald is, als een Moolen , enz. CHOSE Transitory , {Law Term) a Thing which is moveable, or which may be earned from one Place- to another. Een roerend Goed , dat van de eene Plaats naar de andere gevoert kan worden. CHOUAN (in Commerce) the Levant name for the Seed of a Species of Fantolina; Carmine Seed. Kctrmyn-zaad. CHOUGH, (in Ornithology.) Z ie CORPUS. CHR. CHREMPS, (in Ichthyology) a Species of Sparus. Een Soort van Sparus, zékere Zee-visch. CURIA, (in Rhetorick) a ihort Sentence exhorting to Virtue, and difsuading from Vice, as, „The Root of Virtue is bitter, but the Fruit fweec”. Een korte fpreuk tot Deugd aatmaanende. CHRISMA 5 LE, (L. ) a Chrism Cloth laid over the Face of a Child at Baptism. Een Doop-kleedt , Doop-déken, CHR. CHRIS’MATIS Denarii , (L )Monev paid to the CHRISMTENCE, J Bishop by the Parish- Clergy for their Chrism. Geld 't welk de Pa- röchie - priester aan den Bifschop betaalen moes voor. de H Olie. CHRFSOMS , (of Xpïcrpct, Gr.) Infants that die within the Month of Birth , or while they wear the Chrism ■ Cloth. Kinderen die ftërven voor dat zy een Maand oud zyn , Öf terwyl zy hun Doopluuren draagen. CHRFSOM-Ca// , a Calf killed before it is a Month old. Chauc. Een Kalf van nog geen Maand oud Order of CHRIST , a Military Order, founded in 1320, by Dionysius I. King of Portugal , to animate his Nobles against the Moors; also a Military Order in Livonia, instituted in 1205, by Albert Bishop of Riga, to defend the new Christians ,who were persecuted by the Heathens. Christus-order , een Krygs-order in Portugal, enz. CHRIST- Thorn,) (in Botany ) an Herb which fiouris- CHRIST-#Vf, J hes about Christmas, as the Glas- tonbury Thorn. Kërs-doorn , Rbyn-bezien. CHRISTIAN Court. Zie CHRISTIANiTAS Curia. CHRIS’TIAN Name, the Name which is given to a> Person at Baptism. De Doop-naam. CHRISTIANITA TIS Curia , the Court Christian , or Ecclesiastical Judicature , in opposition to the Civil Court , Riled , Curia Domini Regis. Het Kërkelyk Rëchts-gebiedt CHRIS’TIANISM , "1 {Christianisme , F. Christians- CHRISTIANITY , J tas , L. ) the Doctrines , Prin- ciples, and Religion of Christians. De Chris- tenheid, de Leerstukken, en Grondstellingen van den Christelyken Gödtsdienst. CHRISTIANS of St. John, (in Church History') a Seth of Christians very numerous in Balsara, and the neighbouring Towns. St. Jans Chris- tenen ; eene Gezindheid van Christenen , zeer tal- ryk in Balsara, en de omleggende Plaatzen. CHRISTIANS of St. Thomas, (in Church History) a Sort of Christians in a Penunsula of India, on this fide of the Gulph. St. Thomas-Chri stenen. To CHRISTIANIZE, to convert a Person, or con- vince him of the Truth of the Doftrines of Christianity. Iemand tot een Christen maaken. CHRIST’MAS Roze, (in Botany) a Species of black Hellebore. Een Soort van zwarte Nieswortel. CHRISTO'LYTI , (in Curch History) a Seft of Christian Hereticks. Christolyten , zékere Ketters. CHRISTO'MACHI , an Appellation given to all Hereticks who deny Christ’s Divinity. Looghe- naars der Gödtheid van Christus. CHRISTO’PHRR-ifrrfc . '1 (in Botany) a Genus of CHRISTO’PHORIANA, J the Polydndria-monogy- nia Ciafs of Plants. St. Chrisioffels-kruid. CHROAS- CHR. CHROASTACES , ( in Natural History ) a Genus of pellucid Gems, comprehending all those ot variable colours, as viewed in different Lights. Een Geslacht van doorschynende en glanschryke Steenen , die van Kleur veranderen als men ze in een ander Licht houd. CTIRO’MA , (Xp£p*« , Gr.) Colour, Gracefulnefs. Kleur , Bevalligheid- CHRO’MA , (in Mustek ) the graceful Way of finging, with Quavers and Trilloes. Eene be- vallige wyze van Zingen , met Tremblanten , enz. CHRO’MA , (in Rhetorick') a Colour, Set-off, or fair Pretence. Een Kleur, Afzëtzel , of fchoon Voorwtndzel. CHROMAT'ICK , ( Chromaticus , L. of XpaipiMniMi , Gr. ) that never blushes , whose Colour never changes; also delightful, pleasant; that consits In keeping the Intervals close, fo as to make the Melody the fweeter and fofter. Iemand die niet bloost, wiens Kleur niet verandert; als ook bekoorlyk, aangenaam, het geene de Muziek aangenaam maakt. CHROMATICKS . ( Chromatiques , F.) a delightful and pleasant Sore of Musick. Een verruhkelyk , lieflyk Muziek. CHROMATTCE, (in Painting ) a Tern! used to fignify the Colouring, which makes the third Part in the Art of Painting. Het Kleuren in de ScKM&erRons*. CHROM’BUS , (in Ichthyology) a Kind of Fish of which Pltny reckons three Sorts. Een flag van Vifschen, waar van Plinius drie Soorten op teld. CHROMIS, (in Ichthyology) a Fish that makes a Nest in the Water. Een Visch die een Nest in ’ t Water maakt. CHRON’ICAL , ( Chronicpue , F. Chronicus , L. of Xparucis, of Time, Gr. ) belonging to Time , or that is of a long Continuance. Dat tot den Tyd behoord öf lang van Duur is CHRONICAL , ( in Medicine ) Diseases that con- tinue a long Time. Lang duur ig , Jleepende Ziekt ens. CHRONTCLES , ( Chronica L. of Xpw»* , Gr. ) the Name of two Books in the Old Testament. Chronyken , twee Boeken in het Oude Testament. CHRONO’GRAM, ( of Xplm Time, and ype^t^ a Letter, Gr. in Poetry) a Sort of Verse, whe- reof the figurative Letters , being joined toge- ther , denote the Date thereof. Tyd-vaers. CHRONO’METER, any Instrument or Machine, used in measuring Time. Een Tydt-meeter. CHRONOSCOPE. Zie CHRONOMETER. CIIROS , ( in Surgery ) any fleshy Part of the hu- man Body, as the Skin, Membranes, Muscles CHR. 327 and Intestines. Echig Vlcezig Deel van 's Mën- schen Lighaam , als het Li ill, de Vliezen? Spie- ren , en de Ingewanden. CHROSTAS1MA , (in Natural History) a Genus of pellucid Gems , comprehending all those which appear of one Ample and permanent co- lour in all Lights. Een Geslacht van doorschy- nende Steenen , bevattende allen die in allerlei Licht , een ënkelde en Jlandvastige Kleur be- houden. CHRYSfE’TOS, ?(ïn Ornithology) a Name given CHRYSAGTUS , } to the Eagle with a Yellow ce- ra or Membrane, covering theBase of the Beak. Een Arend met een geel Vlies , dat de Basis van den Bek bedekt. CHRYSALIS, (in Natural History) a Worm or Caterpillar in its fecond State , wherein it con- tinues without eating, or any Motion unltfs in its Tail, for fome Time, till it bursts its Pellicle, and changes into a Moth Or Butter- fly. Popje , een Wurm of Rups , in zyn twee- den Staat , waar in hy eenigen Tyd zonder eaten en zonder Beweeging blyft, enz. CHRYSANTHUM , (ofXpwS« Gold, and *,6& a Flower) any Plant that blows with a yellow, fliining Flower, as Crow-foot or Gold-knaps, &c, Among Botanists, this Name is peculiar to yellow compound discous Flowers, as the common and Corn Mary gold, &c. Alle Plan- ten die een geele , glanzige Bloem vóórtbrengen; doch in T byzonder de Goudsbloem. CHRYSITFS , (in Botany) Herb Milfoil or Yar- row. Duizendblad , Geruwe. CHRYSFT'S , (Xpvrms , Gr. ) Gold -foam, the Foam which arises from the refined Lead , being of a yellow Colour, like Gold. Goud-fchuim , de fehuim clie op gezuivert Loodt komt, zynde van een goudgeele Kleur. CHRYSOBALANUS , (in Botany) a Genus of the P olyandria-monogynia Ciafs of Plants. Een Ct- slacht van Planten van dien Naam. CHRYSOCERAU’NIUS Pulvis. Zie AURUM FULr MINAMS. CHRYSOCHAL’COS. Zie ORICHALCUM. CHRYSOCOL’LA . (XpvrezlM*, Gr.) Gold-folder, a Mineral fomewhat like Pumice flones, found in Copper-mines , and fometimes in those of Lead, Silver, and Gold. Borax of Geud-lym , Goud-foudeersel , Goud glit. CHRYSOCOMA, (in Botany) Goldy-Iocks. Geele Amaranten. CHRYSOGONUM , (in Botany) Moth -mullein. Motten kruid. CHRYSOLACHA'NUM , (in Botany) the Herb Qxage. Melde , een Kruid. CH2.YSO- 328 CHR. CHU. CHK.YSOLAM’PJS , a Precfous-ftone , fiery by Night and pale by Day. De Licht-ftesn. ' CHRYSOLFTE, (Chrysolitus , L. of Xputróxié®- of xpve-lf. Gold, and a Scone, Gr. ) a Pre- cious Stone of a Golden Colour, transparent, mix’d with Greer. De Topaas [leen. CHRYSOLPTE Paste , a Kind of Glafs made in Imitation of natural Chrysolice. Een Soort van nagemaakte Topdas-Jleen. CHRYSOME’LA, (in Zoology') a Genus of Insefts with Bracelet like Antenna; , thickest towards the Extremities ; the Body , of an Oval Form , and the Thorax rounded. Een Soort van gebandeerde gekorvene Diertjes. CHRYSOPHYL’LUM , (in Botany) a Genus of the P entandria-monogynia Clafs of Plants. Ster- rt kruid. CHRYSOPOETA , ( Gr. among Alchimists) the Art of making Gold. De Konst om Goud te föiaksn. CIIRYSOTRASUS , (of xporh Gold , and wpeeVa» a Leek , Gr.)aPiecious-ltoneofa greenish Colour, yielding a golden Lustre. Een Edelgesteente van een groene Kleur met een geele Weerschyn. CHRY’SOPS , ( in Zoology ) a Fish fo called for the Gold Colour it hath over the Eyes. Goud-visch, een Visch dus genaamt naar de Goudkleur die hy boven de Oogen heeft . CHPYSOS?LE J NIUM , (in Botany) Golden -Saxi- frage. Goude- of GeeleSteenbreek. ClLRYSOPLYClUS Pulvis, ( in Chemistry) a Pow- der which . according to Helmont , procures hardnefs to Lead, and difficulty of Liquefaction to Tin and Mercury, but deprives Iron of both these qualities. Een Poeder van dien Naam in de Schei-kofist. CHRYSUL’CA, (of*pwl ’ l to, or burning to Ashes. Eene ’ 5 verbranding tot Afsche. To C1NEFY, to bring to Ashes. Tot Afsche man- ken, öf branden. CINERA’RI A , ( in Ornithology ) the Name by which fome call the grey Motacilla, zieMOl ACILLA. CINERA’RIUM ,( among Chymists ) the bowl , into which the Ashes fall. De Asch-bak van e.n Stooker. CINE’F ACTION , CINE ’RATI ON C1NERES Clavellati , (among Chymists) Ashes ma- de of Tartar, or the Lees of Wine burnt. Asch van Wyn-moer 'óf Wyn-jlten , Pot-asch. CINE’REUS , (in Botany ) Ash -colour. Asch-achtig, Asch graauw. CINERI’TIOUG , (of Cinis, L. Aches) of, or like Ashes. Van-, of gelyk Afsche. CIN’GLE, ( Cingulum , L. ) a Horse-Girth. De Cin- van een Zadel. CIN’GULUM Veneris , (in Palmistry) a Semicircle drawn from the Space from betwixt the Middle- finger and Fore-finger , to the Space between the Little-finger and the Ring-finger. Een Lyn als een halve Cirkel in de Palm van de Handt. CINGULUM MERCURIALE vel SAPIENTLE , a Name given by the Inventor Rulandus to a Quick-filver Girdle. Een Quick- gordel , 3f Gor- del der Wysheid. CINIPHES, certain little Flies, but cruel Stingers, which made one of the Plagues of Egypt. Zéi here kleine fel Jleekende Vliegen. CIN’NA , (in Botany) a Genus of the Monandria- digynia Clafs of Plants. Een Geslacht van Plan- ten van dien Naam. CINNA’BAR , (K , Gr. Cinnabalis , L. ) a mineral Substance, red , heavy and brillant; the ore out of which Quick-filver is drawn, con- sisting partly of a fulphorous, and partly of a mercurial Nature. Vermiljoen, Bërgroodt, Draa- kenbloedt. CIN’NABAR of Antimony , is a Compound of equal Parts of Powder of Antimony and Sublimate corrosive. Een Mëngzel van evenveel Poeder van Spiesglas als in-eetend Sublimaat. CIN’NAMON, ( Cinnamonum , L. , Gr. ) the Bark of an aromatic Tree resembling the Camphire, or Olive Tree and growing in the Island of Ceylon. Kaneel. CINQUE-Foii , (F. in Botany) Five-leav’d Grafs. Alaver met vyf Bladen, Vyf vinger -kruid. CIN. CIO. CIP. CIR. 33i CINYRA , or CINNOR, (in Jewish Antiquity) a musical Instrument used before the Flood, and invented by Jubal. Een Harp. CIO. CI’ON, ( Scion , F. in Anatomy) the fame with the Uvula. De Huig , het Lelletje. CrON, (in Botany) a young Shoot,' Sprig, Sucker, Een jonge Spruit , een Scheute. CIP. CPPERUS , (in Botany) a Sort of Bulrush. Wilde Galigaan. CIPHER , or CYPHER , one of the Arabic Cha- ndlers , or Figures , used in Computation , for- med thus o. Een Nul , één van de tien Cyjfer- Letters. CYPHER with a Jingle Key, that in which the fa- me Charadter is constantly used to exprefs the fame Word or Letter. Eenvoudig Schrift , waar • in het zelfde Karakter gestadig gebruikt word om het zelfde Woord of de ei ge Letter uit te drukken. CIPPUS , (in Antiquity) a low Column, with an Inscription , eredfced on the high Roads, or other Places, to ihew the Way to Travellers, to fer- ve as a Boundary ; to mark the Grave of a de- ceased Person, &c. EenWegwyzer, Grenspaal , Grafzuil, enz. CIPPUS, is also the Name of a wooden Instrument with which Criminals and Slaves were punished, 'V being a Clog or Stocks for the Feet. Een Stok, öf Voetboeijen. CIR. CIRCjEA, Enchanters Nightshade , (in Botany) a Genus of the Diandria-monogynia Clafs of Plants. Mandragora , zéker Kruidt. CIRCEN’SIAN Games , the Exercises or Plays an- ciently exhibited in the Circus at Rome , in Imi- tation of the Olympick Games in Greece. Cir- censiaansche Speelen , de Speelen die men eertyds in de Circus te Romen vertoonde. To CiR’CINATE , ( circinare , L. ) to make a Cir- cle with a Pair of Compafses. Een Kring met een Pafser trekken. CIRCFNATION, (L. ) a circling or turning round. Een Wending öf Omdraaijing. ClEICLE , (in Geometry) is a Plain Figure, boun- ded with one only Line, and to which all the right Lines which can be drawn from a Point in the Middle of it, are equal to one another. Een Cirkel öf ronde Kring. CIR’CLE of the Equant , (in the Ptolemaick Astro- nomy) the Circle described in the Center of the Equant; its chief Use is to find the Variation of the first Inequality. Kring van den Equantus, Tt 2 CIRCLE, 33 2 CHR. CIR’CLE of perpetual Apparition, one of the lefser Circles parallel to the Equator, being described by any Point of the Celestial Sphere , which toucheth the Northern Point of the Horizon , and is carried about with the diurnal Motion: All the Stars included within this Circle never fet, but are always visible above the Horizon. Cirkel van geduurige verschoning. CIR'CLE of Inclination , a great Circle about the Sun, in the Sphere of the fixed Stars, falling right upon the Ecliptick. De Neig-kring, de groote Kring rondt om de Zon. CiR’Cf.E of perpetual Occupation, is another at a like Distance from the Equator, as the Circle of perpetual Apparition , and contains all those Stars which never appear in our Hemisphere ; but the Stars fituated between these Circles rise and fet at certain Times. Cirkel van gestaadige verberging. CIR’CLES of Altitude. Zie ALMACANTARS. CIR’CLES of Declination , are the fame with the Hour Circles, or Circles of the Sphere, pafsing through the Poles of the Woild, on which are accounted the Declination of a Planet or Star. Uur- kringen, of Spheer -cirkels. CIR'CLES of Longitude, (on the Globe ) great Cir- cles pafsing through the Star and the Pole of the Ecliptick , where tlaey determine the Star’s Lon- gitude , reckoned from the Beginning of Aries. On these Circles are accounted the Latitudes of the Stars. LSngte-kringen. CIR’CLES of Position, are Circles pafsing through the common Interseftions of the Horizon and Meridian . and through any Degree of the Eclip- tick , or the Center of any Star, or other Point in the Heavens ; and are used for the finding out of the Situation and Position of any Star, &c. Standt-kringen. Polar CIR’CLES. are Parallel to the Equator, and at the fame Distance from the Poles that the Tropicks are from the Equator. Pools-kringen. 1 I Antartick Axis of a Center of a Concentrick Eccentrick '? CIR’CLE. Zie< Fairy Secondary Segment of a Vertical 'ANTARTICK. AXIS. CENTER. CONCENTRICK. ECCENTRICK. FAIRY. SECONDARY. SEGMENT. ^VERTICAL. CIR’LE, (i n Logic k) an Argument, which fuppo- fes the Principle it fhould prove, en afterwards proves the Principle by the Thing it feemed to prove. Een Kring öf Cirkel in de Redeneer- konst. Sy logistical CIR’CLE, is when one of the Premi- ses is questioned and opposed, and attempted CHR. to be proved by the Conclusion. Een Siuitré - dens-kring. CIR’CLES of the Empire , are Divisions of the Em- pire of Germany , of which there are ten in Number. De Cirkels öf Kreitzen van Duitsch- landt. CIRCOCE’LE, ( Gr. with Surgeons') a Swelling of the Seed Vefsel in the Scrotum. Een zwelling van de Zaadtvaten. CIRCOLO MEZZO , (in the Italian Mustek) de- notes a Diminution of four Quavers or Semi- quavers , which represent a Semicircle, procee- ding by conjoint Degrees. Eene halve Cirkel in de Muziek. CIRCUITY, (of Action) a longer Course of Pro- ceeding than is necefsary, to recover the Thing fued for. Een langer Omtrek van Rè'chtspléging als noodig is om zyne Zaak te doen gelden. CIRCULAR, (Circulaire , F. Circular», L. Round, in the Form of a Circle. Rond , Kringswyze. Figuratively ic denotes a Succefsion, in which that which proceeds flrsi returns again. Eene wéderkeerende Opvolging. CIRCULAR LETTER, a Letter addrefsed to Se- veral Persons ; who have the fame Interest in fome Common Affair-. Een rond gaande Brief, houdende aan verschelde Persoenen, die het zélf- de Belang in een gemeene Zaak hebben. CniCULAR LINES, fuch firait Lines as are Divi- ded by the Divisions made in the Arch of a Circle. Kringswyze Lynen. CIRCULAR MOTION. Kringswyze Beweeging. CIRCULAR SAILING , is that which is performed in the Arch of a great Circle. Rond-zeiling. CIR’CULAR Numbers , (in Arithmetick) are fucli whose Powers end in the Roots themselves ; as S . whose Square is 25 , and Cube 125 , &c. Ronde Getalen . CIRCULAR VELOCITY, (in the New Astronomy) fignifies the Velocity of any Planet, or revol- ving Body, which is measured by the Arch of a Circle. Kringswyze Snelheid van een Planeet. CIRCULATION, the Aft of moving round, or in a Circle. Omloop; eene Beweeging in het ronds öf in een Kring. CIRCULATION of the Blood, the natural Motion of the Blood in a living Animal, whereby that Fluid is alternately carried from the Heart to all Parts of the Body by the Arteries, and re- turned from the fame Parts to the Heart by the Veins. De Omloop öf Doorstraalmg van het Bloedt. CIRCULATION, (in Chymistry ) a particular Mo- tion given to. Liquors; which is Birred up by Fire, and causes the Vapours to rise and fail to and fro. Eene by zonder e Beweeging die men aan CIR. aan de Vechten geeft met dezelve door ’t Vuur aan te hitsen , zo dat de Dampen heen en wéder ryzen en daalen. CIR’CULATORY , ( Circulatorius , L ) that circu- lates through the Veins. Omkopende, dat door de Aderen jlraalt. CIR’CULATORY , ( in Chymistry ) a Glafs Vefsel , wherein the Liquor infused, by its ascending and descending, rolls about as it were in a Cir- cle. Een Circuleer vat , Omloop vat. CIRCULA’TUM Minus, ( C. T. ) the Spirit of Wi- ne. De Geest van Wyn, Brandewyn. CIR’CULUS Zie CIRKEL. CIRCUMAGE’NTES Musculi , ( in Anatomy ) are certain oblique Muscles of the Eyes, fo called from their helping to wind and turn the Eyes round about. Zékere fchuinsche Spieren van het Oog , dus genoemt, om dat zy het Oog helpen draaijen. CIRCUMAGGERATION, (L.) a heaping round about. Eene Kringswy ze Ophooping. CIRCUMA’MBIENT , (L.) encompafsing, or flo- wing about j an Epithet mostly apply d to Air, and other Fluids. Omringende . CIRCUMAMBULA’TION , a walking about. Een rond Wandeling. CIRCUMCEL’LIONS , (of Circumcellio , L. a Va- grant) a Se£t of mad Christians in Africa in St. Austin’s Time, who ftrolled about from Pla- ce to Place, and, to get Repute, either would lay violent Hands on themselves , or get others to kill them. O mzwërvers, eene Gezindheid van krankzinnige Christenen in Africa , ten tyde van Augustinus. CIRCUMCIS’ION , ( Circoncision , F. a cutting a - bout) more properly , a cutting away a Part of the Prepuce , or double Skin which covers the Penis , a Ceremony used by Jews and Turks . Besnydenifse. To CIRCUMDO’LATE , (L.) to chip, or r cut a- bout; also to deceive. Rondt hakken, rondt fny- den ; als méde misleiden. CIRCUMFERENCE, (in Geometry ) is the outer- most bounding Line of any plain Figure; but it more properly belongs to the Perimeter of a Circle. De OmtrPk , de buiten Lyn van een Figuur. CIRCUMFERENTOR , ( L. ) an Instrument used in Surveying , being the fame with Theodolite. Een Hoekmeeter. CIR’CUiVIFLEX , (Circumflexe ,F '. of Circumflexus , L. ) bowed , or bended about. Omgekoogen , rondt geboogen. CIR’CUMFLEX, (in Grammar') an Accent which being placed over a Syllable, makes it long, CIR. 333 as (f) in Greek, (a) in Latin. Een Klanktéken dat een Sillabe lang maakt. CIRCUMFLU’ENT , ^{^cumfiuus ’ h). fl the Colour of a Pome-Ci- ’ £ tron , a Colour like Gold. CIV. CLA. 335 CITRTNE Colour CITRON, Citroen-kleur , Citroen geel. CITRINUS, (in Natural History) a Kind of Sprig Crystal, of a fine yellow Colour. Een Soort van Tak- achtige Krystal van een fraaye geele Kleur. CI’TRONNATE, Citron-peel, candied, and cut in- to Pieces. Geconfyte . Citmen-f nippers. CI’TRUL, (Citrulum, L. in Botany) a Kind of Cu- cumber or Pumpkin of a Citron Colour. Wa- ter -meloenen , Citrullen. CITRUS, (L. in Botany) the Citron-tree. De Cl- troen-boom. CiV. CF VET > ( F - Zibethum, L. ) a perfume like Musk. Civet. CI’VET, (F. in Cookery) a particular Way of dres- sing . Chickens Hares, &c. first by frying and afterwards by ftewing them. Een zonderling manier van Kuikens, enz. gereed te maaken. CiVIL Day , a Day of 24 Flours, reckoned from J2at Night to 12 the next Night. Een Bur- gerlyke Dag,; een Etmaal. CIVIL Death , is when by beii^g Tenteneed to per- petual Banishment , a Person is cut off from Civil Society, to working in the Mines, or to the Gal lies. Civiele Dood, is als iemand tot een eemvigduureud Bannifsemênt op de Galeijen óf in de Mynen veroordeelt zyr.de , van de Burger- lyke Maatschappy is afgesnéden. CIVIL Law , is properly the particular Law of each State, Coumry, or City, but what we usually mean by the Civil Law is a Body of Laws composed out of the best of the Roman and Grecian Laws, which were in the main re- ceived or observed , throughout the Romans Do- minions, for above 12CO Years, De Burgerh- ke- , of Civile Wetten. CIVIL Tear, is the legal Year, or annual Account of Time , which every Government appoints to be used within its own Dominions. Het Bur . ger-jaar. CIVILISATION , (in Law) a Law which renders a criminal Procefs civil, by turning an Infor- mation into an Inquest , &c. Civilisatie ; het veranderen van een Crimineel Procés in een Civiel. CLA. CLADO’NIA , ( in Botany ) a Genus of Mofses con- sisting or a firm, cough, and flexibie Matter formed into Stalks of a roundish Figure. Een boort van Boom-mos. CLA’DUS , (O. L.) a Hurdle or Wattle. Een Horde. CLAIMANT, (in Law) he that pretends a Right to any Thing in the Pofsefsion of another, and R&htet lt aS hiS Pr0perCy * Een Ei fxher, in CLAIR Obscure. Zie CHIARO-Scuro. To CLAKE, *> t0 make an ungrateful Noise, Sha- To CLACK, ( KE . SP ” t-Crafsen , een onaangenaam. J geluid maaken. CLARIS , ( in Ornithology. ) Zie BERNACLE. CLAMEA admittenda in itinere per Attornatum is a Writ whereby the King commands the Justi- ce in Eyre to admit one's Claim by an Attor- ney, who is employed in the King’s Service, and cannot come in his own Person. Het Be- vel van een Eisch aan te neemen , enz. in de Engelsche Rechten, CLAMP , ( with Brickmakers) a Pile of unburnt Bricks built up tor burning; Een hoop onge- brande Steen, die gereed Jlaat om töt Kalk er- ror ana te worden. & CLAMP Nails , fuch as are used to fasten on Clamps in building and repairing Ships.; Klamp -nagel. s , in de Scheepsbouw. ü CLAMP. * 33 <5 CLA. CLAMP Irons, at the Ends of Fires -to keep up the Fuel , called also Creepers , or Dogs. Vuur- yzers ; Beeren. CLANCÜLARII , (in Church History ) a Sett of Anabaptists, who taught that it was not ne- cefsary to make an open Profefsion of the Faith. Eene Gezindheid van Wederdoopers van dien Naam. CLAN’GOUR, ( Clangor , L.) aloud fhrili found. Ken hard fchril Geluid. CLAN'GOUS , making a loud and fhrili noise. Gil- len , een hard , fchril Geluid maaken. CLAN’GULA , (in Ornithology) the Golden -eye, a Species of Anas , with a greenish black Head , a black and ,white Body , and a white Spot at the Mouth. De Goud-oog, zékere Vogel. CLAP, ( Clapoir , F. ) is a Running of Matter from the Yard occasioned by Copulation with an impure Woman. Een Klap oor. A CLAP, ( in Falconry ) the nether Part of a Hawk’s Beak. Het onderste Gedeelte van den Bek van een Falk. CLAP Bread, thin hard oaten Cakes. Dunne harde Haverkoeken. CLAPERS, Rabbits Holes. Chauc. Kony ns holen. CLAP -Net and Looking Glafs , a Device to catch Larks, &c. Een Slag-net en Spiegel , om Leeu- vuërken te vangen. To CLAPPER CLAW , to fcold. Ratelen , Schelden. CLAPPER Dudgeon , ( Canting Term ) a Beggar born. Een Bedelaar gebooren. CLAR, 4( among Metallurgists) the Powder of CLEAR, S Bone-ashes, kept for covering the in- sides of Coppels. Poeder van Ezelsbeenen, om de Smeltkroezen van binnen te dekken. CLARAMONT-PoaW'ier, (a Kind of Earth, called Terra de Baira , from the place where it is found). Aarde van Baira , Bairasche Aarde. CLARETUM , ( Old Law) a Liquor made with Wine and Honey, clarified by boiling Hipo- crates. Een Drank van IVyn en Honing , door ’ t kooken klaar gemaakt . CLARIFICATION , (F. of L. in Physick) clari- fying, or making Liquors or Juices clearer. Klaaring ; eene Klaar öf Hëldermaaking. CLARIGATION, (L. Roman Law) a Demand of Satisfa&ion for any Injury offered or done, and a declaring War thereupon ; a Letter of Mart or Reprizal; also the Apprehending of a Man, and holding him to Bail. Oorlogs-ver- klaaring ; een Brief van Reprisalje ; als mede het gevangen neemen van iemand. CLA’RINO, a Trumpet. Klaroen-, een Trompet. CLARION, (in Heraldry) a Bearing representing CLA. an old-fashioned Trumpet. Een Figuur in een Wapenschild , gelykende naar een oude Trompet. CLARMARTHAN, a Term in the Scotch Law for warranting Bolen Goods. Borgstelling voor ge- stolen Goederen. CLARO Obscuro. Zie CHIARO Scuro. CLA’RY , ( in Botany ) the Sclarea , a Plant. Skar - ley, Algoede , een Plantgewas. CLAS’MIUM, (in Natural History) a distinft Ge- nus of Gypsums, being more fofc. dust, and Opake than other Kinds. Een onderscheide Ge- slacht van P leister steenen. CLASP ERS , (among Herbalists) the twisted Threads by which certain Herbs and Shrubs lay hold of Plants, &c. growing near them. Klawiert- jes; de dunne draad-achtige en gekrulde Rankjes van fommige Planten , waar méde ze aan andere nabystaande Planten vast hè'gten. CLASP-KNIFE, a Knife which is furnished with a Spring, and folds into the handle. EenKnip-mës. CLASP Nails, are fuch whose Heads are brought into a little Compafs, fo that they will fink into the Wood. Spykers met kleine Koppen, Klamp-nagels. CLA’THRUS , (in Botany) a Genus of roundish Mushrooms. Een Snnrt man Jjnnr-arhtige Pad* de rtapltri. CLATTE, (in Heraldry ) an Appellation given to irregular Lines, not reducible to those com- monly used. Onrégelmaatige Jlreepen in een Wapenschild. CALVA’RIA, (in Botany) a Genus of perpendicu- lar Mushrooms , with an uniform Surface. Een Geslacht van Paddestoelen van dien Naam. CLAVA’TED, (Clavatus, L. ) knobbed; or aboun- ding with Knobs Knobbelig , vol Knobbels . CLAU’DENT Muscles, ( among Anatomists ) Mus- cles ferving to fhut the Eye-lids. Spieren die het Oog fluiten-, Oog-fluitfpieren. CLAU’DERE, (L. in Ancient Deeds) to turn open Fields into Closes and Incloeures. Insluiten ; Landeryën omtuinen. CLA’VELLATED, ( Clavellatus , L. in Chymistry ) made with burnt Tartar. Met gebrande Wyiu steen gemaakt. CLA’VIO Cimbalo , (L. in Musick Books) a Harp- sichord, Een Clavecimbal. CLA’VER-Grq/j-, ") a Kind of three -leaved Grafs. CLO'VER-Gra/>, J Klaver. CLA VIS Insults, ( L. i. e. the Keys of the Island) a Title by which those twelve Persons are caL leu in the Isle of Man, to whom all doubtful and weighty Cases are referred. Zékere Goê- mannen öf Rechters op ’t Eiland Man. CLA’VIA, ( Old Law) a Mace or Club; as Ser-- jeancia CLA. jeantia Clavicc , is the Serjeancy of the Mace. Een Staf , of Knots. CLA’VICLES, ( Clavicules , F. of Clavicula, L. in Anatomy ) the two Channel Bones; two fmall Bones which fasten the Shoulder - bone and Breast-bone, being as it were a Key, fituated at the Basis or Bottom of the Neck above the Breast. De twee Sleutelbeenen. CLA’VIS , (L.) a Key, the Word is used in En- glish for the expounding of a Cypher , or any fecret Writing. Sleutel , om een Cypher- , if geheimzinnig Schrift te verklaaren. CLA’VIS , ( among Physicians . ) Zie CLAVUS. CLAU'SE Rolls , Rolls , containing Records com- mitted to dose Writs, preserved in the Tower of London • Gedenk c édels. Cl ATT’^TrTT Claw- (Icknefs or Foot-rot in CLAU’SIKe' C Sheep. Eene ziekte aan de Voeten ’ 3 der Schaopen. CLAUS’TRUM, (in Anatomy, a Lock or Straight- nefs) is a narrow Pafsage under the Almonds of the Throat. Eene Engte in den Hals onder de Amandelen , die naar den Slok darm gaat. CLAUSTU'RA , (O. L. ) Brushwood for Fences or Hedges. liys tot Schuttingen 'óf Heggen. CLAU’SUM fregit , ( L. in Law ) an Aftion of Trespafs; fo called, because the Writ demands the Person fummoned to answer to Qiiare Clau- sum fregit , why he committed fuch a Tres- pafs. Eene Aftie van Overtréding , in de Engel- sche Rechten. CLAU’SUM Paschce, (O. S.) the eighth Day after Easter ; fo termed, because it ends that Festi- val. Paasch flot , de agtste Dag na Paafschen. CLAUSU RA Heyce , ( Old Law ) the Inclosure of a Hedge. De Insluiting met een of Hegge. To CLAUT , to fcratch , to claw. Krabben , klaauwen. CLA’VUS , (in Antiquity) an Ornament upon the Ropes of the Roman Senators and Knights, which was move or lefs broad . according to the dignity of the Person. Een Sluijer óf Kleedt met Purper óf goude Knoopjes gestikt. CLA’VUS Hystericus , ( in Physick j a Pain in a fmall Part of the Head above the Eye-brow, and feems as if that Part of the Head was bo- red through with a Whimble. Een Hoofdpyn waar aan jonge Meisjes , voor zy huwbaar zyn , zeer onderhévig zyn. SLA’VUS Oculorum , ( in Surgery ) a callous Tuber- cle on the white of the Eye, also a Callus or Corn on the Foot. Een eelt-achtig Puistje in ’t wit van ’t Oog , als ook een Likdoorn op de Voet. CLA’VUS , a Chirurgical Instrument of Gold , de- signed to be introduced into an exulcerated Pa- late, for the better Articulation of the Voice. CLA . CLE. S3 7 Een Instrument van Goud, om in een uitgezwoo- ten Verhemelte te plaatzen; om de Stem te hulp te komen. CLA’WA , ( Old Law ) a Close or fmall Inclosure. Een kleine Omheining . To CLAY, (in Agriculture ) to manure with Clay. Met Klei mesten. CLAY-co/d, as cold as Clay, lifelefs. „ His Clay- cold Corpse”. Rowe. Zo koud als ys , Levenloos. CLA YES, (in Fortification ) are Wattles made of Stakes interwoven with Osiers, &c. to cover Lodgments, having Earth heaped upon them : They are also made use of to lay in Ditches that have been drained, and upon Marshy Ground, to make them firm and fit to be pafsed over. Horden. CLAY ■marl, a whitish, finooth, chalky Earth, re- sembling Clay, bat fomewhac more fat, and fometimes mixed with Chalk-Hones. Klei mer- gel , zékere Aarde. CLAYTO’NIA, (in Botany ) a Genus of the Pen- tandria-monogynia Clafs of Plants. Een Geslacht van Planten van dien Naam. CLE. To CLE AP, to haunt, to attend, to breed upon, &c. Shakesp. Naloopen , vergezellen, op blaazeni CLEAR, (in Architecture j inside Work. Bintie- wërk. To CLEAR ( Military Term ) as, to clear the Tren- ches, is to beat out those that guard them , by a vigorous Sally from the Place besieged. Zui- veren, als de Loopgraven Zuiveren, enz. To CLEAR STARCH, to Starch Muslin or Lawn, in a Manner that it may appear transparent. Droog ftyven. CLEAR Walk , (with Cock-fighters j is the Place the fighting Cock is in. De Haane-mat. CLEAT, ( Sea Term ) a Piece of Wood fastened on the Yard arm of a Ship , to keep the Ropes from Hiding of the Yard; also Pieces of Wood to fasten any Ropes with, or fasten any Thing to. Zékere Scheeps-klamp aan de Raa, enz. CLE’CHE , (in Heraldry ) any Ordinary pierced through with the fame Figure. Een gespleten Klamp , in een Wapenschild. CLEDGY, fliff. Styf. CLEDO’NISM, (in Antiquity ) a Kind of Divlna» tion. Een Soort van Waarzeggery. To CLEEP, to call, to name. Shakesp. Roepen , noemen. CLEF, (in Mustek) a Mark placed at the Begin- ning of the Lines of a Piece of Musick .which determines the Name of each Line, according to the Scale. Een Sleutel in de Muziek. V v CLEES, 33S CHA. CLEFS , the two Farts of the F % ot of Beasts that are cloven-footed ; the Claw of a Beast’s Hoof. Klaauwen ,vanDieren wëlkersPeoten gekloofd zyn. CLEFT, ( in Farriery ) a Disease in Horses, which appears on the Hough of the Pasterns. Een Gal ; ongemak der Paerden. To CLEF-CRAFT, (in Gardening ) to engraft by cleaving the Stock of a Tree, and inserting a Branch into it. Griffelen, In-ënten. CLEFSAGRA , (i n Medicine) a Sort of Gout in the Limbs, chiefly a Pain in the Mouth , or the Joints of the Channel-bones. Een Soort van léden Jicht , voornamentlyk eene Pyn in den Mondt, of in de Gewrichten der Sleute -beenen. CLEMATIS, (in Botany ) Virgins-bower. Lynen, of Viornen, CLEM’ENTINES , a Part of the Canon Law, being Decretals or Constitutions of Pope C ement V. and enadled into Laws by the Council of Vienna- Clementynen , een Gedeelte der Kérke- lyke Wetten. CLENCH-Ao/tr , Iron Pins in a Ship clenched at the Ends where they come through. Bouten ,Tze- re Pinnen in een Schip. CLENCH-A/azA, are fuch as will drive without fplit- ting the Board , and draw without breaking. Klink-nagels. To CLENGE,to cleanse. Zuiveren 9 reinigen, fchoon maaken. CLEOME , ( in Botany ) the Herb Spear-wort , or Bane-wort. Nagtfchade , een Plant. CLEP, ( L. T. ) a Form of Claim, Libel, or Peti- tion. EenEisch, Schimp -, 'óf Smeekschrift. CLEPED, called or named. Geroepen, óf genaamt, CLEPSY’DRA , ( L. Clepsydre , F. of Ka 4<%- , Gr. ) an Instrument anciently used by the Egyptians to measure Time by the running of Water out of one Vefsel into another; which we call an Hour glafs ; fo also Paracelsus calls an Instru- ment to convey Streams into the Womb.- Een Waier-uur-glas ; als méde, een Werktuig Pm de Waafsem van Kruiden in de Baarmoeder te bréngen. CLERGION, a Clerk or Clergyman. Cfiauc. Een Proponent óf Predikant. CLER’ICO admittendo , (L.) is a Writ directed to the Bishop, for the admitting a Clerk to a Be- nefice upon a Ne admiUas. Een Collatie Brief van een Bifschop. CLER’ICO Capto per Jlatutum Mercatorem , a Writ directed to the Bishop for the Delivery of a, Clerk out of Prison, in Custody upon a Breach of a Statuter Merchant. Een Bevel aan den Bifschop em een Kërkelyk Persoon uit de Gevangenis te ont- slaan , enz. CLE. CLE RICO conviEto cominifo GaoUe in defeElu Ordi- narii deliberando , &c. is a Writ for the Deli- very of a Clerk to his Ordinary, that former- ly was con v idled of Felony, by reason bis Qr- dinar did rot challenge him according to the Privileges of a Clerk. Een Bevel van Ontslag van een AdjunEt, enz. CLE’RICO infra facros Or dines non eligendo in Offi- cium, is a Writ directed to the Bailiffs , &c. that have thrust a Bailiwick or Beadleship upon one in holy Orders , charging them to release him again. Een Bevel aan de Sellouts, ten op- zichte van Kérke lyke persoonen. NB. Deezs vier laatst- Artykelen , raaken alleen de Kérke lyke Réchten in Engelandt. CLERICUS, (R ) a Clerk or Clergyman; also in popish Countries a fecular Prest, as distinguis- hed from a regular one Een Kërkelyk Persoon , óf Predikant; en in Roomsche Lauden, een IVae* reldlyk Priester. CLER YCXJSSacerdotis ,(h.)o Parish -Ocrk ,or inferior Afsis tant to a Pries t.Een Parochie Klérk, K apëllaan. CLERK Attaint, (L. ) he who prayeth the Benefit ot the Cergy, after judgment given upon him for Felon). Hy die ’t Voorrecht der K ërke ly- ke n verzoekt, enz. CLERK ConviEt, one who prayeth his Clergy befo- re Sentence pafseth upon him. Een die de Kër- kelyk n fmeekt , voor dat het Vonnis over hem gevéld is. CLERK of the Crown , (in Chancery ) an Officer who attends the Lora Chance. lor , or Keeper, for fpecial Matters Ot State Klerk van de Kroon . CLERK of the Crown Office, (in the King’s Bench ) one who draws up, reads, and records ail In- struments against all Traitors, Felons ,&c. Klérk van J t Kantoor van de Kroon , enz. A CLERK, ( in a Gaming House') a Check upon th ePuff that he finks none oi the Money given him to play with. Een Oppafser in een Dobbelhuis. CLERODF.NDRUM , (in Botany) a Genus of the Didynamia-angivspermia Clals of Plants. Ztker Geslacht van Planten. CLE’ROMANCY , (of KAiS'f©-' , a Lot, arid Gr. a Prophecy) a Soothlaying, or telling For- tune by Dice , or the throwing of Lots. Eene Waarzëggery door 't Lot. A CLETCH, a. Brood, as a Cietch of Chickens. Een Broedzel. CLETHPvA ( in Botany) a Genus of the Decan- dria-monogynia Cials of Plants. Een Geslacht van Planter, van dien Naam CLEVIS , Ciifts or Rocks. Klippen of Rótsen. CLEW of a Sail, is the lower Corner of it, which reaches down to where the Tackle and Sheet- Ropes are fastened. Klouw van een Zeil. CLEW CLE. CLI. CLEW Garnet , a Rope made fast to the Clew of a Sail , and thence running in a Pulley , faste- ned to the middle of the Main and Fore-yard , to hale up the Clew of the Sail close to the middle of the Yard. Een Touw aan de Kieuw van een Zeil. CLEW Line, is the fame to the Top-fail and Top- galland and Sprit-fails, that the^Clew-garnet fs to the Main and Fore-fail. Een Touw , van hot Marszeil, Bezaanzeil, enz. CLEY , a LIurdle for penning or folding of Sheep. Een Schuthök voor Schaopen. CLEY’ES , (Claws, of Gr.) the C'aws of a Lobster. De Iilaauwen van een Kreejt. CLI. To CLICK , ( as Shoemakers , &c. ) to (land at a Shop- Door to invite Customers. Kalanten werven. A CLICK’ER , a Shoemaker Salesman, who at a Shop invites Customers, Een Schoemaker die zyn Waar aan de Voorbygangers aanpryst. CLICK’ET , a Key. Chauc. Een Klink van een Deur. CLICK’ETING , ( Hunting Term ) a Fox is faid to go a Clicketing, when he is desirous of Copula- tion. Een Vos die bronzig is. CLIENT, a Roman Citizen, who put himself un- der the Proteftion of fome Great Man, who was Riled his Patron. Een Roomsch Bur- ger , die zich onder de Bescherming van een Man van aanzien, zyn Patroon genaamt , ft Side. CLIETE’LS, Persons under Proteftion and Vafsala- ge Persoonen onder de Bescherming Van een ander. CLIFF , CLAVE , ( in Musich ) Een Sleutel, Zie CLEF. CLIFFOR'TIA , (in Botany ) a Genus of the Dioe- sia-icosandria Ciafs of Plants. Een Geslacht van Planten van dien Naam. CLIKET, a Key; an Instrument of Iron to lift up a Latch. Chaul. Een Klink. CLIMACTER'CAL , (( climaéerique , F. climatte- CLIMACPER’ICK , $ ricus , L. of y.Zi[Aixzl£fty.o<;, Gr. ) ascending like a Ladder. Opgaande als een Ladder. CLIMACTER’ICAL Tears , are certain observable Years which are fupposed to be attended wicht fome great Mutation of Life or Fortune ; as the 7th Year the 21Ü ( made up of 3 times 7 ) ; the 27th (made up of of 3 times 9); and the 81ft (made up of 9 times 9); Thus every -7th or 9th Year is faid' to be Climafterical. De Trapjaaren. Grand CLIMACTER’ICKS, the 63d and 81ft Years, wherein, if any Sicknefs happens, it is accoun- ted very dangerous. Moordjaaren ,het 6 3 en 81ste Jaar des Ouderdoms. CLI. 33^ CLI’MAX, (KAi/*«|, Gr. ) a Figure in Rhetorick, when from one Thing you go by degrees to another; as, Mars Jaw whom he lov’d, whom he lov'd he enjoy’d. Een Irapswyze Opklim- ming in de Redenecrkomt. CLIMB’ERS, (in Botany ) a Sort of Herb, called Travellers Joy. Lynsn , öf Viorna ; Reizigers Vreugd, een Plant. CLINCH of a Cable , that Part which is made fast to the Ring of the Anchor, Klink van een Ka- bel, dat Gedeelte 't welk aan de Ring van 't Anker is vast gemaakt. CLINCPIER, a Cramp or hold-fast made of a pie- ce of Iron bent , or making an Angle at the Top , and used to fasten Planks. Een yzere Houwvast. CLINCHING, (in the Sea Langage') the flight cal- king of a Vefsel, when foul Weather is expec- ted about the Harbour. Breeuwing , öf Kalefa- tering van een Schip. CLIN’ICE, (of JUtvwos, Gr.) that Part of Physick which regards Bed-rid People. Dat Deel der Geneeskonst ,’twéik bedlégerige Persoonen raakt. CLIN’ICK, (among Antient Historians') those who . received Baptism on their Death bed. Zulkeu die op hunne Doodtbè'dden gedoopt wierden. CLIN’ICK , ( applied to Medicine ) the Method of attending , &c. on fick Persons confined to their Beds, in order to learn the various Symp- . toms of their Disorders , their Crises , &c. He t gade Jl aan der Zieken , om de onderscheidene Té- kenen van hunne Kwaaien te leeren. CLIN’ICUS , ( KAt vik'os , Gr. ) a Physician or Nurse who attends Bed-rid Patients; also a Bearer who carries the Dead to the Grave. Een Dottor, öf iemand die bedlégerige Persoonen op past ; als méde een Lykdraagcr. CLINKE, a Key-hole. Spxnc. Een Sleutel-gat. CLINKET, a crafty Fellow. Een Jlerke Knaap. CLINOFDES , (among Anatomists) are four Pro* cefses in the Inside of the Os Sphenoides , for- ming a Cavity called Celia Turcica , in the mid- dle of that Bone in which lies the Glandula Pituitaria. Vier binnewaarts u tsiékmde Hoe- ken van het Os Sphenoides öf Wiggebeen. CLINOPODIÖM, (i n Botany) the Herb called pu- bliek Mountain, or Horse-thyme, or Wild Ba- sil. Wilde Basilicum. CLINQUANT, founding , making a blinking Noi- se. Shakesp. Klinkende , een klinkent Geluid man- kende. CLINQUANT Tinsel, Embroidery, Splendor of Drefs Klatergoud ; Franje , Borduurwerk , prach- tige Kléderen CLITORIA, ( in Botany )a Genus of the Diad iphia- V v 2 decandria 34® CLI. CLO. clecandria Clafs of Plants. Een Geslacht van Planten van dien Naam. CLITO’RIS, a Part lying within the Skin in the Pudendum Muliebre , about the Bignefs of the Uvula, which is feated before; the Substance of it consists of two fpungy Bodies, and the End of it is also called Prceputium. De Kit • telaar. CLI’VERS , ( in Botany ) a Kind of Herb. Kleefkruid. CLO. CLOACA , (in the Anatomy of Birds) the Canal through which the Egg descends from the Ova- ry in its exit. Het Eyerkanaal , in de Vogels. To be CLOATHED, (of a Mast) is when the Sail is fo long, as to reach down to the Gratings of the Hatches, fo that no Wind can blow be* low the Sail. Een vol Zeil voeren , in de Zee- vaart. CLOC K-work , any Movements which go by means of Springs, wheels and a Pendulum. K Idk Sf Uurwerk. CLOD Salt, ( Salt Works) a Cake which flicks to the Bottom of the Pan, and is taken out in twenty-four Hours. Zozitkoek. CLOERE, a Prison or Dungeon. Een Gevangenis if Boeijen. CLOFF, the Barrel, Box, Bag, Wrapper, &c. in which any Merchandise is contained. Het Vat , ‘ de Doos , Zak öf Omslag , daar eenige Waaren in zyn. CLOGGY, that which by adhering to any Instru- ment, flops up the pafsages, or otherwise hin- ders its Motion. Verstöppping , het geene de Doortöcht belet, of de Beweeging verhindert. CLOFSTRESS, a Nun; or female retired from the World , and inhabiting a religious House. Een Non. CLOMB , ^climbed , got up. Milton. Geklom- CLOMB’EN, 5 men , opgestégen. CLOSE, (in Heraldry) is when any Bird is drawn in a Coat of Arms with its Wings close down upon it, i. e not display’d, and in a Banding Posture. Een Jlaande Vogel met gesloten Vleu- gels in een Wapenschildt. CLOSE , (in Mustek) is either the End of a Strain, call'd an Imperfect Close; or the End of a Les- ion or Tune, call’d a Perfect Close. Een Slot ■ in de Muziek. CLQSE-bodied , that which comes tight round the Body, opposed to that which hangs loose. Ge- sloten , om het Lighaam. CLOSE -behind, (in Horses) an Iinperfeftion in the hind Quarters ; a Horse whose Hoofs come to close together. Van agteren gesloten ; een Paard wiens Hoeven te digt by één komen. CLO. CLOSE Fights, Bulk heads put up in a Ship, fo- re and aft, in a close Fight, for the Men to Band behind them fecure. Beschutzels voor en agter op een Schip , daar het Volk in een Gevecht agter flaat. CLOSE-FzV?, (in Chemistry) a Reverberatory Fur- nace, where the Flame has no vent at Top, being covered with a Dome or Capita] , which repells its Aftion back on the Matter or the Vefsel that contains it, with increased vehe- mence. Een besloten Stook-fomuis. CLOSE -leagued , ranged near one another ; in a thick and impenetrable Body; fecretly leagued, or privatively conspiring against. Naauwe ver - bintenifse , heimelyke faamenspanning. CLOSE -petit, wanting Vent; fhut close. Digtbcslo* ten, lucht ontbr tekende. ChOSE-quarters , ( in a Ship ) those Places where the Seamen Quarter themselves , in case of boarding , for their own Defence , and for clearing the Decks, &c. De Plaatsen daar de Zeelieden zich onthouden , in geval van Aan- klamping , enz. To CLOSE an Accompt, is to end it , when no mo- re is to be added , by drawing a Line, &c. Eene Rékening fluiten. CLOS’ET, (in Heraldry) is the Half of the Bar; the Bar ought to contain the fifth Part of the Escutcheon. Een halve Balk, in een Wapen- schild. CLOSH, a Distemper in the Feet of Cattle, called the Founder. Eene flyvigheid in de Voeten der Schaapen. CLOSHE, the Game call’d Nine-pins, O. S. For- bidden by Statute, An. 17. Edw. IV. Het Ke- gelspel. CLOT -bird, (in Ornithology.) Zie OENANTHE. CLOT -poll , a Bupid Person ; a block-head. Een Dom kop ; Dom oor. CLOTT burr, (in Botany) a Sort of Plant. Klifseiu kruid; Klif sen. CLOUD -berry , (in Botany) a Species of the Ru- bus , or Bramble, Een Soort van Braam- if Brommel-bézicn. CLOUD-capt , covered , topped by , or touching the Clouds. ,, The Cloud capt Towers”. Sha- kes?. Met de Wolken bedekt, töt aan de Wolken vaakende. CLOVES. Zie CALATUR. CLOVE, a Weight, of Cheese andButter 8 Pounds, of Wool 7 Pounds. Een Gewicht in het Graaf ■ schap Efsex in Engeland , houdende om Kaas te wee gen 8, en om Wol te wee gen 7 pond. CLOVER - grafs , an excellent Food for Cattle. Klaver . CLOUGH, CLO. CLU. CLOUGH, an Allowance of two Pounds to every three hundred Weight , for the Turn of the Scale , that the Commodity may hold out Weight when fold by Retail. Een Uitslag van twee der- de ten honderd, of twee derde per Cent. CLOUGH, a Village between two deeps Hills. Een Dorp tufschen twee Jlyle Bergen. CLOUTS, (in Gunnery ) thin Plates of Iron nail'd on that Part of the Axle-tree of a Gun-Carria- ge which comes through the Nave. Dunne yzere Plaaten aan een Affuit, of Roo’-paerd. CLOUT- Nails, are fitch as are used for nailing on of Clouts to the Axle-trees of Carriages. Plaat- nagels voor de Affuiten. CLOWYS , (in Botany ) Clove-gilly-flowers. Vio- lè'tten. To CLOY, to fill fo with Food, as to leave no Appetite for any more. Opprappen, dik eeten. CLOY’ED , ( in Gunnery ) a Piece of Ordnance is faid to be cloyed , when any Thing is got into the Touch-hole. Vernageld , verstopt in het Laatgaat. CLOY’ED, £( among Farriers) a Horse is faid ACCLOY’ED, f to be cloyed , when he is pricked with a Nail in ihoeing. Vernageld , van een Hoef yzer fpreekende. CLOYLESS , that which will npoer Satisfy.. Onver* zadelyk. CLU. CLUB -headed, having a round or thick Head. Bob ♦ be-köp, één die een dik rond Hoofd heeft. CLUB -Law , a paying an equal Share of a Recko- ning ; also fighting with Clubs. Collegie-wet ; de Betaaling van zyn Aandeel in het OcUch; als ook een Knuppel gevecht. CLUMB , a Note of Silence. Een Téken van Stil- zwygen. CLUMP’ER, a Clot or Clod. Een Klont, Klonter. To be CLUMP’ERED , to be clotted together. Ge- klonterd. CLUMPS , a Numbskull, one void of Common Sen- se. Een Zotskap, een Uil , Weetniet. CLUMPT, lazy, unhandy. Lui, onhandig. CRUNCH, l a Substance which is found next Blue CLUNCH, S the Coal , upon fincking the Coal-Pits at Wednesbury in Staffordshire. Blaauw- klonter. CLU’NIAC Monks, an Order of Monks founded in the Year goo, by Berno, Abbot of Cluny in Burgundy. Cluniaksche Munniken. CLUPEA, (L. in Ichthyology ) a Genus of Malacop* terygious Fishes, the Charafters of which are, that the Branchiostege Membrane contains eight fmall Bones; and the Abdomen is acuted and Ferrated. Elft. CLU. CLY. 341 CLUSII and Swollen Neck , a Distemper in Cattle, when their Necks are fwelled and raw. Esn raauwc en gezwollen Hals , van 't Vce. CLUSiA, (i n Botany) a Kind of Wheat or Corn of a white bright Colour. Een Soon van Tarwe , of wit glanzig Kcorn. To CLUSTER , to grow in Branches dose toge- ther, and on one Stake, applied to vegetables. To gather close together in Bodies, applied to Bees. Trof sen, tot Trof sen zétten ; Zwermen. CLU’TA , ( O. L. ) Clouted-Shoes , or Horse-Shoes ; alsoStrakes oflron with which Cart-Wheels are fhod. Gespykerde Schoenen, öf Hoef-yzers. CLUTA’RIUM, (O. L. Clouterle , F. ) a Smithery or Forge, where fuch Iron Shoes are made. Een Smitse daar Hoef-yzers gemaakt worden CLU’TIA , ( in Botany ) a Genus of the Dioecia-gy - nandria Clafs of Plants. Een Plantgewas van dien Naam. To CLUTTER, to makes a Noise or Hurly-burly. Klétteren, een Geraas maaken. Rinkinken. A CLUTTER , a Bustle , a Stir. Een Gedruis , Oproer. CLY. To CLY the Jerc , ( Canting Term ) to be whipp’d. Gegeefseld zyn. CLYMBE , Noise. Geraas. CLYMENOS, (L. in Botany ) Water-betony ; So- pe-wort. Water - betonie ; een Plant van dien Naam. CLYPEA. Zie CLUPEA. CLYPEATUS , (L. in Botany ) in the form of a Shield. Schil dv Sr mi g. CLYPEOLA, (in Botany ) a Genus of the Tetrady- namia-filiculosa Clafs of Plants. Een Geslacht van Planten. CLYPEUS , a Shield or Buckler. Een Schild 8/ Beukelaar. CLYS’SUS, (in Chymistry ) a long Digestion and Union of oily Spirits (especial Mineral ones) in order to make a Composition of them ; also an Extra&ion or Union of the more fubtile Parts of any Plants ; also a Medicine of the most aftive Part of any Ingredient. Een faa - mengemëngde Mineraale Geest; als ook een uit- trèkzel of vereeniging van de fynste Deelen der Planten , enz. CLYS’SUS of Antimony, is a L ; quor obtained by distillation from a mixture of Antimony, Nitre and Sulphur. Een Vogt van overgehaald Spies - glas, Salpéter en Zwavel. To CLYSTERIZE , to give a Clyster. Klisteereo . CLY’TO, a Title of Honour, anciently given fa England to the King’s Son. Een Eer-tytel, die V v 3 mdty&s 34.2 CNE. CNL COA. oudtyds in Engeland aan den "Lion van eenen ho- ning gegeeven wierd. CNE. CNEMOD A CTYL^EUS, (in Anatomy) one of the Extensor Muscles of the Toes. Een der Spie- ren -die de Toonen uitstrëkt. CNEORUM, ( y.vswpoj , Gr. in Botany) an Herb or Flower used in Garlands; a Genus of the Trian- dria-monogynia Ciafs of Plants. Een Kruid öf Bloem die in Kransjes gebruikt word. CNI. CNICUS , (L. Kny,®>, or Gr. in Botany) the Saffron-Flower. De Saffraan- Bloem ; Wilde Saffraan. CNIDOSIS , (in Medicine) a flinging Itch , like one feels being burnt by Nettles. Een Jléken- de jeukte. COA. To COACER’VATE, (coacervare , L. ) to heap to- gether , or raise in Heaps.. Opkoopen , op een hoop brengen. COACERVA’TION , (L.) a heaping up together. Eene Jaamenhooping. To CO ACT, to A& together, or in Concert. „The two did Cjact”. Shakesp. Saamenwërken , Mi- . dew erken. COADJU'TANT , helping , afsisting , or taking part with a Person in Attion ; co-operating. Me- dewerkende. COADJU’TANT , (Subs.) an Accomplice, or the Person who partakes in any Aftion; a Co-ope- rator. Een Medeplichtige. COADJU’VANCY , help; Concurrence in any Pro- cefs , or Operation ; a contributing to effeét any particular Design. Hulpe , Medewerking. To COADJU’VATE, ( coadjuvare , L. ) to help or afsist together. Malkander helpen öf bystaan. To COAD’UNATE, (in Botany) to grow together near the Root. By de Wortel aan malkander groejen. COAD’UNATED Leafs. Saamen- gegroeide Bladen. To COA’GITATE , ( coagitare , L. ) to move or ftir together. Saamen beweegen öf opschuiven . To COAGM'ENT , to join , glue, or heap toge- ther , fo as to form one Mafs. „ Had the World been coagmented from that fortuitous jumble”. Glanv. Saamen voegen , lymen öf faamen hoopen , zo dat het maar eene Mafsa uit- maakt. COAGMENTA’TION, ( in Ckymistry ) is a melting any Matter by casting in Powders, and after- wards making it concrete or folid. Het fmël- COA. ten van eene Stoffe met 'er Poeder by te doen , en dezelve vervolgens wéderom te doen Jlrèmmen. COAG’ULABLE , (from Coagulo, L.) that which may thicken , grow dense or concrete. Verdik- baar , ftrembaar. To COAG’ULATE , (Chymically) to give a Con- sistence to Liquids , to make what was thin thick. Stremmen, dik maaken. COAGULATION , (in Chymistry) a reducing any Liquid to a thicker Substance. Stremming-, de Dik-kooking der Vochten door Uitdamping. COAGULATION per compreliensionem , is when the whole of the Fluid , without the lofs of any of its Parts, is coagulated into an uniform Sub- stance. Dit zegt men als al de Vocht, zonder eenig verlies van deszëlfs Deelen , tot eene éven- maatige Zelfstandigheid gestremd word. COAGULATIVE , that which has the Power of causing Coagulations , concretions , curdling, or depriving a Body of its fluidity. Stremmen- de , dik maakende. COAGULATOR .that which causes Condensations, or Concretions. Strëmmer. COAGULUM, (L.) the Runnet that turn eth Milk. Lebbe , öf Stremsel. COAG’ULUM, (in Surgery) a curdled Substance, growing in the Hollow of a disjointed Bone. Lee-water. Camel- COAL. Zie AMPELITES. COAL Fire , a Heap Fire- wood for Sale, fo much as will make a Load of Coals, when burnt. Kool-vuur. COM-Whh , ( in Ichthyology ) a Species of beardlefs Gadus. Kool-visch. COAL Mouse , ( in Ornithology ) a Kind of Bird. Ktol-mees , een Vogeltje. COALES'CENCE , ? ( in Philosophy ) the 'cleaving COALES’CENCY, 3 or uniting together of the fmail fine Parts which compose any natural Bo- dy. Saamenkleeving der fyne Deden van een Lighaam. COALES’CENCE, (L. in Surgery) the closing of a Wound,* the growing together again of any Parts which before were feparated. De Hech- ting , öf aangroeijing van eene Wonde. COAL’TERN Fevers, are fuch as when two come together periodically, the one invades as the other goes off alternately. Beurtswyze Koortzen. COAL -work, a Coal Mine, or Place where Coals are dug. Een Koolmyn, Koolgroeve. COAMTNGS of the Hatches , are the Planks or Frame in a Ship which raises the Hatches abo- ve the Decks. Link-pl atiken. COAN, (adj.) a Word frequently applied to Hrp- PQC&&TES , or any Thing relating to him or his Wri- COA. COB. Writings , he having been born at Choos. Coaansch , Hippocratisch; tSt Hippocrates of zy- ne Schriften behoorende. COANGUSTATION, (L.) a making one Thing Rrait or narrow. by another. Iets door iets an- ders enger manken. COAP RATION , ( L. ) a fitting together. Saamen- paf sing , vin pas maaking. COARCTATUS, (L. in Botany) prefsed together. In een gedrongen, faamen gedrukt. COARCTATUSpedunculus. In een gedronge Bloemsteel- COARD. Zie CORD of Wood. COARTED , compelled. Chaüc. Gedrongen , ge- dwongen- CO ARTICULATION , (L, ) a joining of Bones. Eene Saamenvoeging der Beenderen . COASTEMARY 7Je COSTEMARY. COASTER , one who makes a Voyage from Port to Port, on the fame Coast, keeping at the fame time with in Sight of the Shore; one who Sails near the Shore. Ken Kustzciler , die. altoos langs den Oever blyft COASTING , is failing within Sight of Land, or within Sounding between them. Langs de Kust zeilende . COASTING, (in Husbandry) is the transplanting a Tree, and placing the fame Side to the South, East, &c. which grew that way where it Rood before. Het verplanten van een Boom , op dezelf- de Wind z yde daar ze te vooren gestaan heeft . COAT, (in Anatomy) is the membranous Cover of any Part of the Body as the Coats of the Eyes, Arteries, Veins and Nerves, &c. Flies, al dat eenig Deel van ’t LJ.gh.aam. bedekt. COAT , (in Heraldry) the Escutcheon , Field or H ibit , on which a Person's Arms are pour- trayed II et Schild daar iemands Wapens op af- gedeeld worden. COAT, ( in a Ship) Pieces of tarred Canvafs put about the Mast at the. Partners; and also about the Pumps at the DecKs thac no Water may go down there. Bekleedzel , Geteerd Doek op een Schip , enz. COATING , ( in Chemistry. ) Zie LORICATION. To COAX , to endeavour, to persuade a Person by flattery. Fiikflooijen. COA’XER, one who endeavours to persuade a Per- son by flattery. Een Flikfiooijer. COB. A COB , a Wicker Basket to carry upon the Arm. Een Teene Korfje. COBALT, (in Natural History) a Genus of Fos- sils , of the Order of the Asphurelata. Cobalt , COB. COC. 343 COBALT, (among Miners) the Damps of Mines, fo very fatal to the Workmen. De Dampen der Mynen. COBBLE , a Pebble. Een Kei-Jleen. COBBLE Colter , a Turkey. Een Kalkoen. To COBBLE with Stones, to throw Stones at. Met Steenen gooijen. COBCY, Rout, brisk, or hearty. Stout, moedig , lévendig. COBION , (in Botany) a Kind of Spurge. Een Soort van Wolfsmelk. GOBI I ES , ( »»otr< 5 , Gr. in Ichthyology) Smelt. ; Spiering. COE -f wan , the head or leading Swan in a Swanre* ry. De voorzwë amende Zwaan, ineen Zwaa- ne drift. A COB'WEB Morning , a misty Morning. Een mistige Morgenstond. COC. CO’CA , £( O. LA or little Boat. Een Kög , een CO CU LA, 5 klein Schuitje. CO CACLE, a Device the Fishermen of Shrewsbury have, made of fplit Sallow-twigs, and next the Water covered with an Ox-Hide, in which a Man fits, rows with one Hand, and manages his Net, Angle , or other Fishing-tackle with tbe other, EenTënt aan die eeneZ*yde met een Ofse • huid bedekt , op de Vischfchuitjes zhzSchrewsbury. COCAO Nut. Cacauw Noot. COCCiFE J ROUS , Botany) all those Plants COCCIGE’ROUS, c a „ nd . 1 re , t;s that bear Berries. J Beziën dragende Planten. COCCI GIS Os, £(L. among Anatomists) a Carti- COCCYX, S laginous Kind of Bone, joined to the Extremity of the Os Sacrum , fo called because inShape it is fomething like aCuckow’s Bill. Het Staart been. COCCINELLA, (in Zoology) a Genus of Inserts of the Coleoptera Older, called by Dr Hili Hemispheric : of this Genus there are a ^reat many , Species. Zékere gekorven Diertjes van, dien Naam. CÖCCI’NIAN , (of Coccus, L.) of a Crimson or Scarlet Dye. Van een Karmozyn-roode , öf Schar- laken vè'rwige Kleur. . ' ‘ COC’CISM , the old filly Tune like a Cuck-asory. Een oud Deuntje in Engeland. - C OCCO PHRAUS 1 ES , ( in Ornithology) the Grofs- beak, or Haw-finch. De Grootbk, een Vogel. COCCULI -Indici, Zie COCULUS Indicus. COCCUS, ( in Zoology ) a Genus of two winged In- serts. Een Geslacht van gekorven Diertjes mei twee Vleugels. COCCUS; 344 COC. COCCUS baphica, or Grana Kermes. Kermes-korls. C&CCYGMUS Musculus , ( in Anatomy ) the Sphinc- ter of the Anus. De Aars-fpier . COCCYX, (in Anatomy. ) Zie COCC1GIS Os. COCH , (in Physicians Bills') fignifies Cochleare, L. i. e. a Spoonfull. Een Lépel vol. COCHENE'AL, ( Cochenille , F. of Cochenille , L.) a rich Drug used in dying Scarlet, &c. Con- chenille. COCH’LEA , (in Anatomy ) is the last Cavity of the Ear, and resembles the Shell of a Snail. Ds laatste Holte van hst Oor. COCH’LEA , (in Zoology) the Snail Shell; a Ge- nus of univalve Shell-fish, of a Spiral figure, and containing only one Cell. De SlakJ'chulp , of liever de Schulp -flak. COCH’LEA, (in Mechdnicks) the Screw or Spind- le of a Prefs. De Schroef van een Pers. COCH’LEARIA , ( in Botany ) Scurvy-Grafs. Lé- pel blad. COCH’LEARY, (from Cochlea , a Screw) made in the form of a Screw. Schroef-achtig. COCH’LEATED , twisted in form of a Screw; Turbinated applied to Shells. Gevlochten in de gedaante van een Schroef-, gedruait. COCH’LEATED , (in Botany) Turbinated in the form of a Shell. Bloemen die als een Slakkehuis gedraaid zyn. Gor COCK, (in Ornithology) the Moor-cock. De Meerkoet, een Water-vogel . COCK a-hoop, (Coqu-a-hupe , i. e. Cock with a Co- pe-crest or Comb, F.) all upon tho Spur; (lan- ding upon high Terms. Op zyn Paerdtje zyn ; trdtsche Voorwaarden eischende. COCK on Hoop , ( i. e. the Spiggot or Cock being laid on theHoop,and the Barrel of Ale (lunn’d, j. e. drank without Intermifsion ) at the Height of Mirth and Jollity. De Kraan op het Fat leggen ; het Vat fchoon uit drinken. COCK boats, (among Sailors) Boats used only in Rivers or near the Shore. Rivier fchuiten. COCK Feather , ( in Archery ) is that Feather of the Shafc which (lands upright in duel notching. Haane véder. COCK Pit, (in a Man of War) is a Place on the lower Floor or Deck , abafc the Main Capstan, lying between the Platform or Orlop, and the Steward’s Room, where are Partitions for the Purser, the Surgeon and his Mate. De Haane- mat, in een Schip. COCK - Roads , a Net chiefly for the catching of Woodcocks. Een Nët om Hout-fnippen te vangen. COCK Roches , (in Zoology) a Kind of Inseft. Een zéker Bloedeloos Diertje. COC. COCK -Spur, (in Botany) the Virginian Hawthorn, Venetiaanscbe Haagdoorn. COCK-SURE, confident, certain. Vast, zéker. COCK-SWtn , £an Officer of a Ship who takes ca- COCK’SON, 5 re °f die Cock-boat, Barge, or Shallop, with all its Furniture , and is in readi- nefs, with his Crew, to man the Boat upon all Occasions. Bootsman. COCK Thropled Horse , one whose Throple or Wind-pipe is fo long that he cannot fetch his Breath fo easily as others do which are loose thropled. Een Dampig Paerd. COCK-Water , (among Miners) a Stream of Wa- ter , brought into a Through , to wash away the Sand from Tin-ore. Water om het Zand van Tin erts af te fpoelen. COCKS , (on Ship board) little fquare Pieces of Brafs, with Holes in them, put into Wooden Shivers, to keep them from fplitting and galling by the Pin of the Block. Zékere Jlukjes Koper, of Pinnen tot Scheep s gebruik. COCK’S comb, (in Botany) a Species of Pedicula- ris , and of Amaranth, Kaanen-kammen. COCK S-Head, (in Botany) a Plant called likewise Famfulit , auU esteemed one of the best Sorts of Fodder for Cattle. Haane-köp, een Plant. CQCK'S-Weed , ( in Botany) theDittander or Pepper- wort. Péper-kruid. COCK’S -Walk, a Place where a Cock is bred, and where , commonly , no other Cock comes. Haanen-werf , de Plaats daar een Haan op ge- bracht is. COCK’ER, one who keeps Cocks for fighting. Een die Haanen houd om ie vechten. COCK’ET Bread, the finest Sort of Wheaten Bread. Het fynste Wit Brood. COCK’ETTATA Lana, (O. L. ) Wool duly ente- red at the Custom-house and Cocketted, or al- lowed to be Exported. Uitgaande Wol, die be- hoorlyk aangegeeven is. COCKET’TUM, 4 the Office at the Custom-hou- COCKETUM, J se , where the Goods to be exported are entered. Een Kantoor in het Tol- huis , daar de uitgaande Goederen aangegeeven worden. COCK’IHG-Cloth , a Frame made of coarse Canvafs tanned, with two Sticks fet a-crofs to keep it out, having a Hole to look out at, and to put the Nozzel of a (hort Gun through for the (hoo- ting of Pheasants , &c. Een bekleed Raam met een Gat om op Physanten te fchieten. COCK’LE , (in Botany) a Weed, otherwise called Corn-Campion. Dolik. COCO -Tree, an Indian Tree, much like a Date- Tree , COC. COD. COE. Tree, the Nut of which contains a fweet Li- quor, like Milk or Cream, and of a pleasant Taste; the inner Rind may be eaten like Arti- chokes, and the outward is a Material for lar- ge Cables. De Kokos , öf Kokernoot-boom. COC’TIBLE , ( cottibilis , L. of cottum , L. ) easy to be boiled. Rookbaar. rn , r TTr . -s(0. L. ) a fmall Drinking-Cup in the /-r!’/-TTT T 77 V 4 - £ Shape of a Boat. Ren kleine Biker , COCULUM,y ah een Schuitje. CO’CULUS Indicus . a poisonous Narcotick Berry, made use of by Poachers to intoxicate Fish, fo that they may be taken out of the Water with the Hand; called Baccce Piscatorix , Fishers Ber- ries. Kokkels-korls ; Indiaansche Nootjes ; Vis- schers-korls , of Beziën. . COD. A COD, a Horse-cod, Horse-collar. Ren Paerde- Halster. COD Ware , Grain or Seed contained in Cods, as Beans, Pease, &c. Peulvruchten. CODA, (in Italian Mustek ) two or three Measu- res, which repeated feveral Times, at the end of a Canon or Fugue , ferve to end the Pie- ce. Twee öf drie Maatten in de Muziek , die verscheide Maaien herhaald worden om een Stuk te fluiten. CODA, (in Antient Compositions) is when one Part continues on a Sound, which is its Cadence, while the others proceed to modulate for four , five, fix, or more Bars. Coda, een K onstwoord in de Muziek. CODDY-MODDY , (in Ornithology ) a Species of Larus with a grey Back and white Rump. Ren zékere Vogel van dien Naam. CODEX, (in Antiquity ) a Book or Tablet, on which the Antients wrote ; also a Log faste- ned to the Foot of a delinquent Slave. Ren Boek öf Tafel waar op de Ouden fchréven; als ook een Blok aan ’t Been van een misdaadige Slaaf. CO’DIA, (among Botanists') the Top or Head of any Plants but is, by way of Preeminence , at- tributed to the Poppy. De Top of ’t Hoofd van een Plant ; doch byzonder de Maankop of Maanhol. CO’DILLE, (F .Codillo, Span, in Gaming ) a Term at Ombre, implying that the Game is won a- gainst the Player ; this is termed Basted in Quadrille. Codille, een Konstwoordt in ’t Spel a FOmbre, betékende dat het verlooren is. CODOSCE’L/E , (with Falopius ) Venera! Buboes in the Groin. Liesch-builen , Venus-luilen . COE. COE , (among Miners') is a little Lodgment they COE. 345 make for themselves under Ground , as they work lower and lower. Ren Cel öf Kooi , onder de Grond voor de Mynwërkers. COECITAS, (i n Medicine) Blindnefs. Blindheid. COE'CUM, (in Anatomy) the blind Gut. De Blin- de-darm. COEFFI'CACY, the united Power of feveral Things aótmg together to produce an Effeft. Het ver • eenigt V 'ermogen van verscheidene Dingen om één Gewrochte daar te Jlëilen. COEFFFCIENCY, the afting together, or joint aft of feveral Things to produce any EfFeft. Saa- menwërkend Vermogen. COEFITCIENT , (in Algebra ) the known Quanti- ty that is multiplied in any of the unknown Terms of the Equation. De bekende Veelheid die in eene van de onbekënde Tënnen van de Equa- tie , gemultipliceerd word. COEFFI CIENT of any generating Term , ( in Fluxions ) is the Quantity which arises by divi- ding that Term by the generated Quantity. De Veelheid die door het verdeelen van die Term ait de voortgebrachte Veelheid fpruit. COE’LIAC Artery , ( in Anatomy) is that which ari- ses from the Trunk of the great Artery, and fpreads itself toward the Ventricle and Liver. Chyl -flag- ader. COE LI AC Pafsion, (of KonAx, Gr. the Belly) is a Loosenefs wherein the Meat is either wholly changed, or in Part, is ejefted, without any Chylification. Raauwe Chyl-vloed ; Graauwe loop COE’LIAC DIABETES, £a Disorder wherein the COE LIACA URINALIS , y Chyle pafses off along with or instead of Urine. Ren Toeval waar in de Chyl met de Pis , öf in plaats van dezelve af- gedréven word. COE’LIAC Vein, is that which runs into the Intes* tinum return. De Ader die in de regte Darm loopt. COE’LOMA , ( KoixdfXjx , Gr. ) a hollow round Ul- cer in the horny Tunicle of the Eye. Ren hol- le ronde Verzweering in 't Hoornvlies van’t Oog. COE’LUM , (L. among Anatomist) is the Cavity of the Eye towards the Corner. De Holligheid van Oog mar den Hoek toe. COE’METRY. Zie CEMETERY. COE NOBITES, ( Coenobite , L. of common , and /3(©- , Life , Gr ) Monastieks , Jews or Christians, which had all Things in common by way of religious Conversation. Ccenobiten , zékere Joodsche öf Christen Munniken die alls Goederen gemeen hadden. COENO’BIARCH , ( KoivoSiccpxïu , of xoivo; , [Si&> , and a chief Governor , Gr. ) the Prior of a Monastery. De Prior van een Klooster. X x COENO- 3 4ö COE. COF. COENOBIT’ICK, of or belonging to the monasti- cal Way of living in common. Tot Jut Kloos- ter Leeven , in gemeenschap van Goederen be- hoor ende. COE QUALITY , the State of two Persons , or Tnings which are equal to each other. Ge- lykheid. CO-EQUALITY, (among Christian Divines ) a Term used to denote the Equality of the three Persons in the Trinity De Gelykheid der drie Persoonen in de H. Drie-eenheid. To COER’CE, ( coerceo , L. ) to restrain by Force, or Punishments, from the committing any Cri- me, or performing any Aftion. Met Geweld 'óf door Straffen van het Bedryf eener Misdaadt te rug houden. COER’CIBLE , ( coercibilis , L.) that may be re- strained , or held in. Bedwingbaar. COEIER’NITY, having an Eternity of Existence together with, or equal to the Eternity of ano- ther. Méde eeuwig , 'óf Gelyk-eeuwig. COEVAL , (of con and cevum , L. ) of the fame Age or Duration with another. Gelyktydig. COEUR, (in Heraldry ) a Short Line of Partition in Pale, in the Center of the Escutcheon, which extends but a little way, much fhort of the Tpp and Bottom, being met by other Lines, which form an Irregular Partition of the Escut- cheon. Hart , in de Wapenkunde , een kleine Streep of Afdeeling in ’t midden van een Schild , enz. To COE’XIST, to exist, or be at the fame Time, or in the fame Place. Méde bestaan , méde Aan- weezig zyn. COEXIS TENCE, the having Existence at the fa- me Time or Place with another. Méde bestaan- baarheid. To COEXTEND , to extend to the fame Space , Period, or Duration with another, followed by with, before the Objeft wich which the Coex- tension is formed. Méde uitbreiden. COEXTEN’SION , the Aft or State of extending to the fame Space or Duration with another. Méde uitgebreidheid 'óf Duurzaamheid. COF. COF’FER, (in Fortification ) is a hollow Trench or Lodgment cut in the Bottom of a dry Ditch. Een Verdek of Bedekking in een drooge Gragt. COF’FER, (in Architecture') the lower Part of the Cornice; a fmall deprefsion or finking of each interval between the Modillions of the Corin- thian Cornice. Het laagste gedeelte van bet Kroonwerk , enz. COF’FIN, (in the Manege ) the whole Hoof of a Horse’s Foot, above the Cronet, including the COF. COG. Coffin bone, the Sole, and the Frush. De ge- heele Hoef van een Paerde-poot. COFTIN-fcowe, a fmall fpongy Bone , inclosed in the midst of the Hoof, and pofsefsing the who- le form of the Foot Hoef-been. To COF’FIN , to put in a Coffer or Chest. Chauc. Kisten. COG. To COG , to fix Cogs in a Wheel. Een Rad Tan- den , Tanden in een Rad maaken. COGEN’CY, the Power of compelling; the Power of extorting Afsent , or Obedience. Dwingend Vermogen. Cog’GA }(0-L..) a Sort of Sea Vefsel or Ship, COG’GO' f a Cock-boat. Een Soort van een Schip , ' 3 Een Köffchip genaamt. COG’GLE, £a fmall Fishing-boat,* Een K'óg, een COB’BLE , S klein Visch-fchuitje. CO’GITABLE, (cogitabilis , L ) that may bethought on Gedenkbaar , daar men aan denken kan. To CO’GITATE, ( cogitare , L. ) to think or muse upon. Ergens op peinzen 'óf dénken. COGNATE , ( cognatus . L ) near of kin , allied un- to, very like. Nabestaande , aan vertoonden, zeer gelyk. COG’NISANCE, (i n Heraldry) the fame with Crest, which in every Atchievement helps to marshal and fet off a Coat of Arms; also a Badge on a Water-man*s or Serving-man’s Sleeve , which is commonly the givers Crest , whereby he is discerned to belong to this or that Gentleman. x t Hoofdstuk van een Helm ; als méde de Opslag óf Mouw van een Schuitevoerder Óf Lyfknè'gt. COG’NISANCE , ( in Law ) the Hearing of a Thing judicially; also an Acknowledgment of a Fine. Kondschap , Kennisneeming in de Réchten ; als méde de Erkëntenifse eener Boete. COG’NISANCE of a Plea , a Privilege, which a Corporation has to hold a Plea of all Contrafts , and of Lands within the Bounds of the Fran- chise. Kennisneeming van een Dingtaal. COGNITIONIBUS admittendis, is a Writ to a Ju- stice, or other Person who hath Power to ta- ke a Fine, and having taken Acknowledgment of a Fine, defers to certify it in the Court of Common Pleas, requiring him to do it. Een Bevél , aan een Réchter , of ander Persoon die Macht heeft eene Boete te eifschen, en die, na dat hy dezëlve genomen heeft, verzuimd het op de Ról aan te tékenen, en gelast word zulks te doen, COGNITIVE, that which has the Power of know- ing or apprehending. „ Its cognitive or appre- hensive Power”. South, ’t Geene de Macht heeft om Kondschap óf gevangen te neemen. COGNI’ZANCE. Z ie COGNISANCE. COGNO- COG. COH. COI. COGNO’MEN, ( in Roman Antiquity} the third or family Name of a Person. Een Bynaam, Toe- naam ; de derde of Ge si acht -na am. To COGNOM’IN ATE , ( cognominare , L.) to give a Sir- name to any. Noemen-, iemand een Bynaam geeven. COGNOS CIBLE , ( Cognssco , L. ) that may be known ; pofsible to be known, being the Ob- jeft of Knowledge. Het geene gekènt kan wor- den; het Voorwerp der Kennifse zyn. COGNO’VIT Adionem , (in Law ) is where a De- fendant acknowledges the Plaintiff’s Cause a- gainst him to be true, and after Ifsue joined, fuffers judgment to be entered against him , without Trial. Betékend ( in Rechten ) dat den Verweerder de Zaak van zyn Aanklaager tégens hem erkend, en na zy overeen gekomen zyn, toe- staat, zonder Onderzoek gevonnist te worden. COGS, the Testh of a Mill-Wheel ; also a Sorts of Boats used on the Rivers. De Tanden van een Moolen-rad; als ook een Soort van Ligters , of platgebodemde Schuiten. COH. COHABITANT , one who dwells in the fame Pla- ce with another. Een Stêe-genoot , Méde -in- woonder. COHESION , ( in Natural Philosophy ) is that Prin- ciple, whatever it be, which makes the Parts of the Body cohere and flick to one another. Aanklévende- , faamenhëchtende Kracht. COHE’SIVE, that has the Power of Sticking fast, fo as to resist Separation. Aanklévend. To COHIB’IT , ( cohibere , L. ) to restrain , to curb. Weêrhouden , bedwingen. COHIB’ITION, ( L _) a keeping in, or restraining. Intooming , bedwang. To COHO’BATE, (among Chymists ) is to repeat the Distillation of the fame Liquor, having pou- red it on again upon the Dregs which remain in the Vefsel. Tweede overhauling van liet zelf- de Vocht. COHOBA’TION, a repeated Distillation of the fa- me Liquor. Cohobeering ; eene herhaalde Distil- latie van eenig Vocht , dat op nieuw op de over - geblevene Stbffe in ’t Disteleer-vat gegoten is. COL COIGNE, (F. ) a Corner; a wooden Wedge. Een Hoek , een houte wigge. COIL’ING of the Stud , is the first making Choice of a Colt or young Horse for Service. Het wit- kiezen van een Veulen töt gebruik . COI’LON, ( khXh , Gr. in Antient Grecian Theatres ) the fame with the Cavea of the Romans. De Bak , of ’t Ruim van den Schouwburg . CIO. COK. 34 7 COlL’ONS , (of Couillon, or Couilles, F. ) Stones 0 Testicles. Chauc. Teelballen . COIN , ( in Architecture ) a Kind of Dye cut Dia- gonal-wise, after the Manner of a Flight of a Stair-ease , ferving at Bottom to fupport Co- lums in a level, and at Top, to correct the in- clination of an Entablature fupporiing a Vault; also a Solid Angle composed of two Surfaces inclined towards each other. Een zéker Cieraadt om de Scheefheid in een Gebouw te bedekken. COINCIDENCE , the State of feveral Bodies or Lines failing upon the fame Point; concurren- ce; consistency , or uniting to effeft the fame end, or establish the fame Point. Médehelling , médeneiging. COINCIDENT, ( Coincident , L. ) a happening to- gether, a falling in with: Thus, in Geometry t fuch Figures, which being placed one upon a- nother, do exaftiy agree or cover one another, are called coincident Figures. Medehè'llende , médeneigende. COINCLUDED , (of con and inclusus, L. ) fhut in together with. Méde-inge sloten- COINDICA’TIONS , (in Physicks ) are Signs which do not indicate by themselves alone, but, to- gether with other Things and Circumstances s afsist the Physician to form a Judgment of the Disease. Méde -aanwy zingen , méde tékenen. QUINES * ] ( in Architecture. ) Zie COIN. COINING , (in the Tin-works') is the Weighing and Stamping the Blocks of Tin. Het Weegen en Stempelen van Blokken Tin. COINS, 1 (on Ship-board ) Pieces ofWood Canting COINS , J to lay between Casks. Kantel- houten ; Stukken Hout om op een Schip tufschen de Vaten te léggen. Standing COINS , Pipe -Haves or Billets to make Casks fast. Pyp-Jlaven. COINT , Hrange. Vreemd, byzonder. COIR , a Kind of Flax in East-India. Een Soort van Oost-Indisch Vlas. COITS . QUOITS , . • ->a fort of Iron Rings or Horse-flioes to no C play with. Een Soort van yzeren Rin- ’ j gen öfHoef-yzers om méde te fpeelen. COIX , (in Botany ) Job’s Tears; a Genus of the Moncecia-triandria Clafs of Plants, fobs-traanen i een Plantgewas. COK. COKE, Fewel made by burning Pit-coal under the Ground, and Quenching the Cinders; as in ma- king Charcoal. Gedroogde B rand-fib ff e , als,Sil- versmits Kooien, enz. COKES , a mere Fool , a Ninny, Een Zotskap , een Csth Xx 2 , COLc 348 COL. COL. COLAR’B ASIANS , (in Church History) Christian Hereticks in the fecond Century. Colarbazianen. COLA’RIN, ( in Architecture ) the little Frize of the Capital of the Tuscan and Doric-k Column , pla- ced between the Astragal and the Annulets; al- so the Orlo or Ring on the Top of the Shaft of the Column next the Capital. Een kleine Fries van het Kapiteel van de Toskaansche en Dori- sche Bouworder. COLATO'RIUM, ( L. in Chymistry ) a Vefsel or Cloth to Drain through. Een Kleins er , Door- slag , Zygdoek. COLATURE, is that which after boiling is perco- lated or (trained through a Colatorium. Door- zygzel , het geene na'het kooken doorgezygt word. COLBEITT1NE, a Kind of fine Lace. Een Soort van fyne Kant. COLCHI’CUM, (in Botany) Meadow-fafFron. Ty- loosen , naakte Vrouwen, een Plant. COL’COTAL, (among Chymists) is the dry Sub- stance which remains after Distillation of Vi- triol, commonly called Caput mortuum. Doode Köp , öf doode Klomp van ’t Vitriool. COL’COTHAR, ( with Chymists) Vitriol calcined , or burnt a good while over a (trong Fire .which is very good for fianching Blood, when applied to a Wound , &c. Verkalkte , öf gebrande Vitriool. COL’DENIA, (in Botany) a Genus of the Tetan- dria-tetragynia Clafs of Plants. Een Geslacht van Planten van dien Naam. COLD’SHIRE Iron, is fuch as is brittle when it is cold. Bros yzer. COLE -Fish. Zie COAL -Fish. CO LENS Earth , a Sort of Colour for Painting. Een Soort van Verf om méde te Schilderen. COLEOP’TERA, (among Zoologists) an Order of Insects , comprehending all those with four Wings , the external Pair of which are hard, rigid and opake , and form a Kind of Case for the interior Pair; Beetles. Een Order van on- gekurve Diertjes-, Torren. CO'T FT n(E. ) that Part of a Ring where the or T FT r Stone * s ^ et - Dat Gedeelte van ’ 3 een Ring daar de Steen gezet word. COLFOX , a black Fox. Een zwarte Vos. CO’LIAS, (in Ichthyology ) Bastard-tunny , thought by fome to be Mackrel. Makreel , zékere Visch. COLTBERTS, (probably of Libertus ,L. ) Tenants or Vafsals made free; Persons of a middle Con- dition between Servants and Freemen. Huur- ders of Vasallen , die vry gemaakt zyn. CO'LIBUS , the humming Bird , which makes a Noise like a Whirl-wind, though it is the fmal- lest of known ILrds. Brom-vogeltje. COL. CO’LIC, ( Colique , F. Colica , L. of KoAijc'» , Gr.) a violent Pain of the Abdomen, taking its Na- me from the Gut Colon , the principal Part af- fefted. Kolyk , Kronkei-darm-pyn. CO ’LING , a long pale Apple. Een lange bleeke Appel. COLI’PHIUM, (in Antiquity) a Kind of dry Diet, which Wrestlers used , to make them Strong and firm Flesh. Een Kaashoek. CO’LIR, an Officer in China, who may properly be called an Inspector, having an Eye over what pafses in every Court or Tribunal of the Empi- re. Een Opzichter aan het Hof van China. COL’LA, (K«AAe4, Gr. ) Glue; any Thing glutinous, or of the Nature of Glue. Lym , öf Lym-achtig. To COL’LAPSE , (among Medical Writers) to fall together; to close together fo as one fide lhall touch another. Saamen vallen, ’ aan één fluiten. COLLAP'SION, (L. ) a falling together. Saamen- valling. COLLAR, (of a Ship) is a Rope fastened about her Beak-head , unto which a Pulley, call’d the Dead-Man’s-Eye, is fixed, that holds her Fore- flay; also one about the Main-mast Head, cal- led the Collar or Garland, which is wou^d a- bout there to fave the Shrouds from galling. Het Touw van het Doodts -hoofdts -blok op een Schip ; alsmede een Touw van de groote Mast , enz. COLLAR -beam, (in Architecture) a Beam framed crofs betwixt two principal Rafters, Em Dwars- balk. COLLARTone , (in Anatomy) the Clavicle. Het Sleutelbeen. COI.T.AR of a Plough , an Iron Ring fixed on the middle of the Beam , wherein are inserted the Tow and Briddle Chains. De y zere Ring in ’t midden van den Boom van een Ploeg-, O To COLLAR, (in Wrestling) is to lay hold on the Adversary’s Collar. Iemand in ’t Worstelen ly den Strop vatten. COL’LARAGE , a Tax or Fine laid for Collars of Wine-drawing Horses. Gareel-geld. COL’LATERAL , (in Geography) fituated by the Side of another. Naast malkanderen gelegen. COL’LATERAL point, (in Cosmography) the inter- mediate Points , or 1 those lying between the Cardinal Points. Middel- o/Zy-punt, leggende tufschen de Hoofdtpunten. COL’LATERAL Winds, Winds blowing from Col- lateral Points. Zy- winden. COL’LATERAL Afsurance, (in Law) is a Bond made over and above the Deed itself, for the Performance of a Covenant, Dubbelde Verzé- kering. COL’LATERAL Security, {In Law) is a Deed ma- de COL. de over of other Lands, besides those granted by the Deed of Mortgage , on their not being a fufficient Security. Nieuw Onderpand vanLan- deryè'n , als de geenen die eerst verbonden waren niet genoeg zyn. COLLATION, (of Seals') is when one Seal was fet upon the Back of another, upon the fame Libel , in old Deeds. Een dubbelt Zégel. COLLA'TIONE fatta unius post mortem alterius , (in Law ) a Wric which enjoins the Justices of the Common-pleas to fent out their Writ to a Bishop, to admic a Cierk in the Piace of another presented by the King, who died du- ring the Suit between the King and the Bis- hop’s Clerk. Eene Uitdrukking in ds Engelsche Rechten. COLLA’TIONE Hmnitagii , a Writ whereby the King was wont to confer the keeping of an Hermitage upon a Clerk Een Patent van den Koning , waar by hy een Hermitage aan een Klerk fcho'nk. COLLATI’TIOUS , (collatitius, L.) done by Con- ference or Contribution of many. Dat door verscheidene Persoonen faamen , of aangebracht word. COLL A’TIVE , ( collativus , L . ) conferred together. Saamen geschonken , öf besteedt. COLLA’TIVE Benefices , those which are in the Gift of the Ordinaries, and within their own . Jurisdiction. Saamen gevoegde Beneficiën. A COLLA’TIVE, ( Cöllativum , L. ) a Benevolence of the People to the King, &c. Een vrye Gift it van ’i Volk aan den- Koning. COLLATOR, (in Law) one who presents to au Ecclcciactieal Living c/i Benefice, generally ap- plied to the presentation of a Bishop ; also one who examines Copies or Manuscripts , by comparing them with fome other Writing. Een die met eene Collatie beschonken word; als méde een die Afschriften tégen het echte Stuk na- ziet. A COL’LECT, (Collette, F. Collectum , L. ) a fhort Prayer, with the Epistle and Gospel , appro- priated to any particular Day or Occasion in the Church. Een kort Gebed , met een Text uit de Apostolische Brieven en ’ t Evangeliutn , ge- past- voor eene byzondere Gelégenlieid. COLLECT A’NEOUS , ( collect aneus , L ) gathering out of feveral Things or Places, Collected. Ver- zameld. COLLECTION, (in Logick ) a Term used by fo- me for what is generally called Syllogism. Eene ■ Sluitrèden. COLLECTION of Light, (in Astronomy) is when two principal Significators cast their Aspeft to a more dignified Planet , and do not behold each other. Vergadering van Licht. COL. 349 COLLEC FITIOUS , (collettitius , L. ) gathered up and down. Dat uit verscheidene Deden verga- dert is. COLLE’GATORY , (in Civil Law) a Person who has a Legacy left him together with ocher. Iemand aan wien , met anderen , een Legaat ge- maakt is. COLLE’GIATE Church , is one endowed for a So- ciety , Body corporate, of a Dean, &c. and Prebendaries or Canons, &c. Eene Collegiale öf Kapittel kerk. COLLE’MA, (in Botany) a Genus of Mofses con- sisting merely of a glutinous Matter, resembling boiled glue or Size. Een Soort van lym-achtige Boom-mos. COLT.ERED, (in Heraldry) wearing a Collar. Een - Halsbandt draagende. COL’LERY, a Store-house for Coals. Een Kool- magazyn. COL’LET , (in Glafs-making) that Part of Glafs? Vefsels which flicks to the Iron Instrument where with the Metal was taken out of the melting Pot. Glas dat zich vast hecht aan het yz er Instrument , waar méde de Stöffe uit de Smeltkroes genomen wierd. COLLET ICKS, (P. T. ) Medicines that congluti- . nate, or glue together, as it were., Saamenly » mende Geneesmiddelen. COLLTCIAi, ( L. in Anatomy) the joining of the Punlila Laclirymalia into one Pafsage. De Saa- menvoeging van dePun&aLachrymah'a öf Traan- flippen op de plaats, daarze de Vochten van de Oog- léden in de Holligheid van de Neus voeren. COLLI’CULUM. Zie NYMPHaE. To COL’LIGATE, ( colligare , L. ) to bind toge- getber. Saamen binden. To CO L’LIMATE , To COL’LINEATE , y ( collimare , L. ) to level at, ar hit the Mark. Op mikken, 'if liet Wit treffen. COLLIMA’TION, (L.) an Aiming at. Eene Mik- king. ' COL’LINES , (F. of Collis , L.) little Hills, Hil- locks. Kleine Bergen; Heuvelen. COL’LIMESS, Blacknefs or Dawbednefs with Coals or Soot. Zwartheid öf Besmoezeling met Kooien Öf Roet. CQL’LINSONIA ,( in Botany ) a Genus of th eDian- dria monogynia Ciafs of Plants. Een Geslacht van Planten van dien Naam. COL’LIQUATABLE , easily difsolved or melted. Ontbindbaar , 't geene gemakkelyk te fmëlten öf te. ontbinden is. GOLLI'QUAMENT , ( colliquamentum , L. ) that which is melted. Gesmolten Stöffe. COLLI’QUAMENTUM , ( in Natural History ) an Xx 3 extie- 3 So COL. extreme transparent Fluid in an Egg , obser vable after two or three Days Incubation ,con taining the first rudiments of the Chick. Ds Haane tree in een Ei. COL’LIQUATED , (colliquatus ,L.) melted or dis- solved. Gesmolten öf ontbonden. COLLI’QUATION , (L.) a melting or difsolving any Thing by Heat. Eene Smelting öf Ontbin- ding door Hitte. COLLI'QUATION,(in Medicine) a Disorder whe- rein the Blood and other Animal Fluids flow through the Secretory Glands. Eene Ziekte in wélke het Bloedt en de andere dierlyke Vochten door de heimelyke Klieren vloeijan. COLLI’QUATIVE Fever , one attended with a Diarrhoea, or profuse Sweats, from too lax a Contexture of the Fluids. Zweet koorts. COLLI’QUEF ACTION, the reducing different Me- tals to one Mafs by melting them on Fire. Het fmëlten van verscheidene Metaalen tot eene Mafsa. CQLLIRID’IANS , a Seft ofHereticks who worship- ped the Virgin Mary as a Goddefs , and offe red S acrifice to her. Coliiridianen , eene Gezind- heid die de Maagd Maria als eene Godin eerde, en haar offerde. COLLISTRFGIATED , (L.) pillory 'd. Op de Kaak gesteld. COLLISTRTGIUM, (O. L.) a Pillory or Pair COLLISTRID’IUM , j of Stocks. Een Kaak. COLLOCATION, (F. of L. ) a placing or fetting in Order. Eene in Order plaatzing. COLTOCK, a Pail with one Handle. Een Emmer met één Handvatzel. rnT , T nw -}the black or Soot on the outside of rnr ’t v W ’ £ a P ot or Kettle. Het zwart buiten GUI. .Lx, ^ aan een p~ t Kétel. COL’LUM, the Neck. De Hals. COLLU'SORY , {Collusoire , F.) done by Covin and Collusion. Bedriegelyk. COLLUTIO Oris , any liquid Medecine used to wash the Mouth with. Mond - water ; Water om de Mond te J 'poelen . COLLUTHEANS, (fo called from one Colluthds) Hereticks in the fourth Century, who confoun- ded the Evil of Punishment, with the Evil of Sin , faying that the former did not proceed from God any more than the latter; denied E- piscopal Ordination, &c. Collutheanen , zékere Ketters. To COL’LY, (of a Hawk ) who is faid to colly, when ihe llretches out her Neck ftraight for- ward. De Hah uitsteken, vaneen Valk /pree- kenden COL. COLLY - FLOWER , a Sort of Cabbage Plan Bloemkool. COLLY RIDIANS. Zie COLLIRIDIANS. COLLY RIUM, ( KoAAwf «w , Gr ) any liquid Medi- cine , designed to cure Diseases in the Eyes. Oog water. COLMAN, a Species of Pear. Een Soort vanPeeren. COLO BOMA , ( , Gr* ) a preternatural growing together of the Lips , Eye-lids , &q, or the adhering of the Ears to the Head , pre- ternaturaliy. Een onnatuurlyke vastgroeijing der Lippen, Oogléden, enz. COLOCYN’THIS. Zie COLOQUINTIDA. COLOGN- Earth , (in Natural History') a deep Brown light Ochre, used in Painting. Donker bruine Oker. COLON AT) E , ( Colonna , leal, in Ar chitellure) a Range of Pillars running quite round a Buil- ding, and ftanding within the Walls of it. Een Rey van Pylaaren rondt om een Gebouw van binnen. A Polystyle COLONA’DE, a Colonade whose num- bers of Colums is to great to be taken in by the Eye at a Angle view. Een Rey Pylaaren welker Getal te groot is om met een opslag van een Oog te bevatten. COLOPHONI’A, £any Pitch or Rosin 'made hy COLOFONFA, $ the Exhalation or drawing off the thinner Parts of terebinthinous Juices. Grieksch Pek , öf Spiegel harst. COLOR ATS , ( Color atus , L. ) coloured, dyed; marked or flained with any Colour. Gekleurd, genërft. met eene Kleur af gezet. COLOQUIN TIDa , ( t..) the bitter Apple , the Fruit of wild Gourd of a very bitter Taste. Kolo quint Appel. COLORATION, (L.) a Coulouring. Eene Ver - wing , Kleuring. COLORATION, (with Chymists) the brightening of Gold or Silver. Het glanzen of poly sten van Goudt en Zilver. COLORATURA, (in Musick) all manner of Va- riations, Trillos, Diminutions, &c. ferving to make a Song agreeable. Allerlei Toonen en Tremblanten die een Gezang aangenaam kunnen rnaaken. COLORET’IC , of, or pertaining to , Colours. Shak. Kleurig , töt de Kleuren behoorende. COLORI’FICK , that which has the Power of pro- ducing Colours , or of Coulouring any Body. 3 t Geene een Vermogen heeft om Kleuren voort te brengen , öf iets te Verwen. COLORIZATiON. Zie COLORATION. COLOS’SEAN, large, like a Colofs. Zeer groot , ah een Kolofsus . v COLOS- COL. /*r \ T aqj'tti a little Co- lumn. Eene Ontsteeking van de Huig , öf de Lei. COLUMEL’LA , (L. in Botany ) the little pillar which grows in the middle of fome Seed-pods. Zaadhuis-pielaartj e . het welk men in eenige meer - vakkige Zaadhuisjes vind; en dient om de Schei - vliezen der Vakjes Jaamen te voegen. COLUMN , (among' Printers ) is a Part of a Pa- ge divided by a Line , and this is , into two Colurns , and others into three , four , &c. Kolom , een Gedeelte van een Bladzyds door Ly- nen onderscheiden. COLUMNA Nasi , (L. in Anatomy j the fleshy Part of the Nose, jutting out in the Middle, near the upper Lip. Het vleezige Gedeelte onder aan de Neus. COLUM’NA Cordis, ( L. in Anatomy ) the Muscles and Tendons, by which the Heart is contracted and dilated De Spieren en de Trekkers die het Hart in doen krimpen en uitzetten. COLUMNA Ons, (in Anatomy ) the Uvula or lit- tle Piece of Flesh in the Palate of che Mouth. De Huig. COLUMNAR, formed in the Shape of a COLUM NARIAN , J Column. Koloms wyze. COLUM’NAR Plants , 1 (in Botany I Pilaar COLUM’NIFERiE Plantte, j voortbr^gèL pial ten; Planten waar van de Hëlm-fly Ltj es der Blot’ men in één Lighaam faamen gegroeid zyn. COLUM NEA, (in Botany ) a Genus of Plants of the Didynamia angiospermia Clafs. Een Geslacht van Planten van dien Naam. COLUMPNE, a Coliim, a Pillar. Chauc. Een Ko- lom, Pylaar. COLU’RES , ( Coluri , L of K Gr. in Astro- nomy) are two great imaginary Circles, which lefofrïie ' w 3 n ther atRi § ht Angles in the Po- IZ J ? ° ne of which P afse£h through the Equinoctial Points of Aries and Libra, and the other through the two Solstitial Points Can- cer and Capricorn. Twee ingebeelde groote Cir- kels, die elkanderen aan de Poolen van de Wi reld fnyden, enz. The COLU’RE of the Equinoxes, is that which pas- ses through the Pole and the Points Aries and Ltira, and makes tne Seasons of Spring and Autum. De Cirkel van hot Equinoxium. Thl RE - n the Solstices , is that which ftews the Solstitial Points , cutting Cancer and Capri- corn , and making Summer and Winter. De Zon- ne-cirkel. COLUTEA, (L. in Botany ) Bastard Sena. Lom- baardsche Linsen. 1 (among the Greek Christians ) a large COLY VA, j Dish of boiled Wheat garnished with blanr 352 COL. COM. blanched Almonds, Raisins, and Pomegranes, and ftrewed round with odoriferous Herbs , which is offered in honour of the Saints at the Interment of the D ad. Een Schotel gekookte Tarwe, enz. die men in de Grieksche Kerk by het begraven van een Lyk , ter eere van de Hei- ligen op offert. COLYM’BUS, (in Ornithology') a Diver, a Genus of Anseres. Een Duiker. COLY’VA. Zie COLYBA. COM. CO’MA, (In Botany) the uppermost Tops of Trees and Herbs. De bovenste Toppen der Boomen en Kruiden. CO’MA Berenices , ( in Astronomy) Berenice’s Hair , a Constellation of the Northern Hemisphere composed of Stars, near the Lions Tail. Het Haair van Berenice, eenGestè'rnte van het Noor- der Halfrondt. CO’MA Somnolentum , is when the Patient conti- nues in a profound Sleep, and when awaked; immediately relapses , without being able to keep open his Eyes. Eene aanhoudende Slaapziekte. CO’MA or Comma Vigil, (in Medicine) a Distem- per accompanied with a llrong Inclination to -fleep , without being able to do fo. Slaapzucht. COMA’RUM, (in Botany.) Zie ARBUSTE COMATO’SE, Lethargick; fleepy ; or affected with a Coma. Slaapziek , Slaapzuchtig. Lady's COMB, (in Botany) Venus Comb. Naalde- Kervel , Scandix. COMB fish , (in the History of Shell-fish) Pecten. Een Soort van Oesters. COMB, (of a Ship ) is a fmall Piece of Timber fet under the lowest Part of the Beakhead, near the Midd'e ; its Use is to help to bring the Tacks aboard. Een fiuk Hout op een Schip om het Takel binnen Boord te brengen. COMBA Terrce , ( O. L.) a low Piece of Ground. Laag Land. COMBAR’ONES, the Fellow-Barons, or Commo- nalty of the Cinque Ports. Méde- Baronnen, öf Genootschap van de vyf Havens. COM’BATANT, (in Heraldry) two Lions are faid to be Combatant, when they are borne in a Coat of Arms rampant , with their Faces towards each other, in a fighting Posture. Twee Leeu- wen die in een Wapenschild met hunne Aange- zigten, in een vechtende Houding naar malkan- der gekeert Jlaan. COM'BER, Perplexity, Trouble, Misfortune. Kom- mer, Verlégenheid , Moeite. COMBINATION, (in Aritkmetick) an Art of fin. ding how many different Ways a certain given COM. Number of Things may be varied, or taken by one and one , two and two , three and three. Saamenvoeging in de Rékenkonst. COMBINATION, (in Rhetorick) a Figure when the fame Word is immediately repeated. Eene onmiddelyke Herhaaling van 't zelfde Woordt. COMBIRMENT , an Incumbrance. Ciiauc. Eene Beslommering , Belemmering. To COMBRE, to incumber. Chauc. Belemmeren , verhinderen. CUMBROUS , cumbersome. SrENC. Kommerlyk, lastig. COMBUST’, (combustus, L. i. e. burnt or fcorched, a Term in Astronomy) when a Planet is not above 8 Degrees , 30 Minutes distant from the Sun, it is laid to be combust, or in Combustion , which Astrologers pretend , Ihews , that the Party fignified thereby is in great Fear , and much overpowered by fome Great Person, Verzengt, geschroeit ; als een Planeet niet meer dan 8 Graaden en 30 Minuten van de Zon is, weird zy gczögt verzengt te zyn , enz. COMBUST Way , ( in Astronomy ) the Space in the fecond half of Libra , and through the whole Sign of Scorpio. De Ruimte in de tweede Helft van Libra , en door het gantsche Téken van. Scorpio. COMBUSTIBLE, ( comlustibilis , L. ) apt to take Fire or Burning. Brandbaar, ligt Vuur vat- tende. COMBUSTION, (L.) a Burning. Een Brandwond . Zie AMBUSTION. COMBUSTION , ( amonj Astrologers) a Planet being under the Sun, which continues till it be removed 17 Degrees. Een Planeet , onder de Zon zynde , 't welk duurt tot dat zy 'er op 17 Graaden afwykt. COMBUSTION, (of Money) an ancient Way of trying base and mixed Money , by melting it down. Een oude Wyze van (legt en gemè'ngt Geld te afsayeeren met het zélve te fmëlten. CO’ME , a Sprout; the fmall Strings or Tails of Malt, upon its first Ihooting forth. Een Spruit , Scheut. COMEDIOG RAPHER , ( Comediographus , L, ) a Writer of Comedies. Een Bly spel- dichter. COMELING , a New-comer, a Stranger. Een Aan- kom ling, Nieuweling , Vreemdeling. CO’MES, (Comes, L. a Companion) an Earl or Count. Een Graaf. CO’MES, (in Zoology) a Species of Butterfly, with four Legs, and ereft roundish Wings. Een Soort van Kapelletjes met vier Pooten en opstaande ronde Vleugels. CO'ME Sopra , ( Ital in Musick Books) fignifies as above , or the Part above over again; which Words COM. 'Words are used when any foregoing Part is to be repeated. Als boven, als vooren. COMETA’RIUM, (L.) a Mathematical Machine, representing the Method of a Comet’s Rt-vo- Jution. Een wiskundig Instrument van dien Naam. CO’METARY, CO’METICK , that which belongs, or relates to . a Comet. Komeet- achtig , dat tot een Komeet behoord. COMETOG’RAPHY, ( of Komrijs and ypctQr, Des- cription ) a Description or Discourse of Co- mets. Eene Beschryving van , 'öf Rédenvoering over de Komeeten. COM’FREY, an excellent Wound-herb, in Latin , called Symphyion. Waalwortel. COMITA’TU £? Castro commifsio , (L ) a Writ whereby the Charge of the County , together with the keeping of a Castle, is committed to the Sheriff, Een Geschrift waar by het Opzicht van het Graafschap , benevens het houden van een Kasteel aan den Baljuw opgedragen word. COMITA’TU commifsio, (L.) is a Writ of Com- mifsion, whereby the Sheriff is authorised to take upon him the Charge of a County. Een Schriftelyk Bevel waar by een Baljuw gemach- tigt word , om he t Opzicht over een Graafschap te aanvaarden. COMTTIA, (in Roman Antiquity j an Afsembly of the People, either in theComitium or Campus- martius , for the Election of Magistrates , or consulting on the important Affairs of the Re- publiek. Eene Vergadering van he t Romeinsche Volk, ter verkiezing van Ma gist rants Persoonen . COMIT’IAL, (Comitialis, L.) belonging to an As- sembly or Meeting of People. Töt een Volks- vergadering behoorende. COMITIALIS Morbus , (in Medicine j the Falling* Sicknefs. De Vallende-ziekte. COMIT’IUM, (in Roman Antiquity ) a Place whe- re the Afsembly met. Een Vergader-plaats. COMTTY , ( Comitas , L.) Courtesy, a Kind be- haviour. Beleeftheid , een vriendelyk Gedrag. COM’MA , ( in Musick ) the pth Part of a Tone, or the Interval whereby a Semitone, or a per- fect Tone exceeds the imperfect. He t négende Deel van een Muziek-toon. COM’MANDER , (in Surgery, j Zie GLOSSOCO- MIUM. COMMANDING Ground, {In Fortification) is fuch as overlooks any Post or ftrong Place. Eene Hoogte van waar men een Post, öf eene Vesting over zién kan. ö COMMANDING Signs , (among Astrologers) the first Signs of the Zodiack , viz Aries , Taurus Gemini, Cancer Leo , and Virgo. De gebiedend e Tekenen tn den Dierenriem. COM. 353 COMMANDMENT ,(in Fortification) is theHeight of nine Foot, which one Place has above ano- ther. De Hoogte van négen Voet , die de eene Plaats boven de andere heeft. COMMATE’RIAL , (of Con and Materialis , I, ) that which is made of the fame Matter oi Substance with another. „ The Beaks in Birds Teeth "* Bacon * Zelfde Scoff e of £.ëlf standigheid. COMMAUNCE, Community, having all Things in common. Chauc. Gemeenschap , alles gemeen hebbende. COMMAUND, coming. Crrauc. Komende. COMMEATURA, (O. L.) a Commandry, or Por» tion of House and Lands, fet apart for the Use of fome Religious Order, especially for the Knights Templars. Eene Commandery. COMMELINA, (in Botany) a Genus of the Trian- dria-monogynia Clafs of Plants. Een Geslacht van Planten van dien Naam. COMMEMORABLE , deserving to be mentioned with Honour and Reverence,- worthy to be ce- lebrated and kept in Remembrance. Gedenfc waardig. To COMMEN , to come; also common. Chauc. Ko- men; als méde Gemeen. COMMEN’DAM , (O. L. Gommende, F.) a void Benefice commended to an able Clerk , till it be otherwise disposed of. Een openstaande r laats , die provisioneel door een Proponent be- dient word. A COMMEND ’ATORY, (Commendataire ,F.Com- mendatonus, L. ) is one who hath a Church- Diving in Commendam. Iemand die een open- staande Plaats bedient. ' COMMENDA I ORY, (L.J which lerves to recom- mend. Het geene ter Aanpryzing dient. COMMENDATUS, (in old English Customs) one that lives under the Patronage of fome great Person. Een die een aanzienlyk Man töt zw Patroon heeft. J “ COMMENDIDIN , commended recommended Chauc. Geprezen, aanbevolen. mmenaed ‘ COMMENSAL, a Boarder. Chauc. Een Kostgan- ger, Commensaal. 6 COMMENSA’LITY , (Conmensalis , L.) the A£t of Eating , or fitting to eat , at the fame Table a £° ther * ^genootschap , te eeten aan de- zelfde Tafel. COMMENSURABIL'ITY , an equal Proportion or Measure of one Thing with another. Gehk - heid. COMMEN’SURABLE , (F. of Con and Mensurabi- lis, L.) equal in Measure and Proportion. Ge- lykmaatig. Y y COMMEN- 354 COM. COMMENSURABLE Quantities , (in Geometry) are either filch as wili measure another precisely; or fuch that fome other third Quantity may be found, which will measure them both. Geiyk- maatige Veelhéden. COMMENSURABLE in Power , ( in Geometry. ) right Lines are laid to be commensurable in Power, when their Squares are measured by by one and the fame Space of Superficies. Ge- lybnaatig in Vermogen. COMMENSURABLE Numbers , (in A ritlmetick ) whether Integers or Fraftions, are fuch as ha- ve fome other Number which will measure or e divide them without any Remainder ; fo 6 and S ,8-i2tbs and 4-6ths are respectively commen- surable Numbers. Gelyhnaatige Getallen. COMMENSURABLE Surds , (in Algebra) are fuch Surds as being reduced to their least Terms, become true figurative Quantities of the Kind, and are, —therefore, as a rational Quantity to a Rational. Afmeetbaare onrégelmaatige Ge- tallen en Veelhéden. To COMMENSURATE , reducible to one common Measure ; equal ; proportionate ; as extensive. Gelykmaatig maaken . COMMENSURATELY , in fuch a Manner as to be measured by fome common measure or ftan- dard , without leaving a remainder; equally ex- tensive. Gelykmaatigly k. COMMENSURA’TION, Equality of Measure, or a measure one Thing with another. Gelykmaa- tigheid. COMMENTATOR, (L. Commentateur , F. ) a Ma- ker or Writer of Commentaries. Een Uitleg- ger , Verklaarder, Uitbr eider. COMMESSATION , ( L. ) Revelling. Rinkelrooi- jing. COMMET’ICKS , Things which give Beauties not before in Being; as Paints to the Face, diffe- ring from Cosmeticks , which are only to pre- serve Beauties already in Pofsefsion. Schoon- heid veroorzaakende Dingen. To COMMIGRATE, to move in a Body, or with one common consent , from one Country to another. Gezamentlyk van ’£ eene Landt naar het ander trékken. COMMIGRATION , (L, ) a going from one Pla- ce to dwell in another. Verhuizing. To COMMINGLE, (commisceo , L. ) to mix Li- quors together ; to mix into one Mafs ; to uni- te intimately. Vochten mengen ; tot eene Mafsa snë.Ttgen, innig vereenigen. COM.MINU’BLE , (from Comminuo , L.) that which may be broken , powdered, or reduced into final! Parts. Breekbaar, verbryzelbaar. COMMINUTION, (L. ) a breaking or bruising. COM. a dividing a Thing into very frnall Pans or Particles. Eene verbr e eking , verbryzeling. COMMISSION , ( in Law ) a Delegation for the determining any Cause , &c. Eene Bezending om eene Rechtzaak te beslifsen. COMMISSION . ( in Military Affairs ) the Warant or Authority, by Virtue of which every Officer afts^in his Post, Able van Aanstelling van een Officier. COMMISSION, (in Trade) the Order by which any Person trafficks for another. Commifsie, voor een ander iets te verkoopen of te verrichten hebbende. COMMISSION of Anticipation , is a Commifsion under the Great Seal , to colleft a Subsidy or Tax before the Time appointed. Een Lastbrief van Vervroeging, onder het groot Zégel . COMMISSION of Afsociation , is a Commifsion un- der the Great Seal , to afsociate two or more learned Persons, with the feveral Justices in the feveral Circuits, and Counties in Wales. Een Lastbrief van Vereeniging , enz. COMMISSION of Bankruptcy , is a Commifsion un- der the Great Seal of England, which is direc- ted to five or more Commifsioners , to enquire into the particular Affairs and Circumstances of the Bankrupt, or broken Tradesman; to aft for the Benefit of the Creditors , and to proceed ac- cording to the Statutes made for that Purpose. Eon Luiibnef aan vyf of meer Lommtjsarifsen , om den Boedel van een insolvent Persoon te onder- zoeken, en ten beste van de Schuld-eifsckers ts bestieren. COMMISSION of Rebellion , a Writ against a Man who has not appeared after a Proclamation. Een Schriftelyk Bevel tégen iemand die op de eersts Afkondiging niet verscheenen is. COMMISSION of Delegates , is a Commifsion un- der the Great Seal , direfted to certain Person’s usually two or three temporal Lords , as many Bishops, and two Judges of the Law, autho- rising them to fit upon an Appeal to the King, in the Court of Chancery, from a Sentence gi- ven by the Archbishop in any ecclesiastical Cau- se. Een Lastbrief töt het aanstellen van Rech- ters , om een Zaak daar van ge-appelleerd is, op nieuw te Vonnifsen , enz. COMMISSION of Sewers, is a Commifsion direc- ted to certain Persons , to Inspeft and fee Drains, and Ditches well kept in the marshy and fenny Parts of England, for the better con- veying of Water into the Sea, Een Lastbrief töt Aanstelling van Poldermeesters , enz. To COMMISSION, /(of Commifsio, or com- To COMMIS’SIONATE.S mitt ere , L.) to give a Commifsion; to appoint or empower a Person to aft for another. Last geeven, iemand mach- tig maaken om voor een. ander te ageer en.' * A COM- COM. A COMMISSURE, ( Comnifsura , L.) a Joint of any Thing,- a joining close, or couching Things together. Een Voeg , Saamenvoeging , Verband, Ver eeni ging , Naad , eras. COMMISSURE, ( in Architecture ) a close joining of Planks, Scones, &c. Een digte Voeging van Planken, Steenen , enz. yf COMMISSURE, (among Anatomists ) the Mould of the Head where the Parts of the Skull are united. De Naad of Zoom van het Bekkeneel. COMMISSURES, (among Naturalists ) the fmall Pores of a natural Body, or the little Cavities, Spaces, or Clefts that are between the Particles of any Body, especially when the Particles are broadish and flatfish, and lie contiguous to one another, like very thin Plates. De kleine Luc lit-, 'óf Zweetgaatjes van een natuurlek Lighaam. COMMITTEE’ of the King , a Widow of a King’s Tenant , fo called, as being committed by the ancient Law of the Land, to the Kings Care and Prote&ion. De Weduw van ten Vasal des Konings. To COMMIX , to mix, blend , or join feveral Things together , or into one Mafs. Mengen , ver- schelde Dingen t'öt eene Mafsa faamsn mengen . COMMODE , (F.) a Sort of Head-drefs for Wo- men. Zéker Kapsel voor Vrouwen. COMMOIGNE, (O. L. T. of Com and Maine ) a Brother Monk, residing in the fame Convent. Ken Broeder Munnik , Méde -kloosterling. COM’MON Bench , the Court uf Common-Pleas » fo called from the Pleas or Controversies be- tween common Persons tried there. De gewoone Rechtbank. COM’MON, (in Geometry) is applied to an An- gle , Line, or the like, which belongs Equal- ly to two Figures. De Hoeken, Lynen , enz. die op dezelfde Wyze tot twee Figuuren behooren. COM’MON Divisor , (in Arithmetick) a Number which exaétly divides any two Numbers , wit- hout leaving any Remainder. . Gemeene verdeel- der , in de Rêkenkonst. COM’MON Measure , fuch a Number as exa&Iy Measures two or more Numbers , without a remainder. Gemeene Maatte , een Getal ’t welk juist twee of meer Getallen meet , zonder een overschot. COM’MON Ray , (in Opticks) a right Line drawn from the Point of Concurrence of the two Op- tical Axes through the Middle of the right Li- ne , pafsing through the Center of the Pupil of the Eye. Gemeene Straal , in de Gezicht- kunde. COM’MON of Estovers, (in Law ) a Right of ta- king Wood out of another Person’s Woods, for House-bote, Plough-bote, and Hay-bote. Een COM. 355 Récht om Timmerhout uit een anders Bosch te neemen, enz. COM’MON Fine, a Sum of Money p3id by the In- habitants of a Manonr to their Lord, towards the Charge of holding a Court-Leet. Gemeene Boete. COM’MON -Hunt, a chief Huntsman belonging to the Lord-Mayor and City of London. Groot- Jaager-meester, van den Lord-Mayor cn de Slade Londen. COM’MON Intendment , i. e. common Meaning; fo a Bar to the Intendment , is a general Bar, which commonly disables the Declaration of the Plain- tiff. Gemeene Uitsluiting , in de Engelsche Réchten. COM’MON-Zrtfw , is either, r. Simply the Law of the Land, without any other Addition, z. The Law more generally before any Statute was ma- de to alter it. Or, 3. The King’s Court, di- stinguished from both inferior Courts. Gemee- ne Réchten', zyn t. De eenvoudige Wetten van het Landt, zonder Byvoegzel. 2. De algemee- ne Wetten voor dat 'er een Plakaat gemaakt was , om dezelve te veranderen. 3. 3 s Konings Recht- bank in onderscheiding van de twee •mindert Rechtbanken. COM’MON of Piscary , a Liberty of fishing in a> nother’s Water. Eene Vryheid om in een anders Water te vifschen. COM’MON place Book , ( Adversaria , among the Learned) a Book wherein Things or Extrafts are recorded Alphabetically or reduced to gene- ral Heads. Een Woordenboek, waar in de On- derwérpen aangetékendt en tot algemeene Hoofden gebracht zyn. COM’MON-P/ear,a Court held in Westminster -hall, for trying of all Civil Causes , Personal and Real. De Burgerlyke Rechtbank. COM’MON par Cause de Vicinage , a Liberty that the Tenants of one Lord, in one Town, have to common with the Tenants of another Lord in another Town. Gemeen-eigendom uit hoofde van Buurschap. COM’MON Receptacle , (in Anatomy) is a certain Vefsel which receives the Juices called Chyle and Lympha. Gemeene-ontv anger van de Chyl en ’ t Water, in de Ontleedkunde. COM’MON Sensory , ( with Naturalists ) is that Pla- ce in the Brain where all Sensation is fupposedi to be performed , where the Soul takes Cogni- zance of the Objefts which present themselves to the Senses. De Zitplaats des Verstands , in, de Herzens. COM’MON Signs , (among Astrologers) Gemini, Virgo , Sagittarius , and Pisces. Gemeene Té- kenen in de Stemkunde. Y y 2 COMMON 35*5 COM. COM’MON Tims, (in Mustek . ) is the fame as Du- ple Time. Gemeene-maatt e in d& Muzitk. COM’MON of Turbary , a Licence to dig Turf on the ground of another, or in the Lord’s waste. Eene Vryheid om van een anders Land Zooden te Jleeken. To COM’MON, to enjoy a Right of Pasture in an open Field in conjunftion with others. Heb Recht van gemeene Weids te hebben. COM’MONABLE , that which may come open or free, applied to Ground. Een Veld dat gemeen kan worden. COMMONAGE, (in Law) the Right of Pasture in a Common ; or fishing in another’s Water; ox of digging Turf in the ground of another; the joint right of using any Thing equally and together with others. Eene Vryheid om in een gemeene Weide te grazen ; in een anders Water te vifschen ; öf van een anders Landt Zooden te Jleeken ; het gemeene Recht om iets met een an- der te gebruiken. COM’MONING, receiving the Communion. Chauc. Het Avondmaal gebruiken; Communiceeren. COMMONS, a Proportion of Victuals , especially the regular Diet of a College or Society. Een Aandeel van Spyzen , de gerégelde Lévenswyze van een Genootschap. COMMOTE, /(in Wales) a Part of a Shire, COMMOITH, \ Hundred, or Can tred , contai- ning iGfty Villages , also a great Lordship or Se- niory which may include one or feveral Ma- nours. Een Landstreek van vyftig Dorpen ; eene groote Heerlykheid , enz» COMMORA’TION , (L. ) a tarrying or dwelling in a Place for a Time. Een verblyf voor e eni- gen Tydt op eene Plaats . To COMMO’VE, to disturb; to put into a violent Motion. „ The Sand commoved around”. Thoms. Ontrusten, in eene gewéldige Bewee- ging brengen. COMMU'NA , ( Law Term ) the Common of a Pasture. De Gemeenschap aan eene Weide. COMMU’NABLE, commonly. Chauc- Gemeenlyk , gemeenzaamlyk. COMMU’NAM appropriare , ( in Law. ) Zie AP- PROPRLARE. COM MU ’NANCE , a Title anciently given to the Commons who had a Right of Common ing in open Field, &c. Een oude Tytel van de Léden van J t Lager Huis , enz.. COMMU’NARE, ( Old Law) to enjoy the Right of Common. Het Recht van Gemeenschap ge- nieten. COMMU’NIA Placita non tenenda in. Scaccario ,. (L. ) a Writ direfted to the Treasurer and Ba- rons of the Exchequer , forbidding them to hold COM. a Plea between common Persons in that Court, where neither of them belong thereto. Een Schriftelyk Verbs Jt aan den Tresaurier , enz. van getn Pleidooi te hooren , tujschen Persoonen die aan ’t zélve niet ondeihoorig zyn. COMMU’NIA Custodia, (L.) a Writ for that Lord, whose Tenant dieth and leaveth a Son under Age , against a Stranger who encereth the Land. Een Schrift voor den Heer wiens Vasal ftërven- de, een Zoon nalaat, tégen een Vreemdeling die bezit van zyn Landt neemt. COMMUNIBUS Locis , a term frequently used by Philosophical Writers, implying fome Medium, or common relation between feveral Places. Thus Dr. Keil fupposes the Ocean to be one quarter of a mile deep Communibus Locis , that is at a Medium, or taking one Place with an* other. Gemeene , 'óf Middel-plaats. COMMUNIBUS Annis , has the fame meaning with regard to Time, as Communibus Locis with re- gard to Places. 3 t Gemeene Jaar. COMMUNICATION , (L. ) Intercourse , Confe* rence , Converse. Gemeenschap , Ommegang , Verkeering. COMMUNICATION , (F. of L. in Law) is a Discourse between feveral Parties without co- ming to an Agreement, upon which no Aftion can be grounded. Een Gesprék ( in de Réchten) tujschen twee Party én , zonder töt een Verdrag te komen , waar op geen Aftie kan gegrond worden. COMMUNICATION of Ideoms , ( in Theology ) the AG. of iropaniijg Ure Auriuui.es of one of the Natures in Jesus Christ to the other. Heb toeschryven der Eigenschappen van de eene Na- tuur van Jesus Christus aan de andere. COMMUNICATION of Motion, the Aft whereby a Body at rest is put into Motion by a moving Body; or, it is the acceleration of Motion in a Body already moving. Médedeeling van Be- weeging. Lines of COMMUNICATION , axe Trenches ma- de to preserve a fafe Correspondence betwixt two Posts and Forts, or at a Siege, betwixt two Approaches. Liniën van Communicatie , in den Krygsdienst. COMMUNIS; ( Common , L.) an Appellation chie- fly used by Anatomists , as, Communis Capsu- la, Communis Musculis, &c. Gemeen , in de Ontleedkunde , als gemeene Kapsels , gemeens Spieren , enz. COMMUT A’BILILY , applied to the Mind ) an COMMUTA’BLE, } Alteration or Change of Disposition or Sentiments; (applied to Bodies) a Change of Form or Quality; the giving one Thing in exchange for another ; the aft of fub- stituting a pecuniary for a Corporal Punish- ment; Randsom, or Redemption. Eene veran- dering van Gesteldheid 'öf Gevoelen ; eene veran- dering COM. faring van Vorm of Eigenschap ; het geeven van het eene Ding voor het ander ; kt Opleggen van eene Boete, enz. Angle of COMMUTATION, (in Astronomy) the Distance between the Sun’s true Place feen from the Earth , and the Place of a Planet, re- duced to the Ecüptick. Hoek van Verandering , in de Stemkunde. To COMMU TE , ( commuter , F. commutare , L ) to exchange; to fubstitute one Vice instead ot another. „ Some commute Swearing for who- ring”. l’Estraxge. Verruilen, Verwifselen. To COMMUTE, (in Civil Law) is to buy off a Punishment by a pecuniary Consideration. Het afkoopen van eene Straffe voor een Somme Gelds. COMMYNS, the common People. Chauc. Het Ge- meen, ’t gemeene Volk. COMORTH , ( O L ) a Contribution formerly ma- de at Marriages , &c. Een Huwelyks-gift , in oude Tyden. COMOSUS, (among Botanists ) Full of Branches, or Leaves, Tufted. Voltakkig, volbladig. COMOTICA Ars , the Art of Painting the Skin. De Blanki't-konst. COMPACT, the Name of a famous Bull confirmed by Pope Paul IV. by virtue of which Cardi- nals are restriéted to confer Benefices in their natural State, that is, regular Benefices on re- gulars, &c. Comp ad a, de Naam van een be- ruchte Paufselyke Bulle. COMPACTION , ( L. ) a comparing or joining close. Eene maitwe vereeniging of Saamen- voeging. COMPACTION , ( among Philosophers ) the dra- wing together or ftrengthening a Body or Sub- stance, by its having lefs Parts, or by the mo- re close Ilicking together of those Parts; and it is usually opposed to Diffusion. Saamendruk- king , Inkrimping. COMPACTURE , the Manner in which any Thing is joined; a joint or joining. De IVyze op wel- ke iets vereenigt is ; een Lid öf Gewricht. COMPA’GES , ( L ) a Composition or System whe- rein feveral Things are joined or united. Een Saamenstèizel , in ’t welke verschelde Dingen vereenigt zyn . , To COMPA GINATE , to join, to couple, or knit together. Vereenigen , paaren , aan één knoopen , COMP AGINATION , Union, or joining of feveral Parts together. De Vereeniging of Saamemioe- ging van verscheidene Deelen. COMPAN’AGE , (O.R.) any Sort of Victuals which is eaten with Bread. Allerlei Spyzen daar men Brood by eet. •COMP AR AXES, (L. in Logick) Things compared COM. 357 one with mother; as, Man's Life is like a Leaf. Vergelykingen. COMPARATIVE Degree, (in Grammar) the mid- dle Degree of Comparison , as Better is the middle Degree between Good and Best. Tweede Trap van Vergelyking. COMPARATIVE Anatomy, that Branch of Anato- my which considers the fccondary Objects, or theBodies ol other Animals ; ferving for the more accurate distinctions of feveral Parts , and apply- ing the Defect of human Subjects ; Zootomy Per- gely kende Ontleedkunde ; Ontleedkunde vanDieren . To COMPART, ( Compartir , F. ) to divide, or lay down a general Design or Plan, in all its diffe- rent Parts, Divisions, or Sub divisions. Ver- deden, 'öf een algemeen Ontwerp maaken. COMPARTFTION, the Aft of comparting or laying down the feveral Parts or Divisions of any P an or Design. Schikking van alle de Deelen van een Schets öf Ontwerp. COMPARTITION , ( in Architecture ) the usefuil and gracefull Distribution of the whole ground Plot of an Edifice into Rooms of Office, of Reception , and Entertainment. Een Plan öf Schets van een Gebouw. COMPART’MENT , /(F. in Architecture) a pro- COMPARTIMENT, y portionable Division in Building , &c. Eene gerégelde Verdeeling van een Gebouw. COMPART’MENT, /(in Painting , &c. ) a re- COMPARTIMENT, J gular Disposition of agree- able Figures , all round any Picture, Map, &c. Also a Border or Knot in the Garden. Eene évenrédige Schikking van alle de Figuuren in een Schildery, enz. COMPASS Callipers, an Instrument used by Gun- ners, for the disparting a Piece of Ordnance. Een Instrument om ’t Gehalte van een Stuk Ge- schut te bepaalen. COMPASS Dial, a fmall Pocket Dial, fhewing the Hour of the Day by the Direftion of a touched Needle. Een Zak-compas. COMPASSES of Proportion , an Instrument for dra- wing Lines and Circles into proportional Parts at one Opening, used in the reducing or enlar- ging of Maps. Een Téken-pafser. COMPAST’URES , large Trafts of Pastures or Pas- ture Grounds, lying together. Shakesp. Veek by één leggende Wei landen. COMPATJENT, (L ) fuffering together. Saamen lydende. COMPELLATION , (L. ) a calling by Name r a friendly Salutation. Een vriendelyke Groet, met het noemen van dsn Naam. COMPEL’LER , he that makes a Person do or re- ' frain from any Action by force. EsnDwingeland ; Vy 3 iemand 353 COM. iemand die een ander met Geweid noodzaakt iets te doen of te laaien. COMPENABLE , fociable. Chauc. Gezellig. COM PEN D , ( Compendium , L. ) nn Abridgment of a Discourse. Een kort Uittrëkzel. COMPENSATIVE , ( compensations , L. ) recom- pensing, belonging to Amends. Vergoedende. COMPENSATORY, fuch as will give .Satisfaction, or make Amends. Vergoeden , één die Voldoening geeft. To COMPENSE , (compenso , L. ) to tare, or be of equal weight in a Scale; to counterbalance. In évenwicht zyn , évenvè.el weegen. COMPERENDINA'TION , ( L. ) a delaying , de- ferring , or adjourning. Een Uitstel , Vertraa- ging. COMPERTO’RIUM, a judicial Inquest in the Civil Law, made by Delegates, or Commifsioners , to find out or relate the Truth of a Cause. Een Gerëchtelyk Onderzoek. COMTETENCE, ( in Law') the Power of a Judge for taking Cognizance of the Matter. Bevoegt - beid van een Rechter, om Onderzoek te doen. COMPILATION, (L.) a robbing or plundering; a Collection from various Authors ; also a hea- ping up. Eene Berooving öf Plundering ; als méde eene Ophooping. COMPI’LEMENT, the Collecting feveral Materials together in one Mafs ; the aCt of piling toge- ther , or heaping up ; a Mafs formed from hea- ping feveral Things together. Het vergaderen van verscheidene Dingen tot eene Mafsa , enz. To COMPLANA’TE, ?to level, or make fmooth COMPLA’NE, S and flat. „ The Vertebras of the Neck and Back-bone are made fliort and complanated Derham. Slechten, effen of ge- lyk maaken. COM’PLEMENT , ( C'omplementum , L. ) a filling up , or perfecting that which is wanting. Eene Aanvulling, 'êf Voltooijing van het geene ont- breekt; het Overschot van het geheel. COM’PLEMENT of an Angle , /(in Geometry) is .COM’PLEMENT of an Arch , \ fo much as that Angle or Arch wants of 90 Degrees to make it up a Quadrant. Vervulzel van een Hoek öf Boog , in de Meetkonst. COM’PLEMENT of the Course, (in Navigation) is what the Angle of the Course wants of 90 De- grees, or 8 Points, viz. a Quarter of the Com- pafs. Aanvulling van de Koers , in de Zeevaart. COMPLEMENT of the Courtin , (in Fortification) is that Part of the Courtin which (being wan- ting) is the Demi-gorge, or the Remainder of the Courtin, after its Flank is taken away, to the Angle of the Demi-gorge. Vervulsel van ’tGordyn, inde Vestingbouw. COM. COM P LEM ENT of the Line of Defence , Is the Remainder of the Line of Defence, 3fter you have taken away the Angle of the Flank. Over - schot van de Lyn van Verdediging. COM PLEMENTS in a Parallelogram , are the two Parallelograms , which are made by drawing two right Lines parallel to each Side of the Figure , through a given Point in the Diagonal. Aanvulsels , de twee kleine Parallelograma , enz. COM’PLEMENT , (i n Astronomy) the distance of a Star from the Zenith. De Afstant eener Ster- re van het Kruinstip des Hémelsch. COMPLEMENT, (in Arithmetick , applied to a Logarithm ) what it wants of 1.0,000,000. Ver- vulsel van een Logarithms ; het geene aan 10,000,000 ontbreekt. COM’PLETUS Flos , (in Botany.) Een gekëlkts Bloem. COMPLEX’, (L. ) the Sum or Whole. De Somma öf het geheel. COMPLEX’ Ideas, ( in Logick) are Ideas compoun- ded , or consisting of feveral Ample Ideas. Locke. Saamengestëlde Dënkbeelden. COMPLEX’ Proposition , is either that which has at least one of its Terms Complex, or fuch as contains feveral Members, as causal Proposi- tions ; or it is feveral Ideas offering themselves to our Thoughts at once , whereby we are led to affirm the fame Thing of different Objefts, or different Things of the fame Objefts. Thus „ God is infinitely wise, and infinitely power- full”. In the like Manner, in the Proposition. „ Neither Kings nor People are exempt from Death". Rnn-mcngc uucgtfc f'uurscttiliTi.gcn,' - COMPLEXTON , (in Physick) the Temperament Habit or Disposition of the Body, but more of- ten the colour of the Face and Skin. De Ge- aartheid , Hebbelykheid of Gestëldheid van ’t Lic- haam , doch meermaalen de K leur van het Aan- gezicht en het Vel. COMPLEXTON, (in Logick) a Term fometimes, applied to the fecond Operation of the Mind, called Judgment. Het Oordeel , eene der Hoe- danighéden van de Ziel. COMPLEXTON, (in Rhetorick) a Figure including a repetition and a Conversion at the fame Ti- me, the Sentence both beginning and ending with the fame Word. Een Figuur in de Rede- neerkonst, beginnende en eindigende met het zélf- de Woordt. COMPLEXTON, (in Metaphysicks) the Union or Coalition of feveral Things different of each other, either really or imaginary. De Saamen- voeging van verschillende Zaaken, het zy wé- zendlyk öf ingebeeld. COMPLEX’NESS, the being compounded of feve- ral Things , or Parts. Samengesteldheid. COM- COM. COMPLEX’US , ( L. in Anatomy ) a Muscle of the Head,ferving to move it backwards. EenSpier van het Hoofd , dis dient om hst zelve agter- waards te keeren . COMPLI’NES-, (F.) the last Prayers, or Conclu- sion of the Evening Prayer. Het laatste Ge- bed, of Slot der Avondgebéden , in de Engel- sche Kërk. To COMPLORE , ( complorare , L. ) to bewail , or weep together. Beweenen, betreuren. A COMPLOT , ( F. ) a Plot , Combination , or Conspiracy. Eene Saamenr'dtting , of Saamen- zaveering. COMPO’NE COMPO’NED ( in Heraldry ) a Row of Chequers of two Colours. Een Rei van Ruiten in een Wapenschild. COMPORT, behaviour, conduft. Bestaan, Gedrag, COMPORT ABLE , consistency, opposed to (con- tradictory. Bestaanbaar. OOMPO’SITE , ( F. Compositus , L. ) compounded. Saamen gestëlt. COMPO’SITE Numbers, fuch Numbers as can be measured exactly by a Number exceeding uni- ty's 6 by 2 or 3, or io by 5, &c. fo that 4 is the lowest composite. Saamenge stelde Ge- tallen. COMFU'Sli. £ uraer , ^in strchucCture) tne Dtth Order compounded of the other four. Saamen- gestëlde Order, in de Bouwkunst. COMPOSITES , (in . Pharmacy ) Medicines made up of any Ample ones; as certain Waters, Sy- rups , Ele&uaries , &c. Saamenge stelde Genees- middelen. COMPOSITION, (in Physick ) is a Mixture of fe- veral Ingredients. Een Mëngzel van verschel- de Stoffen. COMPOSITION of TJcus , an Aft of the Mind, whereby it unites feveral firnple Ideas, into one Conception or complex Idea. Saamengestelde Denkbeelden. COMPOSITION, ( in Grammar ) the joining of two Words together; or prefixing a Particle to an- other Word, to augment, diminish, or chan- ge its fignification. Saamenvoeging , in de Spraak* konst. COMPOSITION, (in Logick ) a Method of reaso- ning , whereby we proceed from fome gene- ral felf evident truth , to other particular and Angular ones. Saamenstëlsel , in de Redeneer- kunde. COMPOSITION, (in Oratory ) the Coherence and Order of the Parts of a Discourse. De Schakel der Deelen van eene Rédenvoering. COMPOSITION , (in Printing') the ranging feve- ral Types or Letters^ in the composing flick COM. 259 in order to form a Line. Het zétten der Lette- ren, in de Drukkonst. COMPOSITION, (in Mustek ) is a Treatise or Piece of Musick. Compositie , in de Muziek, een Opstel van con Muziekstuk. COMPOSITION, (in Mathematicks ) is the Rever- se of the Analytical Method , or of Resolution ; it proceeds upon Principals in themselves fe!f- evident, on Definitions , Postulates , and Axioms , and previously demonstrated Series of Proposi- tions , Step by Step, till it gives you a clear Knowledge of the Thing to be demonstrated : This Is that they call the Synthetical Method , and is used fay Euclid in his Elements. Saamen- voeging, Saamenstëlling , in de Wiskonst. COMPOSITION, (in Motion) is the Composition of the feveral Diredtions or Declivities of Mo- tion , whether equable or unequable. Saamen- voeging , in de Be wee ging. COMPOSITION of Proportion , is the comparing the Sum of the Antecedent and Consequent with the Consequent in two equal Ratio’s ; as fuppose 4, 8, : : 3, 6 , which is exprefsed by Composition of Proportion 12 , 8 : : as 9 , a 6. Saamenvoeging van Evenrédigheid. COMPOSITION, (in Painting ) is used in the fa- me Sense with Invention or Design. Vinding , Schikking , in de Schilderkonst. COMPOSITION , ( among Tradesmen ) is when a Debtor , not being able to discharge his whole Debts, agrees with his Creditors to pay them a certain Sum instead of all that is due. Ac - coort, onder de Kooplieden. COMPOSITIVE, formed of feveral Substances or Qualities; having the Power of Compounding. Saamenvoegelyk. COMPOSITUS Flos. Zie COMPOUNDED Flower. COMPOS’SIBLE Tilings , fuch as are capable of existing or being together. Saamenvoegbaare Dingen. COMPOSIZ'IO, (ftal. in Musick Books.) Zie COM- POSITION. J COMPOS T , M Compostum , L. in Husbandry ) 2. COMPAS’, 5 mixture of different Soils together, in order to make a IVIanure for Afsisting the natural Earth, fo as to render it more fruitful. Saamenmênging van veelerlei Aarde , cm em Land vruchtbaar te maaken. To COMPOST, to Manure; to enrich or improve Ground by a mixture of different Soils. Een Land toe-maaken of mesten. COMPOSTO, (in Musick ) compounded or dou- bled. Saamengestêlt , öf Dubbel. COMPOSTURE. Zie COMPOST. COMPOSURE, ( compositum , L. ) any Thing comv posed. COMÈ- 3Óo COM. COMPOTE, fin Cookery ) Fruit or Meat ffewed. Een gestoofde Vrucht , öf Spyze. COMPOUND , formed or produced from fevcral In- gredients , opposed to fimple. Saamengestè'lt uit verschelde Inmëngsels. COMPOUND, (in Grammar') a compound Word, a Word made of two, &c. Een Koppel-woord , een Woordfuit twee Woorden faamengestëlt. COMPOUND Motion , thit effected by the concur- ring Action of feveral different Powers. Saamen- gevoegde Beweeging. COMPOUND Number. Zic NUMBER. COMPOUND Quantities. Zie QUANTITIES. COMPOUND’ABLE , that which may be united toge- ther fo as to form one Mafs; capable of being united. Vereenigbaar ; dat faamen gevoegt kan worden. COMPOUNDED Flower , (among Botanists ) is fuch a one as consist of many little Flowers, meeting together to make up one whole one, each of which has its Stylus , Stamina, and flic- king Seed, all contained within one and the fa- me Calix. Saamengestëlde Bloem ; een Bloem die uit verschelde kleine Bloempjes, die uit de- zelfde Kelk voortkomen , faamengestëld is , gelyk de Aster. COMPOUNDER . one who endeavours to bring adverse Parties to an Agreement ; also a Per- son of fuperior Rank or Fortune, in the Uni- versity , who is allowed to commute for resi- dence , by paying extraordinary Fines. Een Vereeniger. COMPRESS’, (F. in «Surgery ) a Bolster of folded Linen to be laid on a Wound. Een Komprës. To COMPRESS , ( comprimer , F. comprefsum , L. ) to fqueeze close together. Sterk faamenpërsen. COMPRESSED Leaf , (among Botanist ) a Leaf with a Mark or Imprefsion on both Sides. Een Saamengedrukt Blad. COMPRESSIBILITY , ( Comprefsibilité , F. ) Apt- nefs or Capablenefs to be prefsed close. Ge- schiktheid, Bekwaamheid om geperst te worden. COMPRESSIBLE, (F.) that may be comprefsed or fqueezed into narrow Compafs, as the Air, and most other Fluids. Saamendrukbaar , pèrs- baar. COMPRES’SIVES , Medicines which cause a Dri- nefs in an affeCted Manner. Droogende Genees- middelen. COMPRESSOR’, (in Anatomy) a Muscle of the Face. Een Spier van het Aangezigt. COMPUL’SATORY , having the Power of forcing a Person against his will. Dwingende. COMPULSOR, an Officer under the Roman Empe- rors, dispatched from Court into the Pro vin- COM- CON. ces, to compel the payment of Taxes , &c. not paid within the Time prescribed. Een Ampte- naar onder de Romeinsche Keizers, die de Schat- gen , door Dwangmiddelen in vorderde. COMPUL’SORY, of a forcing or constraining Na- ture. Dwingende. COMPUNC’TIVE , that promotes godly Sorrow. Overtuigende, ’t welk eene Droefheid verwekt, die na Gödt is:. COMPURGATOR , (L. in Law ) one who by Oath justificies the Innocency of another. Een die de Onschuld van een ander onder Eede betuigt . COMPUTABLE, ( c omput abilis , L. ) that may be reckoned. Berékenbaar , begrootbaar. COMPUTANT COMPUTER, * an Accomptant. Een Rékenaar. COMPUTE, a Reckoning; Calculation. Een Reke- ning. COMPUTO reddendo , (L. in Law) a Writ which compelleth a Bailiff, Receiver, or Chamberlain, to give up his Accounts, Een Schriftelyk Bevel aan een Baljuw , Ontvanger öf Kamerling om, Rékening te doen. CON. To CON. to ken . to know or learn. Spenc. To understand. Chauc. Rennen , weeten , Sf he- ren; verstaan. CON, (Ital. in Mustek Books) fignifies with. Met. CON Affetto , (Ital. in Mustek Books) fignifies that Mustek must be performed in a very moving, tender , and affecting Manner , and therefore not too fast , but rather flow. Met Aandoening , Aandoenlyk. CONABEL , ( O. L. T. ) convenient or fit. Gevoeg- lyk. gepast. CONA’TUS , ( in a Body in Motion) is that Dispo- sition or Aptitude to go on in a right Line, if not prevented by other Causes ; in Matter without Motian, it is the Force of Attraction or Gravitation, be Eigenschappen van een beweegent Lighaam om rëchtlynig voort te loopen, als 'teloor andere Lighaamen niet gestuit word. CONA’RION , £( among Anatomists ) a Part of the CONA’RIUM , i Brain , which hangs in the fmall Cavity called the Anus, called also the Glandu- la Pinealis , in the hinder Part of the third Ventricle , and is fo called from its Shape re- sembling the Cone of a Pine. De Pyn-Appel- klier. To CONCAM’ERATE , (concamerare , L ) to vault or arch. Verwelven , een Boog maaken. CONCAM’ERATION , ( Concameratio , L. ) an Arch _ or Vault; any Thing formed like an Arch. Een Boog , öf Verwulft. CONCA- CON, CONCAMERATION Hemispharica. Een Half kt i- gel-gewëlf, (tat uiterlyk de Gedaante van een hah ve Kogel heeft. To CONCATENATE, ( concatenare , L. ) to chain or link together. Kétenen, faamenschakelen. CONCAVA'TION , (L.) a making hollow. Hól- maaking ; uitholling CONCAVE Glafses, fuch as are ground hollow on the Inside, and reflea on their hollow Side. Holle Glazen , in tégenstëlling van bolronde A CON’CAVE, (Concavum, L.) a Hollownefs. Eene Hólte, Holligheid. A CON CAVE, (in Gunnery') the Bore of a Piece of Ordnance. De Hólte vaneen Stuk Kanon . CON CAVE Superficies ,( in Mathematicks.) Een kromme Vlakte , gelyk een uitgehólde Kogel. CON’CAVO Concave, hollow, or concave, on both Sides. Aan beide Zyden hól. CON’CAVE- Convex , hollow, or concave, on one fide , but convex , or protuberant , on the other. Hól aan de eene en bólrotid aan de ande- re Zyde. CONCA'VOUS, ( concavus , L ) hollow. Hól. CONCA’VUM , (in Botany) a hollow Leaf. Een hól Blad. CONCA'VUM Lunae , (in the Peripathetical Philo- sophy ) the whole Space under the Circle of the M ion , comprehending the four Elements. De geheele Ruimte onder de Maan, de vier Hoofd- stóffen bevattende. CONCEN’TRANT Medicines , are fuch whose A- cids are fo moderated by Alkali , that neither of them predominates. Getémperde Geneesmid- delen. To CONCENTRATE, to drive inwards , or to- wards tne Center ; to drive into a narrow Com- pafs; to condense. Naar binnen , mar 't Mid- punt dryven ; in een enger Omtrêk dringen; ver- dikken. CONCENTRATION, (L.) a driving towards the Middle or Center; also a crowding together a- ny fluid Matter into as close a Form as it is ca- pable of; or bringing any feparate Particles in- to as close a Contact as is pofsible. Eene dry - ving naar het Midpunt , enz. To CONCENTRE , ( Concentrer , F. ) to tend to- wards the fame, or towards one common Cen- ter. Naar een gemeeen Midpunt hellende. CONCENTRICK, (in Mathematicks ) having one common Center , or the fame Center with an- other. Van ’t zélfde Midpunt met iets anders. CONCEPTACLE, (Conceptaculum , L.) any hol- low Thing that is fit to receive or contain; a Reservoir. ,,In that huge conceptacle’'.WooD\v. Een Ontvanger , Kom, óf Békken. CON. 361 CONCEPTACULUM, (L. in Botany ) a Kind of Pericarpiutn , composed of foft and lefs rigid Valves , and containing only one Cavity. Hul- se, Zaad hulse ; een fchillig Zaad -huis , als dat van een Peul. CONCEPTIBLE , that which miy be apprehended, or understood Bevatbaar. CONCEPTUS , (L among Physicians) the Em- bryo in the Womb De St off e öf Mafsa waar uit de Vrucht in de Baarmoeder geformeerd word. CONCERTANTE, (in Mustek Books) fignifies those Parts of a Piece of Musick that play throughout the whole, to distinguish them from those that play only in fome Parts. Die par- ty én, die in een Muziekstuk door fpeelen. CONCERT A’TION, ( L ) a firiving together. Eene Mededinging. CONCERT A’TIVE .quarrelsome ; contentious. Krat' keelzuchtig ; twistgierig. CONCERTATO, (in Musick) intimates the Pie- ce of Musick to be composed in fuch a Man- ner, as that all the Parts may have their Reci- tativos.be it for two, three, four or moreVoi* ces or Instruments. Een Muziekstuk, waar van élk Instrument op zyn Beurt gehoort word. CONCERTO, ( leal, in Musick Books) flgnifies a Concert , or Piece of Musick of feveral Parts for a Concert. Een Concert-, Muziek door ver- scheide Persoonen gespeelt óf gezongen. CONCERTO Grofso, (Ital. in Musick Books) flgni- fies the grand Chorus of the Concert, or those Places of the Concert where all the feveral Parts perform or play together. Het groot Choor van een Concert. CONCES’SI, i. e. I have granted. Toegestémt. CONCES’SI, (in Law) is a formal Word, and im- plies a Covenant made. Een gesloten Verdrag. CONCESSION, (in Rhetorick ) a Figure , whereby fometbing is freely allowed, that yet might bear dispute. Toestemming. CON’CHA , a Genus of Bivalve Shells. EenGeslacht van twee- [chulpige Zee-fchulpen. CON CHA, (among Chymists) a Glafs Vefsel. Een Glaze -Jchaal , tafse.. CON’CHA , (L. in Anatomy) the winding of the Cavity of the inner Part of the Ear. De Hol- ligheid binnen in ’t Oor CONCHITES , (in Natural History ) a petrified Shell, of the Concha Kind. De Schulp-Jleen, Slakke-Jleen. CONCHOID’, (in Geometry) the Name of a Cur- ve Line, invented by Nicomedes. Mofsel lyn, een kromme Lyn die omtrent het Figuur van een Mófsel heeft. Z z CON- 362 CON. CON'CHYLIA , a general Name for nil Kind? of petrified Shells. Versteende Schulp-gewafsen. CON'CIATOR , the Person who proportions and regulates the feveral Ingredients which go to the making of Crystal. Een Krystal manker. CONCIL’IARY, of or belonging to a Council. Tut eene Raadtsvergadering behoorende. CONCILIATION , ( F. of L ) a Reconcilement, Agreement, or Union. Eene Bevrédiging, Ver- zoening, Vereeniging. CONCILIATORS , a Title affefted by Writers of the Romish Church , who have pul the fairest Varnish on the Doftrines of that Church. Zé- kere Schryvers over d? Leerstellingen der Room- sche Kérke. CONCIN'NATE , ( concinnus , L ) apt, fit, pro- per ; also meet. Bekwaam , gepast , geschikt ; als méde welvoegelyk. CONCIO’NAL, (Concionalis , L.) pertaining to a Sermon, Oration, or Afsembly. Tot eene Pre- dikatie , Rédenvoering of Vergadering behoorende. To CON’CITATE, (concitare, L. ) to provoke, ftir up, or prick forward. Tér gen, gaande maaken, aanprikkelen. CONCLAMATION, (in Roman Antiquity') a Cus- tom of calling the dead Party by his Name, for eight Days fuccefsivily. Eene gewoonte der ou- de Romeinen om een doode Party agt volgende Dagen by de Naam te roepen. CONCLAVIST , ( Conclaviste ,F.) one who attends a Cardinal during his Abode in the Conclave. De Oppafser van een Kardinaal , geduurende zyn Verblyf in ’t Conclave. CONCLUDENT , decisive ; following by direft con- sequence ; consequential. Beslifschcnde. CONCLUSION , (in Law') is when a Man , by his own Aft upon Record, has charged himself with a Duty,&c. De Oplegging van eene Plicht op zich zelve , in de Engelsche Rechten. CONCLUSION , (in Logick) the last of the three Propositions in a Syllogism De dërde öf laat- ste Stelling van een Slot réden. To CONCOAGULATE, to curdle feveral Things at the fame Tune, followed by with ,, Con- coaguled with them” Boyle. Saamenstrëmmen. CONCOAGULATlON, (according to Mr. Boyle) the Cristallizing of Salts of different Kinds to- gether , where they ihoot into one Mafs of various Figures fuitable to their respective Kinds. De Krystalwording van verscheidene Zouten te fa amen , enz. CON’COLOUR , ( concoior , L. ) one uniform Co- lour. Eene eenpaarige Kleur. CONCOCTION, a boiling: It is commonly used for the fame as Digestion , though Digestion is store generally confin’d to what paffes ia the CON. Stomach; whereas Concoction is applied to what Alterations are made in the Blood Veffels , which may be called the fecond Concoftion; and that in the Nerves, Fibres, and minutest Veffels, the third and last Concoftion. Kooking. CONCOMITANCE, j (Cone omit ans , L. ) an ac- CONCOMITANCY, 5 com P a nying together with ; united to ; inseparable from. Met iets anders gepaart, vereent gt ; on-afscheidelyk van. CONCOMITANTLY , in course, along with an- other; accompanying. Met een ander faamen ; Vergezellende. To CONCOMITATE , ( concomitatus , L. ) to at- tend ; to be joined inseparably with another. Vergezellen, on- af scheidbaar met een ander faa- men voegen. CONCORDS, (in Murick) are certain Intervals be - - tween Sounds, which delight the Ears, when heard at the fame Time. Overéénstëmming , Harmonie in de Muziek. Perfect CONCORDS, are the fifth and eighth, with all their OCtaves. Volmaakte Harmonie. CONCOR’DATES , publiek Afts of Agreement be* tween Popes and Princes. Opentlyke ACtens van V rrgelyk , tufschen een Paus en Vorsten. CONCRE’MENT, ( Concresco , L. ) to grow toge- ther; a Mafs formed by concretion; a coheftion of Matter growing together. Saamengroeizel. CONCRE’SCENCE , (concrescens , L. ) the Aft or Quality of growing by the union of feveral Par- ticles. Saamengroeijing. To CONCRETE, (Concrescere , L.) to form an Union of feveral Particles or Bodies ; to uni- te feveral Maffes or Particles into one Body; to grow together. Saamengrotijen. CONCRETE, ( concretum , L. ) a Thing grown to- gether , or tnade up of feveral Ingredients. lets dat faamen gegroeid , öf uit verschelde Inmeng- zëls faamen gestéld is; Wrongel , Strëmsel. CONCRETE, (in Philosophy , and Chymistry) is a Body made up of different Principles , and fignifies much the fame with mixed. Gemëngt , Vermengt. CONCRETE, (in Logick) is any Quality conside- r'd with its Subjeft : Thus when we fay Snosw is white , we fpeak of Whitenefs in the Concre’- te, and in thisRespeft it is contra-distinguished from the Abstract, when the Quality is consi- dered feparately as Whitenefs, which may be in Paper, Bone ,and other Things as well as Snow. Eene Hoedanigheid te gelyk met het Onderwérp overwoogen. CONCRETE Numbers, (in Arithmetick) are Num- bers which exp re fe or denote Lome particular Subjeft; as 3 Men , 4. Horses, 5 Pounds, &c. whereas, if nothing he joined with the Num- ber CON. 6er it is taken abstrafledly of universally : Thus Five fignifies an Aggregate or Sum of 5 Units, whether Men, Horses, Pounds, or any Thing else. Bepaalde Getallen. CONCRETED, ( ccncretus , L» ) congealed or dot- ted. Gestrè'mt , geklontert. CONCRETELY , in fuch a Manner as to include the Substance together with the Quality. Geza- mentlyk , deStajfe met de Hoedanigheid insluitende. CONCRETION, (in Philosophy) is the uniting together of feveral fmall Particles of a natural Body into fensible Mafses or Concretes. De Vereeniging van verschelde kleine Deeltjes van een Lighaam , töt eene tastbaar e Mafsa. CONCRETION , (in Physick ) is a thickening of any boiled Juice or Liquor into a more folid Mafs. Verdikking van een Vocht. CONCRETIVE, that which has the Power of uni- ting feveral Particles together, fo as to form one Mafs ; that which has the power of turning a Fluid into a Solid; that which has the power or producing Coagulation , or the Curdling of a fluid Body. Bindende , Verdikkende. CONCUBA'RIA , ( O. L. ) a Fold , or Pen where Cattle lie together. Een Schaapskooi. CONCU’BINARY , that keep a Mifs.Syzzf houdende. CONCUPISCENT, (concupiscentia , L. ) Leache- rous; lustful; having an immoderate desire af- ter Women; or an irregular appetite after car- nal Things. Wellustigheid', Vleeschelyke - ge- zintheidg CONCUR’RING Figures , (in Geometry) are fuch as being laid one upon another, will exaftly meet and cover one another, Saam&nloopende Figuur en. CONCUS'SION, a ihaking or jumbling together; a Shock of an Earthquake. Ecu, Siddering , Bé — ving; een Schok van een Aardbèving. CONCUS’SIVE, that which has te Power or Qua- lity of fhaking. Bévende , fchuddende. COND, ( of conduire, F. ) to conduit. Chauc. Ge- leiden. To COND, l(Sea Term) to conduit or guide a To CONN, S Ship in a right Course ; to direit the Man at the Helm how to fleer. Ken Schip rëgt ftuuren. CONDEMNATORY, (L. ) of a condemning Na- ture, having the force of condemning or fub- jeiting a Person to punishment. Veroordeelende. CONDENSATION, (F. of L.) thickening, a ma- king any natural Body take up lefs Space, or confining within lefs Dimensions than it had before. Verdikking. 'Te CONDENSATE, (condenser , F. of condens are , L 3 to thicken or grow thick. : Dik voorden. CONDENSATION, (among ChymJsts) a Stoppa- ge and Collection of Vapours made by the Top ot an Aleinbick , whereby it is returned in the Form of a Liquid , or as it is raised in the Head or Receiver, there to harden into a per- manent and lohd Substance, as in Sublimatie», of all kinds. Verdikking , in de Stook-konst. CONDENSE’NESS , the being condense. Verdiktheid. CONDEN’SER , a Pneumatiek Engine , by means- of which an unusual Quantity of Air may be forced into a fmall Space, or by which three, four, or five Atmospheres may be inje&ed mo- re than a Thing would contain naturally. Ver- dikke r , een Instrument töt de Lucht - pomp it* hoorende. CONDIG’NITY, drift, real, or exalted Merit, Juiste , wézentlyke , öf uitmuntende Verdiensten . CON Diligenza , (Ital. in Musick Books) fignifies with Diligence, Care, and Exaftnefs. Met vlyt en naauwkeurigheid. CON’DIMENT , ( Condimentum , L. ) Sauce, Sea soning. Sausen, fmaakelyk maaken. CONDI’MENT. Zie CONDITEMENT. CONOISCPPLE , (Csndiscipulus , L. )a School- Fellow, or Fellow-fludent. Een School-makker, CON Discretione, (Ital. in Musick Bosks) fignifies with Judgment and Discretion. Met Oordeel en Bescheidenheid. To CON’DITE, ( Condio , L.) to preserve, or pic kle. Inzulten. CONDI’TE, Conduft. Gedrag. CONDITE’MENT , ( Conditura , L.)a Composition of Conserves, Powders, and Spices, made up in the Form of an Electuary , with a proper Quantity of Syrup. Gekonfyte öf ingezulte Dingen. To CONDPTIONATE , to make Conditions for; to regulate by, or perform on certain Condi- tions. Voorwaarden maaken. CONDFTURA Corporum, the Enbalming of a dead Body. Het Balsemen van een doodt Lighaam. CON Dolce Maniera , (Ital. in Musick Books) fi- gnifies, after a fweet and agreeable Manner. Op eene zagte en aangenaame Wyze. CONDOLEANCE, (Condoleance , F.) a Sympathy in Grief, a Fellow - feeling of another’s Sor- rows &c. Rouwbeklag, méde rouwdraagende. CONDO'LEMENT , Grief, Sorrow ; Mourning for any lots or misfortune. „ To persevere in ob- stinate condolement ”. Shakssp. Droefheid 9 Smèrte , Leetweezen. CONDONATION , ( L. ) a Pardoning or Forgiving, Verschooning , vergeeving. To CONDO’NE , ( condonare , L. ) to pardon , to forgive. Verschoonen , vergeeven. Zz 2 CON- gó'4 CON. CONDOR, (Span. in Ornithology ) a Fow! of that magnitude, ftrength , and Appetite", as to fei- ze not only on Sheep and lefser Cattle , but even the larger Beasts, and Children. Eon zeer groo- te en Jlërke Vogel van dien Naam. CONDOR’MIENTES , (in Church History ) Reli- gious Sectaries, who held their Name from lying altogether, Men and Women, Young and Old. Saamen Jlaapers , zékere Gezindheid. CONDUCTTTIOUS, (ConduPlitius , L. ) that may be hired ; also belonging to leading. Verhuur- baar , leidenden CONDUCTOS ad Proficiscendum. Zie CAPIAS ConduSos. CON’D YLI , ( kAAmo» , Gr. in Anatomy ) the Joints and Knuckles of the Fingers ; also the fmall Knobs or Bones called Productions. De Ge- wrichten en Knokkels der Vingers ; als méde de kleine Beentjes Produftiones genaamt. CONDYEOMA , (K Gr. in Medicine ) a hard brawny Swelling in the Fundament, pro- ceeding from black Humours , fettling th CON. L. ) to tell Stories, to talk together. Sprookjes vertéllen, faamen kouten. CONFAB ULATORY , belonging to entertaining and carelefs Conversation. Töt eene vermaake- lyke en gemeenzaame Verkeering behoorende. GONFALON , a Confraternity of Seculars in the Church of Rome, called Penitents. Penitenten , waereldsche Geestelyken in de Roomsche Kerk. CONFARREA’TION,( Confarreatio , L. among the Antient Romans) a Ceremony observed in the Marriage of those Persons, whose Children we- re intended for the Priesthood. It consisted in the Man and Woman’s eating a Piece of the fame Cake of falted or Wheaten Bread. Zéke- re Plechtigheid onder de oude Romeinen by het Trouwen van Persoonen wiens Kinderen töt het Priesterschap geschikt waren. CONFECTION, (F. of L. ) a Medicinal Compo- sition of Gums, Powders, Syrups, &c. made up into one Substance. Konsërf. CONFEC’TOR , (in Roman Antiquity) a Sort of Gladiator hired to fight in the Amphiteatre, a- gainst Beasts. Een Zwaardschè'mer , die tégen de Beesten vogt. CONFEDERATES, ( les Confederez, F. Confede- racy L . ) Princes or States entered into an Al- liance for common Safety. Saamverbondene Machten. CONFEDERATION, (F.) a League; an Aft whe- reby two or more Persons oblige themselves to afsists each other ; an Alliance. Eene Verbin - tenifse. CONFEREER, he that discourses with another on fome Bated Point ; he that bestows a Favour on another. Hy die met een ander fpreekt, öf aan een ander Gunst bewyst. CONFER’TED Leafs , (Confertus , L. among Bota- nists) Leafs which Hand thick and close toge- ther. Digt faamen geplaatste Bladen. CONFER’VA , ( in Botany ) and Herb on (he Alps, called Sponge of the River, good to cure bro- ken Bones. Rivier-fptms ; zéker Kruid op de Al- pen wafsende. CONFES’SION of Offence , (in Law) is when a Prisoner at the Bar , arraigned for Felony or Treason , pleads guilty to the Indictment. Be- kè'ntenifse eener Misdaadt. CONFES’SIONAL , "J. (F. in the Romish Church ) CONFES’SIONARY, J the Chair wherein the Priest fits to hear Confefsion. De Biegtstoel. CONFI’CIENT , ( confident , L. ) causing or pro- ducing, in company with fome other Person or Thing. Medewerkende Oorzaak. CONFIGURATION , (among Astrologers ) is the Conjunftion or mutual Aspeft of Stars. De Con- junftie , öf ’t wéderzyds Aspeft der Sterren. To CON- CON. To CONFTGURE, to dispose, or form by uniting in a particular Manner. Schikken, op eene by- zondere Wyze vereenigen. CON’FINE, a Limit, border, edge, or utmost ver- ge of a Thing or Place. Een Grens-fcheiding , de buitenste Omtrè'k van een Duig öf Plaats. CON’FINE , ( confirms , L ) bordering upon , ap- plied to Places: It implies that the one begins where the other ends; adjoining, or contiguous. Aangrenzende. CONFINER, a Person who lives at the Extremity, or on the Border of a Country; one who de- prives another of the Liberty of walking abroad, or flute him up in a Prison ; a Neighbour. Een die op de Grenzen woont; een die een an- der van zyne Vryheid berooft, en op fluit ; een Nabuur. CONFI'NITY , (confinitas. L.)Nearnefs; Neighbour- hood; Likenefs. Nabyheid; Nabuurschap. CONFIRMATION, ( in Law ) is a Conveyance of an Estate or Right , by which a voidable Estate is made fure, or unvoidable. Bekrach- tiging. CONFIRMATION , (in an Ecclesiastical Sense ) is a holy Rite or Ceremony in the Church; the laying on of Hands. Bevestiging, Inzegening , de Oplëgging der Handen. CONFIR’MATOR , one who proves a Thing beyond doubt. Bekrachtiger , die eene Zaak ontwyffel- baar bewyst. CONFIRMATORY , that which ratifies and ftreng- thens. Bevestigende , bekrachtigende. CONFIRMER , one who establishes an Opinion or Faft by new evidence or Proofs; one who esta- blishes or fecures a Person in the Pofsefsion of any Dignity. Bevestiger, van een Gevoelen ; ecu Handhaver , enz. CONFLA’GRANT , (conflagrans , L.) burning to- gether; involved in the fame Fire. ,, Thé con- flagrant Mafs”. Milt. Médebrandende in het zelfde Vuur verteerende. CONFLATION, the Aft of blowing feveral. Wind Instruments at the lame Time; the casting and melting of Metal. Saamenblaazing ; op verschel- de Instrumenten te gelyk blaazende ; he t fmëlten en gieten der Metaalen. CON’FLUENT, (Confluent, L.) a flowing or run- ning together ; generally used for that Sort of Small-pox, wherein the Pustules run into one another. Saamenlooping. CON’FLUX, (Conflux io ,L . ) a flowing or running together , as of Humours. Saamenvloeijing. CONFORMATION , (in Medicine) that Make and Construction on the human Body, which is pe- culiar to every Individual. Geschapenheid, Maak- stel , Gesteltenis , Zwier, Vorming, de Trekken CON. 365 van het Aangezigt ; de Gestalte van de Lighaams deelen. CONFORMATION, ( among Anatomists ) denotes the Figure and Disposition of the Parts of the Body of Man; hence Male conformation ,a Fault in the first Rudiments , whereby a Person co- mes into the World crooked , or with fome of the Viscera , &c. unduly proportioned; as when Persons are fubjeCt to incurable Asthma’s from too fmall a Capacity of the Thorax , or the like. De Gedaante, en Gesteldheid der Deelen van ’s Men- schen Lighaam, enz.. CONFORTANTIA , or Corroborant Medicines. Versterkende Geneesmiddelen. CONFRICA’TION , the Act of rubbing. „ A Con- frication of the Thorn upon the Ivy ”, Bacon. Wry ving , Jchuuring. CONFRONT ATION , (F.) the Act of opposing one Evidence to another. Confrontatie ; het t'é- genstè'llen van Getuigen. CONFUSiE Febris , ( L. among Physicians ) fuch Fevers as come together alternately in the fame Persons, but keep not their Periods and Alte- rations fo exaft , as to be easily distinguished from one another. Ongerégelde Koortsen. CONFU’SION, (in Chymistry) a Mixture of liquid or fluid Things. Een Mengzel van Vogten. CONFU’SION , (in Physick) a Disorder of the Eyes , that happens when, upon a rupture of the in- ternal Membranes, which include the Humours, they are all confounded together. Eene Verbys- tering in ’t Gezigt. CONG, (in Physicians Bills) Hands for Conghis, L. a Gallon. Een Stoop, of een Romeinsche Maatte van zes Mingelen ^ 1 To CONGAYN , to convince. Overtuigen. CON’GE , (Congé, F. ) Leave, Licence, Permis- sion; also a Bow or Reverence. Afscheid, Ver- lof, Buiging uit Eerbied. CONGÉ’ d’accorder , ( F. in the French Law ) lea- ve to accord or agree. Verlof om te acc'ór- cleeren. CONGE’ d'élire, the King’s Permifsion to a Dean and Chapter to choose a Bishop. Ar Konings Verlof aan een Déken en Kapittel , om eenBifschop te verkiezen. CONGE’, (in Architecture) a Moulding in form of a quarter round , or a Cavetto , ferving to separate two Members. Een OpweYk, in de ge- daante van 't vierdendeel van een Cirkel. CONGE’ABLE, (L. T ) lawful, or lawfully done. Wettig , ge-oorloft. To CONGEAL, (in Chymistry') to let fome Mat- ter that is melted fix or grow into a Consisten- cy. Stremmen . Stollen. Zz 3 CON- .« CON. CONGE «.'ABLE, that may be congealed, ua. CONGEAL'MENT , the Clot^or thick Mafs .or meJbyCold, »r«.«l, m, 'f‘ ^ tme “tff : „„a focb „ CONGENEROt l Motion. Gelijksoortige Spieren. thlt is “S Stoelpot CONGENIALITY , 0°f Kind^witV another. a c ,S5 4-* G " ,a * an ^ er ’ v n . „ reat Kind of Sea-Eel. * Aal z'weemd. a Pile. £«« CQNGE’RlES , ( E. ) a Heap , a Hoard , a Pi'e. l è ” S£ ;r fn philosophy) a Collection of CONGERIES , (L. in ^ ! ^o one Mafs. £««« i**-» M,J£t “ he, /PU» « . „ , t0 „. w °’ 4m ' athe . CONGESTION , ( in which Lenst- mours m any Ea f ot Utde and little, by rea- b’v causes a i Swell i . = ^ and Thickne fs of the son of the now P ö Ophaoping van over - ««*•»* wr - oorzaaken. distr ïbated by the Roman Em- CONGPARY a Gift d.stnbute^ ^ ^ G ptrors, consisting ^ Romemsche „fcitife nara Room en Ulie, van a K Z Z !Z'v famong Medalists) a Medal Muck CONGIA ^ Y ’ c C alsionS . v Standing as they distribu- ted a' Congiaiy Addis. Penningen by gemelde ^Gelegenheid geslagen. . . ,_ in o „ Roman Measure containing about a CON G?Son/ £cn z^Jfecre Maat houdende rum tw» Kannen . CON. or taming into Glafs. „ Chrystal was a Sub- ject very unfit for proper conglaciation .Baown. Verglazing , Ts wording. CONGLO’BATE, (Conglobate, L.) moulded into a Ball. Bol rond. To CONGLO’BATE, (conglobare , , L.) to gather into a Ball or Lumb, to imbody. Inlyven, m een Bal of Klomp vergaderen. CONGLOBATED Glands , ( with Anatomists') fuch Glands in an animal Body as are finooth in their Surface, and feem to be made up of one conti- nued Substance , as those of the Mesentery are, and all those that feive to feparate the Juice called Lympha, from the arterious Blood , and to return it by proper Channels. Geronnen Klieren CONGLOBA’TION , (F. of L.) a gathering toge- ther in a Mafc or Lump. Eene Vergadering too een Klomp. To CONGLO’BE, ( conglobo , L.) to gather intc . a firm round Ball ; to gather into a round Ma . In de Vorm van een ronde Bal , of ronde Klomp verzamelen. rONGI O MERATE , ( conglomeratie , L. ) gathe- red into a round Ball and Mafs, fo that the compounded Bodies appear distincT; (ngurati* vely) twisted or collefted together, lot een ronde Klomp vergadert , gestrengelt , verzamelt. A CONGLOMERATE Flower. Een Tros -bloem ; een Bloem die uit veele Bloempjes als in ten Tros faamen gezet is. CONGLOMERATE . 7 (conglomerate L.) hea- CONGLOMERATED, S ped or wound round to- C gether. Opgehoopt , &ƒ rondtem faamen gewonden. CONGLOMERATED Glands, (with Surgeons ) I are fuch as feem to be made up as it were with lefser Glands , and are uneven m their Surface. Tros-kUeren. rmvirT OMERA’TION, a rolling up into a Heap, or winding upon a Bottom. Tot een Kluwen winden. ttttN ACTION , C F. of L.) a fastening toge- C0N thi «T BoaS w IthLlue, 0 i any other g ot,- nous and tenacious Substance. Jan een lymmg. tende faamenklévende. T/-.T tuttimaTOR, that which has the Power C0N ofSf S’ cohere , or flick together HHhulXt het Vermogen heeft vm te hegten of aan één te lymen. . . :^T£ch te' faamen nerven. CONGREGA'TIONAUSTS, (in Chnre» Bstory) CON. a Seft of Independents , between Presbyterians and Ilrownists. Oeffeniiighouders. CON'GRE, 1 a Society of Booksellers, who hare CON’GER, J a joint Stock in Trade, or agree to princ Books in Copartenership. Zen Compa- gnie Boekverkoopers. To CONGRE'ET, to Salute together , implying the making and returning of a Compliment. Saa - men , 'öf wéder Groeten . CONGRE’GATE, collefted close together ; forming one Mafs or Body ; compaA. ..Where the Mat- ter is most congregate”. B ac. Naauw vereenigt , digt gesloten. SONGREGA'TION, (in Phy sicks) that Degree of Mixture wherein the Particles of a Fluid meet or touch only in a Point; a Colleftion or Mafs of fevera! Particles. Eene Verzameling van ver- schelde Deeltjes. To CONGRU’E , ( congruo , L. ) to agree , to fuft ; to import; to become. Overeenkomen , gelyk- vormig zyn ; wel voegen , betaamen. CONGRUPTY , ( Congruitas , L. ) Agreeablenefs , Conformity. Aangenaamheid , Overeenkomst. CONGRUPTY , (among Naturalists) is a relative Property of a fluid Body, whereby any Part of it is readily united with any other Part of it, or any other fimilar or fluid Body. Overeen- komstigheid , eene betrè'kkelyke Eigenschap van een vloeijend Lighaam , waar door een Deel daar van gemakkelyk met een ander Deel vereenigt. CONGRUPTY, (in Geometry) is applied to Figu- res or Lines, which being laid upon each other, exaftly agree in all their Parts, as having the very fame Dimensions. Overeenkomst van Groo- te en Uitgestrektheid • Sangius CONGRUMA’Tns , ) vwt«a Geronnen Bloed. CONICHTHYODONTES , or Plettronitce , ( in Na- tural History) one of the three Names the fos- sile Teeth of Fishes are known by. Uitgedol - •ven Tanden van Vifschen. rv ■»( Conicus, L in Geometry ) belonging CON lCb , £ t0 the p igure of a Cone. Kigel- CON ICAL, J achtig, Kégelvörmig. CON’ICK Sections, are the Parabola , Hyperbola, and Ellipsis, which are formed or produced by cutting a Cone with a Plane , according to fuch and fuch Conditions. Kégelsnéde , in de Meet- konst. To CONJECT ^{conjeUum , L. ) to guefs at a Thing. „ Imperfeftty conje&s ”, Shakesp. Gifsen. CONjECTURALITY, that which is inferable only from guefs. „The copjeclurality of Philosophy”. Brown. Gisbaarheid. CONJECTURE, (F. of ConjeStura, L. ) a Guefs, probable Opinion , or Supposition. Eene Gis * CON. 3 6 7 sing , waarschynelyk Gevoelen , of Tew, onder- st Piling. CONiF’EROUS , (coniferus , L in Botany) bea- ring Fruit in Form of a Pine -apple. Kégel - draagend. CONIFEROUS Plants, (among Botanists) fuch Shrubs, Trees, &c. as bear a Sort of wooden Fruit in the Shape of a Cone, in which are uia- ; ny Seeds, and when they are ripe, the fevera! Cells or Partitions in the Cone gape open, and the Seeds drop; of which Kind are the Ftr , Pine , Beech , &c. Planten die Kégelvörtnige Vruchten voortbrêiigen. CONIFOR’MIS, (L.) in the form of a Cone. Kê- gelvörmig. CONIGERIA, (O L.R. ) a Coney-burrow, a Rab- bet-warren. Een Konyns-köl. CONJOINT’, (conjunüus , L. ) joined together, mutual. Samenvoeglyk , wéderzydsch. CONJOINT’ , (in Antient Mustek) the Sounding of two Notes together; or the union and agr e- ment of two Sounds. Het Geluid van twee Noo- ten of Klanken te gelyk. CONI’SOR, "J (in Law) is used in pafsing ofFi- COGNFSOR, J nes for him that acknowledges the Fine* Hy , die erkend een Boete fchüldig te zyn. CONIS’SALiE , ( in Natural History ) a Clafs of Fofsils , naturally and efsentially compounded, not inflamable , nor foluble in Water, found in detatchedMafses, and formed of Christaliine Matter debased by Earth. Een Klafse van delf- baare Gcwafsen van dien Naam. CONIS’TERIUM , ( xwurfot and y.ous, Gr. ) a Place where W rcst ^ i; > > in ulJ Time, after they wc» te anointed with Oil, were besprinkled wiih Duse, that they might take the hirer hold of one another. Een Plaats, daar de Worstelaars Oudstydts , met Olie gezalft en met Stof bestrooid wierden , om malkander te béter te kunnen vast houden. CONJUGATE, ( Conjugatum ,L .) that fpring from one Original. Uit één Oorsprong voortkomende. CONJUGATE Diameter , is the ihortest Axis ox Diameter in an Ellipsis or Oval. De kortse Dia- meter in een Ovaal. CONJUGATE of the Hyperbola , is a Line drawn parallel to the middle Point of the transver- se Axis, fometimes called the fecond Axis. Een paralelle Lyn naar de fchuinsche Spil getrokke ?#•, CONJUGATES , ( in Rhetorick ) are fuch Things as are derived from the Original, as Mercy, Merciful!, Mercifully. Dingen die van denzelf* den Oorsprong ontleent worden . CONJUGATES , (in Logick) when from one Word we argue to another of the fame Origination; 368 CON. a; if, Weeping is to forrow', then to weep , is to Jcrrow. Eene Redeneering waar in men van ’t erne IVoord tot een ander , van denzëlfden Oor- sprong , een Besluit maakt. CON JUGATION , (L.) a Coupling or yoking po- ther in Pairs; also a Term in Grammar. Kop- peling , faamenpaarihg. CONJUGULUM , (in Botany ) Rope-weed, With- wind, Bindweed, Mesl-bloem ; Lynenkruid , Vic men. GONIUM, (in Botany) Hemlock. Dulle -kervel , Scheerling. CONJU MPERE,to jumble or join together. Chauc. Saamen Jehommelen , faamen voegen. CONJU’NCT , joined with another , concurring; united. Saamen gevoegt , vereenigt. CONjUNC’TI Morbi , ( among Physicians) are two Diseases that come together, and are distin- guished into connexi and consequentes , the for- mer fubsisting at the fame Time, and the lat- ter following one another. Twee Kwaaien, die te gelyk komen. CONJUNCTION, ( in Grammar) is a Particle which ferves to join Words or Sentences together. Een Koppel -woordje. CONJUNCTION, (in Astronomy) is when two Planets meet in the fame Degree or theZodiack, and either is apparent or true. De Saamenkomst van twee Planeeten, in dezelfde Graadt van den Dierenriem. CONJUNCTION apparent , (in Astronomy )is when a Right L ne drawn through the Center of two Planets, does not pafs through the Center of the Earth. Srhynbaare .Saamenvoeging. CONJUNCTION real or true , is when a iu 5 n t t_t ne pafsing through the Centres of the two Pla- nets , and being produced , pafses also through the Center of thé Earth. Weezentlyke Saamen- voegiog. CONJUNCTIVA, (in Anatomy.) Z ie ADNATA. CONJUNCTIVE , (ConjunUivns , L.) that ferves to conjoin. Saamenvoegende. CONJUNCTIVELY , in union; operating together, opposed to apart ox feparate. Saamenvoeglyk. CONJURATI Fratres , ( in Antient Law ) fworn Brothers, or those who took an Oath to de- fend the King against the Enemies. Gezwooren Broeders. CONNA’RUS, (in Botany) a Genus of the Mona- dclphia-decanclria Clafs of Plants. Een Plantge- was van dien Naam. CONNASCENCY , (of con and nascens , L ) being born or growing up together with. Saamen, öf te gelyk gebooren of opgegroeid. CONNAT'URAL , (of con and naturalis , L, ) that CON. is natural to feveral Things with others. Méde - natuurlyk. CONNAT’URALNESS , Agreeablenefs by Nature. Van Natuure overeenkomstig. CONNA’TUS (in Botany) Grown together. Saa- men gegroeid. CONNECTED, ( connexe , F. of connexus , L.) joi- ned , tied , or fastned together. Saamen gevoegt , vereenigt , gebonden. To CONNEX , to join , link , or fasten feveral Things to each other Aan een voegen , öf [chakelen. CONNEX’, (in Logick ) Things are Paid to be con- nex, which are joined to one another without any Dependence or Sequence. Verband , Saa - menvoeging. CONNI’VANCE, (Connivance , F. of Conniventia , L. ) a feigning not to fee, a winking at , or pafsing by the Faults of others without Punish- ment. Oogluiken. CONNI’VENS, (in Botany) Winking. Knipogend. CONNI’VENS Flos. Een knip-oogende Bloem ; een Bloem welkers Bladen na malkander toe gebogen zyn en byna fluiten. CONNIVEN’TES Glandules or Valvte., (among A - natomists) are those Wrinkles which are found in the Inside of the Guts, Intestinum, Ilium , and Jejunum. Kronkels in de Darmen. CONNOIS’SEUR, one who is perfe&ly acquainted with any Objeft of knowdlege or taste; a per- fect Judge or Critick. Een Kënder , Liefhebber . To CONNOTE , ( L ) to make known together; to fignify by Implication. „ Good , in the ge- neral notion of it, connotes likewise a certain fuitablenefs of it to fomething else. Saamett hekSnt maaken , insluiten. CONNOTATION, a making two Things or Per- sons known from others, by the fame Distinc- tion. Insluiting ; twee Zaaken , of Persoonen , door dezelfde Onderscheiding bekent maaken. To CONNU’DATE , (connudare , L. ) to ftrip naked. Nakend uitschudden. CONNUTRITION , (among Naturalists) is what becomes habitual to a Person from his particular Nourishment, or what breaks out in a Disease in Procefs of Time, which gradually had its first aliments from fucking a distemper’d Nur- se, or the like. Over -erving ; eene Hëbbtlyk- heid die iemand door een byzonder Voedzel , of het Zng met een ander krygt , enz. CONO'CARPUS , ( in Botany ) the Button-tree of Jamaica. Een West-Indische Boom. CONOl’D , ( in Geometry) is the Solid produced by the Circumvolation or Turning of any Section of a Cone about its Axis. Kégelvörmig. Elliptical CONOID, is a Solid formed by the Revo- lution CON. Iution of an Ellipsis about one of its Diameters. Een Ei ronde Kégel. Parabolical CONOID, is generated by the revolu- tion of a Parabole about its Axis. Kégel-achtige Brandsnéde. CONOIDES , (among Anatomists.) Zie CONARION. . To CON QUADRATE, ( conquadrare , L, ) to bring into a Square. Vierkant manken. To CONQUAS'SATE , (conquafsare ,L.) to fhakq, dash, or break in Pieces. „ Vomits violently conquafsate the Lungs”. Har. Schudden , Jtoo- ten, breeken, df kneuzen. CONREATA Pellis, (O' L. of Corroyeur , F. i. v a Currier) a Hide or Sktn drefs’d. Een berei- de Huid. CONSANGUIN’EOUS , near of Kin ; of the fame Blood. Vermaagschapt, Verwandschapt. CONSCRI’BED , (among Geometricians) the fame as circumscribed. Omschréven , CONSCRIPT, (in Roman Antiquity) written or re- gistred ; also an Appellation given to the Se- nators of Rome , whose Names were registred in the List of the Senate. Geschréven , of aangetékent ; als ook eene Benaaming die men aan de Romeinsche Raadsheeren gaf. CONSCRIPTION, (L.) an Enrolling of registering. Eene Aantèkening, registratie. CONSECRATION, (among Medalists) the Cere- mony of the Apotheosis of an Emperor. De Vergoding van eenen Keizer. CONSECUTION, ( Consecutio , L.^ a Chain of conse- quences ; fuccefsion. Een Schakel van Opvolging. CONSECUTION Month , the Space between the Conjunétion of the Moon with the Sun , being fomcching more than 29 Days auil a half, Ifjyflft- verloop tufschen de Conjunftie van de Maan met de Zon. CONSEN’SION, ( Consensio , L.) Agreement; Ac- cord. Overeenkomst. CONSENT of Parts , (with Philosophers) is that Perception one Part has .of another at a Di- stance, by means of forne Fibres and Nerves which are common to them both, or commu- nicated by other Branches with one another. De Gewaarwording , die het eens Deel met het ander op eenen Afstant heeft. CONSENTIENT, {contentieus , L. ) fuitable, a- greeing, willing the fame Thing. Gevoeglyk, overeenkomstig , eens willens. CON’SEQUENCE , (F. in Astrology) is when a Planet moves according to the natural Succes- sion of the Signs. De natuurlyke Beweeging van een Planeet. CON SEQUENT , (consequent , L. ) ensuing, follo- wing, fucceeding. Volgende, opvolgende. CON. 369 CONSEQUENT , (in Logick) is the last Part of an Argument, opposed in the Antecedent. Ge- volg van eene Sluitréden. CONSEQUENT , (in Mathematicks) is the latter of two Terms, which are immediately compa- red with one another in any Set of Proportio- nals: thus in a, b, or a to b\ & is the Conse- quent , and a the Antecedent. De laatste vast de twee Tërmen,die onmiddelyk vergeleken wor- den, enz. CON SEQUENTE, -Tin Musick) a Part of a Fu- CON'SEQUENZA, C gue or Canon is faid to be CON’SEGUENZA , 3 in Consequente, when it follows the first Part, called the guide imitating its Motions, Notes, and Figures. Een Konst- woord in de Muziek. CONSEQUENTIAL , produced by a necefsary Chain of Causes and Effects , deduced according to the Rules of Reason or Logick. Gevölglyk. CONSERV’ABLE , ( conservabilis , L.) easy to be kept. Bewaarbaar. CONSERV’ANCY , (Conservans , L.) applied to the Courts held by the Lord-Mayor , for pre- servation of the Fishery on the River Thames, which are Ailed Courts of Conservancy. Een Ge- rechtshof , töt Stanthouding van de Vifsehery in de Teems. CONSERVATIVE, having the Power of keeping from Corruption of Decay. Bewaarmiddel voor Verderf. CONSERVATIVE Medicince , (among Physicians' ) is that Part of a Physician’s Care that preserves a Person in Health ; in Distinction from the Pharmaceutick, which applies Remedies to the Diseased. Gczomheid-bewaarende Middelen. CONSERVATOR of the Peace, one whose Office is to fee that the King’s Peace be kept. Een Be- waarder van de gemeene Rust . CONSERVATOR of the Truce and Safe Conducts, was an Officer formerly appointed in every Sea- port, to enquire of Offences committed upon the Main Sea , out of the Liberty of the Cin- que-Ports, against the King’s Truce and Safe- Condutt. Bewaarder van, öf Opzichter over de Wapenschorzingen en Vry-geleiden, enz. CONSERV’ATORY, a Place to keep or lay Things up in; a Green-House for Plants, &c. Een Be- waarplaats. CONSES’SION , ( L. ) a fitting together. Eene Sa&- m emitting} Zitting. CONSES’SOR , (L.) one who fits with another. Een byzitter. To CONSIGN , ( in Trade ) Goods are faid to be Consigned to the Correspondent or Faftor, which are fent over to them by the Merchant or Employer; or the contrary. Toezè'nden, ter Hand [lellen. A a a CON- 3?o 'CON. CONSIGNATION, (F. of L.) a Sealing, the Aft of Consigning, making over, &c. also the Wri- ting fealed. Eerie Verzegeling , toezending , enz. CONSIGNATION , (in Law) is the putting a Sum of Money, &c. into fure Hinds, ’till the Decision of a Controversy or Law-Suit, which hinders the Delivery of the faid Trust. Consi- gnatie, eene Somme Gè'ldts in Zekerheid öf Be- wearing ft ellen. CONSIGN’MENT , the Aft of transferring ; the Writing by which Property is transferred , or Goods fent to another to be fold Overdracht, CONSIGNIF’ICATIVE , (L.) which is of the fa- me Signification with another. Van dezelfde Be- tékenis met iets anders. CONSIM’lLAR, alike or agreeing. Gelyk, overeen- komstig, CONSIMILI’TY , ( Consimilitas , L. ) Likenefs or Resemblance. Gelykheid , of Gelykenifse. CONSIST’ENCE, /the Natural State of Bodies; CONSISTENCY , S the Degree of Thicknefs or Thinnefs, applied to Fluids; fubstance, unifor- mity of appearance, Aftion, or Qualities, free from Contradiftion, or Variety. De natuurlyke Staat der Ligkaamen ; de Graat van Dikte öf Dunheid , op Vogten toegepast, enz. CONSISTENCE , when used relative to Age or a Di- sease , imports the State or Acme thereof. De derde Graad öf hoogste Trap des Ouderdoms öf van eene Ziekte. The CONSISTENCE or Age of a Tree , imports its State beyond which it does not grow. De Ou- derdom van een Boom , op welke hy zyn volkomen Groei heeft, CONSISTENT Bodies , (among Philosophers ) arc folid or firm Bodies, in Opposjon to fuch Bo- dies as are fluid ; or fuch Bodies as will pre- serve their Form, without being confined by any Boundary, and have no Degree ofFluxility. Vaste Lighaamen, CONSISTENTES, (in Church History) an Appel- lation given to fuch Penitents as were permit- ted to afsist at Prayers, but not to partake of the Sacrament. Boetelingen , die by de Gebéden; maar niet by het Avondmaal mogten tégenwoor- dig zyn. To CONSO’CIATE, to Unite» or join with. Veres- nigen , méde verbinden. CONSOCIATION, an Alliance, or Connexion: in- timacy , or union. Eene Verbintenis , Betrek- king , Vereeniging. CQNSO’LABLE (consolalilis * L.) that may be comforted. Vertroostbaar. CONSOLE , (F. in Architecture ). is a Kind of Bracket , or Shouldering-piece, which hath a fiojeft.ure,. and ferves to, fuppoxt a Cornice, CON. and bear up Figures , &c. Babfteutel ; Pui- Jlee; Lyst , Uitstek öf Steunsel, om een Komis , Balk , öf Vaas te ondersteunen. CONSO’LIDA Major , ( L. in Botany) the Heri> Walwort, or Comfrey. Waal- öf Smeer-wortel. CONSO LIDA Media , Bugle, middle Comfrey. a Kind of Herb. Senegroen; Ingroen. CONSO’LIDA Regalis , Lark’s claws. Ridderspooren. CONSO’LIDA Saracenica, (L. ) Gulde-roede ; Hei- dens-wondenkruid. CONSOL’IDANTS , (Consolidantia ,L. ) Medicines which , cleansing with a moderate Heat , do cause the Nourishment to be fitly apply’d to the Part afllifted. Saamenhëchtende geneezendc- Middelen. CONSOLIDATION , ( F. of L. ) a Soldering or ma- king folid; also an uniting or hardening of bro- ken Bones , or the Lips of Wounds. Vastmaa- king , Vereeniging , Heelmaaking. CONSOLIDATION, (among Surgeons) the uni- ting ftrongly together the Fraftures of broken Bones , or the Lips of a Wound. Heeling > fluiting van een Wond. CONSOLIDATION , ( Civil Law) is the uniting the Pofsefsion and Profits of Lands , &c. with the Property. De vereeniging van het Vrucht- gebruik met het Erf-eigendom. CONSOLIDATION, (in Common Law) is a joi- ning of two Benefices into one. Eene vereeni- ging van twee Plaatzen, eene Combinatie. CON’SORT inMusick, (Concert, F. Concerto , Ital.) a Piece of Musick consisting of three or more Parts, ,, A Consort of Musick ’’.Eccles. XXX1L 6. Een Concert; Saamenstëmming van Muziek. To CONSORT , xu unite, join , os; afeociate j to Marry. Vereenigen , faamenvoegen ; trouwen. CONSOUND, (in Botany) the Herb Comfrey. Wond- kruid, Waalwortel. CON’SPERG , ^(°n Physicians Bills) to powder CON'SPERGE c ^ itn. -Dcstvooy 6ti 9 als met*. * j Zoethout , enz. CONSPER SION, (L. ) a fprinkling or brewing a- bout with. Eene Be springing; BssprSnkeling. CONSPI'RANT, (Conspirans , L. ) joining with an- other in a Plot , or other bad Design. Saamen- spannen, Médeplichtig zyn. CONSPFR1NG Powers , (in Mechanicks) fuch as- do not aft in Direftions opposite to each other. Saamen wérkende Vermogens. CONSPJRATiONE , ( Law Term) a Writ against Conspirators. Een Schriftelyk Bevél, tégen Soa- menzweerders. To CONSPUR’CATE, ( conspurcare , L. ) to defile or pollute.. Besmetten, bevlekken, bezoedelen. The CON. The Lord High CONSTABLE, (of England) an Officer anciently of fuch great Power , that it was thought too great for any Subjeft; he had the fame Jurisdi&ion as the Earl Marshal, and took Place of him as Chief Judge in the Mar- shal’s Court. Groot ConnestaUe , of Opperbe- velhebber van alle Krygs-zaaken. CON’STAT , (in Lavs) a Certificate given. out of the Court of Exchequer of all there is upon Record , relating to any Matter in Question ; al- so an Exemplication or Copy of the Inrolment of Letters Patent. Een Getuigschrift uit ae litre- saurie , enz. To CONSTEL’LATE , (Constellatus , L. ) to fhine with a collected Lustre , or general Light. menstërren , met een verzamelt Licht febynen. CONSTELLATION , (F. of L. in Astronomy) a Company of fixed Stars, imagined to represent the Form of fome Creature, &c. and called by that Name. Saamenstërring , de gesteldheid , Jlaat öf Saamenvoeging der Sterren. . CONSTIPATION , CL. with Philosophers') is when the Parts of a natural Body are more closely united than they were before. Insluiting , Saa- mendringing. CONSTIPATION , (in Medicine ) a hardnefs of the Belly, with great Costivenefs. Hardlyvig- heid, Verstopping. CONSTITUTIONAL , flowing from the particular Temperament or Habit of a Person’s Body, or from the peculiar Temper and Disposition of his Mind ; implanted in the very Nature of a Thing ; consistent with the Form of Govern- ment ; Legal. Aangebooren , volgens de byzon- dere Ge-aartheid öf Hëbbelykheid van iemands Lighaam , enz. CONSTITUTIVE , ( F- of l. ) tiiat wnich is fit or proper to constitute. Het geene in Staat is om te bestëmmen, öf Macht te geeven. CONSTRAINER , a Person that forces or compels. Dwingeland. To CON’STRICT , ( ConstriUum , of Constringo , L. ) to contract, or bind close; to draw the Parts of any Thing closer to each other. Indrukken, faamen binden. CONSTRICTION, (in Philosophy ) is the crou- ding the Parts of any Body close together, in order to Condensation. Binding , faamentrëk- j king, toetrëkking. CONSTRICTOR Labiorum , ( L. among Anato- mists )z Muscle of the Lins which purses them up , and is by fome called Oscularius. Een Spier- tjen da t de Lippen optrëkt. CONSTRICTORES Alarum Nasi , ( L. in Anato- my ) Muscles which draw the upper Lip and Alee downwards. De néderwaards trekkende Spier- tjes van de boven Lip , en de Zyde van de Neus. CON. 371 To CONSTRINGE, (Constringo, L. ) to bind, or force the Part of a Body close together. Binden, faamen drukken. CONSTRIN’GENT, (Constringent, L.) having the Quality of binding or making the Parts of a Bo- dy approach nearer to each other. Bindende , faamenbindende. CONSTRIN’GENT Medicines. Stoppende , Saamsn- trëkkende Middelen. To CONSTRUCT, (Construftum , L.) to form, from different Materials ; to build; to compile, or constitute. Bouwen , Saamenvoegen. CONSTRUCTION , ( L. ) a Building or Making, Een Gebouw öf Maakzel. CONSTRUCTION , ( in Geometry ) is the drawing fuch Lines, and Figures, as are previously ne- cefsary for the making any Demonstration ap- pear more plain and undeniable, Saamenstëlsel , in de Meetkonst. CONSTRUCTION of Equation , (Algebra) the contriving fuch Lines and Figures as fhall de- monstrate the Equation, Canon, or Theorem, to be true geometrically. Saamenstëlzel van. Equatiën. CONSTRUCTION, (in Grammar ) is the natu- ral, just, and regularly placing and disposing of Words in Discourse, fo as to make proper and intelligible Sense, Wo or dt schikking. CONSTRUCTURE , an Edifice; a Building. Een Gebouw. To To CON’STRUE CON’STER P -.(construire , F. of construere , ’( L.) to expound or interpret. ’ 5 Uitlëggen, verklaaren. CONSTURPATION , (L.) a debauching of Wo- men, or deflowering of Maids. Schënding, on - teering , Verkragting. To CONSUBSTANTIATE, to unite in one com- mon Substance or nature. Töt eene Zëlfstan - digheid vereenigen. CONSUETUDI’NIBUS £? Servitiis , ( L. ) a Writ of Right, lying agains the Tenant that defop- ceth the Lord of the Rent or Service due to him. Een Geschrift tégens een Vasal , die wei- gert den Heer te dienen , öf te betaalen. CONSU’LATE , (Consul atus , L ) the Office of a Consul ; the Time during which a Person exer- cises the Office of a Consul, ’t Burgermeester- schap ; de tyd dat iemand Burgermeester is. A CON’SULT, (L.) is a Consultation, but com- monly taken in an ill Sense for a fecret Cabal of Plotters against the State. Eene heimelyks Raadtpleeging. CONSUM’MATUM , the Juice of an Hen cut into Email Pieces, drawn out by Distillation in Bal- nea Maries ; flrong Broth. Krachtig Sap van een Hoen. Aaa z CON- 37 a CON. CONSUMPTION, ( in Medicine) a Decay occasio- ned by want of Nourishment, or a preternatu- ral Decay of the Body by a gradual wasting of muscular Flesh. De Teering. CONTABULATION, (L. ) a fastening of Boards or Planks together, a flooring. Zoldering ; het leggen van een Planke öf Houtte Floer. CONTACT, (ContaClus, L. ) the Touch or Tou- ching. Aanraaken , aanroeren , behandelen. CONTACT, (in Mathematics') Points of Con- tacts, are those Places or Points in which one Line or Body touches another. Sny-punten. CONT ACTION, the Aft of joining or touching. „Without corporal Contaftiom”. Brown. Aan- ranking , Aanroering. CONTA’GION, ( mPhysick) the Spreading or Cat- ching a Disease. Besmetting , besmëttelyke Ziekte. To CONTAMINATE , ( contaminer , F contamina- te ^ L. ) to defile or pollute. Bevlekken , be- smetten , Jchênden , onteeren. CONTAMINATION , (L. ) Defilement, Pollution , most properly that of the Marriage Bed. Schen- ding , bevlekking , bezoedeling. CONTEKE , Contention. Sprnc. Twist , Strydt, Krakeel. CONTEKORS , (O.) contentious, quarrelfome, ridiculous Persons. Twistgierige , krakeelzieke Mënschen. To CONTEM’ERATE , ( contemerare , L. ) to vio- late or pollute. Bezoedelen, onteeren. Te CONTEM’PER , (contempero , L.) to modera- te , or allay by mixture of fonae opposite Qua- lity. Mengen, temperen. CONTEM’PER AMENT, Temperature, or Quality resembling another. Mëngzel , Tempering . To CONTEM’PORATE , (from Contender ) to di- minish any Qualityby the Addition of its Op- posite. Eene Hoedanigheid verminderen , door by- voeging van ‘t tégengestëlde. COM TEM PER A’TIO N , the Aft of lefsening any Quality by the mixture of a contrary one ; the Aft of tempering, or moderating; the Aft of blending opposite humours. Vermindering , Tem- pering. CONTEM’PLATIVES , Friers of the Orders of Mary Magdalen , who wore black upper Gar- ments , and white underneath. Monniken van de Order van Maria Magdalena. CONTENDER, one who opposes' the Opinions of another; an Opponent. Tégenstrêver. CONTE'NEMENT , (O. L. T.) Freehold Land, which lieth to a Man’s Dwelling-house thac is in his own Occupation. Onbezwaarde Lande - rystip by iemands Woonhuis leggende. CON. CONTENT, ( Contentum , L.) the Compafs or Ex- tent of a Thing. De Omtrek of Uitgestrektheid van een Ding, CONTENT, (in Geometry ) is the Area or Solidity of any Surface or Body estimated or measured in fquare or folid Inches , Feet , Yards , &c. De Vastheid der Oppervlakte van een Lighaam. CONTENT, (with Merchants') the Wares contai- ned in any Cask, Vefsel , Bale, &c. De In- houd van een Ton, Vat, Baal, enz. CONTENTIOUS Jurisdiction , (in Law) a Court which has Power to decide Differences between contending Parties. Een Rechtsgebied om Ver- schillen te beslifschen. CONTIGNATION , (L. in Architecture) the Art of laying Rafters together ; also of Flooring. Het faamen lëggenvan Balken-, Zolderen. CONTINGU’ITY , MContiguité , F. in Ge.ome- CONTIGUOUSNESS , j try) the Touch of two distant Bodies, Nearnefs or C!osenefs;as when the Surface of one Body touches another. Na- byheid, Aanraaking. CONTIG’UOUS , (conguus, L.) that touches, or is next ; very near , close , adjoining. Aan- gelegen , naastgelégen , aangrënzende , malkander rankende. CONTIG’UOUS Angles , (in Geometry) are fuch as have one Leg common to each Angle , otherwise called Adjacent Angles. Aanlëggende- Hoeken. CONTINENT, (F. in Geometry ) is a great Extent of Land , which comprehends feveral Regions and Kingdoms which are not feparated by Sea. Vast Land ; een groote Uitgestrektheid van Land door geen Zee afgescheiden. CON/TlNEJ>rr , contingunnc, nr joined to. „ Con- tinent with the west Side of America”. Aan- grënzende. CONTINENT Cause , ( of a Distemper ) is that on. which theDisease depends fo immediately , that it continues fo long as that remains, and no longer. Thus a Stone flicking in the Ureters is the continent Cause of the Stoppage of the Urine. De inwendige Oorzaak der Ziekte. CONTINENT Fever , is that which performs its. Course without either Intermifsion or Abate- ment. Een geduurige Koorts. To CONTINGE , ( contingere , L.) to touch; to reach ; to happen , to fall out. SnAKEsr. Aan- raaken-, bereiken ; gebeuren. CONTINENCE, ^h^ppenTby CONTIN GENCY, J SS JJ (F.) a Casualty or Event which Chance ; an Ac- Toevallieheid. CONTINENT, (F. contingens, L. ) accidental, casual , that may or may not happen, Gebeur- lyk , beurtvallig , toevallig. CON. CONTINGENT Line , ( in Dialling ) is a Line fup- posed to arise from the Intersection of the Pla- ne of the Dial with the Plane of the Equinoc- tial, fo that the Hour - Lines of the Dial and the Hour-Circles mutually cut one another. Raak-lyn, Sny-lyn. CONTINGENT Use , ( Law Term ) is a Use limited in a Conveyance of Land, which may or may not happen to vest or put into Pofsefsion, ac- cording to the Contingency exprefsed in the Limitation of fuch Use. Een bepaalt Gebruik van Landeryen. CONTINGENTS , ( Contingent ia , L. ) Casualties , Things that happen by Chance. Toevalligheden , Wifselvallighéden. CONTINGENTS , ( in Mathematicks . ) Zie TAN- GENTS. CONTIN'UAL Claim, ( Law Term ) is a Claim ma- de from Time to Time, within every Year and Day, to Land, or other Things, which in fo- me respect, we cannot attain without Danger of being killed or beaten. Gestadige Klagte , in Rechten. CONTINUANCE , ( in Common Law ) is the fame with Prorogation in the Civil , as Continuance 1 till the next A f sizes , i. e. a putting off the Trial. Uitstel, Verschuiving. CONTINUAN’DO , ( Law Term) when the Plain- tiff would recover Damages for feveral Tres- pafses in the fame Action. Voortzetting , in de Réchten. CONTINUATE, {Continuatus , L. ) uninterrupted; unbroken or incefsant. Onafgebroken , volhar- dend. CONTINUA’TO , ( I tal. in Mustek Books) fignifies to continue or hold on a Sound or Note in an equal Strengtn or Manner ; or to continue a Movement in an equal Degree of Time all the Way. Doorgaandé , in de Muziek. CONTINUED Bafs , the fame with thorough Bafs , because it goes quite through the Composition. Doorgaande Bas. CONTl’NUED Body , a Body whose Parts are no ways divided. Een Lighaam welks Deelen ge- heel niet afgescheiden zyn. CONTI’NUED Qjiantity, that whose Parts are fo joined and united together , that you cannot tell where the one begins, or the other ends, called Continuum. De Veelheid wier Deelen zo aan malkander hangen , dat men niet. weet waar het eene begint 'óf het andere eindigt. CONTINUITY , ( Continuité , F. of Continuitas, L. ) the Connexion or Joining together of the feveral Parts of a Thing. De aanéénschakeling öf Saamenvoeging der onderscheidene Deelen van een Ding. CONTINUITY , (in Surgery) is when the Paris CON. 373 of the Body are all whole and entire, without being divided. Geheelheid. CONTIN’UO, (Ital in Musick Books) fignifies tho- rough , as Bafso Continuo , che continual Bafs, or thorough Bafs. Doorgaande onophoudelyk. •CONTINUOUS, close, touching each other. Digt aan één, elkander rankende. CONTI’NUUM. Zie CONTINUED Quantity. To CONTORT, to wrest, twist, or writhe. „The Vertebral Arteries are variously contorted Ray. Wringen , fir engelen , enz. CONTORTION }(in Medicine) the Iliac Pafsion. CONTOR’SION * £ Darm -jicht , ’c Miserere mei ’ 3 Volvulus. CONTORTION, (in Surgery) is when a Bone is fomewhat disjointed , though not entirely; a Sprain. Verspringing. CONTORTUS, (in Botany) curled, frizled. Ge- krult. CONTOUR’NE , (in Heraldry) is used when a Beast is represented Banding or running with its Face to the Sinister Side of the Escutcheon, they being always fupposed to look to the right, if not otherwise exprefsed. Een Beest, in de Wapenkunde , dat na de linker Zyde van ‘t Schildt ziet. CONTOURNIATED , (a Term among Antiquaries) applied to Medals, the edges of which appear as if turned in a Lathe. Gerandt. CONTRA , (L. in Commerce) the fide of an Ac- count contrary to the Debt , or Credit fide. De Credit Zyde. CONTRA Antiscion , (among Astrologers) is the Degree and Minute in the Ecliptick, opposite to the Antiscion. Zékere Graaden in den Die- renriem , die tégen malkanderen over ftaan. To CONTRABAND, to import Prohibited Goods. Verboden Goederen inbrëngen. CON TRACT, ( contraPius , L ) betrothed. „ He was contract to Lady Lucy”. Shakesp. Verlooft. CONTRACTIBILITY, the pofsibility of being re- duced to a lefs Compafs by Shrinking. Krimp - baar. CONTRACTIBLE, (among Anatomists) a Term applied to fuch Muscles and Parts of the Body as are , or may be contracted. Spieren en Dee- len van ’t Lighaam , die ingetrokken kunnen worden. CONTRACTILE, is fuch a Body, as when exten- ded , has a Property of drawing itself up again to that Dimension it was in before Extension. Een Lighaam , dat uitgezet zynde wiierom k.m inkrimpen. CONTRACTURE, (Contraïïura, L in ArchvePlu- re) is the making Pillars final! about the Top, De 374 CON. De Afneming of Verdunning der Pylaarsn naar boven. CONTRACTURE , fin Surgery) is a Contraótion of the Back . Hands , &c. made by Degrees. Een trapswyze Saamentrëkking van den Rug, de Handen, enz. CONTRADICTORILY , in a thwarting Manner. Op sene Jlrydige Wyze , dwarsdryvende. CONTRADICTORINESS, aptnefs to contradift, Thwartingnefs. Dwarsdryvendheid. CONTRADICTORY Opposition , ( in Logic k > is the Contrariety of two Propositions , both in Quantity and Quality. Strydige Tégenstandt . CONTRADICTORY Proposition , are fuch as con- sist of an universal Particular , of which one affirms and the other denies ; fo that if one of them be Affirmative, the other lhall be Negati- ve; if ore Universal, the other Particular. Stry- dige Stellingen. CONTRADISTINCTION, (of contra and distinc- tio , L. ) a distinguishing on the other Side, or Opposition to. Esne Tégen onderscheiding. CONTRAFAC TIO , a Counterfeiting. Eene Na - maaking , vervalsching. CONTRAFIS’SURE , (of contra and fifsura, L. ) a Counter-cleft. Een Tégen-fpleet , 'óf Reet. CONTRAFIS'SURE , ( in Surgery ) a Fraction in the Skull , when the Part ftruck remains who- le , and the Part opposite is cleft. Een Tégen- breuk, of Tégen fplyting in ie Hërfsen pan , als het geslagen Deel heel blyft , en het geen ’er té- gen over legt van de Weerstuit geborsten is. CONTRA Formant Collationis , (L. ) a Writ lying where a Man has given perpetual Alms to any Religious House , Hospital, &c. and the Gover- nor has alienated the Lands , contrary to the Donor’s Intent. Een Schriftelyk Bevel , tégen een Regent van een Godtshuis , die Landeryën aan ’t zélve gemaakt , vervreemd heeft. CONTRA Formam Feoff 'amenti , (L ) a Writ for a Tenant who is feofFed by the Lord’s Cnarter, to make certain Suit and Service to his Court, and is afterwards distrained for more than is contained therein. Een Schriftelyk Bevél tégen een Landheer , die zyn Huurder meerder afvor- dert dan bedongen is. CONTRA-harmonial proportion , (in Arithmetick ) Is that relation of three Terms, wherein the dif- ference of the first and fecond is to the differen- ce of the fecond and third as the third is to the first; thus, 3, 5 , and 6 are Numbers Con- tra- harmonically proportional, for 2:1:: 6: 3. On-over eenste amende Evenredigheid. To CONTRR-indicate , to point out a Method con- trary to the general Tenor of a Disease; as when a Vomit might feem advisable , the Patient’s CON. being Subjeft to Vomiting, fliews, that it ought by no means to be prescribed. Een fchynstrydig Ueneesmiddel voorschryven. ® CONTRAINDICATIONS , (among Physicians ) Zie AN TENDEIXUS. 0 nysicians. ) CONTRALTO, (Ital. in Musick) a Term for two Haut Contres , because they play contrary to each other. Twee Contra - partyën in de Muziek. * CONTRAMANDATIO Placiti , ( L. Law Term ) a respiting , or giving, the Defendant further Time to answer. Een uitstel aan den Verweer - der om te antwoorden. — CONTRAMANDATUM, a lawful Excuse, which the Defendant in any Suit, by his Attorney al- ledges for himself, to Ihew that the Plaintiff has no reason to complain. Een wettige Ver- schooning, in de Réchten, enz. CONTRAMURE , (F. in Fortification ) is a little Out-wall built before another Partition-wall or about the main Wall of a City, &c. to ftre’ng- then it. Een buiten Muur. CONTRANITENCE , (of contra and niter to erv deavour, L ) ftriving or resisting against; Op- position. Tégenstandt. CONTRAPOSITION, (L. ) a putting against. TV* stelling. CONTRAPOSITION, (in Logick) a changing of the whole Predicate, and the contrary Eene verandering van ’ t geheele Gezégde , en het te- gendeel. CONTRAPUNTO, (Ital. in Musick Books ) figni* fies a Way or Method of composing Musick, called Counterpoint , now very little in Use. Een séker opjtel van Muziek -Jluk km . nu buiten Ge- bruik. CONTRA’RIANT , contradidlory ; opposite and ir* recon cileable in Sense. Strydig , niet overeen te bréngen. CONTRARIAUNTES , Things contrary to , cob* tradictory. Chauc. Tègenstrydighèien. CONTRA’RIENTS, a Name given in England , to the Barons who took Part with Thomas Earl of Lancaster against King Edward II. Tegen- strevers. GONTRA’RIOUSLY , contrarily , contrary -wise. Shakesp. Strydig , op eene Jlrydige Wyze. CONTRARIOUSTYE , Contrariety. Chauc. Stry- digheid. CONTRAST, (in Painting ) is the due placing the different Objeéts and Parts of the Figures. De natuur lyke plaatsing der Voorwerpen in een Schil - dery. CONTRAST, (in Architecture) is to avoid the Re- petition of the fome Thing , in order to please by Variety. Schikking ; tégenstëlling ,in de Bouwkonst. CON- CON. CONTRA Tenor , ( Ital. in Mustek Books ) (lands for Counter Tenor , a Part in Musici;, Zegen- [lot , in de Muziek. CON’TRATE Wheel, the Wheel in a Watch which is next the Crown Wheel, the Teeth and Hoop of whith lie contrary to those of other Wheels. Tégen-rad, in een Uurwerk . CONTRA VALLATION Line, ( in Fortification ) is a Trench guarded with a Parapet , and usual- ly cut round a Place by the Besiegers , to fe- cure themselves , and flop the Sallies of the Garrison ,and is a Musket fhot from the Town; fo that the whole Army that carries on the Siege lies between the Lines of Circumvallation and Contravallation. Contravallations-linie ; eene Beschanzing om de Belegeraars , voor de Uitval- en der Belegerden te verzékeren. CONTRAYERVA , (from Contra, L. tegen, and Terva, Span. Vergift, in Materia Medica) the Name by which the Root of the Dorstenia Plant is known in the Shops. Tegengift Wortel. GONTRE , ( in Heraldry ) an Appellation given to feveral Bearings , on account of their cutting the Shield contrary and opposite ways ; thus we meet with Contre-bend , contre-chevron , &c. when there are two Ordinaries of the fame Nature opposite to each other, fo as Colour may be opppsed to Metal , and Metal to Co- lour. Tégen , in de Wapenkunde , dit zegt men van de Figuuren , . in een Schild , die tégenzyds loopen , enz. CONTRE change, (in Heraldry. ) Zie COUNTER- changed. CONTRE-compoize , ( in Heraldry . ) Zie COUNTER- compound. CONTRIBU'TIVE, tnat winch promotes any De- sign in conjunction with other Things or Per- sons, Méde werkende , toebrengende. CONTRIBUTIO’NE facienda, ( L. in Law ) a Writ for those who are put to the Burden of a Thing which others are equally obliged to, to oblige them to bear an equal Share. Een Schriftelyk Bevel , om de geenen die een Last opgelëgt is, dezelve met anderen te doen draagen. CONTRIBUTORY , promoting the fame End ; paying a Share towards raising a common Fund or certain Money. Het zelve Oogmerk bevor- derende; zyn aandeel betaalen tot het opbrëngen van een zékere Som. To CONTR1STATE , (contristare , L. ) to make fad , forrowful or melancholy. ,. Somewhat they do contristate”. Brown. Droevig maaken; be - droeven, quëllen. CONTRISTAT1QN, (L.) a making fad. Bedroe - ving. CONTROL’, Check, Censure, Contradiction; also z Book, oi Register, in which a Roll is Lept CON. 375“ of other Registers. Bestroffing , Beteugeling , Tegenspraak ; als ook een Register Boek, enz, CONTROL’LABLE, .liable to be controlled, over- ruled, or restrained; iubjeft to restraint. Be- te ugelbaar. CONTROLLER , ( of the King's Houshold) an Of- ficer of the Court that has Power to allow the Charge of Pursuivants Mefsenger, Purveyors, &c. also the Controlling of all Defaults and Miscarriages of inferior Officers. Controlleur , van ’s Konings Huishouding. CONTROLLER General , an Officer belonging to the Artillery. Controlleur Generaal. CONTROLLER of the Hanaper , an Officer in the Chancery , who attends dapy in Term Ti- me on the Lord Chancellor , and takes aisa Things fealed, inclosed in a Leather Bag, from the Clerk of the Hanaper. Controlleur.. van de Kantselaary. CONTR.OLLER of the Mint, an Officer whose Bu- sinefs is to fee that the Money he made to the just Afsize, to overlook and Control the Offi- cers, in case of default, &c. Controlleur van de Munt. CONTROLLER, (in the Navy ) an Officer whose Businefs is to control all Payment of Wages; to examine and audit the Accounts of Store- keepers, Treasurers, Victuallers, &c. Control - leur van de Zee-zaaken. CONTROLLER of the Boll, an Officer of the Ex- chequer, who keeps a Controlment of the Poll of Receipts and Goings-out. Controlleur van den Ontvangst en Uitgave. CONTROLLER of the Pipe , an Officer of the Ex- chequer, who writes out Summons’s twice eve- ry Year to the Sheriffs, to levy the Farms and Debts of the Pipe. Controlleur van de Croo- te-Röl. CONTROL’MENT, the Power of restrainings the Actions , or active Powers of another; Opposi- tion, Resistance. Bedwang, Tégenstaat. To CONTRO’VE , ( O. ) to contrive. Beraamen , werkstellig maaken. CONTROVERTED, (contmversé , F. ) undetermi- ned, not agreed upon, that may be disputed pro and con. Betwist, onbesliscbt. CONTROVERTIST , a Person ofeen engaged in Disputes with Authors, Een Tègenschryver. To CONTUND , ( contundere , L. ) to beac final!,, or pound. Klein Jlooten, /lampen. To CONTUNE. Zie To CONTROVE. To CONTUSE, to beat together, to bruise. In een Vyzel. in Stukken (booten , verbryzelen. To CONTUSE, (in Surgery ) to hurt by a Blow, eu- fonie blunt body. Kneusen-, quetsen . . CON- 37Ó CON. CONTUSION , ( in Chymistry ) a reducing into Pow- der by beating in a Mortar. Verbryzeling. CONTUSION, (with Surgeons ) a Bruise dividing the Continuity of Parts in Bones or Flesh , or a Bruise either by a Fall or Blow, fo that though the Skin appears whole, yet the Flesh is bro- ken. Eene Kneusing , quetsing , Contusie. A CONTUSION of the Skull, is when the Skull- bone is fo hurt, that though no Frafture ap- pears outwardly, yet it is feparated from the whole on the Inside. Een Contusie , of Kneu- sing van de HêrJ sen-pan , is als het Bekkeneel zo beschadigd is , dat niettégenstaande men uitwen- dig geen Breuk verneemd, het zelve noghtans in- wendig geheel gespleeten is. To CONVAIL , (of convalescere, L. ) to recover. Chauc. Herstellen , gezond worden., CONVAL’ Lily , ^ CONVALLARIA , ƒ in Botany) May Lily, or Li- ly of the Valley. Lelie van he t Dal. CONVE’NIENCE, (in Architecture) is the dispo- sing the feveral Parts of a Building, fo that they may not obstruft or lhock one another. Gerégeldheid in een Gebouw. CONVENIENDUM , an Afsembly : A Word of Hu- mour. Een Gezelschap , Vergadering. CONVEN’TICLER , one who frequents private and unlawful Afsemblies. Een die heimelyke en on- ge-oorloofde Vergaderingen bywoont. CQNVEN'TIO, ( in Laiv) an Agreement or Cove- nant. Een Verdrag , Overeenkomst. CONVENTIONE Facimda , ( L. in Law) a Writ .of Covenant, which lies in Case of any breach of Contract, to oblige the Party to hand to his Agreement. Een Geschrift in Geval van eenigerlei verbreeking van een Verdrag, om de Party te noodzaaken het zelve gestand te doen. To CONVERGE , ( converge , L. ) to meet in a Point ; to approach nearer to each other , till they join in a Point. In één Punt faamen loopen. CONVERGENT lines, £(in Geometry ) fuch Lines CONVERGING lines, y as continually approach nearer one another ; or whose Distance beco- mes hill Iefs and lefs. Saamenloopende Lynen. CONVERGING Hyperbola, is one whose concave Legs bend in towards one another , and run both the fame way. Saamenloopende kromme Lynen. CONVERGING Rays , ( in Opticks ) are Rays which go from divers Point» in the Objeft, and incli- ne towards one another, ’till at last they meet and crofs , and fo become diverging. Saamen- loopende Straalen. CONVER’SE , ( Conversus , L.) turned or transla- ted. Omgekeerd, omgewend. CONVERS’E, (in Mathematicks) is when after a CON. Conclusion is drawn from fomething fupposed in the first Proposition; and in the fecond Pro- position , the Conclusion of the first is made the Supposition ; and what was fupposed in the first, is thence concluded, and is called theCon- verse of it. Een Slotstelling , in de Wiskonst. CONVERS’E Direction , (among Astrologers ) if when a Significator is brought to the Place of the Promittors , by the Motion of the highest Sphere , called Primum Mobile , contrary to the Succefsion of the Signs. Omgewende Di- rectie , in de Sterrekunde. CONVERSION of Equation, (in Algebra ) is a pe- culiar Manner of altering an Equation , when either the Quantity fought of any Member of it is a Fraction. Omwending der Equatiën, in de Algebra. CONVERSION of Propositions , (in Logick) is the changing the Subjeft into the Place of the Pre- dicate , and Rill retaining the Quality of the Proposition. Omkeering van Stellingen , in de Redeneerkonts. CONVERSION of the Reasons or Ratio's, (in A- ritlimetick ) is the comparing the Antecedent with the Difference of the Antecedent and Con- sequent, in two equal Reasons or Propositions. Omwending van de Rédenen , in de Rèkenkonst. CONVERTER , a Person who persuades another to change his Religion. Een O verreeder. A CONVERTITE , a Convert to the Christian Faith. Shakesp. Een Bekeerde, een Proselyt. CONVE’XO concave , hollow on one fide and con- vex on the other. Hól aan de eene, en bolrond aan de andere Zyde. CONVF.Y J ANf!F. . ( in T.tio n) a Deed or Instrument, by wich Lands , &c. are conveyed or made over to another. Overdracht, Transport. CONVICT , (conviCtus, L.) proved guilty of a Crime. Overtuigd ; een Overtuigde van eene Misdaadt. Recusant CONVICT’, one who has been indi&ed and convifted for refusing to come to Church, commonly applied to Papists. Een die over- tuigt is van niet in de Kerk ( van Engeland ) te komen. CONVICTION, (in Law) the proving a Man guil- ty of an Offence by the Verdift of a Jury; or when a Msn who is out-!awed appeareth and confefseth. Overtuiging, als iemand na gerech- telyk Onderzoek fchuldig bevonden word, enz. CONVi’VAL, ( conyivalis, L. ) pertaining to Feast or Banquets. Tót een Gastmaal , öf Maaltyd be- horende. CONVFViUM , (in the old English Customs) a Kind of Tenure whereby the Tenant was obli- ged to provide an Entertainment for his Lord, once or oftener , every Year. Een Soort van Verdrag , waar by een Huurder , ééns öf meer- maalen CON. maaien *s Jaars, een Gastmaal aan zynen Heet meest geeven. CONULUS , ( in the History of Shellfish ) those Echi- ni which are of a conical lhape. Kégelvormige Zeehoorns. CONUNDRUM, a quaint humorous Exprefsion, Word, or Sentence; a quibble. Een Loopje , een Grap. " * CONVOCATION, (F. of L. ) a calling together, an afsembling a National Synod, most common- ly. of the Clergy, to consult about Church Af- fairs; also the Persons, fo met together called a Convocation. Eene Saamenroeping ; de Verga- dering van een Nationaal Synode. CONVOCATION House, the Place where the Cler* ^Kêrkelyken 1 Purposc ’ v " er Keerplaats der CONVOCA TION , (of Upper House ) where the Archbishops , Bishops , &c fit feverally by themselves. He liooge Kërkelyke Vergadering. CONVOCATION, (of Lower House ) where the Body of the inferior Clergy fit. De laage Kerke- lyke Vergadering. CONVOLUTED, twisted, writhed, or rolled up; fo that one Part laps over another. Gestrèii- gelt , gedraait , opgerölt , zo dat het een Deel over het ander Jlaat. co fè°h v BiT (in Em /«■«- CONVOLUTION , a wrapping, rolling, or win- ding about, Eene Omwinding , omrölling , Om- wenteling. ö ’ CONVOLUTION, (among Herbalists') a winding or turning Motion , which is peculiar to the Stems or Trunks of feme Plants, as Bindweed, and the Ciaspers of Vines, &c. Een draai] el de > of fingerende B e-wee ging , aan fommige Plan- ten eigen. ü CONVOL’VULUS , (in Botany) Bindweed. Zag- te-winde . Klakj ex-nvi/nde . zéker Kruid ö CONVOL’VULUS , (in the History of InseEls') s little hairy Worm with many Feet , that eats Vine leaves; a Vine-fretrer. Zékere Worm die de jonge Bladen der Wyngaarden afeet. CONU’S ANT , (F. L.T.) knowing, understanding or being privy to. Kénnende , verstaande , in t geheim zynde. 5 CONVULSION , (F. of L in Medicine) an in- voluntary Contraólion or Motion , wherebv the Nerves, Muscles, and Members, are contrac ted and drawn together against or without the ZiU s “ the Cramp ' &c - Ermine, CONVULSIVE , (F. convulsivus , L.) belonging to a Convulsion. Het geene töt Stuiptrekkingen behoord, of dezelve veroorzaakt. * CON. COO. COP \urativel^ tod^f °J S rob / or Fleas. Vlmbuid , Dmd.rkruil’ ‘ G “ a “ COO. COO cooMé &SS? D “ St Whkh gruis. l ( o! cZ'“’ L - an Heap > a COMB, r Corn containing four Bushels rnnp 3 Eene Mudde , zékere Koor n maat. “ for ^”8 Liquor. Em Kuip. A Muck COOP, ( Vai° Se Cart- Em ' COOPERTIO ’(O. L.) the Head or Branches of kenZZS De ^‘ k ‘t<* T V. VTA. CO< 3 M'A£ 0 *^“ < ^« T ° f A r ^’ ^ 10 eIcia or ch °ose. r-tr. an Eleaion or choi “- ^ CO-ORDINATION, an order of Csikpc titV. "| h '“« 0 h=r. CO-OSTRUM, the middle of the Diaphragma ƒ/> middelste van het Middelrif. 1 * Het C00P ’ (in Ornithology ) a Water Fowl, called al- so a Moor-hen. Am Koet. a 31 COP. COP , the Top of any Thing; also a Tuft on th<« Head of B,rds. He Top van een Ding ■ de Kutf of Pluim van een Vogel. ° m $ COPAIBA. Zie COPAYVA. C B P B L b 3 hard f0U ° f R0Sln ’ ° f 3 White or fello wish srS cop. wish Colour , brought from America. .Copal, een hard- achtige Hars van een witte öf ge el- ach- tige Kleur. COPARCENARY, (in Law ) joint Succefsion to an Inheritance. Méde - opvolging tot eene Erfe- iiifse. COPAR’CENERS, fuch as have equal Shares in the inheritance of their Ancestors. Méde - Erf ge- 'naamen. COPA’YVA , (in the Materia Medica ) a Gum which disci's from a Tree in the Brasils. Balsem Copaive, 'óf Wond balsem. COPE, (in Doomsday Book ) an Hill. Een Berg. COPE, (Cop, Sax. the Head) a Tribute paid to the King, &c. out of the bead-mines at Wicks ’ worth in Derbyshire. Eene Schatting die den Kming uit .de Loot-mynen betaalt word. To COPE, to cover or Arch over. ,, A large Brid. ge *— coped over head ”. Addiss. Verwulven. To COPE, (in Architecture') to jut out as a Wall. Uitspringen , als een Muur. To COPE, (in Falconry) to pare the Beak or Ta- Ions of a Hawk. De Bëk öf Klaauwen van een Valk korten. To COPE, to barter or truck. Ruilen. To COPE, to requite, or given, as a Recompense. „ Three thousand Ducats — we freely cope your courteous pains withal”. Shakes?. Ver- galden, beloonen. To COPE together , (of coupler, F. of copulare, L. ) to match with. Paaren. To CÓPÈ with one,- to ftrive with, or make Head against. Met iemand Jlryden , hem het Hoofd bieden. ■ A COPE, an Arch. Een Boog. COPER’NiCIAN System , ( in Astronomy ) an old System revived by Copernicus , in which the Sun is fupposed to be placed in che Centre ; next to him Mercury, then Venus, then our Earth with its Satellite the Moon, then Mars, and next to him Jupiter, and last of all Saturn-, and the Planets, with the Earth, are fupposed to move about the Sun. ’t Coperniciaansch Syste- ma , of Stelsel. CQPER’NICUS , an Astronomical Instrument , to exhibit the Motion, and Phcenomena of the Pla- nets, both primary and fecondary. Copernicus, een Instrument tot de .Sterrekunde behoorende. COPES Mate, a Partner in Merchandizing; a Com- panion. Een Deelgenoot, Compagnon. COPE Sale and Pins , are Irons that fasten the Chains with other Oxen to End of the Cope of a Waggon. Tzers wadrméde de Kettingen, aan de Wagens gehecht zyn. GOP. COPHQSIS . (L. K «iQue-ti , Gr.) Deafnel-.; in the Ears. Doofheid. COPHTiCK, or COPHTICK Language, the Lan- guage fpoke by the Cophts, being that of the antient Egyptians , intermixed with the Greek. De oude Cophtische Spraak. COPHTS , -v a Name given to fuch of the Christians COPHTI, oC Egypt , as are of the S eft of Ja- COPTS, j cobites. Cophti , een Gezindheid van Christenen in Egypten. CO’PIA Libelli cleliberanda, (in Law ) a Writ that lies in a Case where a Man cannot get the Co- py of a Libel at the Hands of the Judge Ec- clesiastical. Een Bevel aan den Kërkelyken Rech- ter, tot het geeven van een Afschrift. CO PIATE, a Man of a particular Order in the pri- mitive Church, whose Businefs it was to bury the Dead, &c. Een.Doodtgraver , of Gravemaa- ker in de eerste Christen Kërk. COTING, (in Architecture) the Top of a Buil- ding, or the Brow of a Wall made doping, to carry off the Wet. De Top van een Gebouw, öf de Röl-laag van een Muur, om het Water te doen afloopen, COTING Iron, (in Falconry) an Instrument for pa- ring the Beak or Talons of a Hawk. Een In- strument om de Bëk en Klaauwen van een Valk te korten. COP’LAND , (S. O L.) a Piece of Ground into which the rest of the Lands in a Furlong do fhoot. Land , dat tufschen ander Land inschiet. CQ’POS . (in Medicene) Wearinefs, lafsitude. Ver- moeidheid, Loomheid. COP’PA , a Cock of Corn, Hay, or Grafs, divi- ded into Portions fit to be tiched. Een Koorn, Hooi öf Gras Schooi >e , öf Hoop. COP'PE , the End of a Thing. Chauc. Het End van een Ding. COP’PED, iharp at Top. Scherp aan den Töp. COP’PEL , Ca. Pot In which Goldsmiths melt and CUPTEL, a fine their Metals; also a Sort of Cru- cible used by C'nymiscs in purifying Gold or Sil- ver. Een Smeltkroes. COP’PELLING, /(in Chemistry ) is the putting GOP’PELLING, S metalliek Substances into a Coppel, to try what Gold or Silver they will afford. Toetzing van Goud öf Zilver, met heb zelve t'e- fmêlten. .Rore-COP PER , Copper feveral Times melted, and refined from its grofser Parts Roos-koper; Ko- per het geen verschelde reizen gesmolten en van deszëlfs grofste Deelen gezuiverdt is. COPTERAS, a Sort of Mineral, otherwise called Vitriol. Koperrood, Vitriool. COPPER WORM , a little Worm which infests Ships; COQ. PUf 0S . also a Moth which frets Garments. Be Teredo, 'een Hout-worm die ’t Hout van de Sche- pen doorhiaagt ; ak méde een Mot. COP’PERY , containing Copper ; made of Copper. Koperwerk. COP’PET, faucy , malapert ; also merry , jolly. Moet- willig, brood dronken; als ook,v(ólyk, aardig. COPPLE dust, powder used in refining Metals, or the grofs Parts feparated by the Coppel. Keizel- gruis , ora Metaalen te louteren. COP’PLE Stones , Lumps or fragments of Stone, broken from the adjacent- Cliffs j and rounded by being bouled and tumbled to and fro by the Aftion of the Water. Key-Jleenen. COPRO’PBORY , ( Ktrrftipofi» , Gr. in Medicine ) ° Purging. Gedwonge Afgang ; eene Afgang te- gens wil- ; COPROS’TACY , ( Korpercto-t# , Gr. ) Costivenefs or binding in the Belly. Hardlyvigheid. CQP’SE , fhort Wood used forFewel; Brush-wood. Takke-bos , Rys-bos. COP’ULA, (in Logic') is the Verb which joins to- gether any two Terms in an Affirmative or Ne- gative Proposition ; as Man is an Animal ; whe- re (is) is the Copula. Köppel-woordt. To COP’ULATE, to unite, join, or link together. Vereenigen , voegen, fchakelen. COPULA’TION , (F. of L ) a coupling together; carnal Coupling between Male and Female. Vlees- schelyke Gemeenschap. COP’ULATIVE, (F. in Grammar) that which fer- ves to couple or join : as a Conjunction Copula- tive. Aanéénkoppelende , Saamenvoegende. COP’ULATIVE Propositions , (in Logic) those which include feveral Subjects, or feveral Attributes joined together by an affirmative or negative Conjunction, viz, and not , or neither. Saamen- voegende Voor stellingen. COPY-HOLD , a Tenure for which the Tenant has nothing to fhew but the Copy of the Rolls ma- de by rive Lord’s Court. Een T.p.p.n nf Huur , waar van de Huurder , niets anders behoeft te too- nen, dan een Afschrift uit de Ról, enz. COQ. COQ , ad Med. consumpt. ( L. among Physicians ) an Abbreviation in Physic, fignifying, Boil it till half of it is wasted. Kookt het op de helft , &ƒ töt dat de helft over blyve. COQ, inS. Q. Aq. that is to fay, Boil it in fuffi- cient Quantity of Water. Kook ’t in een ge- noegzaarne Veelheid van Water. COQ, 5 . A. (L ) that is, Boil it according to Art. Kook ’t naar de Konst. COQ, in Pocul, Tris, ad Consumpt. Ten. Part, that COQ. COR. 2)79 is, Boil it in three Measures till the third Parc is wasted. Kook het in drie Maaten Vocht töt dat liet derde Deel daar van verkookt is. To COQUET, to entertain with amorous Discour- se; to treat with an appearance of Love, wiu hout any real affettion - to pretend tire Lover. Liefkoozen , onder voorwendzel van Liefde , zon- der ernst. COQUETTE, (F.) an amorous, wanton, tatling Girl. Eene Coquette , een Vrouwspersoon dat ieder één op haar wil doen verlieven zonder iemand te trouwen. COQUETRY , ( Coquetterie , F. ) an affe&ed Car- riage to win the Love of Men or Women ; z Skill in carrying on amorous Intrigues, Wan- tonnefs , Effeminacy. Coquetterie , fchyn vam Liefde. COR. COR, (among Botanists) the inward, foft pith^ Part of any Plant or Tree. Be Pit, het binnen- ste , zagte Gedeelte van een Plant , öf Boom. CORA, (xopr., Gr. ) the Apple or Sight, or black of the Eye. Be Oog-appel. COR Caroli,( L. in Astronomy ) fo called in Honour ■ of King Charles II- a Star in the Northern Hemisphere , feated between the Coma Bereni- ces and Ursa Major. Karels-hart ; -eene Stè'rre in ’t Noorder Halfrondt. COR Hydrce , (L. in Astronomy) a fixed Star of the first Magnitude, in the Constellation cal- led Hydrce. Slangen-hart ; een vaste Stërre van de eerste groote in de Waterslang. 'COR Leonis , (in Astronomy) a fixed Star of the first Magnitude, in the Constellation Leo. Leeu » wen-hart; een vaste Ster van de eerste groote in den Leeuw. rr\-n i 7 -vthe Name of a beautifull Kind of d Ue - US ’ > Heart-fhelis. Venus-hart ; de Naam COR -Boms, S V an een Zeefchulp. CORABRACHIA’LIS , ( in Anatomy ) a Muscle of the Ann (fo called from , Gr. a Crow, from its Resemblance to a Crow’s Beak) which moves it upwards , and turns it obliquely out- wards. Een Spier van den Arm , die dezelve op - trekt, en fchuihs buitenwaarts beweegt. CORACINUS , (L. y-cpaxA v®- , Gr. in Ichthyology) a black Fish , peculiar to the River Nile. Zé- kere Visch die in de Nyl gevonden word. CORACLE, a Sort of fmall Boat used by Fisher- men in the River Severn. Een klein Visch - fchuitje. CORACOHYOIDiE’US, (in Anatomy) a Muscle arising from the upper End of the Scapula near the Neck, and is inserted into the Os Hyoides . which it pulls obliquely downwards. Een Spier , behoorende tet het Keel- en Tongebeen. B b b 2 CAR A- 380 COR. CORACOI’DES, (in Anatomy) is a Procefs of the Shoulder-blade , in Form of a Crow’s Beak. Een Uitstek van het Schouder-bladt , in de Gedaante Van den Bek van een Kraai. CORACOMANTES , (in Antiquity) Persons who foretold Events from their Observations on Crows. Waarzeggers , die op de Vlucht , en 't Geschreeuw der Kraaijen acht gaven. CORA’GE, (in Botany) the Herb Buglofs. O/re • tong , een Kruid. COR’AL, ( Cor allium, L.) a Sort of marine Plant turned to a Stone , a certain Shoot from a Rock in the Form of a Plant. K oraal , zéker Zee- gewas. CORALLI’NE, (Corallinus , L. ) consisting of Co- ral ; resembling Coral. Koraalyn. CORALI'NE , a Sort of Mofs Ricking to Rocks. Koraal öf Zee-mo s. CORAL-WORT , (in Botany ) an Herb. Koraal- kruid. CORAL’LOID , ?(*op»MuJks, G r.) resembling CORALT.OIDA, f or of the nature of Coral. Ko- raal- achtig , de Eigenschappen van Koraal heb- bende. CO'RAM non Judice, (in the Common Law) is when a Cause is brought into a Court out of the Jud- ge’s Jurisdiction. EeneZaak die aan een Recht- bank gebracht word , buiten het Gebiedt van den Rechter. CORATE , overcome. Overwonnen , te bovgn ge- komen. CORB , (courbé , F.) crooked, Spenc. Krom, Ge- bogen. COR’BAN, ( imp , H ) an Alms Basket; a Gift of Charity; an Alms. Een Arm-bos, een Gift öf Liefdadigheidt , een Aalmis, COR’BAN j (.among the Jews) an Offering or Gift made to God or his Temple; also the Treasu- ry of the Temple, where the Offerings , which where made in Money, were deposited. Eene Offerbands öf Gave aan Gödt öf zyneh Tempel als méde de Schatkamer van den Tempel , enz. COR’BEL, (F. in Architecture ) the representation COR’BIT, L of a Basket, placed on the Pleads of COR’BET , 3 Images or Caryatides; also in Buil- ding , a Piece of Timber flicking out fix or eight Inches from a Wail , fometimes placed for flrength under the Semi-girders of a Plat- form. Bloempot of Bloemmandt op het Hoofd der Vrouwenbeelden , in de Bouwkunde ; als mé- de , een Jluk Hout , dat 6 a 8 Duimen buiten een Muur uit steekt. COR’BEL, (in Fortification) are little Baskets fil- led with Earth, and placed upon the Parapets, &c. leaving Port -holes between them to fire through upon the Enemy. Kleine Schanskorf fes . COR. a Nitch in the Wall of a Church or other Edifice , in which an Image is placed. Een Nis. CORBEL Stones , fmooth polish’d Stones laid in the Front and Out-fide of the Corbels or Nit- ches. Nis-Jteenen. CORBETTIS, Stones wherein Images Hand. Zie CORBS. CORBS, Ornaments in Architecture. Spencer. Also Colliers Baskets. Cieraaden in de Bouwkonst als 00 k , Kooldragers Mandtjes. COR’CHORUS, (in Botany) Jews-fallad. Een Soort van Muur. COR’COUSNESS , Corpulency or Grofsnefs of Bo- dy. Zwaarlyvigheid. COR’CULUM , (in Botany) ’ t Zaad Spruitje. Zie EMBRIO Gemma Seminis. CORD , ( Corde , F, ) a Rope or Line. Een Touw öf Lyn. CORD , (among Farriers) is a flraight Sinew in the Fore-leg of a Horse , which comes from the Shackle Vein to the Gristle of his Nose. Koord , een rëgte Zenuw in de Voorpoot van een Paerdt, CORDS, ?(Xcpë»i , Gr. In Musick) properly fi- CHORDS , y gnifies the Strings of an Harp , Lute, Violin, or other Musical Instrument; but mo- re usually the Sound which proceeds from Mu- sical Instrument , even those that have no Strings. Dc Snaarcn der Speeltuigen ; öf het Geluidt van dezëlven , CORD of Wood, a Parcel of Fire-wood four Foot broad, four Foot high, and eight Foot long. Een Vaam Brandthout. CORD-Wood, new Wood, and fuch as when brought by Water, comes on board a Vefsel, in oppo- sition to that which is floated. Nieuw Hout, dat met Schépen overkomt. COR ’DAGE , (F.) all Sorts of Stuff for making Ropes. Allerlei Soorten van Stöffe om Touw te manken. CüKDA’TED , (C ordatus., L.) an Appellation fre- quently given by Naturalists to Things fome- what resembling a Heart Hartvörmig. CORDED, (in Heraldry) wound or wrenched a- bout with Cords. Met Touw om wonden. CORDELI’ER , (F. of Chorda . L. a Rope) a Gray Frier of the Franciscan Order, who wears a Cord full of Knots about his Middle. Een Min- derbroeder , Fraiiciskaner Monnik.. COR’DIA, (in Botany) Sebesten. Borst-prmmen. COR’DIAL, (F.) a Physical Drink to comfort the Heart. Een Hartstërkende Drank. CORDIT , agreed. Chauc. Overeengekomen , Toe- geste mt. COR- COR’BEL , 7 CORBETELV J COR. COR’DOLIUM. Zie CARDIALGIA. COR’DON , (F.) the Twist of a Rope. Draad, Koord , om Touw van te maaken. COR’DON, the Ribbon worn by a Knight or Mem- ber of any Order. Snoer 'óf Lint van een Rid- der-order. COR’DON, (in Architecture) the Edge of Stone on the Outside of a Building. Een Rand van Steenen, luiten aan een Gebouw. COR’DON, (in Fortification ) is a Stone jutting out between the Rampart and the Basis of the Ka- rapet; it goes quite round the Fortification. Muurband ; een Steen die tufschen de Wal en de Voet van de'Borstweering uitspringd. CORED Herrings , Herrings caught in Autumn on the Coast near Tarmouth ; which being rolled in Salt , are rfterwards brought on Shore to be made Red herrings. Haring die in den Herfst op de Kust van Yarmouth gevangen , en daar de Engelsche Bokking van gemaakt woid COREOPSIS, (in Botany) a Genus of the Synoge- sia-polygamia -frustranea Clafs of Plants. Een Plantgewas van dien Naam. CORIANDER , ( Coriandre , F. Coriandtum, L. of Kofuutyw, Gr.) an Herb fomewhat like Parsly. Koriander. CORIAR 1 A , (in Botany ) Myrtle-Sumach ; an Herb or Shrub with the dry Leaves of which , they use to tan Leather. Smack, óf Sumach. CORIDOR. Zie CORRIDOR. CORIGED, corrected. Verbétert, lerisbt . bestraft. CORINTHIAN srajs , Gold, Silver and Copper, casually mixed together at the Burning of the City of Corinth , there being a great many Sta- tues and Vefsels melted down , and fo imbo- died, Corintisch Koper óf Erts. CORINTH’IAN Order , ( in Architecture ) one of the five Orders, fo called from Corinth, the Place of its Invention.' It is the most noole, true, delicate, and rich of all others. Corin- tische Bouworder; één der vyf Bouworders. CO’RIS , ? CO’RION, ƒ (in Botany ) the Herb St. John’s- Wort, or Ground -pine. St. Jans- kruid. CORISPERMUM , (in Botany) a Genus of the Monandria-digynia Clafs of P.ants. Een Plant- gewas van dien Naam. CORITA’NI, the People which anciently inhabited- Northamptonshire , Leicestershire , Rutlandshire , Lincolnshire , Nottinghamshire , and Derbyshire, were fo called by the Romans. Cambd. Corita- ni ; dus noemden de Romeinen de Inwomiders van de gemelde Provintiën in Engelandt. CORK -Tree, (Corcho , Span, in Botany) a Species of Oak , which is üripped of its Bark every COR. 381 eight or ten Years, of which Bark are made Corks , &c. De Korkboom. CORK, or CORKING of a Saddle , the Pieces to which the Bolsters are made fast. De Stuk- ken van een Zadel daar de Kufsens aan vast zyn. CORKING - Pins, Pins of a large Size. Groote Spel- den, Baker Spelden. CORN; (from Cornu , L. a Horn ) an Excrescence growing on the Toes. Lykdoorn, Exteroog. CORN , a Single Particle of Gunpowder or Sait. Een korrel. To CORN > to form Gunpowder into Grains or fmatJ Particles. Buskruidt korlen. CORNACPII’NE Poivder , a Purging Powder, is composed of 10 Parts of Diagrydium , 6 Parts of Diaphoretic Antimony , and 16 Paits of Cream of Tartar. Een buikzuiverend Poeder. CORN’AGE , ( of Cornu , L. a Horn ) a Kind of Grand Sergeantry, the Service of which Tenu- re was to blow a Horn when any Invasion of a Northern Enemy was perceived; and by this many heid their Land Northward about the PiCts Wall. De Plicht van een Vasal, om by een Inval der Vyanden op een Hoorn te blaazsn. CORNA’NII, People who in old Times inhabited the Counties of Warwickshire , Worcestershire, Shropshire , Staffordshire , and Cheshire , were fo called. Cornanii , Volkeren in Engelandt. (JUR.JNEA Tunica, (in Anatomy) the fecond Coat, of the Eye. Het tweede bekleedzel van het Oog. CORNEL-Bwy , ^the Fruit of the Cornel-tree. CORNELIAN-CAerry , $ Kornoeljes , Kornellen. CORNE’MUSE, CORN’MUSE, (F. ) a Kind of Rustiek Flute , or Bag-pipe. Een Zak-pyp , Boe - re óf Blindemans Wind-J'chahnei. CORNERS, or Angles of the Volte, (in the Mane- ge ) the Extremities of the four Lines of the Volte, when one works in a Square. Hoeken, van de Volte, in het Ryschool. CORNET, a Farrier’s Intrumenc for letting Horses Blood. Een Instrument om Paerden Ader te laaten. CORNET, (in Farriery) the lowest Part of the Pastern of a Horse. Het laagste Gedeelte van de Enkelklaaiiw van een Paerdt. CORNETTI’NO , (Ital.) a fmall or little Cornet; also an Octave Trumpet. Een klein Rlaashoorntf je; als ook een Octaaf Trompetje. CORNEUS , a Kind of Tin Ore , found in black Colums , with irregular Sides, and terminating in Prisms. Een Soort van Tin ërts. CORN-F/ag,a Plant fit for Borders in Gardens. Een Plantgtguoas voor dê Rabatten. CORN -flower, the Blue-bottle. De Koorn-bloem. Bbb €GS> gBa COR. COR’NICE, HCorniche, F. in Architecture) Is the COR’NISH, C third and highest Part of the Enta- blature , and commonly fignifies the uppermost Ornament of any Wainscot, &c. Korms-krans; het dërde en hoogste Deel van hst Opper-cieraad , in de Bouwkonst. COR’NICE , the Crowning of Pedestals. De Kroo- ning van Voetstukken ; Pedestallen. COR’NICE , ( in General ) all little projeftures in Masonry or Joinery, even where there are no Columns, as, the Cornice of a Chimney , Beau- fet, &c. Nis, alle Uitsteekzels in Metzelwerk , enz. Mitilated-COR’NICE, one whose projefture is cut, or interrupted to the right of the Larmiei : or reduced into a Platband, with a Cimatium Af- gebroken Nis. Cantaliver-COK’mCE , a Term used by Workmen for a Cornice that has Cantalivers underneath. Een Nis met opwërk van onderen. Coving COR’NICE , that which has a great Case- ment or hollow in it, ordinarely lathed and plas- tered upon Compafs-fprechets , or Brachets. Een holle Nis. Modillion-COR’NICE , one with Modillions under it. Een Nis met Krollen , Deütels , öf Stutten. COR’NICE Ring, {of a Piece of Ordnance ) is that which lies next the Trunnion Ring, or next from the Muzzle Ring harkwaMc. Ren Ring om een Stuk Geschut. eORNICULA’RIS Pr-ecefsus , (L. among Anato- mists) the Procefs or Knob of the Shoulder- bone, resembling the Figure of a Crows Beak. He t uitstek van ’t Schouderbeen. CORNICULA’RIUS , (in Roman Antiquity) an Of- ficer of the Army, appointed to Afsist the Mi- litary Tribune in Quality of Lieutenant. Een Officier , öf Lieutenant , in ’ t Léger der Ro- meinen. CORNIC’ULATE Plants , (among Botanists) are "fuch as, after each Flower, produce many di- stant and horned Seed -pods , called Siliquce. Planten met gehoornde Zaadt-huisjes. CORNIC’ULATE Flower , fuch hollow Flowers as have a Kind of Spur, or Horn on their upper Part. Gehoornde, öf Spoor-bloemen. CORNI’GEROUS , (Corniger , L. in Botany) hor- ned; bearing or having Horns. Hoorndragend ; dat Hoorns , öf liever Dooms die de gedaante van Hoorns hebben , voortbrëngt. COR’NIX , ( in Ornithology ) a Crow , a Rook. Een Kraai. COR’NU Ammonis, (in Natural History) a Stone or petrified Earth; formed in a little turbinated Shell of a fpiral Figure. When placed in Vine- COR. gar, or Juice of Lemons, it has a Motion like that of an Animal. Ammons-hoorntj e. COR’NU Cervi , ( L. ) Harts-horn ; also the Herb Bucks-horn. Harts-hoorn ; als méde , de Plant Rhynbéziè'n. COR’NU Cervi, (among Chymists) the Mouth of an Alembick. De Mondt van een Disteleerhëlm . COR’NU Copies , (L. among Painters) the Horn of Plenty; taken figuratively for great Plenty, or abundance of all Things. De Hoorn van Overvloed. COR’NU Copice , (in Botany) a Genus of the Trian- dria-digynia Clafs of Plants. Een Plantgewas van dien Naam. COR’NUA Uteri, (in Anatomy) two fide Parts of the Matrix , in fome Beasts; as Cows, Harts , Sheep, Goats, &c. De Mocder-hoorn ; de bei' de Deelen der Baarmoeder , by eenige Beesten. COR’NUS , (i n Botany { the Cornel-tree. De Kor- noelje boom. To CORNUTE one, to make him a Cuckold. Ie- mand Hoorns opzè'tten. CORNUTIA, (in Botany) a Genus of the Didym r- mia-angiospermia, Clafs of Plants. Een Plantge- was van dien Naam. CORNU’TUM Argumentum,(L in Logick) a fub- til or fophistical Argument, as it were horned. Een listig öf bedriegelyk Argument. COR’NY , horny, ftrong, or hard like a Horn ; producing grain or Corn. „ Bring home the thorny Eat rjsiui,. Hoornig , Jlërk , öf hard als een Hoorn : Koor öf Graan voortbrengende. COR’NY Ale, ftrong nappy Ale. Chauc. Sterk hoof- dig Bier , öf Ale. CORO’DIO hdbendo , (L. F.) a Writ for exafting a Corody of an Abbey or a Religious House. Een Geschrift om Geldt enz. van een Klooster te vorderen. COR’ODY, (Old Law) a Sum of Money, or an Allowance of Meat, Drink, and Cloathing, al- lowed by an Abbot out of the Monastery to the King for the Maintenance of any one of his Servants. Een Somme Gëldts. öf een zéker Deel van Enen, Drinken, en Klederen, door een Abt , uit een Klooster vergunt aan den Korting , töt Onderhoudt van eenige zyner Knêgten. COROL’LA, (among Botanists) the most conspï- cious Part of a Flower , furrounding the Or- gans of generation , and composed of one or more Flower-leaves, most commonly called Pe- tals, to distinguish them from the Leaves of the Plant. Bloemkrans. COROL’LISTS, those Botanists, who have arran- ged Plants under distinft Ciafses according to the different Form of their Corolla or Flowers. Kruid- COR. K ruidkênners die de Klafsen der Planten , on- derscheiden na hunne Bloemkransen. COROL’LULA, a Term used by Botanists, to ex- prefs the little partial Flowers, which together make up the compound ones. Kleine enkelde Bloempjes die met anderen faamengestëlt eene Bloem uitmaaken. CO’RON , (THD, H.) a Jewish Liquid Measure, containing about 75 Gallons. Een groot e Vocht' maat der Jooden. CORO’NA , a Crown ; a Circle appearing about the Sun or Moon , called Hals. Een Kring om de r Zon of Maan. CORO’NA, ( in Architecture ) is a flat and most ad- vanced Part of the Cornish . called the Drip or Eaves. Goot öf Kroon-lyst', het plat vierkant Lid, dat in het bovenste gedeelte van de Kroon-lyst uitsteekt , en waar langs het Water druppelings afloopt. CORO’NA, (among Anatomists ) that Edge of the Gians Penis where the Preputium begins. He t Hoofd van de Roede. CORO'NA, (among Botanists ) any Thing growing on the Head of a Seed. Kroon , al dat aan de Top van een Zaadt groeit. CORO’NA Borealis , ( in Astronomy ) the Northern Crown or Garland , a Constellation of the Nor- thern Hemisphere. De Noorder-Kroon. CORO’NA Meridionalis , a Southern Constellation. De Zuider-Kroon. CORO’NA Imperialis, (in Natural History) a beau- ciful Shell, distinguished by certain Eminences forming a Sort of Crown. De Keizers Kroon , een fraaye Zee-hoorn. CORO’NAL , a Garland. Spencer. Een Kroontje , Kransje . CORO’NAL Plants, ( Coronarice Plantce , L. ) Kroon- Planten. CORONA’LE , (in Anatomy) the Coronal Bone, or Bone in the Forehead. Het Kroon-been, of Voorhoof d-been. CORO’NAL Suture , (among Anatomists ) is that which joins the frontal Bone to the two Bones of the Bregnia. De Krans öf Kroon naad, de voorste Naad van het Bekkeneel. CORONA’RIA Vasa, (in Anatomy) the Veins and Arteries which furround the Heart to nourish it. De Aderen die het Hart omringen , om het zelve te voeden. CORONA’RIA, (in Botany ) a Genus of the De- candria pentagynia Clafs of Plants. Een Plant- gewas van dien Naam. CO’RONARY , ( coronarius , L. ) by way of, or instead of a Crown. Kroon-achtig , in plaats van sens Kroon . COR. 383 CO’RONARY Arteries , (in Anatomy) two Arte- ries fpringing out of the Aorta, before it lea- ves the Pericardium. Kroon flag-adertn. CO’RONARY Vein, a Vein diffused over the Ex- terior Surface of the Heart. Kroon ader. Stomachick CORONARY, a Vein inserted into the Trunk of the Splenick Vein,- which by uniting with the Mesenterick , forms the Vena Porta. De Milt kroonader. CORONATO’RE eligendo , (in Law) a Writ di- rected to the Sheriff, to caii together the Free- holders’’ of the County, in order to choose a new Coroner. Een Geschrift aan een Bailjuw om de Ingelanden te doen vergaderen ,töt het ver- kiezen van een Lyk-fchouwer. CORONATO’RE Exonerando , (in Law) a Writ that lies for the discharge of a Coroner on ac- count of negligence of his Duty, or insuffien- cy. Een Vryspraak-brief voor een Lyk-fchouwer , over het verzuimen van zyn Post , enz. CORO’NE, (Gr. in Anatomy ) an acute Procefs of the lower Jaw, in the Form of a Beak. Een fchè'rp Uitstek van ’t onderste Kaak been. COR’ONER, (of Corona, L. because in the King’s Name he maketh Inquisition into the casual and unnatural Death of a Person) an Officer who, with the Afsistance of a Jury of 12 Men, enquires, on the Behalf of the Crown into all untimely Deaths. Een Lyk-fchouwer. COR’ONER Sovereign, the Lord Chief Justice of the King’s-Bench. De Opperrechter van ’s Ko • nings Rechtbank. CORONER of the Verge, an Officer who has Ju- risdiction within the Verge or Compafs of the King’s Court. Een Amptenaar wiens Gebied zich uitstrëkt binnen den Omirëk öf de Vryheicl van ’t Paleis des K onings. COPv-ONIL’LA , ( in Botany ) Hatchet-vetch. Een Plantgewas van dien Naam COROUSE, curious. C hauc. Fraai , zeldzaam, raar. CORPORA -Olivari , ( ' among Anatomists ) are two Pro- minences, one on each Side the Corpora Pyra- midalia. Twee Uitsteekzels van dien Naam. COR’PORA Pyramidalia , (among Anatomists) are two Prominences in the Cerebellum , in Length about an Inch. Twee Uitsteekzels aan de Har- zenpan , ter Lengte van^een Duim. COR’PORA Striata, (among Anatomists) Protube- rances upon the Crura Me dullce oblongatce. Ge- streepte Uitstekken aan de Harzens. CORPORATE , a Communion Cloth used in the Church of Rome, being a fquare Piece of Linen on which the Chalice and Host are placed by the Priest who officiates at Mafs. Korporaal ; een Tafel laaken , if Altaar-doek, by de Mfse gebruikt, COR> 3 84 CÖR. CORPORALTTY , ( Corporalitas , L.) Bodilinefs , Bodily Substance. Lighaamelykheid. COR’PORALLY, bodily. Lighaamlyk. COR’PORATE , ( in a Political Sense ) united into one Body, as a Body Corporate. Tot een Lig- haam vereenigt. CORPORATION, (L) a Political Body or Com- pany established by a Royal Charter, &c. Een vereenigde Maatscliappy van Burgers. CORPORATION Spiritual , and of able Persons in the Law, is where it consists of a Dean and Chapter , a Master of a College or Hospital. Een Genootschap van Geestelyke of Rechtsgeleer- de Mannen ; eene Faculteit. CORPORATION Temporal by the King, is where there is a Mayor and Commonalty. Eene Plaats daar een Mayor en Maatscliappy is. CORPORATION Temporal by the Common Law, is the Parliament, wich consists of the King, the Head; with the Lords Spiritual and Tem- poral , and the Commons , the Body. Het Parlement van Engelandt. CORPOREITY , ( L.) the Philosphical School-Term for the Nature of a Body ; a Being of fuch a Substance. De Aart of Natuur van een Lighaam. CORPORIFICATION, the Aft of giving a Body to a Ihing, or rendering ic the Objeft of the Touch or other Senses. Verlighaamelyking. CORPORIFICATION, (in Chymistry ) is the gi- ving to a Spirit the fame or a like Body to that it had before Spiritualization. Verlighaamely- king , in de Stookkonst. To CORPO RIFY, to thicken or gather into a Bo- dy. Verdikken, töt een Lighaam vergaderen. CORPS de Battaille , ( F. ) the main Body of an Ar- my drawn up for Battle, Het Midden der twee Vleugels in Slag-orden geschaard. CORPS de Garde , are Soldiers intrusted with the Guards of a Post, under the Command of one or more Officers. Soldaaten die een Post be- waaken. CORPS Politic , are Bishops , Deans, or Parsons of Churches, and fuch like, who have Succes- sion in one Person only. Bif schoppen , Dékens en Predikanten , die de Opvolging maar in één Persoon hebben. COR’PUS cum Causa, ( L. in Law) a Writ ifsuing out of the Chancery, to remove both the Bo- dy and the Record into the King’s Bench. Een Geschrift om een Gevangen naar 's Konings Recht- bank over te brengen. COR’PUS Callosum, (L. among Anatomists) is the upper Part or Covering of a Space made by the joining together the Right and Left Side of the internal Substance of the Brain. Het Be- kleedzel der Harsenen. COR. CÖR’PUS Cavêrnosum , a Cavernous Substance," furrounding the Vagina , which fwells in the Time of Coition. Een HSl-lighaam , in de Sché * . de der Baarmoeder. COR’PUS P ampiniforme , a Body formed a little a- bove theTesticles, by the Division and reunion of the Spermatick Veins. Wynrankige Aderen van de Zaadvaten. CORTUSCLES , (Corpuscules , F. Corpusculi, L. in Philosophy) the fmallest Parts or Physical Atoms of a Body. De kleinste of ondeelbaars Deeltjes van een Lighaam. CORPUS’ CULAR, (L. ) belonging to fuch Atomsi Tot de ondeelbaare Deeltjes behoorenie. CORPUS’CULAR Philosophy , is that which ex- plains natural Phenomena by the Motions and Affeftions of the minute Particles of Matter. De Wysgeerte aangaande de kleinste Deeltjes . CORR, OD , H. ) a certain Hebrew Measure,' contain two quarts English. Kor , een zékere Hebreeuwsche Koornmaat. To COR’RADE, to rub off; to wear away by rub- bing two Bodies together. Slyten. CORRADIATION , the Conjunction of Rays in one Point, De vereeniging der Straalen in een Punt. CORRECTION, (in Pharmacy) is when Salt, or fome other Thing , is added to a Medicine to quicken it; when a Medicine is mended or ma- de better. Verbètering , verlévendiging. CORRECTIVES , Medicines , which being adnu- nistredwith oibcis, correft fome bad Quality in them. Témperende , of verbéierendo Middelen. To CORRELATE, to have a mutual or r recipro- cal Relation to one another, as Father and Son. Een wéderzydsche Betrekking töt malkanderen hebben. CORRE’LATE, one that Bands in an opposite Re- lation , as Father and Son. Een tegengestelde Betrekking in Bloedverwandschap. CORRESPOND ENTLY, agreeably, fuitably. Ge- past, gevoeglyk, overeenkomstig. CORRESPON’SIVE , apt or inclinable, to Corres- pondence ; answerable to. „ Corresponsive and fulfilling Bolts ”. Shak. Overeenkomende. CORRIDOR’ . (F. in Fortification) is the Covert- way , lying round about the whole Compafs of the Fortification of a Place , between the Outside of the Moat and Palisades. De Be- dekte -weg, die rondom de geheele Gragt buittn de Vesting loopt. CORRI’UIOLA, (in Botany) the Herb Knot-grafs. Knoopgras, Duizendknoop’ CORRIVAL’ITY , ( Corrivalitas , L. ) Rivalship. Mededinger ■ , of Médevry er schap. COR- COR. CORB-O'BORANT , ( corroborant , L. ) having the Power of ürenghtening , or giving Strength. Versterkende. CORROBORATION, (L.) a Strenghtening or Con- firming. Versterking , Bevestiging. CORRODENT, (corrodent, L.) having the To- wer of feparating the Particles of a Body , ap- plied to the effect of feme Menstruum or Fluid, on folid Bodies. Ontbindende, Jcheidende. CORRODEN’TIA , (L ) Medicines which consu- me or eat away proud Flesh. In-eetende, dooi- botende, voeg- e etende Middelen. . - that may be corroded. Ont- C bindbaar , dat ingebéten kan CORRO’DIBLE CORROSIBLE worden CORROSIBIL’IT Y , (among Chymists ) the Power or Faculty of being corroded by any corrosive Liquor. Ineetbaar. CORRO’SION , ( L. ) a gnawing or fretting. In- branding, in-eeting, door-bytmg. CORRO’SION, (in Chymistry) is a Difsolution of mixt Bodies by corrosive Menstruums. Eene Ont- binding van gemengde Lighaamen. A CORRO’SIVE, ( F. of L. ) a corroding Medici- ne. Eenin eetend , in- of door -byt end , door-bran- dent Middel. CORROSIVELY, in Manner of a Corrosive. Door- brandentlyk CORRU’GANT , ( corrugans , L. ) having the Po- wer of wrinkling, or contrafting into Wrin- kles. Rimpelende , fchrompelende , het geen het Vermogen heeft om te doen rimpelen. CORRU’GANT Muscles, (in Anatomy) are Mus- cles which help to knit the Brows when one frowns. Spieren die de wenkfa auuwen fuumeii trekken. To CORRU’GATE , ( corrugatum , L.) to wrinkle. Rimpelen. CORRUGATION, (L. ) a contracting or drawing into Wrinkles. Rimpeling. CORRUGA’TOR Supercilii , (L. in Anatomy) a Muscle ferving to wrinkle or draw up the Eye- brow. Een Spier om de Wënkbraauw op te trekken. CORRUM’PABLE , ( of corrompre , F. of corrumpe- re , L.) corruptible. Chauc. Bedërflyk , bederfbaar. CORRUPTIBILITY, (Corruptibilité , E. ) Aptnefs to be corrupted , or the State of that which is corruptible. Vergankelykheid , Verderf elykheii van de natuurlyke, Jloffelyke Lighaamen. CORRUP’TICOLjE , ( in Church History ) a Seft of Hereticks , fo called from their maintaining that the Body of Christ was corruptible. Cor- rupticolce , eene Gezintheid , leerende dnt het Lig - haam van Christus verderflyk was. COR. 385 COR.RUPTION, (among Surgeons) is the corrupt or rotten Matter of a Sore. Bederf, Verrotting. CORRUPTION of Blood, (in Law) an Infection growing to the Blood, Estate and Ifsue of a Man attainted of Felony or Treason. Verbaste- ring van ’t Bloedt. CORRUPTIVE, apt to corrupt. Verderflyk. COR’SA, (in Architecture.) De Plint van de boven Lyst. COR’SE, (Corps, F. ) a Poetical Word for a Car- case, or dead Body. Een Romp , öf doodt Lig *> haam. COR’SNED, Ordeal Bread, aPiece of Bread con- secrated by the Priest for that Use, eaten by tbe Saxons when they would clear themselves of a Crime they were charged with, wishing it might be their Poison , or last Morsel, if they were guilty. Broodt des Oordeels , 'öf der Zuivering. CORTEX , Bark. De Buitenschors of Bast der Planten. CORTEX Winteranus. Zie WINTERT- Barfe. CORTEX Peruvianus , ( L ) the Bark of Peru, the Jesuits Bark. Quina Oiiina. CORTICAL , Barky ; belonging to the outward Part of any Thing, Schörs-achtig. CORTICAL Part of the Brain , (in Anatomy ) the external Part of it, it is foft, glandulous, and of the Colour of Ashes. Het fchors-achtig Deel der Hërzenen. CORTICATED , (corticatus , L. ) resembling the Bark of a Tree. Na de Bast van een Boom ge- lyk'ends. COR’TICOUS , ( Corticosus , L. ) full of thick Bark. Vo l van dikke Bast. CORT1N , MCourtine , F. of Cortina , L. in COURTIN, i. Fortification) is the Wall or Dis- COURTAIN, J tance between the Flanks of two Bastions. Gordyn ; de Muur tufschen twee Bol- werken, CORTULA’RIUM, ") CORTA’RIUM, J ( O. L. ) a Court or Yard joi- ning to a Country Farm. Een Plaats by een Boerenhuis. COR’TUSA , ( in Botany ) a Genus of tb ePentandria- monogynia Clafs of Plants. Een Plantgewas van dien Naam. CO’RUS , (*13, H.) an Hebrew Measure of thirty Bushels English. £e»Hebreeuwsc'ne Koornmaat. CORUSCATION, a Flash of Lightening, or fee- ming fparkling Fire, which appears often by Night ; a Glittering. Weerlicht , een Blixem - straal ; een fchynsel. COR’VUS , ( in Ornithology ) the Raven. Een Rave. COR’VUS , ( in Astronomy ) the Raven , a Constel- C c c lation 3 8 6 COR. COS. lation of the Southern Hemisphere. De Rave, een Gesternte van het Zuider Halfrondt. To COR YBAN’TIATE , (corybantiare , L. ) to fleep with one’s Eyes open, or be troubled with Vi- sions that one cannot fleep. Met de Oogen open Jlaapen , of met Gezigten gequeldt worden dat men niet Jlaapen kan . CORYCOMACHIA , (among the Antients') a Sort of Exercise with a Ball. Een Soort van Oefe- ning met een Bal. CORYLUS, (in Botany) the Hazle, De Hazelaar öf Hazenooten Boom. CORYMBIF'EROUS , ( corymbifer , L. in Botany ) that beareth Berries, Like Ivy. Dat Trosjes van Beziën voortbrëngt öf draagt , als de Aardveil. CORYMBIF’EROUS Plants , (among Herbalists) are fuch as have a compound discous Flower , but the Seeds have no Down Ricking to them , as Daisy , Camomile , &c. Beziën draagende Tlanten. CORYM'BIUM, ( in Botany ) a Genus of Plants be- longing to the Syngenesia-monogamia Oafs. Een Geslacht van Planten van dien Naam. CORYM’BUS , (L. among Botanists ) a Bunch or Cluster of Ivy- berries. Een Trosje, Rist, öf Bosje van Veilbeziën. CORYM’BUS , (with Botanists) a compounded discous Flower, whose Seeds are not pappous, and do not By away in Down. Bloemen met vaste Zaadtjes. CORY’PHA , ( in Botany ) a Genus of Plants , the Characters of which are not perfectly ascertai. ned. Een Geslacht van Planten van dién Naam CORV’PHjENA, (in Ichthyology) a Genus of Ma- lacopterygious Fishes, which have five OGsicIes, or little Bones , in the Branchiostege Membrane , and their Back Fin reaches from the Head, to the Tail. Een Geslacht van Vifschen van Uien Naam. CORYPHE, (among Physicians) the Crown of the Head; also the interior Extremity of the Fin- gers, next the Nails. De Kruin van ’t Hoofd:, als méde het binnenste van de Tóppen der Vin- gers ,, by de Nagels. CO’RYZA, (Kip vg*, Gr. in Medicine) a Defluxion of a fharp Humour into the Mouth , Nostrils , and Lungs , from the Brain by the Oifa&ory Ner- ves. Verkoudheid , Hoofdvloeijing. CO'RYZA Sicca. Een droogs Verkoudheid ; Verstop- ping in hst Hoofd . COS. COS , ( in Natural History ) the Whet-Rone. Wet- Jleen, Slyp fleen. COSClN'OMANCY , (K e enz. afni- men öf natèkenen-, COUNTER-Erawe , (in Heraldry) the contrary to Ermine, being a Black Field with white Spots» Tégen öf verkeert Hermelyn , in een Wapenschild, zynde een zwart Vëldt , met witte Vlakken. Ccc 3 CO UK- 3 po CQU. COUNTER-Fa«d , ?(in Heraldry') the fame with COUNTKR-Face’ , f Barry per Pale' counter-chan- ged; but then the Number of Panes into which the Field is divided, is always fpecified. Een bepaalt getal Ruiten in een Wapenschildt , enz. COUNTERFEASANCE , Counterfeiting. Spencer. Nabootzing , namaaking. COUNTERFEITS and Trinkets , Porringers and Saucers. Kommen en Schotels. COUNTER-Fortr, (in Building.) Schoor-pylaaren. COUNTER Forts, (in Fortification) certain Pillars and Parts of the Walls of a Place, about fif- teen or twenty Foot one from another, which are advanced as a much as is pofsible in the Ground, and joined to the Height of the Cor- don by Vaults. Lange vierkante Stutten of Py- laaren tégen de Muuren~van eene Vesting. COUNTERGA’GE, (in Carpentry) a Method used in measuring the Joints , by transferring the Breadth of a Mortoise to the Place in the Tim- ber where the Tenon is to be, in order to make them fit each other. Ploegen , Planken in een ploegen. COUNTER Guards , ( in Fortification ) are large Heaps of Earth in Form of a Parapet, raised above the Moats before the Faces and Points of the Bastions, to preserve them ; called Con- serve or Envelop. Een driehoekige Borstweering, ter Insluiting en Dekking van een Bolwerk öf zwakke plaats. COUNTER-Lfg/rt , (in Painting) a Window or Light opposite to any Thing which makes it appear to a disadvantage. Tégen Licht. COUNTERMAND, (in Law) is where a Thing formerly executed , is by fome Aft afterwards ma- de void by the Party who did it at first. In- trekken, te niet doen. COUNTER- Mark , a fecond or third Mark put on a Bale of Goods belonging to feveral Persons, that it may not be opened but in the presen- ce of them all. Tégen-merk , tweede öf dér de Merk op een Baal öf Pak met Koopmanschappen. COUNTER-?KDï2on, a Motion opposite or contrary to another. Tégen-beweeging. COUNTER-PaW , (in Heraldry) is when the Es- cutcheon is divided into twelve Pales parted per Fefse, the two Colours being counterchan- ged , fo that the upper are of one Colour , and the lower of another. Tégen gebalkt , dub- beid gebalkt. COUNTER Part, (in Law) the Duplicate or Co- py of any Indenture or Deed, fo that one Co- py may be kept by one Party, and another by the other. Het Dubbelt , van een Contrast , enz. COUNTER Pafsant, (in Heraldry ) two Beast bor- ne walking two Ways, are faid to be Counter cou. Pafsant. Twee Dieren in een Wapenschildt , die een Jtrydige Wég gaan. COUNTER. Plea , (in Law) a crofs or contrary Plea; an Answer to an Accusation , a Recri- mination. Het Antwoordt , in een Pleidooi, öf Rechtsgeding. ’ J To COUNTERPLETE , to contradift , to reply. Chauc. Tégen fpreeken , antwoorden. CQUNTER-jwwf, (in Mustek ) the Art of compo- sing Harmony, or of disposing feveral Parts in fuch a Manner as to make an agreeable whole or a Concert. Têgenzang , öf Tégenspël. COUN FER-pointed , ( in Heraldry ) is when two Chevrons in one Escutcheon meet in the points, the one rising as usual from the Ease, and the other inverted falling from the Chief, fo that they are Counter to one another in the Points. twee paar fchuin toeloopende Balken , die zich in een Punt vereenigen. COUNTER-poffwt , (in Heraldry) is reckoned a Fur as well as Vair and Ermine, but composed of fuch Pieces as represent the Tops of Crut- ches, called in French Potences. Bont, in een Wapenschildt , enz, COUNTER-proo/ , ( in Rolling-prefs Printing) a Print taken off from another fresh Printed; v/hick by being pafsed through the Prefs gives the Figu- re of the former, but inverted. Een over ge- drukte Print . To COUNTER proo/ , to pafs a Design in Black- lead , or Red chalk, through the Prefs, after having moistened with a Spunge both that and the Paper on which the Counter-proof is to be taken. Een Print öf Tekening overdrukken. COUNTER -quartered, (in Heraldry) denotes the Escutcheon , after being quartered , to have each Quarter again divided in two. Een Wa- penschild welks Kwartieren wéder in tweën ver- deeld zyn. To COUNl'ER- roll, to deteft Frauds by a Check, or Counter-account. De Proef maaken. Fouten ontdekken , door een Tégen-rékening. COUNTER-ro// , ( Law Term ) a Counter Part or Copy of the Rolls relating to Appeals , In- quests, &c. Tégen-röl ; het Afschrift van een Röl , in Appèilen , enz. COUNTER round , ( Military Term) a Number of Officers going to visit the Rounds or Centinels. Tégen-ronde. COUNTERS, ^Serjeants at Law, which were re- COUN’TORS , S tained as Advocates to defend their Client’s Cause. Advocaten , voor de En- gelsche Balie. COUNTERS in a Ship , two Parts of a Ship , call’d the upper land lower Counter ; the hollow Ar- ching from the Gallery , to the lower Part of the ffraight cou. ftraight Piece of the Stern , is called the upper Counter, and the lower Counter is between the Transom and the lower part of the Galle- ry. Twee Ruimen in een Schip. COUNTE R-fialiant, (in Heraldry) leaping contra- rywise, when two Beasts are borne in a Coate of Arms , in a Posture of leaping from each other, direftly the contrary Way. Twee Die- ren in een Wapenschild , die van malkander en af fpringen. COUNTERSCARP, (in Fortification) is that Side of the Ditch which is next the Camp , or the Slope of the Moat, which faces the Body of the Place ; but when an Enemy is faid to have lodged themselves on the Counterscarp , it is ge- neraly to be understood of the whole Covert - Way ,vr\t\\ its Glacis and Parapet. Contrescharp ; fichuinte van den bedekten W'èg. To COUNTER fign, to fign an Order of a Supe- rior , in Quality of a Secretary. De Orders van een Meerderen , als Geheimschryver ondertekenen. GQUNTER-fophister , a Disputant who holds an Ar- gument against another Sophister. Een die een fchyn drangréden , met rier S *iybj> *ii gumenten be • twist. COUNTER - Swallow - Tail , ( Contrequeüe d'lronde , F. in Fortification) is an Out-work in the Form of a fingle Tenail , wider at the Gorge than at the Head. Een Buitenwerk in de Gedaante van enkel Scheerwërk , ’£ geen tégen de Vesting bree- der , als naar het Véld is. COUNTER time, (in the Manege) is the defence or resistance of a Horse that interrupt his Ca- dence , and the Measure of his Manege. De wéderstant van een Paerdt in het Ryschool. COVNTER-trippmg , (in Heraldry) is when two Beasts are borne in a Coat of Arms tripping, i. e. in a walking Posture, and the Head of the one to the Tail of the other. Twee Die ren in een Wapenschildt , die malkander voorby gaande verbeeld worden. COUNTER-furrc , (in Dramatiek Poetry) the Catas- tasis, height, or full growth of a Play, which destroys the Expectation , embroils the Aftion in new Difficulties , and leaves a Person distant from that hope in which it found him. Om- wenteling , in een Toneelspel. COUNTERVAIL, equal Weight or Force; Power or Value fufficient to oppose or hinder any contrary Effect , or Objection. ( Figuratively ) A Compensation , or that which is of equal Worth, with fomething else. Evenwicht, gely- ke Macht, gelyke Waarde. COUNTER ttieor , (in Painting ) a Contrast or Si- tuation in which two Things Illustrate or fet off each other. Tegenstelling, in de Schilder - konst . COU. 39 x To COUNTERWAIT', to watch against. Chauc. Ergens tégen waaken. To COUNTERWORK, ( Military Term) to raise Works in order to oppose and ruin those of the Enemy. Tégenwërken. COUNTTN G -House , of the King's Housheld , ( the Court of the Green Cloth) a Court where the' Lord Steward , Treasurer , Comptroller , and other Officers of the King’s Houshold fit, to take the Account of all the Expences of the Houshold , &c. Het Kantoor van ’s Rollings Hofhouding. COUNTREFRETE, to counterfeit. Chauc. Namaz- ken , vervalscken. COUNTY , ( in a Law Sense ) is taken for the Coun- ty Court. Het Graafschaps Gerechts hof. COUNTIES Corporate , are Cities or antient Bo- roughs , upon which the Kings of England ha- ve bestowed great Liberties and Privileges. Sté- den aan welken de Koningen van Engelandt, groote Voorrechten en Vryhéden geschonken hebben. COUNTIES Palatine , are in Number four, viz. Ches- ter , Durham, Lancaster, and Ely , the Jurisdic- tion of which was formerly very great, but their Power now is much abridged. Paltsgraafschappen. COUP de Bride, (in the Manege) a Check of the Bridle given to a Horse by a Jerk of one Rein, when be refuses to turn. Een Ruk aan 't Toom om ’t Paerdt te doen wenden. To COUP , to exchange . or fwap, Verwijselen 'óf verruilen. COUPE , a Piece cut off or out. Een uit- , óf af - gesnéden Stuk. COUPE, /cut off (in Heraldry) is any Thing COU’PED, S an Escutcheon which is cut clear and evenly off; also fuch Crofses, Bars , Bends, Chevrons, &c. as do not touch the Sides of the Escutcheon , but are as it were , cut off from them. Af 'gesnéden, in de Wapenkonst ; als méde Kruij sen, Balken, enz. die de Zyde van hep Schild niet raaken. COUPEGORGE, (F.) a Cut-throat. Chauc. Em Bëkkesnyder , Moordenaar. COUP’LE Close , (in Heraldry) the fourth Part of a Chevron. Het vierde deel van een Chevron. COURANT, any Thing which is fpread or publis- hed quickly. Iets dat fckielyk verspreid word , of in ’t Licht komt. COURA’P, an Indian Itch; a Disease like a Tetter or Ring -worm. Indiaansche Schurft, Dauw- worm. To COURB, to bend, to bow, to floop in a fup- pliant Manner. „ Courb and woo for leave”. Shakesp. Buigen , eene diepe Buiging tnaaken . COURD, covered, Spekc^ Gedekt , COUR- 392. COU. COUPvFINE, (O. F.) fine Heart. Een zuiver Hart. COURSE, (in Husbandry ) is a Fleece or Tarn of Hay, &c. laid on a Cart , &c. Een Vlok, of Hooi hoop , op een Kar gelëgt. COURSE , (in Architecture) a continued Range ofSto- nes, level or of the fame height throughout the whole of a Building, without any interruption or aperture. Een doorgaande Ryg Steenen in een Gebouw. COURSE of Plinthts , the Continuity of a Plinth of Stone, or Plaister, in the Face of a Building, to mark the Separation of the Stones. Door- gaande Plinten in een Gebouw. Civil COURSE, the Colle&ion of Roman Law , com- piled by order of Justinian. Eene Verzameling van de Romeinsche Wetten, op Bevel van Justi- NIANUS. Canonical COURSE , the Colle&ion of the Canon Law , made by Gratian. De Verzameling van Kërkelyke Wetten, door Gratianus. COURSES, (with Physicians) the monthly Terms or Flowers in Women. De Maandstonden. COURSES, (with Sailors) the Main-fail and Fore- fail of a Ship. Het groot en voorzeil van een Schip. COURT of Admiralty , first established by King Edward III. for the deciding of Causes relating to Sea Affairs. Het Admiraliteits Hof. COURT Baron, is a Court which every Lord of a Manor (who anciently were called Barons) hath within his own Precinfts, in which Admittan- ces and Grants of Lands , &c. are made to the Copyholders, Surrenders are accepted, &c. De Rechtbank eener Heerlykheid. COURT of Chivalry , the Marshal’s Court , which is the Fountain of the Martial Law , wherein the Lord High-Constable of England and the Marshal fit as Judges. De Maarschalks -Recht- bank. COURT Christian, the Spiritual Court, where Mat- ters relating to Christianity are more especially managed. De Geestelyke Rechtbank. COURT of Conscience , a Court in the Cities of London , Westminster , and fome other Places , that determines Matters in all Cases, where the Debt or Damage is under forty Shillings. Recht- bank van Kleine-zaaken. COURT of Delegates , a Court where Delegates are appointed by the King's commifsion, under the great Sea! , upon an appeal to him from the Sentence of an Archbishop, &c. or of the Court of Admiralty. Rechtbank van afgevaardigde Rechters. COURT of Hustings. Z ie HUSTINGS. COURT Leet, a Court belonging to a Lord of a COU. Manor , in which all Offences under High-trea- son are enquired into. Een Rechtbank van den Heer eener Heerlykheid. COURT of the Legate , a Court eretted by Cardinal Wolsey, to prove Wilis, and dispense with Offences against the Spiritual Laws. Een Recht- bank om Testamenten te bekrachtigen ; en Over- trédingèn tégen de Kërkelyke Wet te verschoonen. COURT of Peculiars , a Spiritual Court kept in Parishes free from the Jurisdiction of the Arch- bishops, and peculiarly belonging to the Arch- bishop of Canterbury. Rëchtbank van Particu- lieren. COURT of Piepowder, a Court held in Fairs for doing Justice to Buyers and Sellers, and redres- sing disorders there committed. Kënnis höf. COURT of Request, a Court of Equity appointed for the Help of fuch Petitioners , who , in con- scionable Cases, fhould deal with the King by Supplication ; but this Court is now quite fup- prefsed. Het Hof der Requësten. COURT Bouillon , (F. in Cookery) a particular Way of boiling Fish in Wine, &c< with various Sorts uf Spice. Een, iv-jn - fonpe daar Visch in ge- kookt is. COURT Days , Days when the Courts of Judicatu- re are open , and Pleas held. Rëcht-dagen. COURT Lands , fuch as the Lord of the Manor keeps in his own Hands, for the Use of his Family, and Hospitality. Landen , die de Heer eener Heerlykheid voor zich zelfs behoud. COURT Roll, a Roll containing an Account of the Number, &c. of Lands which depend on the Jurisdiction of the Lord of the Manor, with the Nature of the Tenants, &c. that are admitted to any Parcel of Land, &c. De RSlle van ’tHöf. COUR’TESY of England, ( Law Term) a Tenure whereby a Man marrying an Heirefs , pofsefsed of Lands in Fee-fimple, or Fee-tail, if he have a Child by her, which comes alive into the World, although both lhe and the Child die forthwith , yet if lhe were in Pofsefsion, he lhall hold the Lands during Life. Een Leen • goedt , J t wëlk iemand verkrygt, met een Erfge- naame te trouwen, enz. COUSSPNET , ( in Architecture ) the Stone that Crowns a Piedroit or Pier., the under fide of which is level, and the upper curved to recei- ve the first Spring of an Arch or Vault; also the Face on the fide of the Volutes in the Jo- nick Capital , which the French Artists call Ba- lustre and Oreiller. Kroonstuk, Kufsen of Oor- kufsen , in de Bouwkonst. COUSU, (in Heraldry) fignifies a Piece of another Colour or Metal placed on the Ordinary, as if it were fewed on , as the word Imports, Ge- zoomt , in de Wapenkunde. COUTH, COU.' COW. COX. COY. COUTH, known or fkilful in. Ervaar en , bedreven. COUTHEUT’LAUGHE , (O. L. T.) one who knowingly cherishes, entertains, or hides any outlaw'd Person. Iemand die een Balling ver' t bërgt, enz . COUVERT , ( in Heraldry ) fomething like a Piece of Hanging, or a Pavilion falling over the Top of a Chief or other Ordinary, fo as not to hi- de but only to be a covering to it. Een Over- hang, DSkzel, in de Wapenkunde. COW- COW Blakes, Cow-dung dry’d for Fuel. Gedroogde Koedrèk: Plaggen. CO W-Itch, (in Botany ) the hairy Phaseolus. Een Soort van Turksche Boon, welks Peul van lui- ten vol kleine Jlékelige Haairtjes zit. COWSLIP, (in Botany ) the Primula Veris. Sleu- telbloemen , Hemelsleutel , St. Pieterskruid . COWSLIP of Jerusalem, (in Botany ) the Puhno- naria. Longenkruid, onzer Vrouwe-mëlkkruid, COW Wheat , ( L. in Botany ) a Weed growing a- mong;Corn. Melampyrum fylvaticum. Paerde- bloem. COWA’RD , ( in Heraldry ) a Lion borne in an Es- cutcheon , with his Tail doubled or turned in between his Legs , is called a Lion Coward. Een Leeuw , in een Wapenschild , met de Staert tufschen zyn Beenen geslingert. COW Herd, one who looks after Kine. Een Koei- jen-hoeder. COWDE , a Gobbet. Een groots Brok , of Hap , een Mondvol. To COWER , to (loop by bending the Knies, ap- plied to Beasts; (Figuratively') to ftoop or hang over a Thing, applied to the attitude of a Hu- man Creature. Knielen , buigen ; over leenen. COWERED, unskimmed Cowered Milk -cheese; Cheese made of Milk that has not been Skim- med. Ongeschuimd. COWL, a Tub. Een Tobbe. COWNE’R, an arch’d Part of a Ship’s Stern. Het geboogen Deel van een Scheeps Boeg. COWR’ING, (in Falconry) the quivering of young Hawks , which ihake their Wings in fign or Obedience to the old Ones. Het flodderen der jonge Valken, met hunne Vlerken. COX. COX’jE Os, (in Anatomy) the Hip-bone. ’i Heup- been. COXARIUS Dolor, (in Medicine.) Heup-jicht. COY. To COYE, Quiet. Chauc. Rust, flilte. COY. COZ. CRA.’ 393 To COYEN, to quiet or flatter. Bedaaren, vleijen . COYOUYOU , a Shining Fly. Zéker Soort van blin- kende Vlieg in de Carabische Eilanden. COZ. COZ, a familiar Word contratted from Cousin. Neef. CRA. CRAB, a Wooden Engine with three Claws, used in launching Ships , or heaving them into the Docks. Een Werktuig om een Schip , by het af- kopen te ligten. CRAB , Sour. Zuur , Wrang. CRAB’BAT ")(Crabbat, and Cravate , F. ) a Sort CR A ’VAT * >of Neckcloth ; also handsome, come- ’ 3 ly. Een Das ; als méde fchoon , goelyk. CRABBED , disagreeable, unpleasing. „Three crab- bed Months ”. Shak. Onaangenaam , verdrietig , CRABBED, (applied to Writings) not easy to be understood; diiBcuIt, or perplexing, „ What’eer the crabbedst Author hath ”. Hudib. Onverstaan- baar , moeijelyk, verdrietig. CRAB’BING, (in Falconry) when Hawks (land too near, and light one with another. Valken die te digt by een , en met malkander en vechten. CRA’BER, (in Natural History) an Animal which preys on Fish , called likewise a Water-rat. Een Water-röt. CRABS Eyes, (in Pharmacy) a Stone in a Crab- fish resembling an Eye. Kreeft-oogen. CRABS’s Claws. Zie CH.ZELiE Cancrorum. CRABRO, (in Zoology) a Species of Apis. Een Wesp. CRACKER, (in Ornithology) a Species of Duck, called also the Sea-Pheasant. Een Soort van een Endvogel, ook een Zee-pheizant genaamt. CRACK’ER, a Squib, or kind of Firework.- Een Voetzoeker. C.RACK’F.R, the P.reech. De Aars. CRACK’MANS , Hedges. Haagen , Heggen. CRACK’NELLS, ( Craquelins , F. ) a Sort of Cakes baked hard , fo as to crackle under the Teeth. Krakelingen. A CRAD’DANTLY Lad, a. Coward. Een Blodaart . CRA’DLE, ( in Husbandry ) a wooden Frame fix’d to Scythes. Een houtte Schede voor een Sys. CRA’DLE, (among Ship Carpenters) a Timber Fra- me raised along the Outside of a Ship by the Bilge , for the greater Ease and Safety in laun- ching her. Een Houtraam buiten aan een Schip , om ’t zelve dies te gemakkelyker te doen afloopen. CRADLE ,( among Surgeons ) a Machine of Wood, to lay a broken Leg in , that is newly fet , to D d d hinder 394 CRA. hinder it being prefsed by the Bedcloaths. Een Spalk , om een gebroken Been te fpalken. CRADLE, (in z figural Sense ) Infancy. Kindtsheid. To CRADLE , (in a figural Sense ) to lay , or compose. ,, Cradled in a Tomb”. Dryd, Leggen , Rusten. CRAFT, (among Marmers') all manner of Lines, Hooks, Nets, &c. for Fishing. Allerlei Soort van Gereedschap om méde te Vijschen. Small CRAFT, areVefsels used in the Fishing Tra- de as Hoys, Ketches, Lighters, Smacks, &c. Allerlei Soort van Vijschers Schuitjes. CRAG, a Neck, or the fmall end cf the Neck, applied to a Joint of Butcher’s meat. „ A Crag of Mutton”. De Kraag , de Nëk , de Hals , een Nëkstuk. CRAKE Needle , ( jnBotany ) Shepher’s Needle. Her- ders Naaldt. To CRAKE , to crack or boast. Spenc. Pochen , fnoeven. CRALLIT, engraven. Chauc. Gegraveerd CRAMA, a Mixture of all Sorts of Things. Een Mengsel van allerlei Dingen. CRAM’BE, (Kpd[/j£ v) , Gr. in Logick) a Repetition of Words , or faying the fame Thing over again. Eene Herhaaling van Woorden. CRAMBE , ( in Botany ) Wild Sea-cabbage. Wilde Zee-kool; een Plant die op «LEngelsche Zei-kus- ten groeid. CRAMP , ( in Medicine ) a Disease caused by a vio- lent Distortion of the Nerves, Muscles, &c. De Kramp. CRAMP, (in a figural Sense) attended with diffi- culties, not easy to be understood. Ongemak - kelyk , Onverstaanbaar. CRAMP Irons , (among Printers) Irons nail’d to the Carriage of the Prefs , to run it in and out. Kramp-yzers. CRAMPISHITH, gnaweth. Chauc. Gekaauwt, ge- knabbelt. CRAMPONE’E , (in Heraldry) an Epithet given to a Crofs which has at each end a Cramp or Square piece coming from it. Gekramt , in de Wapenkonst. CRAMPOONS , (Crampons, F. ) Pieces of Iron , hoo- ked at the Ends, for the drawing or pulling up of Timber, Stones, &c. Krammen, Haaken. CRANE, a Fowl in America, of a hideous Form ; al- so a Machine for drawing up a Weight. Een Kraanvogel ; als méde een Kraan öf Hével om zwaartens op te hyfsen. Chimney CRANE, a Kitchen utensil for hanging a Pot, or the like on ; and being moveable , wafts it off and on the Fire at pleasure. Een Gereed- schap van de Keuken, om een Pöt, enz. aan te hengen. CRA. CRANE Lines, ( in a Ship) Lines going from the upper End of the Sprit- fail Top-mast to the Mid- dle of the Fore-ftays, Kraankoorden. CRA’NE’s Bill, an Herb; also a Surgeon’s Instru- ment, a fort of Pincers. Kraanenbëk ,Oyevaars- bek , Röbbrëchtskruid ; als méde een Tang der Heelmeesters , Kraanenbëk genaamd. CRANGONES , Shrims. Garnaalen. CRANIOLARIA, (in Botany) a Genus of the Dj- dynamia- angiospermia Clafs of Plants. Een Plantgewas van dien Naam. CRA’NIUM, (Crane, F.) the Skull, or the whole Compages of the Bones of the Head, which, li- ke an Helmet, defends the Brain from exter- nal Injuries. Het Bëkkeneel, de Hërfsenpan. CRANK, a Contrivance in Machines, in manner of an Elbow, only of a Square Form, projec- ting from a Spindle, and ferving by its Rota- tion , to raise and fall the Pistons of Engines. Een Hëf yzer. CRANK, the Iron fupport for a Lanthorn, or the like ; also the Iron made fast to a Stock of a Bell for ringing it. Een Tzer om een Lan- taarn in te zétten, een Galg voor een Bengel, enz. A CRANK, the Draw-beam of a Well. De Slag * boom van een Wel. CRANK, (Figuratively) any pleasing Conceit or Pun formed by wresting a Word from its Ori- ginal fignification. Een Loopje , door het ver - draaijen van een Woordt. CRANKS , (Sea Term ) a Ship is faid to be crank, when lire cannot bear her Sail , or can bear but a fmall Part, for fear of oversetting ; a Ship is also faid to be crank by the Ground, when her Floor is fo narrow , that lhe cannot be brought on Ground without Danger, Een ligt omslaant Schip. CRANKS , Offices. Siiakesp. Kantoeren. CRAN’NOCK, fan old Measure of Corn. Een on - CRF.IV’NOCK, 5* ** Kovrn Maatte. CRANNY, (in Glasmaking) an Iron Instrument where with the Necks of Glafses are formed. Een Werktuig daar men de Halzen der Glazen méde vormt. A CRANNY Lad, a jovial, brisk, lusty Lad. Een vrolyk, lustig Jongeling. CRAP, Darnel or Buck-wheat, Boekweit. CRAP, (a Canting Word) Money. Geld. CRAPAUDINE, (in a Horse) an Ulcer on the Co- ronet, called also A Tread upon the Coronet. Een Kloof öf Gat in de Voeten van een Paerd , door het Aanslaan , of Aanstryken met de Tzers. CRAP’ULA , a Surfeit by over-eating and drinking; Crop - ficknefs , Diunkennefs. Draaijing , sf Duize- CRA. Duizeling van 't Hoofd , door te veel eettn Sf drinken veroorzaakt ; als méde Dronkenschap. CRAPULENT, ( Crapulentus , L.) opprefs’d, for- feited, crop-llck. Vol , dik, opgepropt. CRASED, cracked. Gekraakt, geborsten. CRASHING Cheats, the Teeth. De Tanden. CRA’SIS , (K (órii, Gr.) a Mixture. Een Mëngzel. CR A’S IS , (in Grammar ) a Contraftion of two Syl- lables into one. Een Saamensmèlting van twee Syllaben in één. CRA’SIS , ( in Physick ) a proper Constitution , Mix- ture, or Temperature of Humours in an animal Body, foch as constitute a State of Health. Gs- matigtheid , getëmpertheid. CRASPEDA’RIA, (in Zoology )Ja Genus of Animal- cuius, without any Tail or Limbs ,* fonae are roundish, others óval, and others Cyljndrick. Een Geslacht vanzeer kleine Diertjes zonder Léden. CRASSA’MENTUM , (L. in Physick ) the thick red, or fibrous Part of the Blood , otherwise called Cruor , in Contradistinétion to the Serum. or Aquous Part. Het dikke , roode , vézel-achtige Gedeelte van het Bloedt. A CRAS’SANTLY Lad , a Coward. Een Blodaart. CRAS’SENA, a Term used by Paracelsus to ex- prefs certain faline , putrefactive and corrosive Particles, which produce Ulcers and Tumours. Zékere zoute, er^ bedorven Deeltjes, die Zweeren en Gezwellen veroorzaaken.. CRA. CRE. 395 driamonogynia Ciafs of Plants, Een Plantgewas van dien Naam. CRATI’CULA, a Kind of Gridiron , or Chemical Instrument, it ferves in making Fires to keep up the Coals. Een Rooster. CRATFCULA , ( in Opticks ) a Figure divided in fmall Panes. Een Figuur in kleine Vakjes ver- deelt. CRAVEN, (a Cow ; also anciently a Term of CR^VENT’, ^ Disgrace when the Party that was overcome in a fingle Combat yielded, and cry’d Cravent, See. Een Koe ; als méde , overwonnen, te fchande gemaakt. CRAWLY Mawly , indifferently well. Tamelyk „ pafselyk , zo zo. CRAX, (in Ornithology ) a Genus of Birds , of the Order of the Gallime, the Characters of which are, that they have four Toes on each Foot, and their Head is Ornamented with a Crest or Crown of Feathers bending backwards. Een Geslacht van Vogels dus genoemt. CRAY, a Disease in Hawks , which hinders their muting , much like the Pantafs . Eene Ziekte der Valken. CRAYER, a Sort of fmall Sea Vefsel. Een Soort van een klein Vaartuig op Zee. A CRAZE Mill , a Mill used by Tinners to grind their Tin. Een Tin-moolen. CRA’ZILY, fickly, weakely. Ziekelyk, zwak. CRAS’SIROSTRiE , a Name given to the Sparrow, and like Birds, on account of their fhort and thick Beaks. Mofsen, en dergelyke Vogeltjes. CRAS’SULA , ( in Botany ) Lip-long , or Love-long. Smeer-wortel , Hémel- fleutel. CRAS’SULA Minor, the Herb Prick-madam , Worm- grafs, or Stone-krop. Kleine D onderbaard, Huis- look , Trip madam. CRASTINA’TION, (L ) a putting off or delaying. Een Uitstel, Verschuiving. CRATJE’GUS , (in Botany ) Stitchwort , a Grafs good for rhe Eyes. Toetia, Claghruldt. CRATCH’ED, fcratched with the Fuller’s Teasil. Gekrapt , met een Volders Kam. CRATCH’ES , SCRATCHES , a (linking Sore in a Horse’s Heel. . Een ftinkend Zeer , aan de Hiel van een Paerdt . CRA’TER , ( in Falconry ) any Line on which Hawks are fastened when reclaimed. Een Lyn daar een Valk aan vast gemaakt is. CRATER, (in Astronomy) a Constellation of the Southern Hemisphere. Drinkschaal , of Beker, een Gesternte van het Zuider -half rond. CRA’TEVA, (in Botany) a Genus of the Poly an* CRE. To CREAM , ( fpoken of Drink) to flower or mant- le. Schuimen, wérken. To CREAM, to look pale like Cream. „Whose Vi- sages do cream and mantle”. Shakesp. Bleek zien. CREAM faced , pale with Fear. Bleek van Vreeze. CREAM of Tartar, a Preparation of the Lees of of Wine. Wynsteen. CREAM Water . that ha 4 * Kind of Oil rnpon it, Fat di Scum, which being boiled, turns to federal Medicaments. Room-water. CRE AN’CE , (among Sportsmen )a ffne fmall long Li- ne , fastened to a Hawk’s Leash, when foe is first lured. Een Touw daar een Valk aan vast gemaakt word om aantebrengen. CREAT, (in the Manege) an Usher to a Ridings master; or a Gentlemen bred in the Academy, with intent to make himself capable of teaching the Art of riding the great Horse. Een Onder- meester, Onder-pikeur. To CREAT’URIZE , to make one his Creature. I e mant tot zyn Creatuur , of Beschermeling maaken. Ddd 2 CREAUN- 396 CRE. CREAU’NCE , ( Creance , F.) Faith, Credit, Confi- dence. Goedt geloof, Aanzien,. Vert rouw en. CREBRI’TUDE, (from creber, L. ) Frequentnefs , or the Quality of repeating the fame Thing of- ten. Menigvuldigheid , of een veelvuldig her- haal van dezelfde Zaak. CREB’RITY, ( Crebritas ,L .) Frequency. Zie CRE- BR1TUDE. CRE’DENDA, (L. ) Things or Articles which it is necefsary to believe; those Propositions or Ar- ticles which are merely the Objefts of Faith , opposed to Agenda , or pradtical Duties. Zaa - ken öf Artykelen die men te gelooven heeft , in tégenstclling van de zulken die men moet be- trachten. CRE DENT , ( credens , L ) believing ; claiming Credit, not to be disputed. ,, My Authority bears a credent Bulk”. Shakesp. Geloovende , Geloof eifschende. A CREEK in the Neck , a fmall Pain and Stiffnefs there. Eene Styvigheid öf Pyn in de Nek. CREEM it into my Hand . put it in flily or fecretly. Steek het heimelyk in myn Handt. CREE’PER, (in Ornithology ) the Ox-eye. De Ispi- da. Kruipertje , een klein Vogelte , dat zeer fraai van Veeren is, CREE’PER , at Sea , a Sort of Grapnel , but wit- hout Floaks , used for recovering Things that may be lost over -board. Een Soort van' een Krampoen. CREE'PERS , a Sort of Caloshes for Women , be- tween Cloggs and Pattens. Een Soort van On- derschoenen voor Vrouwspersoonen. CPvEEP-/«/f , ( Figuratively ) an Excuse, Subterflu- ge, or means diviesd to escape Shame, or elu- de the force a Law. Een Uitvlucht , Voorwend- zei , Verschooning. CREMAS TERS , ( KpiyjxFvp , of Kfi/Axu , to hold up, Gr. in Anatomy ) two Muscles in the Tes- ticles of a Man , which ferve to draw them up , and raise them in Coitu. Twee Spieren der Teel lallen. CREMATION, (L.) burning. Brand, Branding . CRE’MOR, (L. ) a Milky Substance, or Fluid re- sembling Cream. „ Reduced into a Chyle, or Cremor ”. Ray. Mëlk-zak ; een Mëlk-achtige Stöffe , öf Vocht naar Melk gely kende. CRE’NA, (L. ) a Notch, Slit, or Dent. Een Kerf , Split , Snéde , Inkerving, Insnyding. CRE’NATED Leaves, (in Botany j Leaves the ed- ges of which are furnished with indentings. Ge- kerfde öf getande Bladen. CREN’CLED , crinkled. Chauc. Gekrinkeld. CREN’CLES, ? ( in a Skip ) fmall Ropes fpliced in- CREN’GLES, 3 to the Bolt-ropes of the Sails of CRE. the Main-mast and Fore-mast, and fastened to the Bowling-bridles , to hold by when the Bonnet-fail is fhaken off. Kleine Touwtjes aan de Zeilen van de groote Mast, enz. CRENELLE’, (in Heraldry.) Zie EMBATTLED. CRENOPHYLAX, (in Antiquity) a Magistrate at Athens , who had the Inspe&ion of Fountains. Een Opzichter der Fonteinen , te Athénen. CREPANC’E, (in a Horse) an Ulcer in the Fore- part of the Foot, about an Inch above the Cro- net. Een Zweer in het voorste gedeelte van de Voet van een Paerd , omtrënd een Duim boven de Kroon. CRE’PATURE, ( L. in Physick ) is when any Thing is boiled till it cracks. Kraaking , bar sting , fcheuring. CREPI’NES , (F. in Cookery )a Sort of Farce wrapt up in a Veal Caul* Een Soort van gekapt Vleesck , in een Kalfs-nët gewonden. CRE’PIS , ( in Botany ) a Kind of Herb. Een Kruid van dien Naam. CREPITATION , a Cracking or Rattling. Eent Kraaking, öf Rateling; geratel. CREPITUS Lupi , (in Pharmacy.) Wolfsveest , B ovist. CREPUS’CULOUS , belonging to the Twilight, Schémering , töt de Schemering beboerende. CRES’CENT, (Crescent, L.) growing, increasing!: in a State of increase. Groeijende , vermeerde- rende , in een Staat van aanwafsing. CRES’CENT, ((in Heraldry) the Figure of a CRES’SENT, f Half-moon , with the Horns turn’d upwards , which is the distinguishing Mark of the fecond Brother, or Family. Een halve op- gaande Maan. CRES’CENT, I (Crescent, L. with Farriers) a Hor- CRES'SENT, 5" se is faid to have Crescents , when the Point of the Coffin-bone , which is most advanced , falls down and prefses the Sole out- wards, &c. Een neerhcllent Hoef been van een Paerdt. CKES U£IN1 1A , f lu Botany) a Uenus Of the Di- dynamia - angiospermia Clafs of Plants. Een Plantgewas van dien Naam. CRES’PINUS , (L. in Botany) the Barberry-tree. De Barbarifse-boom. CRES’SAN , a Pear , called the Bergamot Crefsan. Een Soort van Peeren , van dien Naam. CRES’SES, (in Botany) the Name of an Herb. Kers. CRES'SIVE, (of crescere, L. ) of a growing Natu- re or Quality. Shakesp. Groeijende. CREST , (among Carvers) an Imagery or carved Work to adorn theHead or Top of any Thing,. like- CRE. CRI. like our modern Cornish. Een Snywêrk out de Tap , öf hst bovenste van een Ding te verderen. CREST. (in Heraldry) is a Device representing a Jiving Creature, Plant, or other artificial l Thing , fet over a Coat of Arms. Een Dier, of riant , om boven op een Wapenschildt te plaatzen. CREST Fallen , (of a Horse) is when the upper Part of the Neck, on which the Mane grows, does not ftand upright , but hangs either on one Side or other. Een Paerdt dat de Kop laat hangen. CREST’:. ESS , (in Heraldry) not honoured with Coat-armoury,- not of a Noble or Honourable Family. Zonder Wapenschild , niet van een Ade- lyk Geslacht. CREST Tile , a Tile on the Ridge of a House. Een Tors. CRES’WELL, the broad Edge or Verge, the Shoefo- Ie round about. De breede Rand van eenSchoe-zool. CRE’TA , (L. in Natural History) Chalk. Kryt , kryt-achtige Aarde. CRETACEOUS, abounding with, having the Qua- lity of Chalk. Kryt-achtig. CRETHA'MUM , (in Botany) Sea -fennel. Z.ee- venkel- CRETISM , 7 a Forging of Lies , Falshood , Per- CRE’TICISM, S fidiousnefs, fo called from the In- habitants of Crete , who were noted for those ill Qualities. Leugenstojfeering , Onwaarheid, Trouwloosheid. CREUX , ( F. ) a Term used among Artists , for that Kind of Sculpture, where the Lines and Figures are cut and formed within the Face or Plan of the Plate , or matter engraved and thus it Hands in opposition to Relievo, where the Lines and Figures are Embofsed , and rise prominent above the Face of the matter engra- ved on. Inwërk , Snywërk , Holte ; in Tegen- stelling van Opwërk. CREW , ( Karu , Pers. ) a Company met for any purpose. „ A noble crew of Lords and Ladies”. Fairy Queen. Eene Vergadering, Bende, Troep. CREW’EL, two -threaded Worsted. Twee • draads Sayet. CREX , ( in Ornithology ) a Species of Ortygome- tria , thus called from its Note crex , crex. Een Quartel, zékere Vogel. CRI. CRIAN’CE, CRIANT S , .Z ie CREANCE. CRIANDE, crying. Chauc. Schreeuwende. CRIB, (in Gaming) the Cards which each Party lay out of their Hands, and are reckoned for Benefit of the Dealer, at the Game of Crib- CRI. 397 bage. Uitgelëgde Kaarten Voor die geen die deelt.- CRIB , ( Figuratively ) the Stall of an Ox ; a finall Habitation, or Hut. ,, Wy rather, fleep, liest thou in finoky Cribs”. Siiak. Een Krib, een Ofsenstal , öf Hut. CRIB BAGE, a Game at Cards, wherein te Players endeavour to make Pairs, Sequents, Pairs -ro- yal, and one and thirty in playing, and to hold in their Hands as many Fifteens, Pairs, arid Sequents as they can. Een zéker Engelsch Kaartspël. CRIBLE, coarse Meal, a little better than Bran. Grof Meel. CRIBRATION , (among Chymists) the lifting of Powder through a fine Sieve. Eene Zifting , door -zy ging. CRIBROSUM Os, (in Anatomy) the Os Ethmoides, and Os Cibriforme, a Bone fituated internally in the fore Part of the Basis of the Skull. Het Zeef-been. CRIBRUM» (among Chymists) a Sieve. Een Zeef, Teems. CRIBRUM BenediSlum , (among Antient Physicians) an imaginary Membrane of the Kidneys , by which they pretended the Serum was percolated or drained, and the good Blood left behind. Een ingebeeld Vlies in de Nieren, by de oude Artsen. CRICETUS, (in Zoology) an Animal of the Mouse or Rat Kind. Een Soort van een Veld muis. CRICK, (among Farriers) a Sort of Cramp or Pain in the Neck , of a Horse. Een Soort van Kramp , öf Pyn in den Hals van een Paerdt. CRICK'ET , ( in Zoology ) an little InseéL Een Krekel, Me/e-CRICK’ET. Z ie GRYLLOTALPA. CRICO’ARY TiENOIDES , (of Kpnc®-, a Riug — dpuu , to drink ,_or dpvnt, a fort of Cup to drink, out of, and «S'©» , Shape, Gr. in ‘Anatomy) . Muscles arising from the Cartilage, called Cri- coides. De Rings fpleet-J 'pieren. CR1COFDES, (of K a Ring. Gr. in Anato- my )the Cartilage of the Wind-pipe. Htt Rings- wyze Kraak-been van de Lucht pyp. CRICOTHYROI’DES , ( of Kpiy ;©- , a Ring , S-upi(&> y and Helmet, and Shape, Gr. in Anato- my ) a Pair of Muscles arising from the Fore- part of the Cricoides, and ending in that called Scutiformis. De Rings - fcliildwyze - kraakbeens- fpieren ; het inwendig paar Spieren in deLucht-pyp . CRIM’INALTY, (L. ) a Criminal Case. Een Lyf- straffelyke Misdaadt. CRIMNOIDES, £(ainong Physicians) a Term 1b- CRIMOIDES, 3 metimes used for the Sediment of Urine , resembling Bran. Bezinksel ; cm D dd 3 dval/bi - 393 CRI. drabbigs of meelige Staffs van de Pis, die zich op den Grond zet, CRIMP, an Agent for Coal-merchants and Persons concerned in Shipping. Een FaEloor, van Koop- lieden in Kooien, enz. CRIMP , easely broken ; crumbling with Drynefs ; easily reduced to Powder. ( Figuratively ) not consistent ,• not of any force. „ The Evidence is crimp; the Witnefses fwear backwards and forwards”. Swift. Bros, ligt te breeken, ‘óf te vermaalen ; niet eenpaarig , enz. To CRIMPLE, to draw together in Wrinkles. Rim- pelen. To CRIM’SON, to Dye or colour with a Red or Crimson. Rood, óf Carmozyn verwen. CRINALE, a Chirurgical Instrument for the Eyes. Een Oog-instrumënt , van dien Naam. CRI’NATED Roots , (with Botanists') are fuch as fhoot into the Ground in many fftiall Fibers li- ke Hair. Vézelige Wortelen. CRI’NED , ( in Heraldry ) having Hairs. Haairig > gehaairt. CRENELS, }(in Falconry) fmall black Feathers CRINETS, L in a Hawk, like Hair about the CRI’NITES, i Sere. Kleine, zwarte Keertjes, der Valken. CRINGES, Hinges. Shakesp. Hengsels. CRINONES , ( among Physicians ) a Kind of Worms found in Children. Myt- esters , Draak-worm. CRINUM , (in Botany ) a Genus of the Hexandria- monogynia Clafs of Plants. Een Plantgewas van dien Naam. CRIP’LINGS, (in Architecture) fhort Spars or Pi- les ofWood against the Side of an House. Rib- ben , Zölder-ftutteu. CRIS’IMA, ( Kfna-ifjox, Gr. ) Signs by which a Phy- sician may judge of a Disease. Tékenen , waar by een Arts van de Ziekte kan oordeelen. CRI’SIS , (Kpim, Gr.) a Judgment, Sentence, or Verdift. Een Oordeel, Vonnis, Sententie. CRI’SIS, (among Physicians) is a fudden Change in a Disease, either for the better or worse, or towards a Recovery, or Death. Crisis, eene fchielyke Verandering in eene Ziekte, ten goede öf ten kwaade ; ten Leeven ‘óf ter Doodt. An Jmperfetl CRI’SIS, is that which does not clear- ly determine the Disease, but leaves room for another Crisis. Een onvolkomen Crisis. A PerfeFl CRl'SIS, is that which frees the Patient perfeftly and entirely from the Distemper, and is either falutary or deadly. Een volkomen Crisis. CRISOM. Zie CHRISOMS. CRISP Leaf, (among Botanists) a. Leaf folded over and over , at the Edges. Een gekruld Blad . CRI. cfto. CRISPA’TION , the Aft of Curling ; the State of being curled. Krulling, gekrult zyn. CRIS’PY , (in Cookery) Brown and brittle. Bruin en bros. St. CRISPIN’S Lance, an Awl fo named from Cris- pin , the famous Patron of the Shoemakers. Een Els. CRIS’TiE , (in Surgery) a Term for certain Ex- crescences about the Anus and Pudenda Zéke- re Uitwafsen aan de Schaamte , die Voorbooden der Venus ziekte zyn. CRISTA Galli, (among Anatomists) a fmall Pro- cefs in the Middle of the Os Etbnoides. De Haane-kam , óf het Haane-kams-been. CRIS’TA Galli, (in Botany) the Cocks-comb. Ds Haane kam , een Bloem. CRISTA TUS , ( L. in Botany) in the Form of a Comb. Kamvormig. CRITE’RION, £(K pwptt», Gr. ) a Judgment ma- CRITE RIUM , 5 de ot the Truth or Falshood of a Proposition ; also a Mark whereby to judge of the Truth of a Thing. Een Oordeel over de Waarheid if Valsheid van een Voorstel ; ais ook een Téken, waar aan men de Waarheid be- proeven kan. CRITHE, (in Surgery.) Zie CHALAZION. CRITHMUM , (in Botany) Samphire. Zee venkel. CR1THOMANCY , a Kind of Divination performed by considering the Dough or Matter of Cakes , offered in Sacrifice, and the Meal ftrewed over the Viftim to bekilied. Een Soort van Wighelaa- ry met Offerkoeken , en ’ t Meel dat over ’t Slacht- offer ge strooit wierd, CRIZZEL1NG, Glafs, which by reason of too great a Proportion of Nitre, Tartar, or Borax, is fcabrous or rough on the Surface. Oneffen , .ruuw Glas. CRO. CRO’CARDS , a Sort of Money fomeTime current in England. Een Soort van Geldt, ’t welk eeni - gen 1'ydt in Engelandt gangbaar was. CROCE, a Shepherd’s Crook or Staff. Een Har- der s-ftaf. CRO’CHES,( among Hunters) the little Buds about the Top of a Deer’s Horns. De kleine Knop- jes, boven aan de Hoorns van een Hart . CROCEOU3, ( croceus , L.) consisting of, or re- sembling Saffron; yellow, or of a Saffron Co- lour. Saffraan- achtig , geel. CRO’CI , (among Botanists) the Apices or fmall Knobs on the Tops of Flowers. De Helmpjes ; de bovenste TÓpjes aan de Bloem-ftyltjes. CRO’CIA, (O. L. ) a Bishop’s or Abbot’s Crosier, ór Pastoral Staffs also the Collation of Bishop- ricks, 399 CR O. ricks , and Abbeys , by giving a Crosier. Een Bifschops , of Abts-jlaf ; als méde ds Begeving van Bisdommen en Abdyë'n. CROCIA’RIUS , the Bearer of a Crosier-ftaf before a Bishop. De Staf-draager voor een Bijschop. CROCI’NUM, (among Physicians) the Oil of Saf- fron. Saffraan- olie , Saffraan zaive. CROCK, a coarse earthen Pot. Een Kruik, grove aarden Pot. CROCK’ERY, Earthen-ware. Aardewerk. CROCK ETS , Locks of Hair. Haair lokken. CROCODES, (in Pharmacy) Pastils or Troches, whereof Crocus or Saffron , is the principal In- gredient. Saffraan-koekjes. CROCODILASTER. Zie CAUDIVERBERA. CROCODILIUM . (in Botany) an Herb like aThis- tle. Distelkruid.* CROCOMAG’MA , (L. of Gr. in Pharmacy) a physical Composition, the chief Ingredient of which is Saffron Zie CROCODES. CRO’CUS, (L.) Saffron. Saffraan, Saffraan-kruid. CRO’CUS . ( among Chymists ) a Powder of a Saf- fron Colour. Saffraan ; een Saffraan kleurde Poeijer. CRO’CUS Martis, (L. ) Saffron of Steel , fo cal- led from its reddish Colour. Saffraan van Staal. CRO’CUS Martis aperiens , (L. ) the Rust of Iron Plates , washed and exposed fome Time to the Dew. Het Roest van yzere Plaaten, eenige rei- zen gewafschen en in den Daauw gelëgt. CRO’CUS Martis astringent, (L. ) Filings of Iron depriv'd of their more faline Parts. Vylsel van Yzer van deszëlfs Zout- achtigste Deden ontbloot. CRO’CUS Metallorum , ( L. ) a Kind of impure opa- que Glafs of Antimony. Een Soort van onzui- ver, ondoorschynent Spiesglas. CRO’E, £a Knot in the Side-boards or Staves of CRO’ME , S a Cask , where the Head-pieces come in. De Sponning van een Fat, daar de Bodem in fluit. CROIS'ERY , those for whom Christ fuffered on the Crofs. Chauc. Kruiselingen , voor welken Christus aan ’t Kruis geleden heeft. CROISIERS , ( Crucigeri ) Crofs-bearers , a Reli- gious Order founded in honour of the Inven- tion or Disaovery of the Crofs by the'Emprefs Helena. Kruisdraagers. CROISANTE, (in Heraldry) a Crofs the Ends of which are fashioned like a Crescent or half Moon. Een Kruis, welkers einden de gedaante van een halve Maan hebben. QROK, the turning of the Hair into Curls- Kroes, gekroest haair. CRO. CR.OKES , Hooks. Haaken. CROKET'TES , Locks of Hair. Chauc. Haair- lokken. CROM’MID, crammed. Chauc. Gekramdt. CRONE , an old Ewe , or Female Sheep. Chauc. Een oud Ooi . CRO’NET , (in Farriery) the Hair which grows over the Top of a Horse’s Hoof; also the Iron at the End of a tilling Spade. Het Haair dat over de Hoef van een Paerd groeit ; als méde ’t Yzer van eene Spade. CRO’NIQUE , a Chronicle. Chauc. Een Kronyk. Tydboek. CRO’NON, an Irish Song. Een Iersch Liedtje. To CROOK , (Figuratively) to pervert, or wrest the Sword of another. Iemand den Degen ont- weldigen. CROOKES , Hookes. Haaken. CROO’TES , a Substance found about the Ore in Lead - mines. Eene StSffe die omtrent de Erts in de Loodt-mynen gevonden wordt. CROPPER , ( in Ornithology ) a Kind of Pigeon , rel markable for the fwelling its Crops. Een Krap- per , zékere Duive. CROSETTES, (in Arehite&ure) the Returns in the Corners of Chambranles , or Door-cases , or Window-frames, called also Ears, Elbows, &c. Knieren , Hoeken van Deuren , Vensters , enz. CRO’SIERS , ( in Astronomy ) are four Stars in the Form of a Crofs, by the Help of which, those who fail in the Southern Hemisphere find the antar&ic Pole. Kruis ; een Zuider Gestërnte van 4 Sterren in de Gedaante van een Kruis. CROSLET, £(in Heraldry) a little plain Crofs, CROSSET, f whose Ends also have the Form of a plain Crofs, Een eenvoudig Kruis, ineen IV a- penschildt. CROSS , ( in Botany ) Cruciform. Kruiswy ze. CROSS Avellant , (in Heraldry.) ZieAVELLANE. CROSS Fitched CROSS Fitches (in Heraldry) a Crofs pointed at Bottom. Een Kruis dat van onderen gepunt is. CROSS Fleury, (in Heraldry) a Crofs with a Flo- wer de Lis at each End. Een Kruis , met een Fransche Lely aan ieder End. CROSS Four chet , (in Heraldry) a forked Crofs, Een gevorkt Kruis. CROSS Milrine , or Moline . ( in Heraldry ) a Crofs » the Ends of which are clomped and turned- again like a Milrine, which carries the Mill- flone. En Molen kruis. CROSS Voided, (in Heraldry) is when a Line is drawn parallel to the Out-lines of a Crofs, and then 4oo CRQ. then the Field is fupposed to appear through. Een doorschynent Kruis. CROSS Bar -shot, (with Gunners.) Een Staaf -kogel. Zie BAR -shot. CROSS Beam , 1 ( in Architecture ) a Beam laid a- CROSS Piece, J crofs another. Een Dwarsbalk. CROSS Beam, ( in a Ship) a great Piece of Tim- ber which goes acrofs two other Pieces cal- led Bites , and to which the Cable is fastened when a Ship rides at Anchor. Dwarsbalk aan eenSchip. CROSS Bill, (in Ornithology) a Bird. De Corvi- rostro/ , Sf Kruis-bëk , een Vogel. CROSS -bow , an Engine or Instrument , used in (hooting Deer, Pigeons, &c. Kruisboog. CKOSS-bower, a Person who fhoots with a Crofs- bow. Kruisboog-fchieter. CROSS grained, (in Joinery) is faid of Timber, where a Bough, or fome Branch, lhoots on a Part of the Trunk of the Tree; for the Grain of the Branch fhooting forward , runs acrofs that of the Trunk. Dwarsdraadig , dwars- greinig. CROSS Jack , (in a Ship) is a fmall Yard flung at the upper End of the Mizzen-mast under the Top. Dwars-fpit, de kleine Ree boven aan de Bezaans-mast. CROSS Trees, ( in a Ship) are four Pieces of Tim- ber bolted and let into one another a-crofs at the Head of the Mast. Kruishouten , boven aan de Mast. CROSS Trip , ( among Wrestlers ) is when the Legs are crofsed within one another. Een Worstel- greep-, een Konst van ’ t Been dwars te zetten , waar door men zyn Party van de Grond ligt, en doet vallen ; Beentje draaijen. CROSS Worth , ( in Botany ) an Herb , the Leaves and Flowers of which grow in the Shape of Crofses. Kruis-kruidt. CROTALARIA, (in Botany) a Genus of the Dia- delphia-decandria Clafs of Plants. Een Geslacht van Planten van dien Naam. CROTALOFHORUS, (in Zoology) the Rattle-fna- ke. De Ratel-Jlang. CROTALUM , (Gr. in Antiquity) a Kind of Cas- tagnettas, or Musical Instrument found on Me- dals, in the Hands of the Priests of Cybelk. Een Soort van Handtklappers (Castignetten) daal- de Priesters van Cybele op de Legpenningen , méde afgebeeldt worden. CROTA’PHICK Artery, (among Anatomists) a Na- me given to the Tendon of the Muscle Crota- phites. De Trekker van de Hoof d-Jlaapf pieren. CROTAPHI TES , ( Kper« van een Hart shoorn. CROWSE, brisk, lively, jolly. Lévendig, vrolyk . CROY , (in Scotch Law) a Satisfaction that a Jud- ge , who does not administer Justice as J he ought , is to pay to the nearest of Kin to the Man that is killed. Eene Vergoeding die een Rech- ter, die geen goed Récht doet aan de naaste Bloedt- vriend van iemand die gedood is, geeven moet. CROYL’STONE , (in Natural History) crystalli- zed Caulk. Een Soort van Krystal. CRU. CRU Cl AL, (L) of the Form of a Crofs. Kruiswyze. CRU’CIAL Incision , (in Surgery) an incision in any fleshy part in form of a Crofs. Een kruis- wyze Insnyding. CRUCIA’NELLA , ( cruciata , L. in Botany) the Herb Crofs wort. Kruis-wortel. CRUCLVTUS , ( L ) a Torment. Een Pyniging s ■ Quelling, Foltering. CRUCiA’TUS , (in Anatomy) a Muscle of the Thigh lying under the Vasti. Een Spier van de Dye. CR.UCFFEROUS , (Crucifer, L. ) which bears the Crofs. Kruisdraagent. CRU’CIFORM, (cniciformis , L.) in the Shape of a Crofs. Kruis-vörmig. CRLFC1FORM Flowers, Flowers consisting of four Petals disposed in the Form of a Crofs. Kruis- vörmige Bloemen. CRU’DELY , undigestedly. Onverteerbaar. CRU J DITY .(among Physicia?is) is when the Blood is not duly fermented , and brought to a right Consistence. Raauwheid. CRU DITY in the Stomach , is an ill Digestion , when the Aliment of Meat is not duly fermented , and regularly turned into Chyle; and is of three Sorts , Apepsia , Bradypepsia , and Dyspepsia. Raauwheid van de Maag, eene kwaade Vertee- ring. CRU’DY, curdled, coagulated, concreted, or in Lumps; raw, chill. „ Crudy Vapours”. Sha- kesp. Gekartelt , geklontert ; raauw. CRUEN’TOUS , ( Cruentus , L. ) bloody, Rained with Blood. Bloedig, bebloed, met Bloed ver- mengt. CRUK , a Crock , an earthen Pot. Chauc. Een Kruik. CRULL, curled, fmooth. Gekrult, gelyk , effen. E e e CRUME- 4©a CRU. CfiLUME’NIAL, Hoi Crumena ,L. ).a Purse. Spenc. CRUM’NAL, Elen Beurs. CRUM’MY, ( Figuratively ) plumper fleshy. „ A Crummy Lafs Poezelig. CRU’OR , (L. ) Blood dropping out of a Wound, Gore. Bloed dat uit een Wond loopt. CRU’RA Clitoridls, (in Anatomy) two Legs of the Clitoris, which run from the Ofsa Pubis. De Straulen van de Kittelaar, die van het Schaam- been voortloopen. CRU’RA Medulla oblongata , (among Anatomists') the two Heads or Beginnings on the marrowy Substance of the Brain. De twee Knoppen, öf Beginzels van de Merg - achtige St off e in de Harzens. CRU’R A Artery , ( in Anatomy ) the Artery of the Thigh, which fpreads itself among the Muscles. Cruralis Arteria , de Slag-ader van de Dye , die zich door de Zenuwen verspreit. CRURAL Vein, (with Anatomists ) a Vein of the Thigh, going up to the Groin, and ending in the Iliaca. Cruralis Vena, een Ader van deDye , die naar de Lies oploopt , en in de Iliaca eindigt. CRU’REUS, (in Anatomy ) a Muscle of the Leg, helping to extend the Tibia ; fo called from its Situation on the Bone of the Thigh. De Been- fpier, dienende om 't Scheenbeen uit te Jlrëkken. CRUS, or Magnus Pes , (L. among Anatomists ) is all that Part of the Body which reaches from the Buttocks to the Toes, and is divided into Thigh, Leg, and Foot. Het onderdeel van t Lighaam , van de Billen , töt aan de Toonen, zynde verdeelt inDeijen, Beenen en Voeten. CRUSH, the Dcstruftion of a Tiring, by Means of a Force which ruins its Form , difsolves the Union of its Parts, and forces them against each other; collision, destruftion. De Verwoesting van een Ding met Geweld, Verplettering , Ver- morseling. CRUSSEL, a Gristle. Kraakbeen. CRUSTA’CEOUS , (of Crusta , L. ) crusty, cove- red with , or hard like a Crust. Korstig , met een Korst bedekt. CRUSTA’CEOUS Fishes , are Shell-fishes, fuch as Crabs, Lobsters, &c. Schaal-vifschen , als Krab- ben , Kreeften , enz. CRUST Clung , an hard flicking together of the Earth, fo that nothing will grow on it, called also Soil-bound. Kluit-aarde. CRUS’TA lattea , (L. among Physicians ) a Kind of Scurf or crusty Scab upon the Body of an Infant at the Time of its first Sucking. Zög- korst , öf Daauworm der Kinderen. CRUS’TA vermicularis , (among Anatomists ) the Velvet Covering or foft Skin of the Guts, Het lent-achtige of zagte Vlies der Darmen. CRU. CRY. CRUS’TA villosa, (among Anatomists ) the fourth Tuniek or Coat of the Stomach. Het bont-ach- tige Vlies, öf het vierde bekleedsel van de Maag. CRUS PULA , (among Oculists ) a Disease in the Eye, being a falling of Blood from the Arte- ries into the Tunica Conjunctiva , occasioned by a Wound, Stroke, &c. Een Oogkwaal. CRUY’SAGE, (in Ichthyology) a Species of Shark with a triangular Head. Een Soort van een Haai, met een driehoekig Hoofd. CRUZA’DO Eortugueze Coin. Een Portuee- CRUZA’TE * r sc ^ e ® ucaat , houdende omtrent 33 ’ j St. Hollandsch. CRY. CRY’AL, (in Ornithology ) the Heron. Een Ryger . CRY’ER, (in Ornithology ) a Kind of Hawk, cal- led the Falcon gentle , an enemy to Pigeons. Een Kiekendief, een Soort van een Valk. CRYPTiE , (L. ) the Graves of the Martyrs, whe- re the primitive Christians met to perform Di- vine Service; hence also a Church under Ground is called Crypta, as that of St. Faith’s, former- ly under St. Paul’s. Een onderaardsch Gewelf-, de Graven der Martelaars, daar de eerste Chris- tenen vergaderden , om hunnen Gödtsdienst te verrichten. CRYPTANTHE, £one of Linn^us’s Clafses of CRYTOGAMIA, y Plants, the Organs of fruttifi- cation of which is either concealed within the Fruit itself, or fo minute as to escape observa- tion. Planten waar aan de Vruchten en Bloe- men bezwaarlyk te zien zyn; zo als Mofsen ,Va&- ren , 'Wieren , Champignons, enz. CRYf roo'RAPHV , Of xfvvTti and , Gr. Writing) the Art of Secret- writing , or Wri- ting in Cypher. De Konst van met Karakters öf Cyffers te fchryven. CRYPTOL’OGY , (of xpvzrDs and , Gr. ) a discoursing or fpeaking in fecret, a whispering privately. Heimelyk Gesprek ; Inluistering. CRY’STAL, (among Chymists) the Part of a Lye made of any Metal or Mineral that remains con- gealed after fomePart of the Moisture is drawn off. Kristal ; Zout het welk door Cristallisatie öf Kristal - fchieting uit eenige Stöffe getrokken word. CRY’STAL Mineral, a Preparation of purified Salt- petre , called also Sal-pruneilag. Bërg-krystal , Sal-prunel. CRY’STAL of MARS , a Preparation of Oil of Vi- triol and filings of Iron, called also Salt or Vi- triol of Mars. Krystal van Mars.! CRY’STAL of Silver, is the Body of Silver chymi- cally opened , and reduced into the Form of a Salt, by thg Spirit of Nitre. Krystal van Zilver. CRYS- CRY. CUB. CRY’STAL of Tartar , a Preparation of Tartar. Krystal van Wynsteen. CRY’STAL of Venus , Copper reduced into the Form of Vitriol by Spirit of Nitre, called also Vitriol of Venus. Krystallen van Vitriool. CRY’STALLI ( L. among Physicians ) Eruptions or Pustuls , about the Size of a Lupin , white and transparent, which fometitnes break out all over the Body. Varkens zweeren. CRYSTALLINE Heavens , ( among Astronomers ) two Spheres , fupposed by the Astromers ot old- by one of which they explained the flow Motion of the fixed Stars, fupposing that they caused them to move one Degree Eastward in 70 Years; and by the other, they folv’d a Mo- tion , which they called the Motion of 1 repi- dation and Libration, by which they imagined the Sphere to fway from Poie to Pole, De Krystallyne of vloeibaare Hémelen. CRYSTALLINE Humour , (with Oculists') a white ihioing Humour of the Eye, taken to be the first Instrument of Sight, called also Icy Humour, ’t Kristallyne vocht van het Oog. CRYSTALLOl’DES. Zie ARANEA Tunica. CRYSTALLIZATION, (in Chymistry ) is the re- ducing of Salt into final 1 figured Particles, clear as Crystal. Krystal-v arming , Krystal-fchieting. To CRYSTALLIZE , ( crystalliser , F.) to reduce to, or grow into fuch Crystals, by being dis- solved in fome Liquor, and fet in a cool Place to ihoot into Crystals. Kry stalkeren, töt Krys- tal worden. CRYSTAL’LOMANCY , ('*/> Gr. in Antiquity ) a Kind of Divination , performed bv Means of a Mirror, wherein the Figures of the Things required are raid to have been re- presented. Een Soort van Wighelaary of Waar- zegger y met een Spiegel. CUB. To CUB , to bring forth, applied to a Fox or Bear. Jonge werpen. CU’BATURE, (in Geometry ) is finding exaftly the cubical folid Content of any proposed Body, in Inches, Feet, Yards, &c. Het vinden van de nétte Inhoud van een Taerling Lighaam. CUB’BRIDGE Heads , (in a Ship ) are the Bulk- heads of the Fore-castle and the Halfdeck. De Beschutten van de Bak , en ’t half Dek van een Schip. CUBE , ( Cuius , L. KilSef , Gr. in Geometry ) is a folid Body terminated by fix equal Squares, as a Dye truly made. Taerling , zeshoekig vierkant , een vast Lighaam , met zes gelyke vierkante Vlakt ens. CUBE , ( in Algebra ) is the fecond Power from the Root, and is formed by multiplying the Root CUB. 403 continually into itself twice, as a is the Root. a a the Square , and a a a the Cube. Ht% tweede Vermogen van de Wortel in de Stëlkonst. CUBE, (in Arithmetick ) is that which arises from the Mulplication of any Number first by itself, and then by theProduft; fo 125 is a Cube Num- ber produced by 5 first multiplied by itself, and then by 25 the Product. Een Quadraat Getal , een Wortel getal. CUBE/?oöf,is the Side of a Cube Number; fo 3 isrhe Side or Root of 27. De vierkante , of Quadraat\ wortel. CUBEBS , (in the Materia Medica') Aromatick Fruits brought from the East-Indies , good for llrengthening the Brain , and drawing Phlegm from the Head. Cubabe , öf Staart-péper. CU’BICAL Artery, (in Anatomy) is a Branch in the Axillary Artery. Een Tak van de Oxel flag-ader. CU’BICAL Foot, a Measure of folid Bodies, which are a Foot every Way. Een Voet in 't vierkant. CU’BICALLY, in Form of a Cube. Taerlings wy- ze , in de Gedaante van een Taerling. CU’BICK Equations , (in Algebra ) are fuch where the highest Power of the unknown Quantity is a Cube. Taerling -gelykstêllingen, in de Al- gebra. CUBICULAR , (cubicularis , 'L. ) belonging to a Bed-chamber. Dat betrekking töt een Slaapka- mer heeft , öf daar toe behoord. CUBIDIA, a Genus of Spars, fo called from their being of the Shape of a Cube, or common Dye. Een Soort van Muscovisch Glas. CU’BIFORM, (cubiformis, L.) in the Shape of a Cube, 1 aerling-vormig. CU'BIFORME Or. Zie CUBOIDES. CU’BIT , ( Cubitus , L. ) the Lenght of the Arm from the Elbow to the middle Finger ; or ac- cording to fome , the middle Part between the Shoulder and Wrist. Een Elk , de Lengte van de Elleboog töt de middelste Vinger. CU’BIT , a Scripture Measure , about 5 English Feet, 9 Inches, and 888 Decimal Parts. El- le , een Maat in de H. Schrift , van vyf voet en tien Duim. The CU’BIT , (in Anatomy ) is a long hard Bone , which lies in the Inside of the Arm , reaching from the Elbow to the Wrist. Het Armbeen , töt de Handt. CUBITiEUS Ext emits , (L. (among Anatomists) a Muscle ferving to extend the Wrist. De uit- wendige Elleboogs-fpier. CUBITiEUS Internus,( L. with Anatomists) a Mu f = cle ferving to bend the Wrist. De inwendigs Elleboogs-fpier. CUBITAL, containing the length or measure of a Cubit. De Lengte öf Maat van een Elleboog. Eee 2 CUBI- 404 CUB. CUC. CU’BITURE, ( Cubitura , L, ) a lying down. Né- derlëgging. CU’BOCUBE, *) ( in Mathematicks ) is the fixth CU BED-CUBE, j Power of any Number of Quan- tity ; fo 64 is a Cubed Cube , raised from the Root 2 , five Times mukiply’d into itself. Het zesde Vermogen van een Getal öf Veelheid in de Wiskonst. CUBOFDES , (in Anatomy) is the feventh Bone of the Tarsus of the Foot. Het zevende Been des Kraaakbeens van de Voet. CUC. CUCK’OW Flower , the Herb Lady’s Smock. Wil- de Kers. CUCK’O W-fpittle , the frothy Substance or Dew found about the Joints of Lavender , in the Spring time. K oekoeks-fpog , Dauw die men in Lente op de Lavender vind. CUCK'OWfpittle-InseH , a Species of Cicada , fo called from its producing the Substance Cuc- kow-fpittle. Een Wormpje dat de K oekoeks fpog voortbrëngt. CUCUBALUS, (in Botany) a Genus of the Decan- dria-trigynia Clafs of Plants. Een Plantgewas van dien Naam - CUCULLARIA, (in Zoology) a Species of Phalas- n®, or Moths, with afimple Antenna;, a Spiral Tongue, and the forehead a little prominent. Een Soort van Motten. CUCULLART3, (in Anatomy )a Muscle of the Sca- pula, otherwise called Trapezius. De Monniks- kap J 'pier. CUCULLATÉ, Mcucullatus , L. ) hooded, co- CUCUL' ATED, f vered with a Hood or Cowl; resembling a Hood. Gekaveld ; met een Kovel • of Kap gedekt. CUCUL’LATE Flowers , ( among Botanists) are fuch as resemble a Monk’s Hood or Plelmet. Gekapte öf gekovelde Bloemen ; Kap - vormige Bloemen. CUCULUS , ( in Botany ). Zie CUCUBALUS. CU’CUMBER, ( Cucumer , L. ) a well-known Fruit. Komkommer. CUCU’PHA, (among Physicians) a Cover for the Head , made of Cephalick Spices powdered, fewed within a Cap, and worn against Catarrhs and Diseases of the Head , &c. Fen Kruid- mutsje, öf Zakje met Kruiden en Speceryen ge- vulde CUCURB’ITE, ( F. Cucurlita , L. ) a Chymica! Ves- sel of Glafs , Earth , or Metal , made in the Shape of a Gourd , used in Distillations and Redifications. Een Kolf, Zyp-glas , öf Disti- ker-vaP. CUC. CUD. CUE. CUF. CUI. CUCURBITA, (in Botany) the Gourd. Een Pom- poen, K auwoerde. CUCURBIT ACEOUS Plants. Kalbas draagendt Planten. CUCURBIT1NI Lumbrici , (L.) broad Worms re- sembling Gourd Seeds in Shape, that breed in the Entrails of Men , &c. Wormen van gedaan- te als K auwoerde Zaadt , die in de Ingewanden der Mënschen groeijen. CUCURBIT’ULA , a Cupping-glafs. Een Köp-glas ; een Glas om méde te Koppen. CUCUYOS, an American Fly, which Ihines in the Night fo briskly, that Persons may fee to tra- vel, read, and write by the Light of it. Een Amcrikaansche Vlieg, die ’sNagts Licht geeft. CUD. CUD, the inner Part of the Throat in Beast. Het binnenste Gedeelte van de Keel der Beesten. CUD’DY, (in a first Rate Man of War) is a Place lying between the Captain’s and the Lieute- nant’s Cabins , under the Poop, and divided in- to Partitions , for the Master’s and Secretary's Offices. Een Plaats tufschen de eerste en twee- de Kajuit , onder de Spiegel van een Schip. CUDE Cloth, a Face-cloth for a young Child, which anciently was used at Baptizings , and was the Priest’s Fee. Een Doop-doek, die over het Aan- gezigt van een. Kindt gelegt wierd , en profy t voor den Priester was. CUDGEL -proof, able to resist a Blow given by a Stick or Cudgel. „ His doublet was cudgel- proof”. Hud. Bestant tégen Knuppel-flagen. CUD Lose, an inflrmiry in f.nros , Oxen , and Sheep , &c. Een Keel - kwaal der Koeijen , Ofsen ere Schaapen. CUD -weed , ( in Botany ) or Chaff-weed. Gnapha - lium, Scheer-wol öf Dons. CUE. CUER’PO, (Span, a Body) to walk in Cuerpo , i. e. to go without a Cloke , to iliew one’s Shape-. Zyne Gedaante vertoonen , zonder Mantel gaan. CUETPI, pulleth, forceth. Getrokken , gedwongen. CUF. CUFF, ( Zuffa , leal.-) applied to Birds, to ftrike with the Talons, or with the Wings. Met de K laauwen öf Vleugels flaan. CUI. CUI ante Divortium, (L. i. e. to whom before Di- vorce) a Writ impowering a divorced Woman to recover her Lands from him to whom her Plusband did alienate them during the Marria- ge, because fhe could notgainfay it. EenSchrif- telyk CUI. CUL. telyk Bevel, waar by een gesepnareerde Vrouw Macht krygt, om de Landeryën die haar Man, geduurende het Huwelyk vervreemt hadt , te naasten . CUI in vit cl , ( L. )' a Writ of Entry for a Widow upon her Land, alienated by her Husband. Een Slide van Aanvaarding voor eene Weduwe , van Landeryën die haar Man vervreemt had. CUI’NAGE, the making up of Tin into Pigs, Sc. for Carriage. Het fnëlten van Lood in Baaren. CUL. CUL de Lamp, (in Architecture) a Term used for feveral Decorations, both of Masonry and Joi- nery. Spits of Appel van een Zoldering , Ge- welf t of Verwulfsel; als méde Bloempotten , Vi- gnetten, enz. die de Drukkers aan het einde van een Boek zetten. CUL de four , (in Architecture) a Sort of Spheri- cal Vault, like an Oven. Een rondtachtig Ver - wulfzel als een Oven. CUL de four of a Niche, the arched Roof of a Ni- che , on a circular Plan. De Gewelfde Boog van een Nis. CULAGE , (O. R.) the laying up a Ship in the Dock, in order to be repaired. Het opleggen van een Schip in een D'ök , om ’t te kalfateren. CULDEE’S , 1 a fort of religious People formerly CULDEYS, J at Scone in Scotland, fo called, d colendo Deo, for worshipping God. Een Slag van Gödts dienstige Mënschen , voor deezen in Schotland. CULEUS , ( L. in Roman Antiquity ) the largest Mea- sure of Capacity for Things liquid, containing twenty AiiH’tjuicc, ui funy Ui net,-. ZCkere Ko- meinsche Maat, houdende derdehalf Schép el , of 12 kannen Wyn. CULEX, ( in Zoology ) a Genus of two winged Flies. Een Geslacht van twee Vleugelige bloedelooze Diertjes, als Muggen, Vliegen, enz. CULL - Fish , a Kind of Fish. Een Soort van een Visch. CULW.ERS , the worst fort of Sheep, or those which are left of a Flock when the best are picked out. De flëgtste Schaapen. CULTUAGE , an immoral praótice , whereby the Lords of Manors antiently afsumed a Right to the first Night of their Vafsals Brides Een cud Recht, ’t welk Leenheeren hadden, om de eer- ste Nagt , by de Bruids van hunne Vasallen te léggen. CUL’LION . (coglioni, Ital. a Word of great Con- tempt) a low, mean, or dirty Scoundrel). „ A- vaunt ye millions”. Skasesp. Een luizige Sehob- bej ak. CUL’ LIONS, ( F. in Botany) the Name cf an Herb. De Naam van een Kruidt. r . „ . CUL • 405- ( a ™ on S Gardeners) are round Roots u ' Ilet!ler fingle, double, or tripple. Ronde li orcels van Kruiden . CUL’LION Head , a Sconce or Blockhouse ,• the lame as a Bastion. Een Rondeel öf Blokhuis. CULTIS, ( Coulis , F. of Colando , L Straining in Cookery ) a Brained Liquor made of Meat boi- ’ u o P° unc!ed in a Mortar, and pafsed thiough a Sieve to be poured either to Flesh, "4 Ki ^ ’c-° r ’ be f° re they be brought to i aoie. Bop , öf nat van uitgekookt Vleesch. CULM, a Smoke or Soot. Een rook, öf Roet. CULM, (among Botanists) a Term used to deno- te the Stalk of Grafses. T Stroo, de Steel, öf flalm van Gras en Graan-gewafsen. CUL WIEN Cceli, (among Astrologers) the highest I oint of Heaven that a Star can rise to in any Latitude. Het hoogste Punt , töt 't wëlk eene Bter kan ryzen. CULMFFEROUS , ( of Culmus , and fero , L. ) Stalk bearing. Halm-dragend. J CULMFFEROUS Plants , (among Botanists) are luch as have a fmoothjointed Stalk, and usual- y roilow , and at each joint wrapped about with fingle, narrow, long, Iharp-pointed Lea- ves, and their Seeds are contained in chaffy Husks as Barley, Oats , Rye, Wheat, Sc. Halm- dragende Planten, als Gras, Gerst, Ha- ver, Rog, enz. To CUL’MINATE , (among Astronomers) is toco- me to the Meridian,- thus the Sun or Star is laid to culminate , when it is in the highest Lome lu the Heaven that it is pofsible for it Tnt/l Mvu lS i W , hen 1C is n P° n tbe Meridian. lot deMiddaglyn komen, töt het hoogste Kruin- sup opkimmen. CULMINATION (in Astronomy) the Transit or ralsage of a Star over the Meridian , or that ï‘, of “s Orbit, wherein it is at its greatest I f e voorb y gang van eene Ster. over de Middag-lyn, óf d at Punt van haaren Kring waar in zy haar grootste Hoogte bereikt. CULMUS, (among Botanists. ) Zie CULM. CU LP’ABJLITY, the Quality which fubjefts a Thing to Blame, or renders it an Object to Blame? Bestraffens -waardigheid. CULTONtiat Meat, cut it up. Snydt dat Vleesch op. CUL’PONS , Streaks, Heaps, finall Parts. Chaw. Streepen , Ploopen , kleine Deelen. CULTRIT , (a Word of Form used by the Clerk of the Arraignments, in Trials-, to a Person in- difted for a Criminal Matter , when he has registered the Prisonner’s Plea , Not Guilty. The Word feems to be compounded of two V/ords, i. e. Cul and Prit , viz. Cul of Culpa, and is a Reply of a proper OlEcer on. behalf Eee3 40 6 CUL. CUM. CUN. of the King, affirming the Party to be guilty, after he has pleaded not Guilty; the other Word prit or pret , F. i. e. Ready; and is as much as to fay, that he is ready to prove the Party guilty. Others again derive it from Culpa in a Fault, and Prehensus , taken, L in Law) a Criminal or Malefaftor. ,, Then first the Cul- prit answered”. Dryd. Een Misdaadiger. CULRA’GE, (in Botany ) the Herb Arse-fmart. Per- sen- kruid, Water-péper. CULTELLATION , a measuring of Heights and Distances by piece -meal; that is, by Instru- ments which give us fuch Heights or Distances by Parts, and not all at one Operation. Het meeten van Hoogtens en Afstanden flukswyze. CULTER, (in Surgery) a Knife. Een Mës. CUL’VENAGE, Faint-heartednefs; or turning the Tail to run away. Bloheid. CUL’VERIN , (Couleuvrine , F. of Colubra , L. a Snake ) a Piece of Ordnance about five Inches and a Quarter Diameter in the Bore, carrying a Ball of 1 8 lb. Een Slangen-Jluk , lang Veld of Battery-Jluk . CULVER&ey, (in Botany) a Flower which grows wild in the Fields. Zékere Veldbloem. CULVERTAGE , ( in the Norman Law ) the Es- cheat or Forfeiture of a Vafsal’s Lands to the Lord of the Fee. De verbeurte der Landeryën van een Vasal aan zynen Heer . CULVERTAIL , (among Shipwrights) is the faste- ning the Ships Curlings into the Beam. Zwa- luwstaerten. CUL’VERTAIL , (among Carpenters) a particular Manner of fastening Boards , by letting one Piece into another. Ploegen , Planken in één ploegen. CUM. CUM’BLE , full heaped Measure. Vol- gehoopte Maatte. CUMMIN, (in Botany.) Komyn. To CUMULATE. ( cumulare , L. ) to heap up. Op. hoopen. CUMULATION , (L. ) a heaping up. Eene Op- hooping. CUN. CUNCTA’TION, (L. ) Delay , prolonging of Ti* me. Uitstel , Verschuiving , Draaiing. CU’NEAL, relating to, or having the Shape of a Wedge. Tot een Wig behoorende öf ’t formaat daar van hebbende. CU’NEATED , made in the Form of a Wedge. In de Gedaante van een Wig gemaakt. CUNEIFORM , (among Botanists) in the Form of a Wedge. WigvSrniig . CUN. CUP. CUNEIFORMS Os, (L among Anatomists) a Bo* ne of the Head, fo called from its Resemblan- ce to a Wedge, Het Grond 'óf Wiggebeen van ’t Bekkeneel. CUNE IFOR MIA Ofsa , (L. among Anatomists ) are three Bones of the Tarsus, which is Part of the Foot. De Wiggebeentjes van de Tarsus «ƒ Voorvoet. CUNET’TE, (F. in Fortification) a deep Trench, about three or four Fathom wide, funk about the middle of a dry Moat, to make the Pafsa- ge more difficult to the Enemy. Een diepe door- snyding van drie óf vier Vadem wyd, die in J s midden van een drooge Graft aangelëgt voord, om den Doortöcht van den Vyand te belemmeren. CUNEUS , (L. in Mechanicks) the Wedge. Een Wigge. CUNEUS, (L. in Antiquity) a Batalia or Compa- ny of Foot drawn up wedge-wise, ffiarp befo- re and broad behind. Eene Bende Voetvolk in ’t formaat van eene Wig geschaart. CUNEUS , ( in Natural History ) a Kind of fofsile muscle Shells , with one fide much longer than the other. Een Soort van Mofselschulpen, die uit de Aarde gedolven warden. CUNI CULOUS, full of Coney-burroughs. Vol van Konyns holen. CUNI'CULUS, (L. in Zoology) the Rabbit. Het Konyn. CUNILA, (L. in Botany) an Herb of which are three Sorts, Savory , Marjoram , with the fmall Leafs, and Penny-royal with the broad Leaf. Keul- óf Boon - kruid ; fmalbladige Majorein, m brp.ed-bladise Poley. CUN’NSR, (in Ichthyology) a Sort of Fish. Een Visch van dien Naam. CUNT, (Con, F. Cunms,L.) Pudendum Muliebre. De Schamelheid der Vrouwen. Een laag Woordt. CUN’TEY-CttraJey , (O. L. T. ) a Trial in Law an- swerable to the ordinary Jury. Eene Rechts - pleeging voor de gewoone Jury. CUNTOR , (in Ornithology) a Bird in America , with a Beak fo ftrong and ffiarp, that it will pierce an Ox-hide; fo that two of them will fet upon , kill , and devour a Bull. Een Soort van een Arend , in Amerika. CUP. To CUP , to fupply with Liquor. „ Cup us till the World grow round”. Shakesp. Van Drank voorzien. To CUPBOARD, (figuratively) to hoard. „ Still cup-boarding the Viand”. Shakesp. Ophoopen, opstapelen. CUP, (among Botanists , ) Z ie CALYX. CUP CUP. CUR. CUP Shot, (who is in his Cups overloaded with CUP Shoten, S Drink, drunk. Geknipt, dronken. CUPANIA ( in Botany) a Genus of the Pentandria - monogynia Clafs of Plants. Een Plantgewas van dien Naam. CUPID’ITY, ( Cupidité , F. of Cupiditas , L. ) Con- cupiscence , inordinate Desire, Covetousnels, Sensuality, Lust. Onmaatige begeerlykhetd. CUPOLA , ( Cupola , leal, in Architecture') an ar- ched Tower of a Building, in form of a Bowl turn’d upside down. Een Koepel . CUP’PEL. Een Smeltkroes. Zie COPPEL. CU’PREOUS , ( cupreus , L. ) Coppery, or consis- ting of Copper. Koperwerk , uit Koper bestaands • CUPRESSUS. Zie CYPRESS. CUR. CU’RACY, CU’RATE -ship. (of Cura , L. Care) the Office , of a Curate. Voogdy schap , Toe - zicht. CURATION, (in Physick ) is a right Method of finding out, by Symptons , proper Remedies for any Disease. Eene regte Wyze om door Tékenen de gepaste Middelen voor eene Kwaal te vinden. CU’RATIVE, ( Curatura , L ) Care in ordering or managing any Thing. Zörge , Bezörgtheid. CUR A’ Tl VE Indication , (among Physicians ) a Sign which has relation to the Disease to be cured. Een Téken dat betrekking heeft tot de Kwaal die geneezen moet worden. CU’RATIVE , relating to the Cure of a Disease ^re- covering, or ahle to recover from a disorder. Both preservative and curative”. Arbuth. Ge- neezende , herstellende. A CURB, a Part of a Bridle; also a Swelling be- neath the Elbow of a Horse’s Hoof. Een Snaf- fel , een gedeelte van een Toom , öf een Gezwel onder de Buig van een Paerds hoeve. To give a Leap upon the CURB , ( in the Manege ) 6 is to fhorten the Curb by laying one of the Mai- ler or SS like joints of the Chain, over the rest. De Snaffel aanhaaien. CURCULIO, (in Zoology ) a Genus of Beetles, di- tinguished from the other Kinds, by having the Antennas affixed to a long horny Rostrum or Snout. Een zéker Geslacht van Torren. CUR’CUMA, (in Pharmacy ) an Indian Root, com- monly called Turmerick. Kurcoma, of Indiaan- sche Saffraan. CUR’DY, coagulated, clotted; full of Clots. Ge- strêmt , geklontert, völ Klonten. To CURE, (curare, L. ) to heal. Geneezen , heelen. CURE'BULLY, Tann’d Leather. Chauc. Gelooid Leêr. CUR’FEW , ( Couvre-feu , F. e. Cover the Fire ) CUR. 407 a Law made by William the Conqueror, that all Persons fhould put out their Fire and Lights at the ringing of the Eight o’Clock Bell, and go to Bed. Een Wet, door Willem. denOver- winnaar gemaakt , dat alle Mënschen op het Lui- den van de Klok , van agt uuren , hun Vuur moesten uitdoven en na Bedt gaan. CUR’FEW Bell, Eight o’Clock Bell. De Klok van agten. CURIA, (in Roman Antiquity) a certain Division or Portion of a Tribe. • Een Kerspel, öf gedeel- te eenes Stams. CU’RIA,(L. ) a Court of Judicature; also the Com- pany of Tenants who did their Service at the Lord’s Court. Een Rechtbank , Gerechtshof , enz. CU’RIA advisare vult , ( Law Term) a Deliberation intended to be taken by the Court upon a Mat- ter , before they proceed to pafs Judgment. Eene Beraading van de Rechters voor dat zy Von- nis wyzen. CURIA Aquce cursus, a Court held by the Lord of the Manor of Gravesend , for the better mana- gement of Barges, and Boats that use the pas- sage on the Thames , between that Place and London. Een Rechtbank van den Heer van Gra- vesend, over het bestier van de Boeijers, Schui- ten , enz. CURIA claudenda, a Writ which lies against a Man, who being under Obligation to fence his Ground, refuses, or delays it. Een Schriftelyk Bevel, aan iemant die verplicht is zyn Landt te omtuinen, en zulks weigert. CURIA Domini , the Lord’s House, Hall , or Court , where all the Tenants attend at the Time of holding Courts. Het Huis, de Zaal, öf 't Hóf van eenen Heer. CURIA’LITY, (from Curialis , L. ) the Privileges, prerogative , or retentie of a Court. ,, The Court and Curiality”. Bacon. De Voorrechten , öf de Stoet van een Höf. CURIO , (in Roman Antiquity) the Chief and Priest of each Curia, or Ward. Een Parochie , of Karspel Priester. CURL, a Wave; undulation, or waving Line. Een Golf , öf golvende Lyn. CURLEW’, (in Ornithology) a Water Fowl. Een Water-vagel. CUR’LINGS, (among Hunters) the little fpotted Cutis with which the Burr of a Deer’s Head is powdered. De kleine Vlakjes daar de Knop- pen van de Hoorns van een Hert méde be- zaait zyn. CUR’RANTS , (q. d. Corinths, from Corinth, the Place whence they come ) a Sort of Fruit of the Grape kind. Aalbefsen, Korënten. CURREIDEN , courted, curried* Favour. Chauc. Gevryd, afgevryde Gunst. CURRI- 4oS CUR. CUR’RIDOW , a Curry- favour or Flatterer. Een Flik-flooij èr , Vleijer. To CUR RY Favour, to make Suit to one, to get into or insinuate one’s felf into Favour. Iemant vleijen om zich in zyne Gunst te wikkelen. CUR’SER , ( Cursor , L. a Courier, an Exprefs , a Mefsenger of Haste. Een Looper , Bode, Cour - rier. CURSHIP, Dogsbip, Meannefs, the State or Con- dition of a mean and abjcéï Person. ,, How durst he oppose they curship”? Hudib. Laag- heid, Geringheid , Hondsheid. CURSOR, (in Mathematical Instruments') any fmall Piece that 'Aides. Alle kleine Stukjes in Wis- konstige Instrumenten , die verschuiven. CURS’ORY , a little Ruler of Erafs, representing the Horizon. Een kleine kopere Lineaal , ver- toonende de Horizont. CURST, fierce, fhrewd. KSrzel, fors , vinnig. CURST’NESS, Fiercenefs, a crabbed , dogged, Cur- ly Humour ; Rigorousnefs. Körzelheid, Nors- heid , Gémelykheid: CURTAIL Dog, a Dog whose Tail is cutoff, and is thence rendered unfit for coursing. EenHondt met een af gekapte Staert. Double CURTAIL, a Musical Instrument that plays the Bufs. Een Muziek Instrument , ’t welk de Bas J 'peelt . CURTAIN, (in Fortification j is the Front of a Wall or fortified Place , between two Bastions. Een Gordyn. CURTA’NA, (King Edward the Confefsor’s Sword CURTE’YN, 5 without a Point (an Emblem of Mercy) which is carried before the Kings and Queens of England at their Coronation. Ho- ning Eduard, de Belyder's Zwaard zonder Punt, enz. CURTATE Distance, (in Astronomy) the Distan- ce of the Sun’s Place, and that of a Planet re- duced to the Ecliptick. De Afstant van de Plaatse der Z ome en die van een Planeet , tot de Ecliptica gebragt. CURTATION , ( L. ) Ihortening. Korting , Ver- korting. CURTA’TION of a Planet , ( among Astronomers ) according to fame, is a little Part of a Line cut off from its Distance from the Sun. Verkorting van een Planeet. CUR’TI Cone, (in Geometry ) a Cone whose Top is cut off by a Plane parallel to its Basis. Een afgetöpte Kégel. CURTILAGE . ( Law Term ) is a Piece of Ground. Yard, or Garden -plat belonging to, or lying rear a House. Een Grond, Plaats öf Bloemperk by een Huis leggende. CUR. CUS. CUR’TILES Terns, (among the Feudists ) Court- Lands , or Lands properly belonging to the Court , or House of a Lord of a Manor. Hof- landt , of ’t Huis van eene Heerlykheid. CURVATOR Coccygis, (in Anatomy ) a Name gi- ven by Albinus to a Muscle of the Coccyx, discovered by himself , and not described by any Author. De Spier van het Staertbeen, door Prof. Albinus ontdekt. CURVATURE of a Line, is the peculiar Manner of its bending or flexure by which it becomes a Curve of fuch and fuch peculiar properties. De Kromte , öf Bogt van een kromme Lyn. CURVE Lines , (in Geometry ) crooked Lines; as the Periphery of a Circle, Ellipsis, &c. Krom- me Lynen. Regular CURVES, (in Geometry ) fuch Curves as the Perimeters of Conic Sections are , which are always curved and bent after the fame re- gular Geometrical Manner. Régelmaatige krom- me Lynen. Irregular CURVES, (in Geometry ) fuch as have a Point of Inflection , and which being continued, do turn themselves a contrary Way , as the Concoid and Solid Parabola,. Onrégelmaatige kromme Lynen. To CURVE, to bend, to crook; to bend back, or fold. They Tongue is drawn back and cur- ved”. Holder. Buigen, krom. maaken , ombui- gen, öf vouwen. A CUR’VET , ( Courbette , F. Courvetta , leal. ) the Gait, Motion, or Praftising of a managed Hor- se. Een Corbet. CURVILIN’EAL Figur/s , (in Geometry ) Spaces bounded by crooked Lines; as the Circle, El- lipsis , Spherical Triangle, &c. Krom-lynigt Ruimtens , öf Figuur en. CURVILIN’EAL , CURVILIN EARY , of curvus and line a , L.) crooked lined. Krom van Lynen, krom-lynig. CURV1ROSTRA , (in Ornithology j a Species of Loxia. Een Vogel van dien Naam , anders ook Kruisvogel genaamd. CURVIROSTRA, (in Natural History) a Name gi- ven to those fofsile Cockles which have their Beak Banding not in the middle of the Shell, but inclining to one or the other fide. Een Soort van Slak- hoorntjes die uit de Aarde gegra- ven worden. CURU’LE Chair. Zie Curule CHAIR. CU’RY Favel , Flattery. Vleijery. CUS. CUSCUTA , (in Botany) Dodder, or Withwind. Wrange , öf Scurf te , Viltkruid. CU5HI- CITS. CUSH’INET, (Coufsinet, F. ) a little Cushion. Een Kufsentje. CUSK’IN , an Ivory Cup. Een Ivoor e Kop of Schaal. CUSP, (Cuspis , L.) the Point of a Spear, &c. It is particularly used in Astronomy , to exprefs the Points or Horns of the Moon De Punt if het Spits van een Speer, enz. dock eigentlyk de Punten of Hoorns van de Maan. CUSP , ( in Astro ogy ) the first Point of the twelve Houses in a Figure or Scheme of the Heavens. Het eerste Punt van de twaalf Hémel-huizen. CUSP’ATED, (in Botany ) is when the Leaves of a Flower end in a Point. Puntig, gepunt, /pits toeloopende. To CUSP IDATE . ( cuspidare , L ) to fharpen ac the Point, to bring to a Point. Punten , een Punt aan flypen. CUSP’iDATKD , ( cuspidatus , L.) pointed like a Snear. Gepunt , dat een Punt öf Spits heeft. CUSPIDATED Plants , fuch Plants whose Leaves are pointed like a Spear Speervormige Pianten. CUSTO DE admittendo , (L ) a Writ fur adm tting a Guardian. Een Geschrift om een Voogdt toe te laaten. CUSTODE amovendo , ( L. ) a Writ for removing of a Guardian. Een Geschrift om een Voogdt af te zetten. CUSTOM, (in Law) is a Law or Right not writ- ten, which being established by long Use. and the Consent of our Ancestors that were Ultra Trivatum , i. e beyond the third Generation, common'v accounted about ioo Years, is dee- med as a Right in Law. Gewoonte , anngenoo- me Gewoonvc. CUSTOM, ( in Trafiek ) is a Duty paid by the Sub- jeft to the King, u on the Importation or Ex- portation of Commodities ; fo called, because Tonnage and Poundage were only granted by Parliament for certain Years till the Time of Henry VI. but then constantly and perpetually , thence called Customs, or Customary Payments. Uitgaande' en Inkomende Rechten. CUSTOMARY Tenants , ( in Law) fuch as hold by Custom of the Manor. Gewoone Huurders. CUS’TOMAUNCE , Custom. Chauc. Gewoonte. CUSTOMS and Services Zie CONSUETUDINI- BUS & Servitiis. CUS’TOS, (L. ) a Keeper, a Guardian. Een Op- zichter , Bestierder , Voogdt. CUS’TOS Brevium , (L. ) tine principal Clerk be- longing t < the Court of the Common Pleas. De eerst “ Klérk van de gewoone Rechtbank. CUSTOS Rotulorum , (L.) he that hath the kee- ping of the Records of the Sefsions of Peace : He is always Justice of the Peace, and of the CUS. CUT. 409 Quorum \n the County where his Office is, &c. De Registerbewaarder van de Land-richtdagen. CUSTOS, (of the Spiritualities) he that exercises Jurisd ft'on during a Vacancy of a See. Hy die het Rechtsgebied heeft , geduurende het open liaan van een Bifschops Zetel CUSTOS Oculi, (among Surgeons ) an Instrument for preserving tine Eye from being hurt in fome Operations. Een Instrument am te verhinde- word** M °° S ’ ^ Cene Uperatie beschadigt CUSdOS, (in Printing) the last Word of a Pige, which is the first on the next. Gustos, hVys- woord , in de Drukkonst. CUSTREL , a Servant to a Min of Arms, or z Prince’s Life-guard. De Dienaar van een Krygs- man; öf de Lyf wacht van een Vorst. CUT. T° CUT a Feather , ( Sea Term) is when a well-' bow’d Ship fo fwiftly presfes the Water, that ic foams before her, and in a dark NDbt feem ! ' to fparkle like Fire Dit zégt men als een Schip zo hard zeilt, dat hetfVatervoor de Boeg fchuimt' en in t donker als vonken fchynt te fparkelen. To CUT the Sail , is to unfurl it , and let it fall down. Het Zeil flryken , laaten vallen. CUTANEOUS, relating to the Skin. Vel achtig' tot het Vél öf de Huidt behootenie. CUlH, (Sax.) Knowledge. Kënnifse , Kundigheid » CUTHBERT , (Sax.) one famous for his knowled- ge Een Kundige , die vermaard is wegens zyne Kundigheid J CUTHW N , (Sax.) a knowing Conqueror. Een kundig Overwinnaar . CUTICLE, (in Anatomy, and Botany.) Zie FPfi. DERMIS. CUTIS , (in Anatomy) the Skin. De Huidt : het Vel dat onder de Opperhuidt legt. CUT’LETS in Cookery , ( of Cote lette , F ) final! Ribs of a Neen of Mutton or Veal. Koteletten , Schaapen öf Kalfs Karbonaden van den Nek. CUTTER of the Tallies, an Officer of the Exche- quer, wt.o provides Wood ior the Tallies, and cuts the Sum paid upon them. Een Amptenaar van de Thresaurie , ehz. CUT TERS , the little Streaks in the Beam of a. Deer. De kleine Streepen in de Straal van eert Rhee. CUTTING the Neck, (among Reapers) a cutting the last Handful! of Handing Corn, which when it is done, they give a Shout and go to Merry, m iking, it being the finishing of fuch a Man’s Hirvest. Het Einde van iemands Oogst CUT TINGS, (with Gardners) Branches ox Sprigs F f f of ; 4io CUT. CUV. CUY.CUZ.CYA.CYC. of Trees or Plants cut to fet again. Stekken, Hfzëtzels van Planten. CUTTLE Fish, ( Ichthyology ) a Sea Fish. De Spaansche Zee-kat . CUTTS, a Sort of flat-bottom Boats formerly used in the Channel for transporting Horses. Een Soort van platgeboomde Vaartuigen, CUV. CU’ VA, a Keever, a Vefsel for Brewing. Een Koel' kuip der Brouwers. CUVETTE, (in Fortification.) Zie CÜNETTE. CUY. CUY’NAGE, the making up of Tin for the better Carriage of it. Het oppakken van Blik om ’t te béter te vervoeren. cuz. CUZ . (among Printers') one admitted, by a jocular Ceremony , to the Privileges of a Printing-hou- se. Iemand die met eene belaghelykg Ceremonie op een Drukkery toegelaaten word. CYA. CYANELLA, (in Botany ) a Genus of the Hexan- dria-monogynia Clafs of Plants. Een Plantgewas van dien Naam , behoorende tot de bovenstaande Klafse, CYANUS , (L. in Botany ) the Blue- bottle. De blaauwe Koorn-bloem. CYATHIFORMiS , (among Botanists) in the Form of a Cup. Béker-vörmig ; dat de Gedaante van een Cylinder -vormige Beker heeft. CYATHUS , (kusiÓo s, Gr. in Roman Antiquity ) a liquid Measure, containing half a Pint Wine- measure. Eene Vochtmaat van een half Pint. CYC. CYCAS , ( in Botany ) a Plant. Een Plant van dien Naam. CYCLAMEN, (L. in Botany ) Sow -bread. Var - kens-brood. CY’CLE , (F Cyclus, L. of ICsfia©- , Gr. ) is a continual Revolution of Numbers, which go on without any Interruption from the first to the last , and then return again to the first. Een ge- stadige omloop van Getallen , of Nommers. CY’CLE of the Sun , is a Revolution of twenty-eight Years, for finding out of the Dominical Order as before; the Solar Cycle. De Zonne kring, Zonne-j aar -kring-. CY’CLE of the Moon, or Golden Number, is a Pe- riod or Revolution of nineteen Years, invented to make the Lunar Year agree with the Solar, after the Expiration of which all the Lunations return to their former Place in the Calendar, that is 3 the New Moons happen in the fame CYC. CYD. CYG. CYL. Month , and Days of the Month; the Lunar Cycle. Maan kring, of Guide getal. CY’CLE of Indiffion ,a Revolution of fifteen Years, established by Constantine the Great, A. C. 3 1 2 . Vyftienj aar-kring. CY CL1DIA , (in Zoology) a Genus of Animalculus of a roundish Figure, without any Limbs. Een Snort van zeer kleine ronde Diertjes}, zonder Léden. CYCLiSCUS , (of Kt/'xA®' , Gr. in Surgery) au Instrument in Form of a Half-moon, used by Surgeons to fcrape away Rottennefs. Een Heel- meesters Instrument in de Gedaante van een hal- ve Maan. CYCLOI D , ( in Geometry ) a Figure made by the upper End of the Diameter of a Circle turning about a right Line. Een Figuur gemaakt door t bovenste End, der Middellyn van een Cirkel. CYCLOIDAL, relating to a Cycloid. Tot een Cy- cloïde behoorende. CYCLOI’DAL Space , the Space contained between the curve or crooked Line and the Subtense of the Figure. De Ruimte tufschen de kromme Lyn , en he t Steunsel van een Figuur. CYCLO ME1RY , (of Kv^a© - ’ , and /k/et^s», Gr. Measure) the Art of measuring Cycles. De Konst van een rond getal te meeten. CYCLOPiE’DY, (Cyclopedie , F. Cyclopaedia, L. of xvKteTTxi&ct , of jUxA©-, a Circle, and Discipline, Gr.) the Circle of Arts and Scien- ces, or universal Knowledge. De Weet-kring, de Cirkel van Konsten en Wectenschappen. CYCLOPHORTA Sanguinis, (L.) the Circulation of the Blood. De Omloop van ’t Bloedt. CYCLOPTERUS, (in Ichthyology) the Lump-fish, De Klomp visch. CYD. CYDONIA , (in Botany) the Quince -tree. De Kweén-boom. CYG. CYG.NUS, (L.) a Swan; also a Noyther Constella- tion. Een Zwaan ; als méde een Hoorder Ge- sternte. CYL. CYL’JNDER, (Cylindrs , F. Cylindrus , L. of %&* An'4^'. Gr.) a Roller, a Rolling Stone. Een Röl, Röl-fteen. CYL’INDER, (in Geometry) is a Solid, formed by the Revolution of a refhngled Parallelogram about one of its Sides; fo that it is extended in Length equally round, and its Ends or Ex- tremities are equal Circles. Een langkwerpig* rond Figuur. CYLINDER charged , (in Gunnery) is the Cham- ber of a great Gun , or that Part that receives the. CYL. CYM. CYN. the Powder and Shot. De Kamer van een Stuk grSf Geschut. CYLINDER Concave, (in Gunnery ) is all the hol- low Length of a Piece of Ordnance. De gehee- ■ le Holte , van een Stuk Geschut. CYLINDER Vacant, (in Gunnery') is that Part of the Hollow that remains empty after the Gun is charged, or that Part between the Trunnions and the Muzzel. Dat gedeelte in de HSlligheid van een Stuk Geschut 't welk ledig blyft na dat het Geladen is. CYNANCHE, ( among Physicians. ) Zie ANGINA theB ftêof ; ^«OMadnefs caused by Lieift anri wP ë .’ Wherein . the Patient avoids intoDogs rïn e d ^?ate fheiHsF CYLINDRICAL, (Cylindraceus , L. of KvMvJ'ctpuJïu , Gr.) belonging to , in Form of , or liketo a Cylin- der. Cylindervörmig , tot een Cylinder behoorende. CYLINDRO’ID , (in Geometry) is a foil'd Figure, with Elliptical Bases , parallel and alike fituated. Een vast Figuur , met ovaale Basis , parallel en éven eens gestè'lt. CYM. CY’MA, (R vgj», Gr. in Botany) is the Top of any Plant or Herb; also , the tender Stalk which Herbs fend forth in the beginning of the Spring. De Top van een Kruid 8f Plant; alsmede de Steng , die dezelve in ’t begin van de Lente fchiet. CY’MA , I (in Architecture) a Member, whe- CYMA J THJM, Y reof the one half is Convex, and the other Concave. Een Lid waar van de eene Helft hSl, en de andere Helft bolrond is. CYMA’TIUM , (in Sculpture) a Kind of carved Work , resembling the rolling Waves of the Water. Een Soort van Snywërk, naar rollen- de Baaren g^tykende. CYMAR, a Slight, loose Covering or Scarf. Een ligt , los Deksel öf Sluijer. CYMATO’DES , ( among the Galenists ) an unequal fluctuating Pulse. Een ongelyke , jaagende Pols. CYM’BALIST , ( Cymbalistes , F. of Kv^x^yf, Gr. ) one that plays on a Cymbal. Een Cimbaal - fpeelder. CYMBALARIA, (in Botany) Navel-wort. Navel- kruid. CYMBRAE’CAN Language, the Welsh Tongue. De Welsische Spraak ; die men in ’t Prinsdom Wal- lis fpreekt. CYMOSUS, (L. among Botanists) full of Sprouts. V ol Spruiten ; dat veel Spruiten öf Scheuten heeft. MOSUS Flos. Bloei-trös , Bloem-trös. CYN. 'Lx NA , (in Botany) a Tree in Arabia , with Lea- ves like the Palm - tree , whereof they make them Garments. Een Arabische Boom van dien l b sjok Plant. CYNAROCEPHALUS , (among 3ttmlstl , Haofden voortbrSngt , ats JeArtujXn C YNEGET’ICKS , (Cynemica T w „ , ' Gr.) Books which treat of Huntto e " «ƒ T ’ van de Jacht handelende. boeken , CYN’ICKS, ( Cynici , L. of K mM \, Gr ) a M nf Philosophers, first instituted hu 3 called Cynicks, from k dm a T J f A, F rSTHENES i their currish and churlish Behaviour ° f dat is, Hondsche Philosophy C V™che t CYNICK Spasm (in Medicine) a Kind of ConvnT sion wherein the Patient imiratec L u CYNOCEPHALUS (i nZ,ol vy) a Namegive^o a large Sort of Monkeys, with a long Nose and a Head resembling that of a Dog. Een £ 1 ' boen, Baviaan, groote Aap. 6 a ' CYN °™af-S.' (L ' t>og’s.mercurjr. CYNODECTOS , (xvriflufl®. Gr.) a Person bit w CYNODENTES, (of xim, Gr. a Dog, and Dens L a lootb ) Dog-teetb. Oog-tanden * CYNODES’MUS (Gr. among Anatomists) the Band which ties the little Skin of the Yard tn the Nut. De Hondsband. * rd tCi CYNOGLOSSUM, (L. in Botany) Hounds-tongue Honds -tonge. t> UG CYNOGLOSSUS , % ( in Ichthyology) a Fish of the pleuroneftes-kind , with the Eyes on the right* and the Anus on the left Side , and furnished with Sharp Teeth. Een Visch van dien Naam* CYNOMAZON , (*w«p*(.., Gr. in Botany) an Herb that being put into a piece of Bread , kills Dogs. Een Kruidt daar men Honden méde ver- geeft. CYNOMETRA , (in Botany) a Genus of the De- 2 candria- 4I2 cm CYO. CYP. candria-monogynia Clafs of Plants. Em Plant' gewas van dien Naam. CYNOMORIUM, (L. in Botany) Choak-weed, a Kind of Weed growing among Corn, which Kills it. Leeuwen-kruid , Orobanche , L. CYNOMYA , (L. ) the Dog Fly; also the Herb Flea-bane. De Honds-vlieg , Honds wesp ; als méde Vlooi-kruid , Donder-kruid. CYNOREX’Y , ( «.wcfilta , of kóu», Gen. «th.©-, a Dog, and , Appetite, Gr ) a greedy un- salable Appetite , like a Dog. Hondshonger. ^ -v ( in Botany ) the wild Rose , or ’ £ fweet-briar Rose. De Honds- CYiviUbhiA i i> , ^ roos , Wilde Roos , Vëld-roos. CONOSORCHIS , ( L. in Botany) the Herb Dog fto- . nes. Het Kruid Zotskap , Zotskuiletjes. CYNO’SURA , ( Cynosure , F. Kwimspcc , G r. ) the Constellation of the Lefser Bear , or the Polar Star in the Tail of ic. Het Gesternte van den kleinen Beer , 'öf de Pools fter in de Staert van den z elven. CYNOSURES, (in Botany) Dog’s-tail Grafs. Hon' de Jlaert Gras. CYO. CYON, (among Botanists) a GrafF, Sprig or Suc- ker of a Tree. Een Loot , Scheut , jonge Spruit. CYP. CYPERUS , ( in Botany ) Wild Galingale. Wilde Ga- ligan ; Cyper-wortel. CYPERHS Indicus. Kurkuma. CYTHER. Zie CIPHER. CY’PHOMA, /(among Anatomists) the bending CYPHOSIS, 5 of the Vertebra of the Back co- wards the back Parts. De Buiging van de Rug- ge-graat naar ogteren. CYPHONISM, (in Grecian Antiquity) a puishment afflifted upon Criminals. Een Lyfstraf, in Grie- kenland. CYPRiEA. , a Kind of Snail-ihells , of an Oval contorted Figure, and with a longitudinal Aper- ture. Een Soort van Slakke huisjes. CY PRESS , ( Cyprefsus , L.) a Tree. Een Cypres- se-boom. CYPRINUS , ( in Ichthyology ) a very comprehen- sive Genus of Fishes, of the Order of the Ma- lecopterygii. Een zéker Geslacht van Vischen . CYPRINUS , a Carp. Karper. CYPRINUS Lotus, a Bream. Braafsem. CYPRIPEDIUM , ( in Botany) Ladies-flipper. Onzer Vrouwe-muil. CYPRUS , (O. L. ) a Rush. Rynwillige , Keel- kruid , Laguster-boom. CY PRUS , a. thin transparent Stuff, used for Sie- ves. Een dun doorschynent Soort van Gaas, tot Zscven gebruikt. CYR. CYS. CYT. D. CYR. CYRENAICKS,(Cyrenaz«')a Se£t of Antient Philo- 1 sophers. Eene Se file van Cyreni-che Philosopher r. CY’RICKSCEAT , (Sax.) a Tribute or Duty an- ciently paid to the Church. Een Schatting voortyds aan de Kerk betaald CYRTOMA, CYRTOSIS , (KV(Togj& , Gr. in Surgery) a Tu- kuiour in any Part of the Body. Bult, ) öf bultig Gezwel. CYS. CYST, (avns, Gr. in Surgery) a Bag, containing fome morbid Matter. Zie CIST. CYS’TEPATICK DuEt , ( Gr. in Anatomy) is that Duft which is implanted in the Hepatick Duét and the Gall-bladder Een Buis, die in de Li- verhuis en Galblaas ingelyft is CYS’TICaE Gemelli, (in Anatomy) two very fmail Branches of the Cteiiack Artery dispersed through the Gall-bladder./ Twee kleine Takjes van de Chyl flag- ader , door de Galblaas verspreid CYS’TICK, (in Surgery) contained in a Bag. In een Zak öf Vlies besloten. CYSTIC Vein , ( in Anatomy ) a Branch of the Vena Portee, which grows up to the Neck of the Gall-bladder. De Poort ader. CYSTICKS, (of mm, Gr. the Bladder) Medici- nes against Distempers in the Bladder. Mid- delen tégen de Ongemakken van de Blaas. CYS’TIS, (in Anatomy) the Bladder. De Blaas. CYSTOT’OMY, (of > and r»yj *, Gr. ) the cut- ting of the Bladder for the Stone. Het Jhyden van den Steen uit de Blaas. CYT. CY’TEZINS , Citizens. Chauc. Burgers, Groot- burgers. CYTHARUS (in Ichthyology) a Sea-fish of the Turbot kind. Een Zee visch als een Tarbot. CYTISUS , (in Botany) Shrub-trefoil. Heester-kla - ver , Geite-klaver. D.- D the fourth Letter of the Alphabet, and the • third Consonant. D. de vierde Letter van het Alphabeth en de derde Médeklinker. D. as , a Numeral Letter , denotes in Titles of Books , Inscriptions, &c. 500. D. als een Getal Lét- ter , betékend 500. D. with a dash over it, denotes 5000. D. met een dwars fireepje daar boven , betékend 5000. D. is also frequently fet after an Author’s Name, to denote Doftor ; as D. T. Doüor Theologie . f. Doftor of Divinity ; M, D. Medicina DtHtry D, DAB. DAC. Doiïor , i. e. Do&or of Physick. D. agter de Haam van een Schryver, betékend Do ff or ;D T. Doff or in de Gö dt geleerdheid ; en M. D Doff or in de Geneeskunde. D. D. D. fometimes fignifies these three Words , Dat , Dicat, Dedicat.' D. D. D. betékent fom- tyds dee ze drie Woorden , Dat, Dicat, Dedicat. D. ( in Antient Roman Inscriptions , and Medals ) fi- gnifies, Decimus , Divus , Devotes, Diebus , or Diutids. Dac. Dacius. D. M. Diis Manibus. D. N. Dominus Noster. D. D. N. N. Domini Nostri , D. P DU Penates. Did. Didius , Des. or Design. Designatus Dict. Diffator, D. De- curia or Domo. D. B. Decurio Balistarum. D. X). D. Dono dedit dedicavit . D. D Dea Dia. D. L. Dedit Li bens D. M. Dolo Malo. D. M- V. Diis Manibus Votum. D. S. I. P. C De Jua Impensa Ponendum Curavit. D.S, P. F. C De jua Pecunia Faciendum Curavit. D. C. R. M. Decurionum. D. E. D. D. Dedicavit . D. P. De- po situs, Deposita. D. A. (in Musick Books ) fi gnifies for or by. D. A. in Muziek Boeken , betekent voor öf door. P. C. an Abbreviation of DA CAPO, (in Musick Books') nrP AATnrrlc rnmmnnly m&t \uitVi thp End of Rondeaus , or fuch Airs or Tunes as end with the first Parts, and fignifies at the Head, or at the Beginning, again-, and inti- mates , that the Song or Air must be begun again; and ended with the first Part. Van voo- ren af aan , van het Begin , op nieuw. DAB. DAB-Chick, (in Ornithology') a Waterfowl; also a Chicken newly hatched. Een Duiker ; als mé- de een Kuiken dat eerst gekipt is DABACH, ( in Zoology) an African Animal. Een Dabach zéker Afrikaansch Dier. DABU’ZE , a Weapon in the Nature of a Mace, car- ried before the Grand Seignor. Een Geweer als een Staf, ‘t welk voor den groeten Heer ge- draagen word. DAC. DA CABO, (in Musick Books.) Zie D. C. DACE ( in Ichthyology ) a fmall River-fisch. Een Daas, zékere Rivier-visch. To DACKER ‘ to waver , to Bagger or totter. Wag- gelen , Jlompelen . flingeren. DAROI’DES, (of Acsx^s, Gr. a Tear) a Kind of weeping Ulcer. Een vloeijende , öf dunne Etter makende Zweer. DACRYOPOE’OS , (of Ancxp» , a Tear, and ar sim, Gr. to make) Things which excite Tears by their Acrimony , as Onions, Horse-radish, or the like. Traan verwekkende Middelen, als Ui- jen, P éper wortel , enz. DAC. DAD. DJ:. 4T3 DAC’TYLE , ( Daffylus , L. of a«k]vA-© , Gr. ) a Dattyl , a Foot or Measure in a Latin Verse , consisting of one long Syllable, and two ihort. Een V iet in de Dichtkunde , bestaande uit een lange en twee korte Syllaben , als Dominus. DACTYLIFEROUS , (among Botanists) Date-bea- ring. Dadeldragent. DACTYLIOMANCY, a Sort of Divination perfor- med by means of a Ring. Daffyliomancy , een Soort van Voorzegging door Middel van een Ring. DAC’TYLIS , ( in Botany ) the Date. De Dadelboom. DAC’TYLIS, (L. in Botany) a Date-raisin, a Rai- sin of the Sun. Dadel-druiven ; Druiven die zeer veel na Dadels gelyken. DACTYL’OGY, ( of S'xkIoX®-, a Finger , and Speech , Gr. ) a discoursing by Signs made with Fingers. De Konst van op de Vingers te fpreeken. DACTYLON’OMY, (of and N of Nejw®- , Law , Gr.) the Art of Numbering on the Fingers. Vinger rékenkonst. DAC’TYLOS , (L. in Botany) Five-finger’d Grafs, Vyf vinger-kruid. DAD. DAD'DOCK, ( q . d. dead Oak) the Heart or Body of a Tree thoroughly rotten. Het Hart öf de Stam van een Boom die gantsch verrot is. DADO, (in Architecture) is used by fome Writers for the Dye, which is the Part in the Middle of the Pedestal of the Column betwixt its Ba- se and Cornice. Het vierkant , öf de Taerling , in ’t Midden van een Voetstuk. DJSL DiEDAL, ( dcedalus , L.) various, variegated; fkiL ful. ,, The daedal hand of Nature ”. Phillips. Verscheiden , af gezet, vernuftig. DiEMON, (Acclgjuv, Gr.) a Spirit either good or bad. Daemon , een goede Öf kwaade Geest. DiE’MONES,( among fome Physical Writers) fuch Distempers as cannot be afsign’d to a natural Cause , and fupposed to proceed from the In- fluence or Pofsefsion of the Devil. Dolligheii, Raserny. DiEMONIACKS , Persons fupposed to be pofsefsed with an evil Spirit, pezétenen. DiEMONIACKS, (in Church History) a Branch of the Anabaptists , whose distinguishing Tenet is, that the Devils ihall be faved at the end of the World. Een Soort van Wéderdoopers , kerende dat de Duivels eindelyk zalig zullen worden. DiESION , the Macedonian Name of the Month called by the Athenians Anthesterion. De ag - F f f z 414 DAF. DAG. DAL DAK. ste Maand van het oude Maan- en zësde van hei nieuw Zonnejaar. DAF. DAFF, a Dastard or Coward. Een Blodaard. To DAFF, to daunt, to banter , to cheat. Vrees aanjaagen , B e gekken , bedriegen. DAF’FISHLY, dastardly, cowardly. Lafhartiglyk. A DAF’FOCK , a Dawkin. Een Slons , Slordig Vrouwmënck. DAF’FODIL , ( Asphodelus , L. of Gr 5) a Flower commonly called Daffy-down dilly. Affodille, Narpis , zékere Bloem. DAFFODIL the Lilio Narcifsus. De Lely van tenen Dag. DAFT , ftupid , blockish , daunted. Dom , mees-achtig. To DAFT , to tofs aside, with Flighting and con- tempt,- to postpone, or put off an undertaking. „ I would have daft all other respe&s”. Shak. Met Versmaading ter zyde jï ellen ; eene Onder- neeming uitstellen öf Jlaaken. DAG. DAG , a Leather Latchet ; also a Dew upon the Grafs. Een Léder riempje; als méde een Dauw op het Gras. DAGGER -fish; (in Ichthyology ) a Sort of Sea-fish, Zwaard visch. DAG’GES , Latches or Slips of Leather the Skirts of a Fleece cutoff. Chauc. Riempjes öf Stuk- jes Leer; de buiten ftukken die van een Vacht ge- sneeden zyn. DA’GON, a Piece, a Remnant. Chauc. Een Stuk, een Brisk. DAG fvoain, a rough coarse Mantle. Sen grove rui- ge Mantel . DAL DAIL , ( Sea Term ) a Trough in which the Water runs from the Pump over the Decks. Een Goot waar langs het Water van de Pomp over de Dekken van een Schip loopt. To DAIN, ( daigner , F.) to vouchsafe, to condes- cend. Vergunnen , toestemmen. DAIR , ( Daiz , F. ) a Canopy. Een Hémel , ver- hemelte. DAISY, (in Botany) a Flower. Een Madelief. DAK. DA’KIR , a Number of ten Hides . as a Last is of twenty. E'en Getal van tien Huiden ; een half Last Huiden. DA’KER Hen, {in Ornithology )a Fowl. Een Kwak- kel-koning . DAL. DAM. dal. DAL, (Ital. in Musick Books ) fignifies for or by. Voor of door in de Musiek. DALECHAMP1A , (in Botany ) a Genus of the Polygamia-moncecia Clafs of Plants. Een Plant- gewas van dien Naam , tot de genoemde Klafse behoorende. DALlBARDE,(in Botany) a Genus of the Icosandria- polygynia Clafs of Plants. Een Plantgewas van dien Naam. DhlA-Prats , narrow Slips of Pasture-ground. Smal- le Strooken Wei-land. DAL’LOPS , Patches or Corners of Grafs or Weeds among Corn. Hoeken, Vakken, onder hetKoorn, met Gras öf Onkruid DALMATIAN Cap, a Tulip. Een Tulp. DALMA’TICK , a certain Vestment worn by Dea* cons in the Church of Rome. Een wit Pries- terlyk kleed. DAM. DAMA, (L. in Zoology) the Fallow-deer. Een Das,' DAMAGE. Zie DAMMAGE. DA’MASCENE }( Damascenus , L. in Gardening) DAM^SON * c a round black Plumb. * J Pruimen van Damast. To DAM’ASK , {damasquiner , F. ) to figure SilkJ, Linen, &c. with Flowers ; to draw rude Draughts, on waste Paper; to Adorn Steel -work with Figures. Zyde of Linnen , enz. mét Figuuren Öf Bloemen weeven ; een ruuwe Schets op gemeen Papier trékken ; Loofwerk in Staal fnyden ; dril . len , inbranden , inlëggen , doorvlammen ; Da- masquineeren. DAMASKEENING, /the Art of adorning Iron and DAMASKENING, y Steel , by cutting or car- ving Holes in them, and filling them up with Gold or Silver Wire. Damasquineeren, de Konst om Tzer öf Staal inteleggen , intebranden , öf te doorvlammen. DAM'BER , a Rascal. Een Schurk , Schavuit. DAMELOPRE, a Kind of Bilander. Een Vlotschuit , Smak. DAME Simone , (F. in Cookery) a particular Way of farcing Cabbage-Lettice. Eene byzondere Wy- ze om Krop-falade op te Vullen. DAMES Violets, (in Botany) a Plant. Violetten. DAMIANISTS , (in Church History) a Branch of the antient Acephali-feverit®. Damianen , zé> here Gezintheid. DAMISEL’LA, (Damoiselle , F.) a little Damsel, a Lady of Pleasure, a Mifs. Een Juffertje , Ma - tresje, Hoertje. DAM- DAM. DAN. DAM’MAGE Cleer , ( L. T. ) a Duty paid former' 1 y toProthonotaries and their Clerks. Eene Schat' ting die men eertyds aan de Prothonotarifsen en hunne Klerken betaalde. DAM’M AGE Pheasant, ( L. T. in Canon Law ) when a Stranger’s Beasts feed and fpoil in other Mens Ground without Leave. Schaver goeding veroor- zaakt door Beesten die op een anders Land loopen. DAN. DAM’NATA Terra , ( among Chymists. ) Zie CA- PUT MORTUUM. DAN, (Don, Span. Dominus, L. ) Master. „ Pray thank Dan Pope”. Prior. Heer , Meester. DANiE , ( in Antiquity ) a Coin fomewhat more than an Obulus. Een Munt iets meer waardig dan een Obulus. DANCE. Een Dans. $5o longer pipe/ no longer Dance. ^o lang alp De ©iool gaat Danpt men.' Dit is ’t zelfde als: So lang <$elu& u Dient/ suit gp u xrpft ban ^inöen t alp n Dat berlaac / ban elk berlaaten binDen. De Latynen zeggen : Duin fè **'* 6 o na. viuet aini~. citia ; en de Hebreen : Dü Hl? fiKD"&p ND'm na. *m DANCES , Statues. Beelden , Standbeelden. DANCET’TE, n(in Heraldry ) is when the Out- DAN’CHE, S. line of any Border is largely in- DAN’CY, j dented. Een wyd getande randt van een Wapen . DANDELTON , (Dent, de Lion, F.) an Herb. Paerde bloemen. DAN’DRUFF, a Scurf flicking to the Skin of the Head. Kwaad Zeer. DANES , a People of Denmark. Deenen , Deensche Volkeren. DANE Geld, £a Tax of ir. and afterwards of is. DANE-Ce/t, } for every Hide of Land in the Realm, imposed upon the Saxon Ancestors by King Ethelred, for clearing the Seas of Da- nish Pirates , and given to the Danes , as the Terms of Peace and Departure , who received at first 10,000/. then 16,000/. then 24,000/. then 44,000/. and afterwards 48,000/. Een zékere oudeBelasting die de Engelsche aande Deenen ga- ven, om deZee van Deensche Rovers te zuiveren. DANE Lage , the Laws which were in force in England during the Time of the Danish Go- vernment. De Wetten die in Engeland geduu- rende de Deensche Regeering van kragt waren . DANE-ZTorf, the Plant Dwarf-elder. Laage 'óf wil- de Vlier. DAN’GER , ( Forest Law ) a Duty paid to the Lord, for Liberty to plow and fow in the Time of Mast-feeding. Eene Schatting aan den Heer be- DAN. DAP. DAR. 415 taalt, voor ’t Verlof , om te zaaijen en te ploe- gen, als de Akers vallen. DANK, a Piece of Silver current in Persia , and fome Parts of Arabia, weighing the Sixteenth Part of a Drachm ,• also a Weight used by the Arabians to weigh Jewels and Drugs. Een zilvtre Munt in Persiën gangbaar , als ook een Arabisch Gewicht om Juweelen en Drogeryen-te wee gen. DAN’NAUGHT , ( i. e. do naught, or nought) a good for-nothing or idle Person. Een ondeugent, flëcht Mê'nsch. DANNIWATTASCH, a Hedge of little Shrubs, in the East - indies. Een Hè'g van zekere kleine Heesters. DAN’TA, ( in Zoology ) a Sort of a Mule. Een Soort van een Muil ézel. DAN’TELLE , (in Heraldry.) Zie DANCETTE. DANTONED, tamed. Getemd. DAP. To DAP, (in Angling) to let fall or put gently and gradualy into the Water. Dobberen. DAPAT’TUAL. (dapntire, L.) fumptuous. Prach- tig , köstelyk , overdaadig. DAPHNE , (L. in Botany) Spurge Laurel. De Lauwrier- of Laurus boom ; als méde Tongeblad, DAPHNIA , ( L. in Natural History ) a Precious- Stone, good against the falling Sicknefs, Een Edel-gesteente van dien Naam , goed tégen de Val- lendeziekte. DAPHNOIDES , (L. in Botany) an Herb called Laurel orLauryjalso the Herb Periwinkle. De kleine Lauwrier-boom ; als méde Maagde-palm. DAPTFER, a Steward at a Feast; also the Head Bailiff of a Manor. Een Hofmeester-, als méde de Bailjuw eener Heerlykheid. DAPTFER Regis, ( O. L. ) the Steward of the King’s Houshold. De Rentmeester van ’s Konings Hof- houding. DAP’PLE, (Apple, q. d. full of divers Spots» like a Pippin) a Colour peculiar to Horses , as a dapple Gray is a light Gray fiiaded with a dee- per: a dapple Bay , a light Bay fpotted with a deeper. Een Appelgraauw Paerdt. To DAP’LE, to flreak , or diversify with a diffe- rent Colour. Met verscheidene Kleuren afzè'tten » DAPPERLING , a Person of low Stature ; a Dwarf. Een- Dwiir g een End eke Mens ch. J. de Bruine» DAR. DAR , / a Fish found commonly in the River Se- DART, vern. Een zékere Visch van dien Naam. DARAP’TI , (in Logick) an artificial Word , ex- prefstng the first Mood of the third Figure in Logick j, DAR. Lógfck , where the two Propositions are uni- versal Affirmatives , and the last a particular Affirmative. De eerste Modus of Wyze van de derde Figuur in de Redeneerkonst, DARE , Harm or Pain , as , It does me no Dare , *. e. no Harm , It dares me , it pains me. Leet , Pyn , Zeer. DARE , a Provocation , or calling on a Person to Fight , a Challenge. Eene Uitdaaging. To DARE Larks , to Catch Larks by means of a Looking glafs, which keeps them in Maze, till taken. Leeuwêrken vangen met een Spiegel. DARE, ( Ichthyology . ) Zie DACE. DAREFULL, full of defiance, without Fear „We might have met them dareful Beard to Beard'*. Shak. Stout, onvers aagt , vermétel. DA’RICK , an ancient Coin, in Value 2 s. Een ou- de Munt van twee Engelsche Schellingen. DARII, (in Logick ) one of the Modus in Syllo- gism of the first Figure, wherein the major Pro- position is an universal Affirmative , and the minor and Conclusion particular Affirmatives. Een Modus in de eerste Figuur , bestaande drie affirmative Voor si e Hingen , -cuuar van de eerste algemeen, en de tweede benevens de Con- clusie byzonder is. DARING Glafs, a Device for catching Larks. Een Leeuwerks-fpiegel. DARK Tent , a Box with Optiek -glafses, to take a Prospetit of a Building, &c. Eene donkere Ka- mer, Camera Obscura. DARK’LING, hid; in the dark, concealed from fight Verborgen, in ’t donker, voor het Gezicht bedekt. DARK'MANS , Night. De Nacht. DARNEL, (in Botany ) the Weed Cockle. Dolik, Havik. DAR’NIX , a Sort of Stuff. Een Soort van Stöff'e. AU On- •>to attempt, to challenge. Chauc ’ £ To prepare to fight. Spenc. darraign D ARRElGN, ^ derneemen , uitdaagen. DAR’REIGN , an Attempt. Een danslag, Onder - neeming. DARTLEIGN , ( L. T. of Dernier , F. ) last. Laatst. DAR REIGN Continuance , ( in Law ) is when , af- ter the Continuance of the Plea, the Defendant pleads a new Matter. Na het vooitzetten van Pleidooi , een nieuwe Zaak bepleiten. DAR REIGN Presentment , a Writ against a Stran- ger, who preferreth to a Church, the Advow- son whereof belongs to another Een Schrif- telyk Bevel tégen iemand die een Beroep gekré- gen heeft op eene Plaats daar een ander moest opvol gen. J DAR. DAS. DAT. DAR’SIS , ( A®p,ettln g> as do the Ba- lende alleen m A f Liti rgerlyke Dag , verschil » lens t re d6n , natuur hken , datze . vol- I mnen^r’" 1 Intercalary DAY , (in Chronology) a „ Appellation f r % in ‘gi y” an PP * “ wordt. S dlS “ een Schrikkl-jaar gevoegU DAUPHIN, (F. of Dolphinus, L.) the Dolphin, a Sea Fish; also the Title of the French King’s eldest Son. Een Dolphyn, een Zee-visch ; als méde de Tytel van den oudste Zoon van den Koning van Vrankryk: DAUPHIN , ( in the History of Shell-fish ) a Spe- sies of Cochlea or Snail, with a round Mouth. Een Soort van Slakken met ronde Monden. DAW. DAW, (in Ornithology) or Jackdaw, a Bird. Een Exter , een Kaauw. To DAW , as , he ne-uer rfuwea u after , 1 . e. ne never overcame it , digested it, or enjoy’d him- self. Te boven komen, genieten. To DAW , /to thrive , as he neither dies nor dows To DOW, 5 *. e. he neither dies nor mends ; he’ll never dow , 1 . e. he will never be good Also to awaken. Tieren , groeijen , a ls 00 k ontwaaken. A DAWGOS, 5 adir , c 7» flattenly Woman. Een A DA WKIN , ƒ ^f lg » morsi i Vrouwmens ch ; een DA’WK , (among Carpenters) the hollow in a Work ,, Observe if any hollow or dawks be in the length Max. De Holte in een Werk. To DA’WK, to cut a hollow in a Work .Een Hal te m een Wérk uitsnyden; uithollen. DAY. Tie Artificial DAY , is the Space of Time from the Sun s rising to Sun Yetting, to which is on posed Night, which is the Time that the Sun is under tne Horizon, and is every where une- q"ai but just under the Equmoftial. De vL lies next the Surface of the Earth. De bovenst Laag 27i csu Kool-myn* DAY’S Lily , a Flower which lasts but one Dav ly van eenen Dag, een Bloem. U Y ‘ ~ DAZ. DAZE, (among Miners) a Kind of glittering found in the Tin and Lead Mines *' 8 S ? van glimmende Steenen die men in de Tin el Lood mynen vmd. m * en To DA’ZE , to over-power with to much Lb hr nr DA’ZED Bread, Dough baked. Tëtsig Brood. DA m eat i P j' ,ed in theR °asting by a Hack Fi- deh B. SeSCh dat V ° 0r eCn fiaMW Vuur gebraa- A D r^ ZED ^^’ fl!ch as Arsons have when frigh* ted Em verwilderd , neerslachtig Gezicht. b ë Ts DA- 4x8 DAZ. DEA. I’s DAZED, I atn very cold. Ik ben zeer koud. DA'ZIED , adorned, over grown with Dazies. ,,Find out the prettiest dazied Spot we can”. Shak. Met Madeliefjes verciert, öf vol Madeliefjes. DEA. DEAD -doing, destructive, mischievous; having the Power of killing. „ Some fierce, dead -doing Man”. Hud. Doodelyk , verdërflyk , kwaad- doende. DEAD lift, a prefsing Necefsity, Call, or Exigen- ce; a last Resort, „ to help itself at a dead- lift”. Hud. Een dringende Noodzaakelykheid , Roeping, enz. DEAD -Mens-Eyes, (in a Ship) little Blocks or Pul- leys with many Holes, but no Shivers, whe- rein run the Lanniers. Dood-mans Oogen, klei- ne Blokjes, öf Scheeps-katrollen met veel Gaatjes. DE AD- IVeap, ( Sea Term) a low Tide. Een laagTy. DEAD Netle , ( in Botany ) the Herb Archangel. Doo- ve Nételen. DEAD -Pledge, a Mortgage, a pawning Things for ever, if the Money be not paid at the Time agreed on. Eene Beleening , öf Schépene-kè'nnis voor altoos , als het Geldt op den bepaalden Tydt niet af gelost word. DEAD -Reckoning, (in Navigation ) that Estima- tion , Judgment, or Conjecture, which the Sea- men make of the Place where the Ship is, by keeping an Account of her Way, and by kno- wing the Course they have fleered by the Com- pafs. De Begrooting , het Oordeel öf de Gis- sing, die de Zeelieden maaken waar het Sehip ■ is , enz. DEAD Rising, ( Sea Term) is that Part of the Ship that lies aft, between her Keel and her Floor- timbers. Het agterste Gedeelte van een Schip, tufschen de Kiel en de Vloerhouten. DEAD -Ropes, ( in a Ship) Ropes which do not rim in any Block or Pulley. Touwen die door geen Blok , Öf Katrol loopen. T)E\0-Tops, a Disease in Trees. Een Boomkwaal. DEAD Water, ( Sea Term) the eddy Water just be- hi, d the Stern of a Ship. Het te rug loopent Water agter de Agterstèven van een Schip -/t Sog. DEAD'LY -Carrot, (in Eotany.) Thapsia. DEAD’LY Feud , ( Law, Term) an unappeasable Ha- tred , that proceeds fo far as to feek Revenge even by the Death of the Adversary. Een doo- delyke , onverzoerilyke Haat. DEAD’ LY -Nightshade , ( in Botany . ) Zie BELLA- DONA. DEADS, ( among Miners ) the Earth, or other Fos- sils Substances which inclose the Ore on every DEA- DEB. Side. De Aarde, öf liever de dëlfbaare StÖjfe , die de Erts aan alle Kanten insluit. DEAFELY, lonely, folitary, far from Neighbours. Eenzaam , afgezonden. DEAFOR’ESTED , ( in Law Books) made free from the Forest-law , or discharged from being a Fo- rest. Ontslagen van de Boschwetten. To DEAL’BATE , ( dealbare , L. ) to whiten. Wit * maaken, Witten. DEAL’BATION , (L. ) the whitening any Thing. Eene Wit-maaking. DEAMBULA’IYON , (L.) a walking abroad or a- bout; according to Hippocrates, Inquietude c£ Mind. Eene Wandeling-, Ongerustheid van hti Gemoed. DEAN and Chapter , a Spiritual Body corporate , consisting of many able Persons, as the Dean and his Prebendaries. De Déken en het Ka- pittel. Rural DEAN , a Curate appointed by the Bishop and Archdeacon to have Jurisdiction over other Ministers and Parishes adjoining to his own; an Arcbpresbyter. Een Onderdéken , Aarts- priester. DEANS Apple , a Fruit much esteemed in Devons- hire. Een Soort van Engelsche Appelen. DEAN Pear , the Michael Pear. Een Soort van. Peeren. DEARTHROSIS. Zie DIARTHROSIS. DEARY , little. Klein. DEATH’s-Ms», an Executioner, Een Beul, Scherp- rechter. DEAURA’TION , ( L. ) a gilding or laying over with üoid. Vergulding. DEB. DEBATEMENT , Contest , Dispute , or Opposi- tions of Opinions. Twist , Geschil , Jlrydige Gevoelens. To DEBEL’LATE , ( debeUare , L. ) to vanquish, to bring under by War. Overwinnen, Ponder * brengen. DEBEL’LATION, f L. ) an overcoming in, or brin- ging under by War. Eene Overwinning met de Wapenen. DE bene’efse , (L. Law Phrase) as to take a Thing de bene efse, i. e. to allow or accept of it for the present, till the Matter fhall come to be- more fully debated. Voor een Tydt toe staan, öf aanneemen, DEB’ENTUR, ?a Bill drawn upon the Publiek, DEBEN’TURE, ffor the Payment of any Seaman’s or Land Soldier’s Arrears to the Creditor. Een Ordonantie ter betaaling der ogterstallige Gagie van DEB. DEC . van Matroozen of Soldaaten aan hunne Schuld - efschers. DEBENTURE , ( in Truffck ) is the Allowance of Custom paid inward, which a Merchant draws back upon the Exportation of those Goods which were before imported. Drawback, of Uitkeering van een Gedeelte der betaalde inko- mende Rechten. DEBENTURES , are Bills used in the Exchequer, and also at Court , and given to the King’s Houshold Servants, for the Payment of their Salaries, &c. Afsi'gnatiSn op de Thresaurie , ter betaaling der Huurpenningen van ’s Konings Hof- bedienden. DE’BET, (L. he owetb) a Term apply’d to that which remains unpaid, after an Account is Ba- ted. Debet , dat is , fcliuldig. DE BET folec, ( L. in Law') a Writ of Right, as if a Man fues for any filing, which is now denied; and hath been enjoyed by himself and his Ancestors before him. Eene Ordonantie van RSchtgeeving , van ’t geene lang bezeten en nu betwist is. DEBILITIES , (in Astrology) are certain Affeélions or the Planets, by which they are weakened, and their Influences become lefs vigorous. Ver- zwakking der Planeet en. DEBILITY, ( Debilité , F. Debilitas ,L- among Pity- sicians) a relaxation of the Solids. Zwakheid , Krankheid , Magteloosheid Vermindering van Krachten. DEBITO, (L. ) a Writwhere a Man owes another a Sum of Money for Goods fold. Een Bevël van betaalmg , aan iemand die een ander Geldt voor gekogte Goederen fchuldig is. DEBOISH’D , C deb ‘™cbed , lewd. Shakesp. Ver- DEBOYST, 5 ll0erd ’ Verzopen. DEBRUP SED , ( in Heraldry) is when a Pale is bor- ne upon any Beast in an Escutcheon,- for then they fay , The Beast is debruised of the Pale Gekneust gedrukt ; als een Post over een Beest in een Wapenscnild legt , zegt men het Beest word van de Paal gedrukt. DEBT , (in Law) is a Writ which lies upon De- fftulc of Payment of a Sum of Money due Een Bevél by Ontstëntenifse van Betaaling. DEB Vh LJ r5 TIC ?^’ ^ bubb,in 3 of Water over the fide of the Veftel which contains it Her bobbelen van het Water over de Zyde van } t Va+ daar net in is. DEC. DECACHORDON, ( Gr. in Antiquity) an Instrument ot Musiek having ten Strings SpeeUul HetaeWS HaZ " r - En TiensnJri) DEC To DECACU'MINATE, to take off , he Ton o til ls „. 0milt -• * - ». K 7 DE CAGON f Decagone , F. A««V«»©- , of a Fi/urf T* .* Corner ’ Gr - in Geometry )t Sides. Een Tienhoek * and 35 man * met die BIoeme * * DECA MKR TQ , r ’ j D ° Flen Geiod ™- dec™ kT™*™***- Part dr W > of and m-e- or Conversations DECU’RY TE ’ Astrologers) is ten Degrees bein°- in ir' fo ^ C jj buted t0 Planet, which Omaden, op een PlmeHooglfsf'^' 1 ' T ‘ l “ mn e lmifrlh/ S dT S *“? £“ k, ““" Gair -" k ~ gepeectUfshn ^ DEC F N r“f„L C i?,£Tr the L«der or lege of Pries nl’J ‘ h a He3d of Col- m een Re? „ifdif A’ rJn V voorste Man scZflrkete * *» * t. Onder de Vosten tréden, vertrappelen. DE CUM A NA , (in Antiquity) a Kind of very lar- ge S melds. Een Soon van zeer groote Schilden. DECUM A NNI - dentes , (in Heraldry.) Zie DAN- C-E 1 I E. DECUM BENCE, £t DECUM BENCY, The Aft or Posture of lying , v down. ,, They lie not down , and enjoy no decumbence at all ”. Brown. Ne- derlëgging. DECUMBENCE, (among Botanists.) Neer waards hangende . nT7 7h™H TTnRT? ' n Fortification ) an Outwork consis- ting of two Faces and two little Flanks. Een halve Maan. DEMIQUAWER, a Note in Musick, being half a Semi-quaver. Een Noot in de Muziek; een Quart tremblant. DEMI Semi quaver , is the least Note in Musick. De kleinste Noot in de Muziek een Oclaaf trein- blant. DEM. DEMI Sang, (F. L. T.) that is of the Half-blood. Half van ’t Bloedt, öf van de Maagschap. DEMI Sextile,( in Astronomy ) an Aspedl when two Planets are distant thirty Degrees one from an- other. Een Asp eft als twee Planeeten 30 Graa- den van malkander ftaan. DEMIN, a Judge. Een Rechter. DEMI’SE, (Law Word) a letting or making over of Lands, Tenements, &c. by Lease or Will, Eene V erhuuring , Sf Erfmaaking van Lande'- ryen , enz. DEMISE and Redemise, a Conveyance where the- re are mutual Leases made from one to another of the fame Land, or fomething out of it. Wé- derzydsch: Huurcedullen. DEMI’VOLT , (in Horsemanship) one of the feven artificial Motions of a Horse; when his Fore parts are more raised than in the Terra a Ter- ra , but the Motion of his Legs is not fo quick as in the Terra a, Terra. Demi Volte , ( in 3 1 Ryschool ) een der zéven Konstbeweegingen van een Paerdt. DEMIUR’GICAL, ( demiurgicus , L. of fyjtiwpyixos., of hfin®* , publiek, and tpyev, Work, Gr. ) of or belonging to a Creator. Van öf töt een Schep* per behoorende. DEMOISELLE, (in Ornithology) a Bird of the Crane Kind, known also by the Name of the Dancing Bird, ’t Juffertje, een Vogel als een Kraan , ook behind onder den Naam van den dan- zenden Vogel. DEMONIAN, (from Demon) develish , belonging to the Devil. Duivelsch. DEMONOCRACY, (of a Devil, and x.pu° nice Power, Gr. ) the Government of Devils. De Re geering der Duivelen, Duivel regeering. DEMONOL’OGY , ( of SbifM* and Xoy!» Discourse. Gr. ) a Treatise of Devils or evil Spirits. Een Traktaat over de Duivelén , öf kwaade Geesten. DEMONSTRATION , ( in the Mathematicks ) is a Proof founded gu feif- evident Principles. Een Bewys op Grondtbeginzels die van zelfs fpreeken. DEMONSTRATION a priori , that by which the EfFedt is demonstrated from its Cause either next or remote, as when we Proof the Existen- ce of Light by the Existence of the Sun. Betoog van vooren opgemaakt. DEMONSTRATION a posteriori, when we demon- strate the Cause from the EfFedt ; as when from the Existence of Light we demonstrate the Exis- tence of the Sun. Betoog vanagteren opgemaakt. DEMONSTRATIONS, (in Algebra) are evident, undoubted Proofs , to manifest the Truth of fuch Theorems or Canpns as are analytically found DEM. DEN. found out. Ontwyffelbaare Bewyzen , in de Stëlkonst. DEMONSTRATORY , having the Power of de- monstration. Betooglyk , Bewyselyk. To DEMUL’CE, ( demulcere , L. of de and mulceo ) to afswage. Verzagten , verligten , Jlillen. DEMULCENT, ( demulcent , L. in Physick ) fofte- ning, mollifying. Verzagtende , Leenigmaakende. DEMUL’CENTS, Medicines good Against Acrimo- nious Humours. Verzagténde Geneesmiddelen. To DEMURE, to look precisely; to behave with affefted Modesty. Effen zien, Jlaatig kyken. DEN. DEN and Strond , (L.) Liberty for aShip to run a- ground , or come a fhore. Vryheid voor een Schip om aan de Wal te komen. DENA , (in Doomsday-Book ) a hollow Place be- tween two Hills. Eene Holte , öf Valley tus - schen twee Bergen. DENARIA’T-A Terrce , .-( Old Records) the fourth Part of an Acre of Land. Het vierde Gedeelte van een Akker Lands. DENAR’II , (O. L ) a general Term for Cash or ready Money. Kas , gereed Geldt. DENAR’II de Caritate , Oblations made to Cathedral Churches charged upon Parish Priests. Geldt dat men by Wyze van Offering aan Hoofdkërken betaald. DENARIUS, a Roman Silver Coin. Een Romein- sche zilvere Munt, ter waarde van omtrënd zé- ven en een halve St. Hölhndsch. DENA’RlUb, fin Koman ) a weigUi, die feventh Part of a Roman Ounce. Een Gewicht ter Zwaarte van het zevende Deel van een Once, DENA’RIUS tertius Comitatus , a third Part of the Profits of Country-courts. Een derde Deel van de Voordeelen van de Land-rechtbanken. DENA’RIUS Dei, (O. L.) Earnest-money. Hand- geld, een Gödts penning. DENA'RY , {denarius , L. ) of or belonging to Ten. Van tien , dat Tienen begrypt of behelst. DENBE’RA, (O. L. ) a Place for the Running of Hogs. Een Varkenskot. DENDRA’CHATES , /( from hufyon , Gr. in Nat u- DEN’DRITIS, Phlegm or Water. Van Slym DEPHLEGMED, ƒ ef jff ater gezuivert _ DEPHLEGMATION , ( L. in Chymistry) a Sepa- ration of Phlegm or fuperfluous Water. Zuive- ring van Slym öf overtollig Water. > To DEPICT ,to paint, to describe in Words. Schil- deren , af schilderen. A DEPILATORY, a Medicine (bat takes away the Hah. Een Middel dat het Haair wegneemt. To DEPLANT’ , (deplanter, F. of deplantare , L.f to transplant. Verplanten. DEPLANTATION, (L. ) a taking up of Plants. Verplanting. DEPLETION, (i rifPhysick) the Art of emptying. ,, Depletion of the Vefsels gives room to the Fluid to expand itself”. Arbuth. Leegmaaking , ontlédiging. DEPLUM ATION, (in Surgery ) a Swelling of the Eye-lids, when the Hairs fall off from the Eye- brows. Eene Zwelling van de Oog-Lden, als het Haair der Wënkbraauwen uitvalt. To DEPLUME, .( deplumer , F. deplumare, L.) to pluck off the Feathers , to unfeather. . De Vee- ren uitplukken, ontvéderen. DEPO’NENT, (Deponent , L ) one who gives In- formacion upon Oath before a Magistrate. Ge- tuige, onder Eede. Verb DEPO’NENT, (in Grammar ) a Verb which has an aftive Signification, but a pafsive Termi- nation. Een Werkwoord van een werkelyke Be- tékenifse , doch een lydenden Uitgang. DEPOPULATO’RES Agrorum, (L. T.) great Of- fenders;: 43 2 DEP. fenders; fo called because they unpeopled and laid waste whole Towns. Ontvölkers , groots Misdaadigers. DEPORTATION, (L. ) Transportation, whereby a Person had fome remote Place afsigned for his Residence, with a Prohibition of ftirring. from it, on pain of Death Ballingschap. DEPOSIFE , (deposition , L. ) a Pledge a Pawn, or Security given for the Performance of any Contrail ; the State of a Thing paw- ned. ,, And have now put in deposite”. Bac. Em Pandt ; Onderpandt , ter nakoming van een Verdrag ; Verpanding. DEPOSITION, (F. of L.) what is laid down; a Testimony given in a Court of Justice of what a Man has feen or heard; also deposing or de- priving of fome Dignity. De Verkladring van een Getuige ; als méde de Berooving öf Ontnee- ming van eenige Waardigheid. DEPOSITOR, one who commit fomething to the Custody of another. Een die iets in Bewaaring van een ander fielt. DEPOSITORY, the Place where Things which are intrusted with a Person, or given in charge to him , are laid up. Bewaarplaats. DEPOS ITUM, a Wager. Eene Weddenschap. DEPRA’VEMENT , that which renders a Thing bad or corrupted. Bederving , Jlè'chtmaaking. DEPRECATIVE, /that which isusedasanApoIo- DEPRECA TORY, fgy, Excuse, or Means of aver- ting fome Mischief Calamity , or Punishment. Verschoonende , eene Verschooning , am eenig Kwaad, Ramp of Straffe te ontgaan. DEPRECATOR, (L.) one who fues for another; an Intersefsor , one who apologizes for the Faults of another. ■ Een Voorspraak ; een die voor een ander /preekt. To DE’PREDATE , (depredatus , of deprcedor , L. ) to rob, plunder, or pillage; to fcize a Prey, or Booty; to consume , devour, or destroy. Roovm, plunderen, Jiroopen ; een Prooi of Buit aangrepen; vernielen, verwoesten. DEPREDATOR, a Robber, a Spoiler; ( figurati- vely ) a Devourer or Consumer. „ They be both great depredators of the Earth”. Bac. Een Verslindsr , öf Verwoester. To DE’PREHEND , ( deprehendo , L.) to deteél; to catch unawares, to take in the Fad; (figu- ratively) to discover or find out fomething dif- ficult, or not obvious. Ontdekken, onverhoeds öf op de Daadt betrappen. DEPREHEN SIBLE , that which may be detected; that which may be apprehended, discovered, perceived, or understood. Bevatbaar , ’t geene ontdekt , begrepen , öf verstaan kan worden. To DEPRESS the Pole , ( in Astronomy ) fo many DEP. Degrees a« any one fails or travels from the Fa* le towards the Equinoflial, he is faid to de- prefs the Pole, Van de Pool naar den Evenaar zeilen. DEPRESSION, prefsing or forcing down, hum» bling, &c. Néderdrukken, vernéderen. DEPRESSION of an Equation, (in Algebra) is a bringing into lower and more fimple Terms by Division. Gelykmaatighéden , töt hunne laagste Termen brengen. DEPRESSION of a Planet , ( in Astrology ) is when the Planet is in a Sign which is opposite to that of iPs Exaltation. De nédergang van eene Planeet. DEPRES SION of a Star below the Horizon, ( In Astronomy) is the Distance of a Scar from the Horizon below , and is measured by an Arch, ot the Vertical Circle or Azimuth , pafsing through the Star, intercepted between the Star and the Horizon. De Afstand van eene Stè'r benéden de Horizont r DEPRES’SOR , ( L ) one who keeps or prefses down. Een die onder houd if drukt. DEPRESSOR Auricularum, (in Anatomy) a Mus- cle of the Ear in Beasts, which ferves to let the Ear fall. Een Spier in ’t Oor der Dieren , dienende om ’t zelve te laaten hangen DEPRESSOR Labii inferioris , (L- in Anatomy) 8 Muscie inserted into the nether Lip , prefsing it down. Een Spier in de Onderlip , die dezelve niderdrukt. DEPRESSOR Labii Superioris . Triangularis „ (in Anaiumj ) o that arises from the lower edge of the under Jaw. Een Spier die van de benéden Kant van het onderste Kaake-been ontstaat. DEPRESSOR Labiorum , ( L. in Anatomy ) a Mus- cle arising from the inferior Jaw-bone, and as- cending dire&Iy to the Corner of the Lips. Een Spier die van het onderste Kaakbeen , naar den Hoek van de Lip loopt. DEPRESSO’RES Nasi , C in Anatomy ) a Pair of Muscles arising from the Os maxillare , and are inserted int » the Extremities of the Alee, which they puil downwards. Een paar Spieren die de Neus neerarukken. DEPE.ESSOR Oculi , (L. in Anatomy) a Muscle of the Eye, inserted at the opposite Part of the Ball of the Eye. Een Spiertje agter in het Oog. DETRIMENT. Zie DEPRESSOR. To DEPRO’ME . (depromere , L. ) to draw forth or out of a Vefsel. Voorttrekken , öf uit een Vat haaien. DEPROMPTION, (L.) a drawing out. Eene Uit - hauling. DEPEIT , DEP. DEQ. DER. DEPHT , ( of a Squadron or Battalion ) is the Number of Men that are in a File; which of a Squadron is three, and of a Battalion generally fix. Diep- te van een Escadron of Battaliion. DEPURATION, (in Surgery ) the cleansing of a Wound from it’s Matter and Filth. Zuive- ring; van eent [Vond van haare Etter en [Vui- ligheid. To DEPURE , ( depur er , F. ) to cleanse from Dregs , or Foulnefs ; to purge or cleanse a Thing from any noxious or hurtful Qualities. V an Droefsem if Vuilheid zuiveren. DEQ. To DEQUACE, to dash. Stooten, verpletteren. To DEQUAN’TITATE , to lefsen the Quantity of a Thing. „ Aftually dequantitated by Fire”. Brown. De Veelheid van een Ding verminderen. DER. To DERA’CINATE , ( detacher , F. ) to pluck up by the Roots , to root out. Shakesp. Ontwor- telen , uitrooijen. To DER’AIGNE , ( derationare , L. ) to prove or justify. Bewyzen, rêchtvaerdigen. DERAIGN’MENT , (O. L. ) a Proof, &c. Een Bewys, enz. DERAYS , (in Botany ) a certain Tree in West- India. Zékere Wesc - Indische Boom van dien Naam. To DERE, to hurt. Beschadigen, Leedt doen. DËKE'iUJNJi, lüc r.^rot a ining DERJSINE, 5* which one denies to be done by himself. Hit Bewys van een Ding , ’t welk iemant ontkent gedaan te hebben. DERELICTION, (L.) the utter forsaking or a- bandoning a Person. Verlaating , Begeeving , Versmaading. DERELICT’S, ( derelict a , L.) are fuch Goods as are wilfully thrown away , or abandoned by the Owners. Goederen die door de Eigenaars weg geworpen of verlaaten worden. DERELICT* , ( dereliüus , L. ) utterly forsaken. Ver- laaten , ten bisten gegeeven. DERISORY, (derisorius , L. ) Mocking, ridiculing, Belachelyk , bespöttens waardig. DERIVATION, (in Physick ) is the drawing of a Humour from one Part of the Body to another. De Afleiding of Verplaatzing van eenige fchè'rpe Vochten van het eent Gedeelte van het Lighaam naar het ander. DER’MA, (Ai 'ffi*, Gr.) the Skin of a Beasts, or a Man’s Body. De Huidt. DERMESTES, (in Zoology) a Genus of Insefts of DER. DES. 433 the Order of the Coleoptera Een Geslacht van ongekorVe Diertjes van de Coleoptera Order. DERNIER -Resort y (in Law Writings ) the Jurisdic- tion of a Court , and particularly one from which there is no Appeal. Het Rechtsgebied ' van een Hof en byzonder van zulk een Höf van ’t welke men niet appelleereti kan. DEROBE’ , PzVd derobé, the Foot of a Horse which is Worn out. De Voet van een Paerd die, ver- sleten is, waar aan de Hoorn ontbreekt. DE’ROGATE , ( derogatus , L_) Degenerated, de- praved , lefsened in Value or Fertility. Ont- aart, verbasterd, in waarde öf Vruchtbaarheid vermindert. DERR1NG, daring. Spenc. Stout, onvtrzaagt , DERR1NG DO, bold Deeds, Manhood, Cbivalryj Spenc, Stoute Daaden , Mannelyk, Ridderlyk DER’VlS, £(Pers.) a ftrift Order of religious DER’VISES , f Persons 3mong the Turks , who. undergo very fevere Penances. Dervies ; een. gestrenge Order van Geestelyke Persoonen onder a de Turken. DERUNCINATION , (L.) a cutting off Bushes; Trees ^ or any Thing encumbering the Ground. Afsnyding van Takken , en Boomen, en alkf dat J de Grondt belemmert . DES. To DESAR’CINATE , ( desarcinare , L. ) to take a * way the Baggage, to unload. De Bagagie weg- neemen , ontlaaden. DESAR’MER Its Levres d'un Cheval , (in the Met- npgt>') iu keep the Lips of a Horse out of the Barres. De Lippen van ecu Pacrdt buiten da Barres houden. DESCANT , (in Musick) a Song or Tune composed in feveral Parts. Descant, in de Muziek. Plain DESCANT’, is the Ground work of a Musi" cal Composition, which consists in the orderly placing of many Concords. Het Grondtwèrk van een muziekaale Compositie, enz. Figurative DESCANT, Florid DESCANT, is that wherein Discords are . concerned as well as Con cord. Figuur lyke Descant Double DESCANT, is when the Parts are fo con- trived, that the Treble may be made the Base, and , on the contrary , the Base the Treble : Dubbel Descant. To DESCANT , is to run a Division or Variety with the Voice , upon a musical Ground in true Measure; and metaphorically fignifies, to paraphrase ingeniously upon any pleafing Sub- ject. Eent Verdeeling öf Verschiet met de Stein maaken; een aangenaam Onderwerp uitbreiden. DESCEN'DENTS , (F.) Offspring, Posterity, F o* geny. Nakroost, Nageslacht, Stam. lit DESCEN- 434 DES. DESCEN'SION, (L.) a descending or going down. Een Af klimming , Nédergang. DESCEN'SION of a Sign, (in Astronomy ) is an Arch of the Equator , which fets with fuch a Sign or Part of the Zodiack, or any Planet in it. De Boog van den Evenaar , die met een Té- ken öf een Gedeelte van . de Zodiack ondergaat. DESCEN’SION Right of the Sign , ( in Astronomy ) i^s an Arch of the Equator , which descends with the Sign below the Horizon of a right Sphere; or the Time the Sign is fetting in a right Sphere. Een Boog van den Evenaar , die met de Zon benéden de Horizont van een r'ègte Spheer néderdaalt. DESCEN'SION oblique, (in Astronomy ) is an Arch of the Equator which descends with the Sun below the Horizon of an oblique Sphere. Een Boog van den Evenaar , die met de Zon benéden de Horizont van een fchmnsche Spheer néderdaalt, DESCEN’SION, (in Chymistry) is the falling down- ward of the efsential Juice, difsolved from the distilled Matter. Het afdruppen van ' t wézend- lyk Sap , uit de gestookte St'óff 'e ontbonden. DESCEN'SIONAL , relating to Descent. Afdaa • lende, tot eene Afdaaling behoorende, DESCEN’SIONAL difference, (in Astronomy ) the Difference between the oblique and the right descension of a Star. Het onderscheid tufschen de fchmnsche en rëgte Daaling van eene Stërre, DESCENSO’RIUM , (among Chymists ) is a Fur- nace for distilling, by causing the Vapours to distil downwards. Een Disteleer-fornuis, waar door men de Waafsem néderwaards Uoeo gar,,, DESCENT’, (in Heraldry ) the coining down of any Thing form above. Iets dat in een Wapen van boven naar benéden daalt. A Lion en DESCENT, (in Heraldry) a Lion with his Head towards the Base points, and his Heels towards one of the Corners of the Chief, as if he was leaping down , from fome high Place. Een afklinmende Leeuw in een Wapen. DESCENT of heavy Bodies , is their Tendency to- wards the Centre of the Earth. De Neiging van zwaare Lighaamen , naar ’ t Midpunt der Aarde. DESCENT into a Moat or Ditch, is a deep digging into the Earth of the Cover’d Way. Een Af- gang om in een bedekten Weg te komen. To make a DESCENT upon a Country, is to land on it, and co enter into it with a hostile and invading Force. Een Inval in ' s Fyandts Land doen. DESCENTS , (in Fortification ) are the Holes , Vaults , and hollow Places, made by undermining the Ground. Holen, Kluizen, Spelonken , in ’t en • Aemynen van een Grondt gemaakt. DES. To DESCRFBE, (in Geometry ) is to draw a Line or a Circle, &c. Een Lyn öf Kring trekken ; ümschryven. A DESCRIBENT, (in Geometry ) exprefses fome Line or Surface, which by it’s Motion produ- ces a plain Figure or Solid. [Eene Omschryving. DESCRI’ER.one who discovers or descries a Thing at a Distance. Opspeurder , iemand die iets op eenen Afstant ontdekt. To DESCRI'VE, to describe, Spenc. Beschryven , Omschryven. DESECRATION, the converting of a Thing con- secrated to fome common use. Ontheiliging , iets dat geheiligt is , töt een gemeen Gebruik be- zigen. DESHA-CHE’ , (in Heraldry ) is where a Beast has its Limbs feparated from its Body , fo that they Bill remain on the Escutcheon , with only a fmall Separation from their natural Places. Af- gehapt , een Beest in een Wapenschild wiens Léden op eenen kleinen Afst.ant van hun natuurlyke F laats verbeeld Jiaan. DESICCANT, ( desiccans , L. in Medicine ) fuch applications as dry up the Humours. Opdroo- gende Middelen. To DESICCATE, (desiccare,. L. ) to dry up. Op* droogen, uitdroogen. DESICCATION , a drying up. Eene op- of uit * drooging. DESICCATION, (in a Physical Sense') is a difsol- ving of fuperfiuous Moisture into Vapours by hire. z>c ujj - vf unaivugmg , wegetamping van eenig Voeht,het zy door de Zon of door hetVuur. To DESI'DERATE , to long for a Thing not dis- covered; to desire a Thing absent. „ So desi- red and fo much desiderated Problem”. Cheywey, Na wtnschen , verlangen, begeer en. DESIDERATA , ( L. ) Things wanting , required or fought for. Noodige , gezogte , begeerde Dingen. DESIDERY , ( of Desiderium , L. ) Desire , Lust, Chauc. Begeerte, Haaking, Verlangen , Drift, DESIGNATION , (L.) Appointment., &c. Be- stemming. DESIGNATOR, (in Romat{ Antiquity) a Sort of petty Master of the Ceremonies who afsigned every Body their Places, in the Theatres, and other publiek Shews. Een Soort van Onder-ce - remonie-meester ,by de Romeinsche Schouwspelen . DESITIVE , ending or concluded. Eindigende, be- sluitende. A DESi’TlVE Proposition , that which implies ths ending or Conclusion of fomething. Een beslui - tent Voorstel, DESIG- DES. DESIGNING, the Arc of Delineating or drawing the appearance of natural Objects , by Lines on a Plane. De Tékenkonst. DESO AW, leacherous, beastly. CriAuc. Ontuchtig , heestachtig. DESOLER un Cheval, (in Farriery ) to take away the foies of a Horses Feet , without touching the Horn. Em Paerd de Voetzooien ontnemen , zonder 'het Hoorn aan te raaken. DE Jon tort de mesne , ( Law Phrase ) are Words of Form in an Aftion of Trespafs, used byWay of Reply to the Plea of the Defendant, as when the Defendant pleads he did what he is charged with by his Master’s Order, and the Plaintiff replies he did it of his own proper Motion. Uit eigê Beweeging, eene Uitdrukking in de Rechten. To DESPECT’, ( despicere , L. ) to look down. Van boven afkyken, néderwaards zien. DESPOLIATION, (L.) a Robbing or fpoiling .Eene Rooving , óf Blondering. DE’SPOTE, (Asa-rlm, Gr. ) a Lord or Ruler of a Country ; a Governor of a Province among the Greeks. Een Heer öf Heerscher in een Landt ; de Gouverneur van eene Provintie in Griekeii- landt. DE'SPOTE, a Title of Honour, given to the Sons, or Sons in law of the Emperors of Constantino- ple. Een Eertytel die men aan de Zoons óf Schoon- zoons van den Griekschen Keizer gaf. DESPOTISM , ( despotisme , F.) absolute Power. Volstrekte Macht , een onbepaald oppermachtig Vermogen. DESPOUILLE’ , (in Heraldry) the whole Case, Skin, or Slough of a Beast, with the Head, Feet , Tail , and all Appartenances , fo that being filled and fluffed, it looks like the enti- re Creature. De Huid óf het Vel van eenig Beest, met alle de Léden. DESPUMATION , (of de privative, and Spuma, L Froth) a foaming or frothing. Schuiming, Afschuiming. DESPUMATION , (in Pharmacy ) is the clearing and cleansing any Liquor, by letting it boil to take off theScum. Klaaring , en Zuivering van eenig Vocht , door he t éven te laaten opkooken om het af te fchuimen. DESQUAMATION, (L. in Surgery ) is a foaling of foul or carious Bones. Af schilling, af schrap- ping van vuile Beenderen. To DESQUA’ME, (of desquamare , of de privative, and Squama , L. the Scale of a Fish) to take off Scales. Schubben, de Schubben afneemen. DESS, a Seat. Spenc. Een Zetel, Zitplaats. DESSABLY , constantly. Standvastiglyk. i jju. 4 ,- T ° hy close togetl,er - Di s> ««»«- DESSICCATION. Zie DESICCATION. DESTRUIER, a War Horse. Een Oorlogs Paerdl. D FSUDA’TION , (L. in Medicine) a profuse or inordinate Sweating. Eene fier he Zweeting. DES wRn (in Antiquity) a Vaulter or Leaperf who leading one Horse by the Bridle, and ri- cung another , jumped from the Back of one to another. Een Springer , die van ’t eene Paerd op t ander fpringt. T ° D iw ME > ( desu ™ . L ) to take from any ” Desumed or taken from the Laws l° ther Coynes ”. Hale. Ergens iets van afneemen ; overneem en . DESUMPTION, j( L - ) a choosing, or taking from DESUMTION, r ° r out of - Eene Verkiezing, J Uitkiezing. DES ™?’ qui fe desunit , (F. in the Ma- nege ) a Horse that has a false Gallop. Een Paerd dat een valsche Gallop heeft. 1 DET. DET, (or Debt) a Writ which lies for an Aclion of Debt. Een Vonnis van Schuldbetaaling. DETACHED pieces , (in Fortification) any Work? which are at a Distance from the Main -works Af geschelde 'Vesting - werken , van de Hoofd- vesting. J Well DETACHED, (in Painting ) is applied to fuch Figures which appear free, not entangled with c«v.h « tiicr, and having a good Relievo Figuuren die op zich zëlvenfiaan, niet verward zyn, en wel uitkomen. DEI ACFIIA RE, (L. ) to feize or take into Custo- dy a Man s Goods or Persen. Iemands Persoon of Goederen in Beslag neemen. DETAN’DER, (in Law) a Writ for holdine or keeping a Person in Custody. Een Schrifielyl Bevel om lemandt m Bewaaring te houden. J T° DETEN EBRATE, (L.) to dispel or drive away Darknefs. Opklaaren, Duisternifse verdryven. DETENT’S, ( in a Clock ) are those Stops, which being lifted up, or let fall down, do lock or unlock the Clock in ftriking. De Klavieren die de Hamer van een Klok ophefen en laaten vallen om te Jlaan. DETENT’ Wheel, is also called the Hoop Wheel and has a Hoop almost round it, wherein is a Vacancy, at which the Clock locks. Een Hoep - radt in- een Uurwerk. * DETER’GENT , ( detergens , L. in Medicine ) having the power of cleansing. Zuiverende Genees- middelen, lil 2 DETER. 436 DET. DETERMENTS , (in Pharmacy.) Zie ABSTER- GENTS. DETERMINATE, (determinatus , L.) limited, de- termined, fixed, fettled, established, decisive, resolved. Bepaaldt ,'vastgestè'ld } bevestigt, be- slischent , enz. DETER’MINED Problem, (in Geometry) a Pro- blem which has either one, or but one certain Number of Solutions. Een Vraagstuk ,_ dat maar ééne zékere IVyze van oplöfsingen heeft. DETERMINATIVE , having the Power to direft to a certain end. Be paaiende, lesUfschende. DETERRATION, ( of de and Terra , L. ) the Re- moval of Sand , Earth , &c. from higher Grounds to lower by Rains. Eene Afkruijing van Zandt öf Aarde van een hoogen Grondt op een laage. DETERS’ION, (L. in Surgery) a cleansing, wi- ping , or rubbing off. Het zuiveren van eene Wondt. DETINET , ( i. t. he detains, L.) a Writ which Jies where a Man owes an Annuity to another , and refuses to pay it. Een Schriftelyk Bevel té- gen iemant die een Jaargeld aan een ander Jchul- dig is , en weigert te betaalen . DETONATION, (L.) a thundering. Een Gedonder’ DETONATION, ( in ChymUtry) is the thundering Noise that is often made by a Mixture being enkindled in the containing Vefsel ; for the vo- latile Parts fiy out with great Vehemence and Impetuosity. Een donderend Geluidt öf lisbars > ting in het Stofscheiden. To DETO’NIZE, ( detono , L- i' 1 Cf^yminry ) to-V.nL. cine with Detonation. Met losbarsting ver- kalken. To DETORT , ( detortus , from detorqueo , L.) to wrest a Word or Exprefsion from its original Meaning or Design,. Een Woordt verwringen , verdraaijen, DETORS’ION , (L. ) a turning or bending away or afide. Eene Omdraaijing öf ombuiging. PETR ACT ATION, (L,) a drawing back, a De- nial or Refusal. Een Inhaaling , weigering. DETRACTIVE, (L ) apt to detraft. Aftrekkend, afleidend. DETRACT O R Y , Lefsening the Value of a Thing, or Reputation of a Person. Vermindering van de Waarde van een Ding, öf van iemands got- de Naam. DETRAMPE’ , (F-.in Painting) Water colour. Wa- ter-verf. DETRANCI1E’, (in Heraldry) a Line bendwise, proceeding always from the dexter Side, but not from the very Angle, diagonally athwart the Shield. Een boogswyze Dwars-dyn, in sty ffioPenschildt. DET. DEV. DETRIMENT , (in Astrology) is the greatest of the efsential Debilities of a Planet , viz. the Sign directly opposite that which is it’s House j as the Detriment of the Sun in Aquarius , be- cause it is opposite to Leo. De grootste öf wé- zendlykste verzwakktngen van een Planeet. DE TRIMENT , ( at Line ol'ns- Inn) is a Duty of is. 6d. paid by each Member of the Society , to the House , every Term , for defraying it’s Char- ge , and repairing . it’s Lofses. Eene Schatting van 1 8 Stuivers, die elk Lidt van de Maatschap- py der Advocaten betaald, enz. DETRTTE , ( detritus , L.) worn out. Versleten, afgesléten, DjiTRITION, (L. ) a wearing or rubbing off Par- ticles from any PhiDg. Slyting , af dragging. Detruncation, (l.) a cutting off a Branch or Limb of a Tree , &c. Afsnoeijing , knotting , DETRU’SION , a thrusting down ; the Aft of for- cing a Thing downwards. „ From this detru- sion of the Waters towards the fide”. Eeil. Eene Néder drukking. DETRU SOR Urhue y (among Anatomists) a Mus- cle whose carneous Fibres embrace the whole Bladder like a Hand, and comprefs it in the Eva- cuation of the Urine. De Pis néderdrukker ; een Zenuw met Vézelen die de Blaas als eene Handt omvat. DEV. DEVADIATUS , ( in Doomsday-Booli ) is one who has no Sureties or Pledges. Iemand die geen 7Jtrrheid öf Onderpandt heeft. DEVARICATION, two Things crofsing one an- other. Twee Dingen die kruifseling over mal- kander looptn, DEVAST ATION, (L.) a lying waste. Onbeploegt , Onbezaaid , Braaklegging. DEVASTAVE’RUNT bona Testaris ,) (L.)is a Writ DEVASTAWIT, 5 Iving against Executors for paying Legacies and Debts, wit- hout Specialty, before the Debt upon the faid Specialties be due, to the Prejudice of theCre* ditors. Een Schriftelyk Bevel tégen de Execu- teurs van een Testament, wégens 't betaalen van Legasten en Schulden. DEUCALIDO’NIANS, a People who in ancient Ti- mes inhabited the Western Parts of Scmland » Deucalidoniaanen , een Völk 't welk in eude Ty- den het Westelyke Gedeelte van Schötland be- woonde. Ta DEVELOP , (developper , F ) to take off any covering which conceals a Thing; to lay open any Stratagem or Artifice. Ontzwachtelen , ont- wikken ; ontvouwen , ontdekken. PEVEL'OPED, ( developé , F.) unwrapped, unfol- ded. DEV. decf, opened, undone. Ontzufachteld , ontvou* wen, geopent , ontdaan, DEVENE’RUNT , (L.) a Writ to the King’s Eschea- tor, when any one of the King’s Tenants hol- ding in Capite dies , commanding him to mqui- re wbat Lands or Tenements came to him. ben Geschrift in de Eugelsche Rechten, van dten Naam. DEVENSHRING. Zie BURN beating. To DEVEST, (in Law) ta turn out of Pofsefsion. Uit de Bezitdng Jlooten. DEVEX’ITY , (devexitas , L ) Bendingnefs , the Hollownefs of a Valley. Afhelling , Néderhël- ling, Af hanging, Afdaaling. DEVIL on the Neck, a fort of Rack or torturing Ma- chine , antiently used by the Papist to wrest a Confefsion from the Protestants. Een Soort van Pyniging , eert yds by de Roomscbgezinden in gebruik. DEVIL’s BIT, (in Botany) an Herb. Duivels-beet , een Kruidt. DEVIL in a Bush , ( in Botany ) a Plant , called al- so Nigella. Juffertjes in’t groen , Nardus -zaad. Sea DEVIL , a ftrange Monster on the Coasts of America. Ken Zee-duivel. DEVIL’S Milk, (in Botany') a Sort of Spurge , an Herb. Esula minor, L. Wölfs -melk , een Plant. DEVINCTION, (in Antiquity ) a Kind of Love- charm. Ken Soort van Liefdes-bezweering. To DEVIR’GINATE , ( devirginare, L.)to deflo- wer a Virgin. Kene Maagdt ont-eeren, fchënden. DK,Vi'b£. > P iitw lerrn j v*iwtc»u u> uiviscu or DC- V queathed by Will; also the Aft of Bequeathing. Al wat by Testamënte gemaakt is, als méde de Maaking zelve. 'ie DEVI’SE, (in Law) is to bequeath, give, or make over Lands, &c. by a last Will and Tes- tament in Writing. Landeryën vermaaken , gee- ven , overdraagen. DEVITA’TIO , an Escape , fhunning , eschewing „ or avoiding. Kene Ontkoming, Vermyding , enz. DEUNX, (in Roman Antiquity) eleven Ounces or »i Part of the As. K If Oneen Romemsch Gewicht. DEVOCATIO’NE Parliament , a Writ for recalling a Parliament. Een Geschrift om een Parlement U herroepen. DEVOIR’S , (of Calais) the Customs due to the King for Merchandize brought to, or carried out from Calais, when the English Staple was there. Uitgaande en Inkomende Rechten te Ca- lais. DEVOLUTION , (in Law) a Right acquired by Succefsion from one to another. Een Recht ? verkrégw door Opvolging van m qndcr. DEV. DEW. 437 DEV'ONSHIRING of Land. Zie BURN -beating. DEVORA’TION , ( devoratus , of dtvoro, L. ) the Aft of Devouring. Verslinding. DEVO’TIONIST , one much given to Piety and De votion. Een Vroom en Goitsdienstig Mënsch. DEVOURING , (in Heraldry) when Fishes are borne in an Escutcheon, in a feeding Posture. Vis- schen in een eetende Houding , in eenWapenschild , DEUSEAVILLE, the Country. Het Landt. DEUS WIN , two Pence. Twee Stuivers. DEUTERO-crtrao/uVtf/ , (in Theology) a Term ap- plied to certain Books of Scripture which were tdded to- the Canon after the rest; either be- cause they were not wrote till after the Canon was compiled, or because of foine Debate in re- gard to their Canonicity. De Apocryphe Boeken, DEUTEROG’AMY , (Deuterogamia , L. of Aim- f oyctfAtei, of PrüTifè>- the fecond ,and Mar- riage, Gr.) fecond Marriage. Em tweede Hu- welyk. DEUTEROPA’THY , ( Atvrifex*lt m, Gr. in Medi- cine) is a Disease which proceeds from another Disease. Een Ziekte die uit een andere Ziekte ontstaat. DEUTEROPOTMI , ( , Gr. in Grecian Antiquity ) a Designation given to fuch of the Athenians , as had been thought Dead , and , af- ter the Celebration of the Funeral-rites, unex- peftedly recovered. Eene Benaaming die men men gaf aan Atheniensers, die men meende dat Doodt waren , en na het verrichten van de Lyk - — >.j. , oj K.-VO urjetn. DEUTEROSIS , the Greek Name by which the Jews called their Miscbnah , or fecond Law. De Grieksche Naam waar méde de Jooden hunne tweede Wet benoemden. DEVUiDER, (in the Manege) is faid of a Horse that , upon working upon Volts , makes his Shoulders go to fast for the Croupe to follow. Deguider ; zegt men van een Paerd, dat , als men het op de Volte bréngt , met de voorste Schën- kelen al te fchielyk voortgaat , doch met de Crou- pe niet volgd. DEUX Ans , (in Gardening) a John -apple,. Een Jans-appel. DEW. To DEW, To BEDEW to fprinkle, moisten, or wet with Dew. Dauwen , met Daauw be- vochtigen of nut maaken. DEW of Vitriol , (among Ckymists) is a Phlegm or Water drawn from that Mineral Salt. Daauw van Vitriool. Mill-DEW , a Disease incident to Corn. Honing- daauw . Iii a Sun* 43§ DEW. DEY. DEX. DIA. Sun- DEW, (in Botany ) the Plant Rofs-folis. lon- n e-daauw. DEW-besprent , fprinkled with Dew. ,, The Savou- ry Herb of Knot - gvafs dew-besprent . Milt. Met Daauw besprenkelt. DEW BERRY, (i a Botany ) a Sort of Fruit. Brom- mel-beziln. DEW-BORN, a Distemper in Cattle; being a' Swel- ling in the Body , as much as the Skin , can hold, fo that fome Beasts are in |a danger^of bursting. Opzwelling , oen Ongemak aan t Vee. DEW- CLAWS, (among Hunters ) the Bones or lit- tle Nails behind a Deer’s Foot. _ De kleine ag - ter Nagels aan de Voeten der Dieren. DEW-GRASS, (in Botany ) an Herb. Daauw gras. DEWS, (Deuv ,F. of Aim, Gr.) two’ the Number Two at Cards or Dice. De twee in het Kaart- spel en op de DSbbelsteenen. DEX. DEXTANS , (in Roman Antiquity) ten Ounces, or of their As. Tien Oneen 'óf gedeelte van hun Pandt. DEXTER, (L. in Heraldry) the right Side of a Shield or Coat of Arms. De regter Z yde van eon Wapenschildt . DEXTER Aspeft, ( in Astrology ) is an Aspeft which is contrary to the natural Order and Succefsion of the Signs. Een Aspect tégen de natuurlyke Order en Opvolging der Tékenen. DFXTF.R FHpi^L 7 w , < jr y Branch of the Spleen Vein that pafses to the Caul or Epiploon. De tweede Tak van de Mild-ader. DEXTPvAL, on the right Side. Aan de regter Zyde. DEXTRALITY, the State of being on the right Side. Régts, aan de rêgter Zyde zynde. DEXTRA’RIUS, ( O. R. ) a light Horse, or Hor- se for the great Saddle. Een ligt Paerdt. DEXTROCHERE , in Heraldry ) is the right Arm DESTROCHERE,- S pointed in a Shield, fometi- mes naked , fometimes cloathed , or adorned with a Bracelet ; and fometimes armed , or hol- ding fome moveable , or Member used in the Arms. " De regter Arm , in een Wapenschildt . DEY. DEY , the Title of the fupreme Governor of Tunis in Barbary. De y , de opperste Gouverneur van Tunis in Barbaryën. DIA. DIA, (At*, Gr.) a Greek Proposition , fignifying through , in , or between , and is often joined to the Names of physical Compositions, with DIA. that of the principal Ingredient ; as Diascor - dium, &c. Een Grieksch Voorzëtzel betékenen- de door , in of tufschen. DIABETES, (A<«?«r»; of S'iu&u.ha , to run through, Gr. in Medicine) the discharge of any Liquor through the urinary Pafsages almost as foon as it is drank, without any or little Alteration, and under the Appearance of Water, attended with insatiable Thirst De Pis-vloet , eene vloeijing van de Drank door 't Lighaam, zonder Booking. DIABETS , an Hydraulick or Ware* Machine. Een Soort van een Waterweeg-werktuig. DIABETTCAL, troubled with , or belonging to a Diabetes. Met de Pis-vloedt gequëld zyn. DlABLÉde Mer, (in Ornithology) certain black Bird, very much like an Wild-duck. Zee-duivel, zéke- re zwarte V ogel van gedaante als een Eendvogel. DIA’BOLUS , , of to destroy. Gr. ) the Devil. De Duivel. DIA’BOLUS Atticus , ( in Antiquity ) a Piece of Coin among the Athens , worth about four Pence. Een Munt ter waarde van omtrè'nd vier Stuivers • DIA’BOLUS Metal lorum , ( in Chymistry ) Tin. Tin- DIABRO’SIS , ( hufepMim , Gr. ) a Solutiofl^of the Continuum by Corrosion of the Parts. Eene Ontbinding van het Continuum door in-ieting van de Deelen. DIA’CARTHAMI , (in { Pharmacy ) an Eleftuary composed of fome Purgatives, with the Addi- tion of the Pulp of the Seed of Carthamus. Eene . -£V.7,S. wv t DIACATHOLTCON , (L.) an universal Medicine. Een algemeen Geneesmiddel. DIA’CAUSTICKS, ( from $1» and xusva, Gr. in Phi» losophy ) the Consideration or Doftrine of re- frafted Sounds as they pafs through different Mediums, i. e. either through a dense into a rare, or through a rare into a dense one. De Leerstelling der weerkaatzende Geluiden. PIA’CAUSTICK Curve , a Species of Caustick Curves , formed by Refraftion. Een Soort val 1 kromme Lynen door weerkaatzing veroorzaakt. DIA’CELTATESSON , (in Chymistry) a purging Preparation procüred from the fixed Flowers of Antimony. Een buikzuiverend Toebereidzel van de Bloem van Spiesglas gemaakt. DIACEN’TROS, the ihortest Diameter of the El- liptical Orbit of any Planet. De kortste Mid - dellyn van de eironde Keerkring van eene Planeet. DIACHO’RESIS, ( , Gr.) the Aft or Fa- culty of voiding Excrements. He t Vermogen, om de verteerde Spyzen uit te werpen. DIA’CHYLON , (in Pharmacy) an emollient di- gestive Plaster , composed of Mucilages or vis- cid DIA. cid Juices , drawn from certain Plants. Een ver - zagtend Pleister. DIA’CINEMA , ( in Surgery ) a Separation of the Bones , , without dropping out. Eene Afwy- king van de Beenderen , zander geheel uit te vallen. DIACLY’SMA , ( buy^vrpo* , Gr.) a Gargling or was- hing for the Mouth. Een Gorgel-water om den Mond méde te fpoelen. DIACO’DIUM , (of JW' with, and x.uS'm the Top of a Plant, Gr. ) a Syrup made of the Tops of Poppies. Een Borst-fyroop , die van Maan- kop- pen gemaakt voord. DIACO’NAL, of or belonging to a Diacon. Tot een Diaken behoorende. DIA’CONION, an Apartment answering to our Ves- try. Een Vertrek met onze Kerkenkamers overeen komende. DIA’COPE , (in Grammar .) Zie TMESIS. DIA’COPRAiGIA , ( in Pharmacy ) a Preparation made of Goat’s Dung. Een Geneesmiddel dab van Geiten drek gemaakt voord. DIACOUS’TICKS- Zie DIAGAUSTTCKS. PIA’CRII, (in Grecian Antiquity) an Appellation given to a Faftion at Athens , who favoured Oligarchy , in opposition to the Pediaci, who were for a pure Democratical Government. Diet • criteti , een zékere Faélie te Athénen. DIA’CRISIS , (^efxpun?, Gr.) a judging of, and distinguishing Diseases , with their respective Symptoms. Eene beoordeeling van , en onderschei- ding der Ziekt ens t en derzëlver Toevallen. PIA’CYDONITES , ( in Pharmacy ) a Term applied to those Remedies where Quinces are a princi- pal Ingredient. Maagsterkende Middelen , waar van Qiieè'n het voornaamste Inmëngsel is. DIA’DELPHIA, (in Botany ) a Ctafs of Plants the Seventeenth in Order; comprehending all tho- se with Papilionaceous and Hermaphrodite Flo- wers , and Leguminous Seed - vefsels. Planten die Bloemen vóórtbrengen , welker 'Hëlmstylt- ■jes in twee Cylinder-vónnigè Lighaamen faamen gegroeid zyn. DIA’DEM, (in Heraldry) certain Circles or Rims, binding or inclosing the Crowns of Princes, and to bear the Globes, Croises, or Flower de Luces for their Crests. Diadeem , zékere Krin- gen 'óf Randen, in een Wapenschild , de Kroonen van Vórsten faamenbindende ëf insluitende. PIA’DEMED , adorned with a Diadem ; wearing a Crown, crowned. Een Kroon draagende , ge- kroond. PIADO’CHE , , Gr.) Succefsion. Op. Vfilging. DIA. 439 DIADO’CHE, (in Physrck ) the Progrefs of. a Di- sease. De voortgang van eene Ziekte. DIADOSIS , ( &xit£orn , Gr. ) a Tradition. Eene O verlévering. DIADOSIS , ( in Physick ) a Distribution of Nourish- ment through all the Parts of the Body. Eene Verdeeling van't Voedzel door alle de Deelen van ’ t Lighuam. DIADROME’ , ( SixS'ftfMt , Gr. ) the Time in which any Motion is performed; the Time in which aPendtilum performs a fingle Vibration. „Who- se Diadroms, in the 1 Latitude of 45 Degrees are equal to one Second”. Locke. De Tyd in welke eene Bewecging verricht word , enz. DliE’RESlS , {Si ecipia-is, Gr. in Surgery) is a Me- thod of Separation of those Parcs, which , by their Union , hinder the Cure of Diseases. Eene voyze om die Deelen , die door him vereeniging met anderen , de Geneezing eener. Ziekte hinder- lyk zyn , af te fcheiden\ het zy door Jnyden , branden , booren , enz. DLEREST3, (in Medicine) the destroying or con- suming of the Vefsels or Canals of an animal Body, by fome corroding Humour forcing it- self a pafsage , or by the Extravasation of the Juices. De Bederving öf Verteering van de Va- ten óf Kanaalen van een dierlyk Lighaam. DliERET’ICKS , (Gr.) Medicines which corrode and eat. In-eetende Middelen. DliE’TA ,'( o'lxrtx , Gr. ) Died , Food. Spyze , Voedzel. DLL 1'ETaE , (in Grecian Antiquity) a Kind of Judges, of which there were two Sorts, the Cleroti , and Diala&erii. Een Soort van Réch- ters in Griekenlandt. DI2ERETICA, ( STctniTty-h , Gr, ) is a Part of Phy- sick , which prescribes the Use and the Know- ledge of the Rules of Died , or of the fix Non- naturals. Een Gedeelte van deGeneeskonst , de Ken- nis en Régelen van de Lévenswy ze voorschryvende. DIAGLY’PICE , (JlayAvipiKyi, Gr.) the Art of cut- ting or making hollow , or concave Figures in __ Metals. De Konst van Metaalen uit te hóllen. DIAGNOST’ICK , (of Jluyivutnu* , Gr. to know) that knows or discerns thoroughly. Een Ken- ner , die eene Zaak ter deeg doorziet . DIAGNOSTTCK Signs, (in Physick) those Signs of a Disease which are apparent. Diagnosis , die Tékenen eener Ziekte, waar uit men over de- zélve oordeeld. DIAGNOST’ICK Signs, (among Botanists) are par ticular Signs , by which one Plant may be known from another. Byzondere Tekenen, waar by men de eene Planeetvande andere onderscheid. DIAG’ONAL , ( Diagonale , F. Diagonalis , L. of S'lnyun©* ,G r. in Geometry) is a Line drawn from Angle to Angle in any Figure. Een Lyn, die- 44 o DIA. die in eenig Figuur van Hoek tSt Hoek getrofa ken word. DI’AGRAM , ( Dia gramma, L. of Gr' in Geometry ) is a Scheme drawn for the de- monstrating or proving of any Thing. Een Plan, om in de Meetkonst iets te bewyzen. DTAGRAM , ( in Musick ) is a Proportion of Mea- sures , distinguished by certain Notes. Een Evenrédigheid van Maat , door zékere Nooten onderscheiden. DIAGRAPH’ICAL , belonging to the Art of Pain- ting or Engraving. Tot de Konst van Schilderen en Graveeren behoorende. DIAGRAPHI’CK Art , ( 2lctypa ,Gr.) is a Pulse that beats, twice. Een Pols die dubbeld jlaat. DICTAMNUS , (in Botany) Garden-ginger. Es- se hen kruid , Fraxinelle. DICTA’TE, ( di£tatum,L )a Rule or Mandate de- livered by fome Person of Authority. Een Be- vel öf Mandaat door een Gezack hebbend Persoon uitgegeeven. DICTATION, the Aft or Brattice of prescribing, giving Orders, or laying down Rules" or Con- duit. Voorschryving van Bevélen , Régels van Gedrag , enz. DICTA’TURE, (F. Diüatura , L. ) a Di&atorship; the Office and Dignity of a Diótator. Opperbe - vëlhebb er schap. DICTION, (from Di£tio,L.) the peculiar Manner which an Author has of exprefsing himself. Styl, de\byzondereWyze die eenSchryver heeft van zich uit te drukken . DICTUM, (in Old Writers) an Arbitrament or Award; and hence the Term Dittores is used for Arbitrators. Goemanschap en Verdrag. DICTYOIDES, ( in a Anatomy.) Het Wonder-net , Rete Mirabile, Retiformis. DID. DIDAP’PER , the Name of a Bird. Een Duiker. ■DIDASCAL’ICK , (AJWk«A»*o« , Gr.) pertaining to a Master or Teacher. Meester lyk , töt een Meester öf Onderwyzer behoorende. DIDELPHUS , (in Zoology) a Genus of Quadru- peds , of the Order of the Glires. Een Geslacht van viervoetige Beesten. DI’DYMOI , (Mvfjooi, Gr.) Twins, or any Thing double. Tweelingen , 'öf iets dat dubbel is. DI’DYMOI , (among Anatomists ) the Testicles. De Teelballen. DIDYNAMJA ’ (tu Botany ) * vciy cuiuprebensive ^iats of Plants, the fourteenth in Order. Die Klafse der Planten wëlkers Bloemen twee Hëlm - Jïyltjes langer hebben als de overige . DIE. DIE, (in Architecture) the Middle of a Pedestal , viz. the Part lying between the Basis and the Cornice. Het middelste Gedeelte van een Voetstuk. DIE, plural. DIES, the Stamp used in Coining, 01 the Mold in which Medals are cast. De Stëm- pel om Lëgpënningen te Jlaan 'óf de Worm omze te gieten. DE die in diem, (L.) from Day to Day, in a con- tinued; DIE. tinned Succession- -Van Dag tot Dag , in een doorgaande 'Opvolging* DIÉM clausit extremum, z Writ which lies, when the Heir of one who holds Land ot the King ’ dies , for the Escheator to enquire of what Esta- te he was pofsefsed, Een Schnftelyk Bevel als de Erfgenaam van iemand die Landeryen van den Koningin Leen heeft, (lërft , om te onderzoeken «i vë-lke vaste Goederen by bezat. niER’s Weed , (in Botany) an Herb. IVóUw. DIER VILLA, (in Botany ) a Genus ot the Pent an- d^mancgynia Clafs of Plants. Een P^n ge- was van dien Nadin, tot de, genoemde Klafse be- hoorende. DIES fin Dooms day -Book) is used to fignify the Charge of one Day’s Entertainment for the King. De Kosten van't Onthaalen van den Konirg voor een en Dag. DIES datus, (Law Term ) a Respite given by the Court to the Defendant. Een Uitstel dat de Rechter aan den Verweerder geeft. DIES Feriatus, a Festival. Een Vierdag , Feestdag , als 'er geen Gericht gehouden word. ■ DIES 'furidici , ( L. Legal Days ) are Days given to the Parties in Court during the Term. ^ Dagen , die geduurende de. Vn.ca.ntie. nan Party in s"S ee ~ ven worden. DIES nonjuridici , (L. ) Days on which no Pleas are held in any Court of Justice. Dagen , op welken voor de Rechtbank niet gepleit word. DIES Marchice , the Day of Meeting formerly held every Year, on the Marches or Borders, be- tween the English and Scotch. Veendagen', Zit- tingen die men voor deezen oyer de Veenen tus- schen Engeland en Schotland hield. DIES Solutionis, the Day of Payment. Een Verval- dag, Betaaldag. DI’ESIS , (tiio-ls, Gr.) a Term in Musick, deno- ting a Tone below a Semi-tone or a Sharp. Een minste halve Toon , de eerste Mërk-toon. DIESIS, (among Printers ) the Mark t called also a double Dagger. Het Téken t by de Drukkers , anders een CtUblcl.dp. Ponk genaemtr. DIESIS Enharmonical , (in Mustek) is the Diffe- rence between the greater and lefser Semi-to- ne. He t Onderscheid tufschen de groote en Hei- ne halve Toon. DIET A, a Day’s Work or Journey. Een Dag-wërk öf Dag-reize. DI’ETARY , treating of, or belonging to prescri- bed or limited Diet. Van een bepaalde Livens- wyze handelende , of dezelve voorschryvende. DIETE’TICAL , belonging to a moderate and limi- ted Diet. Tot eene maatige en gezétte Livens- behoor ende.. DIE. DIF. 445 D1EU ET M.ON DROiT, the. Motto of the Arms of England, and fignifies,, God and my Right. Godt en myn Recht ; de Zinspreuk cm ’£ Wapen van Engëlandt. D1EU ET SON ACT , a Maxim in the English Common Law , That the AH of God fhall hurt no Man ; fo that if a House be beat down by a Tempest, the Lefsee fhall not- only be free from an Aftipn of Waste, but also has a Right to take Timber to rebuild the House. G'ödts Daaden zullen niemand beschadigen ; een Stokre- gel in de Rechten, zo dat iemand niet behoeft te vergoeden de Schande die door Weer 'en Wind ver- oorzaakt word. DIEXAHEDRA , (in Natural History) a Genus of pellucid and crystalliform Spars. Een Soort van ondoorschynent en Krystal-varmig Mosco* visch Glas. DIEZEUG’MENON, ( Jicctytlyg/ivov , Gr. ) a Figure in Rhetorick , in which feveral Clauses of a Sentence have Relation to one Verb. Een Fi- guur in de Redeneerkonst , waar by verschelde Clausuls betrekking hebben töt een Werkwoord. - D1EZEUGMENON Paranete , (in Musick) is the Note D-la-fol-re. D-la-fol re , in de Muziek. DIF. DIFFA’MATORY , ( diffamatoire , F . ) llanderous. Lasterlyk , ont-eerende. DIFFARREA’TION , (in Roman Antiquity) the Parting of a Cake; a Solemnity used among the Romans, in the Divorcement of Man and Wi- fe. II et breeken van een Koek ; eene Plechtig- heid der Romeinen , by eene Echtscheiding. DIFFERENCE, (in Logick) ls the Attribute or Property which efsentially distinguishes one Species from another. Onder sheid-fde Hoedanig- heid öf Eigenschap , die het eene Ding ] van 't ander onderscheid. DIF’FERENCE, (in Mathematiek. r) is the Excds of one Quantity above another; or the Remain- der, when one Quantity is taken out of another. Het Verschil van de eene Veelheid boven de an- dere , öf het Overschot als ’ t een van ’ t ander af- getrokken is. DIF’FERENCE of Longitude , ( of two Places on the Earth) is an Arch of the Equator , com- prehended between the Meridians of those two Places. Verschil der Lengte , van twee Plaatsen op de Aarde. DIF’FERENCE Ascensional , of the Sun or Planet , is the Difference between the right and obli- que Ascension of the Sun or Planet. Het Ver- schil tufschen de rechte en fchuine Opgang van de Zon; de Sterren, öf eenig ander Punt. op de vlakte van den Hêmel-kloot. DIF’FERENCES m a Coat of Arms , are fuch Things Kkk 3 as 44ö DIF! DIG. as distinguish oneFamily from another; or Per- sons of the fame Family from each other. Ou- derscheidingen in een Wapenschild. DIFFERENTIAL, differ entialis , (in the DoBrine of Logarithms ) rhe Logarithms of Tangents. De Logarithmus Tangentes. DIFFERENTIAL Method, (in Geometry) that of finding an infinite fmall Quantity, which, -taken an infinite Number of Times , is equal to a given Quantity. De wyze om eene on-eindige kleme Veelheid te vinden, enz. DIFFFCILE, (F. difflcilis , L.) hard, difficult. Zwaar, ongemakkdyk. DIFFIDATION, (L.) a Violation of the Common Peace ; also a Threating , Damage. Eene fchè'n- ding van de gemeene Rust; Bedreiging , benct- Heeling. DIFFFDENCE , {Diffidentia , L.) Doubtfulnefs , Mistrust , Suspicion. Bekommernis , Mistr on- trouwen, Wantrouwen. PIFFLATION , (in Chymistry) is when Spirits, which are raised by Heat, are blown into the opposite Arch of the Furnace with a Sort of Bellows. Verblaazing van de door Hitte opklim- mende Deelen, in de Stookkonst. BIFTLUENCE, {Diffluentia, L. ) a flowing forth, abroad , or feveral Ways. Overvloeijing , Ver- spreiding. DIF’FLUENT, ( difflusns , L. ) flowing away. Weg- vloeijing. DIFFLU’VIUM , ( L. ) a falling off, a flowing down. Eene Afvalling ,-Nédervloeijing. DXFFLU'VIUM , (among Botanists) a Distemper in Trees, whereby they lose their Baric.' Een Ongemak der Boomen , waar door ze hun Bast verliezen. -BIFFORM, (with Botanists) a Word used to dis- tinguish the Flowers of fome Plants. Onder- scheid , een Woord, om de Bloemen po an fommige Planten te onderscheiden. D1FFITSE , adj. (F. diffusus , L.) ample , large , extended ; also fcattered , or fpread widely. Omstandig , wydloopend, uitweidende ; als méde . verspreid. DIFFUSELY , widely, extensively, copious. Wyd, uitgestrëkt, breedvoerig. DIFFU’SION , ( in Philosophy ) fignifies the disper- sing the fubtle Effluvia of Bodies into a Kind of Atmosphere all round them. De verstred' Hing van de dunne Uitvloeisels der Lighaafnen tSt een Soort van Dampkring om dezèlven. DIG. J. DIG, a Mattock. Een Hark. To DIG a Badger, ( Hunting Term)' to raise or di- slodge him. Een Dier opstooten. ma DÏGAMMA, (^y« We4 ,Gr. ) the Letter F, fo c*D led b y Grammarians, because it feems to re- present a double T. De Letter F. DI GAMY, Gr.} a being married to two Wives at the fame Times. Aan twee Vrouwen te gelyk getrouwt zyn. DiGAS TRICK , (L, dlyasyp t*«s, of Jïp twice, and the Belly, Gr.) that has a double Belly. Twee Buikig. DIGASTRICUS, (L. Siyar ptnof, Gr. ) a Muscle of tire lower Jaw , fo called from it’s double Bel- ly. De twee buikige Spier ; een Spier van de onder Kinnebak, die ook Biventer if Graphoi- des genaamd word . DI GERENTS , (L. with Physicians) Medicines which digest or ripen, V ? rdeelende of losmaa - kende Middelen. To DIGEST’, (in Chymistry $ is to fet a foaking over a gentle Fire, Op een zagt Vuur doen wieken. To DIGEST, (in Surgery) is to ripen, to cleanse a Sore. Een Zeer ryp maaken, zuiveren. A DIGESTTR, a Vefsel for difsolving Bones in- to a Jelly, &c. Een Vat om Beenen tot Gelei ie knnben. DIGEST’IBLE , ( Digestibilis , L. ) that may he di- gested. Het geene verteert öf geweekt kan worden. DIGESTION, (F. of L, in Chymistry) is a Difso- lution of Things by an artificial Heat , or by Fire. Werking, we eking , eene Ontbinding door eene maatige Hitte. DIGESTIVES , are Medicines which cause Diges- tion. Middelen die de Verteering der Spyzen be- vorderen. External DIGESTIVES , are fuch as difsolve a Swelling, or breed good Matter in a Wound. Uitwendige ontbindende Sf rypmaakende Mid- delen. BI’GHT, drefsed. Gekleedt. To DIGHT’, to deck, fet off, or adorn. Smwcer, IJsaKcn , afaStt»n. verderen. To DIGHT’ , to foul or dirty. Bevuilen , morsig maaken. DFGIT, (_ Digitus, L. ) the Quantity of three Quar- ters of an Inch in Measure. De Veelheid van drie vierde Duim , in Maarte. DI’GIT , ( in Astronomy ) is the twelfth Part of the Diameter of the Sun or Moon , and is used to denote the Quantity of an Eclipse. Het twaalf- de Deel van den Diaméter van de Zon ëf Maan. DIGITALIS, (in Botany) Fox-glove, Vingerhoeds- kruid. DIGITATED Leaf. Zie DIGITATUM Folium. DIGITS ;PIG,;PIH. „r DIGITATION , -a pointing with. the. Finger ; also the ï'oim. of the Fi.ogers ; of both .Hands joined together , or the Manner of their fo j’oiping. JJet wyzen met de Vinger, als méde het Jaamen vouwen der Vingers van heide de Handen* DIGITATUM Folium , ( among Botanists ) is a Term for the Leaf of a Plant, which either is composed of many Angle Leaves fet together upon one Footltalk, as in Cinquefoil, V.c. or else , where there are many deep Gashes or Cuts in the Leaf, as in those of Strawberries, &c. Gevingerd Blad ; een Blad van eene Plant , die uit verschelde tinkelde Bladen,, aan een Steng bestaat , enz. DIGITS , figaify any Integer or whole Number un- der Ten. Vinger -getallen , de Getallen van i tot 9. DIGLYPH, (in Architecture) a Kind . of imperfeft Triglyph., Console , or the like, with two Chan- nels or engravings» Twee f pleet ; een Soort van een onvolmaakte Tri-glyph öf Drie-fpleet ; een cieraad van. den Fries. DIGNA’TION , (L. ) a vouchsafing. Eene Vergun- ning, Verwaar diging. DIGNE, ( dignns , L. ) worthy, neat, genteel. Cfl. Waardig , net, aardig. DIGNIFICA’TION, the Aft of conferring Honour; the preferring to fome honourable Rank. Met Eere beschenken , het bevorderen tot een aanzien * tyke Post . DIG’NITIES , (among Astrologers) are the Advan- tages which a Planet has upon account of it’s being in a particular Place of the Zodiack, or in fuch a Station with other Planets, &c. De Voorrang eener Planeet, wè'lke %y wégens haa * ren Stantplaats tégen de Zon en de overige Pla * neeten, 'öf wégens haare Plaats in de Ecliptica en het Hémel-httis heeft. DIGNO’TION, distin&ion , or a distinguishing Mark. „ Temperamental dignotions". Brown. Onder- scheiding ,■ een onderscheidend Téken. DIGONAL, ( Digonus, L. among Botanists ) Twee- hoekig, twee-kantig. DI’GRAVE, L an Officer who takes Care of DIKE-GRAVE, S Banks and Ditches. Dykgraaf. DIGYNIA, (in the Linn&an System of Botany) an Order of Plants, intimating the Plant to have two Styles' Planten welkers Bloemen twee Stam- pertjes hebben. DIGYNICAL Flower. Bloem met twee Stampertjes . DIH. DIHE’LIUS , (Gr. in Astronomy) is that Ordinate jn the Ellipsis, which pafses thro’ that Focus, in which the Sun is fupposed to be placed. De Regt-lyn in een Ellipsis, die door het Brandpunt DÏJ7 DK. DIL. u? gaat , .in ’t welk de Zon vermoed word } geplaatst te zyn. DIJ. DJJAM’BUS, ( of LiV and ’ , Gr ) a Foot in Verse . consisting of four Syllables , the first and third Ihort, the fecond and last long. Een Voet van een Vaers , bestaande uit vier-Syllaben; de eerste en derde kort , de tweede en laatste lang. DIK. DIKE-KEÊVE. Zie DIKE GRAVE. DIL. To DILA’NIATE, (dilaniare , L. ) to tear or rend in Pieces. Van een fcheuren , van een rukken. DILANIA’TION, ( L. ) a tearing or rending in Pie- ces, Verscheuring. To DILAPIDATE , (dilapidare , L.) to rid a Pla ce of Stones; to lavish or fpend wa&tefully, Een Plaats van Steenen zuiveren p verkuisten ver- spillen. DILAPIDATION , (in Law) is where an Incum- bent, on a Church Benefice, fuffers the Per- sonage-house. or the Out-house , to fall down, or be in decay for want of necefsar r y Repara- tion. Het laaten vervallen van een Pastory-huis . DILATA’BILITY, the Quality of admitting or fuf- fering extension. Rekbaarheid. DILATA’TION, ( among Anatomists ) is when any Pafsages or Vefsels in the Body are ftretc-hed too much. Vcrwydering , is als de Buizen öf Vaten in het Lighaam te veel gerekt zyn- DILATA’TION, (in Philosophy) is when a Thing takes up more Space titan it did before. XJit- zitting, als een Ding meer Plaats beslaat dan het te vooren deed. DILATO’RES Alarum Nasi , (L. in Anatomy) a ratr of Muscles of die Nose, which pull up the Alee , and dilate the Nostrils. Een paar Spieren van de Neus , die de Neusgaten ver- wyden. DILATORY , I (Dilator , L. ) a Surgeon’s Instru. DILA’TER, 5 uient to dilate or open the Mouth of the Womb; also to pull barbed Irons out of a Wound. Een Werktuig om den Mond van de Baarmoeder te ver wyden öf te openen; als méde om Tzers met Weerhaaken uit eene Wond te haaien. D-iL’A-TORILY, be Way of Dilay. Vertraagende , uitstellende. DIL’ATORINESS , a Faculty of delaying, or being used to delay. Vertraagbaarheid, DILL , (in Botany) an Herb like Fennel. Dil, öf Dille. DIL’LENIA, (in Botany) a Genus of the Polyan- dria -poligynia Cials of Plants. Em PJantge- 448 DIL. DIM. was van dien Naam, tot de genoemde Klafse le- hoorende. DIL’LIGROUT , a Sore of Pottage ferved on the King’s- Table on the Coronation Day. Een zé- kere, Pottagie, die men by de Krooning op ’s Ho- nings Tafel 2 è't. DIL’OGY, ( h'Aoy !» , Gr. ) a Rhetorical Figure, when a doubtful Word fignifies two Things. Dubbel- zinnigheid. DILU’CID , ( dilucidus , L. ) clear, light, manifest, evident. Klaar , licht , openbaar. DILU'CIDLY , clearly, evidently. Klaarlyk, dui- delyk. DIL’VING, (in drefsing Tin Oar) fhaking it in a Cmvafs Sive in a Tub' of a Water, fo that the Filth goes over the Rim of the Sieve , leaving the Tin behind. Tin Erts in een Tobbe met Wa- ter, in een Zeef af 'spoelen, DILU’ENT , ( diluens , L.) having the Power to make thin, or attenuate; also that which ma- kes thin, or fluid. Dmmaakend, verdunnend. DILU'ENTS , ( Diluentia , L. ) Medicines ferving to thin the Blöod. Bloed verdunnende Mid- delen. . DILUTE, (among Botanists) Pale. Bleek. DILUTE Cceruleus , a pale blue. Bleek baauw, licht blaauw. To DILUTE , (in Chymistry) is to difsolve the Parts of a dry Body in a moist or liquid one. Verdunnen , de Deelen van een droog Lighaam vloeibaar maaken. DILUTER , that which renders a Body Liquid. Vloei- baarmaaker. \ t'«-i , 1 DILUTION, (L. ) the Aft of rendering a Liquid more thin, or weak, by the Addition of fome other. Verdunning. DILU'ViAN, (L.) belonging to a Flood. Tot eene Vloedt bekoorende. DIM. DIM’LY, darkly, obscurely. Duister-achtig , Don - ker-achtig. DIMENSION, (in Algebra) is applied to the Po- wers of any Root in the Equation, which are called the Dimensions of that Root. Omtrëk , de Vermogens van een Wortel der Equatie in de Stëlkonst. DIMENSION, ( in Geometry) fignifies either Length, Breadth , or Thicknefs. De uitgestrektheid van sen Lighaam , in de lengte , breedte 5f dikte. Dl’MENSIVE, that which marks the Boundaries or out Lines ; that which describes the measure or fpace occupied by a Body. „ Who can draw the Soul’s dimensive Lines Davies. De Omtrëk of buiten Lynea, die een Lighaam be - schryven. DIN. DIO. DIMËTiE , the antient Latin Name of the People who inhabited the Counties now called Caer- marthenshire , Pembrokeshire , and Cardiganshi- re. Dime tee , Volkeren die eortydt in Ierlandt woonden. DIMET1ENT. Zie DIAMETER. DIM. DIMIDI’ETAS, (O. L. ) the Moiety or one half of a Thing. De Hëlft van een Ding of Zaak. DIMINUTION, (in Architetture) is the lefsenirg of a Pillar by little and little. De trapswyze Af- neeming van een Pilaar. DIMINUTION, (in Heraldry) is a defacing of fo- me particular Point in the Escutcheon. Het, uitdoen van een byzonder Téken in een Wapen. DIMINUTION , ( in Musick ) is the abating fo- - mewhat of the full Quantity of a Note. De Vermindering van een Noot, in de Mtiziek. DJMIN’UTIVELY, by Way of Diminution. Ver> kleinende. DIMIN’UTIVENESS, Smallnefs. Kleinheid, Smal- heid. DIMLY , in a dull , obscure , dark manner ; wit- hout a clear .Perception. Schemerig , duister. _ DIMOERIT.fr:, (in Chunk History) a Name given to the Apollinafians , from their feparating the 1 understanding from the human Soul of Christ. Apollinarianen, zékere Ketters. DIN. DI’NARCHY , (fontpw* , Gr.) a Government by two. Eene Regeering, óf Heers chappy van twee Persoonen. c , 1 - • DINETICAL, (hmriKcs, Gr. ) moving round. „ A dinetical Motion”. Brown. Rondtdraai jende , eene Be wee ging in ’t Ronde. DIN’GLE , a narrow Valley between two deep Hilk Een fmdlle Vahije iufschen twee Jlyli Bërgenï ' . .. DIN’NICKS, (in Pharmacy) Medicines against the Vertigo, or Dizzinefs in the Head. • 'Geneesmid- delen tégen de Duizelingen van ’f Hoofdt. To DlNUMERATE', ( dinumerare , L. ) to account or. number. Tellen öf oprékenen. DINUMERATION, (L. ) an accounting or num- bering. Eene Rekening of Optelling. DIO. DIOCTAHEDRIA , (in Natural History) a Genus of pellucid and crystailiform Spars , composed of two Oftangular Pyramids , joining base to base , without any intermediate Colum. Een Soort van Muskovisch Glas. DIODIA, (in Botany) a Genus of the Didynamia- angiospermia Clafs of Plants. Een Plantgewas van dien Naam, bekoorende tot de genoemde Klafse. DlOE- DIO. DIP. DIOE'CIA , ( in the Linnean System of Botany . ) Planten die aan de eene Plant alleen Bloemen met Hëlmstyltj es , en aan een andere van dezelf- de Soort alleen Bloemen met Stampertjes vóórt- brengen. DIOMEDIS Avis, (in Ornithology) a Bird of the Duck kind , about the fize of the common Hen. Een Soort van een Eendvogel, zo groot als een gemeene Hen. DIONYSIA, or DIONYSIAS, (in Natural History) a Precious-Bone with red Spots. Een Edelge- steente met rooie Stippen. DIOP’TRA, (of Aiex-Tty, Gr. ) the Index or Ruler of an Astrolabe, or fuch like Instrument. De Wyzer van een Astrolabium, öf diergelyke In- strumenten. DIOP’TRA, is also fometimes used for the Hole pierced in Sights of Mathematical Instruments. Het Hoi of Gat in het Vizier van IViskonstige Werktuigen. DIOPTRA , ( of Silrre(iM , Gr.) a Surgeon’s Instru- ment to enlarge or open the Womb for the Extraction of the Foetus. Een Moeder-fpiegel ; een Heelmeesters Instrument. DIOPTRICAL, (Dioptricus, L. of Mx-rpm©', Gr.) belonging to the Dioptricks. Tat de Dioptrica behoorende. DIOP’TRICKS , H Dioptrique , F. of Mrloptu , Gr.) DIOP’TICKS , S is aPart of Opticks which treats of refrafted Rays, and their Union which one another, according as they are received by Glas- ses of this or that Figure. Deoptrica; een ge- deelte van de Gezigtkunde , handelende van de te- rugkaatzende Straalen, enz. DlOR’TffOSIS , ( hlpSao-is , Gr. ) an Operation whe- re crooked and distorted Members are made ftraight , and restored tu their Uuc snape. Eene heelkonstige Werking, waar door ontwrichte Lé- den wéder in order gebracht worden. DIOSANTHOS , ( in Botany ) Een Soort van enkel- de wilde Anjelieren . 3DIOSCORE A , ( in Botany ) a Genus of the Dioecia « hexaridria Clafs of Plants, having no Coralla in either the male or female Flowers. Een Plant- gewas van dien Naam , tot de genoemde KlaJ'se be- hoorende. DIOSMA, (i n botany) a Genus of the Pentandria- monogynia Clafs of Plants. Een Plantgewas van dien Naam, tot de genoemde Klafse behoo- rende. DIOSPYROS , (in Botany ) the Date-plum. Een zeer fchoon Heester Gewas; de Dadel pruim. DIO’TA, (among Chymists ) a circulating or double Vefsel. Een omloop Vat, Sf dubbel Vat. DIP. DIPETALOUS , (from ^ 5 , and « -nctfov, Gr. in Botany) fuch Flowers as have two Leaves. Twee Bloem- bladig ; Bloemen die uit twee Bladen bestaan. DIPHRYGES, (in ancient Pharmacy) the Scoria:, Sediment, or Calx of melted Copper, gathe- red in the Furnace, when the Metal was run out. Het Bezinkzel 'öf de Kalk van gesmolten Koper die in het Fornuis gegadert werd, daar J t Metaal uit geloopen was. DIPHYTUS Flos, (among Botanists.) Tweeplanti- ge Bloem; een Bloem die aan de eene Plant al- leen Hëlmstyltjes , en aan de andere van dezelfde Soort alleen Stampertjes heeft. DI’PLAS , ( from S'r^/aa , Gr.) a Serpent, whose Bite produces unquenchable Thirst. Eene Slang welker Beet, onleschbaare Dorst veroorzaakt. DIPLASIAS'MUS , ( S^Xxo-tcurffbi ; , Gr. ) is a Redu- plication of Diseases ; also two Muscles of the Arm which ferve to turn it about. Eene Ver- dubbeling van Ziektens ; a Is méde , twee Spie- ren van den Arm, die dienen om dezelve om te draaijen. DI PLE , a Mark in the Margin of a Book , to fhew where the Fault is to be corretted. Een Téken op de Randt van een Bladt , om te toonen waar een Fout verbétert moet worden. DIPLOE', (< hrrXor., Gr. in Anatomy) the foft Me- ditullium or medullary Substance , which lies betwixt the two Lamina: of the Bones of the Cranium. De fpons-achtige Staff e, die men tus- schen de Bladen van de Hërfsenpan vind. DIPLOE’, {(in Chymistry) a double Vefsel. Een DIPLO’MA, 5 dubbeld Vat, in de Stookkonst. DIPLO’MA , (<5Wa*~/a« , Gr. ) a Royal Charter, or a Prince’s Letters -patent ; also the Licence of a Clergyman to exercise the ministerial Func- tion,- or of a Physician or Surgeon to practise their Art. Een Koninglyke Handvest, öf Vör- stelyk Patent ; als ook een Verlofbrief aan een Proponënt , om alle de Deelen van den Dienst te mogen oeffenen ; mitsgaders een Dotters öf Chi- rurgyns Bul. DIPLOSANTHERiE , (among Botanists.) Planten die Bloemen vóórtbrengen , wélke tweemaal zo veel Hëlmstyltjes , als Bloem-bladen hebben. DIPPTNG, (among Miners) the Interruption , or breaking off, of the Veins of Ore. Het fchei- den öf afbreeken van de Erts-aderen. ~Dl??WG-Needle , a Device fhewing a particular Pro- perty of the magnetick Needle. Een Aangestree- ke Naald; een Uitvinding om een byzondere Eigen- schap van de Compas-naald aan te toonen. DIPSACEI Plantce, ( in Botany.) Planten die Bloei- öf Zaadhoofden hebben, als de Dipsacus. DIPSACUS, (L. in Botany) Teasel, Fuller’s - thisle. Kaarden , Volder s-kaar den. DIPTAMNUS, (in Botany.)' Zie PICTAMNUS. L 1 1 DIPTE- 350 DIP. DIR. DIPTERA, (in the History of Instils ) that Order of Inse&s, which have only two Wings, and under each of them a Style or oblong Body, terminated by a Protuberance , or Head , and called a Balancer. Dat Soort van ongekurve Diert- jes met twee Vleugels, een langkwërpig Lighaam, en uitsteekend Hoofdt. D 1 PTERON , f «JÏTxsfw , Gr. ) a Building which has a double Wing or Isle. Een Gebouw met .twes Vleugels DIPTOTES , (in Grammar) are fuch Words as have but two Cases. Naamwoorden die maar twee Gevallen hebben. DIP’TYCHS , (iïamxoi. Gr.) Tables in which the Greek Church inrolled the Names of Persons baptized ; and also of fuch eminent Persons both dead and alive, who had the Honour to be re- cited by the Deacons during the Time of the Liturgy. Tafels in de Grieksche Kerk, op wel- ke de Naamen der Doopelingen, öf van zulke be- roemde Persoonen, het zy doodt 'öf leevend, die de eer hadden van door de Diakens geduurende de Leturgie geleezen te worden , aangetékend wierden. D 1 PYRENEAL, {Dipyreneus , L. among Botanists ) that has two Kernels. Twee korrelig ; dat twee Korrels heeft. DIR. To DIRA’DIATE , ( diradiare , L. ) to fpread forth Beams of Light. Lichtstraalen uitschieten. DIRADIA’TION , (in Opticks ) a fpreading forth Be- ams of Light. Eene Uitschieting öf Verspreiding van Lichtstraalen. DIRADIA’TION , ( among Physicians ) an Invigo- ration of the Muscles by the animal Spirits. Eene versterking van de Spieren door de dierlyke Geesten. DIRfE, (L. ) the Furies of Hell; the Tormentors of guilty Consciences. De Furiën of helscheRa- sernyen ; de Pynigsters van wroegende Geweetens . DIRCA , (in Botany ) a Genus of the OSlandria- monogynia Clafs of Plants , without any Calyx. Een Plantgewas van dien Naam , zonder eeniger- hande Blöèmkëlk. DIRECT, (in Astronomy ) is when a Planet, by it’s proper Motion, goes forward in the Zodiack according to the natural Order and Succefsion of the Signs. DireU , Récht , in de Stërrekunde , is als een Planeet door haar eige Beweeging in den Dierenriem voortgaat, volgens de natuurlyke Order en Opvolging der Tékenen. DIE.ECT .Rfly, (in Opticks ) a Ray which is car- ried from a Point of the visible Objedt, direftly to the Eye through one and the fame Medium. Eene Straal die voortgaat nit het Punt van het zigtbaar Voorwerp , r'ègt naar ’t Oog , en door ’$ zelfde Medium. DIR. DIRECT Sphere, a Right Sphere. Een regie Kloot. DIRECTION, ( with Astrologers ) is a Motion by which any Star, or Part of Heaven, which is fupposed to effeft any Thing concerning a Per- son , is carried to another Star of Part of the Heaven, which also fignifies fomething referring thereto. Loopstreek , by de Astronomisten , is de Beweeging waar door eene Ster 'öf Hémel- deel , mar een andere Ster Öf Hémeldeel gevoert word. Line of DIRECTION, (in Mechanicks ) is the Li- ne of Motion , which any natural Body obser- ves, according to the Force imprefsed upon it. Loopstreek , ( in de Mechanica) is de Lyn van Beweeging die een natuurlyk Lighaam volgt , naar maatte van het ingedrukt Vermogen. Number of DIRECTION , ( in Chronology ) is the Number 35, Which contains the Term of Years between the highest and lowest falling of any of the moveable Feasts. Loop Getal, (in de Tydtrékening) is het Getal 35 . bevattende de Kring van J aar en tufschen het hoogste en laag- ste invallen der beweegbaare Feesten. DIRECTOR , (in Surgery ) an Instrument used to guide the Hand in fome Operations. Bestier- der , een Werktuig in de Heelkonst , om de Hand te bestieren. DIRECTORY, which ferves to direft, &c. Bestie- rende. DIRIB’ITORY , (Diribitorium , L.) the Place of mustering and paying Soldiers. Een Wapen- plaats : een Plaats daar het Volk gemonsterd en de Söldaaten betaald wierden. DIR’IGENT , ( dirigens , L. in Geometry ) is the Line of Motion along which the describent Line or Surface is carried in the Genesis of any Pla- «C 01 Solid Figure. De Lyn die~de Beweeging van een andere Lyn öf Vlakte bepaald , waar door eene Vlakte öf een Lighaam beschréven word. DIRIGEN’TIA Media , ( among Physicians . ) Mid- delen die voor eene Ziekte boven alle andere aV leen goed zyn. DÏ’RITY, (Diritas , L. ) Terriblenefs. Grouwzaam- heid , Tfselykheid. DIRIT’TA , (in Musick ) a Term intimating that the Piece is to be played or Sung in conjoint Degrees. Die (Voord hecefisnt , dat een Stuk in faamenscemmende Graaden gespeeld öf gezongen moet worden. DIRK, dark, or to darken. Sfenc. Donker , donker worden » DIRK , a Kind of Dagger used in the Highlands of Scotland. Een Soort van een Pook in de hoogt Landen van Scbötlandt in gebruik. DIRUPTION, (L.) a Bursting asunder. Van een barsting , J shearing. BIS, DIS. DIS. DISABILITY $y the Person’s own Aft , ( in Law ) is, if a Man binds himself, that upon Surren- der of a Lease, he will grant a new Estate to the Lefsee, and afterwards grants over his Re- version to another, though afterwards he pur- chases the Reversion , yet has he forfeited his Obligation , because he was once disabled to perform it. Onbekwaam door eigen toedoen ; eene Uitdrukking in de Engelsche Rechten, als ie- mand aan een Huurder obtie Jaaren geeft , en ’t Goed inmiddels aan een ander verhuurt, enz . DISABILITY by Aft of the Ancestor , (in Law ) is, if a Man be attainted of Treason or Felo- ny; by this Attainder his Blood is corrupt , and both himself and Children disabled to inherit. Onbekwaamheid door het Bedryf der Foorouders , als iemand besmet is met, huug Fe r raad , öf Felonie van zyne Foorouders , dan kan hy niet erven, enz, DISABILTTY by the Aft of the Law , ( in Law ) is most properly when a Man by the foie Aft of the Law is disabled, as an Alien born is, who is disabled to take any Benefit thereby. Onbe- kwaamheid door het toedoen der Wetten ; is als iemand door een Wet, buiten Jiaat gesteld is, het Foorrëcht daar van te genieten. DISABILITY by the Aft of God , (in Law) is when a Man is not of whole Memory, which disables him fo, that in all Cases, when he pafses an Estate from him , it may after his Death be an- nulled. Onbekwaamheid door een Daad van Godt; iemand die geen Geheugen heeft kan gee- ne Ferbintenifsen maaken die van Kracht zyn. DISACCOM’MODATION, the State of being unfit or unprepared. Onbekwaamheid , Onbereidheid, To DISACCORD , ( disaccorder , F. ) to disagree. Oneens zyn , verschillen» DISAFFIRMANCE , a Confutation, or the denial of fomething affirmed. Eene Wéderlègging , of Ontkenning van iets dat gesteld is. To DISAFFOR’EST , to throw open to common use; to reduce from the Privileges of a Forest to that of Common Ground. Een Bosch töt ge- meen Gebruik open zetten. To DIS ALT , (O. L. T. ) to disable. Onbekwaam maaken. DISAMIS, (in Logick ) a Mode in the third Figu- re. Een Wyze of Modus in de derde Figuur , in de ’ Rèdenkonst. DISANIMA’TION , the) lofs of Life , Death. ,, Affec- tions which depend on Life and depart upon disanimation ”. Brown. Ferlies van Leeven , Doodt. DISARM’ED, (of a Deer ) is faid when the Horns are fallen. Ontwapent , dit zegt men van een Hert öf Rheebok, wiens Hoorns afgevallen zyn, 45 1 DISARMING , (in Law ) the prohibiting People to wear Arms. Een FerbSdt aan 't Folk van Geweer Je draagen . * DISARRA’Y , Disorder , Confusion , lofs of Order in Battle ; Undrefs. Wanorder, Verwarring .ver- lies van Order in een Gevëcht ; Nachtgewaad. DISA’VAUNCE, to withdraw. Spenc. Vertrekken . weg gaan. To DJSA’VOUCH, to refuse, to deny, or disown. ,, 1 hey^ rlatly disavouch-to yield him more obe- dience”. Weigeren, verzaaken, ontkennen. DiSAVOWMENT , Denial. Ontkenning , Looghening. DISAU’THORIZE, to lefsen the Credit of a Thing, or render it fuspicious. Gezach beneemen , ver- dagt maaken. DISBOSCATION O. L. ) a turning woody Ground to Pasture or plowed Land. Een Bosch-achtige Grond, töt Wei - , öf Bouwland maaken. To DISBRANCH, (of dcs and brancher , F. ) to cut off the Branches; ( figuratively ) to disjoin , or feparate. „ She that herself will Sliver and disbranch from her maternal Sap”. Shak, Ont- takken, de Takken af kappen; öf figuurlyk , ont- leden, van een fcheiden. To DISBUD , (in Gardening') to take away fuch Branches or Twigs, as are newly put forth and ill placed. Ontlooten, jonge Lootjes öf Spruitjes afsnyden. DISC. Zie DISCUS. DISCALCE’ATION, the Aft of pulling off the Shoes. „ The Custom of Discalceation ”. Brown. Het uittrekken van de Schoenen. To DISCANDY , to difsolve or melt. Ontbinden, öf fmélten. DISCANT, (in Mustek.) Zie DESCANT. DISCARCA’TIO, (O. L. ) the unloading of aShip. Het ontlaaden öf löfsen van een Schip. DISCAR’NATE , tapped of Flesh. „ A memory li- ke a Sepulchre, furnished with a load of bro- ken and discarnate Bones”. Glan. Ontvleescht , van Fleesch berooft. To DISCASE,to pull off one’s Cloaths. Ontkleeden. DISCEPTA'TION , (L. ) a Disputation , Debating , or Arguing. Een Rédentwist , Geschil, Dispuut. DICES’SiON , (L ) a Departing or going away. Een vertrek, weg gaan. To DISCEV’ER, to fpend . to consume. Verspil, len, verteer en. DISCIPLPNANTS , a religious Order of Men who fcourge themselves. Kastyders; eene Geestely ke Order van Munniken die zich zèlven geefselen. DISCIPLINARIANS , Sectaries who pretend to a ftrifter Discipline than the established Church. Lll a Disci- Disciplinarijsen , Mënschert die een getrënger Tucht voorwenden d#n die der heerschende Kerk. DISCLAIMER, (L. T. in Law ) a Plea containing an esprefs Denial or Refusal. Een Rechtsgeding waar in men den Eisch volstrekt ontkent. DJSCLO'SED, (in Falconry ) a Term apply’d to young Hawks newly hatched , and as it were put forth from the Shells. Gekipt , van jonge Valken fpreékende, die eerst uit den Dop komen. DISCOIDAL. Zie DISCOUS. DISCOLOURATION, a Stain, or change of Co- lour for the worse. Verschieting, öf Verande- ring van Kleur. EMS COM ’FIT , a Defeat, a Rout, or Overthrow of an Enemy, Een Néderlaag , Overtiming van eenen Vyand. DISCONFOR’MITY , Want of Agreement, Incon- sistency , or opposition of Sentiment. Onge- lykvSrmigheid, Onovereenkomstigheid , öf Strydig- heid van Gevoelens. DISCONGRUITY , Disagreement, Difference, In- concistency. Verschil, Oneenigheid,. Onbestaan- baarheid. DISCONTINUANCE, (in Law) an Interruption, or the breaking off fomething begun. Eene afbreeking, Jiaaking van iets dat begonnen word. DISCONTINUANCE of a Plea or Procefs , (in Law) is when the Opportunity of Prosecution is lost, and not recoverable but by beginning the Suit af- resh. Staaking van sen Rechtsgeding , öf Procés. DISCONTINUATION of Pofsefsion , is when a Man may not enter upon his own Land and Tenement, alienated , whatsoever his Right be, but must bring his Writ, and feek to recover Pofsefsion hy Law. Verlies van Bezitting , in de Engelsche Rechten. DISCORDS, (in Musick ) are certain Intervals cf Sounds which being heard at the fame Time, do offend the Ear ; yet when orderly intermixed with Concords, make the best of Musick. Wan- geluid , niet overeenstemmende in de- Harmonie. To DISCOUN J SEL, to difsuade , to turn aside from any Vice, or Undertaking, Afraaien ; ten bes- ten raaien. DISCOUNTENANCE , Coldnefs. or Indifference of Treatment and Behaviour; unfriendly Aspect or Regard. Koelheid , Onverschilligheid. piSCOUS , J (among Botanists ) are fuch DISCOl’DAL Flowers, 5“ whose little Leaves are fet together fo close and even , that they ma- ke the Surface of the Flower plain and flat like a Dish. Schyf bloemen , gelyk de Zonnebloem. PISUOUS Plants. Planten die Schyf bloemen vóórt- brengen. DI SCREPANCE , ( Discrepantia , L. ) Disagree- ment. Verschil, Verscheidenheid, Stryciïgheid. DIS. DI’SCRETE, (discretus, L . ) fevered, feparated, or distinguished one from another. Af 'gescheiden , verdeeld , öf van den anderen onderscheiden. DISCRE PE Proportion , ( in Arithmetitk ) is when the Proportion disjoins in the Middle , or when the Ratio of the first Term to the fecond, or of the third to the fourth , is not the fame with that of the fecond Term to the Third. Verdeelde Proportie ( in de Rékenkonst ) is als de Evenrédigheid in 't Midden verdeelt is, enz. DISCRETE Quantity, is fuch a one as is continued and joined together. Verdeelde Veelheid, is zulk eene die doorgaat, en faamengevoegt is. To live at DISCRETION, ( military Term) to ha- ve free Quarters. Op Bescheidenheid leeven. DISCRETIVE, (L.) that ferves to feparate. Ver- deelende , fcheidtnde. DISCRETIVE Propositions , (in Logick) are fuch where various Judgments are made and denoted by the Particle But, yet, Notwithstanding, &c. Scheidende Lédekens , öf Voorzëtzels , in ae Lo- gica, als maar, onaangezien, enz. DISCRETIVE , (in Grammar) fuch Conjunftions as imply a Contrasts or Opposition. „ Not a a Beast, but a Man”. Tégenstëllende faamer- voegzels in de Spraakkonst , als „ geen Beest. , maar een Mënsch”. DISCRETO , (Ital. in Musick Books) fignifies to play or fing with Care, Moderation, Judgment, and Discretion. Maatig, bescheiden ; welvoeg- lyk, in de Muziek. DISCRETORIUM , (with Anatomical Writers) the Diaphragm, or Midriff. He t Middelrif. DISCRPMEN , Difference; also a Sort of Bandage used in bleeding in the Forehead and Temples. Verschil , onderscheid ; als méde een Soort van Zwagtel öf Laatbandt , die in het Aderlaaten aan het Voorhoofd, öf aan de Slaap van het Hoofd , gebruikt word, DISCRTMINOUS , full, of Danger. Gevaarlyk. DISCUMTENCY , ( discumbens , L. ) the Aft or Posture of. lying along ac Meals , after the Ro- man Manner. Het aan Tafel leggen , volgens de Gewoonte der Romeinen. To DISCUM'BER, to free from any Thing which is a Load, or hinders a Person from a free Use of|his Limbs. ,, The Limbs discumbered from tha dinging Vest”. Pope. Van Belëtzels bevryden , iemand het vry Gebruik van zyne Léden geeven. To DIS’CURE , to discover. SpeNjC. Ontdekken. DISCUR’SION, (L.) a running to and fro. Heen en weer looping. DISeUR’SORY , ( discursor , L.) deducing Things unknown from those which are known; argu- mentative. Onbekende Dingen afleiden van de geenen die bekend zyn. DISCUS, DIS. DIS'CUS, (a Platter, L. ) among the Romans, was a round Quoit, used in their Exercises. Een Wërpsteen of Schyf , waar méde de Romeinsche jongelingen zich in het werpen oéffende. DIS’CUS , ( in Antiquity ) a round Shield consecra- ted to the Memory of fome Hero , and hung up in Temples in commemoration of fome greac Exploit. Een rondt Schildt , aan de Gedagtenis van den eenen of anderen Hëldt toegeweid , en in de Tempels opgehangen. DIS’CUS, (among Botanists ) is the middle, plain, and flat Part of fome Flowers , fuch as the Ma- rigold , &c. De Schyf, Bloemschyf, het mid- delste der Schyfbloemen. DIS’CUS, £(in Astronomy) the round Phases in DISK , S the Sun or Moon which at a great Distance appear plain or flat. De ronde Phasis öf Gestalte van de 'Lon öf Maan, die niettégen- staande zy Kogelrond zyn , ons wégens derzël- ver groote Afstand als platte Lighaamen voor - hoornen. DIS’CUS, 'J ( O. L ) a Desk or Reading-ffielf in DES’CUS , j a Church. Een Leezena»* DI 5 PCTK ( »u opeens ) the w-rum of the Aperture of telescopic Glafses, whatever their Form be, whether plain , convex , concave , &c. De wydte der Openingen van de Glazen in een Ver- rekyker. To DIS’CUS, ( in Surgery ) to disperse any Humour or Swelling. Een Zinken of Gezwel verdryven. DISCUS’SF.R, one who determines a Point , or ex- plains a Difficulty. OplÖfser, één die een Stuk bepaalt , öf eene Zwaarigheid oplost. DISCUS’SION , ( L. ) an Examination of a Ques- tion, Affair, or any difficult Matter, to disco- ver the Truth ; the clear treating or handling of any particular Problem or Point. Onder- zoek ; Onderzoek van eene Vraag , Zaak , öf moeij elyke Stof , om de IVaarheid te ontdëkken ; de klaare Behandeling van een duister Stuk. DISCUS’SION, (in Surgery ) a dispersing of the Matter of any Swelling. Eene Verspreiding der Staff ë van eenig Gezwël. DISCUTIENT Medicines , fuch as difsolve impac- ted Humours. Ontbindende Geneesmiddelen ; Middelen die de dikke Voehtenverd&elen , en vloei- baar maaken. DISDIAPA’SON , (in Musick ) a double Eight or Tiftheenth. Een dubbel Oüaaf in de Muziek. To DISEMBITTER . to free from Bitternefs or Pain ; to fweeten. Van Bitterheid öf Pyn bs- vryden; verzoeten. To DISENTRAN’CE , to free from a Trance , to raise from a Swoon. „ Ralpho by this time disentranced”. Hun. Van eene Bezwyming be- vryden ; uit een flaauvu te doen bykomen < DIS» 453 To DISESPO’USE, to break a Marriage Contract Een Trouwbelofte verbreeken. DISFIGURATION , the Aft of fpoiling the Form of a Thing or Person. Ontciering , Mismaa- king , Bederving. DISFIGURE that Peacock, (a Term in Carving") ?. e. cut it up. Snyt die Paauw op. To DIS-GARNISH a Place , {Military Term) to ta- ke a away a greac Part of its Garrison and Am- munition. Een groot Gedeelte der Bezetting en Ammunitie uit eene Plaats wegvoeren. DISGRA’CIOUS , unfavourable, offensive; or gï- ving Offence. ,, Disgracious in the City’s Eye Shak. Onaangenaam, onbevallig, bélédigende. DISGRAD 1 NG , £( Law Term ) the deposing a Cler- DEGRADING, 5 gyman from Holy Orders; also a Lord , Knight, &c. from his Titles of Honour. Deporteeren , een Predikant van zyn Ampt en Waardigheid berooven , enz. To DISGRE’GATE, (L.) to fcatter , feparate, or disperse. Verstrooijen , verspreiden. DISH, ( among Miners ) a wooden Measure, whe- rein thev are obliged to measure their Ore : it contains about 072 lolid Inches. Een houtte Maat , waar in de My nw erkers hunne Erts moe- ten moeten. DISHABIL’LE, DISHABIL’LY, (Deshabille , F.) an Undrefs or Homedrefs. Daaglyksche Klee - ding-, huifselyke Kleeding. To DISHEVE’L , (decheveler , F.) to fpread Hair in a loose , negligent and disorderly Manner. Het Haair lös en op een achtelooze Wyze laaten golven. DISINHE’RISON, the Aft of debarring a Person from an Inheritance. Onterving. DISJUNCT Proportion. Zie DISCRETE. DISJUNCTIVE, (in Grammar ) fuch Particles as denote a Separation or Contrast. „ I love him or I fear him”. The Word or is a Disjunctive Conjumftion. Woordscheidende ; Woordscheiden- de Saamenvoegsels. DISJUNCTIVE Proportions , (in Logick ) are fuch in which the disjunftive Particle or is found. Woordtscheidende Voorzëtzels , zyn. zulken waar in het W'oordtje öf gevonden word. DISK. Lie DISCUS. DiSKENNYING , concealing or hiding. Cuauc, Verberging , wegstopping. DISKEVER, to difeover. Chauc. Ontdekken. To DISLIKEN , to change the Appearance of a Thing, or make it look different from what it was before. Iets een andere Gedaante geeven. To DIS’LOCATE, (Disloqutr , F. of jiislocare , L. ) to put out of Joint. Verwrikken , uit het Lid brëngen. LH 3 DIS- 4^4 DIS. DISLOIN’D, remote. Spenc! Ver-af , op mam Afstandt. DISMEMBRED , (in Heraldry ) Birds that have no feet nor Legs ; or Lions and other Animal .whose members are feparated. Vogels die geen Pooten noch Voeten , of Leeuwen en andere Die- ren in een Waapenschild wier Léden afgescheiden z yn; ontleedt. Te DISMORTGAGE, to redeem from or clear a Mortgage, by paying the Money lent on any Lands or Estate. Ajhfsen , het Geldt dat op Landeryen of vaste Goederen gevi'stigt is , of bet aaien» DIS’NATURED, wanting the natural Affe&ionsjaf Humanity , unnatural. Onnatuurlyk , ommen- schelyk. DISOCCIDEN'TATED , fwerved or declined from the West, fpoken of a Sun-dial. Van ’ t Westen af geweken, van een Zonnewyzer fpree- kende. DISOMUM. Zie BISOMUM. DISORBED , cast from its proper Orbit, or Path wherein it ppi-fnrms its Revolutions. ,, Like a Star disorb’d Shak. untkringt , öf uit de Kring gestooten waar in een Planeet omwhn- teldt. DISORDINOUNCE, disorder. Chauc. Wanorder DISORIENTATED, fwerved or declined from the East, fpoken of a Dial. Pan 't Oosten afgewé- ken, van een Zonnewyzer fpreekende. DISPANSION , ( L ) a fpreading abroad. Uitfprei- ding , Verspreiding. DISPARAGEMENT, (in Law ) is the dispoflug of an Heir or Heirefs in Marriage under his or her Degree, or against Decency. Een bestorven Jongeling öf Jonge dogter , mdeelig öf onbeta- melyk uit houwelyken. DIS’PARATES, ( Disparata , L.) Oppofites in Lo- gick, which are together unlike one another. Strydighéden , in de Redeneerkonst. DISPARIL’iTY, DISPARITY, ( Disparité , F. of Disparitas , L ) . Difference , Inequality , Unli- ken efs. Verschil, Ongelykheid . DISPARP’LED, If in Heraldry ) fcattered loosely, DISFERP'LED , 5 footing itfelf into feveral Parts. Lös verspreid , öf in verschelde Deelen uitschietende . DISPART , (in Gunnery') the Mark fet on the Muz- zle-ring of a Piece of Ordnance. Een ? Merk , dat op de Trompring van een Stuk Geschut ge- zet word. To DISPART a Cannon, is to fet a Mark at or near the Muzzle Ring of a Piece, that a Sight-Line taken upon the Top of the Bafe Ring, against the Touch-hole, may thereby be parallel to the Axis of the concave Cylinder of the Piece, for DIS. the Gunner to take aim by at the Mark he is to fhoot. Het Merk op een Stuk Geschut zetten. To DISPAR Fi 'N , to divide, diftribute. Chauc* Verdeden , Uitdeden. DISPATCHES , Letters fent abroad about publiek Affairs. Depeches. Stautsbrieven die verzonden worden. DISPENS’ARY , ( Dispens air e , F.) a Treatife of Medicines; also a Place where they are made or kept. Dispens atoriüm ; Een Apothékers Boek • als méde een Apotheek. A DISPENSATION, (in Pharmacy) is when the Simples of a Composition are fet in order, lest any^of the Ingredients Ihould be forgotten. He t *n ' order Jlellen van de enkelde en faamenge- stelde Inmëngzels , op dat ’er niets verge eten worde. DISPENSATION (in Divinity ) is the giving the Levitical Law to the Jews , and the Gospel to the Gentiles. Huishouding , het geeven van de Levitische Wet aan de Jooden , en van ’t Evangelium aan de Christenen. U-ibTEINt) ator t (L. ) one employed in diftribu- , tin g- y> Her Majesty maac tnem uicponoators of her favours Bacon Uitdeeler. DISPENS’ATORY, ( Dispensaire , F.) Zie DIS- PENSARY. DISPEN’SE, Excuse; Dispensation. Verschooning, Bevryding , Quytschelding. DISPERMUS , (among Botanists ) Twee - zaadig ; dat twee Zaaden voortbrengd. DISPERSION, (in Opticks) the divergency of the Rays of Light. De Uitbreiding van de Licht- straalen. Point of DISPERSION, (in Dioptricks) the Point from which refraéled Rays begin to diverge, where their Refra&ion renders them divergent! Uitbreiding! - punt , van waar zich de terug kaatzende Straalen beginnen te verspreiden. DISPITOUS, ( of dis and Spite ) full of Spite, an- gry. Vol fpyt , boos. DISPLA’CENCY, (displacentia, L. ) Aélions or Be- haviour which occafion Displeasure, Disgust, or any Thing displeafing. Moeyelykheid , Onaange- naamheden. DISPLAYED, (in Heraldry ) a Term apply’d to an Eagle, when represented in an Escutcheon with the Wings fpread abroad. Fen Arendt met uitgespreide Vleugels , in sen Wapenschild. To DISPLE, to discipline. Spenc. Tuchtigen. DISPLEASAUNCE , Displeasure. Chauc. Onge- noegen , Onaangenaamheid. DISPLO’SION , a breaking or bursting asunder with great Noife or Sound; also the letting of DIS. a Gun. Vaneen}) ar sting net een hard Geluid; ah méde het afschieten van een Snaphaan. DISPOLIA’TION , (L.) a robbing, rifling, or (pol- ling. Eene Rovery , Uitschudding , Plundering. DISPONDEE, ( dispondceus , in the Greek and La- tin Poetry) a double Spondee or Foot , consisting of four long Sylables. Een dubbelde Voet , in de Dichtkonst , uit vier Lettergroepen bestaande. To DISPO’NE ( disponere , L.) to difpofe, to put in Order. Beschikken , in order stellen. DISPORT’, ( Disporto , Ital.) Divertisement, Pasti- me. Tydkorting, Uitspanning , Spel. DISPOSITION, (in Ethicks ) is an imperfeft Ha- bit , where the Person operates but with fome Difficulty , as in Learners. Een onyolkomene Hebbelykheid , waar inde Persoon wérkt, doch met Moeite , als Leerlingen. DISPOSITION, f in Architecture) is the Just pla- cing all the feveral Parts of a Building, accor- ding to their proper Order. De Schikking van alle de Deelen van een Gebouw in een behoorly- ke Order. DISPOSTTOR , ( L. ) a Disposer or Setter in Or- der. Pom SrMblc*, J3V*vtenfe? i een ale iets m Order field. DISPOS’ITOR, (in Astrology) the Planet who is Lord of the Sign where another Planet chaneco to be. De Planeet die het Téken beheerscht , daar by Toeval een andere Planeet is. To DISPREADEN , to fpread. Spenc. Verspreiden. DISPROOF’, Confutation, or the proving a Thing to be false. Wêderlëgging , Bewys dat een Zaak valsch of onwaar is. DISPRO’FIT . ( of dis and Profit ) Damage , Lofs , Prejudice. Schaade , Verlies , Nadeel. To DISPROPORTION , ( disproportioner , F. ) to make unequal. Ongelyk maaken , niet.wel ver- deelen. DISPROPORTIONATE, disagreeing in Quantity or Value with fomething else. Ongelyk, niet overeenkomend. DISPUNISHABLE , ( in Law ) without fome penal Clause or Article fubjefting a Person to make good any Lofs or Damage. „Not dispunishable for Waste”. Swift. Onstrafbaar , (in de Rech- ten ) zonder goedmaaking van Kosten en Schaade. DISPURVEY’ANCE , Want of Provision. Spenc. Gebrek aan Mondbehoeftens öf Voorraadt. DISPUTE, (dispute, F. ) Debate, Contest, Quar- rel. Geschil , Twist , Krakeel. DISQUl’ETUDE , Uneasinefs , or Disturbance of Mind, Anxiety, Want of Tranquility. Verdriet, Ontroering van Gemoedt , Angst , Gebrék aan Gerustheid. DIS. 455 DISRATIONA’RE, 7(0. L.) to justify or Rand DiRATiONA’RE, S by the Denial of a Fait; to clear one’s felf of a Crime. Een Bedryf ontken- nen of billyken; zich van eene aangetiehte daadt zuiveren. DISRU’LY, disorderly. Chauc. Ongeschikt, onge- régeld , onordentlyk. DISSEFSIN , (in Law) an unlawful dispofsefsing a Man of his Land - tenement , or other immo- veable or incorporeal Right. Onwettige ont- neeming van iemands Landeryën, öf andere vas- te Goederen , enz. DISSEISIN upon Difseisin , is where the Difseisor is put Out of his Pofsefsion by another. Dit zégt men, als een Bezitter door een ander uit zy- ne Bezitting verdréven word,. DISSEISORESS , a Woman who put another Per- son out of Pofsefsion. Een Vrouw die een an- der uit zyne Bezitting v erdryft. DISSEM’BLABLE, (F. ) unlike, having no Resem- blance. Ongelyk , verschillende. DISSEMINATION, (among Botanists) the fowing or fcattering of Seeds which fow themselves De Zaaijing öf Strooijing der Zaaden , die zich zélfs Zaaijen. DISSEMINATOR, he that fows ; ( figuratively) one who fpread or propogates a Dottrine. EenZaai- Jer ; een F~eriprcidcr sf Voortplanter v-an eene Leer- stelling. DISSENTANEOUS Things, (in Logick) are fuch Things which are equally manifest among them- selves , yet appear more clearly, when taken feparately. Dingen die éven klaar zyn onder mal- kander , doch veel klaarder fchynen, als ze af. zonderlyk genomen worden. D1SSENT0RY , a Kind of Still. Een Soort van een Disteleer kétel, D1SSEPTMENTUM , (L. among Botanists) the Midriff, or Partition wherewith the Seed is divided. Net Middelrift . Middelschot dat de Zaad-huisjes in twee Vakken verdeeld. To DISSEVJN, to deceive. Chauc. Bedriegen, mis- leiden. DISSEYVABILL , deceitful. Chauc. Bedriegelyk, listig. DISSIGNIF’ICATIVE , (of dis and fgnificativus , L.) that ferveth to flgnify fomething different from. Het geene dient om iets andersje betékenen. DISSIMTLAR, (difsimilaire , F.) unlike , that is of a different Kind or Nature. Verschillend van een anderen Aart öf Hoedanigheid. DISSIMILAR Parts, (in Anatomy) are those Parts which consist of other Parts differing from one another as to their Nature, as the Hand consists of Arteries , Veins, Muscles , &c. all which) 4 5# DIS. which differ from one another. Difsimularis partes ; ongelykslagtige , meerslagtige Deelen, in de Ontleedkunde. DISSIMILAR Leaves , (with Botanists') are the two first Leaves of a Plant , when it first Ihoo- teth out of the Ground, fo called because they are usually of a different Form from the com- mon Leaves of the grown Plant. Ongelyke Bladen ; de twee eerste Blaadtjes van eene Plant , als zy eerst uit den Grondt /chief. DISSIPATION , (in Physicks ) an insensible Lofs or Consumption of the minute Parts of the Bo- dy. Vervlieging , uitwaafseming. Circle of DISSIPATION, (in Opticks ) that circu- lar Space upon the Retina, which is taken up by one of the extreme Pencils or Rays is- suing from an Objett. De Straalkring van ’6 Nëtvörmig Oogvlies. DISSOL’VABLE , /that which is capable of having DISSO’LUBLE, S its Parts feparated by Moistu- re. Ontbindbaar , het geen vloeijende gemaakt kan worden. A DISSOL’ VENT, ( Un Difsolvant, F. Difsolvens , L . ) a Medicine fitted to disperse collected Hu- mours. Een lösmaakend ‘óf verdunnent. Middel. A DISSOL’VENT , (in Chymistry ) is a Liquor proper for difsolving a mixt Body. Een lös- maakend, fcheidend öf verdunnend Vocht. DISSOLUTION, (in Chymistry ) is that Aótion by which Fluids loosen the Textures of immersed Bodies, and reduce them into very frnall Par- ticles ; as Water difsolves Salt , Sugar , &c. Aqua Fortis difsolves Brafs , Silver, &c. Schei- ding , Ontbinding. DISSOLUTION, (in Pharmacy) the mingling of mixt Elettuaries or Powders in Waters. He t mingen , van faamengestè'lde Konsërven öf„ Poei- jers in Water. DISSONID , difsonant, disagreeing. Chauc. Onge- lyk luidende , Wangeluid mankende. To DISSPRED, to fpread. Spenc. Verspreiden, uit- breiden. DISSWASTVE , (desuasif , F. ) apt or proper to difsuading. Afraadende , afmaanende. A DISSWASIVE, an Argument or Discourse dis- suading. Eene afraading , ontraading. DISSYL’LABLE , ( Atra-icu»/ 3«$, Gr. in Grammar) a Word of two Syllables. Een Woord dat uit twee Lëttergreepen bestaat. DISTEMPER, (in Painting) a Pieces is faid to be done in Distemper , when the Colours are not mixed with Oil or Water, but with Size, Whi- tes of Eggs , or fuch like gluey Substance. Ver- wen die niet met Olie öf Water , maar met wit van. Eijeren , öf dergelyke lymige Voghten ge- ms ngt zyn. DIS. To li DISTEM’PERED , to be diseased $ to be put out of Temper. Ziek , kwaalyk gesteld zyn. DISTEM’PERATE, immoderate. „ The distempe- rate Heat”. Omnaatig. „De onmaatige Hitte”. DISTEM’PERATURE, Excefs of Heat, Cold, or other Qualities. Violent commotions , applied to Government. Perturbation of Mind. On- maatigheid van Hitte , Koude, öf andere Ho e du- nt ghéden , Geweldige opschuddingen , enz. DISTEMPERATURE of Plants. Kwyning der Plan- ten. DISTEMPERAU’NCE, Intemperance. Chauc. On - maatigheid , Ongebondenheid. DISTEND, the Space through which any Thing Is fpread or ftretched; breadth. ,, Distended one fourteenth longer ; which addition of distent will add much to their Beauty ”. Wotton. Uit- rekking, Uitspanning , Uitzetting, Verlenging f öf Breeder maaking. DISTENSION, (in a Medicinal Sense) is when any Parts of the Body are puffed up, loosened, or widened. Eene Opblaazing , Verslapping of Ver- wy ding van eenig Lighaams Deel. DlSTirnrA , (a .e-tv!» Gr ) a double Row uf Hairs upon the Eye-lias. uin,icniasu , c a, dub- belde rei Haairen aan de Oog-léden. DISTICHUS, (among Botanists.) Bladen öf Takken die naar twee Zyden uitgespreid zyn. To DISTILL , (among Chymists) is to draw off fome of the Principles of a mixed Body by means of Fire. Distilleeren ; door een Helm overhaalen. To DISTILL , per Ascensum , is when the Matter to be distilled is over the Fire, the Fire being under the Vefsel containing the Matter. Dour Opklimming öf Opdamping distilleeren , als het Vuur onder het Stookvat lëgt. To DISTILL , per Descensum, is when the Matter to be distilled is below the Fire , the Fire being above the containing Vefsel. Door neerdaaling distilleeren, als het Vuur op het Stookvat lëgt. DISTILLATIONS , (in Natural Philosophy) are waterish Vapours drawn by the Sun into the Air, which fall down to the Earth again when the Sun is fet. Distilleeringen , ( in de Natuur- lyke Wysbegeerte) zyn water-achtige Dampen, door de Zon in de Lucht opgetrokken , die wéder- om op de Aarde vallen als de Zon onder is , en die wy Daauw noemen. DISTILLATORY, belonging to, or used in Distil- ling. Tot het distilleeren behoorende öf daar tos gebruikt wordénde. DISTINCT’, (distinSus , L. ) different , feparate one from another ; also clear , plain. Onder- scheidentlyk, klaar, duidelyk. DISTINCT DIS. DISTINCT Bass, (in Opticks ) is that precise Dis- tance from the Pole of a Convex -glafs , in which Objects beheld through it, appear distinft , and well defined , and is the fame as Focus. Duidelyke Basis (in de Gezigtkunde)A die net- te Afstand van de Pool in een bolrond Glas , •waas door de Voorwerpen beschouwt zynde zich duidelyk vertoonen. DISTIN’GUED , distinguished. Chauc, Onder- scheiden. DISTORTION DISTORTION • } )(L. )a Wresting or wriflging^a- wry. Verdraai] ing , Vertrek- king , Verwringing. DISTORTION, (in Surgery ) is when the Parts of an animal Body are ill placed , or ill figured. Mismaaktheid-, als deDeelen van een dierlyk Lig- haam kwaalyk geplaatst öf mismaakt zyn. DISTORTOR Oris , (in Anatomy.) Z ie ZYGO- MATICUS. To DISTORBIN , to disturb. Chauc. Ontrusten , werstooren , beletten, DISTRACTION, (F. of L.) the Aft of pulling a Fibre. Membrane, or the like, beyond its na- tural Extent; also DestraCtednefs, Frenzy, Mad- nefs , Perplexicity. Afrukking , afscheuring , aftrekking , afwringing ; als méde , Ingespan- nenheid , Tlhoofdigheid , Bolligheid , Verlégen- heid. DISTRACTION, (in Ckymistry ) a forcible Divi- sion of Substances from each other, which we- re before united, either by Separation, or Cal- cination. Eene geweldige fcheiding der Zelf- standigheden van malkander die te vooren ver- eenigt waren , het zy door fcheiding öf ver- kalking. DISTRAUGHT , drained, distorted; distracted ur confused. Spenc. Verstuikt, verwrongen; ver- ward. To DISTREIN,to constrein. Dwingen , noodzaaken. DISTRESS , ( in Law ) is a Compulsion to appear in Court, or to pay a Debt or Duty denied. Een Dwang em voor ’t Gerecht te verschynen , öf eene geweigerde Belasting, öf Schuld te be- taalen. DISTREYTE, D'strefs. Chauc. Angst, Verlegenheid. DISTRIBUTION , ( F. of L. ) a Dividing or Sha- ring amongst many. Verdeeling, Uitdeeling aan veelen. DISTRIBUTION, (in Logick) is a resolving the Whole into Parts. Eene Onder deeling van *. t Geheel in Deelen. DISTRIBUTION , (in Rhetorick) is an applying to every Thing it’s peculiar Property. Alles zyn Eigenschap geeven. DISTRIBUTIVE Justice , that Justice which is ad- ministered by a Judge, Arbitrator, or Umpire, DIS. DIT. 457 who in executing his Office, may be faid to give every Man his own. De bedoelende Ge- rechtigheid ; een iegelyk Recht doende. DISTRIBUTIVE Noun, (in Grammar) is a Noun which betokens reducing into feveral Orders or Distinctions. Een bedeelend Naamwoordt. DISTRJCHIA. Zie DISTICHIA. DISTRICTION’ES , ( O. L ) Distrefses or Goods feized and kept ’till Payment and full Satisfac- tion be made. Goederen die in Beslag gehou- den worden > töt dat de Som ten vollen betaald is. DISTRIN’GAS, is a Writ directed to the Sheriff, or any other Officer, commanding him to di- strain one for a Debt to the King or for his Appearance at a Day. Een Schriftelyk Bevel aan een Baljuw om iemand töt het betaalen van eene Schuld aan den Koning te noodzaaken , enz. DISTRINGAS Juratores , a Writ directed to the Sheriff, whereby beis commandeded to distrain upon a Jury, to appear and to return Ifsues on their Lands , &c. for non - appearance. Een Schriftelyk Bevel in de Engelsche Rechten , enz. DISTROUB’LETH , disturbed. Chauc. Ontrust , ver- hindert, gestoord. To DISTURNE’ , to turn away. Omdraaijen , er- gens van afwenden. DISTYLUS, (among Botanists.) Twee-Jlylig. DISUNITE , ( in the Manege ) is faid of a Horse that drags his Haunches in galloping. Dit zegt men van een Baerdt dat lam galloppeert. DISUNITY, the State of actual Separation. ,, Di- sunity is the natural Property of Matter”. Van een fcheiding ; de Staat van wézentlyke Afzon- dering ; Afgescheidenheid. DiSVLLLUPED , ( in Heraldry. ) Z ie DISPLAYED. n T (- Tr c a p-r- ^(°f dis and Usage , F. and Usus , L. ) T-.TCTTCT? ’ > a being out of Use. Buitengebruik , DloUbL , 3 „it de Mode. DISWARE , not aware. Chauc. Onverhoeds , niet verwagt. DISYL’LABLE. Zie DISSYLLABLE. DIT. DITHYRAM'BICK , belonging to a Dithyr ambus',- Töt een Drink-liedt behoorende. DITHYRAM'BUS , (Aifftlp , Gr.) an Hymn antiently fung in Honour of Bachus. Een Ba- chus liedt, drink-liedt. DITO'NE , (Airov©-, Gr.) a double Tone in Mu- sick, or the greater Third. Ditonos; een dub- belde Toon in de Muziek , de groote Tiers. DITRIGLYPH, (in Architecture) the Space between two Triglyphs. De tufschen-ruimte tufschen twee Triglypen. M m m DITRI- 4^8 DIT. DIV. DITRIHEDRIA , (in Fofsil History ) a Genus of Spars with twice three Sides,- or fix Planes. Eon Soort van Muscovisch Glas, met tweemaal drie , öf zes Z yden. DIT’TANDER, an Herb, otherwise called Pepper- word. Péper-kruid. DITTANY, (in Botany .) Zie DICTAMNUS. DITTOL’OGY , ( AirrcA«y<* , Gr. ) a double Rea- ding, as in feveral Scriptural Texts. Een dub- belde Leezing , als in verschelde Schriftuur - plaatzen. DIT TY , ( of Dictum , L. a Saying ) a Song that has the Words fet to Musick. Een Lied op Nooten. DIV. DIVAGATION , (L. ) a going astray. Afdviaaling. DIVAL, (in Heraldry ) the Herb Nightshade; used by fuch as blason by Flowers and Herbs , in- stead of Colours and Metals, for Sable or Black. Nagtschads , een Kruid , in het Wap enschil deren in gebruik. DIVAN Begin, Superintendant of Justice in Persia. De Opperrechter in Persian. DIVAPORATION, ( in Chymistry ) the driving out Vapours by Fire. Uitwaafseming. DIVARICATED, (divaricatus , L. ) fpread wide from another, ftraddling. Van malkander ver- spreid. DIVARICATION, (L ) a finding wide, a Petting asunder ; winding and turning. tVyde fchre- den doen , van malkander zetten ; draaijen en keeren. To DIVERTERATE , ( diverberare , L ) to firike or heat through. Doordringen, doorheenslaan. DIVERBERATION, a flriking or beating through. Het doorslaan. To DIVER’GE , ( divergo , L. ) to recede farther from each other, applied. to the Rays of Light which proceed from one Point. Verder van malkander verspreiden, op de Lichtstr aaien toege- past, die uit één Punt voortschieten. DIVER’GENT, ( divergens , L ) going farther and farther asunder; thus, any two Lines forming an Angle , if they be continued , will be diver- gent, i. e. will go farther and farther asunder. Verwyderen , verder en vérder verwy deren. DIVERSIFICATION , the Act of changing Forms or Qualities ; Variation ; a mixture of different Co- lours; Change or Alteration. ,, A Diversifica- tion of the Will 3 *. Hale. Verandering , Ver- ven j selin g , enz. DIVER-SIL’OQIJENT , ( diversiloquus , L. ) fpeaking diversly or differently. Verscheidentlyk fpreeken. DIVER’SLTH, diversifieth. Chauc. Verandert, Af- gezét. DIV. DIVIDEND , (Dividende , F. Dividendum , L. ih Arithmet-ick ) a Number given to be divided. Dividendus ; een opgegeeven Getal om te divi - deeren. DIVIDEND , ( in Trade ) is an equal Share of the Profits of a joint Stock. Aandeel. DIVIDEND , ( in an University ) is a Share of the annual Salary , equally divided among the Fel- lows of a College. Aandeel in het Salaris , idat Jaarlyksch op de Schooien uitgedeeld word. DIVIDENDS, (in the Exchequer ) feem to be one Part of an Indenture. Uitdeelingen in de Thre- saurie. DIVI’DEPvS , a Pair of mathematical Compafses. Een mathematische Pafser. DIVID'UALS , (in Arithmetick) Numbers in the Rule of Division, being Parts of the Dividend, distinguished by Points , &c. Getallen in de Ré- gels van de Divisie. DIVFSA, (O. L.) a Devise of Goods by one’s last Will; also the Will itself. Een Testament-, als méde het Goedt dat daar in vermaakt is. DIVISION , ( Physical ) is a Separation of the Parts of Quantity , when one continued Body is fe- parated into many Parts. Eene Afscheiding van de Deelen der Veelheid , enz. DIVISION, (in Printing') is a fmail Line betwixt, and joining two Words , as Man-hood. Een klein Streepje tufsc-hen twee Woorden om deqselven aan één te koppelen , als Mensch-heid. DIVI SOR , ( in Arithmetick ) the Number by which the Dividend ijs to be divided. Verdeelder , het Getal waar méde de Som gedivideen moet worden. DIVO’TO, (Ital. in Musick Books) fignifies a gra- ve, ferious Manner orjjWay of Playing or Sin- ging, proper to inspire Devotion. Eene plech- tige , deftige Wyze van fpeelen öf zingen om Gödtsdienstigheid op te wekken. DIURE'SIS, of Ai* and ’Qvmn, of Spon, Gr. Uri- ne ) DIVrSI, (Ital. in Musick Books) fignifies divided- into two Parts . , In tween verdeeldt. DIVISION , ( in Musick) is the dividing a Tone into many fmail Notes; as Quavers, Semi-qua- vers , &c De Verdeclmg van een Toon, in ver- schelde kleine Nooten, DIVISION, ( Logical ) is an Oration explaining a Thing Part by P'art. Eene Rédenvoering die de Zaak Stuk voor Stuk ontvouwt. DIVINE Stone, (in Natural History) a Species of Jasper. Een Soort van Jaspis. DIVING-Jc//, Zie CAMPANA Urinaioria, DIVIN1STRE , a Divine or Dodtor of Divinity* Chauc. Een Gödtgeleerde. DIU. DIZ. DLA. ne) a Separation of the Urine by the Reins» or a voiding it through the Bladder , &o. rw- fcheiding door dt Nieren, of Pis ontlasting door de Blaas. iCDiureticus , L. of A D URET ICAL , > Gr } which pr ovokes Urme.Pu- DIURE1 ILK, y afdryvende, Pis-verwekkende. DIURETICKS , ( Diuretiques , F. Diuretics, L- of A urMrix* , Gr.) Medicines which by parting, difsolving, and fusing the Blood, do precipita- te the Serum by the Reins into the Bladder, Pis-afdryvende Middelen. DIURNAL, (in Astrology ) those Planets are fo called, which contain more adive then palsive Qualities, Daagsche , dus worden de Planeeten genoemt die meer wè'rkzaame als lydelyke Hoeda- nig héden hebben. DIURNAL Arch , is the Arch or Number of De- grees described by the Sun, Moon, or Stars, between Rising and Setting. Dag boog , is de Boog df het Aantal der Graaden die tufschen het Op- en Ondergaan , door de Zon , Maan en Ster- ren , beschréven worden. DIURNAL Motion of a Planet , is fo many De- grees , Minutes, &c. as any Planet moves in the Space of Twenty-four Hours. Dagelyksche Beweeging van een Planeet. DIURNAL Motion of the Earth , is the Motion whereby it turns about it’s own Axis, which cause the interchangeable Succefsion of Day and Night. Dagelyksche Beweeging van de Aarde. DIURNALLY, Daily, or every Day. Dagelyksch, alle Dagen. DIURNARY, Diurnarius , (in Antiquity ) an Offi- cer in the Greek Empire, who wrote down in a Book, whatever the Prince did, or orde- red , &c. every day. Dagboek-houder , van de Daaden en Bevélen van den Griekschen Keizer. DIVUL’SION , ( L. ) a pulling away ur asunder. Af scheuring, Wegtrèkking , Afzondering. DIVUS and DIVA, (in Antiquity ) Men and Wo- men who had been deified. Goden ; vergode Mannen en Vrouwen. DIZ. DLS. DO. DOB. DOC. DOD, 459 DLS. DLS, (among Confectioners ) fignifies Double refined Loaf Sugar. Dubbeld gerafineerde Brood-fuiktr. DO. DO , ( in Mustek ) a Note of the Italian Scale , cor- responding to Ut of the common Gamut. Do, een Noot in de Itaiiaansche Muziek. DOB. DOBU’NI, the Name of an ancient People of Eng- land, who inhabited the Counties now called Oxfordshire , and Gloucestershire. Dobunen, dt Naam van een oud Volk in Engelandt. DOC. To DO’CILIZE , to make tradable. Handelbaar, gedwee maaken. DOCIMASIA , ( in Greek Antiquity ) a Probation of the Magistrates and Persons employed in publiek Businefs at Athens. Proeftydt van de Magistraats en andere Persoonen, die te Athé- nen tot de publieke Zaaken gebruikt wierden. DOCK, in Law ) an Expedient for cutting DOCKING, 5* off an Estate-tail in Lands or Te- nements , that the Owner may be enabled to Sell , give or bequeath the fame. Een Middel em een Bezwaar van vaste Goederen af te kry- gen , enz. DOCK, (in Botany') a Plant. Patich, Peerdik, een Plant. DOCK , (among Hunters) the fleshy Part of a Boar’s Chine, between the Middle and the Buttock. Het vleezige Gedeelte van het Lendenstuk , van een wild Zwyn. DOCK Crefses , (in Botany) an Herb. Lampsana, een Plant. DUCKED , as Jlrong docked , i. e. which has firong Reins and Sinews. Stérk van Ribben en Spieren. A DOC’TORATE , (Doftorat , F. ) a Dodorship. DoStoraat j Meesterschap in de Rechten of Me - dicynen. DOCTORS , (among Gamesters) false or loaded Dice. Valsche Döbbelsteenen. To DIZE, to put Tow on a Distaff. Vlas om het Spinrok woelen. DIZ'END , drefsed. Gekleed . To DIZZY , to make giddy. „ Not the dreadfull Spout - ihall dizzy with more clamour Neptu- ne's Ear”. Shak. Duizelen, duizelig maaken. DLA. D LA-SOL-RE, the fifth Note in each of the three Septenaries of the Gamut. D la-fol-re , Muziek Nooten . DOCTORS Commons, a College in London, for the Profefsors of the Civil Law. Een Genootschap van Rechtsgeleerden , in Londen, DOD. DODARTIA, (in Botany) a Genus of the Didy- namia-angiospermia Clafs of Plants. Een Plant- gewas van dien Naam , behoor ends tot dé genoem- de Klafse. DOD’DED, unhorned; also lopped as a Tree. On- gehoornt ; als méde getopt als een Boem. Mmm 2 „ DOD- 4 6o DOD. DODDER, (in Botany) a Weed which winds it- self about other Herbs. Wrange , Viltkruid. DOD’DEREDt , overgwrown with Dodder. ,, A Laurel grew — dodder’d with Age”. Drvd. Overlaaden met Wrangen. DODECADAC TYLUM , (among Anatomists ) the first of the fmall Guts. De Twaalf-vingerige Darm ; de eerste der dunne Darmen. DODECAE’DRON , (Apeiy.cesJ’fuv , Gr.) a Geome- trical Solid , bounded by twelve equal and e- quilateral Pentagons. It is one of the Plato- nick or regular Bodies. Dodecadrum ; een meet- kunstig vast Lighaam , bepaald door twaalf ge- lyke Vyf hoeken. DODE CAGON, (of $dh%* and ymix, Gr.) a Re- gular Polygon , consisting of twelve equal Sides, and twelve Angles. Een gelyke Twaalf-hoek. DODE’CAGON , (in Fortification ) a Place with twelve Bastions. Een Plaats met twaalf Bastions. B.ODECANDR1A , (in Botany) a Clafs of Plants, the eleventh in Order, comprehending all tho- se with hermaphrodite Flowers, and only twel- ve Stamina in each. Een Klafse van Planten , die twee fl achtige Bloemen met twaalf Hëlmstylt- jes voortbrëngd. DO.DECAPHAR’MACUM , ( of Twelve, and (pdf/JouKov an Ingredienc , Gr ) a Composition consisting of twelve Ingredients. Een Toebe- reidzel bestaande uit twaalf Inmëngzels. DODECATE’MORION , ( , Gr.) the twelfth Part , of the Zodiack. Het twaalfde Deel van den Dierenkring. DODECATE’MORY , ( of and poTfx, Gr. a - Division ) the twelve Signs of the Zodiack. De twaalf Tékenen van den Dierkring. ■DO DEC A’ FFIEON , (in Botany) a Kind of Herb with Leaves like a Lettice. Een Soort van een Plant met Bladen als die van Kropsalade. DODE’DUPLA di Crome , (in Italian Mustek a Na- me given to the Triple ? | , in four of which twelve Notes are required , instead of four in Common Time. Een Toon óf Maat in de ka- liaansche Muziek. DODE’CUPLA di femi Crome , otir Triple ”, whe- rein there are twelve Notes instead of fixteen , in a Bar of duple Time. Een Toon in de Ita- liaansche Muziek. POD’MAN, a Shell-fnail, which cast its Shell like the Lobster , and is likewise called Hodman- dod. Een Schulp-flak, die zyn Schulp afwè'rpt als een Kreeft. DO’DO , the Monk-fwan of St. Maurice’s Island"; a Bird having a great Head, covered with a Skin resembling a Monk’s Cowl. De Monnik-zwaan , wékere Vogel. DOD. DOE. DOF. DOG. DO’DRANS, (in Antiquity ) Nine Ounces or In* ches. Négen Oneen of Duimen. DOD'RED Wheat, Red Wheat without Beards. Roo- de Tarwe zander Baarden. DODRON’TALIS , ( among Botanists.) Né gen Duim öf twaalf Vingeren breed öf lang. DOE. DOEN, done, made, or to make. Srenc. Gedaan, gemaakt, öf maaken. DOF. To DOFF and Don one’s Cloaths , contracted of off and do on; to put off and on. Zyne Kle- deren uit- en aantrekken. DOG. DOG, (in Astronomy.) Zie CANIS. DOGBOLD , wretched , miserable , forry. ,, fjis dogbolt fortune was fo low”. Hudib. Rampza- lig, elendig , droevig. DO G-Draw ,{Law Term) is when a M3n is found drawing after a Deer by the Scent of a Hound which he leads in his Hand. Dit zegt men , als iémand een Hert volgt op de Lucht van een Hondty die hy aan de Handt leid. DOG GER, a Ship of about eighty Tons Burthen, with a Well in the Middle to bring Fish alive to fhore. Een Vifschers Pink, met een Kaar in ’t Midden, om de Visch lévendig aan Landt te brengen. DOGGER-Füö, Fish brought in fuch Vefsels. Visch die in zulk een Vaartuig aangebracht is. DOGGER-mra , the Fishermen of those Vefsels. De Vifschers op zulks Schépen. DOG’GERS , (in the Alum works) a poor Kind of Alum-ore. Een fchraal Soort van Alüin-ërts. DOG’GREL Rhyme., pitiful Poetry „ paltry Verses, a Kind of Metre fittest for burlesque Poetry. Slechte Rym , P rulle -dicht. DOG’MA, ( Dogme , F. of Mypx , Gr. ) a Decree, Maxim , Tenet , a received Opinion. Een Be- sluit, Leering, Regel, Stelling, Leerstuk. DOGMAT’ICK Philosophy, is a Philosophy, which being grounded upon found Principles, afserts a '1 hing positively , and is opposed to Sceptrick. Gezonde , rechtzinnige Wysbegeerte. To DOGMATIZE, ( dbgmatiser , F. of ypxTiQIr, Gr- ) to fpeak peremptorily or positively ; to give Instructions or Precepts ; to teach new Opinions. Stellig fpreeken , Onderwys öf Voor- schriften ge even; nieuwe Stellingen leeren. DOGS- Bane -Grafs- , Tooth- Mercury. Hondsgras , Honds-tand , Kruiden. DOGS Briar , (in Botany) the Briar which bears the Hip. Honds- doorn; zékere Haag-dónrn. DOGS- DOG. DOL DOK. DOL. DOG'MATIZER , one who advances Opinions with an air of insolent Confidence. Een die met een verwaande Stoutheid zyn Gevoelens zegt. DOG'S-Fennel , (in Botany.) Zie COTULA. DOG’S Fly , a voracious, biting Fly. De Honds - vl ieg , Honds- w esp . DOG'S Rose, (in Botany ) the Flower of the Hip. Honds * * roos , de Bloefsem van de Haag - doorn- beziën. DOG’S-ter, (inSötozy.) Zie CYNOSQRCHIS. D O G’S-Taih Hondestaarts-graf r. DOG’S -Teeth, (in Anatomy.') Zie CANINI Dentes' DOG’S-ZVof, a Gentle Trot. Een Honds-drafje. DOI. DOI, (Itah in Mustek Books) fignifies Two, as Doi Conti , two Songs, Twee . DOl’LY.a coarse woolen Stuff. Een grove wolle Stof. DOK. COKE, a deep Ditch or Furrow. Een diepe Gragt, Sf OrupfriJ. DOL. DOL’CE, ( Ital. in Mustek Books) fignifies foft and fweeu Zagt en lie fly k , in de Muziek-bdeken. Gen DOLCE Maniera, (Ital.) fignifies to play or fing in a foft , fweet, pleasant, and agreeahle Manner. Op eene zagte , aangenaame en liefly- ke Wyze fpeelen. DOI.CEMEN'TE. Zie DOLCE. POLE ( of dolere , L. ) Sorrow , Moan.. Spenc. Droefheid , Treurigheid. DOLE, (in the Law of Scotland) a malevolent Intention. Een kwaadwillig Voorneemen. DOLE-FLA, Fish which the Fishermen in the North Seas usually receive for their Allowance. Visch, die de Vifschers in de Noord-zse gemeenlyk tfc eene Belooning krygen. DOUL-Meadow , one wherein divers Persons have a Share.. Eene Weide die verschelde Mënschen toebehoord. DOLES , /Slips of Pasture left between Furrows DOOLS, 5 of plowed Lands. Strcoken Weilandt die tufschen de Fooren van omgeploegt Landt ge- laaten word.n. DOLG’BOTE, a Recompence for a Wound or Sea». Eene Ver gelding voor eene. Wond öf Lidtéken. DOLICHOS , (in Botany) a Genus of the Diadel - phia-decandria Clals of Plants. Een Plantgewas van dien Naam, dat een Soort van Peulvruchten voortbrengt. DOLIMAN , a Kind of long Cafsack worn by the Turks. Lange Rikken, die de Turken draagen. UÜL. 4 <5 1 ° Histor r) the- Name of a f "Vf * Ample Fi.,, v, -phone y Hi 6 e. Een Geslacht van enkelde Schulpen. DOL’LJNG, Warning, Waarschouwing. DOL’OUB dPaiiL Grief, Sorrow, Anguish. Pyn, ■UOLOUR, y Smën, Weedom, Droefheid. DOLOR Algens , (in Medicine ) Een koude Pyn . * Ardens Een heete Pyn. - Continues. Een geduurige, byblyvende Pyn. Tontundens. Een flootende Pyn. — — — Frangitivus. / Een kneusende Pyn ; een Py Ostocopos. ƒ die zich doet gevoelen als e men met Hamers geslagen wierd. J Gravatorius. Een drukkende Pyn. • Iliacus. Darm jicht. Lacerans, j „ rr " Lacinans , Scheurende Pyn. " — Lateralis. Zyde-wee , Pleuris. ■ Notturnus. Nacht-pyn , in de Léden. — Post partim. Na ween; Pyn na de Baaring. - PunUorius. Stekende Pyn. ' Puls at or is. Een kloppende Pyn. Mor dat. Bytende , öf knaagende Tensivus. Rékkende Pyn ; als in de Kramp Terebrans. Een boorende Pyn. ~ - Vagus. Vliegende Pyn, ads in de Jicht. DOLORIFICK that which causes Pain or Grief, Pyn - , of Droefheid veroorzaakende. DOLIHIN, ( Dauphin , F. Delphims , L. of Ac zieces °f Ordnance. Handvatzels aan een Stuk Geschut tn het Formaat van een Dölphyn, DOLPHINS, (with Gardeners) finall black Insects that infest Beans, &c. Kleine n.-. in de Boonen , enz. DOLVIN, dug, buried. Gedolven. DO LY , or DOOLY , mourning droevig. DOM. SOMAnON, ") ( L. ) a Taming. Een Temming, DOMA 1URE, J Mak-mauking. DOM’BOC. Zie DOOMSDAY BOOK. DOME, Judgment. Chauc. Oordeel, Vonnis ^ DOME, (among Cliymists) an arched Cover fora Maim 3 ieve> Zwarte Diertjes , . begraven. fad. Treurig ^ & 4 6 % DOM. reverberatory Furnace. Een boégswyze Dëkzet •voor een Stookfornuis. DOMES-jKan. Zie DOOMS man. DOMIGE’RIUM , ( Old Law ) Damage , Danger. Schaade , Gevaar. DOMIFYING , (in Astrology ) the dividing or di- stributing the Fleavens into twelve Houses, in order to ereét a Theme or Horoscope. Het verdeelen van de Hémelen in twaalf Huizen, om een Ontwerp van het Geboorte uur te inaaken. DOMINANT of a Mode, (in Musick ) that Sound which makes a perfect fifth to the final in au- thentiek Modes ,• and a third to the final or fixth , to the lowest Chord of a plagal Mode. Ee.n Geluidt in de Muziek , dus genoemt. To DOMINATE , ( dominatus , L.) to prevail over others. „ The dominating Humour makes the Dream”. Dryd. Heerschen , de Overhand hebben. DOMINATIONS , (L ) one of the nine Orders of Angels. Heerschappyi'n, één van de négen Orders der Engelen. DOM’iNATIVE , belonging to Rule or Govern- ment. Heer schend, tot de Heers chappy öf Re- geering behoorende. DOM’INI , as Anno Domini , in the Year of our Lord. Van den Heer,als Anno Domini, ’£ Jaar des Heeren. DOMIN’ICA , (Dies) the Lord’s Day or Sunday. De Dag des Heeren , Zondag. DOMINICAL Letter , one of the first feven Let- ters of the Alphabet , wherewith the Sundays are mark’d throughout the Year in the Alma- nack : It changes every Year; and after the Term of 28 Years the Letters are used again. De Zondags Letter. DOMINI’CIANS , an Order of religious, called in France, Jacobins, and in England ,. black Friars. Dominikaner Monnikken , öf Prédikheeren. DOMIN’ICUM , (O. R. ) the Sacrament of the _ Lord’s Supper. Het Heilig Avondmaal. DOMIN'ICUM Demain or Demesne , (L T. ) are Lands not rented to Tenants, but held in De- mesne, or in the Lord's own Use and Occu- pation. Landeryè'n, die de Landheer niet ver- huurt , maar tot zyn eigen Gebruik houd. DOMTNICUM Antiquum Regis, ( L ) the King's ancient Demesne ; or Royal Manours noc dis- posed of to Barons or Knights, to be held by any feudatory or military Service, but reser- ved to the Crown, "s Konings oude Domei, nen , enz-. DOMI’NION, '1 (in the Civil Law ) the Power DOMl’NJ.UM, J to use or dispqte of a Thing, as we please. De Macht, om een Ding te gebrui- ken, öf daar méde naar ons welgevallen te han- delen. • DOM. DON. DOMÏNÏUM Plenum, (in Law ) is when the Pro, perty is united with the Pofsefsion. Het Eigen, dom gepaart met de Bezitting. DOMINIUM Nudum, (in Law) is when there is the Property without the Pofsefsion. Een Ei- gendom zonder Bezitting. DOM TNO, a Sort of Hood worn by the Canons of a Cathedral Church; also a mourning Veil for Women. Een Soort van Hoeden die de Ka- nunniken van eene Hoofdkè'rk draagen ; als 00k een rouw Kaper voor Vrouwen, D O MINUS , (in Civil Law) he who pofsefses any Thing by right of Purchase , Gift , Loan , Lega. cy , Inheritance, Payment, Contract, or Sen- tence. Eigenaar. DOMINUS, (in the Feudal Law) he who grants a Part of his Estate in Fee to be enjoyed by another. Iemand die met een Gedeelte zyner vas- te Goederen een ander beleent. DOMITEL’LUS , a Title anciently given tb the French Kings natural Sons. Een Tytel die men eertyds aan de natuurlyke Zoonen van den Ko- ning van Vrankryk gaf. DOM’MEROR , a Madman. Een Krankzinnige, een döl Mè'nsch. DO’MO rep ar an do , ( in Law ) a Writ lying against' one whose House going to decay , may endan- ger his Neighbour’s by falling. Een Scbrifte- lyk Bevel aan iemand wiens Huis zo vervalt , due Zjna B Huren Schade zouden lyden. DO’MUS Ca-lestes , (in Astronomy.) Hémel -huis; een twaalfde Gedeelte van de Oppervlakte van dek Hémel-kloot. DO’MUS Cortservorum , ■( L. ) the ancient Name of the House where the Rolls are kept in Chan- cery-lane. De oude Naam van een Huis der Archiven te Londen. DON. DO’NARY, (Domriu'm, L.) a Thing which is gi- ven to a facred or holy Use. ïets dat tot een heilig Gebruik gegeeven word. DONATION, (F. of L.) a Grant, a Deed of Gifc. Eene Vergunning , öf Gifte. DONATIO Pura , (in Law ) is when one gives a Thing with an Intention that it become im- mediately the Property of the Donee, never to revere to the Donor. Onbepaalde Gift. DONATIO Conditionalis , ( in Law ) is when one ■ gives a Thing with an Intention that it be- come the Property of the Donee;, upon per- forming foine Condition ftipuiated. Voorwaar- clelyke Gifc . DONATIO Mortis Causa , (in Law) is when one ' gives a Thing with Intention, that it becomes the Property of the Donee , upon the. Death of DON. DOO. of the Donor. Eene Gifte die den Ontvanger eerst krygt na de Doodt van den Geever . DONATIO propter Nuplias , (in Law ) a Sum of Money which the Bridegroom gives to the Bride , instead of the Fortune he gets with her. Een Somme Gelds die een Bruidegom aan zyne Bruidt geeft in plaats van het Huwelykscn Goed dat hy met haar krygt. DO’NATISTS , ( in Church History ) a Sert of He- reticles , fo called from Donatus , Bishop of Cartbaga. Donatisten, zékere Ketters. A DO’NATIVE , ( in Law ) is a Benefice given to a Clerk , by the Patron , without Presentation to the Bishop , or Institution , or Induction by his Order. Eene Collatie , die de Heer van eene Plaats aan een Proponent geeft zonder den Bifschop te kennen. DO’NATIVE , (Donativus , L.) which is able or apt to give. Mild, die instaat en gene e gen is tot geeven. DONDONNER, the Afternooning. Namiddag hou- den. DONEE’, ( Law Term ) is to whom Lands and Te- nements are given. Beat#***» ^ ancler y^ DON’ET, (of JElius Donatus, a Grammarian) a Grammar. Eene Spraakkonst. DONE Hours , Cannonical Hours. De Gety'én, in de Roomsche Kerk. DON’GEON, £ (F.in Fortification) is generally ta- DON’JON, Sken for a large Tower or Redoubt of a Fortrefs, where the Garrison may retreat in Case ofNecefsity , and capitulate which grea- * ter Advantage. Een groot Rondeel öf Bolwerk. DONTF'EROUS, (of Donum and Ferre, L.) brin- ging Gifts. Gaven brengende. A DON'NAT, a Do- nought, a good for -nothing-, or idle Person. Een Lédigganger. DO’NOUR, (in Law) one who gives Lands, &c. to another. Eon Geever van Landery’èn aan een ander. DOO. DOOL, Pain, Grief. Pyn, Droefheid. DOOMS-Day,. the Day of general Judgment in a future State. De Oordeel Dag. DOOMS Day-book, ( Domboc, Sax ) a Judicial or DOMES-Day-ioofc , J Judgment Book , of the Sur- vey of England, made by William the Con- queror , which is Bill used to determine the Question whether Tenure are of Antient De- mesne or not. Een Rechtsgeleerd Boek voor de Landtmeetingen in Engelandt , cm te bepaa- len öfi de Leengoederen oude Domeinen zyn Sfi niet. DOOMS-mau, a Judge appointed to hear and detsr- DOO. DOP. DOQ. DOR. 463 mine Law-fuits ; also a Priest or Confefsor who hears confefsions. Een Rechter öfi Biechtvader. DOOR-cair , the Frame in which a Door is hung. Een Deur-raam. DOP. DOPPIA, an Italian Coin of 28 Lires , also a Spa- nish one of 29 Lires. Een Italiaansche Munt van 28, öfi een Spaansche van 29 Lires. DOQ. DOQUET, (in Law) a Paper containg a Warrant, Een Machtbrief. DOR. DORACH , an Arabian Measure. Een Arabische Maat, houdende 12 Antwerpsche Stoop. DORADO , (in Astronomy.) Zie XIPHIAS. DORADOS , (in Ichthyology) a Sea-fish Zee-braafsem. DQREE’, (F. in Ichthyology ) a Sea-fish, called al- so St Peter's Fish. Een Zee- vis ch , 00k St. Pieter’s Vise'll genpamt. DORELLA, (in Botany) a Plant. Vlas-dotter , een DO’RES , Inserts called Black -clocks. Gekurvene Diertjes , zwarte Klokjes genaamt. DORIA,(in Botany) certain Herb. St.Jacobs-kruid. DOR’ICK Dialed, one of the five Dialerts, of the Greek Tongue , use by the Dorians. Dorischs Taaluiting öfi Toonval. DOR’ICK Mood, (in Mustek) a Kind of grave and folid Musick , consisting of flow Spondaick Ti- me. Dorische Speeltrant öfi Maat. DO’RING or DARING. Zie CLAP Net and Loo- king Glafis. DORMANT, (in Heraldry) fignifies a Beast in an Escutcheon, lying in a Beeping Posture. Slaa- pende ; een Beest in een Wapenschild dat in een flaapende houding legt. DORMANT Tree, a great Beam which lies a-crofs an House; a Summer. Een groote Balk die -dwars door een Huis legt. DORMANT Writing , a Deed which has a Blank to put in the Name of a Person. Een Geschrift in Blanco getékent. DOR’MAUNT , Banding or lying, always ready, never removed. Chauc. Staande Öfi leggende, altoos gereedt , nooit verplaatst. DORN , ( in Ichthyology ) a Fish. Griet. DOR’NIX, a Sort of Stuff. Een Soort van Stof. DORONICUM , ( in Botany ) Leopard’s-bane. Gemb- sen-wortel , Schorpioen wortel. DORONICUM Romanum, (in Botany.) Zwindel öfi Duizel kruid, DORR'-, 404 DOR. DOS. DORR, a- Door. Chauc. Een Deur . DORR , a Kind of Beetle living on Trees. Een Soon >, van een Boom-tdr. DOR’S AL, (among Physicians) is applied to tho- se Distempers, whose Seat is fupposed to be in the Back. Rugge Kwaaien. DOR’SI Longifsimus , (L. in Anatomy) a great Mus- cle inserted into the transverse Procefses of the Vertebra: of the Loins. De lange Rugfpier. DQRSIF’EROUS Plants , (in Botany) are fuch PORSIP’AROUS , J Plants as are of a Ca- pillary kind, without Stalk, and do bear their Seeds on the backside of their Leaves. Rugge- planten; Planten die tot de Haair -kruiden zonder StSngel behooren , en hunne Zaaden op den Rug öf verkeerde zyde hunner Bladen draagen . DORSTENIA, (in Botany) a Genus of the Tetan- dria-monogynia Clafs of Plants. Een Plantgewas van dien Naam , tot de genoemde Klafse beboe- rende. DOR’TURE, ( dortoir , F. ) a Place to deep in,’ a Bed-chamber. ,, He led us to a Gallery like a Dorture”. Een Slaap -vertrek der Klooster- lingen. DORYCNIUM , (in Botany) a Poisonous Herb wherewith they poison Arrow-heads , Darts, &c. Een venynig Kruid , waar méde men de punten der Pylen, P oaken, enz. vergiftigt. DORYPHORY, ( Jtyupopos , Gr. in Antiquity) the life-guard Men of the Ro man Emperors. DeLyf- wacht der Roomsche Keizers. DOS. DOSE, (F. Asm?, Gr.) is the Quantity of Physick which a Physician appoints his Patient to cake at once. Dosis; de Veelheid van een Geneesmid- del , die op eenmaal moet ingenomen worden. DO’SEL, 1 a rich Canopy under which Princes DO'RSEL, j fit ; also a Curtain of a Chair of State. Een Verhemelte ; als méde een Gordyn, van een Stoel van Staat. nrvSTTNS ") a Sort Cloths ma< ^ e i n Devonshire (• E en $ oort van Taken dat in Devonsbi- DU ' 5 ) re gemaakt word. DOSEPE’RIS , ( Les Douze Pairs , F. ) the twelve Peers of France. Chauc. De twaalf Ryksraa- den in Vrankryk. DOS1THEANS, (in Church History) a Seót a- DOSITHEI, j mong the Hebrews, being one of the Branches of the Samaritans , Dosithea- nen, eene Seiïe van Jooden , zynde een Tak van de Samaritaanen. DOSOL’OGY , ( of AoVf? and , Gr. ) a Discour- se concerning the Quantity or Dose of Herbs or Drugs which ought to be taken at a Time. DOS. DOT. DOU. Een Vertoog aangaande de Veelheid van etn Ge- neesmiddel, enz. DÓ’SIL, Sort of Tent for Wounds. Een Wiek; DOS’SIL, f om in eene Wond te Jleeken. A DOSOM Beast, content with nothing; also thri- ving. Een onvermegt Schêpzel ; als méde wel- vaarende. DOS’S ALE, 7 DORSALE, ƒ ( dorsuale , L. ) Hangin try, or Curtains of a dynen van een Choor. of Tapes* ioir. Gar: DOT. DOT, (in Writing) a fmall Point or Spot made to mark any Thing. Een Tuttel. DO’TAL , ( dotalis , L. ) belonging to a Dowry or Portion. Tot een Bruidschat , of tot het Huwe-. lyks-goedt behoorende. DO’TANCE , Fear , Reverence, Respeft. Vreest Eerbied, Achting. DOTE afsignando , (L. in Law) is a Writ for the Escheator to afsign a Dowry to the Widow of King’s Tenant, fwearing in Chancery not to many the Kj D p’ s Leave; these are the Kings Widows, v„n,si aait den Thresaurier , om eene Weduwe van des Ko- nings Huurder , die in de Kanselery een Eedt doet , van buiten toestemming van den Koning niet te zullen hertrouwen , een Douarie te ver- gunnen. DOTE unde nihil habet, (L. in Law) is a Writ of Dower for a Widow of the Land fold by her Husband , whereof he was fo feized , as that the Ifsue of them both might have inherited. Eén Geschrift voor eene Weduwe , enz. DOTHIEN’ , ( A Gr. in Surgery) an hard Swel- ling or Push as big as a Pigeon’s Egg, accom- panied with a grievous Pain , and proceeding from thick Blood. Een Ferunculus ; Bloed-vin y Bloed-zweer. DO’TING-ZVre , a Tree almost worn out with Age. Een van Ouderdom quynende Boom. DOTTARD , (in Gardening) a Tree kept from growing to its full height by cutting. „ Pol- lards and Dottards are not to us at this full height”. Bacon. Een Boom die door fnoeijen kort gehouden word. DOU. DOU’BELF.R, ?a great Dish or Platter, Een groo • DOU’BLER , f te tinne Schotel. DOUBLE, C in Hunting) a turning back or winding made by Game. Een wending of omkeering van ’tWildt, op de Jacht. ’DOUBLE -biting , biting or cutting on each Side. ,, His double-biting Axe”. Twee-fnydent. DOUBLE- DOU. DQUBLE-fart , (in Husbandery) a Term used by the Farmers for that Method of fowing that does not dispense the necefsary Quantity of Seed for a Piece of Land at one bout, but re- quires going over every Place twice. Het be- zaaijen van eenen Akker , waar by tweemaal sp ieder Plaats Zaadt gestrooit wordt. DOUBLE Flower, (in Gardening ) a beautiful, lar- ge, flat Pear. Dubbelde Bloem, de Naam van een Soort van Peeren. DOUBLE Quarrel, a Complaint made to the Arch- bishop of the Province against an Inferior Or- dinary, for delaying Justice in fome Court Ec- clesiastical. Eene Klagte aan den Aartsbisschop van de Provintie over ‘t vertraagen van ’t Récht , door een minder Kërkelyk Réchter , DOUBLE V tfsel , ( in Ckymistry ) is when the Neck of one Matrafs is put and well luted in- to the Neck of another. Dubbel disteleer Fat. DOUBLE Horizontal Dial, a Dial with a double Sty- le, one to fhew the Hour on the outward Cir- cle, and the other to fliew the fame in the Ste- reographick Projection , drawn on the fame Pla- te. Dubbel-horizontaale Zonnewyzer. DOUBLER les Reins , ( in the Manege. ) Zie DOU- BLING. ü A DOUBLET, (with Lapidaries ) is a false Jewel or Stone, being two Pieces join’d together. Een valsche Diamant van 'twee aan malkanderen ge- héchte Stukken. DOUBLETS, (among Antiquaries ) two Medals or •two Books, &c. of the fame Sort. Twee egaa- le Legpenningen, Boeken, enz. DOUBLING, (in the Manege j a Horse is faid to double his Reins .when he leaps feveral Times together to throw offhis Rider. Dubbelde Sprongen van een Paerd om zynen Ryder af te werpen. DOUB’LING the Cape , (Sea Phrase ) is to come up with it pafs by it, and fo to leave it be- hind the Ship. Een Kadp voorby zeilen. DÖU. DOW. 4 $5 DOUCINE , (m Architecture) a Moulding conca- ve above and convex below. Een Cieralf L bdlronT kmSt ’ Vm b ° Ven m en ^ FoTm 0 another liad entedty - w 'th a Joint in the 1 orm of a D o ve- tail . Ploegen met Zwaluwstaarten . ü ;L°S;. Aft£raoons Drinii "p- DOUNEKAJA Gauhak , (in Botany) an Indian Naam indiaansch Hee ster-gewas van dien DQUROU, (in Botany) a Plant. Een Plantgewas IToeidZ Naam ’ dat ° P hii EilarJ Mada S ascar DOUSE, a box on the Ear. Een Oorvyg , een klap aan t Oor. r To DOUSE, to plunge fuddenly over Head in the H aten to give one a box on the Ear. Hals over Kop in t Water dompelen ; iemand een Oor- .vyg geeven. DOUSE T, (in Gardening) a Sort of Apple. Een i>oort van een Appel. DOUTANCE, Doubt. Chauc. Twyffeling. A DOUTER, an Extinguisher for a Candle. Een Dompertje voor een Kaers. DOUTOUS, doubtful. Chauc. Twyffelachtig. DOUTREMERE, (d 3 outre mer, F. ) Seafaring, tra- velling -beyond Sea. Over Zee reizen , Zee- vaart. , Tocht. UUUX, (ital. in Musicus Rooks) foft and fweet much the fame as Piano. Zagt , aangenaam, by na t zelfde als Plano. , DOW. To DOW, to give. Geeven. DQUB'LINGS , ( Military Term) is putting two Files of Soldiers into one. De Ryën verdub- belen. DOUBLINGS , (in Heraldry) are the Linings of Robes, Mantles of State, or other Garments De Voering van Mantels, Staatsie Tabberts , en andere Kléderen in een Wapenschildt. DOUBLINGS, ( Hunting Term) are the Windings and Turnings of a Hare to avoid the Dogs. De Bochten en Draaijen die een Haas loopt om de Honden te ontkomen. DOU’BLON, ) 3 Spanish Coin, valued at two DOU BLOW,’ r P‘. stoles - dubbelde Spaansche J Pistool. DOUCHTRIN, Daughter. Dochter , DOWEREMERE , fair Weather. Chauc Maar Weer , fckoon Weer. DOWLE, a Feather, or rather the Angle Particles of the Down. Shakes?. Veder, éf liever , een enkel Deeltje van Dons. DOWLE -Jlones, (in old Books) Land marks. Land- paalen. DOWLY, melancholy, lonely. Droevig, eenzaam. DOWN, (in Botany) the Soft or woolly Fibres of Plants , which are easily blown awav by the Wind. „ Down of Thistles 3 ’. Bac. Dons, de zagte wollige Vézelingen der Planten, die ligte - lyk wegwaaijen. DOWN , a large open Plain or Valley. Een eroott opene Vlakte of Vallei, N n b DOW* 466 DOW. DOX. DOZ. DRA. DOWN’GYV’D, turn’d or ty’d down. Shakesp. Ge- draaid , of neergebonden. DOWN’INESS, the being downy. Donzigheid. DOWNS, hilly Plains, or Hills consisting of Sands, &c. Duinen. DOX. DOXOLOGY, (Ao|»Aov(«, of Glory, and Ji«- y©-, a Word, Gr. ) a Song or fliort Hymn of praise faid in Divine Service ; as the Gloria Pa- tri, &c. Doxologie ; een kort Lof- en Dank-lied, als het Gloria Patri , & Filio , St Spiritui Sanc- to , &c. en het Slot van het Gebè'dt des Heeren , Want u is het Koningryk , enz . DOZ. DOZINERS. Zie DECENNIERS. DOZINESS , Sleepinefs, Drowsinefs. Slaaperigheid , Dommeligheid. DOZY, drousy, lleepy. Slaaperig , dommelig i DRA. DRAB, a Cloth. Laaken. DRAB, ? ( in 'a Ship) a fmall Topsail. Een DR ABLER, f klein Töp-zeil. DRABA, (in Botany) Arabian Mustard, or Turkey Crefses. Wilde Kërs , Kandische Kers. DRABS, (in the Salt-works) a Kind of Wooden Boxes for holding the Salt when taken out of the Boilingpan. Zékere houte Zoutnappen. DRACHM , (with Physicians ) is the eighth Part of an Ounce , and contains three Scruples , or ilxty Grains. Een Drachma ; het agste gedeelte van een Once, houdende drie Schrupels , 'of zestig Grein. DRACHMA , ( Gr. ) a Coin among the Gre- cians, in Value about 4d. also a Weight con- taining 2 Penny-weights 6 " and binders ner filing. Een Houtvlot ; als méde het gee . hinden. £en Schp hmgt ’ en ket zsilen DR ^a Ffftification ) ; s a Trench cut to clear L M 0 m ' V 5 £ Uch of lVacer * Esn Sloot of Grup- pel^ om het Water uit een Gragt te leiden. * Pi *rmacy.) Ttgmgift- ^rionfon^l- ^ ««* DRAMATICALLY , like Stage Plays. Tone el -achtig. D ^HdST, the Author or Composer of a dra- matiek Piece. Toneeldichter. DRAME, a Dream. Chauc. Een Droom. DRA’NA, (O. L.) a Drain or Water-course. Een Sloot, Gruppel , öf Waterleiding. DRA ^K ’ , ( amon § Farmers) Wild Oats. Wild W ild-koorn. DRAGON’S Head , (in Botany.) Z it DRACO CE- PHALUM. DRAGON’S Head , (in *4soroTwmy') Is a Node or Point in which the Orbit of the Moon intersects the Orbit of the Sun and the Ecliptick, as flie ascends from the South to the North. Het Hoofd van den Draak ; een Kring van de Maan anders Nodus Borealis genaamd. DRAGON’S Head , (in Heraldry) is the tawny Co- lour in the Escutcheon of Sovereign Princes, ’t Draaken-hoofdt ; de taanige Kleur, in 't Wapen van een Souverein Vorst. DRAGON’S Tail, (in Astronomy) is a Point of the E- cliptick , opposite to the Dragon’s Head .which the Moon cuts in descending from the North to the South. De Staart van den Draak-, een Kring van de Maan anders Nodus Australus genaamd. DRAGON’s Tail , ( in Heraldry ) is the murrey Co- lour of the Coats of Sovereign Princes. Draa. ken-ftaart ; de bruine öf donkerroode Kleur in een vorstelyk Waapen. DRAGON Tree, (in Botany) a Species of the Palm- \ V f , Cow ’ whose Milk is dried u P . Een Koe die droog is, welker Më Ik opgedroogd is. DKA llJapen/ ^ Ur CUlIed Shee ^ Uit "hSt van DRAPETS , Linen Cloths. Spesc. Linnen Lakens. DRAST 1 CK Remedies, (of Gr. brisk) are R en \odi g S as . work Speedily and fmartlv Middelen die fpoedig en flerk werken. ' DRAUGH, Refuse, Swill, the Scum of a Pot or rho 55S.S? s°„a?. 0ê W. s ' “ DRAUGHT , ( in Military Affairs ) is a Detach- ment of Soldiers. Een Detachement Soldaaten. DRAUGHT, (in Trade) is an Allowance in wei- ghing Commodities. Uitslag , overwigt. DRAUGHT Hooks , large Iron Hooks, fixed on the Cheeks of a Cannon Carriage, two on each Side. Trikhaaken , groot e yzere Haaktn aan deRopaarden . To DRAUL, to fpeak very (lowly. Lungs aam fpreeken. Nnnn DRAU- 4<58 DRA. DRE. DRAULTNGLY, fpeaking very flowly. Langzaam- lyk fpreeken. DRAUL’INGNESS , Slownefs in Speech. Langzaam s- heid in ’t fpreeken. DRAWBACK , (in Commerce ) a Return of fome Part of the Duties paid for Goods on Importa- tion , or on Exportation. Drawbak, terug be- taaling van een Gedeelte der inkomende of uit- gaande Rechten. DRAW Gear , any Furniture or Harnefs of Cart- Horses. Gareelen, al het Tuig daar een Paerd méde trekt. DRAW Latches , Night Thieves, called Robert's Men. Nagt-dieve-n. DRAWING , (among Hunters) the beating the Bushes , &c. after a Fox. De Struiken fchui- den, om een Vös nit te jaagen. DRAWING Amifs, ( Hunting Term) is when the Hounds hit the Scent of their Chase contrary, i e. up the Wind instead of down. Mis fpoo- ren , is als de Honden tégen de Wind in , Lucht krygen en 't Wild opfpooren. DRAWING in the Slot , is when the Hounds ha- ving touched the Scent , draw on '’till they hit on the fame again. De opgespoorde Lucht volgen. DRAWING a cast , (among Bowlers) is winning the End, without Birring the Bowl or Block. Het End winnen , in de KlSsbaan , zonder de. Kloot öf hst Biök aan te roeren. DRAWING Table, a Table framed to hold Paper, for Draughts in Fortification , &c. Een. Té-, ken-tafel. Fine DRAWING, (among Taylors) the Art of ro- wing up Button-holes , nr any R ones nf CJnrh. Fyn-fteeken ; de Konst om Knoopgaaten öf Scheu- ren in Laaken zo net toe te naaijen, dat htt van buiten niet gezien kan worden. DRAY, a Squirrel’s Nest. Een Wézels-nêst. DRAY plough , a Plough resembling a Brewers Dray. Een Ploeg die naar een Brouwers fléde met Rol- len gelykt. A DRAZ’EL, a dirty Slut, Een Slons, Slut. DRE. DREAR , Sorrow. Droefheid. * D REDES , Dread. Vrees, Schik. DREDG , /Oats and Barley mingled together. Ha- DREG,-i 5* vsr en Gant door één gemè'ngt. DREDGE, ( among Fisherman ) a thick ftrong Net, generally used for catching Oysters , and is a Species of a Drag-net. Een Sleep-net. 7>o DREDGE , to Fish with a Dredge. Met een Sleep -net öf Zégen vifschen. DRE. DRI. A DREDG’ER, a Flour-box. Een Meel- doos. DREDG’ERS , Fishers for Oysters. Oester-vifschers . DREE , ( fpoken of a Way ) long , tedious beyond Expeftation. Lang , boven Verwachting ver- drietig. DREINT , drenched , drowned. Gedrenkt, verdronken.. DREITDREIT, (F.L.T.in Law ) )a double Right , i. e. of Pofsefsion and Dominion. Een dubbel Recht , dat is , van Bezit en Heerschappy. DREN’AGE , the Tenure by which the Drenches held their Lands. Het Leen van een hersteld Leenman. DRENCHER, one who dips, Beeps or foacks- any Thing ; one who administers Physick by force. lemant die iets indopt of weekt ; öf die tégens wil Medicynen ingeeft. DRENCFTES, ? fuch Tenants as being at the Con- DREN’GES, ƒ quest put out of their Estates, were afterwards restored by King William, because they were not against him either in Person or by Councils. Leenmannen die by de Overwinning van Koning Willem van hums Landeryën beroofd, en naderhand door den Ki- lling wéder in dezëlve hersteld wierden. DRENE, drowned. Spenc. Verdronken. DRENIE , forrowfull. Droevig. BRER’EMENT, Sadnefs. Spenc. Naarheid. DRERTNESS, Sorrow. Chauc. Droefheid, DRESHFOLD , a Treshold. Chauc. Een Dörsch - vloer. DRESL1E, forrowfull. Droefgeestig. To DRESS1N , ( drefser , F. ) to prepare. Chauc. Bereiden. To DR ETCH . co dream, to tarry. Droomen of talmen. To DRETCHE, to vex, or trouble. Chauc. Ter- gen, moeijelyk maaken. DRI. A True DRIBBLE, a Servant that is truly fabou- rious and diligent. Een Werkzak, iemandt die naerstig en arbeidzaam is. DRIEN, to endure, to fuffer. Chauc, Verdraagen, lyden. DRIFT, the Force which impels or drives a Person or Thing. Drift, aandryvsnde Kragt. DRIFT, a Raft or any Thing driven at random , or in a Body; a Stratum, Layer, or Covering of any Matter blown together by the Wind lets dat door 't Water öf de Wind in 3 t wild omge- dreven öf op een hoop gejaagt word. A Snow DRIFT , a deep body of Snow. Diepe Sneeuw. DRIFT-Saii , a Sail only used under Water ; it is veered BRI. DRO. veered out right a Head upon tbe Sea in a Storm, to keep the Head of the Ship right upon the Sea , See. Een Zeil onder Water. DRIFT-uwy , ( of a Ship ). Zie LEE-way. To DRIFT, to drive or force along; to throw to- gether on Heaps , to amafs. Sterk dryven, op Hoopen werpen, vergaderen. To DRILL, to bore, to drain or make its Pafsage through fmall Holes or Interstices. ,,. Diill through the fandy Stratum every way”. Thomp- son. Drillen , Booren , door kleine Gaatjgs eeti Doortocht maaken. DRILL, or DRILL-BOX, (in Husbandry) an In- strument for fowing Land in the Sew Method of horse-hoeing Husbandry. Een Instrument om ’t Land te bezaaijen. DRILL, a fma’l dripping Stream. „ Springs, through the pleasant Meadows pour their Drill”. San- dys. Een kleine zypelende Stroom. DRINK’HAM, 4 a certain Quantity of Drink pro- DRINK’LEAN, S vided b 7 Tenants for the Lord and his Steward. Eeue zékere Veelheid van Drank die de Leenmannen voor hunnen Heer , en zynen Rentmeester moeten verzorgen. DRIP, (in Architecture ). Zie CORONA. PRIP’PINc: , Z (in Falconry ) is when a Hawk mu- DROPPING, J tes direftly downwards in feveral Drops. Druipen , is het lynrëcht néderdaalen van een Valk , met verschelde Horten. DRIVERS, (among Sportsmen ) a Machine for dri- ving Pheasant-powts. EenWërktuig om een Tr'öp Pheisanten te dryven. DRIVING, ( among Sportsmen ) a Method of taking Pheasant-powts. Een Manier om jonge Pheisan- ten te vangen. DRO. DROCK, (in Husbandry ) the upright Piece of Tim- ber on the right fide of a Plough’s - tail , to which is fixed the Earth-board. Het recht op fiaand JlukHout aan den Boom van een Ploeg. DROF’FEN , (in Doomsday-Book) a Thicket of Wood in a Valley. Een Boschje in eene Valye. DROF’LAND, 1 was anciently a Quit-rent, or year- DRYF'LAND , 5 !y Payment, rmde by fome Te- nants to the King or their Landlords, for dri- • ving their Cattle thro’ theManour to Fairs and Markets. Een J aar geld dat voort yds door de Vas allen aan den Koning Sf aan hunne Heer en betaalt wierd , om het Vee door hunne Heerlykhé - den naar Markten en Kërmifsen te dryven. DROM’EDARY , ( Dromedaire , F. of Dromedarium , L. ) a Sort of Camel, having two Bunches on the Back. Een Drommedaris. DRO'MO, Gr. ) a Caravel or Swift Bark, DRO. 469 that fcours the Seas; also a kind of Fish of great Swiltnefs. Een Sr.ël vaarende Barkj als méde een zekere Visch die zeer fnël zwêitit. DROMONES, ((O. L ) at first fignified high DKOMOS, S Ships; but afterwards, those we now call Men of War. Oudtyds groote Schépen » doch nu Oorlogs-fchépen genaamd. A DRONE, a Sort of Bee or Wasp without a Sting- Een Hommel. To DR.ONE , to live an inaflive uselefs and dull Li- fe, like that of a Drone. ,, A long restive Ra- ce of droning Kings ”. Dryd. Luijeren , lédig gaan. DR0N1SH , like a Drone, uselefs , fiuggish , and inactive. Lui, nutteloos , werkeloos , lédig. A DROP , (in Architecture) is an Ornament of Pillars of the Dorick Order , representing Drops or little Bells underneat the Triglyphs. Drop- pels, öf Belletjes, aan de Pylaaren van de Do- rische Bouw-order.. DROP’ACISM , (Dropacismus , L. of tyxm %%, Gr. ) an Ointment for anointing the Members of the Body. Een Zalf , om de Léden van ‘t Lighacm te zalven. DROPAX , an external Medicine used by the An- tients for inducing a rednefs upon a part, and also for taking off the Hairs from the Body, Een Pek-pleister. DROP’PING, (in Falconry.) Zie DRIPPING. DROP SIED , dropsical , afiliifted with a Dropsy; Shakes?. Waterzuchtig, met het Water bezogt 4 DROP Jlone , ( in Natural History) a Spar formed into the Shape of a Drop. Een Soort van Mus- covisch Glas, in ’t Figuur van een Droppel. A DROP S Y, (Hy drop isie , F. Hydrops, L. of ifya- rrto-ts, Gr. ) the Settlement of a watry Humour either through the whole Body, or fame Part of it. Waterzucht. DROPWORT , (in Botany) a Plant which has va- rious Species. Steen-breeke. Water DROPWORT, (in Botany) a Plant, other- wise called Oenanthe. Wilde Gerve , Water- Jleen-breeke. DROSERA, (in Botany) Sun-dew. Zonne-daauw , Rofsolis. DROS.O’MELI , ( fyotrcfjjiM , of «Jpéo-©- , Dew., and f/,£A< Honey , Gr. ) Honew-dew , or Manna. Ho- ningdaauw , öf Manna. DRO’VA , a common Way or Road for driving Cattle. Een gemeene Wëg om Vee op te dryven. DRO’VY, troubled, muddy. Troebel, modderig. DROW’SY-fead.Drowsinefs. Spenc. Slaaperigheid. DRO’ZFN, fond. Genegen. Nnn 3 DRU. 470 DRU. DRW. DRY. DRU. DRU, (in Doomsday-Book) a Thicket of Wood. Een Boschje . DRUB , a Thumb , Knock , or Blow ; a found Bea- ting. Een Stoot , Dauw , Slag; een braave dragt Slagen. A DRUDGER. Zie A DREDGER. DRUG, (among Fanmakers) a Composition of Gum Arabiak , and fome other Ingredients used in lying Gold or Silver Leaf upon Fans. Eene Compositie van Arabische Gom, en eenige an- dere Inmèngzels om Goud Sf Zilver op Waaijers te leggen. DRUG , a Salt or Cinder of Glafs , used by fome in bleaching Cloth. Een Zout öf As che van Glas , ’t wélk gebruikt word om Doek te bleeken. To DRUG, to mix with Physical Ingredients; to taint with fomething disagreeable. Met Genees- middelen mengen; met iets on - aangenaams be- smetten. DRUG’GERMAN, ") ( Drogueman , F. , DRA’GOMAN, J Gr. probably of jDinn> Chald. ) an Iterpreter made use of in the Eas- tern Countries. Een Tolk by de Oostersche Volken. DRUGS, ( Drogues , F.) all kinds of Simples, for the most Part dry , for the Use of Physick , Painting , &c. Drogeryën. DRUI’DS , certain learned Pagan , Priests of the an- dent Britons and Gauls , who lived naked in the Woods, giving themselves to the Study of Philosophy , and avoiding Company as much as pofsible. Druïden; oude heidensche Priesters. DRUM-FA/z , ( in Ichthyology ) a round Fish, which comes from Virginia. Trommel-visch , een ron- de Virginische Visch. DRUNGUS , ( in Roman Antiquity ) a Body of Troops, amounting from one thousand to four thousand Men. EAn Bende Soldaaten van één- , tot vier Duizend Man. DRUPACEjE Plantte, (among Botanists.) Planten die Steen-vruchten vóórtbrengen. DRUPE , ( Dnlpa , L. among Botanists) a Kind of Pericarpium, consisting of a foft , fleshy and fucculent Pulp , with a Kernel in its Center. Een Vrucht die een Zaad-jleen van binnen bevat , als de Pruimen , Kerf sen , enz. een Steen-vrucht. DRURY , Sobriety , Modesty. Zedigheid, Zoberheid. DRW. D. R. W. (with Perfumers , &c.) Damask Rose- water. Damast-rooze- water. DRY. DRY . ( fpoken of Wine) a Wine that by reason of Age, is pretty well dephlegmated, or has lost DRY. DUA. DUB. DUG. " it>s wm,hi Q ual 'V- Ouie zaive- DRYAS . (in Botany ) » Genus of the Ictsmdria. pentagyma Cials of Plants. Een Plantgewas van PP11 rluintplsrhe T/pmt DUNG MEERS , Pits, where Dung, Weeds, &c. are mixed to lie and rot together fome time, for the Improvement of Husbandry. Mist- putten. DU’NIO, (O. L ) a Sort of Coin lefs than a Far* thing. Een kopere Munt ruim een Duit waardig, DUN’LIN, ( in Ornithology ) a fmall Species of Sni-: pe. Een klein Soort van Snippen. DU’NUM , DU’NA, (in Doomsday -book) a Down or bil- . ly Place. Een Duin of Berg - achtig? Plaats. DUO. DUO, (i n Musick) a Song or Composition to be performed by two Parts. Een Gezang, óf Mu- ziekstuk voor twee Partyën. DUODECAGONUM, ( in Geometry . ) Een Twaalf- hoek. DUODECEN’NIAL jaarig. ,(L )of twelve Years. Twaalf- DUODE- DUO. DUP. UUR. DUODECIMO , (L.) the Twelfth, as a Book in Duodecimo , or Twelves, is one that has twel- ve Leaves in a Sheet. In twaalve. DU’ODECUPLE , consisting of twelves. „ The duodecuple Proportion among the Jews ,. Ar- euth. Uit twaalf Dingen bestaande. DUODE’NA, (O. L.) a Jury of twelve Men. Een jury van twaalf Mannen. DUODE’NUM, ( in Anatomy. ) Zie DODECADAC- TYLUM. DUP. DUPLE, ( duplus , L.) double; the fame Thing or Number repeated. Dubbel , Dubbelt. To DUPLICATE, (duplicate, L. ) to double ; to increase or enlarge by the Repetition of the fame Number ; to fold together. Verdubbelen. DUTLICATE Proportion, 1 ( in Arithmetic k) is a DU'PLICATE Ratio , J Rank of geometrical Proportions , the first Term to the third , is faid to be in duplicate Ratio of the first to the fecond. Dubbelde Evenredigheid öf Ratio , in de Rékenkonst. DUPLICATE Ratio , (in Geometry ) is the Produft of the Ratio multiplied by itself, or the Square of the Ratio. Dubbelde Ratio, in de Meetkonst. DUPLICATED Flower , (among Botanists) a dou- ble Flower. Een dubbelde Bloem. DUPLICA’TIO, (in the Civil Law.) Z ie REJOIN- DER in the Common Law. DUPLICATION, (in Rhetorick.) Zie ANADI- PLOSIS. DUPLICATION, (in Law) is an Allegation brought in to weaken the Pleaders’s Reply. Eene Aan- haaling om ’t Argument van een Pleiter te ver- zwakken. DUPLICATION , (in Arithmetick ) is the multi- plying any Number by Two. Verdubbeling ; he t multipliceer en van een Getal door twee. DU'PLICATURE, (in Anatomy) is the Doubling of any Membranes , when they go off to fome Distance , and return again. Verdubbeling öf Vouwing der Vliezen in de Ontleetkonst. DUPOND1US , ( L. in Antiquity ) of two Pound weight , or two Farthings worth. Van twee Ponden zwaar, 'öf twee Oortjes waard. DUR. DURABILITY, ( durabilis , L.) the Power of bea- ring the Injuries of Time and Weather , wit- hout being destroyed. Duurzaamheid. DURA Mater , (among Anatomists) the outward Skin, which encompafses or enwraps the Brain. Het harde öf dikke Hërzen-vlies , dat de H'èrse- nenen bedekt. DURATION , (L. in Metaphysicks) is the Conti- DUR. DUS. DUT. DUU. DWA. 473 nuance of the Existence of any Thing , and is the fame with absolute Time. Ge duurzaamheid in het Aanweszen van een Ding. DURATION of an Eclipse , (in Astronomy) is the Time the Sun or Moon remains eclipsed, or darkened in any Part of them. Duuring, de . Tydt die de Z on öf Maan voor een Gedeelte ver- duistert blyft. DURATION . (in Pharmacy) Induratip. Verhar- ding öf Styfmaaking van Geneesmiddelen, als Pillen, Zalven, enz. DUR’DEN , (O. R. ) a Coppice or Thicket of Wood in a Valley. Een Boschje van Boomen in een Dal. DURESS, (in Law) is where one is imprisoned, or restrained of his Liberty contrary to Law. Hardigheid ; als iemand onwettig gevangen ge « zet is. DURIACON, (in Botany) an Indian Tree. Een al- toos groenende Indiaansche Boom van dien Naam. DURITY , Ilardnefs, or Quality of a Body, whe- reby it resist any external Force to feparate its Parts. Hardheid , in een Lighaam. DUROTRI’GES , an ancient People of England , who inhabited the County now called Dorset- shire. Durotrigen , een oud Völk in Engelandt. DURUS Cantus, (in Musick .) Een fierk en vrolyk Gezang. DURZ’D Corn , Corn beaten out of the Straw by the Wind turning it. Koorn das door de Win d uit het Stroo gejaagt is. DUS. DUSTY Foot , (O. L. T. ) a Foreign Trader, or Pedlar , one who has no fettled Habitation. Een reizend Marskraamer. DUT. DUTROI , (in Botany.) Zie DATURA. DUTY, (in Merchandize) is Money paid for Cus- tom of Goods. Impost , Inkomende Rechten, DUU. DUUMVIRATE , ( Duumviratus , L. ) the Office of the Duumviri, a Roman Magistracy of two Persons in equal Authority. Twee -manschap', twee Magistraat s Persoenen te Romen die een gelyk Gezach hadden. DWA, DWALE Zie BELLA Donna. To DWARF , ( among Botanists ) to hinder from growing to its natural Size, by pruning. Dwêr- v en, onder houden, verhinderen tot de natuur- lyke Grootte op te fchieten metfnoeijen. DWARF - TREES , low Hunted Trees. Dwerg- boomen , O o o DWÏ, 471 DWI. DYA. DYE. DYN.— DYS. DVVIND , consumed , pined away. Uitgeteerd, weggequynt. DYA. DYADICK Arithmetic k. Zie BINARY. / DYE. DYE, (in Architecture.) Zie DIE. DEYERS-WEED, an Herb with long narrow Lea- ves of a dark bluish green Colour , used in dying Yellow, &c. Genistella tinftoria ,L. Vêr - wen hout , eene Plant. DYN. DYNAMICKS ,( among Mathematicians) the Scien- ce of the Motion of fuch bodies, as impel one another ,* also the Science of moving Forces. De Kundigheid der Beweeging van aandryvende Lighaamen ; als ook van beweegende Vermogens. DY J NASTY, {S'iwun, Gr.) fupreme Government and Authority ; also a List of the Names of fe* veral Kings, who have reigned in a particular Kingdom fuccefsively. Opperregeering en Gezach ; als ook een Lyst van de Naamen der Koningen , die een zéker Ryk agtervölgende geregeert hebben. DYO. DYOTA , ( L. ) a Chymical Vefsel; a Pot with two Ears. Een Pot met tivee Ooren. DYR. DYRKID , darkned. Chauc. Verduistert. DYS. L- DYS^STHESFA , ( J\itrxnr 0 i<«e ip®*, a Law, Gr. ) an III ordering of Laws. Een kwaade Schikking in de Wetten. DYSO’DES , (Jvo-«A«, Gr.) that fends forth an ill Smell, {linking. Stinkent, het geen een onaan- genaame Lucht van zich geeft. DYSODMIA , want of good Smelling. Een kwaa- de Reuk ; Gebrek aan goede Reuk . DYSOREXYA, (Jvrop^ts t , of and Gr.) a Decay or Want of Appetite. Een verloore of bedurve Eetlust. DYS’PATHY, ( Jjo-TrctSi» , of Ju$ and Gr. ) an Impatience in Temper. Ongeduldigheid van Aart, DYS’PEPSY , ( Jvo-TT^tet , of Jus and arArl» to con- coft , Gr.) a Difficulty of Digestion , of Fer- mentation in the Stomach or Guts. Een onge- makkelyke Verteering der Spyzen , of Gisting in de Maag öf Darmen. DYS’PFIONY , ( Séo-Qonct , of Jus and (gain a Voice, Gr. ) a Difficulty in Speaking. Een zwaare öf ongemakkelyke Spraak. DYSTHORY, (Jwcpopict , of Jus and tplpa to bear, Gr. ) an Impatience in Suffering. Ongeduldig- heid in Lyden. DiSYPNUK'A, ( Jva-maiot , , of Jus and nm’a to brea- the) a Difficulty in Breathing. Aamborstigheid , Kortademigheid , een moeielyke Ademhaaling. DYSTHERA'PEUTA , , of Jus and Sspuiriua to heal, Gr. ) Diseases of difficult Cu» re. Z iektens die bezwaarlyk tc gentezens zyn. DYSTHYMY , (JorSv/Ai» , of Its and the Mind, Gr.) a Sicknefs in the Mind. Een ge • moeds Zwakheid öf Ziekte, DYSTICHIASIS. Zie DISTICHIA. DYS’TOCHY, (Jvrextet, Gr. ) a Difficulty in brin- ging forth. Een zwaare en ongemakkelyke Ge- boorte. DYS’URY , (Jumspix, of Jus and gp«» Urine, and piu to flow, Gr. ) a Difficulty of Urine. Eene moeijelyke Water-loosing, pyh in ’t Wateren, de koude Pis. DYTISCUS , (in Zoology) the Water-beetle. De Water -tor. E. E The fifth Letter and fecond Vowel öf the At- o phabei. E. de vyfde Letter , en tweede Klin ker van ’t Alphabetlt. Ê. often Hands for est, L. Is; as i. e. for id est, that is. E , J iaat dikwils voor est, is; als i.e. voor id est , dat is. E, as a Numeral Letter, flands for 250. E, als een Talletter beduit 250. E. (in E. EAD. E AG. EAK. E AL. AEM. AER E. (in Musick ) denotes the Tones e, mi, la. E> inde Muziek, betékent de Toonen e, nu, Ia. E. (in the Calender ) is the fifth Dominical Letter. E , in den Almanak , is de vyfde Zondags Letter. E. (on the Compafs) marks the East point. E, op het Compas beduit het zélfde als by ons O , Oost. E. (in Roman Inscriptions') fignifies, Ergo , ExaUor , Erexit , Exprefsium ; E. C. Erigendum Curavit ; E. F. Egregia Fcemina; E. M. V. Egregice Mc- morice Viro; E. T. F. J. S. Ex Testamento Fieri Juf sit Sibi ; E. M. Emeritus; E. Q. P. Equiti 'publico; EX. PR. Ex Precepto ; EX F. T. S.S. Ex Testamentis Supra Scriptorum. E. (among Writers, or Authors) (land for Exempli; E. G. Exempli Gratia ; Eto. Mar. Eidus Mar- tins ; Ex. S. C. Ex Senatus Consulto; Eq Ord. Equestris Ordinis ; Ex. A. P. Ex Argent o Pu- blico , or Ex AuStoritate Public a ; Etr. Elruscus. EAD. EADISH , (among Farmers.) Z ie EDDISH. EAG. The EAGER. Zie EAGRE. EAGLE , ( Aigle , F. of Aquila , L ) the biggest and ftrongest of all Birds of Frey. De Arend s öf Adelaar. EAGLE-ottfi, (in Ornithology.) Zie BUBO. EBGLEfpeed , fwiftnefs , like that of an Eagle. „ With Eagle-fpeed fhe cuts the Sky ”. Pope. Snélheid gelyk die van een Arend. EAGLE Stone, a Stone faid to be found in an Eagle’s Nest. Arend-Jleen. EAGRE, a Tide fwelling above another Tide. ,, As an Eagre rides in Triumph o’er the Tide”. Dp.vn T± fra T'j , JST EAK. EAK’EKE, Eternity. Eeuwigheid. EAL. EALD.Age. Ouderdom. EALDERMAN, (Sax.) the fame xvith the Saxons as Earl was with the Danes. Een Alderman , of Burgermeester van Londen. EAM. EAM, an Uncle, a Compere, a Friend. Een Oom, Compeer, Vriend. EAR. EAR, (among Botanists) a long String or Cluster of Flowers or Seeds; also the Leaves that first appear from the Seeds. Een Aair, Koorn-aair; als méde de eerste Bladen die van de Zaaden te voorschyn komen. .EAR -hard, fpoken of a Horse. Hard-oorig, van een Paerd fpreekende. EAR. EA$. 47j EA K-brisk, when he carries his Ears pointing for- ward. Styl-oorig, EAR’ING , (in a Ship) is that Part of the Boltro- pe, which at the four Corners of the Sail is left open iD Form of a Ring. Ringing , dat gedeelte van het Ring touw op een Schip dat aan de vier Hoeken van het Zeil, in deWyze van en Ring openblyfc. EAR 'ING time , Harvest. De Oogst. EAEL-Marskal of England, an Officer who has the care of military Ceremonies. This Title is he- reditary in the Duke of Norfolk. Graaf-Maar- sch'alk van Engeland. To EARN , to glean ; also to run as new Cheese does. Opzamelen , opleezen ; als méde hotten als vè'rsche Kaas. EARSH, a Plowed Field. „ Fires oft are good on barren Earshes made”. May. Een omgeploegb Veldt. EAR-r/iot , that Space or Distance within which any Thing may be heard. ,, Stand you out of Ear- fhot Dryd. De TvfschennmnU of Aft ant waar in men iets kan hooren. EARST, before, formerly. Milton. Eerst, te voo- ren ,. vóór heen. EARTH, (among Chymists) the last of the five chymical Principles , that Part of Bodies that most answers to what they call CaputMortuum , that is at last left in the Furnace, and neither capable of being raised hy Distillation, nor dis- solved by Solution. Aarde, onder de Chymis- ten , de laatste van de vyf Chymische Grondt - beginzels. Fallow EARTH, Earth left unemployed f<"> recover and re-establish. Pi waMundv. /\-r.t n- board , the Board of a Plough which ifiakes off the Earth. De Plank van een Ploeg die de Aarde afschut. EARTH FLAX , ( in Natural History ) a finer Sort of English Tile , a fibrous Kind of Fofsil. Een Soort van fyne Engelsche Dakpannen. ËARTH-wt. Zie BULBOCASTANUM. EARTHING, (among Gardeners) is the covering of Trees j Plants , and Herbs, with Earth. Met Aarde aanhoogen . EARTHING, ( among Hunters ) is the Lodging of a Badger , &c. Het Léger van een Das. EARTHY, of the Nature or Quality of Earth. Aard- achtig. EARTHY Triplicity , (in Astrology) the Signs Taurus, Virgo, and Capricorn. De Hemelteke- nen, de Stier, de Maagd en de Steenbok . EARWIG, an Insert. Een Oorwurm. EAS. 7 EASE the Helm, is to bear or let rhe Ship fail O o o % to 47ö EAS. EAT. EAV. EBD. EBE. to the Leeward. Het Roer vieren , het Schip Lywoard wenden, To EASE , (in a Ship ) is to flacken the Shrouds when they are too ftiff. De Hoofdtouwen Vie- ren , öf hot geeven, alsze teftyffiaan. EA'SEL Pieces, are fuch fmall Pieces as are painted on a Wooden Frame called the Easel. Ezel Jlukj es, kleine Stukken die op den Ezel geschildert worden. EASEMENT , ( in Law ) a Service which one Neighbour has of another ; as a Way through his Ground, a Sink, &c. Een Voorrecht dat den eenen Nabuur van den ander . heeft , als, een Weg door zyn Land , een Riool door zyn Grond, enz. EASING-, ( among Sailors . ) Zie To EASE. EASTERLINGS , People living in the East of En- gland; especially Merchants of the HansTowns in Germany. The English Current Money was called Sterling, from a Coin there (tamped by King Richard I. Oosterlingen ; Volken die in ’t Oosten van Engeland woonen ; byzonder de Kooplieden van de Hanz é-Jléden, enz. EASTERN Mile , a Scripture Measure of Length » containing one English Mile, 403 Paces, and one Foot. Een Oostersche Myl gaansch,. is by- na een half Uur. EAT. EATH, easy, as it is eath to do. Gemahkelyk , als , het is gemakkelyk te doen. EAV. EAV&5, v y t-he Edges of the Tiling of a House which hang over. ™r)pr Zie ENCANTHIS. ECCATHARTICA , ( in Pharmacy. ) Zuiverende Middelen; Middelen die de Schérpighéden na bui- ten uitdryven. ECCENTRl’CITY" , (of i\ and Kiirpof , Gr.) the Distance of the Centres of the Eccentrick Cir- cles / E CC. ECD. ECH- des from one another. De Afstand dek Cir- kels van de Ongelyk - mtypuntige Cirkels , van elkander. ECCEN’TRICK , (•£**»«■( »*•«, Gr. ) that hath not the fame Centre. Ungelyk midpunt ig. ECCENTRICK Circles, are Circles which have not the fame Centre. Uit midpuntige Cirkels. ECCHYMO’MA, H ’Exports , Gr. ) Marks and ECCHYMO’SIS, 5 Spots in the Skin, from the Extravasation of the Blood. Blaauws Vlekken 9 die hunnen Oorsprong hebben van geronnen Bloed tujschen Vel en Vleesch. ECCLAMPSIA , ( Gr. in Medicine . ) Een vlugge 'óf lévendige beweeging van het Bloed in de Aderen. To ECCLE, to aim or intend. Mikken, bedoelen, be-oogen. ECCLE’SIA , (’EfcttJw net. Gr.) the Church or the Congregation of People met together to wor- ship God; also the Place fet apart for that Use. De Kerk, 'óf Vergadering van het Volk tot den Gödtsdienst. ECCLESIASTES , (’E«*A« Gr.) the Title of a Book in the Scripture, written by King Solo- mon. De Prediker van Salomon. ECCLESIASTICUS , a Book of apocryphal Scripture, written by Jrstts the Son of Sirach. [Het Bock van Jesus-Syrach. ECCOPE’, (’Ekkow, Gr.) a cutting off. Eene Af- snyding. ECCOPE’ , (in Surgery) a cutting off any Mem- ber , or Part of the Body. Afsnyding van een Lid f óf Deel van 't Ligliaam. ECCOPROTICKS , ( in Pharmacy ) Medicines which purge gently, by foftening the Humours and JS&iicuicius Cvi EApuaHuu. ills ter* zagte Afgang veroorzaaken. ECCRIMOTICKS , (Gr. among Physicians.) Téke- nen die uit den Afgang waargenomen worden. EC’CRISIS, ('E**p* ECL. ECLEG’MA , ( ’EKfoiypct, of , to lick, Gr.) a Medicine to be licked or fucked , to ease the Lungs in Coughs , Peripneutnonies , &c. Een dikke Borstfyroop , een Lik- of Slik-artseny. ECLIP’SE , (F. Eclipsis , L. of v £ atenpi? , Gr. ) a Defect or Failing of Light in the Sun or Moon, &c. Een Eclipse ; een Tanning of Verduistering van de Zon öf Maan. Partial ECLIPSE, is when either the Sun or Moon are darkened but in Part. Eene gedeeltelyke Ver- duistering , als de Zon of Maan maar voor een gedeelte verduisterd is. ECLIP’SIS , ( in Grammar ) is when a Word is wan- ting in a Sentence. Uitlaating; als in een Slot- réden een Woord ontbreekt. ECLIPTICK , ( Ecliptique , F. Eclipticus , L. of Gr . ) is a great Circle of the Hea- vens , in which the Sun moves in it’s annual Motions. De Zonneweg , Zonne-cirkel. E'CLYSIS, (tatert;, Gr. ) is when the Strength of the Patient is a little decayed , proceeding from a Want of fufficient Warmth and Spirits in the Body. Flaauwte, Onmacht. ECN. ËCNEPHIAS, ( Gr. ) a Storm that breaks out of a Cloud. Een Orkaan , geweldige Storm -wind. Wervel wind. ECP. ECPHO’NEMA , , Gr. ) a breaking out of the Voice with fome interjeftional Particle. Een gebrooke utvual rn^a do ECPHO’NESIS ,(L. Gr. ) an Exclamation» a rhetorical Figure whereby the Orator expres- ses his own Pafsion and Affe&ion , and üirs up that of his Auditors. Een Uitroep -, Exclamatie. ECPHORA , ( in Architecture ) a jutty or bearing out in a Building. Vitr. Een Uitsték , Uitsteek- sel, öf Uitsprong, een Balcon. ECPPIRAC’TICKS , ( ixppcix.Tr/.x , of ixppura-a , to open, Gr. ) Medicines good against Obstructions. Openende Geneesmiddelen. ECPHRAXTS , (tappxli;, Gr. ) a taking away of Obstructions. Verstoppingen door openende Mid- delen wegneemen. ECPHYS’ESfS , ( lap'jB-wn , Gr. ) a breathing thick. Een zwaare Ademhaaling. ECPHY'SIS , ( L. tapvo-i ; , Gr. )a raising or fprin- ging up. Een Ryzing, of Op springing. ECPHY’SIS , (in Anatomy') the Parc where the Guts take rise from the lower Orifice of the Stomach, called Pylorus. Dat Gedeelte van den Mond der Maag, daar de Darmen beginnen. ECPHY’SIS, (among Surgeons ) a Procefs that co* ECP. ECR. ECS. ECT. >S Sj5. tht Bone - Em Uimlk iM m ’* a ‘- ECPPESMA, (L. Gr.) a Juice fqueez’d cut ; also a Frafture of the Skull , wherein the roken Parts prefs upon the Meninges , or Skins of the Brain. Uitgedrukt Sap ; als méde een Breuk in ae Herfsenpan. E^PPESMUS , (L. 5 , Gr.) a very great Protuberance of the entire Globe of the Eyes. Eenjterke uitpuiling van den Oog appel. EC PLEXIS , (L. *****!<{, Gr. ) a Fright or Con- sternation. Een Schrik, Verbaastheid , als den Lyder met open Oogen légt , tn van zyn Spraak en overige Zinnen beroofd is. ECPNEUMA .TOSIS , ( saTTvsufxdrcjin ; , Gr. ) the Fa- culty of breathing out. Uit-ademng , uit-blazing. ECTTOSiS ' ’ Gr< l 3 being out of Joints Ü.OF1USIS, j as theBones. Eene Verstuiking ; eene uitwykmg der Beenderen of Gewrichten van der- Zelver plaats. ECPYCTICKS , (in Pharmacy.) Verdikkende Ge- neesmiddelen. ECPY’ESMA. Zie EMPYEMA. ECR. ECRITH MUS , (L. of 1% and Gr. Number) a Pulse which observes no Metnud or Order Een ongerégelde Pols. ECS. ECSAR COMA , (ixirxpxaj/ix , Gr. ) the growing o£ Flesh in any Part. Een vleezig Uitwas. EC’STACY, (f’wi { ,Gr.) a Trance, or Swooning. Eene Verrukking , Bezwyming. ECST AT'ICkI J "veMktgt* " EC’STASIS, ( wxtri ; , Gr ) Extension or ftretching out ; also a Figure in Grammar , whereby f Piort Syllable is made long. Spanning , Uitrek- king. ECSTATICI, ( tKscéliKc ; , Gr. in Antiquity) a Sort of Diviners , who were cast into Trances or Ex» stacies, in which they lay like Dead Men or Persons a fleep. Een Slack van gewaande Waar- zeggers , of Dweepérs. ECT. ECTHLiMMA , (ixè X i[Sj[/jx , Gr. ) an Ulceration arising from a violent Comprefsion in the Sur- face of the Skin. Een Zweering die door eene zwaare Drukking in de Oppervlakte van de Huid onstaat. ECTHLIPSIS, Gr. ) a prefsing, fquee- zing, or dashing out. Eene Drukking, Persing r Uitduwing. ECTHLIPSIS, (among the Latin Grammarians) a Figure ECT. ECZ. EDD. EDE. Figure of Prosody whereby the m at the end of a Word, when the following Word begins with a Vowel, is Elided , or cut off, together wich the Vowel preceeding it, for the fake of the Measure of the Verse. Eene Uitlaatmg of Afsnyding in een Latynsch V tiers. ECTHY’MATA , ( ’EkS^xt*, Gr. ) are Pimples , or certain Breakings out in the Skin , as Small- Pox , &c. Blaartjes of Puistjes waar méde de Huid uitslaat, als de Kinder fokjes, SCTHY’MOSIS , ( ’£x^>a(T(? , Gr. ) is a Commotion and Intumescence of the Blood; also a Cheer- fulnefs of Mind. Eene Beweeging van het Bloed] als méde eene inwendige Blydschap. ECTILLOT’ICA , (*E»TiAAomMa T ree ' De Vlierboom. EL’DEN , Fuel for Fire. Brandt, om Vuur van te maaken. EL’DIN , to grow old. Chauc. Verouderen , oud worden. ELE. ELE, Afsistance, Help. Hulp, Bystandt. ELEATERUM , (in Pharmacy) the Bark of cer- tain Indian Tree. Een Schors öf Bast van zéke- re Indiaansche Boom , die veel na de Quina gelykt ELECAMPA'NE, an Herb. Al ants -wortel , Galant- wortel. ELECTARY. Zie ELECTUARY. ELECTION, (among Medical Writers) is used as a Part of Pharmacy, which consists in a know- ledge of the various SimpTes which compose the Materia ELE. ’ Materia Medico , , and direfts the Choice of Drugs. Keuze , öf Verkiezing van de vereischte Droge- ryen tbt een Geneesmiddel. ELECTIONS , ( among Astrologers ) are certain Ti- mes pitched upon as fittest for the undertaking a particular Businefs. Gepaste Tyden , uitgekozen om eene byzondere Bézigheid te verrichten. ELECTION de Clerk , (F.) a Writ for the Choice of a Clerk, afsigned to take and make Bonds, called Statute Merchant. Een Geschrift in de Engel- sche Rechten , ter V erkiezing van een Klerk , enz. ELECTRE , C 'elettrtm , L.) Amber. Amber , Barnsteen. ELECTRTCITY, is the IQuality that Amber, Jet, Sealing-wax, &c. have of attrakhng and repel- ling very light Bodies, when the attrafting Bo- dy is rubbed or chafed. Elektriciteit , de Eigen- schap die Barnsteen , Git , Lak , enz. hebben , om gewreeven zynde kleine Lighaamen aante- trëkken en af te floeten. ÉLECTRIF’EROUS , ( el e 61 rif er , L.) bearing Am- ber. Dat Amber voortbrengt. To ELECTRIFY, to communicate, or endue with ele&rick Virtue. EleEtrizeeren. To ELECTRIFY plus , is to communicate a grea- ter Degree of the ele&rick Matter to a Thing, than it naturally poBefses. Sterker EleEtrizeeren. To ELECTRIFY minus , is to exhaust the E'eftri- cal Matter from a Substance which is fully charged with it. De Elektriciteit verminderen. ELECTUA’RIUM Theriacum, a Sort of Cordial for weak and confumptive Horses. Een Soort van Haststërkent Consêrf voor zwakke Paerden. ELECTUARY, (EleEluaire , F. of EleEluarium, L. ) a Medicinal Composition made to the Con- cistence ot a Conserve. Een S lik ■ artseny ; een faamengestè'ld Consêrf. ELEEMOSYNA’RIUS , 7 the Almoner or Officer ELEEMOSY’NiE , f who received the Elee- mosynary Gifts and Rents , and disposed of them to charitable and pious Uses. De Aalmoezenier. ELEEMOSYNARY, (L. ) a Place in a Monaste- ry , where the common Alms were laid up ; al- so the Almoner’s Office , to which peculiar Rents were allowed. Een Plaats in een Klooster daar de Aalmoezen bewaard door de Wil ga- te ff end, enz. ELICITATION, (L. ) a drawing out or alluring, a Dedufting or bringing the Power of the Will into Aft. Een Uittrekking, Uithaoling , óf Uitlók- kingftietVennogenvan denWil werkzaam maaken . To ELIDE, ( elidere , L.) to firike, dash, or knock out. Slaan, Stooten, Uitslaan. ELFGIB1LITY, (in the Romish Canon Law ) a Bull granted by the Pope, to certain Persons, to qualify them to be chosen to an Office or Di- gnity. Bulle van Verkiesbaarheid. ELIMATION , ( L. ) a filing off , or polishing; Cladvyling , óf Polysting. ELIMINATION, (L.) a throwing over the Tres- hold.a turning out of Doors. Een werping ovs.r de Dorschvioer , uit de Deur Jlooten , Verjaaging. ELFQUAMENT , ( Eliquamen , L.) a fat Juice fquee- ELI. ËLC. ELL. iqueezed out of Flesh or Fish. Een' vet Sap, dat uit Vleesch of Visch geperst word. ELIQUATION , (in Metallurgy) a Separation of the different Parts of mixed Bodies, by the different Degrees of Fire required to melt them. Eene Afscheiding van de onderscheidene Declen van gemengde Lighaamen door de yereischte Gi a- den van ‘t Vuur om dezelve te Jmèlten, ELIS’ION , ( in Grammar ) a cutting off a Vowel at the End of a Word in Verse , as th . Het af- snyden van een Lettergreep aan ’t End van een Woord in een Vaers. ELIXATION , (in Pharmacy) a Teething or boi- ling ; also the drawing the Virtues out ot In- gredients by Hewing. Zieding , of Rooking ; als méde het uittrekken der Krachten van lnmeng- zeis, door Stooving. ELIX’ER , (Arab, in Chymistry ) the E Straft , or Quintefsence of any Thing. Een Uittrëkzel , het Pit en Merg van eenig Ding. ELK. ELK, (in Zoology) a large and (lately Animal of the Stag Kind. Een Elandt. ELL. ET.T.TNGF-, {blitary, lonely, melancholy, far from Neighbours. Eenig, eenzaam. ELLiPOMACIIROSTYLA , (in Natural History) a Genus of imperfeft Chrystals, with fingle Py- ramids. Een Geslacht van onvolkomen ChrystaL len , met ënkelde Pyramiden. ELLIPOPACHYSTYLA , (in Natural History) a Genus of imperfeft Chrystals, composed of twelve Plan&o, m mi nexauguiar uoiumn. hen Geslacht van onvolmaakte Chry st alien , faamen- gesteld uit twaalf Vlaktens in een zeshoekige Kolom. ELLIPSIS, (ïwu»4««, Gr.) an Omifsion. Eene Uit- laating , Overziening. ELLIPSIS , ( in Geometry ) is an Oval Figure , pro- duced from the Seftion of a Cone, by a Plane cutting both Sides of a Cone ( but not paral- lel to the Base) and which may be described upoD a Plane, by a Line made by a loose Cord carried round upon two Centers or Pins. Een langwerpig Rond, lang -rond, hooge Kégel-fnè- de, enz. ELLIPSIS, (in Grammar) is when fome Word' is wanting to make up the Sense. Woord -uit- laating. ELLIP’TICAL , ( ellipticus , L. ) of or belonging to an Ellipsis. Van , öf töt een lang - rond be- • hoorende. ELLIPTICAL Compafses , Comptfses to draw an Oval. Een Pafser om een Ovaal öf langk-wër- pig rond te trekken-. ELM. ELO. ELV. ELV. 485 An ELL MOTHER a Step-mother. EenStief-moeder , ELM. ELM, a Tree, or Wood of it. Een Olm-boom, of een Bosch van Olm-boomen. ELMiNTHES, ( , Gr. ) Worms breeding in the Bowels , especially in the Gut called ReEtum , or the lowermost, flraight, or great Gut. Wurmen die in de Ingewanden, byzonder in de regte Darm voortkomen. ELO. ELO’DES, (iXaS'ic, Gr. ) a continual Fever, whe* rein the Patients are almost melted through Moisture. Een gestadige zweet Koorts. ELOFNED , (in Law) restrained or hindred from doing fome Thing. Weerhouden , 'öf verhindert om iets te doen . To ELON'GATE , ( elongare , L. ) to remove afar off. „ Elongating from the Coast of Brasilia., towards the Shore of Africa". Brown. Af- wyking. ,, Vertrek van de Kust van Braziel , naar den Oever van Africa ELONGATION, (L. ) a Lengthening or prolon- ging. Verlenging , öf Uitstel. ELONGATION , (in Astronomy) is the Removal of a Planet to the farthest Distance it can be from the Sun , at it appears to an Eye on the Earth. De Afwyking van eene Planeet töt den vërsten Aftand die zy zyn kan van de Zon, ge- lyk het op de Aarde aan het Oog voorkomt,. ELONGATION, (in ^ ë eryx is when the Liga- ment 01 a joint is flretched and extended , but not fo that the Bone goes quite out of it’s Place, Afwyking, in de Heelkunst, ELOPS , («A«4 , 5 Gr. ) a Fish with Scales towards his Head , by Milton used for a Kind of Serpent. Een Visch met. Schobben aan zyn Hoofd. FLT. To ELT , to Knead. Kneeden, ELV. ELVELA,(in Botany )a Genus of Funguses fmooth both on the upper and under Side. Een Soort van Paddestoelen die van onderen en van boven glad zyn. EL’VERS, a Sort of Gregs or fmall Eels, which at a certain Time of the Year fwim on the Top of the Water about Bristol; in England. Zéke- re kleine Aaltjes. EL’VES, Scare crows to frighten Children. - Molik ■ ken om de Kinderen bang te maaken. EL’VISH, froward, morose , wicked, hellish. Gé- melyk, Jiuursch-, godtloos, hëlsch. , PPP 3 ELUL, 48 6 ELU. ELY. EMA. E’LUL , (V&tf , H. ) the twelfth Month of the Je- wish Civil Year, and the fixth of the Eccle- siastical, answering to Part of August. Elul, fie twaalde Maand van ’t Burgerjaar en de zes- de van het Kërkelyk Jaar der Jooden, overeen- komende met een Gedeelte van onzen Augustus. ELUM'BATED , ( L. ) lamed about the Loins. Ver- lamd omtrënd de Lendenen. ELU’SION, ( elusio , L.) an Artifice which is con- cealed from the Knowledge; a Fraud. Eene Uit- vlucht , Misleiding. ELU’SIVE , using Artifices to escape , or avoid; evasive. Uitvlucht mankende , Listen gebrui- kende. ELU’SORY, Fraudulent. Listig , Bedriegelyk. To ELUTRIATE, (elutriatus , of elutrio, L.) to Strain. ,, Elutriating the Blood as it pafses through the Lungs”. Wilsem. Doorzyging, Zuivering , Verdunning. ELUTRIATION, (in Metallurgy ) the Separating the lighter Matters from the mixt Ores or Me- tals, by means of great Quantities of fair Wa- ter. Afwafsching , de Afzondering van de ligtere Stoffen der vermengde Ertsen öf Metaalen , door Middel van eene groote Quantiteit fcho,on Water. ELY. ELY’MUS , ( in Botany ) a Genus of the triandria- digynia Clafs of Plants. Een Plantgewas van dien Naam , behoorende tot de genoemde Klafse. ELY’TROIDEiS , o, VAGINALIS, (in Anatomy ) the fecond proper Memo ranc tKat Imlit/aKtoc fhp Testicles. Het tweede Vlies dat de Teel-ballen omvat. EMA. EMACERATION, ( L. ) a making lean or wasting; also a foaking or fowsing. Vermaagering , uit- mergeling; als méde Weeking. EMA’CITY , ( Emacitas , L. ) a Desire to be al- ways buying. Kooplust , Koopziekte. To EMAC’ULATE , (emaculare , L. ) to take out Spots. Vlakken öf Smetten uitdoen. EMANATION, (with Divines ) is used to exprefs the Proceeding of the Holy Ghost from the Father and the Son. Uitgang ; dit Woord word gebruikt van 't Uitgaan des H. Geestes van den Vader en den Zoon. EMAR’GINATED , (among Botanists ) an Appellation given to fucb Leaves as have a little inden- ting on their Summits. Uitrandig ; Bladen die boven aan hun einde een kleine Insnyding 'óf Kar- teling hebben. EMARGINATION , (L. among Surgeons ) is the taking away the Scurf from the Brims of Wounds EMA. EMB.’ or Sores. De Roof of Korst aan de Randen vtm Wonden en Zweeren wegneemen. EMASCULATION , ( L. ) a Gelding, Unmanning, or making Effeminate. Ontmanning , Lubbing. EMAUX de I'escu , (in Heraldry ) the Metal and Colour of the Shield or Escutcheon. De Me- taalen en Kleuren in een Wapenschild. ' EMB. To EM BALE , to make up into Bales or Packs. Emballeer en , Pakken ; tot Baaien of Pakken maaken. EMBALTNG, making up into Bales or Packs. Sha- kes?. Het opmaaken van Baaien öf Pakken. An EMBARKATION, a going or putting on Ship board. Inscheeping , ’t Scheep gaan. EMBATER , the Hole or Look - through to take Aim by in a Crofs-bow. Het Vizier van een Kruis- boog. EMBATEU’TICON Jus, (C. L. ) a Law by which People might keep Things pawned to them, in their own Pofsefsion. Eene Wët vólgens welke iemand de Goederen die by hem verpand waren , in Eigendom mogt houden. To EMBATTLE, ro range in Battle array. In Slag- örder fchaaren. EMBATTELED, (of em and Bataille , F. ) put in Array. In Slag-order geschaart. EMBATTELED , ( in Heraldry ) is when the Out- line of any Ordinary resembles the Battlement of a Wall, &c. Gekanteeld , in een Wapenschild. To EMBAY . to enclose in a Bay or Port. ,, If not inshelterd or embayeu mey -±c drown’d Shak, In een Baai öf Haven insluiten. To EMBAY, to cherish, foment, or bathe. Spenc. Koesteren , fiooven , öf baden. EMBER, a Coal of Fire of Cinder half burnt, and not extinguished ; Ashes which retain Fire , though not visible on their Surface. Half ge- glommen Kooien, ingerèkent Vuur. EMBER Days, (fo called from a Custom anciently of putting Ashes on their Heads on thoseDays, in Token of Humiliation ) are the Wednesdays, Fridays , and Saturdays in the Ember Weeks. Aschdagen. EMBERISA , (in Ornithology ) a Genus of Birds, the Characters of which are that the Beak is of a Conick Shape , each Chap whereoT is wholly entire at the Point ; the upper one ga- pes a little at the base from the under , which last is turned inward , at the Tides. Zéker Ge- slacht van Vogels van dien Naam. To EMBLA’ZON , { blaf oner , F.) to adorn with glittering Ornaments ; (in Heraldry ) to Bla- zon or paint a Coat of Armour. Met fchitte- rend$ EMB. rende Ornamenten verderen ; een Wapen Blazoe- nen , met de Metaalen en Kleuren fchilderen. EMBOLDED, fwelled. Moedig, trotsch. EMBOLISM, ( ipgoMa-poi , Gr.) an adding a Day to a Year , wich makes the Leap-year, toevoeging van een Dag töt het Jaar, ’t welk het Schrik- kel-jaar uitmaakt. EMROLISMICAL Lunation or Month , ( in Astro- nomy) is when the Lunations, which happen every fuccefsive Year n Days fooner than in the foregoing , and amount to 30 Days, and make a new additional Month , to render the common Lunar Year equal to the Solar. De Toegevoegde Maand , die het Maanjaar met het Zonnejaar égaal maakt. EMBOLUS, (£>j3aA9?, Gr. ) the moveable Part of a Pump, or Syringe, named likewise the Piston or Sucker. De Zuiger öf Trekker van een Pomp 'óf Spuit. To EMBO’SS, to Form into Knobs, Protuberances or Unevennefses of Surface. Tot Knobbels , Uitstekken of Ongelykheid van Oppervlakte man- ken. To EMBOSS a Cable, ( Sea Term). Een Sprink of Sprink- knoop op de Kabel maaken. To EMBOSS , (in Carving) to form in Relievo. Dryven , Opwërk maaken. To EMBOSS , ( in Hunting ) to inclose in a Thicket. In een Boschje insluiten. EMBOS’SED , (in Architecture) raised with _ Bun- ches or Knobs. Uitgewêrkt, geknopt , geknobbeld. EMBOS’SED , covered, overlaid. Spenc. Bedekt , bekleedt. EMBOS’SIN^ , a sort of Sculpture or Carving , where the Figure is protuberant, or flicks out from the Plane on which it is cut. Z ie EM- BOSSMENT. EMBOSSMENT, any Thing jutting or flanding out; ( in Carving ) Relievo , or Figures which ftand out beyond the Ground, and (well to the Sight. Dryving, Opwêrk. EMBOST’ , ( Hunting Term) is a foaming at the Mouth , or a Deer , fo hard chased that he foams at the Mouth. Schuimbekken. To EMBOTTLE, to inclose in a Bottle. Fief sen, - op Flefsen doen. EMBOUNDED, limited, kept or restrained within Bounds. S'hakesp. Beperkt, bepaalt. To EMBOW’EL , to take out the Bowels. Ontwei - jen, de Ingewanden uitneemen. EMBRACE the Volt, ( Embrafser la Volte, F. in the Manege) a Horse is faid to embrace a Volt, when, working upon Vaults, he makes a good way every Time with his Fore-legs. Dit zegt men van een Paerd , dat als he t in de Volts EMB. Aof gaat , telkens met zyn voorste Potten een grootea Weg maakt. EMBRACEOUR, ?( in Law ) is he who when a EMBRASOUR, y Matter is in Trial between Par- ty and Party, comes to the Bar with one of the Parties , being bribed thereto, and either (peaks in the Cause, being r\© Lawyer, or endeavours to corrupt the Judge'. Een Voorspraak in eens Rechtzaak' die met een van de Partyén binnen treed , daar toe omgekogt zynde , en fchoon geen Praütizyn zynde , in de Zaak J 'preekt , 'óf den Réch- ter poogt te misleiden. EMBRA’CERY» is the Offence of an Embraceour. De Misdaad van zo eene Voorspraak. EMBRA’SURE , (in Architecture) is an Enlarge* ment made in the Wall to give more Light or Convenience to the Windows , Doors , &c. Eene fchuinte in Raamen , enz. EMBRASURES, (in Fortification ) are the Holes in a Parapet, through which the Cannons are laid to fire into the Moat or Field. Schietgaaten in eene Borstweering ; enz. To EMBRAVE , to adorn , to make brave. Spenc. Verderen , dapper maaken. To EM’BROCATE, , Gr. ) to rub any di* seased Part with medical Liquors. Een Ziek» deel met geneezende Vogten wryven . EMBROCATION, (of l pfyow of to foaJk in, Gr. in Surgery) is a Kind of Fomen- tation, wherein the fomenting Liquor is let di- stil from aloft Drop by Drop , very flowly, upon the Part or Body to be fomented. Drup- stooving ; een Soon van Smoving die met Drup . pels of Régenswyze met eenig Vocht op ’t lydert- de Deel öfLighaam geschied. EMBROUDID , embroidered. Chauc. Geborduurt . EM’BRYO , ( Embry on , F. i/p/Sfvet , of igjgfiu to fprout out, Gr.) the Foetus or Child in the Womb, as foon as it’s Members come to be distinctly formed. De Vrucht öf een onvolwafss- Kind in de Baarmoeder. EMBRYO , (in Botany) the Grain or Seed of a Plant, or the Gem or first Sprout appearing out of the Seed; (Figuratively ) the State of any Thing not finished or come to Maturity. Het Vrucht beginsel , 'öf Zaad-fpruitje ;het Spruit* je binnen in 3 t Zaad het wélk de Beginzels van een nieuwe Plant bevat ; öf de Staat van iets iaX nog niet voltooit öf ryp geworden is. EMBRYO Worms, Worms contained in the Bodies of viviparous two-winged Flies, in furprizing multitude. Wurmpjes die in groote ménigte in het Lighaam van zékere Vliegen gevonden worden. EMBRYO I HLAS’TES , (iaigfvoéxuryn of tyo/S^uo t an Embryo, and SXctu to break , Gr.) a Sur- geon’s Instrument, wherewith they break the Bones of a dead Child, that it nwy be more cov#* 488 EMB. EME. coveniently taken out of the Womb» Een hu strumênt waar méde de Beenderen van een doods Kind in 's Moeders Lighanm gebroken worden , om het te gemakkelyker daar uit te haaien. EMBRYOTOMY. Zie CJËSARIAN Operation . EMBRYUL’CUS , (of "yfyuor and ’lx*a to draw) an Instrument to crush the Bones of an Em- bryo, or a dead Child, fo as to be more easi- ly extra&ed, and to lay hold of, and draw it out of the Womb. Een Haak om een doode Vrucht uit 's Moeders Lighaam te haaien. EME» 'EME , the Eramet or Ant; 3lso an Uncle by the Mother’s Side. Spenc. De Mier ; als méde een Oom van ’s Moeders zyde. EMENDATIO Panni, (L. Law Term) the Power of looking to the Afsïze of Cloth. De Macht van een Staalmeester, om Opzicht over hei ft aaien der Lakenen te hebben . EMENDATIO Pants [ft Servisice , (L. Law Term) the Power of fupervising the Weights and Mea- sures of Bread and Beer. De Macht om de Ge- wichten en Maaten van ’t Brood en Bier na te zien. EMERALD , ( Esyieraude , F. Esmeralda , Span. Sma- ragdus , L. of Xytdi , Gr. ) a precious Sto- ne of a green Colour. Smaragd-fteen. EM’ERALD , (in Heraldry) the green Colour in the Coats of Noblemen. De groene Kleur in de Wapenschilden van een Edelman. EMER’GF.NT , ( emergens , L. ) rising up above Water; also accidental. appearing on a fudden, momentous. Boven water dryvende ; als ook eene toevallige , Jchielyke , oogenblikkelyke Ver- schyning. EMERGENT, ( in Astronomy) when a Star is get- ting out of the Sun’s Beams, and is ready to become visible, it is far'd to be emergent. Ver- schynbaar ; dit zegt men als eene Ster uit de Straalen der Zonne gaat , en zo ftaat te ver- schynen, EMERGENT Tear , ( in Chronology ) the Epocha , or Date , whence any Area , or Method of reckoning Time, commences. Het eerste Jaar , van ’t welke men eene Tydtrékening begint. EM’ERIL, ?a Sort of Stone used in burnishing EM’ERY, S* Metals, &c. also a Glazier’s Diamond to cut Glafs. Amaril ; als méde een Glazemaa- kers Diamant om Glas te fnyden. Putty of EMERIL, a Kind of dirty Matter found on the Lapidaries Wheels , containing Part of the Powder of Emeril. Een Soort van vuile St off e die men op het Rad van een Diamantsly- per vind, en uit een Gedeelte der Poeijer van Amaril bestaat, EMER’SION, (in Astronomy) is when a Star that EME. EMF. EMT.' EMM. EMO. is fo nigh the Sun that it cannot be feen , be- gins to appear again; also the coming of the Sun or Moon out of an Eclipse. Het te voor - schyn komen en zigtbaar worden van eene Ster 'uit de Straalen van de Zon ; of ’t verschynen var, de Zon öf Maan uit een Eclips. EMETICKS, (of lytla , Gr. to vomit) Medicines which cause Vomiting. Braakmiddelen. EMETOCATHARTICUM. Een Middel dat van utlj der en boven doet Purgeeren. EMEU, )in Ornithology) a Bird of the Genus of the Cafsowary. Een Amerikaansche Vogel van ’■t Geslacht der Casuarifsen, EMF. EMFORTH, according to. Chauc, Volgens , EMI. EMICATION, (L. ) a Ihinning forth. Eene Flik- kering , Glimming, Schynzel. EMIGRATION, (L.) a departing or going from one Place to another to live. Verhuizing , mei der Woon , van de eene Plaats naar de andere . An EM’INENCE , is a little Hill or rising Ground. Een Heuveltje. ^«EMINENCE, (in Fortification) is a Height which overlooks and commands the Place un- der it. Eene Hoogte. E’MIR, a Turkish Lord, especially one descended from the Prophet Mahomet. Een Emir ; eert Turksch Edelman. EMITS ARY , (in Anatomy) that which emits, OX fends out. Ven Zender , Uitzender. EMISSARY Vefscls. Zie jtSACivr.TOR Y. EMISSION , (in Medicine) a Term used chiefly to denote the Ejaculation of the Semen oe S eed, in the Aft of Coition. Uitdryving, uit - vloeijing van ’t Zaad in de Voortteeling. To EMIT , (in Law) to ifsue out according to the Form prescribed. Naar het Voorschrift uit - geeven. EMM. EMMENAGO’GICKS , Hiyiytivayuyty.ct, off» In,’ EMMENAGO GUES , S pw a Month, and Hya to lead, Gr. ) Medicines which excite the Cour- ses in Women. Middelen die de Maandstonden bevorderen, öf cf dry ven. EMMOI’SED, comforted. Vertroost, verquikt, EMO. EMOL’LIENTS, ( emollientia. , L.) foftening Me- dicines , fuch as Iheathe and foften the Asperi- ties of the Humours , and relax and fupple the Solids at the fame Time. Verzagtende Genees- middelen. EMOL' EM O. EMP. EMOX/LITION , ( L. ) the ASt of fattening or ren- dering Supple. Zagt- óf week -maaking van eenige Stoffe. EMP. To EMPAIR’, ?(empirer , F. ) to injure , to wea- EMPAI’RIN , ƒ ken j t0 make left. Spenc. Fer- ër geren , verslimmeren , erger maaken , ver- zwakken, To EMPALE. to Fortify , Inclose * or Defend. Ver- sterken, insluit fiti, verdédigen. EMPALEMENT. Zie CALYX. EMPASM’S , (iyjTstirf/jei , Gr. ) Medicines compo- set of fweet Powders, to take away Sweat and allay Inflammation. Zweet-verdryvende Poeders . EMPAS’SION , to exhite the Pafsions vehemently. „TheTempter, all empafsion’d, thus began”.PAP. Lost Ophitzing , de Driften gewéldig opwekken. To EMPAST , (in Painting) to lay the Colours thick and bold on , or to apply feveral lays of Colours , fo that they may appear thick. De Verwen in een Schildery dik en flout aanleggen. EMPAT'TEMENT , (in Fortification.) Zie TA- LUS. To EMPEACH, ( empêcher , F. ) to hinder. Belet- ten, verhinderen. EMPERY, the command of an Emperor , fovereign . command. Ryks-gebied , Opper gezach van eenen Keizer. EMPETRUM , ( in Botany ) Berry bearing Heath. Beziën-voortbrëngcndc Heide. EM’PHASIS , (Gr. ) a ftrong or vigorous Pronun- ciation of a Word; Earnestnefs , or an exprefs Signification of one J s Intentention. Nadruk, Klè'm-réden. EMPHAT'ICAL Colours, ( in Philosophy) are fuch as are often feen in Clouds , before the Ri- sing, or after the Setting of the Sun; or in the Rainbow. Nadrukkelyke Kleuren , gelyk men dikwils in de Wolken , voor het Op- en na het Ondergaan van de Zon ; óf in den Régen- boog ziet. EMPHEREPYRA , (in Mineralogy) a Genus of Siderochita.Ecn Soort van Fofsilia. EMPHRACT1CKS , Obstru&ing Medicines ; fuch as when applied to the Body, adhere and flop the Pores. Verstoppende Middelen ; zulke dia aan het Lighaam kleeven en de Zweetgaaten floppen. EMPHRAX’IS , ( tpQcipZis , Gr.) an Obstruftion in any Part. Eene Verstopping in eenig Deel van het Lighaam. EMPHY’SEMA, ( ippimpu, , Gr.) an Inflammation proceeding from an Effervescence , or otherwi- se. Een Windgezwel , een Blaar, emp. EMPHYSEMATOUS, bloated, Swelled, puffed up Geblaard , gezwollen , opgeblauztn P ° EMPHYTEU’SIS, Op the Civil an Cmm Law) the letting oui of poor barren Lands for ever , or at least, for a long Term of Years, on con- dition of the Tenant’s cultivating meliora- ting or mending them, and paying a certain yearly Consideration. Erfpacht ; de verlmuring van onvruchtbaar e Landen voor altoos, óf voor ZlL^r/ ren fin 0nder Wing van Verbêtering , en „ekeie Vergelding aan denEy genaar te betaalen. EMPHYTON Themon, Gr. ) the innate Heat , or Heat first fupposed to be oro- duced in a Foetus or Child in the Womb. ' De der Levensgeesten , die eerst in ae FcEtus, of t Kind m de Baarmoeder verwekt or (in EMPIGHT, fixed, placed. Spenc. Gesteld , geplaatst. EMPIR’ICE, (ipvupuü, Gr. ) Skill in Physick got- ten by meer. Practice. Ondervindelyke Genees- kunde die met op de Gronden maar op de On- dervinding fleunt. To EMPLAIS’TER, to paint, to fet fort with Ad- vantage. Chauc. Planketten , zich voordeelisr voordoen . ö To EMPLASTER , to cover with a Plaster Be- pleisteren. EMPLAS’TICKS , ( , Gr. ) Medicines which constipate and ihuc up the Pores of the Body , fo that fulphureous Vapours cannot pafs. Kleevende , vastkleevende Middelen , als Plei- ters, enz. EMPLAS TRUM , (i/ax ? , Gr.) a Plaister or Salve. Een Plaaster, Pleister. EMPLEACHED, bound together, interwoven &c„’ Shakesp. Saamengebonden , gevlochten. 3 To EMPLEAD , ( implaider , F. ) to plead at the Bar. Pleiten voor de Balie. EMPNEUMAT O ’SIS , ( i/ATn/ivfAe&TcJns , Gr. ) an al- ternate Dilatation of the Chest, by which the external Air is continually breathed in, and communicated to the Blood. Een beurtelings Uitzetting van de Borst , waar door de buiten Lucht gestadig ingeademt en aan het Bloed mé - degedeelt word. EMPORET’ICAL , ?( emporeticus , L. *W 'uithui; EMPORET’ICK, f Gr.) belonging to Markets. Fairs, or Merchandize. Tót Kërmifsen, Mark- ten en Waar en behoorende. EMPO’RIAM jCtprropiov , Gr.) a Place of Mer- EMPO’RY * c c h a ndize, Ac» Mark-plaats ; eent ’ J Koopstadt. EMPO’RIUM, (in Anatomy) the common Sensory of the Brain. De gemene Zitplaats van ’t Ver- stand in de Hersens. Q q q To EM- 490 EMP. EMR. EMU. To EMPRESS, to imprint. Chauc. Indrukken, hi- prenten. EMPRIMED, ( Hunting Term) when a Deer has left the Herd. Een verkopen, öf verdwaalt Rhee. EMPRIZE, Enterprize. Spenc. Eene Onderneming. EMPROSTHOTONOS , ( */*r/wyw#, Gr.) Evidence, or Clear- ness ENA. ENB. ENC. nefs of Exprefsion. Bewys, of Klaarheid van Uitdrukking. ENARRATION, (L ) a plain Declaration, , a Re- cital or Rehearsal. Een Verhaal , Verklaaung, Uitlegging , Overhearing. ENAR’THROSIS , (in Anatomy.) Zie ARTHRO- DIA. ENAUNTHER, lest that. Spenc. Ten zy dat. ENB. ENBLAUNOHED, withed, adorned. Wit gemaakt, vercierd. ENBOLNED, fwelled. Gezwollen.. ENBRASE , to embrace. Chauc. Omhelzen. ENBRAUDIN, to embroider. Chauc. Borduuren . ENBUSHMENT, Ambush. Chauc. Hinderlaage. ENC. ENCiE’NIA , ('Ericxmx, Gr.) yearly Festivals an- ciently kept on the Days which Cities were built. Among the Jews, The Feast of the De- dication of the Temple. Among Christians, it fignifies the Consecration or Wake-day of Chur- ches. Inweijing , ’t Feest van Inweijing ; een Jaarlyksch Feest ’t welk men houd op den Dag, dat men eene Stadt begon te bouwen , enz. ENCAMPMENT, the Aft of encamping, or pit- ching Tents ; a Camp pitched in proper Order. Kampeering , Tenten opslaan ; Légeren. ENCANTHiS, Cb»**A 5, Gr. in Surgery) an Ex- crescence and Swelling of the inner Angles of the Eye. Een zwelling in de Traan-klier. ENCAR’DIA , (’EvHctfilct , Gr. ) a Precious-ftone, bearing the Figure of an Heart. De Stër-fleen. 'ENCAR’FIA, ( 'EvKxpyrui , Gr. in Architecture) Flo- wer-work or Fruit-work on the Corners of Pil- lars. Een Loofwerk in de Jonische Kapiteelen , - öf Dekstukken ENCA’THISMA, (’Evdiio-psu. , Gr.) a Bath for the Belly, Eene Bading voor het onder Lighaam, waar in men töt de Navel in het Bad-water zit m To ENCA’VE , to conceal or hide as in a Cave. „ Do but encave your-felf and mark the Steers”. Shak. Verbergen, in een Kluis versteeken. ENCAU’MA , ('EvrMvpct, Gr.) a Burning in any Part of the Body ; also an Ulcer in the Eye with a filthy Scab. Brand, if Blaaren door den Brand veroorzaakt , als méde zeker Oog- zweer , dat uit Koortzen ontstaat. ENCAUS’TICE, ('E vxgvfixü, Gr.) the Art of Ena' melling or Painting 7 th Fire. Brandvërwen * met Brafli-vërf Schilderen. ENCEIN’TE, (F.) a Compafs, or Enclosure. Een Omtrëk , Omtuining. ENC. 49T ENCEIN’TE, (in Fortification) the whole Compafs of Ground fortified. De gantsche Omtrëk van den Grond die versterkt is. ENCEPHALI, (in Medicine) Worms generated in the Head, where they cause fo great a Pain , as fometimes to occasion Distraction. Wormen die in 3 t Hoofd gr oefen , en zeer zw aar e Pynen veroorzaaken. ENCEPHALICKS. Nieskruiden di« zander Niezen hunne werking doen. ENCEPH’ALOS , ('EvxhpecAn; , Gr.) all that Sub- stance which is contained within the Skull. Al het geene binnen de Hërf sen-part ingesloten is. ENCEPPE’, (in Heraldry) fettered, chained, of Girt about the Middle , as is usual with Mon- keys. Gekétent, geboeit; cm de Middel gegord , als de Aapen . ENCHAFED , ( of echauffé , F. ) heated. Verhit. EN CHAR’ AXIS, (’E y%dfxfa, Gr.) an Engraving; also fcarifying or lancing the Flesh, Een Gra- veersel; als méde een Insnyding öf Vlyming in het Vleesch . ENCHA’SNED . Engraven. Spenc. Gegraveerd. ENCHAUFEN, to warm, to chafe, to heat. Chauc, Warmen , heet maaken. ENCHEINEN, ( enchainé, F.) to be chained toge- ther. Chauc. Aan een gekétend. ENCHELIDES , that capillary Eels , which are discovered by the help of Microscopes in Pep- per-water, and the like. De kleine Aaltjes die men door een Vergroot-glas in de Azyn , enz. ziet ENCHELYS , (ly^sAvs , Gr. in Ichthyology) the Eel. Aal. ^ ' ENCHE’SON , (F. L. T.) Occasion, Cause, or Reason why any Thing is done. Gelegenheid 3 Oorzaak , Réden waarom iets gedaan word. ENCHESON, Accident. Spenc. Toeval. ENCHFRESIS Anatomica , ( ’Ei%iipwis , Gr.) a Rea- dinefs or Dexterity at Difseétions Eene Han- digheid, Behendigheid in ’t Ontléden. ENCHRIS’TA, ( ’Ey%pi?cc, , Gr. ) thin Ointment, Een dunne Zalve. ENCHY’MOMA , ( , Gr.) an Afflux of the Blood , whereby the external Parts beco- me black and blue , as in the Scurvy. Een Toe- vloed van het Bloed, waar door de uitwendige Deelen zwart en blaauw worden , als in de Scheurbuik. ENCHYTA, (sturen , Gr.) an Instrument for In- fusion of Liquor into the Eyes? Ears, or Nos- trils Een Trechter om eenig Vocht in de Qogen, Ooren öf Neus te doen loipen. ENCLAVE’, (in Heraldry) Thing’s being let into another, especially when the Piece fo let in , is Qqq 2 ' Square. 45« ENC. END. Square, Dingen die in een Wapenschild in mal- kander gehecht zyn , byzonder ah het ingehëchte Stuk vierkant is. ENCLIT’ICKS , (in Grammar) certain Particles joined to the End of a Word , which when united feem to form but one Word; as, que, ne , ve. Zékere Lé dekens die aan ’t End van een Woord gevoegt worden. ENCOLAP’TICE , (’Ej , Gr.) the Art of making Brafs - plates , and cutting in the Figures and Letters for Inscriptions and Laws. De Konst van kopere Planten te maaken, en daar in de Figuuren en Letters voor Opschriften en Pla- kaaten te fnyden. ENCOMBERMENT , Encumbrance, Trouble, Dï- strefs. Chauc. Hindernis, Ongemak, Verlégen- Jieid. To ENCONTREWEIL , to prevent, Voorkomen, Verhinderen. ENCOPE’, ( 'E>ko7tk, Gr.) is an Incision of any Part of the Body. Eene Insnydijig in eenig Deel van ’t Lighaam. ENCRA’NIUM , ( with Anatomists ) the Hinder-part of the Brain. Het agterste Gedeelte der Hé'rs- senen. ENCRASICHOLUS , (in Ichthyology) the Ancho- vy. Ansjovis. ENCRATICiE , Hereticks who condemned Marria- ge, and forbid their Disciples the Use of Wi- ne and Flesh. Ketters die het Huwelyk veroor- deelden, en hunne Discipelen het Gebruik van Wyn en Vleesch verboden. EN CROACH’MENT , (in Law) is an unlawful gaining upon the Rights and Pofsefsions of an- other. Eene onwettige Indringing op een’s an- ders Rechten en Bezittingen. ENCYCLICAL , ( 'üyiemctoMC , Gr. ) circular , to his whole Jurisdiction. „ Phocius j s encyclical Epistle to the Patriarch of Alexandria ”, Rond- gaande, opene Brieven. ENCYCLOPEDY ». (Encyclopedia ,.h. of ’EvkvkXo- erctiPtiot , , of it in, jcJxA®-* a Circle, and sr«j het bemachtigen van een Ding in zyn geheel. S * ^°]S^ (in CT ®^) hfiid of the great Mouth of a Hunting - horn , when its Rim is °L a dl n er ^. t c °Iour , from that of the Horn it- sen. Ue Afbeelding der groote Opening van een jaent-hoorn, m een Waapenschildt , als de Rani van een andere Kleur is, als de Hoorn zélfs. ENGYOPIA, ShortSightednefs. Byzienendheii. ENH. ®NHARMnmov L ’ £( a Music ^l Term) usually NHARMON 1CK , 5 apply’d to the last of the thl j ee c 7 ^ 0ns ^ us ' c ^ > and abounds in Diesis and Sharps. Een welluiden Maatgezang. ENHYDKIS, (m Zoology) an Adder or Water-fna- ke. Zekere witte Water -Jiang. ENHYDRITS , ( in Natural History ) a round Sto- ne, fmooth and white; wherein when fhaketh, fomewhat feems to move to and fro , as in Eggs. Arend ft een , zékere kostbaar e Steen, rond , wit , glad, van en binnen als met Water bezet. ENI. ENIG’MA , ( Enigme , F. Athy^ot, Gr. ) a Riddle,’ a dark or intricate Speech, a difficult Question or Proposition. Een Kaadzel. ENIGMATISTS ,. ( Mnigmatistes , L. of ’’Arnyui*- two, Gr.) a Maker or Proposer of Riddles, &c. Een die Raadzels maakt öf uitgeeft. ENIXUM Sal, (in Ckymistry) a neutral Salt, par- taking both of the Nature of an Acid and an Alcali. Een onzydig Zout , dat évenveel van den Aart der Acide als der Alkali, heeft. ENL. ENLACED, intangled. Verstrikt, verward. ENLANGOURED , languid, faint. Qyynend ,flaau Elmo ” SrzAK. Omringen , als met een Ring omzetten. To ENRIPEN , to make ripe, or mature. „ The Summer-how it enripen’d the Year”. Dqnne. Rypen, ryp maaken. To ENROBE , to drefs , to adorn with Drefs. Klee - den, met Kléderen verderen. ENS. ENS, (in Phyfick) is ufed to exprefs fome Things that are pretended to contain all the Qualities or Virtues of the Ingredients they are drawn from in a little Room. Quint Esfentie. ’t fynjïs van alle Inmengzels in een klem begrip. ENS pofitivum, &lLT l F° r E? fitive Being ° r ttwq t e //> >Exiltence. Een IVeezen , een wee- J zendlyke Zaak öf Zelfstandigheid. ENS Rationis , (L. ) an imaginary Being. Een in- gebeeld weezen , een Herschenschim , iets dat niet is. ENS primum, (L. ) the moil efficacious Part of any mixed Body. Het krachtigste of wdzenntlykste van eenig g? mengt Lighaam. ENS Veneris, (among Chymijls) the Sublimation of equal Pans of calcined Powder of Cyprus Vi- triol, and of Sal Armoniac. Bloem van Vitriool en Sal Armoniac. ENSATiE Plantce. (among Botanists) (Plants who^ Leaves have the Form of a Sword. Zwaard- vörmigP 496 ENS. ENT.' vormige Planten ; wè'lkers Bladen de Gedaante van een Zwaard hebben. ENSCHED’ULED , fet down in a Writing called a Schedule. Shakesp. Op een Cedul geschréven. To ENSCON’SE, to intrench. Verschanzen. To ENSEAM’, (in Falconry ) to bring down the Fat of a Hawk by purging. Het Vet van eenValk, door eene Buikzuivering doen loozen „ To ENSEAR , to .rub, deprive of Feeling, or flop Bleeding with a red hot Iron. ,, Enfear they fer- tile and conceptions Womb Shak. Schroeijen ; met een heet 7zer toeschroeijen. ENSEEL’EO, (in Falconry') faid of a Hawk, is when a Thread is drawn through the upper Eye -Lids, and made fast under the Beak, to take away the Sight. Gezégeld; zegt men van een Valk die een Draad door de bovenste Ooglé- den getrokken , en onder den Bek vast gemaakt is om hem te blinden . To ENSEEM, to breed. Spenc. Aanfokken, voort - teelen. To ENSHRINE, to preferve in a facred or hallo- wed Place. In eene geheiligde Plaats bewaa - ren. ENSIF’EROUS , ( enfifer , L. ) Sword -bearing. Zwaard - draagende. ENS’IFORM, ( enjiformis , L. ) Hi die toim ora Sword, like a Sword. Zwaardvömig. ENSIFOR’MIS , ( in Anatomy ) the lowed: Part of of the Breastbone , fo called from it’s ibarp pointed triangular Shape. Het zwaardvormig Kraakbeen , onder aan het Borstbeen. ' ENSIG’NE, (F. L. T. ) Bleeding, or Blood letting; alfo blooded or let Blood. Aclerlaating ; Aclcr- gelaaten. ENSISE, Quality, Stem. Hoedanigheid , Stam. ENT. ENSTAL’MENT, a Creation of Knights, &c. Het aanstellen van Ridders , enz. ENTATVLATURE , £(of en and Tablatnre F.) is pro- ENTAB'LAMENT , } perly a Flooring with Boards. Het leggen van een planke Vloer. ENTAB’LATURE , (in Architecture) the Architra- ve, Prize, and Cornice of a Pillar. Het bo- venste Deel van eene Ordening , dat boven een Pilaar uit [leekt, als de Onderbalk of Architraaf, het Boord öf Fries, en de krans öf Karnies. ENTAB’LATURE , (in Masonry) the last Row of- Stones on the Top of the Wall of a Building on which the Timber and covering rest. ’t Ge- bint van het Dak ; de hoogste en laagste Rei Steenen van de Muur. ENTABLER, (in the Manege) the Fault of. a Hor- se whose Croupe goes before his fchoülders in ENT. working upon Volts. Een Paerdt dat in de Volte met de Croupe tégen de Schoften gaat . ENT ACHED , defiled. Bevlekt , besmet ENTAIL , (entaille , F. in Law ) a Fee-tail, or Fee -entailed or abridged, by which means the Heir is limited and tied up to certain Condi- tions. Een vastgemaakt Leen. ENTAI’L, Engraving. Spenc, Graveering , Graveer- konst; een Keep, Kerf , Voeg. ENTAILED, engraven. Gegraveerd. To ENTAILENTEN, to create a Desire, to move, to affed. Chauc. Aanzëtten , opwekken , be- - weegen , aandoen. To ENTAME , to tame , to conquer or fubdue, „ Entame my Spirits to yours Worship ”, Shak. Tam of gedwee maaken , onderbrëngen , buigen » ENTE , ( in Heraldry ) grafted or ingrafted. Inge- ënt , gegriffeld ; als een Wapen in een ander Wa- pen ingevoegt word. ENTELECHI’A , Gr.) a Word used by Aristotle to exprefs tire human Mind : The Modern Philosophers take it for a kind of Motion and happy Modification of Matter, qua- lifying the whole to be able to perform Ads proper to it. Met-Mënschelyk Gemoed ; als mé- de Monades of ënkelde Weezéns ; ondeelbaars Uecctjii'. ENTENDAUNCE, Attendance. Opwachting. To ENTER , ( in Architecture ) is to Iet the Tenon of one Piece of Timber into the Mortife of another. Voegen. Inlaaten , van ’t eene stuk , Hout in ’t ander. To ENTER a Hawk, (in Falconry) is aTerm ufed when flie firft begins to kill. Eene Valk aan- bréngen. To ENTER Hounds, to instrud them how to Hunt. Honden aanhrëngen , tot de Jacht. ENTERADENES, (in Anatomy) De kliertjes in .. de Ingewanden. ENTER’COURSE, (Entrecours, F. ) Commerce or Freedom of Difcourfe to one or with another. Gemeenzaame faamenspraak. ENTERDEAL, Mediation. Spenc. Bemiddeling . ENTERFE’RING, a Didcmper in Horfes , caufing them to hit or fret one Foot again!! another. Aanstryking van de eene agter Poot van een Paerdt tégen de andere. ENTERMEW’ER, (in Falconry) is an Hawk which changes the Colour of her Wings by Degrees: Eene Valk wier Vleugels trapswyze van kleur veranderen. ENTERMINED , robbed , emptied. Gerooft , snt- lédigt. ENTEROCE'LE , *( 'EmpowZii , of srspov a Gut, and m'A* ENT. 'A* a Swelling, Gr.) a Buying or Falling of the Entrails into the. Groin or Skin which covers the Scrotum Een Darm - breuk , Liesch - breuk. , ENTEROL’OGY, ( , of imw, and I y ©-_ a Word, Gr.) a Dilcourfe or Treatife of the Entrails. Een Redevoering of Vertoog over de Ingewanden. ENTEROM’PHALUS , of * ,T f av ’ and öwtó©- the Navel , Gr. ) a Rupture, when the Entrails burft out at the Navel. Een Navel- breuk. ENTEROPIPLOCE’LE , 4( 'Em/WJrtjrAsBijAa , of a- ENTEROEPIPLOCE’LE, 5 «f» and ■»»»**» tae Caul , and wja!) a S welling , Gr. ) a Sort or Rup- ture, when the Caul and Intestines fall both together into the Cods. Een Soort van i-reuk als het Darmnet met de Ingewanden , op de teel- ballen vallen. ENTERPARTIN, to divide, to Ihare, to bear a Part with one, Chauc. Deelen , verdeelen. To ENTERPEN’, (in Falconry ) as the Hawk m- terbenneth . i- *- has his Feathers fearled or en- tangled. De Véderen van eene Valk verwarren . To ENTERPLEA’D , (enterplaider , F. in Co?m»o?i Law ) is to discufs a Point , incidentally faUing out before the principal Cause can have an End. Een tufschen Pleidooi voeren ; een Incident in- brengen. FNTERSOLE , (in Ar chit ett ure') a Kind of little Story . fometimes called a Mezanzine, contryved occasionally at the Top of the first Story, for the Convenience of a Wardrobe, &c. Een inge- schoten Verdieping of Kamertje. To ENTERTAKE, to entertain. S.°£Nc. Onthaalen , trakteeren, huisvesten. ENTERVIEW , (in Falconry') is the fecond Year of a Hawk’s Age. Het tweede Jaar van den Ouderdom van eene Valk. ENTERYNGE, ( Enterrement', F. ) Interment, Bu- rial Chauc. Eene Begraajpenis. ENTHE’MATA, ( Gr in Husbandry) Grafts ttuck into the Clefts of Trees. Looten, die in dcSplee- ten der Boomen ge-ënt worden. ENTHE’MATA, (Gr. in Surgery) Medicines ap- plied to green Wounds, to ftop the Blood and Course of Humours. Wondheelende , Bloedstel- pende Geneesmiddelen , enz. ENT’HYMEM , ( Enthymeme , F. Enthfhiema , L. of , Gr. )an imperfeft Syllogism, whe- re either the Major or Minor Proposition is wan- ting , as being easily to be fupplied by the Un- derstanding. Een onvolkome Sluitréden die maar een Voorstel en een Gevolg heeft ; een Twee-lé- dige Slötréden. ËNTIER, (in the Manege) a resty Horse, that not only refuses to turn , but resist the Hand. Een ENT. 49? wèderspmnig Paerd;een Faerd dat weigerd zich te laaten regeeren. ENTlER’iTY, ( Entierité , F. ) Entirenefs , or the Whole, ’t Geheel , Heel en al. ENTIRE Fertingents , ( in Heraldry ) Lines which run the longest Way of the Shield’s Position, without touching the Centre Streepen die den Idngsten Weg van ’t Wapenschild t loopen zonder het Midpunt te ranken . ENTIRE Pertransient , (in Heraldry) a Line cros- sing the Middle of the Escutcheon, and running diamearically the longest Way of it’s Position. Een Streep die dwars over ’t Midden van een Wa- penschildt loopt. ENTIRE Tenancy , ( Law Term) is contrary to fe- veral Tenancies, fignifying the foie Pofsefsion in one Man. Het Bezit van een geheel Leengoedt. ENTITATIVELY , (among Metaphysicians) accor- ding to the Entity or Being. Vólgens den Aarü van een Weezen. EN’TITY, ( entitas , L. ) the being dr rather aftual Existence of any thinking Thing; a particular Colleftion of Qualities which constitute the Spe- cies or Nature of a Thing. Het A'dfiweezen of daadelyke Bestaanbaarheid , öf het Weezen , 'óf Efsentie zelve, van eene Zaak. ENTOYRE, (of entourer, F. to furround, in He-* raldry ) is when a Border is charged with any Sort of Things which have not Life , exceptj Leaves , Flowers , and Fruits. De Rand van een Wapenschildt , uit leevenlooze Dingen be* staande. EN’TRANCE of Hounds', (among Sportsmen) the instructing them how to Plunt. Het aanbrenger van Honden tót de Jacht. To EN’TRANCE, to hurry away, or exalt to fuch a Pitch of Exstacy, as to be insensible to ex- ternal Objects. Verrukken ; iemand in eene Ver* rukking bréngen. ENTRAY’DED , wrought between. Spenc. Tufschen - gewérkt, ENTRE ad commiinem Legem , is a Writ for a Te- nant in Reversion , against him who comes into a Tenement after the Death of the former Te- nant. Een Geschrift , in de Engelsche Leen- rechten. _ ..(F. in Mustek Books) fignifies a parti- £■ cular Sort of Air. Een Entré, in de EN1 Rc. E , MuzieL To ENTRECOMMUNIN , to converse or correspond with one. Chauc. Met iemand verkeeren , öf Briefwifseling houden. ENTREMEES , 1 fmall Plates fet between the Chief ENTREMETS , C and large Dishes. Tufschen Scho- teltjes; kleine Schoteltjes die op een Tafel tufschen de groote geplaatst worden, • R r r ENTRE- 493 ENT. FNTREMEES, Intermingled. Tuf s dm gemengt x ge mengt. ENTRETAS, (in the Manege') a broken Pace, or going that is neither Walk nor Trot, but has fomewhat of an Amble. Een gebroke Amble ; eenGang van eenPaerd dat noch Tret , noch Draf behelst. ENTRIES , ( Hunting Term) Places or Thickets through which Deer are found lately to have pafsed. Bosch] és daar men vind dat een Hert 'óf Rhee kortte voor en doorgegaan is. ENTRIKED, deceived. Bedrogen , misleid. ENT RING a Ship , ( in a Fight ) is boarding of her. Een Schip boorden , aan Boord klampen. EOT’RING-Iatóf, a Ladder to go in and out of a Ship. Een Ladder om in en uit een Schip te gaan . ENT’RING-rope, a R.ope fastened to the Sides of a Ship, to hold by, in going up and down the Side De Valreep , het Tom v daar men zich by het in en uitklimmen van een Schip , aan vast houd. ENTROCHUS, (in Natural History) a Genus of extraneous Fofsils , usually of about an Inch in the length, and made up of a Number of round joints , which when feparate and loose are cal- led Trochitce. Zékere Steenen , welke onder de Jooden -fie enen geteld worden, enz. ENTRU’SIÜN. Zie INTRUSION. ENTRU’SION de Gard, is a Writ for a Lord, where an Infant within Age entered into the Lands, and held his Lord out. Een Geschrift voor een Leenheer , als een Onmondige Landeryën aanvaard , en zynen Leenheer daar uit keert. ENTRY , ( in Law ) is the taking Pofsefsion of Lands. Bezitneeming van Landeryën. To make an ENTRY of Goods, is the pafsing the Bills through the Hands of the proper Officers; also the fettingdown the Particulars of Trade in the Account-books. Goederen op de Convooi aan- / geeven ; als méde Posten boeken. ENTRY ad communem Legem , (L . ) is a Writ lying where a Tenant for Life aliens Lands , and dies , then the Party in Reversion ffiall have this Writ against the Person who is in Pofses- sion. Een Geschrift , als iemand , die voor zyn Leeven Landeryën gepacht, en dezelve vervreemd heeft , ft erft , voer den Eigenaar daar het by zyn Dood aan vervalt, tégen den geenen die in het Bezit is. ■ENT2Y cid Termmsm qui preetcrit. (L.) is a Writ whï-ffi lies where a Man leases Land to another for a Term of Years, and the Tenant holds over his Term. Een Geschrift , als iemand aan een ander voort zékere Jaaren Landeryën ver- huurd heeft , en den Huurder dezelve over den bepaalden tyd houd. ENTRY causa Matrimonii preekeuti , is a Writ which ENT*. ENU. lies where Lands or Tenements are given to a Man , on Condition that he ffiall take the Do- nor to his Wife within a certain Time , and he espouses another, or otherwise disables him- self that he cannot take her according to the Condition. Een Geschrift, als Landeryën öf Be- zittingen aan een Persoon gegeeven zyn , op V oor waar den dat hy de Geefster binnen een zé- keren Tyd tot zyne Vrouw neemen zal, en hy een ander trouwt , ‘öf zich op e ene andere wyze bui- ten ft ast fielt , om aan de Voorwaarde te voldoen. ENTRY in causa, consimili , ( L. ) is a Writ which iies where a Tenant for Life , or Tenant by Courtesy . aliens in Fee. Een Geschrift als een Huurder voor zyn Leeven öf een Fidei-commis - saire Erfgenaam van zyne Vrouw , de Landeryën in Leen vervreemd. ENTRY in causa proviso , ( L. ) a Writ which lies if a Tenant in Dower a iens in Fee, or for Term of Life, or for another’s Life, the Te- nant in Dower living , he in the Reversion ffiall have this Writ Een Geschrift van Naasting , voor een die het Vruchtgebruik van Goedéren heeft , dezelve in Leen , öf voor iemands Leeven vervreemd , en hy dien overleeft . ENTRY fine Afsensu capitali , ( L. ) when an Ab- bot, Prior, or fuch as has Convent or Com- mon Seal, alienates Lands or Tenements of the Right of the Church , without the Afsent of the Convent or Chapter , and dies , the Succefsor ffiall have this Writ. Een Geschrift voor den Opvolger van een Abt , Prior , enz. van een Klooster , indien zyn Voorganger Landeryën öf Goederen die töt de Kërk behoorde, zonder Toe- stemming van het Klooster öf Kapittel vervreemt heeft ENTRY per fe cui £? post, (L.) a Writ lying for a Man difseized or turned out of his Freehold, when the Difseizor aliens , and dies in Pofses- sion, and his Heirs enter. Een Geschrift, in de Engelsche Rechten, van dien Tytel. ENTUNE , to tune , to fing. Chauc. Stemmen , nphïffcn , zingen. To ENTWIST , to twist together. Tweerne , vlechten. ENTY’POSIS , ("Eyrtiroirii , Gr. ) the joining of the Shoulder with the Arm. De Pan van het Sehouder-bladt. ENU. ENU’CLEATED , ( emcleatus , L. ) having the Ker- nels taken but , thoroughly lifted and fcanned. Van Kernen gezuiverd, wel gezift. ENU’CLEATION, ( L. ) a taking out the Kernel; opening or explaining a difficult Matter. 0/ it- kernen', de Pitten öf Kernen ergens uitdoen ; als méde eene Uitlegging , Ontknooping , Oplöfsing. ENVEL’OPE, ( in Fortification) a Work of Earth, raised either in the Ditch of a Place , or beyond it, env. enw. eol. eon. epa. it, fometimes of the Form of a plain Parapet or Breast -work , and fometimes like a little Rampart with a Breast-work to work it. Bars - weering , Omschansing ; eene van Aarde op ge. worpen Hoogte, die met een Wal mangeld is. EN’ VERM AILED , painted with Vermilion. Cuaul* Vermillioen geverfd. ENV1RONNE’ , (in Heraldry ) furrounded with other Things. Omsê't. ENULA CAMPANA. Alant-wortel. Zis ELECAM- PANE. ENUNCIATION, (L.) Utterance or Pronuncia- tion. Uitspraak. ENUNCIATION , ( in Logick ) is a Pr °P 0S ^°” which (Imply affirms or denies Een loorstel t welk eenvoudig /lelt of ontkend. ENUNCIAT1VE , declarative , exprefsing either af- firmatively or negatively. „ In respeft of the dispositive Words, not in regard ot the enun- ciative Terms”. Ayljpte Verklaarenae ; eene Jlëllige of ontkennende Verklaaring. To ENURE, (L T. in Law ) to take Place or Ef- fect , to be of Force , available Plaats nee- men, van Kracht zyn , ft ant grypen. ENURESIS , (in Medicine.) Water- of Pis-ontloo- ping . zonder Gevoel , Lëkking. ENURY , ( in Heraldry ) is a Bordure of a Coat of Arms being charged with any Kind of Beasts. Een Rand cm een Wapenschild , met Beesten verciert. ENVYTE, Enmity. Chauc. Vy andschap. ENW. ENWOMB’ED enclosed in the Womb. Shakesp. In de Baarmoeder hesloten. EOL. EOL’IPYLE, ( /Eolipyle , F. of Molus , and zixou , Gr. Gates) an Instrument in Hydraulicks, being around Ball of Iron or Copper, with a nar- row Pipe, which, when filled with Water, and placed over the Fire, ejects Vapours or Steam with a prodigious Noise and 1’nvrp g en Instrument van dien Naum. EON. EON, (among Anatomists) the whole Ambit of the Eye. De geheele Omtrëk van ’t Oog. EPA. EPACMASTICA , ( , Gr. ) a Fever which continually grows ftronger. Een Koorts die geduurig heviger word. EPA’GOGE , ( eVatyoy'» , Gr. ) a Figure in Rhetorick , in which Things are compared. Fergelyking, in de Redeneerkonst. EPA. 499 EPAGO’GIUM (L.) the Fore-skin of the Penis. De. Voorhuid. EPANADFPLOSlS , (’Ezxvx^iz-XarK;, Gr, ) a Rheto- rical Figure, wherein a Sentence begins, and ends with the fame Words. Een Figuur in de Rédenkonst, waar in een Spreuk met hetzelfde Woord begint en eindigt. EPANALEP’SIS , ( ’Et^A^s , Gr.) a Figure in Rhetorick , in whien the fame Word is , for enforcement fake, repeated. Hëthaaling ; een Figuur in de Rédenkonst , waar in het zelfde. Woord om het meer Kracht by te zetten herhaald word. EPANAPH’ORA , {'Ezxtxpcpx , Gr.) a Figure in which the fame Word begins feverai Senten- ces. Een Figuur , waar in met het zelfde Woord verschelde Spreuken beginnen , als Vz r adeo fren- di , ver utilo fylvis. EPAN'ODOS , (ïs-ewM-, Gr.) a Figure wherein, the fame Sound or Word is twice repeated in the fame Sentence, in an inverted Order Weer- keering ; een Figuur waar in dezëlfde Klank öf het zelfde Woord , tweemaal in dezelfde Spreuk, in een omgekeerde Order herhaald word ; als Nee fine foie fuo lux , nee fine luce fua fol. EPANORTHOSIS , ( ’ErrxfipOari '; , Gr. ) is a paths* tical Form of Speech , in which the first Ex- prefsion appearing too weak, the Speaker Hill endeavours to correét and mend it by using a ftronger Exprefsion. Een beweeglyke Manier van Spreeken , waar in de eerste Uitdrukking te zwak voorkoomende , de Spreeker voort gaat om dezelve door een Jlërker te verbéteren ; als O de- mentia , feu potius patientia mira ! EPAPMRES1S , (among Surgeons) a repeated Bleeding. Eene herhaalde Aderlaating. ETARCH, ( ! E , Gr. ) the President of a Pro- vince. De Voorzitter eerier Provintie. EPARER. (in the Manege) the flinging of a Hor- se, or his yerking and ftriking with his hind Legs. Het agter uit Jlaan van een Paerd. EPAR’MATA , ( 'Ezappoxrx , Gr. ) Tumours of the Glandules, called Parntid.es, behind the Ears. l>- veiling der Klieren agter de Ooren. EPATiCKS. Zie HEPATICK Medicines. EPAULE, (in Fortification) is the Shoulder of a Bastion , or Angle of a Face and Flank , which is often called the Angle of the Epaule De Schouderhoek van een Bastion, 5f de Hoek welke de Face en Flank met elkander maaken. EPAU’LEMENT , (F. ) a Shouldering - piece- Een Schouder -fluk. EPAU LEMENT (in Fortification) is s Side-work, made either of Earth thrown up, or Bags of Earth , Gabiens , or Fascines and Earcn : It fometimes fignifies a Demi-bastion, and foaieti- Rrr a mes 5oö EPA. ËPE. EPH. mes a fquare Orillon. Schoudering , ill d'e Ves- tingbouw. EPAUX’ESlS, ( ’EtuuZwo; , Gr.) an Increase, a Fi- gure in Rbecorick. Eene Toeneeming , een Aan- vaas, in de Redeneerkonst. EPE. EPENTHESIS , ( ’E*L6irn , Gr. in Grammar ) is the Interposition of a Vowel or Consonant in the Middle of a Word. De Tufschenkomst van een Klinker Öf Mé deklinker in J t Midden van esn Wo-ordi. EPH. EPKE’BEUM, P(in Anatomy) the Space from the EPPIETIUM , jf Hypogastrium or lower Parc of the Belly , to the privy Parts. Het Gedeelte van liet Lighaam van den Onderbuik tot aan de Schaamelheid. EPHE’BIA , ('Epjj fa*, Gr. ) a Stripling’s Age, at the Entry of 15 Years. De Ouderdom vaneen Jongeling van 1 5 J aar en. EPHE’DRA , ( in Botany ) the Herb Horse-tail. Paer- destaert, zéker Kruid. EPHEL’CiS, ( '£(psA*t 5, Gr.) the bloody Substance which is brought up in fpitting of Blood; also a Shell or Crust that is brought over Ulcers. De bloedige Etter die in het Bloed-fpuuwen ge- toost word; als méde de Korst die op een Zweer groeid. EPHE’LIS, (’£ip^A<5, Gr. ) a Spot or Freckle which proceeds from Sun-burn. Sproeten. EPHE’MERA , ( L. of Jt 1 upon , and hpepu , a Day , Gr. ) a continual Fever which lasts but one Day. De Dagelyksche Koorts. EPHE’MERA ,( in Natural History) an Inseól which lives only a Angle day; also fuch Flowers as open and expand themselves at Sun -rise, and fnut and wither at Sun-fecting. Haft , zékere Diertjes die maar één Dag Leeven;als méde ziet- ke Bloemen die maar één Dag duuren. EPHEMER’IDES , (’Ep^épih 5, Gr.) Registers of Astronomical Tables , calculated to fhew the diurnal Moüou» of t£ e Planets, with their Pla- ces and Aspefts , &c. througUuui me xeai which Tables are used, by Astrologers to draw Horoscopes and Schemes of the Heavens. Re- gisters , Zf Astronomische Tafels, om de daa- gelyksche Beweegingen der Planeeten met derzël- ver Plaatsen en Aspecten , op ieder Dag van ’S ' Jaar aantetoonen. EPHE’MERIS, Qzqmpifi, Gr.) is a Diary or Dai- - ly Register of the Motion of the Planets, and othei^Circumstances relating thereto , and is commonly called an Alphabet. Een Almanak- , 'agregistet öf Dagboek van de Beweeging der lane eten, en miers Voorvallen daar toe betrek- EPH. EPÏ. EPHF/MËR 1 ST , ( , Gr.) a Maker of Ephemeris’s, or Almanacks, &c. Een Almanak- maaker. EPHE’MERON , (in Natural History , ) Zie EPHE- MERA. EPHIALTES , (’Ei , Gr.) a Disease called the Night mare, or Hag. De Nacht merrie. EPHI’DROSIS , ( ‘Eptëfatrti; Gr. ) a Discharge of Humours through the Skin by Sweat. Het uit- breeken van het Zweet-. EPHIP'PIUM ,( in Anatomy) Part of the Bone Sphe- noides , wherein the pituitary Glandule is placed. Het Zadel-been , dat gedeelte van het Wigge-been waar in de Slym klier geplaatst is. EPI. EPI’ALA, ?('£ 5 ti*a©- , Gr. ) a continual Fever, EPIA’EOS, ƒ wherein the Patient feels both Heat and Cold at once Eene gestadige Koorts , 1 vaar in den Lyder Hitte en Koude te gelyk gevoeld. EPICARPiUM , (‘E7Tix.xpn-to>, of I t( upon, and xxp- T05 the Wrist, Gr.) a Medicine applied to the Wrist to drive away intermitting Fevers. Een Pols-pleister. EPI’CAUMA, ( °Eti xaveya, Gr.) a crusty Ulcer that fometimes happens to the black of the Eye. Een harde Zweer die fomtyds het zwart van het Oog aantast. EPICE’DIUM, (’Ettuk^oh , Gr.) aFuneral Song, or Copy of Verses in Praise of the Dead Een Rouw-gedicht töt Lof van den UverUdenen. EPICERASTICKS , (’Et< xjpets-ix* , of ini upon , and Kipccnvpjt to correft , Gr. ) Medicines which mo- derate lharp Humours. Geneesmiddelen die ds Schërpighéden van de Vochten maatigen. EPICHARIKA’KY , ( of £Ti upon , Joy , and j£«xov Evil) a Joy at the Misfortunes of others. Een Vreugd öf Blydschap over de Ongelukken van anderen. EPICHPREM A , ( ’ETjv ? if^« , Gr. in Logick ) a complex Argumentation , consisting of four or five Propositions, proving one another, or fo- me Poinr tr. Uc ujaJc vjuc. Eene wyze van Re- deneering . bestaande uit vier öf vyf Voorstellin- gen , die malkander , öf een zéker Punt bewyzen. EPICHI’RESIS Zie ENCHIRESIS. EPJ CO ENE , (in Grammar) a Term applied to Nouns , which , under the fame Gender and Termination, mark differently the Maie and Fe- male Species. Gelykslagtig ; gelykslagtige Naam- woorden; Naamwoorden die twee sins , Mannelyk en Vrouwelyk kunnen genomen worden. EPICOL’ICK Regions , ( in Anatomy ) that Space on both Sides where the Gut Colon runs under. Die Plaats aan beide Zyde daar den Aars- öf Enkel- dartn onder heen loopt. EPICO- EPI. ÊPICO’PHOSIS , (of I*! and s, Gr. ) Deaf- nefs. Doofheid . EPFCRASlS, ( 'EeriKpuns , Gr. ) a gradual Evacua- tion of ill Humours in the Blood by Degrees. Eene trapswyze Ontlédiging van kwaade Vochten in het Bloed ËPI’CRlSIS, ('Exutpurit, Gr.) a judging of a Disea- se. De Beoordeeling eener Ziekte. EPICTENION . the Place of the privy Parts. De Schaamte öf de Plaats der Schaamt de den. EPICURE’AN Philosophy, the natural Philosophy, taught by Epicurus and Democritus, and af- terwards delivered in Verse by Lucretius. It is much the fame with the mechanical Philoso- phy in our Days. De Epicurische Wysbegeerte. EPICYCLE, ( 'ExmókMo , Gr. ) a little Circle, who- se Centre or fmall Orb being fixed in the De- ferent of a Planet is carried along with it’s Motion, and yet with it’s own peculiar Motion carries the Body of the Planet fixed to it, round about it’s proper Centre, which the Ptolemaick Astronomers attribute to all the Planets , except the Sun, for folving their Appearances Een kleine Krvns Jksrup&ne of Kleine Kloot in Jen Hoofd-kring van een Planeet ge voegt zynde , met haare Beweeging omgevoerd word, enz. EPICY’CLOID , ( in Geometry ) is a Curve genera- ted by the Revolution of the Periphery of a Circle along the convex or concave Part of an- other Circle. Een kromme Lyn die uit den Omloop van den Omtrè'k van een Kring langs het bolronde öf holle Gedeelte van eenen anderen Kring voortkomt , EPICY’EMA , ( "EjtWjjjU/i* , Gr. ) a Superfetation , or conceiving againt before the first Young is brought forth. Een Overbevruchting , öf dub- bele Bezwangering. EPIDEMIUM, an Infettion as that of the Plague, which reaches feveral Countries at the fame Time. Eene aansteekende , besmettelyke Ziekte. EPIDENDRA , (in Botany) a Term used by fome Natu- ralists for the parasatical Plants , or those which grow on Trees, Shrubs, and other Ve- getables. Stëngplanten , die aan Boomen , Hees- ters, en andere Planten waf sen. EPIDENDRUM, (in Botany ') Vanilla. Banille. EPIDER’MIS , ('EiufyfAis, Gr. in Anatomy en Bo- tany) the outward Skin , which covers the main Skin. Het dunne Vel , 3 t welk de buitenste Huid bedekt ; als méde de Huid die de. Schors öf Bast der Planten van buiten dékt. EPI’DESIS , ('Eti^£o -<5 Gr. ) the binding up a Wound to (fop the Blood. De omlegging der Banden om een Wondt, om de Vloeijing van het Bloed te Jlëlpen. EPIDIDYM’lDiE , ( ’EmhSbyj'ot ; , Gr, in Anatomy) Vefsels making with their various Windings, EPI. 50Ï that Body which is fixed on the Back of the I esticles. De opper-balletjes. EPIGzEA, (in Botany) a Genus of the Decandria- monogynia Ciafs of Plants. Een Plantgewas van dien Naam , tot de genoemde Klafse beboe- E?IGM UM,( ’Extyxiev , Gr. ) the Fart of a Cir- cle in which a Planet moves, which is nearest to the __,arth. Dat Gedeelte van een Kring waar vi zich een Planeet beweegt, het welk hel digt - ste by den Aardkloot komt. E1IGAS 1RICK Artery, (in Anatomy) a Branch Or the Iliack Artery, distributing itself among the Muscles of the Epigastrium. Een Tak van de kromme Darms-flag-ader. EPIGASTRIUM, ( Epigastre , F. of *«■! y*rpw, of upon , and yv.^.p the Belly , Gr. ) is the Sr r -jj and Upper Part of the Abdomen. De Middel- boven -buik ; de Plaats van den Buik wëlke. omtrënd twee vinger breed boven den Na- vel eindigt. ^ EPiGLOTIIS, ( ETriyb&Trk , of sVi above, and yWo-a the Tongue, Gr. in Anatomy) is the -tmh Cartilage of the Larynx the Cover of the Opening of the Windpipe, Het Strot-klapj'e , Keel-klapje, Adem-tongetje. EPIGONAIIS, ( ExiylvxTi; , Gr.) the Pan of the •Knee. Het Bekken van de Knie, ’ ( E.ntypu,> dat hy hun in Bediening liet, maar hy bever • ,, derden hen epiblocele. EPipr nnriï.f É. EPIPLOIS dextra , (Gr, and L. in Anatomy) a Branch of the Cceliack Artery , which runs through the Right flde of the hinder Leaf of the Caul , and the Colon that is next to it. Een Tak van den buiks flag ader , welke door de rech- ter Zyde van het agter Blad van het D arm-net en den Aarsdam loopt. EPIPLOIS Postica , ( Gr. ) a Branch of the Cceliack Artery , fpringing out of the lower End of the Splenica , and running to the hinder Leaf of the Omentum. Een Tak van den Buiks-Jlag-ader , die uit het onderste End van de flinker Tak van de P oort-ader fpruit en tot het agter Blad van het Net loopt EPIPLOIS finistra , a Eranch of the Cceliack Ar- tery , bestowed on the Lower and Leftside to the Omentum. Een Tak van den Buiks - flag- ader , aan de laagste en flinker Zyde van het Net. EPIPLOOCELE , ( ’E:r<;rAeax!)A!j , of ETiir the Caul, and a Tumour, Gr. ) a kind of Rup- ture , when the Caul , or thin Skin which co- vers the Entrails, falls into the Cods Een Net- breuk. EPIPLOOM’PHALUM . (of sVctAcm , and ’Of/jpocxio, Gr. ) a Nave! Rupture. Een Navel breuk. EPI’PLOON , (jEmrrZo ov, Gr.) the Caul. Het Darm-nêt. EPIPLORO’MA, (iTiTrXai fófüct , Gr. ) a hard Braww in the Joints. Een hard Eelt in de Gewrichten. EPIPLOSARCOMPHALUS. Z ie EXOMPHALOS. EPISARCID J IUM , ( of óri and , Gr. ) a Sort of Dropsy. Een Soort van Waterzucht. EPISCOPATES Valvulce, (in Anatomy) two thin Skins EPI. Skins in the pulmonary Vein , which hinder the Blood from flowing back to the Heart. De Klapvliezen in de Longs-bloed-ader. EPISCOPA’LIA , (L.) Synodats, Pentecostals, and other customary Payments from the Clergy to their Diocesan. Betaalingen van de Kèrkelyken aan hunnen Bij schop, die op de Synodes op Pinx- ster , enz. gedaan worden. EPIS’COPALLY , by a Bishop. Bijschoppelyk , door een Bijschop. EPISCOPALIANS, those who are of the Episco- pal Party. Bfschoppelyke n ; die geen e die van de Bifschoppelyke Party zyn , in de Kerk van Engelandt. EPISCOPATE, ( Episcopatus , L.) the Office of a Bisnop. Een Bisdom . EPISCO’PICIDE , ( of Epis copus and ccedes , L. ) the killing of a Bishop. Bijschops-moord , het dooden van een Bifschop. , EPISEMASI’A , (■mr'ptfni*. Gr.) the very Time when a Disease first feizes a Person, properly called Significatio. De eerste Ontdekking eener yj.eht.e EPISPASTICKS , ( of imtrxd» , Gr. ) Medicines which draw Blisters. Blaartrèkkende Middelen . EPISPHALRIA, (in Anatomy ) Windings and Tur- nings in the outward Substance of the Brain, that the fanguiferous Vefsels may pafs more fe- eurely. Kringen en kronkeltjes in de buitenste Staff e van de Hersenen , op dat de Bloed-vaatjes zich te béter kunnen verspreiden. EPISTATES , ( in the Athenian Government ) the President of the Proedri. De Voorzitter van de Proedri , Öf de Tien Senatoren die weekelyks zaten. EPIS I'ËMONARCH . 0" l ' J c Antient Greek Church ) an OiQcer of great Dignity , who had the care of every Thing relating to Faith, in the quality of Censor. Een groot Amptenaar in de oude Grieksche Kerk. EPISTO’MIA , (’Et«s ■«/*«*, Gr. in Anatomy) the utmost Gapings and Meetings of Vefsels. De uiterste Openingen en faamenloop der Vaten in 't Mënschelyk Lighaam. EPISTROPHE’, ( ‘Ema-fopa , Gr ) a Figure in Rhe- torick in which divers Sentences end in the fame Word. Wederkeer ; een Figuur in de Rede- neerkunde , waar in verschelde Spreuken met het zélfde Woord eindigen , als in Ps. CXVIIi. Ir. f > ^ > 3 , 4- EPISTROPHE’US , (’Etis -poipiut , of ‘Ez-tr flvu to turn about , Gr. in Anatomy ) the fecond Ver- tebra of the Neck De Draaijer ; het tweede Wervel-been van den Hals. EPISTY’HUM (‘EnrvXio» , Gr. in Architecture) a Piece of Stone , or Mals of Timber , laid upon the Capital of a Pillar. Een Architraaf ; een EPI. EPL. EP0, 5^3 Overbalk of Opperbalk die op het Kapiteel vaneen Pilaar , öf op twee Stylen rust. EP ITAPH, ('E7rtrcl(piov , of sVt upon , and v-aty* a Tomb, Gr.) an Inscription on a Tomb. Een Grafschrift. EPFTASIS, ( ’E;riT£4 ^RO. T. 'ffp'hiv (erodo, L. ) to canker, eat away, or ^ corrode. In-eeten, weg-eeten , door-byten, door- knaagen. An ERODED Leaf , (Erosus, L.) Een afgeknaagd Sf'af^ekfdbbeld jBlad. IrO’DIN G Medicines , (.of erodere , L. to gnaw) are fuch as pray upon t,he Flesh by their acute •'''^Particles. In-eetende , door - knaagende , weg- * ’ * eetenfe Middelen. FROGATION, (L.) a bestowing or laying out, SpMiJg of Money. Uitdeeling, mt- 'f: : Vreiking f wegschenking , verspilling. ?ER0’S1ÓN,(L.) a gnawing, eating away, or con- suming. Door - knaaging , weg-eetmg, weg- teering. ERO’TEMA , (*Ep»T£ji fj» , Gr. ) Interrogation or Question. Onderzoek , of ondervraaging. ERO’TESIS, (’Eprmns, Gr.) the fame. Dezelfde. EROTE’SIS, fin Rhelorick ) a Figure, when by as- king any Question we aggravate a Matter. Een Figuur in de Redeneerkonst , waar door men iets vraagende , de /.auk verzwaart. EROTICK , any Thing relating to the Pafsion Lo- ve. Betrekkelyk tdt iets dat de Liefde raakt. ERO’TICK Delirium , ( in Medicine ) that Melan- cholv occasioned by excefsive Love. Minzieke Tlhoofdigheid. ERR. ERRA’TICK Herbs, Weeds. Wilde Kruiden ; Krui- den die in 't Wild groeijen. ERRAT’ICK Stars , the Planets fo called in Contra- distinction to the fixed Stars , by reason of their having each a particular Motion. Dwaal- sterren. ERRAT’ICUM , ( O. L. ) a Waif , or Stray , an errant or wandering Beast. Een dwaalent Beest. ER’RHINESS , (’Eft ï«ji>, of in in, and pV«, the No- se , Gr. ) Medicines to put up the Nostrils to cleanse the Head , either by or without Snee- ERR. ERS. ERU. ERY. 507 zing, or to enliven the Spirits. Nieskruiden, Snotmiddelen ; Middelen die de Sndt uit de Neus dryven. ERRO’NES. lie ERRATICS Stars. ER’ROR, ( Erreur , F. of Error, L. ) Mistake, O- versight , false Opinion. Eene Misvatting , Over- ziening, Dwaaling. A Writ of ERROR , is that which lies to redrefs false Judgment in any Court of Record. Een Geschrift tot herstel van een verkeerd Vonnis. Clerk of the ERRORS, a Clerk whose Office it is to copy out the Tenour of the Records of a Cause, upon which a Writ of Error is brought. Klérk van de Geschriften der Abuizen. ERS. ERS, (in Bonany.) Z ie ERVUM. ERSK , Stubble after Corn is cut. De Stoppels ns dat het Koorn gemaaid is. ERU. ERUBES’CENCY , ( erubescentia , L.) a Blushing for Shame: An Uneasinefs of Mind, by which it is hindered from doing ill, for Fear of Lofa of Reputation. ' Schaamrood wording, eenè On- gerustheid des Gemoeds , waar door het verhin- dert wordt om kwaadt te doen , uit Vreeze van zyn goeden Naam te verliezen ' > - ERUCA , the Caterpillar. De Rupse , Grasworm. ERUCA, (in Botany) the White-Rocket. Raketti - kruid, wit Mostard-zaad. ERUCTATION, (L. ) a belching forth. Winde- rige Oprisping. ERUGINOUS , (ceruginosus , L. ) partaking of the Substance or Qualities of Copper. Koper achtig* ERUNCA'TION , (L. ) a Weeding or (pulling up of Weeds. Wieding. ‘ ERUPTION, (in Medicine) a fudden and copious,' Excretion of Humours; a breaking out of Pus- tules or Pimples on the Skin. Een fchielyke in overvloedige uitschieting van Humeuren ; een uitslag van Puisten op het Vël. ERUPTU’RENT, (of erupturus , L. ) apt or ready to break forth. Uitspringende , uitbreekende , uitslaande. ERVUM , ( in Botany ) Bittervetch , a Sort of Pul- se. V it sen , Wikken, Erven-, Orobus. ERY. ERYNGIUM. Zie ERINGO. ERYSIMUM , (in Botany) Hedge-mustard. Edelt Rakette , Heesch-kruid. ERYSIMUM cereale. Buckwheat. Boekweit. ERYSI’PELAS , ( erysipele , F, of ’E '.poriT&Mf , Gr. ) a Disease called St. Anthony’s Éige. D.eRoos, St. Anthonis vuur. f . ERYSI’PELAS Phlegmnades, ■ CemterK Roos. ' S s s 2 -tv ERYSI- 50 8 ERY. ESB. ESC. ER.YSITELAS Qedematodes. Bèl-roos. ERYSIPELATO’DES , ( ifwaetxuriha , Gr.) a Bas- tard Erysipelas. Bastaard Roos ; een tégen na- tuurlyke Zwelling naar de Roos gelykende. ERYSIPE’LATOUS , belonging to, or of the Natu- re of an Erysipelas. Roos-achtig. ERYTHREM'MATA, (of i t vlps and Gr.) Red Spots like Flea-bites , common in pesti- lential Fevers. Roode Vlakjes , die in de Pest- koortsen gemeen zyn. ERYTHRINA , (in Botany ) the Coral-tree. Di Koraal-boom. ERYTHRINUS, ( in Ichthyology) a Species of Spa- rus. De roode Meer-lraafsem. ERYTHRQCYANEUS , (in Ornithology ) the Red and Blue Mackaw. De Roode en Blaauwe Ma- chao. ERYTHROI’DES Membrana , ( , red , and Appearance) is a red Skin of the Tes- ticles;, the first of the proper Coats. Het roo- de Bal-vlies. ERYTHRONIUM , ( in Botany ) Dog’s Tooth-vio- let. Honds-tands Violet. ERYTHROPHTHALMUS , ( in Ichthyology ) the Sarfe , or Red-eye. De Rood - oog , zékere Visch. ESB. ËSBR ANCATU’RA , (L.) the cutting off of Bran- ches or Boughs in a Forest. Afsnyding öf Snoei- jing van de Takken , enz, in een Bosch. ESC. ESCACHE, (among Horsemen ) a Part of the Hor- se-bit which is let into the Mouth. Een gedeel- te van het Gebit der Paerden , het welk van den Canon onderscheiden is, als zynde niet zo rond maar meer Ovaal. ESCALA’DE , ( escalade , F.) is a furious Attack upon a Wall or Rampart, carried on with Lad- ders to mount up upon, without besieging it in Form, breaking Ground, or carrying on of Works to fecure the Men. Beklimming , Be- storming, Aanval met Ladders , ESCALOP. Zie SCOLLOP. ESCA’PIUM , (O. L.) what comes^by Accident, Change , or Hap. Het geene by Toeval gebeurd. ESCHALOT , (in Botany) a Species of Onion. Chalotten. ESCHAR , (so-£«|>£4, Gr. ) a Scar remaining after the Healing of a Sore, or one raised by Caus- ticks Een Roof of Korst. ESCHARA, a GenUs of Sea-plants, composed, of a gritty Matter, but not very hard, of a reticu- late Texture and fometimes disposed in the Form of Leaves , perforated with numerous ESC. roundish Holes. Een Geslacht van Zee-planttn van dien Naam. ESCHAROT’ICKS, Searing Irons, Fire, Plaisters, &c, which bring a Sore to a Crust. Roof- Sf Korstmaakende Middelen, ESCHAUF’E , (er chauffer , F. ) to warm or heati Chauc. Warmen , warm maaken. ESCHAU’NCE , Exchange. Chauc. Wifsel. ESCHRAKITES , a Seft of Mahometans , who be- lieve that Man's Sovereign good consist in the Contemplation of God. F.schrakiten , eene Ge- zmtheid- van Mahometaanen,. ESCLATTfi', (in Heraldry) a Thing forcibly bro- ken , or rather a Shield that has been broken and ihattered with the Stroke of a Battle -ax. Iets dat met Geweld \gebroken is , byzonder een Schildt in den Strydt. ESCOT, (F. ) a Tax paid in Boroughs and Corpo- rations, towards the Support of the Comma- nity , cailed vulgary Scot and Lot. Impost , Schot en Lot bet aaien. To ESCOT , to pay a Man's Reckoning; to Sup- port. „How are they escoted”. Shak. Iemands Rekening betaalerr, Ondersteunen. ESCRIPT’ , a Thing written out, a Transcript. Een Afschrift , Copy. E’SRIFE , a Writing. Chauc. Een Geschrift . ESCROW , ( among Lawyers) a Deed delivered to a third Person, to be the Deed of the Party making it upon a future Condition, that when a certain Thing is performed , it ihall be deli- vered to the Party , to whom it was made, to take effe&astheDeed of the Person first delivering it. Een zéker Geschrift in de Engelsche Rechten van dien Naam. ESCUAGE , (in the English old Customs) a Kind of Knigts Service , called the Service of the Shield , by which the Tenant was bound to follow his Lord to the Wars at his own Char- ge; also a Sum of Money paid to the Lord, in Lieu of fuch Service. Een Dienst waar by een Hoevenaar verpligt was , zyn Landheer op eige Kosten in de Oorlogen te volgen ; als méde een Somme Gélds die in plaats van deezen Dienst betaald wlerd. ES’CULENTS , (of esculentus, L.) that may be eaten; Plant and Roots for Food,_ as Carrots, Turnips, &c. Eetbaar, goed- om te eet en, dat gegeeten word. ESCULUS,(in Botany ) the Hörse-chesnutTree. De Paerde-kastanje boom , de Eikel-boom met breeds Bladen. ESCUTCHEON , a Shield, the Coat or Field on which Arms are borne. Een Schildt; Wapen- schildt. ESCUTCHEON ef Pretence , is an Inescutcheon, or ESH. ESI. ESL. ESL. ESO. ESP. or little Escutcheon , which a Man who hath married anHeirefs may bear over his own Coat of Arms, to fhew forth his pretension to her Lands. Wapen van Eisch Sf Pretensie ; een Wa- fer} in een Wapenschildt. ESH. ESHIN, a Pail or Kit. Een Patch, Kit Sf Kruik, ESI. ESILICHE , easily. Chauc. Gemakkelyk. ESK. ESKEKTO’RES , (of escher, F.) Robbers or De- stroyers of other Mens Lands and Estates. Ro- vers Sf Verwoesters van een anders Landen, ESKIP’PESON, (O. L.T. ) Shipping or Pafsing by Sea, Scheepvaart , een Tocht ter Zee. ESL. ESL1RASS, (in Law ) Persons particularly appoin- ted or chosen to Itnpannel Juries. Verkozene Persoenen om de Juries te vervangen. To ESLOIN , (of eloigner, F.) to withdraw to a Distance. Op eenen Afstant aftrikken, wyken. ESO. ESOX, (in Ichthyology ) a great Fish in the River Rhine. Zékere groote Visch die in den Rhyn gevonden word , en eenige meenen dat de Salm is. ESP. ESPALIE’RS, a Row of Trees planted in curious Order against a Frame, fpreading upon the Si- de of the Wall, &c. Latboomen ; een rei Boo- men die in een nette Order tégen Latwerk ge- plant en daar aan vast gemaakt zyn. ESPARAT , t ( in Botany ) a Kind of St Foin Grafs. ESPARECT , 5 Zéker Soort van Gras. ESPEALTA’RE , (O. L.) to expeditate, or to law Dogs , either by cutting off the three Fore- claws of the right Foot , or by cutting out the Ball of the Foot, fo that they may be di- sabled from running and hunting hard in the Forest. Honden verlemmen. ESPFAL , a Watch or Guard. Een Wacht. ESPIGURNAN’CIA , the Office of Spigurnel", or Sealer of the King's Writs. Het Ampt van Zégel-Jiempelaar van ’ sKonings Mandementen. To ESPI’RE , to expire. Be Geest geeven. ESP 1 RITUELL, Spiritual. Chauc. Geestelyk. ESPLEE’S, {expletice , L. Law Term) the full Pro- fits that the Ground yields, as the Hay of Mea- dows , the Feeding of Pastures, the Corn of plowed Lands , the Rents , Services , and Rich like Ifsues. Alle de Voordeelen die Lan- deryè'n léveren, als Hooy, Gras, Koorn , In- komsten , Diensten, enz. ESP. ERQ. ESS. 509 ESPLENA’DE, £(F. in Fortification') properly the ESPLANA’DE, y the Glacis or Slope of the Coun- terscarp ; now taken for the void Space be- tween the Glacis of a Citadel , and the first Houses of a Town. Het Glacis Sf de Borst- weering aan den bedekten Wég', doch thans ge- bruikt men dit Woordt voor de lédige Plaats die tufschen het Glacis van de Citadel, en de eerste Huizen van eene Stadt legt. ESPLOIf, Accomplishment, Perfection. Chauc. V olkomenheid , Volmaaktheid. ESPOl'SE, Hope. Chauc. Hoop. ESPRIN’GOLD, a Warlike Engine for the casting great Stones. Een Oorlogstuig om groote Stee- nen méde te werpen. ESQ. ESQUIRES of the King's Body, are certain Officers belonging to the Court. Zékere Amptenaaren die töt het HSf van den Koning van Engelandf bekooren. ESS. ESSA’RT , (in Law 0 Zie ASSART. To ESSA’RT. Zie 7 0 ASSART. ESSAY of a Deer, ( Hurting Term ) the Breast or Brisket of a Deer. De Borst van een Hert. ESSAY Hatch, (among Miners ) a Term fora tit- le Trench or Hole , which they dig to fearch for Ore. Een kleine Kuil, of een klein Gat dat de Bergwerkers graaven om naar Erts te zoeken. ESSE, Ashes. Asche. Sheer the ESSE, i. e. feparate the dead Ashes from the Embers. Réken het Vuur op. ES’SENCE , ( efsentia , L. ) that which constitutes the peculiar Nature of any Thing, and makes it to be what it is: The Nature, Substance, or Being [of a Thing. Wèzen, Wézendlykhdd, ES’SENCE, (in Physick and Chymistry ) is the chief Properties or Virtues of any Simple or Composition fo collected together. De voor- naamste Eigenschappen Sf Deugden die uit eeni- ge Simplicia Sf Composites vergaderd zyn ; Ex- trait, Geest, UittrëkzeL ES’SENCE of a Circel, is that it’s Semi-diameters be all equal. Weezen van een Cirkel welker hal- ve Diaméters égaal zyn. ES’SENCE of a Square , is that it have four Right-an- gles ,. and as many equal Right-lined Sides. Een rè'gthoekig Vierkant. To ESSENCE, to Scent with any Perfume. ,, The Husband rails — at efsenced Fop”. Spelt. N p . 182. Berooken met Reukwerk. ESSENDI quietum de Telonio, a Writ lying for the Citizens and Burgefses of a Town, who have Sss 3 a 5'T o ESS. a Charter to exempt them from paying Toll through the whole Realm. Eene Ordonnantie ten behoeve der Gebooren- en andere Burgers eener Stadt , die een Handvest van Töl-vryheid door het gantsche Koningryk hebben. ESSE’NES a Sett of Monastiek Philosophers a- mong the Jews, who referred all to Destiny, held the Mortality of the Soul , &c. Eene Ge- zintheid van Joodsche Philosophers ESSENTIAL, ( ejsentiel , F. efsentialis , L.) belon- ging to Efsence or Being, necefsary. Tot een Weezen behoorende ,, noodwendig. ESSENTIAL Debilities , ( in Astrology ) are when the Planets are in their Fall , Detriment, or Pe- regrine. tVeezentlyke Verzwakkingen , als de Planeeten in hun Val en Afneeming zyn. ESSENTIAL Dignities, (in Astrology) are certain Advantages by which Planets are Itrengthened. Zekere Voordeelen waar door de Planeeten ge- ' • }Sterkt worden. The ESSENTIALS , (of Religion ) the fundamen- tal Articles and Points of it. De fondamenteele Artykelen en Punten van den Godtsdienst. ES’SERS, (among Physicians) are little Pushes or Wheals, reddish and hard, which quickly in- feff the whole Body with a violent Itching. 'Ef seres , de Netelzucht; kleine Puistjes of Blaardt- ■ jes , die het gantsche Lighaam fchielyk ov er loo- ps n , en groote Jeukte veroorzaaken. ESSOIN, (exoine, F. in Law) an Excuse alledged for one who is fummoned to appear in Court of Justice,- the Person who is excused for ab- sence from a Court of Justice. Eene Verschoo- ning , Ontschuldiging ; als méde de Persoon die wégens zyne Afweezendheid , van niet voor het Gerecht verseheenen te zyn, verschoont is. ESSOIN Day, the first, and fourth day of every Term. De eerste en vierde Dag van elke Va- cantie. ESSOIN de malo villen , a Writ, where the Defen- dant appears in Court , but before pleading, falls Sick in certain Village. Een Geschrift van Verschooning , voor een Verweerder die voor het Gerëchthof verseheenen zynde , voor dat het Plei- dooi begint in zéker Dorp ziek word. Clerk of the ESSOINS , an Officer in the Court of Common Pleas, who keeps the Efsoin Rolls, ' &c. Klerk van den Griffier. ESSQNIO de malo leCti, a Writ direffed to the She- riff, to fend four lawful Knights to view one that has efsoined himself as being fick. Een Be- vel aan den Schout , "om vier gewettigde Ridders , tot onderzoek Van een Gedaagde die zich zelfs by den Rechter wégens zyne ziekte ontschuldigd heeft, te zenden.- ■ ■ > ESSORANT , ( in Heraldry . ) a Bird Handing on the Ground with its Wings expanded, as if it ESS. EST. had been wet , and were drying itself. Keh, Vogel ( in de Wapenkunde) die met zyn Vleu- gels op de Grond uitgestrëkt (laat, als öf hy nat was en zich zelfs droogde. ESSOLRISER un Cheval, (F. among Farriers ) to cut a Horse the cartilage Bone out his Nose. Een Paerd het Knorbeen uit de Neus fnyden , om hem het Snuiven te beletten. EST. ESTABLISHMENT of a Dower, the Afsuranee of a Dower or Portion made ,to khq.Wi£e .ab)QU£ the Time of Marriage. Bepaaling van eensDctoce rie , IVeduwschat. ESTATE, ( in Law) is that Title or Interesc t ,whiph a Man has in Lands or Tenements, or k Man is worth in Lands , Money &c. bezit- ting van vaste Goederyen , Landeryën , enz. ESTAT’UTES, Statutes, Precepts, established Ru- les. (Petten , Voorschriften, vastgestelde Régels. ESTERLim Zie STERLING, ESTETEf , ( in Heraldry ) the Heads of BteastSjtorn of by maih forca. ; Hoofden \tön Beestenfln een Wapenschildt , die met gyroot Geweld af gerukt zyn . ESTHER , a Canonical '^Book of the old Testament. Esther , een der Kanoniekt Boeken van hét 'oüdi Testament. ESTHIO’MENOS , ( ir6tlyjs >®~ , Gr. ) an Inflamma- tion which gnaws and consumes the Parts, a Gangrene, or Disposition to Mortification. Een L - Devito) to avoid » •LVilE, i £hun or escape. ,, Thereby Tie y h /““? d , "«'feta, ««a iiours . b H a it. Myden, fchuuwen, ontwyken. EVITATION, (L.) a Shunning. Vmnyding , Schund wing, Ontwyking. -• EUL. EULOGY , (Gr. in Church History) a Name bv which the Greeks , call the Fanis Benedicluf or Bread over which a Blefsing is pronounced and which is distributed to those who are un- qualified to communicate. Brood over het welk een Zegen door een Bifschop öf Priester is uitlf sproken; gezégend Brood. 1 gt ’ EUN. EUNO’MIANS, a Seft of Hereticks in the 4th Cen« tury,. a Branch 1 of Arians. Eunomiaanen, Ket- ters in de vierde Eeuw. EU’NOMY , ( eunomia , L, of iwoun*, 0 f i« welf =nd T ®-, a Uw Gr.) a foi ConltiS i str • En eo,ic B “ teuh “‘ i To EU-NUCHATE, eo geld. Ontmannen. Eü’NUCHATED Flowers, (among Botanists.) Ge- lubde Bloemen; Bloemen die geen Hèlmstyltjer noch otampertjes vóórtbrengen. EÜ’NUCHISM , the State of an Eunuch. Ge Snéden'. rlSlCl , Ue otUUt VQ.U 6671 G 6 SllédCTl. EVO- EVOCATION, (F. of L.) a calling out or upon, a Summons. Een Uit- öf Oproeping , Indaaging , EVOLAT’ICAL, flying abroad. We wile rende i( eVolvens > L - in Geometfy) a Cur- EWJLUTE, S ve 5 which results from the Evo- * £ f lution 514 EVO. EUP. lution of a Carve. Evoluta, een kromme Lyn- die uit de uitbreiding van een andere kromme Lyn ontstaat. EVOLUTION, (in Algebra') the Extrattion of Roots out of any Power. De Trekking van de Wortels uit eenig Vermogen. EVOLUTION , an Unfolding , Unrolling. Eene Ontvouwing , Lösrölling. EVOLUTION, (in Geometry ) the opening or un- folding of a Curve or Circle, whereby the Cir- cumferenre gradually approaches to a right Li- ne, all its Parts meeting together, and equally evolving or unbending; fo that the fame Line becomes fuccefsively a lefs Arch of a reciprocal- ly greater Circle, till at last they turn into a ftrait Line. Eene Opening öf Ontvouwing van een kromme Lyn , enz, EVOMITION, (L.) a vomiting up. Braaking , Oprisping. EUONYMUS , (in Botany ) the Spindle - tree. De Paapenhout Boom. EUP. EUTATHY, (Eupathia, L of ‘Evircchia, of fv-and 7 r&o (&* , fuffering, Gr.) an Easinefs in fullering. Eene Gemakkelykheid in ’t lyden. EUPATORIUM , (in Botany ) Hemp Agrimony. Hempboelkens-kruid , Léver -kruid. EU'PEPSY, ( ’Eu7n-\m , Gr, ) a good and easy, Con- coction or Digestion. Een goede öf gemakkely- \e Rooking. EUPEPTA, Victuals which are easily digested. Spy- zen die ligt verteeren. EU’PHEMISM, ( Euphemismns , L. of ’Ev

!//ji s Houshold which has' the care óf the Table- Un S n,_ of laying the Cloth, and ferving j r Jj J e 5 ’J n fll ver Ewcrsv after dinner. Em f fit ■ sKomn S s huishonden, dat het Opzirt meebrengt over het Tafelgoed , het zelve op Ta. Wf/v ° m m den Eeten het m * er Eilvae Lampetten voor te dienen, EXA. T ° E t X e AC tf h ^J E * t0 ”3 aije rougher ; to exaspera» C , to heigten an disagreeable Quality Ru-a «*"***-"**- EXACERBATION , (L ) a making four a nro EXA ROXÏSÏ ION ’ ( a "'°"S «5«V,W). z„ PA . EXA MÜS BA TI0N ’ Zie SARCAS- EXACINA’TroN to pull or prefs out the Kernels Uitkorlmg, de Korten uit een Vrucht doen EXACTION, (in Law) is a Wrong done by m f V n t3klDg a Fee or R ^ard, Where the afvo£ng S . n0ne ' Knévelaar y, onbillyke Celt EXACTION Secular , is a Tax or Imposition for merly pa.d by fervile and feudatory TenaJ» “Sf- *'*'*"• EXACTOR. (L.eaf«ff ei< r,F.)a Gatherer ofTaxes ’ Ï»™ le 01 rigld Ue,na ” dCT ' & Ï0 EXACUATE, ( exacuatum , L. ) to whet n.- 0 • pen. Slypen, fchêrpen. J Whet 01 ftar - •momglnh ChTlf p°““ S N ;r m * **»««* «»/» This/ * ^ 1,072 f chade hke Dingen uit een Lighaam. ' EXAGI’TATE, (exagitatus , of exagito L ) tc put in Motion. „ The Warm air of the Bed exagitates the Blood”. Arbuth. In beweefine brengen , plaagen, kwellen. ^ & EX TtTI ATI0N5 a Rj ’ rrin S up 5 a disquieting or 510 ’ EXA. or vexing. Kwaadmaaking , entrusting , pled- ging , ter ging. ÊXA’GON, Hexagon. Een zè's-hoek. EXALTA’TION , (in Astrology ) is an efsential Dignity of a Planet , next in Virtue to being in it’s own House. Eene wézerimke Waardigheid van een Planeet. EXAL’TA’TION , (in Chymistry) an Operation, by which a Thing is raised to an higher De- gree of Virtue, or an Increase of the most re- markable Property in any Body. Eene Werking < waar door een, Ding t'ót een hooger Graad van Kracht gebracht word , öf eene Vermeerdering van de aawnerkelykste Hoedanigheid eener Zaak. EXAM’BLOSIS , (Gr. with Surgeons) an Abortion or Miscarriage. Een Miskraam. EXA’MEN, (F. ofL.) a Trial, a Proof, particu- larly of one to be admitted to Holy Orders , or- foroe Employment, Een Togtzing , Beproe- ving , Onderzoek . EXA’MINATE, (examinaius , L. ) an Evidence or Person examined upon Trial. ,, Asked in fcora one of the Examinates”. Bac. Eene Getuige t Gf iemand die in een Rechtsgeding gehoord word. EXAMTNERS , Officers in Chancery , who examine Witnefses upon Oath. Iemand die Getuigen on- der Eede hoort. EXANASTO’MOSIS , (of and m 5 , Gr. in Anatomy) an Opening the Mouths of Ves- sels , as Arteries , Veins, &c. Eene Opening aan de uiterste Einden der Vaten. EXANIMA’TION , ( L. ) actively, a depriving of Life; astonishing, despiriting, dismaying. Out- lyving , ontzieling ; V erbaastheid , Verslagenheid , ontroering . EXANIMA’TION , (pafsively) a Swooning., or fuch a finking of the Spirits, as is attended with the Lofs of Sense for fome Time. Eene Bezwyming , öf zo eene Verzwakking der Gees- ten, als voor eenigen Tyd met liet verlies van heir Verstand gepaard gaal". EXAN'NUAL Roll, a Roll in which Fines, which could not be levied within the Time, and des- perate Debts, were entered. Een Rölle waar in Boelens die op den> bepaalden Tyd niet gelieft konden worden, en kwaade Schulden , aangeté- kend wierden. EXANTHEM’ATA , ( i'é,civ$iy,ct7ct , Gr.) efflorescen- ces , or breakings out on the Skin , as in the Measles ox Small Pox. Uitslag , Puisten öf .Vlakken over het Lighaam, als in de Kinder - pokjes, Mazelen, enz. BXANTHEMA’TOUS , pustulous, eruptive, efflo- rescent^ discolouring or forming Pustules on the Skin. Puistig, Uitslag. EXA. EXC: To EXANTLATE , ( of exantlatus , of exantlo', L. )' to pump , to draw out ; ( Figuratively ) to ex- haust, to waste away. „These Seeds are wea- ried or exantlated”. Boyle. Putten, pompen , uithaaien-, (Figuurlyk) uitputten, wegslyten. EXARA’TION , ( L. ) a Ploughing. Omploeging, Ploeging. EXAR’CHOS, (in antient Writers) the Choragus , or he who fung first in the antient Chorus. De Voorzanger in de oude Choorzangen. EXAR’THREMA , ( ( s|a>pfpÉ///a , Gr. in Anatomy) EXAR’THROSIS , ƒ a Disjointing, aswhenaBo- ne is out of it’s proper Place. Eene Ontwrich- ting , uit het Lid wyking. EXARTICULA’TION, (L. ) putting a Bone out of Joint. Verstuiking, Ontwrichting. To EXAT’URATE , ( exaturatum , L. ) to fatiate, or fill an hungry Stomach. Verzaadigen , een hongerige Maag vullen. EXATURA’TION , (L. )a Satiating. Verzaadiging . To EXAUC’TüRATE , {exauctoratum , L. ) to dis- charge from an Office. Af danken , van ten Ampt ontslaan. EXAUCTORA’TION, a Discharging or putting out of Office or Service. Afdanking, afzetting. To EXAU’GURATE , (exauguratum , L. ) to make profane or unhallow. Ontheiligen. EXC. EXCALCEA’TION , ( among the Hebrews ) the Law of pulling off the Shoe. De Wet van het uit- trekken der Schoe. Zie Deut. XXV. f. 9. EXCALEFAC’TION, (L. ) a heating or warming. Verwarming , warming.. EXCAMBIA’TOR , (O. L )'an Exchanger of Land. Een verruilder van Landeryën. EXCANDES’CENCY , ( excandescentia , L.) great Heat, violent Anger. Oploopenheid , fnëlle Toor- nigheid , Opvliegendheid. EXCANDES’CENCY, (with Physicians) an Apt* nefs to fuch Pafsions of. the Mind as bring on real Distempers. Eene Onderworpenheid aan zulke Hartstdgten, die wézentiyke Ziektens ver- oorzaaken. To EXCAR’NATE , to Strip of Flesh. „ The Spleen is much more curiously excarnaced”. Gsew. Ontvleezen , het Vleesch . af haaien. EXCAR’NATED , become very kan. Vermagerd , mager geworden. To EXCARNIF’ICATE , ( excarnificatum , L. ) to butcher, to quarter, to cue one to Pieces. Lee- lyk mishandelen , grouwelyk pynigen , vierendee- 'len, iemand aan Stukken fnyden. EXCELCIS’MUS , (with Surgeons) a breaking of Bones EXA. Bones from the Surface downwards. Eene-Bree- hng der Beenderen van de Oppervlakte néder • waarts. EXCEPTION , ( in Pharmacy ) is the mixing or embodying of dry Powders with fome fort or Moisture. De Vermenging van drooge Eoeijers, mder een of andere V ochtigheid . EXCEPTIVE , ferving to except. Uitzonderende . EXCEPTIVE Propositions . (in Logick ) are fuch where the Thing is affirmed of the whole Sub- let, except fome one of the Inferiors of it, by adding a Particle of Exception. Uitzonderende Sluitrédenen ; als , een Gieregaard doet niets dat goed is , dan als hy ftërft. To EXCER’EBRATE , ( excerebration , L ) to beat out one’s Brains. Iemand de Hérzens uitstaan. EXCEREBRATION , a beating out one’s Brains. Het uitstaan der Hërzenen. The King's EXCHANGE, a Place in the Tower of London , appointed for the Exchange of Bul- lion , &c. ’s Konings IVifselbank voor BUlioen. EXCHEAT , Accident, SrzNC. Toéval. EXCIPIENT, (in Pharmacy ) the Ingredient which in compound Medicines receives all the rest ; as the Conserf in Eleftuaries, the Syrop in Bo- luses, &c. Een Inmëngzel ’t welk in faamen- gestëlde Geneesmiddelen, alle de overige als ver- slind. EXCIPULUM , a Receiver , a Chymical Vefsel. Een Ontvanger öf Recipiënt, in de Scheikunst, EXCLAMATION, (in Printing, and Grammar) a Point placed after an Exclamation. Een Ver - wanderings Téken , het geen agter een Uitroep of Verwondering dus ( ! ) geplaatst word. EXCLU’SA, ?(0. L ) a Sluice for Water. EXCLUS A’GIUM , } Een Sluis. EXCLUSION, (in Natural History) the Hatching or letting the Young out of the Egg. „ Per- fection and Maturity for exclusion ”. Ray. Kip- ping, het uitkomen van een Vogeltje uit het Ei. EXCLU’SORY , ( exclusorius ,L. ) that hath Power to exclude. Uitsluitende ; dat de Macht van uit- sluiten heeft. EXCOC’TED , (excoiïus ,L. ) thoroughly boiled or digested. Shakese. Gekookt , door en door ge- kookt öf verteerd. EXCOGITATION, (L. ) an Invention by thinking, a Device. Een Uitdenking, Uitvinding. EXCOMMUNICATO Capiendo, (in Law) a Writ directed to the Sheriff, from the Court of Chan- cery , for the apprehending one who has ftocd obstinately excommunicated forty Days , for imprisoning him without Bail or Main prize, ’till he be reclaimed. Een Bevel van de Kanse- laary aan den Schout , om iemand die veertig da- EXC. 517 gen liartnëkkig onder Excommunicatie' 'gestaan heeft , te vatten, en zonder eenige Borg voor hem aan te nemen , gevangen te zetten , tot dat hy cpge-eischt word. EXCOMMUNICATO Deliberando , a Writ to the Under-fheiïff , to deliver an excommunicated Person out of Prison. Een Bevel aan den On- der-fchout , om een Ge excommuniceer d Persoon uit de Gevangkenis te laatcn. EXCOMMUNICATO Recipiendo , a Writ where- by Persons excommunicated , that have been imprisoned for their Obstinacy, and have ille- gally gotten their Liberty, are commanded to be fought for, and imprisoned again. Een Ge- schrift waar by bevolen word, om Ge-excominu -• niceerde Persoonen , die cm hunne Hardnekkigheid gevangen gezéten , en op eene onwettige - Wy ze hun Vryheid gekrégen hebben, op te zoeken en wéder gevangen te zetten. EXCORIATION, (F. of L. ) a fleaing or pulling off the Skin. Filling , öf het af stroapen van de Huid. EXCOPJA’TION , (in Surgery) is when the Skin is torn , rubbed , or fretted off from the Flesh. Ontvelling. To EXCORTICATE , (of ex and corticatum, L. ) to bark , to pull off the outward Bark of Trees, Roots, &c. Schillen , Ontbasten', de bui- tenste Bast der Boomen, Wortelen, enz. afschil- len-, als méde Wortelen, Bloemen, Zaaden en' Kruiden van Vuilighéden zuiveren. Ta EXCRE’ATE, ( excreatum , L. ) to fpit out with reaching , to hank. Roghelen , Fluimen op- haalen. EXCREATION, (L.) a Braining in fpitting, hau- king. Rogheling., geroghel. EXCREMENTA, or EXCREMENTS of the Body , whatsoever is feparated from the Aliment, af- ter Digestion, and is to be thrown out of the Body,- as Spittle , Sweat, Snot, the Excrements of the Belly and Bladder, &c. Uitwerpsels van het Lighaam , als Spcg, Zweet , Snot, Afgang# Pis enz. EXCRE’SCENCE , I (of cxcrefcere, L. in Botany) EXCRE’SCENSY , 5* that which grows out of anot- her Thing; as the fpongy Substance called Jews -ear upon the Elder Root. Uitwas-, het geen uit iets anders groeid , als de Paddestoelen op den- Wortel van den Vlierboom. EXCRESCENCE, (in Surgery) a fleshy Tumour, or fuperfluous Flesh growing upon any Part of the Body. Een Uitwas, öf overtollig Vleesch dat cp eenig Deel van het Lighaam groeit , alt een Wen , Speenen , enz. EXCRES’CENT, ( excressens , L. ) fuperfluoufly or luxuriously growing out of a Thing. Weeldrig Wild groeijen . Ttt 3 EXCRE- S*i 8 EXR. EXE. EXCRETION, (in Physick ) the Separation of fe; . Excrements, or excretnentitious (Humours from , the Aliments of the Blood. De Afscheiding van de Uitwërpzels , 5f de uitwerpende Vechten van de Voedende ft off en des Bloeds. EXCRETION Bony , a Disease in Horses, when a Sort of Substance grows in the Bone of tb,e Leg, &c. Een ziekte der Paerden, als 'er een Soort 'van Stoffe in het Been van de Poot enz groeid. EXCRETIVE, ( excretivus , L.). having the Po- wer of feparating or rejecting Excrements , or excretnentitious Humours from the Body. Uit- werpende , dat een uitmërpent Vermogen heeft. EXCRETORY Vefsels, (in Anatomy) certain little Duels or Vefsels, destined for the reception of a Fluid, fecreted in certain Glandules, and other Vicera , for the Excretion of it in the appropriated Places. Uitwerpende Vaatjes , in een dierlyk - Lighaam. EXCRUCIATION, ( L. ) a tormenting, or put- ting to Pain. Quelling , Pyniging. EXCUBATION, (L.) Watching , Guarding. Wacht , bewaaking. To EXCUL’PATE, ( exsculpatum , L. ) to carve or engrave. Uitsnydm , Graveeren. EXCULPATION, an Apology or Vindication of one charged with a Fault; an endeavour to vindicate a Perfon from an Accusation. Eene Verdediging of Verschooning. EXCURSION , ( in Astronomy ) Zie ELONGA- TION. EXCUSATION, (L ) an excusing. Een Verfchoo- ning , Ontschuldiging. To EXCU’SS , (in Law) to feize and detain a Person's Property. Iemants Eigendom in Beslag neemen. EXCUS’SION . ( excufsio L. ) the of ACt Seizing. ,, If upon Excursion there be not Goods to fatifsy J ’. Ayliffe. In Beslag -neeming. EXCUTIA Veniriculi , the Stomach Brush, a Name given by modern Surgeons, to an Instrument made of fost Bristles, formed into a Bundle, and fixed upon a flexible Brafs wire, for clean- sing the Throat or even the Stomach. De Maagborstel. EXCU’TIENT, ( excutiens , L, ) fhaking off. Af- schudding. EXE. To EXE CATE, (execatum, L.) to cut off* or away. ■ Af - of weg -Jnyden. 3 * EXECA I ION , a cutting off, or away. Af - weg fnyding. J J EXECU’TIONE Facknda, (in Law) a Writ com- EXE. minding the Execution of a Tudgment Eon Bev'él tot Uitvoering van een Vonnfs. E XE CU ' TIONE Facjenda in Withernamiim , a Writ which hes for the taking of his Cattle, that formerly had conveyed another Man’s Cattle out of the County. Een Ordonnantie , om ie- mand die te vooren sens anders Vee uit het Graafschap gevoerd heeft , het zyne afteneemen. EX ECU TI ONE Judicii , a Writ direfled to the Judge of an inferior Court , commanding him to execute a Judgment therein, or to return reasonable Caufe why he delays the Execution. Len Geschrift aan een Rechter van een minder Gerechts- hof, waarby hem bevolen word een, Vonnis daar in vermeld ter uitvoer te brengen °J B° e de Réden te geven waarom hy het zelve uifr EXECUTIVE, 7 that which “ay bedone, or EXECUTORY, (■ JS able „ t0 do - Oeene uitga- J voert ëf gedaan kan worden. E,^ii CU FORE de fon tort ( L. ) one who takes upon him the Office of an Executor by Intru. sion , not being ordained by the Testator. Een die z tch als Executeur indringt , en door dsn 1 estamentmaaker daar niet toe aangestèid is. EXEDRiE , (in Antiquity) fuch Buildings as were distinct from the main Body of the Churches and yet within the Limits of the Church; also Halls or little Academies with feveral Seats Gebouwen die van de Kerken zelfs onderscheiden en echter binnen de Vryheid van de Kerk gelegen waren i als méde Zaaien of Kamers met verschel- de Zitplaatsen. EXEGESE (jftywig, Gr. a Figure in RhetorickA a Word used as an Explication of another; also a Discourse or Comment to explain any Book or Author s Writings. Een Woord het welk tot opheldering van een ander Woord gebruikt word - a Ji ™ Woorden Kbbz, Vader, alwaar hel Woord Vader de Exegesis öf Verklaaring van bet Sinscne Woord Abba is ; als mede eene Verhan- Ziï/cZÏÏfi t s at ° eMic,ine ™ EXEGESIS Numerosa aut Linealis, (in Algebra } is the numeral or lineal Solution or Extraction of Roots out of adfeóled Equations. Eene Talletterlyke of lymge Oplossing of Worteltrek- king, m de Algebra. EXEMPLIFICATIO’NE , (in Law) a Writ ®rant- ed for the exemplifying an Original. Een Ge- schrift het geen Vergunt word om een Afschrift na een Origineel te Jchryven. J EXEMPTION, (in Law) a Privilege to be free from Appearance or Service. Een Voorrecht om lemant van Verfchyning ëf Dienst te bevryden. EXEN I ERATION, (L.) an emboweliing. Ont - wying , cent Uitbetaling vail els Ingewanden. EXCER. EXE. EXF. EXG. EXIT. EXER’CENT, ( exercens , L.) that exercifcs or praflifes. ,, Ever excent Advocate ". Ayliffe. Oeffenende , pr aft ize erende. EXERCISES , (F. of exercitia , L. ) the Task of a Scholar at School, or of a young Student in the University. Oejfeningen. Themaas maaken. EXERGASFA, (ig?y«rui, Gr.) a Rhetorical Figu- re, when one Thing is often repeated, but with other Terms, Sentences, and Ornaments. Een Figuur in de Redeneerkunst , als een Ding dikwils herhaald word , doch met andere Uit- drukkingen , Spreuken en Bloempje s. EXERGUM, (among Antiquarians ) a little Space around or without the Figures of a Medal , left for the Inscription, Cypher, Device, Da- te, &c. Een klein Vakje op een Legpenning , een Uitspringing van een Been. EXTU’BEROUS , (L. ) Swelling or bunching out. Zwellende , of uitpuilende.. EXTUMfE , (O. L.) Relicks of Saints. Overblyf- zels der Heiligen. EXTUMES’CENCE. Zie EXTUBERATION. EXU. To EXU’BERATE , ( exuberatus , or exubero, L. ) to abound in the highest Degree. Overvloeije n^. ergens overvloedig in zyn , óf Overvloed van hebben. To EXU DATE , ( exudatum , L. ) to fweat out. Uit' zweeten. EXUF’FLICATE, blown. Shakesp. Geblaazsn, ge- waaid To EXULCERATE , ( exulcer er , F. exulceratum', L, ) to make a Sore to grow , or to turn to an Ulcer. Aan het Zweeren hëlpen , Zweering veroorZaaken. EXULCERA’TION, (L.) an Exulcerating, or tur- ning to an Ulcer. Een Zweering, een Gezwël dat zich tot Zweeren zet. EXULCERA’TORY , having a Tendency to prodm ce Ulcers. Töt Zweeren geneigt. EXUL’TANCE , Transport of Joy or Gladnefs. Ver » heuging , Vreugd , Blydschap , Gejuich. EXUNDA’TION, (L. ) an Overflowing. Overstroo- ming , een Watervloed , Inbreuk van ’t Water. EXUNGU’LATED , (exungulatus , L. ) having tb$ Hoofs pulled off. Nagelloos , Hoeveloos. EXUNGULA’ TiON , C among Chymists) the cut- ting off the white Part from the Leaves of Ro. ses. Het afsnyden van het Wit dat aan de Re? ze -bladen zit. EXUPERANCE , (exuperantia , L. ) a Surplus or greater Quantity. „ Which take off the Exupe- rance, and balance the Vigour”. Brown. Ètne Overmaatte óf grootere Veelheid. To EXU’PERATE, ( exuperatum , L. ) to get over*, to furpafs. Overtreffen. EXUPER.A’TION,an E'xellency or Surpafsing. Eene Overtrëffng. EXUSCITA’TiON, (L.) an awaking. Opwëkkijig . EXU'VLE , Cioaths put or left off: Spoils taken from. EXU. EY. EYA. EYE. from an Enemy; Pillage, Booty. Klederen die iemand afgelëgt , of uitgetrokken heeft ; RooJ , Buit. EXU’VIiE , (among Naturalists') are those Shells, &c. which are often found in the Bowels of the Earth. Schulpen , enz. die dikwils in de hi' gewanden der Aarde gevonden worden. EXUVIiE , the cast off Parts , or Coverings, of Animals , as the Skins of Serpents , Caterpillars , and other Insects. Het afgeschudde Vël der Slan- gen, Kapellen en andere Insecten. EY. EY, an Egg; also an Island. Een Ey, als méde , een Eyland. EYA. EY’AS , L( in Falconry ) a young Hawk just taken EY’ESS, S from the, Nest, not able to prey for it- self. ,, Little Eyases that cry out”. Shak. Een jonge Valk , die éven uit het Nest genomen is. EY’ASMUSKET. (in Falconry) a young unfledged male Hawk of the Musket kind. Een jonge vé- derlooze Nëstvalk. EYE. EYE, (in Architecture) the Middle of the Scroll of the jfonick Chapiter , cut in the Form of a lit- tle Rose; also any round Window, made in a Pediment, an Attick, the Reins of a Vault, or the like. Een Venster in een Verwulft, in de Gedaante van een Roos , enz, e EYE of a Dome, an Aperture at the Top of a Dome, it is usually covered with a Lanthorn. Eene Opening hoven in een Koepel , doorgaansch met een Lantaarn bedekt. EYE of the Volute, the Center of the volute, os Point in which the Helix , or Spiral of which it is formed commences. De Roos van ’t Gewulft. EYE, ( among Botanists) is that Part of the Plant where the Bud puts forth , or the Bud itself. Dat gedeelte van een Plant daar de Bot öf Knop uit schiet , öf de Knop zelve. EYE of a Pear , the Extremity opposite to the Stalk. De Kruin van e en Peer. EYE, ( in Printing) is fometimes used for the Thick - nefs of the Types; or more properly, it figni- fies the graving in relievo on the Top of the Letter, otherwise called its Face. Oog , in de Drukkonst word fomtyds gebruikt voor de Dikte van de Letter, iff ei gently k het ge snéden Opwé'rk boven aan een Letter. EYE, (among Jewellers) the Lustre and Brillancy of precious Stones. Het Water van een Diamant. EYE of the Branch of a Briddle , the uppermost Part of the Branch, which is fiat with a Hole in it, for joining the Branch to the Headstall. EY£ . EYN. EYR. EYT. KZA. EZE. 525 Oog öf Gat boven in de Steng van het' Bit van een Paerd. EYE of a Bean, (among Farriers) a black Speck or Mark in the Cavity of the Corner-teeth , which is formed there about the Age of five and a half and continues till feven or eight- De zwar- te Vlak öf het zwart Merk in de Holte van den Hoektand van een Paerd, ’t welk komt op den Ouderdom van vyf en een half Jaar. EYE -bright, (in Botany.) Zie EUPHRASY. EYE brow, (in Architetlure) a List, or Fillet. Een Opwé'rk, een Lyst öf platte Band. Bull's- EYE , ( in Astronomy. ) Zie ALDEBARAN. CafYEYE, (in Natural History.) Zie ASTERIA. EY E-drop , a Tear. Een Traan. EYE -flap, a little piece of Leather that' covers the Eye of a Coach-horse. Oog-lap. EYE’ LET , (willet, F. ) a Hole through which. Light may enter; a fmall Hole wrought in Li- nen. Een Licht-gat ; een Lus- öf Nestel- gat. EYE’SHOT , the look or glance of an Eye. Een Lonk , ’ t Gezigt van 't Oog. EYE-fpotted , marked with Spots like Eyes. „ Juno's Bird in her eye-fpotted Train ”. Spenc. Geoogt, als de Paauwestaarten. EY’ESS, (in Falconry.) Zie EYAS. EYE -firing , the Tendon or Nerve by which the Eye is held in its Place. De Oog Z énuw. EYE wink, a quick fhutting and opening of tbeEye 9 intended as a Sign or Token. Een Oog-wè'nk 3 een Wenk van he t Oog. EYN. EYNE, Eyes. Spekc. De Oogen. EYR. EYRAR , ( O. L. ) an Eyrie , or Nest of young Birds. Een Vogelnest. EYRISiE, airy, living in the Air. CriAuc. Luch- tig, in de Lucht leevende. EYT. EYTH , or ETH, easily. Gsmakkelyk, EZA. EZAN,(in the Mahometan Theology) a Hymn con- taining the Profefsion of their Faith , which is repeated five times a Day, to call the People to Prayers. Een Gezang by de Turken, bevat- tende de Bely denis van hun Geloof. EZE. EZEKIEL , a Canonical Book of the Old Testamen t. Ezechiel , één der Kanonieke Boeken van het Ou- de Testament, Vvv j EZEKIELS S i6 EZE. EZR. F. FA. FAB. FAC. EZEKIEL’S Reed, a Scripture Measure, in Length i Foot, ii Inches, and 328 'decimal Parts, or about one third of an Inch. De Meetroede van Ezechjël. EZR, EZRA , a Canonical Book of the Old Testament. Esra, een der Kanonieke Boeken van het Oude Testament. F. F At the End of a Doftor’s Bill, fignifies Fiat, t F. of f. op de Ordonnantiën der Dottooren be- tékend fiat ; ’t worde gemaakt. F. L. A. or/. / a. fignifies Fiat lege artis , or F. S. A. also/. J. a. Fiat J'ecundum artem , let it be done according to Art. Het worde naar de Konst gemaakt. F. (in Musick) the fourth Note of the Gamut; and when ftanding at the beginning of the Li- ne , the bafs ClefF. F. de vierde Noot in de Muziek , en voor aan de Régel betékent het de Sleu- tel van de Bas. F. as a Numeral Letter fignifies 40; and with a dash over it thus F. 40,000. F. als Tël-lëtter , be- tékend 40 ; en met een Streepje als F. daar over betékend het 40,000. F. as an Abbreviation ( in Musick j ftands for Forte , as ff. for forte, forte. F. in de Muziek beté- kent Sterk , gelyk ff. Jiërk , ftërk. F. on Roman Inscriptions and Medals, fignifies Fi- lius, Flamen, fecit; F. F. P. P. F. F. Forti fsi- mi, Piifsimi , Felicifsimi ; F, EL F., Fiori Here- des Fecerunt ; F. J. Fieri Juf sit ; F. L P. S. Fecit Libentifsime Pecunia Sua ; F. V. S. Fecit Foto Suscepto ; F. L. Flamen Flavius ; Fr. D. Frumenti Dandi ; F. F. Flando Feriündo ; Fel. Felix; Fort. Red. Fortunce Reduci ; Fouri. Fou- rius or Furius; Font. Fontejus ; Frugif. Fru - giferce. FA. FA, (in Musick) the fourth Note in the Scale or Gamut. Fa, de vierde Toon öf Noot in de Muziek. FA Finto , ( in Musick ) a feigned F. or a feint upon that Note. F-krnis. FAB. FABA, (in Botany) a Bean. Fen Boon . FABER, (in Ichthyology) the Doree, or John Do- ree. De Zee -haan, ook St. Pieters - visch ge- naamd. FABRICATION, (L.) the Aft of Building, Con- struftion. Saamenst tiling , Gestel , Maakzel , Bouwing. FAC. FACADE, 7 ( in Architecture) the Front or exte- FACE, S rior ParLof a great Building. De Facts , FAC. Kap , Front , of Voorgevel van een aanzienlyk Gebouw. FA'CE, (with Astrologers) the third Part of ever? Sign, attributed to fome Planet. Facie, Sf De- canatus , dus noemd men in de Stemkunde het derde Gedeelte van ieder Téken, wier Heerschap- py aan de Planeeten toege-eigent word. F ACES of the Bastion , ( in Fortification ) are the most advanced Parts toward the Field, or the Distan- ces between the Angle of the Shoulder and the Angle of the Flank. Standt öf Ge zicht s-Linien; de buitenste Liniën welke het Punt 'óf Spits van een Bolwerk formeeren. FACE of a Gun, the Superficies of the Metal at the Extremities of the Muzzle of the Piece. Vizier van een Snaphaan, öf Kanon. FACE of Plants , ( among Botanists ) their general Ap- pearance. De Gedaante öf het Aanzien der Planten. The FACE of a Place , ( in Fortification ) the Dis- tance between the Points of two neighbouring Bastions. De Afstant tufschen de twee naby leggende Bölwërken. To FACE ( Military Term) to turn the Face, and whole Body, according to the Word of Com- mand. Front maaken. FACET, ( facette , F ) a Surface; a Superficies cut into feveral Angles. ,. Like Diamonds cut in- to Facets”. Bacon. Vlaktens. „ Als Diamanten met Vlaktens ( Facetten) gesleepen ”. PACK , / ( Sea Term ) a Round of a Cable quoiled FAKE , 5 up out of the Way. Een Slag, van een Kabeltouw dat in Ringen öf Slagen opger'óld is. FACOND ( facundia , L. ) Speech , Eloquence. Ch. Cierlykheid van Taal, Welspreekenheid. FACTA Armorum , (L ) Feat of Arms , Justs , orTour- naments. Wapen - o effeningen, Toumooispeelen. FACTORS, (in Aritlmetick) are both the Num- bers given to be multiplied. FaCtores ; de Ge- tallen welke men met ëlkander multipliceerd. FA G-totum, (L. ) one who manages all Affairs in a Family : also a Thing to play with fo called; also a Printer’s Border for a Letter. Een Al- beschik ; een die alle Zaak en in een Huisgezin bestierd ; als méde zéker Speeltuig ; en ook , een Drukkers Rand voor een Letter. FACTUM, (in Aritlmetick) the Produft of two Quantities multiplied by each other. Het Ge- tal dat uit twee Veelhéden öf Getallen , die met ëlkander gemultipliceerd zyn, ontstaat. FACTURE,(/aS«ra, L. ) the making of any Thing, Het Maakzel , Gestël , öf de Gestalte van eenig Ding. FA’CULiE , ( among Astronomers) are certain Spots on the Disk of the Sun , which appear brighter than the rest of it’s Body. Zonne-fakkelen. FACUL* FAC. FAD. FM. FAG. The Court of FACULTIES , a Court of tire Arch- bishop of Canterbury , for granting Dispensa; tions to do what by Common Law cannot be done. Het Hof van Vergunningen, enz. FACULTY, (in Law ) a Privilege, or fpecial Po- wer, granted to a Man by Favour, Indulgen- ce , and Dispensation , to do that which by the Common Law he cannot do. Een Voorrecht öf Vergunning aan iemand om iets te doen , dat hem naar ' Rechten niet vry jlond. FACULTY Office the Place where fuch Dispen- sations are taken out. Het Kantoor der Vergun- ning s Brieven. FACUND, ( facundus , L.) eloquent. Cierlyk, wel - spreekend. FACUN’DIOUS , (Facundiosus , L. ) full of Eloquen- ce. Cierlykheid , Welspreekenheid. FACYON, Fashion. Chauc. Wyze, Manier , Mode. FAD. FADER, Father. Vader. FM. FjECFS , (T. ) 'Dregs , Grounds , Lees ; also the Excrements of the Body. Droefsem , Grondsop , Moer, Hef ; als méde de vuile Uitwerpsels uit het Lighaam. FiE’CES , (in Chymistry , & c. ) are the grofs Sub- stance which fettles after Fermentation , or re- mains after Distillation. T)e Droefsem of grove Staff e die zich na het Distilleer en op denGrondzët. FfE’CULfE , ( L. ) the Dregs which fubside in ve- getable Juices. De Droefsem die in de Groei- Jappen zit. FiECULENT , abounding with Feces or Dregs. Vo l van Droefsem. FAG. FAGARA, (in the Materia Medica) a Fruit brought from the East-Indies , much resembling the Cu- beb. Een Indiaansche Vrucht gelykende naar de Cubebe. FAGE, a merry Tale. Een Sprookje. FAGG, (in the Sea Language) the Ends of those Strands which do not go through the Tops, when a Cable or Rope is closed. De Krinkels öf Knobbels van een Kabel öf Touw die niet door de Steng gaan als de Kabel aangetrokken word. FAGONA , ( in Anatomy ) a conglomerate Gland. De Borst óf Mëlk-klier. FAGONIA , (in BotanfJ the Cretick-trefoil. Een vteemde Plant die dus genaamd word . FA GOl , was a Badge worn in Times of Popery, on the Sleeve of the upper Garments of fuch Persons as had recanted , and abjured Heresy. FAG. FAT. 527 Een Téken dat in Engeland in de R.oomsche Ty- den door die geene , die de toen genoemde Këttery herroepen en afgezwooren hadden, aan de Mouw van het Op'perhleed gedrdagen wiercl. FAG’OTS, ( Military Term ) are Men hired to mus» ter, by Officers whose Companies are not full. Basjankers , Volk dat by de Monstering verschynt zonder Soldaat te zyn. A FAG’OT of Steel , 120 lb. Weight. Een Gewicht van 120 pond Staal. FAG OTTINO , (Ital. in Mustek Books) a fingle Curtail , a Musical Instrument , fomewhat like a fmall Bafsoon. Een Musicaal Instrument , een Soort van een kleine Bas. FAGOTTO, (Ital. in Mustek Books') a double or large Bafs Curtail. Een Soort van een groo- te Bas. FA'GUS , (in Botany) the Beech-tree. De Boeken öf Beuken-boom. FAT. FAIL’ING of Record, (Law Term) is when the Defendant having a Day given him to prove a Matter by Record, he fails, or else brings in fuch a one,wich is no Bar to the Action. Man- kement van Bewys , in de Engelsche Rechten. FAIL’LIS , (in Heraldry) fome Failure or Frac- tion in an Ordinary, as if it were broken, or a Splinter taken from it. Een gebrooken Figuur in een Wapenschildt. A FAINT ABion, (in Law) a feigned Aftion. Een vercierde öf verdichte Zaak. FAINT Pleader, ( Law Term) a false and deceitful Pleader. Een bedriegelyk Advocaat. FAINT Vision, (in Opticks) is when a few Rays make up one Pencil, which tho J it may be dis- tinft, yet it is obscure and dark, at least not fo bright and ftrong, as if a greater Number of Rays met together. Een flaauw Gezigt , in de Optica. FAIRE , Happinefs , good Fortune. Cuauc. Welvaaren, Geluk, Voorspoed. FAIR -Pleading, I a Writ upon the Statute of Marl- FAIR Pleader, y borough , whereby it is provided , that no Fines fhall be taken of any Man for not pleading fairly , or to the Purpose. Een Or- donnantie op de Keure van Marlburg, waar in bedongen is dat niemand voor een Mifslag in een Pleidooi zal beboet worden. F AIRY-circle , or Ring, a Phenomenon pretty fre- quent in the Fields, &c. fupposed , by the Vul- gar to be traced by the Fairies in their Dances. Een Tover kring; zékere Kring die men dikwils in de~Velden vind , en die eenige vooronderstellen dat door de Weerlicht , en andere door de Mieren veroorzaakt word ; doch die het Gemeen gist dat doors 528 F AI. FAK. F AL. door de Toverhè'xen in hunne Danzeryën beloopen word. FAI’RY Sparks, or Shell-fire , an Appearance often feen on Cloaths in the Night. Vuurige Spran- ken , die men ’s Nagts op de Kléderen ziet . FMRY-fto?ie , (in Natural History ) a Stone of an hemispherical Figure found in Gravel-pits. Een Steen van een halfrond Figuur , die men in de Keizel-gruis Groeven vind. FAITOURS , Vagabonds. Spenc. Vagebonden, Land- loopers. FAK. FAKE, (Sea Term). Zie FACK. FA’KIR , a Sort of religious Pilgrims, among the Mahometans. Fakirs , een Soort van Pelgrims onder de Turken. FAL. kat A’STA h(0. L.) a fteep Bank , Hill, or Shore •p » r a ’ 7 T a * £ by the Sea fide. Een Steilte, Berg öf ’3 Strand, aan de Zeekant. FAL’CADE, ( Falquer , F. in the Manege) that Ac- tion of the Haunches and Legs of a Horse, whe- rein they bend low on a Stop and a half Stop. De Rewee ging van de Heupen en Schërikelen van ten Paerd , waar in ze zich zeer diep buigen als men het Paerd ophoud. FAL’CATED, (falcatus, L. ) crooked, bowed like a Scythe or Reaping-hook : The Moon is faid to be falcated , when in the first or las Quarter. Sysvörmig , Sikkelst vyze , in de Gedaante van ' een Sikkel. FALCA’TION, ( L. ) Crookednefs ; a Mowing or Cut- ting with a Bill or Hook. Kromheid ; een Maai - jing öf Snyding met een Sys öf kromme Blaak. FALCATU’RA, (O. L. ) one Day’s Mowing, per- form’d by an inferior Tenant, as a Customary Service to his Lord. Het geen op eenen Dag gemaait is, enz. FALCINEL’LUS , (in Ornithology) a Bird called by fome the black Heron. Zékere Vogel van dien Naam , van groote als een gemeene Ryger. FALCON , ( Faucon , F. Falco, L.) a large Sort of Hawk. Een Valk. FALDA, (O. L.) a Sheep-fold. Een Schaap s-kooi. FAL’DAGE , ( faldagium , L. Barb ) the Privilege of fetting up Folds for Sheep in any Field Een Voorrecht om Schnaps -kooi] en in een Veld op te Jlaan. FALDEE, I a Composition paid by Tenants for FALDFEE, S this Privilege. Gelden die Jaarlyks door de Hoevenaars 'öf Bruikers voor die Vryheid betaald worden. FAL’DING, a Kind of coarse Cloth. Een Soort van grbf Laaken . FAL. FAL’DISDORY-, the Bishop’s Seat or Throne wi- thin the Chancel. De Zétel öf Troon in den Kantsel. FAL'ERA , a Disease in Hawks. Een Ziekte der Valken. FALE. Failure, Fault. Chauc. Een Mif slag. Fout. A FALL , (in Astrology) is an efsential Debility in a Planet, when it is opposite to the Place of it’s Exaltation. Eene Valling öf wézentlyke Zwak- heid in een Planeet, enz. FALL, a Measure of lenght used in Scotland, and con- taining fix Ell of that Country. Een Schotsche lengte Maat , houdende zes van hunne Ellen. i FALL , ( in the Sea Language ) that Part of the Ro- pe of a Tackle, which is hauled upon. Dat Ge- deelte van het Touw van een. Takel dat opgehaali word. FALLACIL’OQUENCE , (fallaciloquentia, L. ) de- ceitful Speech. Een .ingewikkelde , bedrieglyks manier van Spreeken. FAL’LING, an Indenting, or Hollow in a Surface. ,, The feveral Prominences and falling in of the Features ”, Addis. Invalling wnn eene Opper- vlakte. FAL’LING Evil, a Disease in Horses. Vallende - ziekte , zékere Ziekte der Paerden. FAL’LING Sicknefs. Zie EPILEPSY. FALLO’PIAN Tubes, ( among Anatomists) are two Vefsels on each Side the Womb fo called from Fallopius, who first discovered them. Fallc- piaansche Vaten ; twee Vaten aan ieder zyde van de Baarmoeder , die hun Naam ontkenen van Fallopius die dezelve het eerst ojitdëkt heeft. To FAL’LOW, to prepare Land by plowing, long before it is plowed for fowing. Braaken ; het Land beploegen om het zelve Braak te laaten leggen. FAL’LOW Smit er , £a Bird. Het Witbuikje , zéker FAL’LOW Finch, y klein Vogeltje. FAL’SE Bray, (in Fortification) a Space about two or three Fathom broad, round the Foot of. the Rampart on the Outside. Faufe-braye de Wal- gang , Onder-wal. FAL’SE Conception, a Lump of ihapelefs Flesh, &c> bred in the Womb. Een Wanbevnichting „ Moerkalf. FAL’SE Keel, (in a Ship) is a fecond Keel, which is fometimes put under the first , to make it deeper. Een looze Kiel. FAL'SE Muster , ( Military Term) is when fuch Men pafs in a Review as are not aftually listed as Soldiers. Een valsche Monstering. FAL’SE Oiiarter , (among Farriers) is a Rift or CraciTin the Hoof of a Horse, which is an un- found FAL. FAM. ' found Quarter feeming like a Piece put : in, and not entire. Een Scheur of Spleet in de Hoef van ee?i Paerd. FAI/SE Roof, (of a House ) is that Part which is between the upper Rooms and the Covering. Een loos Dak. \FAL’SE Stem , (in a Ship ) when, the Stem being too flat, another is fastened to it. Een Looze Boeg öf Voorsteeven. PAUSED , falsified. Vervalscht. FAL’SED his Blows, m ade Feints. Spenc. Uitvluch- ten gemaakt. FAl/SET",' Falshood. Chauc. Valschheid. FALSIFICATION, (F. ofL.) a making false, or not Handing to one’s Word; a Forging, a So- phistication. yatscnneiui vervuld lung , namaa king, nabootsing. Te FAL’SIFY a Thrust, (in Fencing ) is to make a feigned Pafs. Een looze Pas maaken. FAL’SIN, to deceive. Chauc. Bedriegen. FAL’SO Bordono , ( in Mustek ) the Burden or Ground-bafs of a Song when it is not exact to the Rules of Harmony. Valsche Grond-b as. FAL’SO Judicio , (L. in Law ) a Writ which lies for false Judgment given in the County Court, Court Baron , and other Courts that are not of Record. Een Geschrift tégen een verkeerd Von- nis, dat door een van de laage Gerechtshoven ge- geeven is. FAL’SO Retorno Brevium , a Writ lying against the Sheriff, for making a false Return of Writs. Een Geschrift tégen een Hoofdschout , die een valsch 'öf verkeerd Antwoord op de aan hem ge- zondene Lastbrieven geeft. To FALTER , to fife or cleanse the Corn over again. Chauc. Overziften , het Koorn wel van Vuiligheid zuiveren. -FALX, (L. ) a Hook or Bill. Een Sys, Sikkel, 01 n Koorn te maaijen öf Hooi te Jnyden. FALX, (among Anatomists ) a Doubling of the Du- ra Mater , like a Sickle , annexed below the third Cavity. De Sikkelvörmige holligheid in ’t Bekkeneel. FAM. FAM'BLES , Hands. Handen. FAM’BLE Cheats, Gloves. Handschoenen. FAM’iCIDE, ( famicida , L. ) a Slanderer. Een Las- teraar. ^FAMIL’IAR, a Spirit or Devil fupposed to at- tend upon Wizards , Witches , &c. Een ge- meenzaame Geest ; Spiritus familiaris. To FAM 1 LTARISE one's felf , ( fe familiariser , F.) to make one’s felf familiar. Zich met iemand gemeenzaam maaken , gemeenzaam aanstellen. FAM. FAN. 529 FAMIL’IARS of the Inquisition , People that afsist in the Apprehending of fuch Persons as are ac- cused, and carry them to Prison. Gerechts Die- naars, öf eigentlyk de Spionnen van da Inquisitie. FAMILY of Love, /a Sefl which fprang up about FAMILISTS, f the Year 1556, Followers of H. Nicolas , whose chief Tenet was , that Christ was already come to Judgment. Familisten , of het Huisgezin der Liefde , de Naam van zéke- re oude Gezintheid van Christenen. FA’MOUSED, made famous. Shakesp. Beroemd ge- maakt. FAM’ULERS , ( q. d. famulatores , L ) Helpers „ Domestick Servants. Gemeens Dienstboden. FAN. FAN 'AM , a Coin at Meslupatan, in India, 15 of which make a Pagod of Gold. Een Munt te Meslupatan in Indiên, ter waarde van omtrëni zeven 'Stuivers Hollandsch; waar van de 15 , een Goude Pagod uitmaaken. FANDE, found. Chauc. Gevonden. FANE, (F. Fanum, L. ) a Temple or Place devoted to religious Worship. Een Tempel öf Kërk. FAN’FARON, (F.) a Bully, a Heftor. Een Pocher , Zwetser, IVindbreeker. FANFARONNADE , a bluster; an Ostentatious fliew or boast of a Person’s Abilities and Virtues. Pochery , Snorkery. FANGOT , a Quantity of Wares ; as Raw Silk , &c. containing from one to two hundred Weight three Quarters. Een Veelheid van Waaren ; a Is ruuwe Zyde , enz. houdende van één tot twee hon- derd en drie quart Pont gewicht » FANGS, the long Tusks of a Boar; the Nails or Claws of a Bird or Beast. De Slag-tanden van een wild Varken ; de Nagels of Klaauwen van een Vogel öf Beest. FANGS, (in Botany) the Shoots or Tendrils by means of which one Plant takes hold of another. Klawierm der Planten. FA’NION , (Ital.) a Banner borne by a Soldier of each Brigade of a Horse and Foot, at the Head of the Baggage. Een Vaandel , Banier. FANNATIO , ( Old Law) the Fawning -time, or FenGe-month in Forests. De Wërp tyd der Hér- ten , en Rheën , öf ook de Bronstydt. FANTA’SIA , (Ital. in Mustek Books) a kind of Air, in which the Composer is not tied up to fuch ftriél Rules, as in the most other Airs, but is allowed all the Freedom of Fancy or In- vention that can reasonably be desired. This Title is given to fome Sonata’s. Een Fantasie, öf Caprice in de Muziek. FANTASTICAL Colours. Z e EMPHATICAL Co- lours. ‘ X x x FAN- 530 FAN. FAO. FAF. FAR. FAN' TOME Corn, lank or light Corn. Schraal of ligt Room. FAO. FAONA’TIO, (of faonner , F. ) a fawning or brin- ging forth Young, as Does or Hinds do. Wer- ping ; Jongen werpen , fpreekende van Hin- den, enz . FAP. FAPESMO’, (in Logick ) is the fourth imperfect Mood of the first Figure of a Categorical Syl- logifin, wherein the first Proposition is an uni- versal Affirmative , the fecond an universal Ne- gative and the third a particular Negative. De vierde onvolmaakte (Modus) IVyze van de eerste Figuur van eene fteliige Sluitréden , waar in het eerste Voorstel algemeen bevestigende , hen tweede algemeen ontkennende » en het derde bij- zonder ontkennende is. FAR. FAR , ( in Horsemanship ) the rigt Side of a Horse. De rechter zyde van een Paerd , as the Far Foot, the Far fhoulder, &c. Als de rechter Voet, de rechterschouder, enz. A FA’RANDMAN, a Merchant , Traveller, &c. Een Reizend Koopman , een Reiziger. Fighting FARAND , in a fighting Humour. In een vechtende Luim , in een Vechtend Humeur. FAR’ANLY, handfome. Mooi, fraai. To FARGE, to paint the Face. Chatjc. Planketten . To FARCE, (farcir, F. farcio , L. ) to stuf with different Ingredients. ” Opvullen, als een Gms met Kastanjes, enz. FAR’CES , (in Cookery ) Meat, Herbs, Spice, chopped fmall to stuff Flesh, Fowl,, or Fish. Op- vulzels. FARCIMIN’ALIS Tunica , (L. in Anatomy ) , a Coat of a Child in the Womb, which receives the Urine from the Bladder. Het Pis - vlies. FARCTUS, (among BotaniJI. ) Stuffed. Gevuld ; dat niet hol ‘óf lédig is. Water FAR’CY , a Swelling under a Horse’s Belly and Chaps. Een Gezwel onder de Buik., en Kinnebakken van een Paerd. FAR’CY , ( farcin , F. farcina , Ital. ) a Disease in Horses or Oxen , which vitiates their Mafs of Blood. Vaarnen ; P aerden fchurft , Kraauwsel. FAR DiNG Deal of Land, FAECUNDEL, } the fourth Parth of an C Acre. Een vierde Ge- il deelte van een Akker * To FARE , to go. Spenc. Gam. FARFARA , ( in Botany ) the Herb foie- foot. Hof - blad. ÏARFETCH.j a Stratagem , or Artifice. Een JLisu FAR. FAS. FARINA Foecundans , (among Botanists) the im- pregnating Meal or Dust on the Apices or Anthers of Flowers. Stuif -meel, Stuif- zaad; defyne Poeijer öf het Meel dat op de Helmpjes der Bloemen zit ; het welk tót bevruchting van het l ruchtbeginzel Jlrekt. ö FARINA’CEOUS , (of farina, L. Meal) belonging to Meal , mealy. Meelig , meelachtig. r"? D . uty Six -pence paid to the FA KLEY , $ Lord of the Manor of West ■ Slapten in Devonshire. Een Impost van vyf en een halve Stuiver, die aan den Heer van West ■ Siapton ». in het Graafschap Devonshire in .Engeland be- taald word. FARON, a Sort of Game. Far on , een Soort van Spel. FARRA’GINOUS , compofed of different Things. Uit verschelde Dingen faamen gejlè'ld, FARRA’GO, a Mixture of feveral Sorts of Grain together, Mesling, Bollimong. Mengelmoes ^ een Rommelzoo. ' FARREATION , (in Antiquity) Zie CONFAR- REATION. FARRIERY, the Art of trimming the Feet, and Curing diseased Horses. Het Hoefsméden , en het geneezen van de Ziektens der Poerden. FASCES (L.) Axes tied up in a Bundle with Rods or Staves , and borne before the Roman Magi- strates , as an Ensign or Badge of Authority^ De Bondels Bylen die met Roeden vast ge- bonden waren , en voorheen voor de Roomsche Overheden gedragen wier den. FASCETS, (in Glafsmaking) che Irons, thrust into the Mouths of Bottles, in order to convey them into the annealing Tower. Fascetten ; de Tzers die in de Monden van de Flefsen gestoken wor- den, om ze in den Oven te zetten FARTHELLING Lines, Zie FURLING Lines. FAS. FAS’CIA, (L.) a Swathe or Swaddling Band. Band, Zwachtel. FAS’CIA, (in Heraldry). Zie FESSE. Een FASCIA , ( in Masonry ) the jutting out of the Bricks- over the Windows. De Laag Steenen die in een ■ . Gebouw over de Vensters uitsteekt FAS’CL/E, (in Architecture) three Bands of which; the Architrave is composed. Banden ‘ óf Lys- ten ; de drie Banden waar uit den Architraaf fan* mengestëld is. FAS’CIiE, (among Astronomers) are certain Rows- of Spots in the Planet Mars, which appear li- ke Swathes about his Body. Zéke Ryèn van heldere Vlakjes in den Planeet Mars , die zich als FAS. * GSrdtls }f Riemen m Sjn Ligharn tin- toonen. eracrTA Tata /(L. in Anatomy) a Muscle FASCIALIS Lotus, \ which moves the Legs. De l Vleesch-Jpier öf breede Windel-fpm ; een Spier die bet Been beweegt. wA^fTA’T K ( L. in Anatomy) the Name of an- FAS othe. M’usile of the Ug De Snym-fpier; ». Spier van het Scheen-been, FA$CIATE , ( among Botanists) flat, like a Fillet. Plat ■ als een vlakke Band. FASC 1 ATE Plant. Eene plat ftèngige Plant ; eene Plant met een platte breede Steng of otaak. FA^CIATED , (in Architecture ) adorned with a 1 Baud or Fillet. Met een Band of Lyst vercierd. FASCIA’TED , (in Surgery) bound with Fillets» Gezwachteld. FASCIATION, (in Surgery) a Swathine, or bin- ding up with Twaddling Bands. Zwachtelmg , Opbinding. FASCIC’ULAR, ( fascicularis , L.) belonging to a Bundle or Fardel. Als een Éondel jaamen ge' bonden; tot een Bondel behoorende. FASCICULUS, (in Medecine ) a Handful, or ac- cording to fome , as much as can be taken up between the Finger and the Thumb. Een Hand- vol; öf 20 als andere willen zo veel als tufschen de Vinger en de Duim kan genomen worden . FASCICULUS , ( among Botanist . ) Bloemen die in één Tros digi by elkander Jlaan en aan één Plant groeijen , als de Duizendschoon. FAS’GUNTIDE , Fasting-tide , Shrovetuesday , the Beginning of L ent. Vasten-avond. FASHION Pieces, ( in a Ship) are Pieces of Tim- ber which make up the Breadth of the Stern. De Houten die de Breette van de Agterstéven formeeren. FASHION 1 ST , I a Person who invents or fol- FASHTON Monger , $ lows the Fashions or new M- des. Een die de nieuwe Modens uitvind , öf dezelve navdlgt. FASHIONS, a Diseases in Horses. Zie FARCY". FAST, {Sea Term) is a Rope to fasten a Boat or Ship. Een Touw om een Boot 'óf Schip vast te leggen. $ AST -Country , FAST -Ground, (among Miners,) Zie SHELF. FASTENS Een , or Even. Zie FASGUNTIDE. FASTERMANS, (among the Old Saxons) Pledges or Bondsmen, who were answerable for each others good Behaviour. Verhandelingen die voor elkanders goed Gedrag aanspreekelyk waren. FASTI , the Roman Calendar. De Roomsche AL manach. FA S. FAT. FAü. 531 FASTI Dies, (L. ) Days that the Lawyers were admitted to plead in. Rechtdagen, Zitdagen. FASTI Confulares , {in Roman Antiquity) i Tablet or Cronide , wherein the feverai Years were denoted, by the respeétive Consuls, with the principal Events that happened during their Consulship. Tafels 'öf Jaarboeken, waar in de Jaaren van de Re geering der Burgermeesters , en al het geene geduurende hun Bestier , merk- waardig voorviel , wierd aangetékend. FASTFGIA , (L.) the Tops of Plants, Flowers, or any Thing else. De Toppen der Planten, Bloemen, öf eenig ander Ding. FASTIGIATUS Flos, {among Botanists.) Een vlak afloopende Bloem ; een Plant waar aan de ver- gaderde Bloemen van hoven éven hoog zyn, als öf ze Waterpas afgesnéden waren. FASTiNG-Men. Zie FASTERMANS. FASTUQUS , (fastueux ,F.o{ fastuosus, L.) proud, disdainful. Grootsch, Verwaand, Opgeblaazen. FASTUOUSNESS, Pride, Disdain. Trotsheid , Ver- waandheid. FAT. FAT , ( in Sea Language ) broad : Thus , if the Tuck of a Ship’s Quarter be deep , they fay, She has a fat Quarter. Breedt. FATALISM, the Do&rine of Fate , or Opinion that the Occurances of Life and Products of Nature are established by an unalterable Necefsity. Noodlootig , onvermydelyk , door het Noodlot be- paald. FATALIST, one who believes and maintains that all Things happen by invincible Necefsity. Een die geloofd en [taande houd dat alle Dingen door onvermydelyke Noodzaakelykheid gebeuren. FATHER Lasher, (in Ichthyology) a Kind of Fish. Zékere Visch die dus genaamd voord. FAT’LING, a young Animal fatted for Slaughter. Een jong gemest Beest. To FAT’UATE, {fatuatum , L.) to play the Fool or Simpleton. Voor zót fpeelen ,■ zich zót aan- stellen. FATUTTY , (fatuitas L.) Simplenefs, Foolish- reff, Zotheid, Gekheid, Dwaasheid. FATUOUS, ftupid, foolish, Dom ,zöttelyk , dwaas. FATUUS Tgnus , (in Physiology) a Meteor other- wise called Will with a Wisp. Een Dwaal- licht, Stalkaars. FATWITTED , heavy , dull , ftupid. Zwaarmoedig, dof, vadsig. FAU. FAU’FEL, (in Botany) the Fruit of a Species of Palm-tree. Een Vrucht die aan een Soon van, Palmboomen groeidd - Xxx 2 FAVL 53-2 FAV. F AW. FAX. FAY. FE. FAVIFORM , fomething resembling a Honey-comb. In de gedaante van een Honing- raadt. FAVISSvE . ( in Roman Antiquity) C isterns of Water about the Temples; also Cellars under Ground, where they laid up old decay d 1 hings j as , Statues and Presents. Water -kommen om de Tempels ; als méde , onderaardsche Kelders öf • Verwulfsels , waar in de vervalle Beelden en Tempel-giften geborgen wier den. FAV1ROUS , favourable. Chauc. Gunstig. FAUNS , (among the antient Romans ) a Kind of rural Deities. Boschgoden , Saters. FAUNTEKINS , little Infants. Kinderkens , kleins Kinderen. FAVCFNIAN, belonging to Favonius , the Western Wind. Westwindig. FAVORITE, (in Musick.) Zie CHORO Favorite. FAUSE, (faux , F. ) false, cunning, fubtil. Valsch, listig., FAUSETUM, a Musical Pipe or Flute. Een Fluit. FAUSSE-J 'raye. Z ie FALSE-tray. FAUST , ( faustus , L. ) lucky. Gelukkig , voor- spoedig ; dat iemand geluk aanbrëngt. FAUST’ITUDE, (faustitudo , L. ) Happinefs, Luc- kinefs. Geluk, Voorspoed. E-FA-UT, the feventh or last Note of the three Septenaries of the Scale of Musick, called Gawi- ïit. F-fa-ut, de zevende of laatste Noot in de Muziek. FAUX, (among Botanists) the Gorge or Pipe of a Flower. De Keel öf Rache van . ten Bloem ; te weeten de . Opening öf gaping der Pyp van de Bloemkrans. FAW. PAW, fain , glad , chearful , joyful. Chauc. Ely- moedigi vrolyk. A FAWN, ( faon , L ) a Buck or Doe of the first Year. Een Rhee kalf, een Rhee van het eerste Jaar. FAWNS. Zie FAUNS. FAX, FAX, Hair. Haair. FAY* FAY, (Fee , F. )' a Fairy. Een Tovergodin , Tover- nimph. FAY’TOR , (faiseur , F.) a Doer. Seekc, Een MaakerA FAY’TOURS , idle Fellows , Vagabonds. Ledig * gangers , Land-loopers.] FE. FE’ j (Span.) Faith. Geloof FE. FEA. FEB. FEC. Auto de FE’. Zie AUTO DA FE’E. FEA. FEABS , or Fea-berries , Goose-berries. Kruis - be- zien, Doorn-béziën. To FEAGUE, to Whip, chastise, or beat. Gees - selen, kastyden , Jlaan. FEAL , (fidele , F. ) Tenants by Knights Service were wont to fwear to their Lord , to be Fed and Leal , i. e. faithfxl and loyal. Getrouw. To FEAL , to hide. Verbergen ; geheim houden. To FEAREN , to frighten. Spfnc. Verschrikken , vervaard maaken. FEATHER of a Horse , a Sort of natural frizling of the Hair, on the Forehead, resembling an Ear of Barley. Een Soort van gekruld éHaair aan '& Voorhoofd van een Paerd. Prince's FEATHER , ( in Botany . ) Zie AMA- RANTH. Mid-FEATHER , (in the Salt-works) the Partition in the middle of the Furnace, which it divided into two Chambers. Plet Middelschot van hett Stookhuis , dat het zelve in tweè'n verdeeld, in de Zout-groeven. To cut a FEATHER, (Sea Phrase) is when a Ship makes the Sea foam before her. Zeeschuim ver- wekken door het Zeilen. FEATH’ER-Jop-gro/r, ( in Botany) an Herb. Veder-’ helm gras ; een Plant. FERTHEK-edg'd-boards , (among Carpenters, &?c. ) Boards which are thicker on one Edge than the other. Planken die aan . de eene Kant dikker zyn dan aan de andere. FEA’VOUROUS , feverish. Shak. Koortsig. FEB. FEB’RIFUGE , ( F. febrifuga , L. ) a Medicine which, cures a Fever. Koortsverdryvende. FE’BRILE, constituting, or proceeding from a Fever. Koortsver wekkende , öf daar uit voortkomende. ^EBRUA’TION, (L. ) a purifying or cleansing by Sacrifice. Zuivering , Reiniging , Verzoening door Offerhanden. FEC. FE’CIAL, ( feci alls , L.) Pertaining to a Herald at Arms., Dat töt een Herout behoord. FECFALES, (L.) Heralds at Arms among the Ro- mans, whose Office it was to denounce War or Peace. Herouten , Krygsverkondigers Öf Aan- zeggers van den Oorlog. FECULA , (in Pharmacy) a Form of Medicine* consisting of the Faeces of Vegetable Juices. Slym-poeijer, FECÜ- FEC. FED. FEE. FEG. FEL FECULENT, abounding with Faeces or Dregs. Sly- mig, Droefsem achtig. FECUND, {facond , F. fcecundus , L. ) fruitful, plenteous., Vruchtbaar. FECUN’DATION , the Aft of making fruitful. ,, As a Medicine of Fecundation”. Broww. Vrucht - baarmaaking. FED. FEDERATION , ( L. ) a Covenanting. Verbond * maaking. FEDITY, ( fxditas , L. ) Foulnefs, Filthinefs, Nas- tinefs. Vuiligheid , Morsigheid, Stinkentheid . FEE. FEE. Reward or Wages given to one for doing his Office. Loon , verdiend Geld. FEE, (in Law) all fucb Lands which [are held by perpetual Right. Leen , Erf bezit. FEE Simple , is an absolute Estate, which is given in these Terms; To him and his Heirs for ever . Een onbepaald Leen,. FEE Tail , is a conditional Estate , that is , fuch whereof we are feized to us , and our Heirs with Limitation. Een bepaald Leen. FEE Farm, Land held of another in Fee, that is, for ever to himself and his Heirs, paying a certain yearly Rent out of it. Leen' onderhévige Landeryën; Landeryën die men voor zich en zy- ne Erfgenamen heeft , doch waar van men ’s Jaar » lyks eenige Gëlden betaalen móet. To FEE, to winnow. Wannen, ziften. FEE’LERS , ( in Natural. History ) the Horns or Antenn® of Inserts, whereby they grope out their Way, and clean their Eyes. De Hoorns, waar méde de Natuur de Hoofden der gekorve Diertjes voorzien heeft. FEER, a Companion ; also Fire. Een Medgezelt als méde Vuur. FEG. FEG, fair, handsome, clean. Fraai , fchoon , nit. FEGA’RY ( Vagary , h vagando, L. ) a roving or roaming about. Omzwërving, FEL To FEIGE, to carp at. Bedillen, berispen. FEINT, ( feinte , F. ) Disguise, false' Shew. Vein- sery, Ontveinzing, Geveinsdheid. A FEINT , (in Musich ) a Semitone. Een halve Toon. A FEINT , ( in Fencing ) is when an Offer is made at one Part, and a real Pafs at another. Een Fint , een looze Stoot. A FEIST , a Fart without Noise. Een Veest » FEL FEL, 500 FEJSUS, (O L.) a fmall Bundle or Armful , as"of L yi’ & c * Een Bosje of Bundeltje, van Kruiden, Bloemen , enz. FEL. FELAPTON, (in Logick) a Technical Word, de- moting the fecond Mood of the third Figure o a categorical Syllogism , wherein the first Proposition is an universal Negative, the fe- cond an universal Affirmative, the third a par- icu ar Negative. Een Konstwoord, betékenende de tweede Modus van de dërde Figuur eener Ca - tagorische SIStréden , waar in de eerste Stelling algemeen Ontkennende , de tweede algemeen Stel- lende, en de dér de by zonder Ontkënnende is. ^^^umlschap ^ e ^ 0W£ ^T' Gemeenschap , méde ge - FELDFARE , ( in Ornithology ) a Kind of Bird. Een -soort van een Lyster. FELIN, to feel. Ciiauc. His V eel , mcenig - V oelèn , tasten. FELINE, (felinus , L. ) resembling a Cat. fail which is feline”. Grew. Kat-achtig FELIS . ( L. ) a Cat. Een Kat. FELLE ,1 many, manifold. Chau c vuldig. FELLIE , cruelly. Chauc. Wreedelyk. FELL1FLUOUS, {fellifluus , L.) flowing or firea- m.ng with Gall. Gal-achtig , vol Gal, van Gal overloopende. FKMnw he who lets them FEW TERER , f loose in a Chace. De Opzichter over de Honden , die dezelve op de Jacht l Ss laat, FEW. To FEW , to change. Wifselen, ruilen , veranderen • FEW, a Tenure in Scotland, called also Few ferm, whereby Lands are held , paying a Sort of Duty called Feuda firma. Zékere Leengoederen in Schot- land, die een Soort van Erfpacht betaalenmoeten, FEX. FEX, Dregs or Settlings at the Bottom. Gist of Droefsein van Wyn 'óf Bier. FEY. To FEY it, Ito do any Thing notably. lets To FE 1 GH it, ƒ merkwaardigs of grootsch verrigten. To FEY Meadaws , Ponds , &c. to cleanse them. Weiden, Vyvers , enz. ophaaien, zuiveren. FF. FF, (in Musick Books ) fiands for Forte forte , and dignifies very loud. FF. in de Muziek , beté- kent forte forte, datis, zeer Jlêrk. FIA. FIASCO, an Italian Measure for Wine or Beer. Een Italiaansche Vocht maat. FIAT, (in Law ) a fhort Order or Warrant figned by a Judge, for making out and .allowing cer- tain Procefses. Een Order van den Rechter om, een Procés te beginnen. FIAT Justicia, let Justice be done. Dat Récht ge- daan worde. FIAUNCE, Affiance. Chauc. Vertrouwen. FIAUNT, Warrant, Spenc. Volmacht, Lastbrief, FIAUTO, (Ital.) a Flute. Een Fluit. FIAUTO traverse , ( Ital. ) aj German Flute. Een, Dwarsfluit. Y y 7 FIBER. 53 S FIB. FIC. FID. FIB. To FIB, CO beat. Slaan. FIBER, (in Zoology) the Beaver. De Bever. 1 Bill A Auris . (in Anatomy) the lower Part of the Ear. Het Lelletje van het Oor. IVBRARIiE , (in Natural History) a Clafs of Fos- sils, not inflammable nor foluble in Water. Een Soort va?i Fofsilia , die niet verbrand noch in Water ontbonden kunnen worden. Fl’BRES-, (in Anatomy) are round oblong Vefsels, by which the animal Spirits are conveyed to all Parts of the Body. Vézels , Vézelingen. I.BRlL’LiE, (in Anatomy) the Fibrils, or fmal- iest Threads of which Fibres consist. De Haant- jes of dunste Draadtjes waar uit de Vézels be- staan. FiB’ULA, (in Anatomy.) Zie CANNA Minor. FIB’ULjEUS, (in Anatomy) a Muscle of the Leg. De Kuit-beens-fpier. FIC. FICARIA, (in Botany ) Fig-wort , Pile-wort. Speen- kruid, kleine Gouwe. FICE’DULA, (in Ornithology) a Gold-finch; also the Fig -pecker. Een Puttertje ; als méde de Vy g-eeter. FICHE’, (in Heraldry.) Zie FITCHEE. FICOIDES , (in Botany) an African Plant, Een Africaansch Plantsgewas , waar van verschelde Soorten zyn. FICTILE, (fittilis , L. ) earthen, or made of Earth. Van Aarde öf Klei gemaakt. FI’CUS, (in Botany) the Fig-tree. De Vyge -boom. FI’CUS Anus, are the external Protuberances of the Anus. Aars -puisten , Vyg - gezwellen , die door- gaansch met de Vyg-warten (Condyloma) ge- paard gaan , öf jomtyds op fwaare Aambeijen volgen. • ■ FID. FIDO, (in Gunnery) a little Oakham put in the Touch-hole of a Gun , and covered with a Pie- ce of Lead , to keep the Powder dry. Een Prop van een weinig oud Lont dat in het Laatgaat van een Stuk Kanon gestooken , en met Loot bedekt word om ’t Kruid droog te houden. FIDD, (among Sailors) is a Pin of Iron or Wood to open- the Strands of Ropes. Een ■ haute of yz ere Pen om de Krinkels van de Kabels te openen. ... • : FID- hammer , a Tool , a Fidd at one End , and a Hammer at the other. Een Werktuig, waar van aan de eene zyde een Hamer en aan de ande- re zyde een Pen is. TxDEl-comnvfsum, (in Law) an Estate left in trust FID. FIE. FIF. with onePerson ,for the use of another. Een Erf- bezit, Erfmaaking over de Hand , die van den eenen Persoon tot den anderen overgaat. FJDEJUS’SOR, (in Law) a Surety. Een Borg. FIDICINA’LES , (L. with Anatomists) the Muscles of the Fingers called Lumbricales , from the Use they are put to by Musicians in playing upon fome Instruments. De buigende Spieren der Vin- geren. FIDU’CIARY, ( Fiduciarius , L. ) one that has any Thing in Trust. Iemand die iets in Bewaaring heeft. FIDU CIARY , (in Divinity) one who places fo much Confidence in Faith , as to look on good Works as no ways contributing to his Salva- tion. Iemand die alle goede Werken van 't Ge- loof uitsluit. FIDU’CIARY , without any Degree of doubt. ,, A fiduciary afsenU'. Wake. Zonder eenige Twyf- feling. FJE. FIELD , ( in Heraldry ) the whole Surface of an Es- cutcheon or Shield. Veld , de geheele Vlakte van een Wapenschild. FIELD Zwi/, (in Botany ) a Plant. Wilde Basilicum. FIELD-froofc , ( in Surveying ) a Book wherein the Angles, Stations, Distances, &c. are fet down. Een Boek tót de Landmeetkonst behoorende. FIELD colours , ( among Military Men ) fmall Flags carried along'with the Quarter-master General, in marking out the Ground for the Squadrons and Battaillons of an Army. Veld vlaggetjes. FIELD -[lajf, a Staff carried by Gunners, in which they l'krew lighted Matches. Lont-Jlök. Close FIELD , a Place railed in with a Barrier, for the performance of Justs and Tournaments. Een ingeslote Plaats om Steek- en Tournooispélen in te houden. FIERI facias, (in Law) a Writ lying for him who has recovered in an Afl-ion of Debt or Dama- ges, to levy the Debt or Damages against whom the Recovery was had. Een Geschrift voor ie- mand die een Geding van Schuld öf Schadeloos- Jlëlling tégen een ander gewonnen heeft , om zy - ne Vordering aan den ander te verhaalen. FVEBN -triplicity , (among Astrologers) are those Signs in the Zodiac, which furpafs the rest in fiery Qualities , viz. Leo , Aries , Sagittarius. Het vuurig drie-tal , onder de Hemeltékenen , na - mentlyk, de Leeuw , de Ram eh de Schutter. FIF. FIFE-ftaz/r , ( in a Ship ) are fuch as are placed on Banisters on each Side the Top of the Poop , &c. Righels op de Agterstêven van een Schip ge- plaatst. FIFFA- FIF. FIG. FIFFA’RO, (Ital.) a Fife or fmall Pipe, Flute, or Finpolet, used by the Germans with a Drum m Se § Army. EenPypje , Fluit öf Flageolet the met de Trommel in het Léger gebruikt word. FIG. f'G-apple, (in Gardening ) an Apple which .has no Core in it. Zékere Appel zonder Klokhuis. Fl G-wort , (in Botany) a Sort of Herb. Speenkruid. ViTr mar ie' old , ( in Botany ) a Plant resembling Hou- '“1ST, whose Leaves grow opposite each other in Pairs. De Fygpiant. FïGEN’TIA (in Chymistry ) Things which ferve to fix volatile Substances. Middelen die de vlug- ge Stöffe néderhouden. n-irurq fin a Ship ) waste Cloths which hang ™a Ï ShV in a Fight, to hinder the Men from being feen by the Enemy. Oude Zeilen die in een Zee-gtvëcht rondtom een Schip han- gen , om het Folk voor den Fyand te verbergen. Close FIGHTS , Bulk Heads fet up for Men to ftand fecure behind in a Ship, and lire on the Enemy in case of Boarding. Een Afschutzel 6j Borst- weering op een Schip. EIGHT- WITE , (Sax.) a Fine imposed upon a Man for making a Quarrel. Een Boete die iemand op gele gt word, voor Rusie maaksiu FIG’ULATED , (figulatus , L. ) made of Earth. Fan darde gemaakt , Aardewerk. FIG’URABLE , capable of being moulded in a cer- tain Form. Formbaar. FIG’ URAL, represented by delineation. ,, The fi- gural resemblances of feveral Regions". B rown. Figuurlyk, door Figuuuren afgebeeld. FIG’URATE, ( figuratus , L.) of a certain and de- terminate Form ; resembling any Thing of a determinate Form. Fan een zéker bepaald ti- guur , na eene bepaalde Gestalte gelykende. FIG’URATE Numbers , (in Geometry') fuch as re- present fouie Geometrical Figure. Figuurlyke Getallen. FIG’URATE Counterpoint , (in Musick ) that whe- re is a mixture of Discords with the Concords. Een Zangstuk waar in eene Fermënging van Wangeluiden met de overeenstemmende Gelui . den is. HG’URATE Descant , ( in Musick ) that wherein Discords are concerned, as well, though not, fo much as Concords. Een Zangstuk waar toe zo wel , fchoon niet zo veel, Wangeluiden, als Overeenstemmende Geluiden, bëhooren. FIG’URE, (in Geometry ) is a Space terminated on all Parts by Lines , either ftrait or crooked. Figuur ; eene Ruimte die aan alle Zy den, door rëgte of kromme Lynen bepaald word. Rectilineal FIG’URE , is one which has all it’s Ex- FIG. FIL. 539 tremities right Lines. Een regt Figuur; een Figuur welkers Einden alle rëgte Lynen zyn. Curvilineal FIGURE, is one, all whose Extremi- ties are crooked Lines. Een krom Figuur; een Figuur welkers Einden alle kromme Lynen zyn. Mixed FIG’URE , ( in Geometry ) is one which is bounded partly by right Lines , and partly by crooked Lines Een faamengestëld Figuur ; een Figuur het welk gedeeltelyk door rëgte Lynen , gedeeltelyk door kromme Lynen bepaald voord. FIG’URE, (in Astrology ) is a Scheme or Draught of the Face of the Heavens at fome fet Time. Stërrekundig Figuur; een Ontwerp öf Plan van het Gelaat des Hémelsch op een gegeeven Tydt. FIG’URE, (in Logick ) is a due disposing of a mid- dle Term in a Syllogism with the two Extremes. Een behoorlyke Schikking van de middelste Term ir. eene Sluitréden met de twee Uitersten. FIG’URE, (i n Rhetorick) any Mode of (peaking, by which Words are used in a Sense different from their primary and literal , Meaning ; een Fi- guurlyke , verbloemde Wyze van Jpreeken. FIG’URE , (in Grammar ) a Deviation from the Rules of Analogy, or Syntax. Eene Afwyking van de Régels der Overeenkomst öf Woordschik- king. FIG’URE, (in Divinity ) fome hieroglyphical or typical Representation. Een beeldspraakelyk öf voorbeeldig Téken. FIG’URE, (in Philosophy) is the Surface or boun- ding Extreme of any natural Body. De Opper- vlakte öf bepaalend uiterste van een natuurlyk Lighaam. FIG’URE, (in Dancing ) the making the Figure of eight in going round a Couple; or the diffe- rent Turnings and Windings to be observed in any Dance. De Pafsen öf loop van een Dans. FIGURET’TO, a Sort of flower’d Stuff. Een Soort; van gebloemd öf gefigureerd Stof. FIL. FIL'A’CEOUS , (of filurn , L. a Thread full of Fi- laments'; consisting or composed of Threads. Draadig. FILA’CIUM, (L. ) a File, a Thread or Wire, on which Writs and other Deeds are filed up in Courts. Een Lias. FILA'GO , (in Botany) a Kind of Cotton -weed, Roerkruii. FILAMENTS , (in Anatomy ) the fmall Fibres or Threads , which compose the Texture of the Muscles. De dunne Fézelingen öf Draaden die het Weefzel van de Spieren uitmaaken. FILAMENTS , (among Botanists) fmall Threads which compose the Beard of Roots ; but particularly Yyy 2 the 54® FIL. the Stamina. De Vézelingen of Draaden aan de Wortels der Planten ; maar byzonder de dun- ne draad- achtige Styltjes waar - op de Helmpjes vast zyn. j FLLAN’DERS, (filandres, F. ) a Sort of Worms , finall as Threads, which lie in the Reins of a Hawk; also a Disease in Hawks, &c. consis- ting of Filaments, or Strings of Blood, coagu- lated; also Gins or Nets for wild Beasts. Een Soort van lange dunne Wormpjes, die in de Nie- ren van een Valk zitten , als ook eene Ziekte der Valken , die uit bloedige Vézelingen ontstaat ; als méde, , Strikken 'óf Netten voor wilde Beesten. A FILE , ( among Fencers ja Sword without Edges j with a Button at the Point. Een Floret. A, FILE, (in Heraldry ) is a flraitLine, from which their feveral Points iffiie. Een rè'gte Lyn , daar verschelde Stippen uit voort Jchieten . FILE-cwfter , one who makes Files. Een Vyle- madker. FiLER , (in Law ) one who offers a Bill to the no- tice of a Judge. Iemand die een Geschrift tót Kondschap van den Rechter overgeeft. FILLET, (in Architecture. ) Zie LISTEL. FILIATION, (L ) Sonship, or Descent from Fa- ther to Son. Zoonschap , Afstamming van Va- der tót Zoon. FILFCULA, (in Botany ) the Dwarf-fern. Boom- vaaren , Veel voet , Wéder dood. FILl’GRANE, or FILIGREE work, (F.) any Pie- ce of Gold or Silver work, that is curiously done , with Grains or Drops on the filaments or Threads. Goud öf Zilver Draad-wërk. FI’LINGS , the Particles worn off by rubbing ol a File. Vylsel. FIL1PENDULA , (in Botany ) Drop-wort. Roode- Steenbreeke. FIL'US ante Patrem , (L. among Botanists j an Exprefsion which Herbalists apply to Plants , whose Flowers come out before their Leaves; also a Plant called in LatmTüfsilagö. Een Benaa- ming die door de Kruidkenners gege?ven word , aan de Planten welker Bloemen voor derzëlver Bladen uitkomen ; als méde Hoefblad. FIL1X, in Botany ) and Order of the Cryptogamia Clafs of Plants, comprehending the Fern, Hor- se-tail , Adder’s- tongue, Maiden-hair, Spleen- wort, &c. Een, Geslacht van Vaaren. FILK’ALE, /(Field Ale) a Sort of drinking in the FICT’ALE, S Fields by Bailifs of Hundreds , for which they gathered Money of the Inhabitants. Vëld-bier, of Ale , dus genoemd. om.dat het op het. Véld gedronken word. }'IL‘LER , any Thing that fills up room without use. „ Tis a meer filler”. Dryd. Al het ges- tie onniittelyk plaats beslaat p eenSia in dt Weg. FIL. FIM. FIL’LET , (in Architecture j an Ornament much the fame as Astragal. Een Cieraad in de Bouw- kunde , byna het zelfde als de Astragaal, eenBand. FIL’LET, (in Heraldry ) is the fourth Part of the Ordinary, called a Chief. Een zéker Téken in een Wapenschildt. FIL’LET , (in Anatomy). Z ie FRiENULUM. ML 5 LET , (in Painting, Gilding, Ac.) a little Ru- le or Reglet of Leaf-gold , drawn over fome Mouldings, or on the Edges of Frames, Pan- nels, &c. Een klein Strookje vergultzel op Op- werk, binnen Lystjes , enz. YUSIALT -horse , one yoked immediately to a Cart. Een Kar-paerd dat tufschen de Boomen van de Kar loopt. To riL’LEF , (in Architecture) to adorn with an Astragal, or Listel. „ He made Hooks for the Pillars , overlaid their Chapiters, and filiated them Exod XXXVTII. vs. 28 . Met een M- tragaal of Band verderen. „ Hy maakte de Haa- ken voor de Pielaaren, en hy overtrok haare Hoof-, den, en omtoogse met Banden". FIL’LETS, (in a Horse) are the Foreparts of the Shoulder next the Breast. De Voorschiften van een Paerdt. FIL’LIGRANE, Fillegrean. Zie FILIGRANE. FILM, (in Botany) a woody Skin, feparating the Seeds in the Pods of Plants. Een hout achtig Vlies , ’t welk de Zaaden in de Peulen der Plan- ten van een fcheid. A FILTER, ( Filtre , F.) a Charm, an Allurement, a Love-potion. Een Minnedrank. FILTER, (j Hltrum, L.) a Strainer. Een Klenslap ^ Zyglap , óf Vloeipapier waar door de Vochten ge- klënst óf gefiltreerd worden. FILTRATION, the Art of making Liquor fine and clear by Straining. Kleinzing , Doorzyging , Doordruiping der Vochten. FILUM Aquce, (O. L. ) a Stream or Course of Wa- ter. Eon Stroom 'öf Waterloop. FIM. FFM ASFIING , ( of fimaison , F. ) the dunging of any Sort of wild Beasts. De Mist van eenig wild Beest. FIMBLE, Hemp early ripe. Zomer Hennip. FIMBRIA, (among Botanists) Fringe. Franje, ge- kruld Boordzel. FIM ! BRIiE , (L. in Anatomy) the Extremities or Borders of the Tubes Fallopiance , formerly fo ' called , because they resemble a fringed Bor- der. Het Boordzel van de Tuba Fallopiana öf Moeder-trompèt. FIM’BRIATED , (fimbriatus , of fimbria , L. ) a Term in Heraldry y when an Ordinary, is bor- der’d FIM. FIN. der*d round with a different Colour. Geboord, met veel vervolge Kleuren. FIM’BRiATED, (in Botany ) the Leaves of Plants are faid to be fimbriated , when they are jagged, and have as it were a kind of Fringe about them. Gefranjed. FIN. To FIN a Chevin , ( in Carving ) is to cut up or carve a Chevin, ora Chub-fish. Een Knorhaan opsnyden. FIN, FINA’LE, FI’NARY , FI’NERY , -)(Ital. in Musick Books') fignifies the £ End or last Note of a Piece of Mu- J sick. Einde , het einde van een Zangstuk. n(in the Iron works) the fecond Forge £ of an Iron Mill. De tweede Smitse j van een Yzer-moolen. To FIND the Ship's Trim , ( Sea Phrase) is to dis- cover how iTie will fail best. Uitvinden hos een Schip best zeilen wil. FIN’DERS , Officers of the Customs, now called Searchers. Verklikkers, Onderzoekers. FIN’DIBLE , ( findibilis ,. L. ) that may be cleft. Kloof - of Splytbaar; het geen geklooft of gesplee- ten kan worden. FINE Force , (F. L. ) an absolute, unavoidable Ne* cefsity or Constraint. Eene volstrekte Nood- zaakelykheid. FINE adnullando levato de quod, (L ) a Writ for. making void a Fine levied on Lands holden in antient Demesne. Een Geschrift ter vernietiging van Gelden, die van de oude Leengoederen van de Kroon geheven waren. FINE Capiendo pro Terris , ( L. ) a Writ that lies where a Person upon Conviftion of an Offence by Jury, having his Lands and Goods taken in- to the King s Hands, and his Body committed to Prison, obtains the favour to be remitted his Imprisonment, and his Lands and Goods to- be restored to him for a Sum of Money. Een Geschrift , a's iemand, na dat hy voor de Jurie van eene Misdaad overtuigt is, en zyn Lande- ryèn en Goederen aan de Kroon vervallen zyn en zyn Persoon in Gevangenis gezet is , Pardon verkrygt , en hem zyne Landeryën en Goederen voor een fomme Gè'lds te rug gegeeven worden. FINE levando de Tenementis , &c. (.L.) a Writ im- powering the Justices to admit'of a Fine for Sa- le of Lands in Capite. Een Geschrift waar by de Rechters macht gegeeven word , om Geld te nee- men voor eene Verkoopingvan Landeryën der Kroon FINE non capiendo pro pulchro placitando (L ) a Writ to forbid Officers of Courts to take Fines for pleading. Een Geschrift , waar by de Be- dienden van de Gerechtshoven verboden word Boe- tens voor het Pleiten te vórderen. FINE pro redifseUina. capienda , &c. (L.)a Writ FIN. F IP. FIR. 541 /°- r R e * ease of one laid in Prison cl i u Pon a reasonable Fine. Een to { Trylaating van een , die voor een e onwettige Bezitneeming gevangen gezet ' na dat hy eene behoorlyke Boete betaald heeft. FINELESS, without End. Shakes?. Eindeloos. FINERY. Zie FINARY. Records) to fine , or pay a Fi- r/^ P X COmp °f ltl0n - Beksu ™n> öf, eene Boe- te tot Afdoening bet aal en. P ™ ;2 ( L. ) the Horizon. De Gezicht- einder > Species of Pigeon, remarkable for Conn ee . in 5 rouric i feveral times, whenever it vaTl n r ) maIe - Em Vraaijer , een Soon van een Duif. FINNOCHIA, (in Botany) Sweet-fennel. Venkel. FINOURS of Metals, ve fuch as purify them from -Drofs. Mctaalzuiveraars. FIN TO , ( in Musick ) a Feint or an Attempt to do fomethmg and not to do it. Een Fint , by zonder m ds Muziek. FIPPLE, ( fibula, L. ) a Stopple, or Stopper. ,, We- re it not for the Fipple that firaineth the Air”. -jACON. Een StSpzel , Stopper , Prop . FIS. FIR. Zie FIRR. FIRD’EFARE , a going into the Army, or taking up Arms. Ten Oorlog gaan ; de Wapens aan- gorden. FIRDAVITE, a Fine anciently imposed on Military Tenants for not appearing in Anns. Eene Boete Leenmannen , die gehouden waren in de Wapenen te verschynen en zulks niet deeden , ogelëgt. FIRD’WRITHl, Military Men, fuch as are worthy to bear Arms. Krygslieden , die waardig zyn de Wapenen te voeren. J r tm circulatory, /(among Chymists) a Furna- F1RE Reverberatory, $ ce where the Heat goes noc out by a direft Funnel, but is returned upon the Vefsei of Matter to be managed by it. Een Fornuis öf Stookhuis , welks Hitte niet door een r jE t l Trechter uitgaat , maar naar het Vat daar de Stof e in is , te rug keerd om daar door bestiert te worden. FIRE Cocks , Churchwardens in London , who ar» to fix Fire-cocks at proper distances in Streets'* and keep a large Engine and Hand-engine for. extinguishing Fire. Brand meesters. FIRE-Iewr, Lightning. Chauc. Weerlicht. FIRE master, an Officer who directs all the Com- Y yy3. positions 5 + 2 FIR. FIS. positions of Fire-works. Een Amptenaar die het Opzicht over het maaken der Vuurwëi ken heef . FIRE-potential. Z ie CAUTERY. FIRLOT, a dry Measure used in Scotland. EenKoorn- maat in Schotland. FJR’MA , ( Doomsday Book ) a Tribute anciently paid toward the Entertainment of the King ot Eng- land for a Night. Eene Schatting die oudtyds be- taald p E . Sort of blue Colour used in Painting. ffroRFV’’ r ^ en ^ 00rt van ^ aauw dat in het Schil- i 1 LU tv i , Vj rf eren gebruikt word. FLORENTINES , Natives of Florence. Florentynen. FLORES, (L.) Flowers. Bloemen. FLORES , (in Ckymistry ) are the more fubtile Parts of a Substance feparated from the grofser by Sublimation. Bloemen ; de fynste Deeltjes setter Staff e , die door de Sublimatie van de gro- ve in de gedaante van een fyn Poeijer afgeschei - to. den zyn. FLO’SES Antimonii. Zie FLOS. FLO. FLORET, Iffeurette , F. among Botanists) FLO’WERET , J an imperfeft Flower, or that which has no Petals , Apices , Stamina , and Sty!. Een onvolkomene Bloem , die geen Bloem- krans, Stampertje, Hëlmstyltjes , enz. heeft. FLORIBUNDUS , full of Flowers. Vol Bloemen, volbloemig. FLORID , ( floridus , L. ) produflive of, or covered with Flowers. Bloemen voortbrengende, öf met Bloemen bedekt. FLORIF’EROUS , (florifer , L. ) bearing Flowers. Blaemdraagende. FLORILEGE. Z ie ANTHOLOGION. FLORINIANS, (in Church History) a Seét of He- reticks, of the lid. Century, who made God the Author of Evil. Floriniaanen ; zékere Ket- ters van de tweede Eeuw. FLOR’OUNS , ( fleuron , F. ) a Border of Flower Work. Bloem cieraad;een Rand van Bloem-werk. FLOR’ULENT, (florulentus, L.) flowery, or blos- soming , full of Flowers. Bloem-ryk ; dat in volle Bloem öf Bloefsem Jlaat. FLO’RY , ( in Heraldry ) is when the Outlines of an Ordinary are drawn as if trimm’d with , or in the Form of Flowers. Gebloemd ; te weeten als de buiten Lynen van eenig Téken in een Wa- penschildt getrokken zyn , als öf - dezèlve met Bloemen verciert waren. FLOS Antimonii , ( with Chymists ) Flower of An- timony. Bloem van Antimonie. FLOS sEris, Brafs Flower, a Composition consis- ting of fmall Grains of Brafs like Millet Seed, which is feparated from it’s Body, when hoc Brafs is quenched in Water. Bloem van Koper. FLOS Bensoini, Flower of Benjamin. Bensoin- bloem. FLOS Bismuthi, /Flower of Bismuth. Bismuth? FLOS Marcasitce, ƒ of Marc asit -bloem. FLOS Jovis , Jovial Flower. Bloem van Tin. FLOS Martialis, Martial Flower. Bloem van Tzer. FLOS Sulphuris , Flower of Sulphur. Bloem van Zwavel. FLO’SCULOUS, (among Botanists) an Appellation given to compound Flowers ; also composed, or having the Nature or Form of Flowers. ,,A dry and flosculous Coat’’. Brown. Saamenge - stelde Bloemen ; Bloemen die uit verschelde klei- ne Bloempjes faamengestêld , doch alle in één Kelk besloeten zyn;. als méde, het geen den Aart öf Gedaante van Bloemen heeft: FLOTILLA, (Span.) a Number of Ships which get: before the Flota or Fleet in their return , and give Information of the Departure and Carga of theFiota. Flotille , Schépen die voor een Spaansche Vloot by deszèlfs; te rug reis voor uitzeilen , om van haar Vertrek, en Laading bericht ts ge even, FLO- FLO. PILOTING , Whistling, Piping. Gefluit. TTT , ,<>ƒ an Anchor, is that Part which taketh FLOUK , 7 \ , old 0 f t he Ground. Dc Hand van een FLOOK , $ Anker , de Anker-haak. A FLOUN’DER, a Sort of flat Fish. Bot. FLOU’RETS , /fin all Flowers , or Beds of Flowers. FLOU’RIETS, S Bloempjes, of Bloembedden. FLOWERS, (with Chymists.) Zie FLOS. FLOWER of Bristol ,( among Florists') the Lychnis. Christus Oogen, een Bloem. Gentle FLOWER. Zie AMARANTH. .Eternal FLOWER, the Xeranthemum. Zékere Pur- pere Bloem die veelt Jaaren bewaard kan wor- den. Everlasting FLOWER , Gnaphahum. Zékere -Geel en Witte Bloempjes, in t Fransch Pied de Chat genaamd. FLOWER-ffittce , Poinciana. Zékere Purpere Bloem > die als in een lange Aair op de Toppen der lak- ken groeid. FLOWER de Luce , a Flower borne in the Arms of France. De fransche Lelie. Su/tsnFLÖWER , the Cyanus. De bloatme Koorn- bloem. Smm-FLOWER, the Helianthus. De Aster of laage Zonne-bloem. Trompet- FLOWER, Bignonia. De Tromp et-bloem. jpfoi-FLOWER , the Anemone. De Anemias , of Wind-bloem. FLOWER 1 AGE, the fetting of feveral Sorts of Flo- wers, together in Husks, and hanging them up with Strings. Bloetnwcik , Boeketten van Bloe- men. FLOWERED, wrought with Flowers. Met Bloe- men gewerkt. FLOWER'ET. Zie FLORET. FLOWISH, light in Carriage. Ligt te vervoeren. FLOWK -wort , (in Botany) an Herb. Zéker Kruid- FLOWN Sheets, ( Sea Term) a Ship is faid to fail with Flown-iheets , when her Sheets are not haled home , or close to the Block. Lofse Zeilen. It FLOWS South, ( Sea Phrase) it is high Water when the Sun is at that Point at new or full Moon .Het is hoog Water , by nieuwe öf volle Maan . It FLOWS Tide and half Tide, fignifies it will be half Flood by the Shore, before it begins to flow in the Channel. Het is halve Vloed aan den Oever voor dat het in het Kanaal begint te vloeijen. FLOWTERED, affrighted. Verschrikt .' FLOX, (among Dyers) well cleaned Wool, used to absorb the Colours of Cochineal. Wei ge- FLÜ. 547 reinigde Wol om de Kleuren der Couchenille in te zuigen. FLU. FLUCTIF’EROUS , (fluiïifer ,L.) bringing or cau- sing Waves. Dat Golven veroorzaakt öf te weeg brengt. FLUCTISONANT, (flu&isonus , L. ) founding like Waves. Ruifschende , als de Baar en. FLUCTFVAGANT , {fluüivagus , L. ) tofsing or floating on the Waves. Dat op het Water dob- bert , öf van de Golven heen en weer word ge- slingert. FLUCTUANT , wavering , uncertain , doubting. Waggelende , onzéker , twyjfelende. FLUD’DER , ( in Ornithology ) a large Bird of the Colymbus or Divers Kind, Zékere groote Vo- gel , een Soort van Duiker. A FLUE, a fmall winding Chimney of a Furnace, &c. carried up into the main Chimney. Een bogtige Schoorsteen van een Fornuis , die in de groote Schoorsteen ingeleid word. FLUEL’LIN, (in Botany.) Zie ELATINE. FLU’ENT, a Stream, torrend or running Water. ,, To cut the outrageous Fluent”. Philips. Een Stroom , öf flrooment Water. FLUISH, washy, weak, tender. Zwak, téder. FLUKE, (in Ichthyology )a Fish called also a Floun- der. Bot. FLUKE, a Sort of Inseft; also the Flook of an An- chor. Een Soort van Ongedierte ; als méde de Haak van een Anker. FLU’MINOUS. (f lumineus , L. ) of, ör' belonging to the Rivers or Streams. Dat töt Rivieren Öf Stroomen behoord. FLU’OR, (L. in Physicks) a fluid State. „ Which keeps Liquor in a Fluor”. Newt. Vloeijende , in een vloeijenden Staat. FLU’OR Albus , (L. among Physicians) the Whi- tes in Women. De Witte-vloed. FLUO’RES, (L.) Womens Monthly Courses. De Maand- [tonden. FLUO’RES, /(among Miners) are a foft , tran» FLUOR, 5 sparent , fparry kind of mineral Concretions , frequently found among Ore in Mines. Fluores Metallici, Berg- öf Myn-vloei- jingen, valsche Edele - gesteentens , die door het Vuur vloeibaar gemaakt kunnen worden. A FLURCH, a Multitude, a great many; fpoken of Things, but not of Persons, as a Flurch of Strawberries. Een Ménigte. . To FLURT , to throw out , as Spittle out cf the Mouth. Uitworpen. FLUSH Fore and Aft, ( Sea Phrase ) a Term used Z z z 2 when 543 FLU. FLY. when the Decks of a Ship are laid leve! from Head co Stern. Een vlak Dek op een Schip. FLUS’HER , (in Ornithology') the lefser Butchers- bird. De Beenbreeker , van de kleinste Soort. To FLUSTER, to make hot and red with drin- ken ; to make half drunk. Zich half dronken maaken . FLUTE a Bee , a common Flute. Een gemeene Fluit. FLUTE Allemande , a German Flute. De Dwars - * fluit. FLUTTER, Vibration, Undulation, or a quick and irregular Motion. Floddering , Kabbeling , öf eene fchielyke en ongerégelde Beweeging. FLUTES , FLUTINGS , ( in Architecture. ) Zie CHANNELINGS. FLUVIA'TICK , belonging to , or inhabiting Ri- vers. Dat töt de Rivieren behoord öf zich daar in onthoud. FLUX Powders , (with Chymists) are certain Pow- ders for dissolving harder Metal , and melting Ores. Zékere Poejers cm harde Metaale öf Erts te ontbinden. To FLUX, to melt, (in Medicine) to Salivate; to evacuate by Spitting. Smelten ,Oiiylen , Spuugen. FLUX’ION, ( F. of L. ) a Flowing. Vloeijing, Stroo- ming, Storting van ’t Water. FLUXTON , (among Chymists ) fignifies the run- ning of Metals, or any other Bodies, into a Fluid , by Fire or otherwise. Het Smelten öf het Vloeibaar maaken der Metaalen , enz. FLUX’ION, (in Physick) a Flowing of Humours or Rheum. Vloeijing der Vogtmëngelingen in ’t Ligliaam ; Zinkens. FLUXIONS, (in Surgery) is that which raises a Swelling all at once, or in a very little Time, by the Fluidity of the Matter. Een Zinking -, door de Vloeijing der Stöjfe fchielyk veroorzaakt. FLUXTONS , (in Geometry) are a very great new Improvement upon the Doftrine of Indivisi- bles , and Arithmetick of Infinites , invented by Sir Isaac Newton, Fluyjën, eene verbétering van den Régel der Ondeelbaarhéden , in de Meet - konst en de Rékenkonst der Oneindigheden. FLUX'US, (L. ) a Flux or Flowing. Een Loop öf Vloeijing van Water. FLUX'US Chilosus. Zie COELIAC pafsïon. FLUX’US Ilepciticus, (in Physick ) a Kind of Dy- sentery , in which black , Brining , or ferous Blood is voided. Léver-vloedt. FLY. A FLY, an InseéL Een Vlieg. FLY of the Marmers Compafs , is that Part on which the 32 Points- of the Winds are described. Pas FLY. FOC. Gedeelte van een Compas waar op de 3 2 Streekên van den Wind beschréven zyn. FLY , (in Mechanicks) a Crofs with leaden Weights at its Ends, or rather a heavy. Wheel at right Angles to the Axis of a Windlax , Jack or the like. Het Gewicht öf zwaar Rad aan den Spil van een Wind-as , Spit öf dergelyken. FLY -catcher, a fmall Creature in America , which clears a Place of Flies an other Vermin. Ee n Vliegevanger , een Diertje in Amerika, dat ee n Plaats van Vliegen en ander Ongedierte zuivert . To FLY grofs , (in Falconry) is when a Hawk flies ac great Birds, Groot Vliegen ; zegt men , als een Valk op groote Vogels jacht maakt. To FLY on Head , (among Falconers) is when a Hawk mifsing her Quarty , betakes herself to the next Check. Over t Hoofd vliegen j zegt inen t als een Valk zyn Prooi mist en een nieuwe' Vlucht neemt. To FLY the Heels , (in the Manege ) is Paid of a Horse, when he obeys the Spurs. Na de Spooren luisteren. Let FLY the Sheets , (Sea Phrase) let the Sails go out amain. Laat de Zeilen los ; Stryk de Z eilen.j een Woord van Commando. To FLY’FISH, to Fish or Angle with a Fly for a Bait. Met Vliegen vifschen öf Hëngelen. A FLY’ING Pinion, (of a Clock) is a Part having a Fly or Fan, thereby to gather Air, and to bridle the Rapidity of the Clock’s Motion , when the Weight descends in the ftriking Part. De Dryfv&er van een Klok. FLY’ING Tyger , an Inseft in America, fpottediike the Tyger. Een vliegende Tyger, een gekurve Diertje. A FLY ING Worm, ( in a Horse ) a Tetcer or Ring- worm. EenSoort van Haair-worm , in de Paerden. FOC. FOCAL, belonging to a Focus. Brandpuntig, tot het Brandpunt behoorende. FOCA’LE, (O. L.) Fuel, or Fire-wood. Brandhout. FOCl’LE Major , (in Anatomy.) Zie CANNA Major. FOCI’LE Minor. Zie CANNA Minor. To FO’CiLLATE, ( focillatum , L. ) to refresh, che? risb, nourish. Verfrifschen , koesteren. FOCILLA'TION , a Comforting , Cherishing , or Nourishing. Verfrifsching, Koestering. FOCUS , ( in Anatomy ) is a Place, in the Mesentery , from whence the Antients deduced the Original of Fevers. Een Plaats in het Darmscheil, van waar de oude Geneesheeren de Oorzaak der Koort - sen afleiden. FO’CUS , (among Chymists) the Fire place in a a Furnace. De Kocl-zak, öf middelste- ruim- te FQC. FOD. FOE. te in een Distilleer - oven , daar de Kooien bran- den. , • < ' ■ 1 FO’CUS of an Ellipsis , (in Geometry ) a Point to- wards each End ot the Jonger Axis , from whence two right Lines, drawn to any Part of the Circumference, fhall be together equal to that longer Axis. Brandpunt van een langwer- pig ronde Kègelsnéde. FO’CUS of an Hyperbole, (in Geometry ) that Point in the Axis, through which the Latus reBum pafses. Het Punt in de Spil daar het Latus rec- tum doorgaat . FOCUS of a Parabola, (in Geometry ) is a Point in the Axis within the Figure, and distant from the Vertex by the fourth Part of the Perimeter. Een Punt in de Spil binnen de Figuur, afstan- dig van het Kruinpunt door het Vierdendeel van den Perimeter. FOCUS of a Glafs , (in Qpticks) is the Point of Convergence or Concourse , where the Rays meet and crofs the Axis after their Refraétion by the Glafs. Brandpunt van een Spiegel of Brand- glas ; de Punt waar in een Br and- glas brand veroorzaakt. FOD. FODERTO’RIUM , (Old Law ) Provision of Fod- der or Forage made to the King’s Purveyors. Voorraad van Voeder en Voeragie. FO’DIENT (fodiens, L.) digging. Graavende , delvende. FODI’NA , (in Anatomy ) the Labyrinth or lefser *■ P**- i 11 5^® Bone of the Ear. De kleine kromme Gang m het Oorbeen . FOE. FOECES. Zie FAECES. FOEMAN, a Foe. Spenc. Een Vy and. FOEMEN, Enemies. Shakes?. Vyanden. FOEM’INA,^(L. ) a Female in Beasts, Plants, &c. Het Wyfje van Dieren, Planten, enz. FOEM’INA, (with Chymists) Sulphur. Zwavel. FOENICULUM , (in Botany.') Zie FENNEL. FOENIGREEK, (in Botany.) Zie FENNIGREEK, FOESA, (Q. L. ) Herbage, Grafs. Groente, Gras. FOETJF EROU3 , (faitifer , L) bearing Fruit, fruitful. Vruchtdraagend , Vruchtbaar. FOE TOR, (L. with Physicians) a Linking Breath proceeding from Filth abouth the Teeth and Gums. Een Jlinkende Adem. FOETQR narium, a fetid Stench of the Nostrils arising from a deep- Ulcer within the Nose! y ank ir } de Neusgaten, ontstaande uit een diepe Zweer tn de Neus. FOETUS, (L.) the Young of all Kinds of Crea- FOG. FOI. FOL. 54 n in r die WnLV Sense, a young Child in tire Womb, tyhose Parts are nerfectlv for- - DetïlZ Time i[ * SteFaSio.. h Sz 7Zz: Us, “" >•*** FOG. F0G m 3 i?c rn p hich grows after Autumn, and ré- inams m Pasture ’till Winter. Na-oogst. FO’GAGE,?( L - T, ) rank Grafs not eaten inSum- FOGGE, c J ne F Schraal Grafs, het geen ’t Vee J s Loomers niet eeten wil. 10GUS, Tobacco. Tabak. FOL foi L’ 1NG (among f Hunters) the Footing and Treading of Deer that are on the Grafs* and carce vjsiblc. Het Spoor van eenRhee op’tCras , t welk naauwelyks zigtbaar is. F ° Ir w/ l S0rt p° f Furr of a Weasel or Ferret. Een Soon van Bont van Wézels öf Fretten DefaiCe - s ““- M ‘“- F0J fWc ’ the , Na l" reI J ufce or Moisture of the of k ^ï r i ie , rbS ’ C , he Hearc and Strenght den' de v ? n f et Gras °f andere Krui- den , de Sap of Kracht daar van. FOL. Y0L L^/J iy t ï y ns Unifies Folio, L. Lea- ves. 1 ol , Folia, Bladen. FOLDAGE the Liberty of penning Sheep by Night* A L ?hp D v-^hV a S z° rt ° fNet t0 take finall Birds fn the Night. Een Soon van een Vogelnet. FOLELARGE, foolishly, liberal, extravagant, pro- digal. Chauc. Lottelyk mildaadig , vergistende. FOLIA’CEOUS \ . (foliaceus, L . ) of or like to Lea- ves. Van of dat de gelykenis van Bladen heeft F0L BRjIl M expanium ’ ( in Anatomy.) Zie FIM- FO’LIAGE, (in Architecture) a Kind of Ornament m Cornices, Friezes, &c. representing theltn ves of Plants. Loofwerk. P 8 tiieLea * A FOLIAGE Curve, (in Mathematicks) a pmias- lar Sort of Curve, consisting of two infinite Legs crofting one another, and forming a Sort of Leaf. Een Bladsnéde , in de Mathesis. FO'LIATE , ? Ifoliatus , L. ) leaved, or bavin» FO’LIATED, £ Fe ^ es * -Geblaad , dat Blade% To FO’LIATE, to beat Gold into thin Plates La- rw/?° r L «f V g S ‘ j” GoId foliated ” News. Coudjlaan, Bladgoud maaken, z.zz a FOLIAt- 55o F0L. FOM. FON. FOLIATION , ( in Botany ) one of the Parts of the Flower of a Plant, being- a Colleótion of those fine couloured Leaves , which constitute the Compafs of the Flower. De Bloemkrans 'óf Bloembladen , die de Omtrëk eener Bloem uit- maaken. F0L1EN , to be mistaken, to fail. Zich vergiften., mis hebben. FO’LIO , (in Printing ) is the Figure fet at the Top of every Page. Folio , Pagina ; de Nom- mer die boven aan ieder Bladzyde gezet word. FOLIUM , (among Botanists ) a Leaf. Een Blad. FOLIUM B ranchiorum,( among Ichthyologists ) the Leaf of the Gills. Het Blad van de Visch - kaaken. FOL’LIA, (Ital. in Musick Books) fignifies a parti- cular Air, known by the Name of Fardinal's Ground. Een byzondere Wys in de Muziek. FOLLIC’ULUS, ( L. in Botany) the Seed-vefsel, the Husk, Coat, or Cover, which fome Fruits and Seeds have over them. Een Schillig Zaad- huisje , als dat van Peulvruchten. FOLLIC’ULUS fellis , (L. with Anatomists) the Gall-bladder. De Gal-blaas . FOM. FOMAHA’NT , a Star of the first Magnitude In Aquarius. Een Ster van de eerste grootte, by het Water dat de Waterman uitgiet. FOMENTATION, (with Physicians) a Bathing any Part of the Body with a Liquor, or De- coftion of Herbs . &c. Stooving ; verwarming der Léden door Stooving. Dry FOMENTATION, the applying Bags fluffed with Herbs and other Ingredients to a Part of the Body grieved. Een droog e Stooving ; als Zakjes met drooge Kruiden, enz. die op het pyn- nelyke Deel tot verwarming gelëgt worden. FON. FON, a Fool, Spenc. Een Gek. FONCEAU , (in the Manege ) the End of the Bit that joins to the Branch just by the Banquet. Het Einde van het Mondstuk van een Paerd, waar aan het Banquet vast is. FONE, Foes. Spenc. Vyanden. To FONNE , to be foolish. Chauc. Zich zottelyk aanstellen , dwaas zyn. FONNES , Devices. Listen, Voorwêndzels. FONT, ( Fons , L ) a Place or Basin in a Church for baptizing,- a Cast, or complete Set of Let- ters for Printing. Een Doop-vond ; als méde een Geut , of volkome Stelsel van Drukletters. ■FON’TAL, ( fontalis , L. ) belonging to a Fountain. Bat tot een Bron Sf Fontein behoort » FON. FOO. FONTANEL’LA, l( [ J lS f T g er y') an Ifsue, or arti- FONTPCULUS, c ficia Ulcer formed to dischar- J ge Humours. Een Fontenël. F0N1 ANEL’LA , ( in Anatomy ) the Mould of the Head between the corona! and fagittal Suture, in Infants just born , which is also called Fons Pulsatilis. Eene Opening , op het Hooft der jong- geboren Kinderen , die met een Huid 'óf Vel overtrokken is. J FONTEVRAUD, a religious Order, instuted about the latter End of the XIth Century. Zékere Lreestelyke Order , in 't laast van de Elfde Eeuw tngestëld. J FONTFNALJS , (in Botany) an Herb. Fontein- kruid-, een Kruid dat in fiilfiaande Wateren groetd. FONTSTONE , a Font for baptizing. Een Doop- FOO. FOOL’S Stones, (in Botany) the Orchis. Zotskap, Zotskulletjes , Hondskulletjes. To FOOT, (in Dancing) to make a Noise with the Foot resembling the Tune played by the Mu- sick to dance. Met de Voet in het Danzen de Muziek nabootsen. A F00T-5an£, A FOOT -Jiep , ( in Fortification. ) Zie BAN- QUETTE. FOOT -derobe , (in the Manege. ) Zie DEROBE. Fat FOOT, (in the Manege) a Horse is Laid to have a Fat Foot, when the Hoof is fo Thin and Weak, that he runs the risque of being pricked in Shoeing. Volvoet ig. FOOT’GELD, a Fine for not cutting out the Balls of the Feet of great Dogs in a Forest. Eene Boete , zo de Ballen van de Voeten der groote Honden niet uitgesneeden zyn, en zy in de Bos- schen loopen. FOOT -hot, firaightway. Terstond, op fiaande Voet. FOOT-busks , (in Botany) are fliort Heads, out of which Flowers grow. Kleine Knopjes daar Bloe- men uitgroeijen. FOOT -books, £( in a Ship ) the Comparing Tim- FUTTOCKS, S hers which give the Breadth and Bearing to the Ship. De Buiten-houtten , die de Breedte van een Schip maaken. FQOTMANTILL, a Woman’s Riding-coat coming down to the Feet. Chauc. Een Vrouwe of A- mazoone Kleed, om te Paerd te ryden. FOOTING-fOTP, the Upsitting of Women who lie in. De Tyd dat eene Vrouw die in het Kinder- bed legt , opzit . FOOT -level, (among Artificers) an Instrument that Serves as a Foot-rule, a Square, and a Level. Een Voet -line a al , een Waterpas. FOR. 55 * FOR. FOR. FO’RABLE, (forabilis, L ) that may be bored or penetrated. Dat doorboord öf doorstoken kan worden. FORA’GIUM , (L. )' Straw or Stubble,. after the Corn is treshed out. Stroo daar het Koorn uit- gedorst is. FORAMEN Ischium , (in Anatomy) is a large Ho- le in the Hip bone. Een groot Gat in het Heup- been. FORA’MEN Ovale , ( in Anatomy ) an oval Aper- ture , or Pafsage through the Heart of a Foetus , ferving for the circulating of the Blood in the Fcetus , but closing up after Birth. Een Ovaal rond Gat , öf doortöcht door het Hart van een ongeboore Kind, het welk na de Geboorte toesluit. FORAMINOUS , FORAMIN’ULOUS , FORA’NEOUS , (of forum , L. ) pertaining to a Courc or Market. Tot eene Plaats öf Markt be- hoorende. FORBAL’CA, (O. L. ) a Fore-balk, or Balk lying next the Highway. Een Voorbalk , Puibalk. To FOR’BARRE , for ever to deprive. Uitsluiten , verstéken. To FORBEAR, ( Sea Language) is to hold Hill an Oar of a Boat upon the Word of Command. De Roei-riem van een Boot op het Woord van Commando fill houden. FORBOD1N, forbidden. Chauc. Verboden.. FORBRAKE, broke off, disturbed. Chauc. Afge- broken, gestoord. FORCE, (in Law) unlawful Violence, Geweld. Simple FORCE , ( Law Term ) is that which is so committed that is not complicated with any other Crime. Geweld dat begaan is zonder dat ’ er eenige andere Misdaad méde gepaard is. Mixed FORCE, l(Law Term,) is a Violence Compound FORCE , y committed with fuch a Fact as of itself only is criminal. Begaan Gewè'ld , het welk met zo eene Daad vergezelt is , die uit zich zelf alleen Lyfstraffelyk is FORCE, (in Mechanicks) is that which is also cal- led Power, and is whatsoever is or may be- made the primary terrestrial Cause of any Mo- tion of Bodies, as Weight, Men, Horses, Water, Springs, &c. Kracht öf Vermogen, in de Werktuigkunde. FOR’CEPS.a Surgeon’s Tongs, Pincers, &c. whe- rewith dead and corrupt Parts arefeized, to be cut off or pulled out. Een Tang, Trek- tang , Kraanenbek , der Heelmeesters , waar mé- de de verstorve en bedurve Deden worden aange- vat , m af gesneden öf weggerukt te worden. FOR. FOPCCER, (in Mechanicks). Zie PISTON. FOR’CERS , an Inftrument to draw Teeth. Een Pe lli kaan. FORCIBLE detaining a Pofsefsion, (in Law) is a violent A£t of Resistance, by which the lawful Entry of Justices or others is barred or hinde- red. Eene Bezittinge met Gewè'ld onthouden. FOR’CIBLE Entry, is a violent actual Entry into a House, &c. Met Geweld in een Huis dringen , FORCEER, a Water-mill; an Engine to convey Water from one Place to another. Eén Wa- termoolen. FORCIPATED, formed like a pair of Pincers, so as to open and flint. ,, Hold it with their for- cipated Mouth Deeh. Als een Nyptang ge- maakt. FORC1R, a Coffer or Chest. Ciiauc. Een Koffer öf Kist. FORDA, (in Old Records) a Ford or fhallow Pla- ce in a River. Een Waade öf Ondiepte in eene Rivier. FORDJKA, (O. L.) Herbage or Grafs that grows on the Edges of Dikes or Ditches. Kruid öf Gras dat by den Weg langs het Water groeid. To FORDO, to undo. Spenc. Ontdoen , verderven. To FORDOE, to kill. Dooden, verdoen. FOR’DOL, But or Head-Land, abutting or FORDOLIO.y fhooting upon other Grounds. Een Hoek land , die in een’s anders Grond inschiet . FOR’DON, killed. Gedoodt , verdaan. FORDWINEL , wasted away. Chauc. Verdwee- nen , verteerd. ^FO’RE -Bolts, (in a Ship) certain Iron Pins made like Locks. Zékere yz ere Sluitbouten , daar een Pen voor gestoken word. To FORE Close a Mortgage , ( in Law ) to cut off the Power of Redemption. Het Vermogen van Lofsing beneemen. FORE closed , ( Law Term, of fcrclorre , F. to cX: elude) barred before-hand, quite excluded. Ce - heel uitgesloten. FORE -course, the Foresail of a Ship. Het Fökke-zeil . FOREFARE, faring ill, forlorn ; to decay, to go to Ruin. Chauc. Met wel gaan , ongelukkig zyn ; verminderen , tot Niet gaan. FORE -field, (among Miners) the farthest Place of v a Meer of Ground. Voor-land. FORE -foot, ( Sea Tenn)\v hen one Ship lies or fails a-crofs another Ship’s Way. In dsn Weg leg- gen, voor de Boeg léggen. . To FORE hale , to drag, to distrefs. Spenc,. Voort- rukken, in Verlégenheid brengen. EQ&E.hent, feized. Spenc,. Gevat . FOREIGN. 552 FOR. FOREIGN Attachment. Zie ATTACHMENT Foreign. FOREIGN Opposer , or Apposer , is an _ Officer in the Exchequer , to whom all Sheriffs , after they are opposed of their Sums out of the Pipe Office, do “repair to be opposed by him of their green Wax. Esn Amptenaar van de Thesaurie . FOREIGN Plea , is a reje&ing of the Judge as in- competent , because the Matter in hand was not In his Precindt. Het verwerpen van een onbevoegd Rechter , om dat de Zaak in Handen , niet onder zyn District behoord. FOREIGN Service , is that whereby a mean Lord holds over another , without the Compafs of his own Fee. Vreemde Dienst, is die een Heer vordert van een ander die buiten zyne Jurisdic- tie is. FORE judged the Court , is when an Officer of any Court is expelled the fame for fome Offence , as for not appearing to an Aftion by Bill filed against him. Het Hóf verboden. FORE Judger, is a Judgment by which a Man is deprived or put by the Thing in Question. Een Vonnis waar by iemand van de Zaak in Geschil verstooketi word. FORE Knight, ( Sea Term ) a Piece of Wood car- ved in the Figure of a Man's Head, and fast bolted to the Beams upon the fecond Deck. Een Stuk Hout in de Gedaante van een Hoofd , *t welk aan de Balken van ’t tweede Dëk word vast gegrendelt. FORE’L^ND *}(' n Navigation) a Point of Land FORE’NESS jutting out in the Sea. hoek, Kaap. Een Uit- FORE’LAND , ( in Fortification. ) Zie BERM. FORE-Iodr , ( in a Ship) little flat Wedges like Pie- ces of Iron, used at the Ends of Bolts, to keep the Bolts from flying out of the Holes. Platte Pennetjes öf Wiggetjes die voor de Sluit -bouten gestooken worden , om te beletten dat ze niet uit de Gaaten fpringen. FORE-LOYN,( among Hunters) is when a Hound, going before the reft of the Cry ipeets the Cha- ce, and goes away with it. Euc Hond die voor de anderen uitloopt , het Wild opdoet en daar mé- de heen gaat . FORE reach] ( Sea Term) when two' Ships fail to- gether, or one after the other, the Ship which fails fastest, is faid to Fore-reach upon the other. Overtreffen , in ’t Zeilen. To FORE Shorten , (in Painting) is when a Head or Face in a Draught is made to appear fhorter before. Een Aangezicht verkorten , in het Schil- deren. FORE fiaff, or CROS S-ffaff, a Sea Instrument for observing the Sun . Moon , and Stars , with the Face towards the Objeft. Een Graadboog. FOR. FORESTA’GIUM , a Duty payable to a Forester. Een Tax die aan een Houtvester betaald word; öf die de Houtvesters aan den Koning oudtyds betaalen moesten. FORESTFont , born in a Forest , or wild Place. ,, This Boy is Forest - born ”. Shak. In een Bosch , Öf Wildernis gebooren. FOR’ESTER, (Forêtier , F. Forestarius , L. Barb.) a Keeper of a Forest. Een Houtvester. FORESTER in Fee , one that has that Office to him and his Heirs. Een Houtvester in Leen ; een die datAmpt voor hem eh zyne Erfgenaamen in Leen bezit. FORE-wor^n, over-run with Lice, Dirt, &c. Vol Luizen, öf Vuiligheid zyn. FOR’FEITURE of Marriage , (in Law) a Writ lying for the Lord against his Ward, or Te- nant under Age , who refuses a convenient Marriage offered by his Lord. Een Geschrift voor een Leenheer , tégen zyn Wees 'óf Onmondige Leenhouder die een Huwelyk , het geen hem door den Leenheer aangeboden word, weiger d. Full FORFEITURE, called also Plena wita , is the Forfeiture of Life and Member, and all that a Person has. Verbeurte van Leeven, Goederen en het geene iemand Bezit. FORFEX, ( among Surgeons . ) Zie FORCEPS. FORFICULA, (in Zoology) the Ear-wig. De Oor- wurm. FORFICULA Marina , the Sea-ear-wig , an Insedt found about the Sea-ffiores. De Zee-oorwurm. FORFRAUGHT, beset. Bezet, omringt. FORGABULUM, ( Law Term) Forgavel, a fmall reserved Rent in Money; a Quit -rent. Een klein Uitbeding van Geld van een Leen ; Erf- pacht. FORGARD , lost. Verlooren. A FORGE , {forge , F. ) a Place where a Smith heats his Iron ; a large Furnace where Iron Ore is melted. Een Smits e ; als méde een groot Fornuis waar in Tzer gesmolten word ; een Smelt-oven. FOR’GI A , 7 ( O. L ) a Smithy or Smith 's FOR’GIA Fedraria, y Forge. Een Smitse. FORGROWIN , overgrown. Chauc. Overgroeid, uit zyn Kracht gegroeid. To FOR -foef-, to predetermine. Voor af besluiten ; voor af waarschuuwen. FORHER’DA , a Herd land. Fore-land, or Head- land. Een Kaap, Uithoek, Hooft. FORIETEN, to forget. Cfiauc. Vergeeten. FORINSECUM Manerium,{ L.T.) a Manor which lies without the Town , and is not included within the Liberties of it. Een Heerlykheii die eve*- FOR. éven buiten de Stadt legt , en niet linnen de Vry- héden van dezelve begrepen is. FORIN’SECUM Servitium, (L.) Payment of Aid, Scutage , and other extraordinary Impositions on a Knight’s Service. Betaaling van On ■ derstand , Beschêrm-gëlden en andere buitenge • VDoone Belastingen van Ridderlyke Goederen. FORISFAMILIARI , (in Law) is where a Son ac- cepts of his Fathers Part of Lands , &c, in the Lifetime of the Father , and rests contented with it , fo that he cannot claim any more; upon which account he is termed Forisfamiliari. Een Zoon die zyn Aandeel in de Landeryën, enz. by zyn Vaders Leeftyd ontvangt , en zich daar méde vergenoegt , zonder na zyn Doodt iets meer te kunnen eifschen. FORK -fish, ( in Ichthyology) a Kind of Thornback. Een Soort van Rijch. FORK’ED-foaRf ( Hunting Term) all the Heads of Deer which bear two Croches on the Top, or which have their Croches doubled. Gevorkte Hoofden , de Hoofden der Herten die boven op twee ' Knoppen voeren, öf die dubbelde Knoppen hebben, FORK’EDtmï, Salmon in the fourth Year of its growth. Zalm , in het vierde J aar van zyn groei To FORKERVE, to cut off. Wegsnyden , versnyden. A FORK1N Bobbin, (in Zoology ) an Earwig. Een Oorwurm, FORKY. opening in two Parts, and ^pointed like the Prongs of a Fork „ Their forky Tongue and pointiefs Sting ”. Pope. Gespleeten en pun- tig gelyk de Tanden van een Vork ; gevorkt. FORLVNA: (Ital.) a flow Kind of Jigg. Zékere langzaame Dans. FORLEVEN, to leave, to depart. Verhaten, weg gaan. FO RLE YEN' to mistake. Ctiauc. Vergifsen. The FORLORN Hope, (of an Army) a Body of Men put u,>on the most desperate Services , or appointed to give, the first Onset in a Battel. V* y willige Waaghalzen ; uitgezögte Söldaaten om den eersten Aanval te beginnen . FORLOYN, a Retreat when the Dogs are called off from a wrong Scent. Het terug roepen der Honden van een verkeerde Lutht. FORLYVED , degenerate. Chauc. Ontaard , ver- basterd. FORM, (in Printing) one Side of a Sheet. Vorm, de eene 'zyde van een Blad , in het drukken. FORM , ( among Hunters ) is the Seat of a Hare. Het Léger van een Haas. FORM , ( in Philosophy ) is the fecond Principle , which, joined to Matter, makes up all natu- jal Bodies , or the efsentiaL, fpecifical , or di- tV. '■ m FOR. 5-53 stingwishing Modification of the Matter of any natural Body. Vorm r de tweede Regel in de Philosophic, enz . FORMAL Cause, (in Logick) is that which gives an internal Being or Efsence to Substances or Accidents. Een wézentlyke Oorzaak , in de Rede- neerkunde . FORMAL 1 1 IES, are Robes worn by the Magistra- tes or a City or Corporation , on folemn Occa- sions. Plecht gewaaden. FORMA Pauperis, (L. in Law) after the manner or a poor Man; which is applied when a Per- son has Cause of Suit, but is fo Poor as not to be able to pay the Charges; in which Case the Judge admits him to fue in Forma Paupe- ris , that is without paying Fees. Pro Deo; een Woord in de Rechten , als een onvermogend. Persoon genoodzaakt is Procés te voer en, in welk geval hem toegestaan ward Pro Deo, dat is oiet Gödts wil bedient te worden. Z° > L t0 f peak any Thing. Vermelden „ To FORMED, 5 ergens van fpreeken. FORM C.D Stones , (among Naturalists) are fuch Bodies , which , being either pure Stone or Sparr, are found in the Earth fo formed, that their outward Shape very nearly resembles Muscles , Cockles , &c. Mofselen of Schulp- vifsch'en die uit de Aarde gedolven worden, öf eigentlyk Steenen die die Gedaante hebben. FORME'DON, ( Forma Donationis , L. in Law) x Writ which lies for one who has a Right ” to Lands or Tenements by Virtue of an Entail. Een Geschrift ten Voordeele van iemand , die uit Hoofde vaneen vast Leen, een Recht op Lande- ryën öf Landhoeven heeft. FORMEE, (in Heraldry.) Zie PATEE. FORMEL, the Female of any Fowl. Chaüc. ffeu Wyfje van eenigerhande Vogel. FORMERS, ( Sea Term ) round Pieces of Wood, fitted to the Bore of a great Gun ; which hold the Carriages for the Powder. Proppen , hout - te Schyven die in den Mond van een Stuk Kanon fluiten. FOR’METH. (among Hunters) a Term applied to a Hare when fhe fquats. Een Jachtwoord, als het Haas gaat leggen. FORMFCA , ( L. in Surgery ) a Wart , callous and broad at Bottom. Zékere Wrat, de krui- pende Mier genaamd. FORMFCA , ( in Zoology ) the Ant. De Mier. FORMI’CA Leo , the Ant-lion , or Ant eater. De Mieren-Leeuw , Mier en- e eter. ^FORMFCA, (in Falconry) a Distemper in a Hawk’s Beak , which will eat it away. Een On- gemak in den Bek van eenVdk,het geen dezëlve > l . weg eet. A a a a 'FORMICA- 554 FOR. FORMICATION , (among Builders) Arching or Vaulting. Vérwëlving. FORMID'OLOUS , (formidolosus , L.) dreadful, terrible; also fearful. Vreeslyk, verschrikkelyk ; als méde Vrees achtig. FORMS , long Seats or Benches to fit on. Lange Banken om op te zitten. FQR’MULA, (L. among Physicians) a little Form or Prescription , fuch as Physicians direft in extemporaneous Praftice , in Distinction from the great Forms which are the Officinal Medi- cines. Een Recept, 'óf Voorschrift der Artsen. FORNA GE, l( O. L. ) a Fee taken by a Lord FÜRN VGIUM, 5 of his Tenants bound to bake in his Oven , or for Liberty to use their own; Chimney or Hearth money. Oven- , Schoorsteen-, óf Haardstéde geld. FOR’NIX , (L. in Surgery) the darawny Substance of the Brain. Het WëlfseJ 'óf Gewelf van de Hërfsenen. s FOR’PRISE , (in law) an Exception, or Reserva- tion. Eene Uitzondering , Voorbehouding. To FORRAY , to forrage. Spenc. Voeren ,foerageeren. FORSECHOKE, (Old Law) Land or Tenements feiz’d by the Lord for want of Services due from the Tenant. Verbeurd Land 'öf Landhoe- ven, die door den Heer,uit Hoofde van nalaati- ge Diensten die zyn Hoevenaar hem fchuldig was , in Beslag genomen zyn. FORSLAGEN, flain or killed. Verslagen. FORSLE WTHED , flothful , fluggish. Ci-i. Traag , lui. FORSLOUTHIN, to neglect, to lose through Sloth. Chauc. Verwaarloozen. FORSONGEN, FORSONGIN, tired with finging. Chauc. Ver- , moeid van Zingen , te Jlèrk ge- zongen. FO'RSTAL, being quit of Fines for Cattle arrested within one’s Lands. Vry van Boetens voor Vee dat op ecu's anders Land in Beslag genomen is. FORSTRAUGHT, distra&ed. Verstrooid, verrukt , ontstêlt. FORSWAT , over - fweat , fun burnt. Spenc. Be- zweet , van de Zon verbrand. FORSWONK, over -laboured. Spenc. Boven Ver- mogen gewerkt, afgewerkt. A FORT Roy al, (in Fortification) a Fort which has 2 6 Fathoms for the Line of Defence. Een Ko- ningklyke Schans. A Star FORT , a Redoubt, which is made of re- entering and faliant Angles. Stêrr en-J chans ; een Schans met vyf öf zës hoeken. FORTE, (of fortis, L. ) ftrong. Sterk. FORTE , (Ital. in Mustek Books) fignifies. to play, or fing loud and Prong, Luid en Jlërk. FOR. FORTE-FORTE, or F. F. (Ital.) fignifies to play, or fing very loud and Prong. Heel luid en Jlërk. FORTEMENT, (Ital.) Zie FORTE. Piu FORTE, or P. F. (Ital. in Mustek Books') denotes a Degree louder than only Forte. Een Graad hooger dan Sterk, öf Forte. FORTHEN, ; therefore. Daarom , om die Ré- FORTHY, f den. To FO RTHINK , to be grieved in Mind. In den Geest bedroeft zyn. To FORTHINK’, to think before, or pre-fuppose, &c. also to repent. Chauc. Te voeren denken , öf voor-onderstëllen; als méde berouw hebben. FORTH’ISSUING , coming out of, or from a Pla- ce. Uit voortkomende. FORTH’RIGHT , Prait forwards. Récht voerwaards. FORTHRIN , to promote. Chauc. Vorderen. FORTH-we//z/zg , ipringing forth. Spenc. Opwel- ling , ontspringing. FORTILAGE , (fortalitium, L.) a Fort. Spencer. Een Vesting, Schans. FQRTIL’ITY. a fortified Place, or House, a Cast- le, rather to defend the Owner, than endure a Siege. Een versterkte Plaats , ter Verdêdiging. FORTIN, (F.) a Fortlet, a Sconce or little Fort. Een Schansj e. FORTING’LES. Zie FARDING Deal of Land. FORTIS'SIMO , (Ital. in Mustek Books) fignifies extreme loud. Ongemeen hoog , in de Muziek. FORTITUDES , ( in Astrology ) certain Advanta- ges which Planets are fupposed to have, to make their Influences Pronger. Zekere Ver- moogens öf Voordeelen die Planeeten veronderstelt worden te bezitten , om hunne Invloeden te ft er- ker te maaken. FORT -Jlar. Zie SVar-FORT. FORTU’NED, fuccesfull. ,, The full-fortuned Cs* far”. Shak. Gelukkig, voorspoedig. FORTU’NE HUNTER , a Person who feeks after Women of great Portions , in order to enrich himself by marrying one. Een. Persoon die naar alle ryke Meisjes vryd tot dat ky 'er één krygt. FORTUNES , ( in Astrology) are the two benevo- lent Planets , Jupiter and Venus. De Luk-ga- dinnen ; de twee gunstige Planeeten Jupiter en Venus. FORTUNOUS, accidental. Chauc. Gevallig, toe- vallig. FORTUNY , a Tournament or running a tilt on H useback , with Lances. Een Tournooi -jpêl , of het met de Lans te Paerd rennen in een Steekfpël. FORTY Shilling Land, a. certain Quantity of Arable Land, FOR. POS. Land , containing Eight Ox-gang or an hun- dred and four Acres. Honderd en vier sikkers Bouwland. To FOR VISE, to foreshew. Foor af toonen. FORUM, (L.) a publiek Place at Rome , where Lawyers, and Orators made their Speeches in Matters of Property or Criminal Causes, ’t Ge- rëchtshöf, het Hof daar het Recht word bediend ; de Vierschaar , 'óf Pleitzaal , te Romen. FORU'RTH, f O. R ) a long Slip of Ground. Een lange Strook Land. FORWANDRED , tired with wandering. Chauc. Overwandeld , moede van het Wandelen. FOR’WANY, wanting. Ontbreeken, noodig hebben. FORWELED , worn out. Chauc. Versleeten , uit- gesleeten. FORWELKID, full of Whelks. Chauc. Vol Puis- ten. puistig. -FOR WEPT, weary with weeping. Moede van Wee- nen. FORWETE, to foreknow. Chauc. Foorweeten, te vooren Kennis van hebben. FORWINED , withered. Verslenst , verlept , ver- welkt. FORWORN, much worn. Spenc. Feel gedraagen. FORWOUNDED , dangerously wounded. Chauc. Gevaarlyk gewond. FORYELDE, to reward forepay. Chauc. Belto- nen, een Dienst erkennen , Vergelden. FORYIT , to forget. Chauc. Vergeeten. FOS. FOSS, ?( in Fortification) a Ditch, Moat o FOSSE, 5 Trench. Een Graft, Gragt. FOSS, /(in Anatomy ) a Kind of Cavity in a Bo FOSSA, S ne, but particularly the Cavity or In denture in the back Part of the Neck. Een Hob ligheid öf Kuil in een Been, dóch by zonder dt Holligheid in de Nek. FOSSA Magna, (in Anatomy) the interior Cavity of the Pudendum Muliebre. De Holligheid óf Opening der Vrouwelykheid. J FOS’SAGE , a Composition paid to be excused from the repairing or maintaining the Ditches round a Town. Zéker Geld dot by Accoord betaald word , om van he t Onderhoud der Gragten rond- om eene Stadt bevryd te zyn. FOSSARII ( in Antiquity )a Sort of Officers in the Eastern Church , whose Businefs it was to In- *11 t , he _pf m P te naaren , in de Oostersche Kerk, welker Werk was om de Dooden te b 8 - graaven. FOSSATO'RUM Operatie , (O. L.T.) Fofs-works, . • FOS. 'FÖT. FOU. 555 OI Service formerly done by Inhabitants, for pairing and maintaining the Ditches round a own Het Opmaaken van de Gragten rondtom, eene Stadt. ° ... a a r I ace rencea with a Ditch or drench. Een Gragt, 5 f Plaats daar een Gragt om heen loopt. FOS’SET, FORSE! '.f a little Chest or Cabinet. Een Kisje , Kas , Öf Kabinetje. IOSSILE , (fofsilé , F. L. ) that which is or may be digged out of the Ground. Dot uit de rend gegraaven is, öf ge graaven kan worden. FOSSILS, (fofsilia, L. ) all Bodies whatever, that are dug out of the Earth. Uitgegraavene Berg - ’ a ^ er ^ e ^ Soort van Lighaamen die uit de Aarde gegraaven zyn. FOSTAL, a Way leading from the Highway to a gieat House. Een Weg die van den gemeenen, M eg naar een groot Huis loopt. FOSTAL, the Footsteps of a Hare. Het Spoor van. een Haas. FOS FERAGE, the Office or Employ of Nursing or bringing up a young Child with proper Food. Voeding , Opqueeking van een Kind. FOS’TER-/e Fretful, peevish , crofs, frowavd- FRAMPART, i Knorrig, knys- achtig, gémelyk, FRAMPUL , J dwars. FRAMPOLD , troublesome, uneasy, &c. Shakesp. Lastig , ongemakkelyk . FRAM’POLE Fence , a Privilege belonging to the Inhabitants of the Manor of Writtle in Efsex. Zéker Voor richt het geen de Inwoonders der Heer- lykheid van Writtle in het Graafschap Efsex geen eten. FRAN’CHISK Royal, is a Grant from the King to a Man and his Heirs , to be free from Toll , &c. Een Koninglyke Vergunning van Tol - vry- hsid , aan iemand en zyne Erfgenaamen. FRANCIGENiE , (in old Lawbooks ) Foreigners. Vreemdelingen. FRANCIS’CANS , an Order of Friers founded by St. Francis in Italy, A. C. 1198. Franciskaa- ner Monnikken. FRAN’CLIN , (O. L. T.) a Freeholder. Een In- gelande, een die een Vry eige Landgoed bezit. FRAN’COLING, a Bird for Hawking. Een Vogel om, méde op de Valken Jacht te gaan. FRA. 557 FRAN’GIPANE , a Kind of exquisite Perfume given to the Leather of which Gloves, &c. are made. Zékere aangenaame Reuk , die aan hot Leer gegeeven word , daar Handschoenen , enz. van gemaakt worden. A FRANK , a Place to feed a Boar in. Een Schot öf Kót om een Varken in te mesten. To FRANK, to fhut up in a Stay. In een Varkens' Schot opsluiten. FRANK Almoin , ( Law Term ) a Tenure of Lands or Tenements bestowed for perpetual Alms. Een vrye Aalmoes. FRANK bank, (Law Term) Copyhold Lands, which the Wife, being married a Virgin, hath after the Decease of her Husband for her Dower. Een bepaald Leengoed, het geen eene Vrouw na de Doodt van haaren Man voor haare Douarie verkrygt. FRANK c 7 w£ , ( Law Tem) a Liberty of free Cha- se, in a Circuic adjoining to a Forest. Eene Vry- heid om te jaagen. FRANKELEINE. Chauc. Zie FR ANC LING. FRANK free, ( Law Term). Zie FEE -fimple. FRANK ferm , (Law Term) is Land or Tenement in which the Nature of the Fee is changed by a Feoffment, &c. Vry pacht. FRANK -fold, ( Law Term ) is where the Lord has Power to fold or pen up his Tenant’s Sheep within his Manor , for the manuring of his Land. Eene Vryheid waar by den Leenheer het Vermogen heeft , om de Schaopen van zyn Leenman , bin- nen zyne Heerlykheid in Kooijen te houden, tot misting van zyn Land. FRANK-Zaw, ( Law Term) is taken for a free En- joyment of all’ those Privileges, which the Law permits to a Man not found guilty of any hei- nous Offense. Een Vry genót van alle de Voor- rechten , die de Wit iemand vergund die aan gee- nerlei Jchandelyke Misdaad fchuldig is. FRANK-wzam'flgê , ( Law Term) is a Tenure in Land.fpecial , whereby a Man hath Land .with a Woman, to him and the Heirs of his Body, without doing any Service but Fealty to the Donor. Eene Leenhouding , waar by een Man Land voor hem en zyne Afstammelingen met eene Vrouw verkrygt zonder 'er eenige Dienst dan Hulde aan den Geever voor te doen. FRANK -pledge, ( Law Term) an ancient Custom for the Freemen of England at 14 Years of Age to find Surety for their Fidelity to the King, and good Behaviour to their Eellow - fubjecls* Een Borg, Vryborg. FRANKENIA , Sea-head , or S-ea-chickweed. Zee- muur , een Kruid. FRANKLIN, a Freeman or Gentleman. Spenc. Een Borger, iemand dié niet dienstbaar is - Aaaa 3, ERANKSj, 558 FRA. FRE. FRANKS , a People who anciently inhabited Part of Germany. Franken. FRANNrON, one of a too free or loose Behaviour. Spenc. Een Wildzang ; een die al ie my en te lös in zyn Gedrag is. FR APE, Rabble. Chauc. Het Graauw. FRAPP 1 SH, peevish, crofs. Knörrig, gèmelyk. To FRASE , to break. Breeken. FRATE’RIA, ( fr atria , L. ) a Brotherhood, a So* ciety of religious Persons. Broederschap. To FRATERNISE, {fraterniser , F.) to live toge- ther like Brothers. Als Broeders leeven. FRATRES Arvales. Zie AR VALES Fratres. FRATRES Conjurati. Zie CONJURATI Fratres. FRATRICEL’LI , a Sort of Hereticks, A.C. 1304, who held Community of Goods, and that Wo- men ought to be in common. Fratres de Pan.-, pere Vita , zékere Këtters in de Xlllde Eeuw. FRAUDA’TION , (L.) a Cheating , deceiving, or beguiling. Bedrog , hedriegery , opligting. FRAUGHT’ AGE , Freight of a Ship; also Money paid for the Freight of it. Shakesp. Laadmg ■van een Schip', als méde de Vracht die daarvoor betaald word. FRAUS Legis , (in Law) is where the procefs of the Law is used with a Felonius purpose. De Wetten gebruiken töt eerlooze Oogmerken. FRAXINUS , ( in Botany ) the Ash-tree. De Es- schen-boom. The Deer FRAYS her Head , ( Hunting Term ) flie rubs it against a Tree. He t Rhee vryft kaar Hooft tégens een Boom. FRAYN'D, refrain'd. Beteugeld , bedwongen. FRE. FRE AM, ( among Farmers ) arable or plowed Land worn out of Heart. Wei- iff Bouwland dat Braak gelégd moet worden. To FREAM , (of fremere , L.) a Term used by Hunters, of a Boar, that makes a Noise at Rutting-time. Bronzen , fchreeuwen To FREE the Ship , ( among Seamen ) is faid of the Pump when it throws out more Water than leaks into her. Het Schip ontlédigen , uitpompen. To FREE the Boot , to hale or lade out the Water therein. De Boot uithoozen. FREE bench. Zie FRANK -bank. EREE-bord , a certain Quantity of Ground, without or beyond the Fence, which is claimed in fa- me Places. Zeker gedeelte Gronds buiten de Be- schutting. FREE chapel, a Chapel founded by a King, or one exempted by him from the -Jurisdiction of the FRE. Ordinary. Een vrye Kapel , door den Koning gt« stigt of door hem van het gewoon Rechtsgebied, vry gemaakt. FREED STOLL, -.{Sella Pads ,L. among Antient FRlTH’STOLL , £ Writers ) a Stone Chair in the TRID'STOLE , 3 Church near the Altar , to which Offenders used to fly for SanCtuary. Vry stoel, een Steene Stoel die naast het Autaar-in de Kérk. geplaatst was , wr waards Misdaadigers tot hun Veiligheid de Vlucht pleegen te neemen. FREE hold, (in Deed) is the actual Pofsefsion of Lands or Tenements in Fee. Het Bezit van Land of Landgoederen in Leen . FREE-hold , ( in Law) is that Land or Tenement which a Man holdeth in Fee , Fee tail , or at least for Term of Life. Land öf Landgoederen die iemand in Leen, bepaald Leen , öf ten minste geduurende zyn Leeven bezit. FREELEGE, Privilege. Voorrecht. FREE fchool, a School where Children are taught without expence or charge to their Parents. Een Vryschool voor arme Kinderen. FREE-auorrai , the Power of granting or denying Licence to any to hunt in fuch and fech Lands. Hot Vermogen om iemand Vry heid van ffaagen te vergunnen öf te weigeren. FREEZ , { frieze , F. ) a Sort of coarse woollen Cloth, probably fa called, because first made or worn by the Inhabitants of Friezeland. Vries, een Soort van grof Laaken öf Baai. FREEZ, (in Gunnery.) Zie MUZZLE Ring of a Cannon. FREEZING Mixtures , ( among Chymists ) that which is mixed together, to cause other Bodies to freeze or congeal into Ice, as all Sorts of Sa ! ts,&c. Bevriezende öf verstyvende MSngzels, FREINTH, asketb. Chauc. Gevraagd. FRENCH-wzsngo/d, a Flower. De Goudsbloem. FRENDFULLICHE , friendly Chauc. Vriendelyk. FRENDNESSE, Strangenefs. Chauc Vreemdigheid. FRENNY, a Stranger. Speng. Een Vreemdeling . FRENUM, (in Anatomy.) Zie FRjENULUM. FREQUENTATIVE, {frequentatif , F frequentati- vus, L ) a Grammatical Term applied to Verbs, which denote the Repetition of an ACtion. Een herhaalend Werkwoord. FRES’CA, (O. L. ) fresh Wafer, Rain, or a Land- flood. Vërsch Water , Régen , öf een Inbreuk van Water. FRESCA’DES. (Ital.) Ihady,cool Walks, Bowers , &LC. Schaduwachtige, koele Wande l-wégen. FRES’CO, as to Paint in FRESCO, to paint upon bare Walls, Cielings, &c. newly done, that the Colours may fink in , and become more du- rable. FRE. table. In Fresco Schilderen ; op vërsche Kalk waar méde de Muur en , enz. .bestreek'en zyn Schilderen. IRFSH-difseisin , (in Law ) is fuch a Dlfseisin as a Man may feek to defeat of himself by his own Power, without the Help of the King or Jud- ges. Eene nög vërsche onwettige Bezitneeming , die niet boven de 15 Dagen geduurd heeft , wél- ke iemand zonder zyn Toevlucht tot den Koeling öf de Réchters te neemen , op zyn eigen Gezach mag zoeken te niet te doen. FRESH-/sne, (Law Term) a Fine levied within a Year past. Eene Boete die binnen het Jaar ge- heven wordt. FRESH gale, (Sea Term) is when a Wind blows immediately after a Calm. Een fris Koeltje . A FRESH - hawse , (among Seamen). Zie HAW- SE. FRESH-/onre , (Law Term) a Force done within forty Days, as in a Difseisin. Een Geweld het geen binnen veertien Dagen geschied is. FRESH wan, a Novice or young Student in an Uni- versisy. Een Nieuweling , Groentje. FRESH shot, (Sea Term) is when any great River falls into the Sea. Een vërsche fchoot; te wee- ten als eene groote Rivier in de Zee valt. door- welk middel de Zee , een goed end weg van de Mond van de Rivier vërsch Water krygt. FRESH fpell , ( Sea Term ) a fresh Gang to relieve the Rowers in the Long-boat. Vërsche Roei- jers, om de Roeijers van de lange Boot af te lofsen. FRESH'/wit, (Law Term) fuch a present and ear- nest Pursuit of an Offender, as never ceases till he is apprehended. Eene aanhoudende Vervol- ging van een Misdaadiger , die niet gestaakt wordt voor dat hy gevat is. FRESH-iuafcr Soldier, a Name of an Herb. Zékere Waterplant. FRET, ('in Architecture) an Ornament consisting of two Lists or Fillets interwoven and at pa- rallel Distances. Een Cieraad in de Bouwkonst , he t wëlk uit twee Lysten öf Banden . die op gelyke Afstanden in malkander geslingerd zyn , bestaat. A. FRET , ( in Mu-sick ) a Stop or String to regula- te the Vibrations of the Strings. Een Pennet- je öf Snaar om de drilling der Snaaren te ré- gelen. jf.FRET , (in Heraldry) a bearing consisting of fix Bars, c-rofsed and interlaced. Een Téken in -een Wapenschildt , het geen uit zes Spylen öf Balken bestaat die dwars door elkander gevloch- ten zyn. FRETTED , musical Instruments are faid to be fo, when they have their feveral Frets or Stops FRE. FRI. 552 marked upon them. Gemerkte Instrumenten', ah de Toetsen der Speeltuigen gemerkt zyn. FRETWORK, (in Architecture) that adorned with Frets. Frëcwërk, zéker Opwërk. FRETTY , adorned with raised . or Fret-work. Mei Opwërk veniert. FRI. FRIAR’S Cowl, (in Botany) a Plant. Monnikskap , Wolfswortel. FRICAN’DOES, (in Cookery) a Sort of Scotch Cal- lops larded, farced, and (tewed. Kalfslapjes die gelardeerd , gekruid en gestooft worden. FRID’STOL. Zie FREEDSTOLL. FRIENDLY Society, the Members of an Office in London for the Insuring Houses from Casualties by Fire. Een Genootschap in Londen alwaar de Huizen voor Toevallen door Brand veroor- zaakt, verzekerd worden. A FRIER , ( in Printing ) a Page or Sheet fo ill worked off at Prefs , that it can fcarce be read. Een Geest , een Monnik , een flaauw. gedrukt Blad. FRIEZE , ( in Architecture ). Zie FR1ZE. To iRIG, to rub. Wryven. FR1GATOON, a Venetian Vefsel, built with a fqua- re Stern, without any Fore-mast, having only a Main-mast, Mizen-mast , and Bowsprit. Fre- gaton , een Venetiaansch Vaartuig , met een vier- kant agterkasteel. FRIGEB’AC’TION,a Cooling, or making cold. Ver- koeling. To FRI’GERATE, (frigeratum, L. ) to cool. Ver- koelen, koud maaken. FRI’GERATORY , (frigeratorium , L.) a Place to make or keep Things cold in. Een verkoel - - Plaats ; een Plaats om Dingen koel te maaken öf koel te houden. FRIGID A’RIUM, a Place in the Baths of Rome to cool People in. Een Plaats in de Baden te Ro- men , om de Lieden te verkoelen. FRI’GIDI, (among Physicians) those who are not fit to get Children. Die geene die onbekwaam Zyn om Kinderen te verwekken. FTUGORIF’ICK }( frigprificus , L. ) . making or FRIGORIF ICAL , ƒ Vnk ° elsnde 5 FRIGORIF’ICK Particles , ( in Philosophy ) fmall Particlhs that are of a Matter efsentially cold. Deeltjes die van eene wézenlyke Koude zyn. FRILL . a narrow Border of Lace or Cambric!? , fe- wed on the Neck of a Woman’s Shift, or on the Bosem of a Man’s Skirt. Een Strookje van Kant öf Kamerdoek om de Hals van een Vrouwe- öf aan de Borst van een Mans Humbel. FRILL 5 ) P'^hards , garbaged, fal- FUMA’THOES, >ted and dried in theSmoak. Ge- jrodkte Bokking of Sprot, FUMA’GIUM", (O. L. ) Fumage, Dung, or manu- riijgAvicb Dung. Mist , Mëst , Misten. FU’MARIA , ?( in Botany ) the Herb Earth-fmoak. FU'MllORY, \ Duive-kërvel , Aard-rook. FU’METTE, (F. ) the Stink of Meat. De adelyke Reuk van Vleesch. FUMEYED, muted. Verstomt. FUMID’ITy , (fumiditas , L. ) Smoakinefs. Boe- kerigheid. FUMIF’EROUS , (fumifer , L. ) bringing Smoak, Rookerig, dat Rook veroorzaakt. To FUMiF’ICATE , (fimificatum , L. ) to make a Fume, Perfume. Rooken , Bewierooken. To FUMIGAd E , ( Chemical Term ) to make one mixed Body receive the Smoke of another; to impregnate it with the volatile Parts of the Bo- dy burnt. Berooken ; de Rook van J t eene Lig - haam aan ’t ander méde deelen. FUM1GA HON , (among Chymists) an Erosion, or the Eating away of Metals by Smoke or Va- pours Rooking; eenDcorknaaging óf weg-eeting der Metaalen door een fcherpe en bytende Rook öf Damp. FUMIGATION, (among Surgeons) raising a Sali- vation by Smoke or Fumes of Mercury, &c. Berooking ; Kwyling verwekken door den 'Rook óf de Dampen van Quikzilver. FUM1TER , ( in Botany ). Zie FUMARIA. FUM’MER. Zie FULIMART. FUN. FUNAM’BÜLI , ( in Antiquity ) Rope-dancers. Koor- de-dansers. FUNCTION, (in Algebra) any compound Quanti- ty; and when one of the component Quantities Is variable, it is faid to be a variable Funttion Eene Saamengestè'lde Veelheid, in de Stëlkonst. ° FUND, (in Anatomy) the Bottom of any Cavity in the Body, as the Fund of the Eye, tbeFund of the Bladder , &o De Bodem van eene Hólte in liet Lighaam , als de Bodem van het Qog , de Bodem van de Blaas, enz. FUNDAMENTAL Diagram, (in Mathematicks) a Projection of the Sphere on a Plane , &c. Eene Afbeelding van de Lynen en Kringèn van den Spheer op eene Vlakte. FÜNDAMENTO , (Ital. in Mustek ) every Part B b b b 2 that 5 6- 4 FUN. FUR. that plays or fings the Bafs ; but mors especial- ly the Thorough-bafs. De Grondbas , öf door- gaande Bas . FUNDUS Plantes , (L. among Botanists ) that Part of a Plant where the Stalk just meets and joins to the Root. De Bodem der Planten; het Ge- deelte van eene Plant daar -de Steng met de Wortel vereenigt. FUNG1TFE , (in Natural History ) a Kind of Fofsi- le Coral, of a Conick Figure, tho’ fometimes flatted, and flriated longitudinally. Een Soort van Kégelvormige Fofsilia. FUNGOIDES, FUNGOID -ASTER. Zie ELVELA. FUNGO'SITY, fponginefs ; porosity. Spons-achtig- heid. FUN GOUS , (fangosus, L.) full of Holes , like a Mushroom, fpongy. Spons-achtig , vol Gaaten 'óf Poriën als de Kamp emoe Ij e. FUNGUS , (in Botany ) the Mushroom, or Toad- ftool. Kampernoelje , Duivels-brood , Paddestoel, Champignon. FUN GUS ( L. in Surgery ) foft fpongy Flesh , which grows upon Wounds. Wild Vleesch. FU’NICLE , ( funiculus , L. ) a little Rope. Een Touwtje, Snoertje öf Koortje. FUNICULUS Umbilicalis , ( in Surgery ) the Na- vel-ftring. De Navel Jlrëng . FUR. FUR, (among Chymists ). 2.ie FURR. FURA’CIOUS, theevish. Dief -achtig. EURBOTE , Fire -boat. Eene Vergunning van vrye Brand. FUR’CA, (in Antiquity) a Piece of Timber resem- bling a Fork, used by the Romans as an Instru- ment of Punishment. Zéker Dwarshout als een Mik, öf Galg, het geen door de Romeinen tot Straf -off 'ening der Misdaadigers gebruikt wierd,_ FUR’CzI and Fofsa, (O. L. in Antiquity ) a Juris- diction of punishing Felons, the Men by han- ging and the Women by drowning. Een Rechts- gebied om Misdaadigers te Straffen , de Mannen met de Koord , en de Vrouwen met het Water. FUR’CALE Os, ^( in Anatomy) the upper Part FURCALA Superior, ( o f the Sternum, or Breast- FUR’CELLA, J bone. Het Slcutel-been. Ad FUR’CAM fff Flagellum , ( Law Phrase) the meanest fervile Tenure , when the Bondman was at the Lord’s Disposal for Life or Limb. Een zeer gering Leen- goed , waar van de Vasal zyn Lyf en Leeven aan den Leenheer ten dienste moest geeven, FURCHE’, (fourché, F. ia Heraldry ). Zie FOUR- CHE, FUR. Where FURED you? Where went you? Waar ging gy naar toe ? FUREN’DAL Zie FARDIN G-deal. FUR’FUR , £Bran ■> Dandruff , the Scales that FUR’FURES,5* fall from the Flead , or Skin. Schub- ben, witte Schilfers die van het Hooft vallen; Zémelen. - FURFURA’TION, (L. ) the falling of Scurf from the Head. Zémeligheid ,het vallen van de Schub- ben van het Hooft . FUR1A , or £(Ital. in Musick Books) fignifies , Con FURIA, 5 with Fury and Violence; and is to be understood not fo much in respeét to the Loudnefs of the Sound , as the Quicknefs of the Time and Movement. Sterk öf geweldig fpeelen in de Muziek. FU’RIBUND , ( furibond , F. furihundus , L . ) full of Madnefs, or like a Madman. Raazend, woe - dend , van Razerny vervoerd. FUR’LING Lines, (in a Ship) ate fmall Lines ma- de fast to the Top-fails , &c. to furl up the Sails. De Touwtjes van de Mars zeilen, om de Zeilen aan de Rhee te binden. A FUR’NACE, (Fournaise , F. Fornax, L ) a Kiln for Brewing and other Uses. Een Oven , Fornuis , Öf Stookplaats in eene Brouwery. Moveable FUR’NACE , (with Chymists ) one who- se Shape is like that of the Reverberatory. Een Stook kasje. Wind FUR’NACE, a Furnace built fo as to draw the Air ftrongly, to blow the Fire, in ordei? to fuse and melt the Matter in the Vefsels cal- led Crucibles or Coppels. Een Wind -fornuis waar in het Vuur, door de buiten Lucht a an ge- blaazen word. FUR’NAGE. Zie FORNAGE. FURNITURE , ( in Dialling ) Lines drawn on Dials , more for Ornament and Curiosity, than Use. Streepen en Cieraaden op Z onnewyzers, FU’RO. Zie FITCHER. FUROLE’ , (feu. Fire, and rouler-, to roll, F. ) a little Blaze of Fire appearing by Night on the Tops of Soldiers Lances; or at Sea on Sail- yards, which whirls and leaps in a Moment from Place to Place : It is fometimes the Forerun- ner of a Storm If there be two , it is called Castor and Pollux, and is fupposed to portend Safe- ty, but if but one, it is called Helena, and is thought to forebode Shipwreck. Dwaallicht- jes op de Lansen der Söldaaten, öf op de Sten- gen der Zeilen die men voor Voorboden van Storm, houd. FU ROR Uterims , ( L. ) a Distemper which pro- vokes Women to transgrefs the Rules of com- mon Modesty. De rauzende Moer, TURK, FUR. FUS. Furr , (among Chy mists ) the Sediments of Li- quors, adhering to the Vefsels in which they ” were contained. Het Rezinkzel der Vochten, ’t welk zich aan de Vaten hecht daar dezëlven in zyn. FURR, (among Carpenters ) a Piece nailed upon a Rafter, to ftrenghten it when decayed, or to make it llraight when ic has Sunk in the Mid- dle. Een Klamp op een Spar om dezelve te versterken. . FURRS , ( in Heraldry ) are in the Doubling of the Mantles in Coats of Arms, and fometimes used in the Bearing. Bont , Hermelyn , enz. in ten Wapenschild. To FURR, to grow rough and clammy, as the Ton- gue in a Fever, or a Vefsel with (binding Uri- ne , &c. Aanzëtten , ruuw en kléverig wor- den , als de Tong in de Koorts , of een Pö.t daar Pis in fiaat. FURR’ING a Ship , is laying on double Planks upon her Sides. Een dubbelde Huid om een Schip leggen. FUR’RING, (in Architecture") is making good the Rafters -feet in a Cornish. De Righel Voeten in een Kroonwerk versterken. FURRY, covered with, or drefsed in Furr; con- sisting of Furr ; also covered with the Sedi- ments of any Liquor. Met Bont bedekt , in ’t Bont gekleed; uit Bont bestaande ; of bedekt met het Bezinkzel van e.enig Vogt. FU'RUNCLE, (Furoncle ,F. Furunculus ,L. in Sur- gery ) a Bile or angry Pistule. Een Bloed zweer , Bloed-vin , een kwaadaardig en fmërtelyk Gezwel. FURUNCULUS, ( in Zoology) the Ferret. De Fret. FURZ, a Sort of prickly Broom used for Fuel. Hei- doorn, FUS. FUSARO'LE , (in Architecture) a fmall round Member cut in Form of a Collar, with fome- what longish Beads , under the Quarter Round of Pillars. Een klein rond Lid , het welk op de wyze van een Kraag öf Halsband met langwer- pige Kraaien gesneeden is. FU’SE, l (fusie, F.) a Pipe filled with Wild-fi- FUSEE’ , S re , and put into the Touch-hole of a Bomb, fo contrived, that it may burn fo long and no longer, as is the Time of the Motion of the Bomb from the Mouth of the Mortar to the Place where it is to fall. Een Kruidloop. FUSIL, (of fusus, L. in Heraldry) is a rhomboi- dical Figure in an Escutcheon , more flender than a Lozenge. Een final langwerpig Vierkant. FUSIL, capable of being melted or liquified by Fi- re; running, or liquified by Heat. „ Turn in- to a fusil Sea”. Philips. Smeltbaar ; dat door het Vuur vloeibaar gemaakt kan worden. FUS. FUT. FUZ. FYL. FYN. FYR. 565 FUsfr^ Y ’ in Heraldry ) is when the Field of irv-n F 'i an E scutc h e °ti is divided throughout Pnnlb f ‘ « en - Fëld iU £en Wa P™schild dat in > J‘ nalle Langwerpige vierkanten verdeeld is. FUSION, (F. of L.) a Founding or Melting rin- a,S int ° FIuids - Eene Smelting der Me- 1US fmm 'II Jr [ hiteau f e ) the Shaft of a Column wV As W co th e Capital. De Schaft öf Kapiteel. een Pie aar ’ Van den A stra S aal LU hit FUSF ’ , a , , flro R ng pensive Smell, like that of a Reuk^ ^ arre ' Een verschimmelde Lucht , T0 F 55 T ’ t0 , grow mouId y- Verschimmelen , ver* scinmmeld ruiken. FUSTICK , a Sort of yellow Wood , used by yers , brought from Barbadoes. Zéker Soort van geel Hout, het geen door de Ver -uiers ge- bruikt word om Geel te vërwen. To FUSTIGATE, (fustiger , F . fnstigatum, L. ) Jlian ng ° r beaC With a Cud S el - Met een Stok 1 ÜS £ ] |^ ARfA ? ’ a Low ’ linking, or despicable reiiow. Away you Scullion, you Fustilarian”. 01iAfC - ten laage Jlinkende en verachte KaereL FUT, FUT’TOCKS in a Ship , the compafsing Timbers which make her Breadth. De Knie-houten van 6671 öChlp. FUTURFMON, (in Philosophy) a future Being or Existence. Een toekomend Weezen öf Bestaan- lykheid. FUZ. FUZEE, (among Farriers) two dangerous Splentsr joining from above downwards. Twee gevaar - lyke Eelt-aehtige Knobbels aan de Pooten van een Paerd. FUZEN , or Fuzzen , Nourishment. VoedzeL FUZZBALL, a Kind, of Fungus , which when tou- ched or prefsed, burst and fcatters Dust. Een Soort van Spons , die , als ze aangeraakt en ge- drukt word, barst , en Stof uit werpt. FYL. FYLTH , Vilenefs, Basenefs. Chauc. Gemeenheide Laagheid. FYN. FYNT , findeth , found. Chauc. Gevonden. FYNYS, Fines. Chauc. Boetens. FYR. FYRE -loom, Lightning. Weerlicht . , Blixem,. B. b b b 3 . a. 566 G. GAB. GAD. G. G as a Numeral Letter was antiently used to de- • note 400; and with a dash over it thus G, 400,00 d. G, als een Tël -latter betékende oudtyds 400 ; en met een Streepje als G , daar boven betékende 400,000 G. ( in Mustek ) is the Chara&er or Mark of the Treble cleff. G, in de Muziek , is het Taken van de hoogste Sleutel. G. as an Abreviature in Roman Inscriptions , Stands for Gains, Gellius , Gens, Genius, Germanicus , &c. ; G. A. Galleria, &c, ; G. A. B. Gabinius, &c. ; G. C. for Genio Civitatis, or Ceesaris; G. B. for Genio Bono ; G. G. for Gemina , Ges - sit , Gefsurunt; G. L. for Gaius , Libertus , or Genio Loei ; G. P. F. for Gemince Pice Fidelis ,• G P. R. for Genio Populi Romani; G. S. Genio Sacrum ; G. V. S. for Genio Urbis Sacrum. GAB. GABARA, (in Antiquity) a Dead Body inbalmed, fo called by the Egyptians. Een Gebalsemd Lig- haam; Mummie. GAB’ARAGE, Wrappers in which Irish Goods are wrapped ; Rappers. Omslagen , die om de Iersche Goederen geslagen worden. GA’BEL, ( gabelle , F.) an Excise in France upon Salt. Zoutpacht; eene Belasting op het Zout in Vrankryk. GABEL , ( in Old Records ) Rent , Custom or Du- ty yielded to the King or Lord, not by Con- tract, but arbitrarely imposed. Renten , Schat- tingen , 'óf Imposten, die niet by Verdrag; maar willekeurig ep ’t Volk gelè'gt worden. GABEL, in Architecture). Zie GABLE. GAB’ERDINE, ( galvetfdine , F.) a Shepperd’s coar- se Frock or Coat. Een Herders Pey. GA’BIONS , (in Fortification) Baskets about four Feet in Diameter, and five or fix Feet high, which being filled with Earth, are placed upon the Batteries , &c. Schanskorven , om de Batte- ryën te dekken. GABLE, (among Builders) the (looping Roof of a Building. Het fchuine Dak van een Gebouw. GA’BLE end of a House, the upright and triangular End , from the Eaves to the Top. Een Dak Van de onderste Laag Pannen töt in de Top. GAB’LOCKS , false Spurs for Fighting-cocks , of Steel, Silver, &c. . Nagemaakte Spooren. GABRANTOVFCI, a People who antiently inhabi- ted fome Part of Torkshire. Een Volk, ’t welk oudtyds een Gedeelte van Jorkshire bewoonde. GAD. GAD , (among Miners) a fmall Punch of Iron, with a long Wooden Handle, used to break up GAD. GAF. GAG. GAL the Ore. Een Soort van een Bytel om de Erts op te breeken. GAD,_a Measure of nine or ten Feet, a Geome- trical Perch. Een Maatstok öf Meetroede van 9 'óf 10 Voet. GADÜS , (in Ichthyology) a Genus of the Ma!e- copterygious Fishes ; comprehending the Whi- ting, Cod, Haddock, Ling, &c Een Geslacht van Vifschen , bevattende de Bolk, Wyting, Ka- leljaaiiw , Schëlvisch , Lengvisch , enz. GADWAL , ( in Ornithology ) a Species of Duck. Een Soon van een Eendvogel. GAF. GAFF ^ an Iron Hook to pull great Fishes into a Ship. Een Krauwel, of Visfchers Haak. GAFF. Zie GABLOCKS. GAF’FOLD-Gï'fiL Payment of Custom or Tribute. Scliatting-öf Tribuit-Gëld. GAFOLD -Land, (in Old Law-Books) Land liable to Taxes, and let for Rent. Huur -landen die aan Schatting onderworpen zyn. GAG. GAGATES , ( in Natural History ) Jet , or Aget- stone. Git, öf Agaat • steen, een zwarte blin- kende hars achtige Steen. GAGE, (in Joinery) an Instrument to draw a Li- ne Parallel to the Straight -side of any Board, for gaging Tenons, and marking Stuff to an equal Thicknefs. Een Kruishout. GAGE, (among Letter -founders) a Piece of Box, or other hard Wood, variously notched; the ufe of which is to adjust the Dimensions, (lo- pes , &c ; of the different Sorts of Letters. Een (luk Palm-, of ander hard Hout ’ t wëlk de Lettergieters gebruiken om de Groote, Schuinte enz , der onderscheidene Letters te bepaalen. Sliding GAGE, a Tooi ufed by Mathematical In- strument-makers, for measuring and fetting of Distances; it is also of ufe in Letter- cutting, and making of Moulds. Een Af stand -me eter , zéker Instrument der Wiskonstenaars , Letter- snyders en Vërm-maakers. GAGE , of a Ship is fo many Feet of Water as fhe draws De Peil van een Schip. Weather GAGE, (Sea-Term) when one Ship is Wind- ward of another, ilie is (aid to have the Wea- ther-Gage of her. De Wind hebben; van Sché- pen op Zee , fpreekende. GAL GAI’ANITES, certain Hereticks, who fprang from the Eutychians. Gaieniten , zékere Këtters. GML-Clear , a Wort-Tub. Een Geil-Kuip. GAIL, Wort. Geil van Bier. GAIN, (in Architecture) the levelling Shoulder of the GAT. GAL. the Joist or other Timber. Het Schoorstuk van een Balk , of ander- Timmerhout. GAIN’AGE , ( gaignage , F.) all Ploragh-Tackle and Implements in Husbandr y. ^Allerlei Ploeg- en ander Gereedschap dat töt den Landbouw be- hoord. GAIN’AGE, ( in Law ) Land held by the meaner Sort, or Villains ; also the Profit arising from the Tillage of fuch Land. Land dat door gerin- gen Menschen bebouwt word, öf het Foordeel dat daar van komt. To GAIN’COPE, to go crofs a Field the nearest Way. Weg afsneden-, dwars door een Feld loo- pen om den naasten Weg te gaan. GAIN’ERY, l (L. T. gaigner, F.) Tillage or GAIN’URE, ƒ Husbandry, the Profits thence ari- sing, or of the Beasts used therein. Foor dee- len van den Land-bouw , öf van de Beesten die daar toe gebruikt worden. GAIOPHRAGMIA , (in Natural History ) a Genus of Septariar. Ben Geflacht van Fofsilia , die niet verbrand 'öf in ’t Water ontbonden kmnen worden, GA1RISH, Gaudy, fliowy, fine, or bright. Zwie- rig , fraai fchoon, helder. GAIT , the Manner or Air of walking. De Gang , Houding. GAFTRE, the Dog-Berry Tree. De Hond-beziëii- Doorn. GAL. GALACTITES, (in Natural History ) a finooth , ash-coloured indurated Kind of Clay. Een glad- de Asdi-graauwe versteende Soort van Klei, die eertyds voor de ontsteking der Oogen gebruikt wierd ; de Melk - steen. GALACTO’PHORI Duüus , (in Anat.) Vefiels that convey the Milk and Humour called Chyle to the Kernels of the Breasts. Melk - Faaten , die de Chyl naar de Borst- Klieren voeren. GALACTOPLETICK Faculty , an Aptitude to fe- quester Milk in the Breasts. Een Fermoogen om de Melk in de Borsten aftescheiden. GALAGE. Zie GALLOSHES. GAL’ANGAL, (in the Materia Medica) an Aro- matick Root brought from India. Galinga; een Speceryachtige Wortel. GALANTHUS, (in Botany ) the Snow-drop. De Sneeuw -vlok, zékere Bloem. GALANTINE, (in Cookery ) a particular Way of drefsing a Pig, &c. Een byzondere wyze om een Speen-varken gereed te maaken. GALAX , ( in Botany ) a Genus of the Pentandria- monogynia Clafs of Plants. Plantgewas, tot de genoemde Klafse behoorende. GAL’AXY , ( Galaxias , L. of r Gr,) a GAL. 56? broad white Circle in the Sky, called the Mil- ky Way. De Melkweg. GAL’BANUM. Zie CHALBANUM. To GALE, to yawl, bawl, or laugh aloud. Ciiauc, Luidkeels lachen. GALEARII, (in Roman Antiquity ) Servants who attended the Soldiers in the Army. Léger- Knegts , Helmdraagers. GA’LEATED , ( galeatus , L. ) covered with an Helmet, or with fomething resembling an Hel- met.,, Agaleated Echinus”. Woouw. Gehelmd . GA’LEATED, (among Botanists) Plants bearings Flower resembling an Helmet. Planten die ge- helmde of gelipte Bloemen voortbrengen. GALEDRAGON, (in Botany) a Kind of wild Tea- sel. Een Soort van wilde Kaarden. GALEGA , ( in Botany ) Goat-rue. Geiten-ruit. GALEOPSIS, (in Botany) Deadnettle. Dove-ni - telen met roode Bloemen. GALERIC’ULATE. Flowers. Zie CUCULLATE, Flowers. GALERITA, (in Ichthyology) a Species of Blen- nius. Een Soort van Blennius. GALEUS , (in Ichthyology) a Name by which fome Species of Sharks are called. Zékere Soorten van Haai] en. GALGULUS , (in Ornithology). Zie CHARA» DRIUS, GALIUM , GALLIUM, (in Botany) the Herb Cheese -run- . net, or our Ladies Bed-Straw. On- zer Frouwen Bed - Stroo. GALL, the Bile, one of the Humours of the Bo- dy: Also a Fret or Sore. De Gal ; als méde een Blaas Öf Puist uit de Gal ontstaande. GALL -bank, an Iron Crane in the Chimney, to hang a Pot on. Een Soon van een Beugel in een Schoorsteen , daar men een Pöt aan hangt. GALLS , a Kind of hard Fruit like a Nut growing on the Gall-tree. Galnooten. GAL’LERY, (in Fortification) a covered Walk crofs the Ditch of a besieged Town. Een be- dekte Weg over een Gragt. GAL’LERY , of a Mine , is any Branch of it carried, on towards any Place. Een Loop öf Gang van een Myn. GALLEY, (in Printing ) a Frame into which the Compositor empties the Line out of his Com- posing stick, and in which be ties up the Page when it is completed, De Glei; de Form van de Letter - zetter. GALLEY’TILE, a fine Brining and light Clay, of whicfr Gallipots are made. „ A compound Bo- dy of Glafs and Galley -tile ”, Bac. Een hel- dere 5<58 GAL. dere en ligte Kley waar van in Engeland de Fyne -potten gemaakt worden. GALLÏAM’BICK Verses, Verses fo called of the Galli , or Priests of Cybele. Vaerzen dus ge- noemt naar de Gaulen. GALLIAR’DA, (Ital. in Musick Books) is the Na- me of a Tune that belongs to a Galliard , and is commonly in triple Time, of a brisk lively Air, fomewhat like a Jigg. De Naam van een Italiaansche Wys' die t'ót een Gaillard ( zékere Dans ) behoord. GALL1E , bitter, Chauc. Bitter. _ GALLINACEOUS, an Appellation given to the Birds of the Order of the Gallinas. Eene Be - naaming die men aan de .gemelde Order van Vo- gels geeft. GALLTNiE , in ( Ornithology ) an Order of Birds, under which is comprehended the Ostrich, Peacock , Partridge , Phesant , Wood - cock , Turky, &c. Eene -Order van Vogelen, waar onder de Struisvogel , Paauw , Patrys, Phesant, Houtsnip , Kalkoen enz , begrépen zyn. GALLINAGO , (in Ornithology) a Snipe. Een Snip. GALLIUM, (in Botany). Zie GALIUM. GALLOGLAS’SES , Soldiers among the Wild Irish , who ferved on Horseback. Soldaaten onder de wilde Ieren die te Paerd dienden. GALLO’SHES, ( galoches , F.) Leather Cases, or Clogs worn over Shoes. Overmuilen , Klak- ken. To G ALLOW, to fright. Shakesp. Bang maaken , verfchrikken. GAL’LOWAY, a Horse not more than 14 Hands high. Een Paerd dat niet meer dan 14 Pal- men hoog is. GALLOWS of a Plough, a Part of the Plough- head, fo called by Farmers, from its resem- blance to the common Gallows, as consisting of three Pieces of Timber. De Galg van een Ploeg. GALLUS, (in Ornithology) a Cock. De Haan. GALLY , ( in Printing ). Zie GALLEY. GALLY, (in the Sea-Language) a Place in the Cookroom , where the Grates are fet up , and in which Fires are made for roasting Viftuals. De Stookplaats in de' Koks kamer van een Schip. GALLY-wonïi , an Infect very common among Rub- bish. De Pifsebed. GAL’NES , (Scots Law) any kind of Satisfaction for Murder or Manslaughter. Eenigerhande Vergelding voor een Moord öf Manslag. To GALP, to belch, to yawn. Chauc. Oprispen , Geeuwen. GAL. GAM. GAN. GALRE'DA. Zie GELATINA. GAM. GAMA, (In Musick). Zie GAMMA. GAMBA 3 GES , (Gamaches , F.) Gambadoes, Spat- terdafhes. Rykoufsen, Srob-koufsen. GAMBALOO’K, a Riding-Gown worn in the Eas- tern Parts. Een Rykleed , in de Oostelyke Gewesten van Engeland. GAMBAZON, a Kind of foft quilted Waistcoat. Een foort van een gestikt Kammizool. GAMBE’RIA , ? (0. L.) a Military Boot, or De- GAM’BRIA Mence for the Legs. Een Laers ’ jder Krygslieden. A GAMBLER, a Guinea-Dropper; one Clafs of Sharpers. Een foort van Bedriegers. GAMBOI’DEA, Gamboge. Zékere Harsachtige Gom, die van Catnbaja in Oost-Indiën overgebragt word. GAMELION, (in Antient Chronology) the tenth Month of the Athenian Year, answering to the latter Part of our January, and beginning of February. De tiende Maand van het Atheensche Jaar , welke met het laatste van January en he t begin van onze February overeenkomt. GAMELION, a Poem , or Composition inVerse^ on the fubjeftt of Marriage. Een Bruilofts dicht . r AMMA n(in Musick ) a Scale by which we OAMMA TTT £are taught to found the musical GAMMA- U 1 , y Notes- Ren Muziek Schaal. GAM'MER, a familiar Word for an old Country- Woman. Een oude Boerin; Bestemoer. GAM’MONING, (among Seamen) feveral turns of Rope taken round the Bowsprit, and reved through Holes in Knees of the Head , for the greater fecurity of the Bowsprit. Touwen om de Boegspriet geslagen . GAM'MOT , a Sort of an Incision-Knife. Zéker foort van een Mes om eene Insnyding te doen. GAMUT, the first Note in the ordinary Scale of Musick; the Scale itself. De eerste Noot in de gewoone Muziek-fchaal ; öf de Schaal zelfs. GAN. GAN, or Ganning, began. Spenc. Begon. GAN’DER, (in Ornithology) a Male Goose, Een Waard, een mannetjes Gans. GANDER -Gofses, an Herb. Eenden Kroos. GA’NET , ( Canet, F. ) a wild Duck. Een Wilde Eendvogel. GNNG-Flower , a Flower which flourilhes in Roga- tion Week. Zékere Bloem, die de Week voor Pinxteren bloeid. GANG Way, (Sea Term) all the feveral Ways or Pafsages from one Part of a Ship to the other. De Gang, öf gang w eg op een Schip. GA N- GAN. GAR. GANGIATORS, (in the Scots Law) Officers, whose Businefs it is to examine Measures and Weights. Opzieners over de Maaten en Ge- wichten. GANG'LIO, (in Anatomy) a Knot of Nerves , or where they feem to be tied together. Een Peesknoop. GANG’LION, (y-yyflu*», Gr.) a Humour in the tendinous and nervous Parts, proceeding from a Fall, Stroke, &c, or an Exfudation of ner- ' vous Juices from a Bruife. or the like; which indurates into a hard immoveable Tumour. Een Peesknoop, of hard Gezwel in de Ge- wrichten. GAN’GRENE, ( gangrem , L. of y*Vr|)©-, Gr. ) a cadaverous Corruption of a Part, attended with a Beginning of a Stench , Blacknefs , and Mortification. Hcete-brand, ’t heet e -Vuur , ook Koud-Vuur genaamd ; verstervend Vleesch. GANGRENOUS, of the nature of a Gangrene. Dat de Aart van Koudvuur heeft. GAN’NET, (in Ornithology) a Bird. Een foort van een Meeuw. GANT’LET , ( in Surgery ) a Kind of Bandage for the Hand. Een Handschoen, öf Windzël voor de Hand. GAR. GARAGEY, a Mexican Kite, which devours Crocodiles Eggs. Een Kuiken dief die Kroke- dille Eyeren verflind. GARB, y ( in Heraldry ) a Wheat-Sheaf, which GARBE, 5 signifies Abundance or Plenty. Een Tarwe fc hoof in een Wapenschild, het geen een Téken van Overvloed is. GAR’BA Sagittarmi , (O. L ) a Sheaf of 24 Ar- rows. Een Bohdel met vier- en twintig Pylen. GARBE FEEDERS , the Feathers under a Hawk’s Beak. De Vetren onder de Bek van een Valk. GAR’BLING of Bow Staves, the forting or culling out the Good from the Bad. Het Uitschieten , Sorteeren van Boogstokken. GAR’BOARD Plank, the first Plank of a Ship, fastened on her Keel on the Outside. De eerjle Plank van een Schip , buiten aan de Kiel gehecht. GAR'BOARD Stroke, the first Seam in a Ship, next her Keel. De eerjie Naad in een Schip mast de Kiel. GAR’CIFER, a Mill-boy. Een Moolen jongen. GARCINA, (in Botany) a Genus of the Icosandria- monogynia Clafs of Plant». Een Plantgewas tot de genoemde Khfse behoorende. GA'RCI0,£(0. L.) a poor fervile Lad. Een Jon- GARCE, y gen die töt gemeen Werk gebruikt word. GAR. 569 Writ tf GARD, a Writ relating to Guardianfhip. Een Geschrift betreffende Voogdyschap. GNKDManger , a Storehoufe for Viftuals. Een Voorraadschuur. GARDANT, keeping Guard. Wacht houdende. GAR’DANT, (in Heraldry 1 ) a Creature ful-faced, and looking right forward. Een Beest in eenWa- penschild, met een volkomen Aangezigt, dat rêgt voor uit ziet. GARDECAU’T, {gard du cord, F ) is that which flops the Fuzee of a - Watch when wound up, De Veer van een Horlogie , die de Snè'k fluit. GARDEN- GAzger, ( InBotany ). Zie DICTAMNUS» To GAR’DEN a Hawk, is to put her on a Turf of Grafs to cheer her. Een Valk , op een groe- ne Zoode zétten , om hem te verluchten ■ GARDEY’NE, a Guardian , Warden. Een Voogd, Opzichter. GARDEY’NE de l’Eglife , (O. F. L. ) a Church- warden, &c. Een Kérk- meester. GARDEY’NE de l'Estinery , (O. F. L ) Warden of the Stanneries. Een Opzichter over de Tin- mynen. GARE Brained, very heedlefs. Achteloos , los . GARGANEY, (in Ornythology ) a Bird of the Duck- kind. Een Soort van een Eend. GARGAN’TUA, (of Garganta, Span.) a Glutton, a great Giant, a Monster. Een Vraat, een Reus, Pen Monslér. GARGA REON, ( yap'/ctpidf , Gr. ) the Cover of the Windpipe. Het Leljetje van de Luchtpyp. GAR’GARISM , (gargarisme , F. gargarismus , L. of yufyxfirffoe , Gr. ) a liquid Medicine to cleanse the Throat, &c. Em Gor gel-clr ank. GAR’GET , a Distemper which appears in the Head, Maw, or hinder Parts of Cattle. Eens -Ziekte die zich in het Hoofd, de Krop, öf d& agterste Deelen van het Vee openbaard. GAR’GIL, a Disease in Geese. Eene Ziekte der Ganzen. GARGIL’ON , (among Hunters) is the principal Part of the Heart in a Deer. Het voornaamste gedeelte van het Hart der Rhéën. GAR'GLION. Zie GANGLION. GARGOL, a Distemper in Hogs, fhewing itself in their hanging down their Heads , having moist Eyes, daggering, and lofs of Appetite* Zékere Ziekte der Varkens . GARIDELLA, (in Botany ) Fennel - leaved Nigel- la. Nigelle , tam Nardus-Zaad. GAR’LAND, (in a Ship) a Collar of Rope wound about the Head of a Main-Mast to keep the Shrouds from galling. Een Röl Touw boven om Cccc de 57® GAR. GAS» de groote Mast , om de Takelt voor 't fchaaven te bevryden . GAR’LICK, (in Botany ) a Plant. Look, Knoflook. GARNESTURA , ( O. L. ) Furniture or Implements of War. Oorlog: Gereedschap. GAR’NET, a Tackle in a Ship, wherewith Goods are hoisted in or out. Een Scheeps - takel , waar méde de goederen in of uit geheist wordeih Clew GARNET. Zie CLEW Garnet. GAR'NET, (of granate , Span, of granatus, low L.) a Granate Stone,’ a fort of Carbuncle, fo cal-, led from it’s red Colour, like to that of the Sead of a Pomegranate. Granaat - steen. GARNI AMENTUM, (O. L.) any Manner of Gar- niihing or Trimming of Cloaths. Het Beleg- gen öf garneeren der Kléderen. GARNISH, (in Law-books ) to Warn. Waar- schuuwen. GARNISHEE’, (in the Court of Guild-Hall) figni- fies the Party in whose Hands another Man’s Money is attached. De Party , öf Persoon in wiens Handen een’ s anders Gild, waar over twee Proces voeren , verzekerd is. GARNMENT, a Garment. Chauc. Kkeding , Ge- waad. GA'ROUS, (g arum, L, ) resembling Pickle made of Fiih. „ This humour may be a garous Excre- tion ”. Visch pékel achtig. To GARRE, to force. Dwingen, geweld aandoen. GARRE , a Disease in Hogs. Eene Ziekte der Var- kens. GARS thee Greet , makes thee weep and complain. Spenc. Doet u weenen en klaagen, GARUM , (L. ) the Brine, or Pickle, wherein Anchovies , Herrings , &c , are preserved. Visch - pékel , enz. GARZIL, Hedging- Wood. Haag-Hout ; om-Haa- gen if Heggen van te maaken. GAS. GAS, (among Chemists) a Spirit not capable of being coagulated, or the most fubtle and vola- tile Parts of any Thing. Helmont. Een fyne Geest , of fubtile Damp . zo als by gistende Most en Bier bespeurd word , of de allerfynste en vlugste Deelen van eenig Ding. GASTALDUS, an Officer antiently entertained in the Courts of divers Princes. Zéker Amptemar die oudtyds aan de Hoven van verscheiden Vor- sten gehouden wierd. GASTED , frighted. Shakesp. Verschrikt. GASTEROSTEUS , (in Ichthyology). Zie BAN- STiCLE, GAS. GAT. GAST ■ Hound. Zie GAZE -Hound. GAST'NESS , Terror, Dread, Fright. Schrikke- lylheid, Naarheid, Angtvalligheld. GASTER, (y«rKj, Gr. ) the whole lower Belly', the Womb, or the Stomach. In a ftritt Sense it means the Stomach only. De gemtsche On- derbuik, de Baarmoeder , of de Maag ; doch in eenen bepaalden Zin de Maag alleen. GASTRED, frightened, astoniüied. Verschrikt , verslagen. GAS’TRICA, (in Anatomy) the upper Branch of the Splenitick Vein, bestowed on the Stomach. De bovenste Tak van de Milt-ader. GAS’TRICK, belonging to the Belly. Tot den Buik behoorende. GAS’TRICK Juice , ( among Physicians ) the Juice of the Scomach. Het Maagsap. GAS’TPvICK Vefsels , the Arteries and Veins of the Stomach. De Slag- en Bloed- Aderen van de Maag. GASTROCNEMI’A , (ya^oxi^/es-, Gr. ) the Calf of the Leg. De Kuit van het Béen. GASTROCNE J M!US Externus , (L. in Aratomy) a Muscle of the Tarfus , which , with the So- leus or hit emus, makes up the Calf of the Leg. De Uitwendige Kuit -fpier. GASTROCNEMIUS Internus , (L.) a Muscle of the Foot , placed under the Gastrocnemius Externus and Plant aris. De Inwendige Kuit -fpier. GASTROEPIPLOECA, the Vein and Artery gro- wing to the Ventricle and Gail. De Bloed en. Slag- ader die aan de Maag en de Gal groeit. GASTROMAN’CY, ( gastromantia , L. of !f, the Belly, and pjouiluu , Di- vination, Gr. ) Divination by the Belly. Buik- wighelaary. GASTROM YT’H , ( ’Eyy#s7»’/*t/0 ©- , of h in , yccVtig , and pot©*, Speech, Gr.) one who fpeaks in- wardly , as ouc of the Belly. Een Buik- spreeker. GASTRORAPHI’A , (in Anatomy ) a Connexion or Suture in the Wounds of the Abdomen. Een Buik -naad, als den Buik gewond is en wéder - toegenaaid word. GASTROT OMY, ( ycccpologjlu . , of y.ctcvg , the BeL ly, and i-lyjva, to cut Gr ) a cutting open the Womb or Belly. Eene Opsnyding van de Baar- moeder öf de Onderbuik, als in. eenen zwaareti Arbeid. GAT. GATE , a Street. Een Straat. GATE, a Goat. Spenc. Een Geit-. Ne GATE ne Geyn, neither got nor gained,. Nöch’, gehad , noch gewonnen. GAT. GAU. -GATHER, Gn the Sea -language) is faid of a Ship that gets the Wind of another. Een Schip dat van een ander de Loef krygt, word gezëgt te gaderen. GATHER-Bag, the Bag or Skin which incloses a red Deer in a Hind’s Belly. De Zak of het Vel daar een Wëlpje in den Buik eener hinde m besloten is. A GATHER . the Heart, Liver, Lights, &c. of a Sheen, Calf, &c. Een Pluckzël ; het Hert, de Léver, 'Long, enz, van een Schaap óf half. GATTEN-free, ((in Botany) Prick wood. Paa- GATTERIDGE-Tmf, f penhout Boom, óf Heester. GAU. GAUDE , a Toy or Trifle. Een Beuzeling. GAUDE, any thing worn as a Sign of Joy. Een vreugde - Teken. To GAUDE, to rejoice, to be merry. Zich vrolyk maaken. GAUDID, made gay. Cfjauc. Vrolyk gemaakt. GAVEL, (among Builders). Zie GABLE. GA’VEL ( gavelle , F. ) Tribute, Toll, Custom, yearly Rent, or Revenue. Tribuut , Tol, Im- post , Inkomsten. GA’VEL Bread , Corn Rent, Provision of Bread or Com reserved as a Rent, to be paid in Kind by the Tenant. Voor raad van Brood of Room het geen door den)Grond Heer uitbedongen word, en door den Leenman of Huurder betaald moet worden. GA’VELCESTER , ( a Measure of Ale to be paid GA'VELSESTER. , Minzaamheid. GENTRY Cove, a Gentleman. Een Heer, een Man van aanzien. A GENTRY'Morf ,a Gentlewoman. Een Juffrouw van aanzien. GEN’UINE Teeth. Zie DENTES Sapientice. GENUS, (L.) Kindred, Stock, or Lineage; Sort, Manner, Fashion. Geslacht, Stam, Afkomst; Soort, Slack, Wyze , Maaksel, Gedaante. GE’NUS , (in Grammar) a Gender, Masculine, Feminine, Neuter, ’f Geslacht van een Naam- woord. GE’NUS, (in Logick) one of the 5 Predicables, which contain the Species; as Animal is the Genus of a Man, a Horse, a Dog, &c. Een der 5 Predicabilia , welke de Species öf Soorten bevat; als , Dier, ’ t welk de Geslacht naam is van Man; Paerd, Hond, enz. GEO. GEOCENTRICK , (in Astronomy) a Term ap- plied to any Orb or Planet, which bath the Earth for it’s Center, or which hath the fame Center with the Earth. Gelyk midpuntig, Dit word toegepast op ieder Kloot öf Planeet die de Aarde töt haar Midpunt , öf het zélfde Middel- punt met de Aarde heeft. GEOCENTRICK Place of a Planet, is fuch as it would appear to us from the Earth , if our Eyes were fixed there; or a Point in the Eclip- tick to which a Planet feen from the Earth is referred. De Plaats eener Planeet zo als dezel- ve ons. van de Aarde zou voor komen , zo onze Oogen daar op gevestigt waren ; öf het Punt in de Ecliptica in welke men de Planeet field om dezelve te vinden , indien men haar uit het Mid- punt van den Aardkloot beschouwt, GEOCENTRICK Latitude of a Planet, is it’s La» titude feen from the Earth ; or the Inclination of a Line conneóting the Planet and the Earth, to the Plane of the Earth’s (or true) Eclip- tick : Otherwife ’tis the Angle which the afo- refaid Line ( conne&ing the Planet and the Earth) makes with the Line, which is drawn perpendicular to the Plane of the Ecliptick. Gelyk midpuntige Breedte van eene Planeet ; haare Breedte van de Aarde te zien, enz. GEODiE’SIA , (yedW ia., of y«, the Earth, and ytiiw, to know, Gr.) the Art of Measuring and Surveying of Land. De Landmeetkunde. GEODiETICAL, relating to the Art of measuring Land or Surfaces. Landmeetkundig; töt de Land- meetkunde beboorende. GEN’TILES. Relations, Kindred. Chauc. Vaneen GEODALTTCAL Numbers, fuch as are considered en het zelfde Geslacht , Bloedverwanten. according to the vulgar Names or Denomina- tions , GEO. tions, by which Money, Weights, Measures, &c. are generally known , or particularly di- .vided, by the Laws and Customs of feverai Na- tions. Bemamingen waar by het Geld , Ge- wicht , de Maatten, enz doorgaansch in ieder Land bekend zyn. GEODES , ( in Natural History ) a Genus of Side- rochita , consisting of crustated Bodies, inclo- sing a fmall Quantity of earthy or arenaceous Matter. Een Geslacht van Siderochito 'óf ge- korste Lighaamen. GEOFF , "J a Mow or Rick of Corn or Hay. Een GEOFFE, J Koorn-hoop, of Hooi-fchoof. GEOG’R APHY , ( geographic , F. geographia , L. of yuiyfciipict , of yiu , the Earth , and ypctcpu, to describe, Gr. ) is a Description of the whole Globe of the Earth , or known habitable World ; together with all Parts, Limits, Situations , and other remarkable Things thereunto belonging. Aardklootkunde , Aardryksbeschryf kunde , Land- kunde. GEO’LOGY, theDoftrine or Knowledge of the Na- ture and State of the Earth. Aardrykskunde. GE’OMANCER , (yupdirtt , Gr. ) one skilled in Geomancy. Een Stipwikker. GE’OMANCY , (geomance , F. geomantia , L. of ytaf/jKVTu* , of yH , and jtwsmics, Divination , Gr. ) a Kind of Divination by Points and Cir- cles made on the Earth, Stipvoorzëgkunde ; een Soort van Waarzêggery door Stippen en Kringen die op de Grond gemaakt worden. GEOMETRICAL, GEOMETRICK , belonging to Geometry. Meet- , kundig; dat tot de Meetkunde behoort. GEOMET’RICAL Place , is a certain Bound or Ex* tent, wherein any Point may ferve for the So- lution of the local or undetermined Problem. Eene Ge-ometrische öf Landmeetkonstige Plaats, GEOMET’RICAL Solution of a Problem, is when it folved according to the Rules of Geometry. Geometrische ontknooping van een Voorstel. GEOM’ETRY , ( geometrie , F., geometria , L of TlioipiTfux. , of and fjoirpsr , Measure , Gr. ) originally fignifies the Art of measuring the Earth, or any Distances or Dimensions on or within it; but now ’tis used for the Science of Extension , abstractedly considered , without any Regard to Matter. Landmeetkunde; Meet- kunde. Practical GEOM'ETRY, is the Method of applying fpeculative Geometry to Use and Practice , as Surveying of Land, Dialling, Eortification , &c. Be oefenende Meetkonst. Speculative GEOMETRY, is a Science which treats of Magnitude, with its Properties, abstractedly considered , without a Relation to material Beings. Bespiegelende Meetkonst ^ GEO. GER. 575 GEORGE Noble , a Gold Coin. EenGoude Munt , ter waarde van omtrênd 3 Guld. 14 Stuiv. Hol- landsch , die ten tyde van Hendrik Vlll. ira En- geland gangbaar was. GEOR’GIANS , a Sect of Christians , who follow the Rule of St. Basil. Georgiaanen. CEOR’GICKS , ( georgiques , F. georgica , L. of Tuapytx.cc, Gr.) Books which treat of Husban- dry and Tillage. Boeken die aver den Land of Akkerbouw handelen. GER. gerah, (rru, H. ) the least Silver Coin among the Hebrews. Een Gera , de kleinste Zilvere Munt onder de Hebreen , bedraagende omtrent 5 duiten , 5f zo als anderen willen ruim zéven Stuivers. GERANITES , ( in Natural History ) an Appellation given to fuch of the Semipellucid Gems , as are marked with a Spot resembling a Crane’s Eye. Half doorschynende S:eenen die een Vlek hebben , naar een Kraans-oog gelykende. GERANIUM, (L. in Botany ) Crane’s-bill. Kraci- ne-bëk , Oyevaar-s-bëk. GERARDIA , (in Botany ) a Genus of the Didyno mia-angiospermia Clafs of Plants. Een Plant- gewas van dien Naam. GERBERA,(in Botany) a Genus of th e Synge nes ia*- polygamia Clafs of Plants. Een Plantgewas van dien Naam. To GERDIN, to Itrike, fmite, Itab. Ciuuc. Slaan „ fmyten, Jleeken. GERE, Jest, Jeer, Frenzy. Scherts, Spêtterny , Uit- zinnigheid. GERENT , ( gerens , L. ) bearing or carrying, be- having. Gedraaging. GEREVES , Guardians. Chauc. Voogden , Opzichters. GERFALCON, ~) a Bird of Prey. Een Gier- GYR'FALCON , J valk. GERGON, Jargon. Chauc. Brabbel - taal , Bas- tard-taal. GERIFUL , inconstant , changeable. Chauc. On- standvastig , veranderlyk . GERMAN , ( Germain , F. ) entire or whole; as a Brother German is one both by Father’s and Mother’s fide. Geheel ; als een volle Broeder 5 a Cousin German; een volle Neef. GERMAN , related. ,, Those that are German to him , though fifty times removed ”. Shakesp. Vermaagschapt. GERMANDER , ( in Botany ) a Plant. Maanderkruid, Water GERMANDER, Scordium. Water-look. Wild GERMANDER, a Species of Veronica. Een- Soort van Eerenprys. GERMA- Sjê GER. GESE. GERMANITY , ( germanitas , L. ) Brotherhood, Broederschap. GERME , a Sprout or Shoot , that Part which grows and fpreads. ,, Made out of the Gertne or Treadle of the Egg”. Brown. Zaad, eon Spruit Sf Scheut , dat Gedeelte ’t welk groeit en zich uitspreid. GERME, (in Botany') that Part of a Flower or Plant which contains the Seed; also a young Sprout or Shoot. Het Vrucht-beginzel , of de Eyerstök ; als méde een jonge Spruit uit het Zaad, 'óf BladknSp voortschietende. GERME de Feve, or BAIGU , (among Farriers). De zwarte Vlakken in de Hoektand van eenPaerd. Zie EYE of a Bean. GERMEN, a fhooting or fprouting Seed. ,,AIlger- men fpilt at once”. Shak. Een fchietend öf uit- spruitend Zaad, GERMINS, ( germina , L. ) young Shoots of Trees. Jonge Scheuten 'öf Loten van Boomen. GERMINATION , the Aft of fhooting or fprouting. Uitschieting , Uitspruitihg. GERONTES ,(in Grecian Antiquity) a Sort of Ma- gistrates of ancient Sparta. Zékere Magistraats Persjoonen van het oude Spanen, overeenkomen- de met de Areopagiten van Athénen. GERONTOCO’MIUM , ( TiperToxofJOutv , of yipav, and old Man, and ko/ju ia, to take care of,Gr. ) an Hospital or Ahns-house for poor old People. Eeri Hospitaal Öf Gasthuis voor arme oude Lieden. GERONTO’COMY . ( , Gr.) a Part of Physick, which fhews the Way of Living for old Men , in order to preserve their Health, Gerocomia , een Gedeelte der Geneeskunde , die de Mënsch den Weg aanwyst om oud te worden, door hunne Gezondheid in acht te noemen. GERSUMA , (O. R. ) a Fine. Eene Boete öf Be- lasting. GERSUMA’RIUS , (in Law) finable, liable to be amerced or fined at the Discretion of the Lord of the Mapor. Beboetbaar , het geene beboet of bekeurd kan worden. GERT , ftruck. Chauc. Geslagen. GERUND, (gerundium , L. in the Latin Grammar) a verbal Noun ending in di, do or dum , and governing Cases like a Verb. Een Werkwoor- delyk Naamwoord , eindigende in di,do ö/dum, regeerende de Gevallen van een Werkwoord. . GERUN’DIVE, (L.in Grammar) an Adjeftive ma- de of a Gerund. Eene By wam uit een Gerun* dium gevörmt. •GERY , /changeable ; also cruel. Veranderlyk ; GERYFUL , 5 als méde Wreed. GES. GESNERIA, (in Botany) a Genus of Plants of the GES. GET. GËU. GH A. GHE. GHI. GIA> Didynamia Clafs. Een Geslacht van Planten van dien Naam. GES’SANT , (in Heraldry) a Term used when a Lion’s Head is borne over a Chief. Een Woord dat in de Wapenkunde gebruikt word, als boven één der voornaame Eertékenen , het Hoofd van een Leeuw gevoerd wordt. GES'SERAIN , a Breast-plate. Een Borst-plaat, Borst-wapen. GES’SES , (in Falconry). Zie JESSES. A GEST , a Bed, a Couch. Shax. Een Ledikant , een Rustbank. GESTATION , ( L. among Physicians) a Carrying, or Bearing ; also the Time which a Child is in the Womb of the Mother. De Dracht ; als méde de Tyd die een Kind in ’s Moeders Lig' haam is. GESTU & Fama , an antient Writ, where a Per- son's good Behaviour was impeached. Een oud Geschrift , als iemants goed Gedrag beticht wierd. GET. GETHYUM , ( in Botany ) a Kind of little Onions. Pry. GEU. GEULES , (in Heraldry) a Vermillion Colour. Vermiloen Kleur. GEUM, (in Botany). Zie CARYOPHYLLATA. GHA. GHASTFUL, dreary, dismal, melancholy. Naar , akelig , f omber , droevig. GHAST’LY , dreadfull , horrible , like a Ghost; with horror and dread painted on the Counte- nance. Verschrikkelyk , yjselyk, als een Geest, met Schrik en Angst op' t Aangezicht geschildert . GHE. GHEUS , (of gueux, F. a Beggar) a Name given to the Protestants. Geuzen; een Bynaam den Protestanten eertyds gegeeven. GHI. GHITTAR, /(guitane, cithara, L. ) a musical GHITTERN, £ Instrument formerly much in Use among the Italians and French. Een Guitarn. GHIZZARD, the Bag under the Throat, or Craw of a Fowl. De Krop van een Vogel. GIA. GIAGH, (in Chronology) a Cycle of twelve Years, in use among the Turks and Cathayans. Een Omloop van twaalf Jaaren onder de Turken eh Cathajaanen waar van ieder Jaar mar de naam Van een Beest door hun genoemd word. GIAL- GIA. GIB. GIE. GIF. GIG. GIALLOLINO , (in Natural History) Naples-yellow. Napels Geel. GIAROLA , (in Ornithology) a Species of Lark, with a remarkable long Heel. Een Soort nan een Leeuwerik , met een ongemeens lange agter Klaauw. GIAROLO , (in Ornithology } a Species of Snipe, with a white Tail. Een 'Soort van Snip , met een witte Staart. GIB. GIB’BEOUS , (in Astronomy) a Term used of the Moon ; which , while fhe moves between her Quadratures in her Opposition to the Sun , is faid to be gibbous, her enlighten’d Part being bunch’d out, or convex. Gebult, bult- achtig , van de Maan gesprooken , als haar verlicht Deel bolrond fchynt, GIB’BERUS , (in Anatomy) the backward and lar- ger Knob of the Bone of the Arm, called Ulna. De Knobbel van de Ellebooo \ A GIB'BET , a great Cudgel, or Stick, fuch as they throw up in Trees , to beat down the Fruit. Een Knuppel. GIBELINS , or GIBELLINS , a famous Faftion in Italy ■ Gibellinen , zékere beruchte Partyschap in Italiën. GIBSTAFF, a Quarter-flafF. Een Staf 8 f Knuppel die door Bosch -bewaarders en andere gedragen word. GIE. GIER’FUL, vulturine , rapacious. Gi er achtig , roof- ziek. J GIF. GIF’TA , ( Sax. ) Marriage. Het Huwelyk. GIFT Rope, (of a Ship) is the Boat-rope, which is fastened to the Boat when £he is fwifted iu order to her being towed at the Stern of ’the Ship. Het Touw ' van de Boot , waar méde ze agter aan het Schip vast gemaakt word. GIG. GIG , a Hole in the Earth where Fire is made to dry Flax, . Een Kuil 5 / Gat in de Aarde daar een Vuur in gestookt word om Vlas te droogen. A GIG, __ /a wanton , lascivious Girl. Een Dar- GIG’LET, f tel, ontuchtig Meisje, een Ligtekooi. ? ( , in ¥ usic } Si? GJ Sg or JigS- a G 1 QLE, £ brisk and lively Air; or an airy kind GIGUc., ) of Dance. Een Giga, zéker vrolyk en levendig Maatgezang ; als méde een luchtige Dans die dus genoemd word. GIG AN’TOM ACHY , (gigantomachia , L ofy < yM . of y/yas, a Giant , and a Fight, Jr.) the ancient War of the Giants against GIG. GIL. $77 Heaven , often mentioned by the Poets ~ Dp R euzenstrydt. y r0etS * Ue GIGGES, Harlots, Strumpets. Chauc. Hoeren Straathoeren. mieren* GIGGING, founding. Klinkende. GiGLOTLIEE , like a Strumpet. Chauc. Hoerach. tig , nis een Straathoer. GlG ?f f 'nJnt ( in r the Mane s e ) 3 Branch in form of a Gigot or Leg, to prevent Horses from vt7’r ë n°% l ° f v' Ee>l kr ° m yZer aan de Z ^ de , tm 6en Paerd te Metten het Hoofd te laaien hangen. GIGS,_ Swellings growing on the Insides of Horses Lips. Gezwellen die binnen in de Lippen der Paerdcn groeijen. ™ GIL. GIL’BERTINES , 700 Friars, and T100 Nuns, a religious Order , founded by one Gilbert of Lincolnshire A- C. ir 45 . Gilbertinen , eenè Urder van Monmkken en Nonnen in Engeland. CFm’ T r il/r Ute ’ ^ iri j’ or ^ ax; a Company rrV ^n V united , t 0 S eth er , with Lawi GUiLD, p and Orders made among themselves, by the Licence ot the Prince. Een Tribuut, Boete of Schatting ; als méde een Gild. GILD’ABLE. Zie GELDABLE. GILD ale , (Sax.) a Drinking Match, where every one paid his Club or Share. Een Drink geSl schap daar ieder zyn Aandeel toe betaald. GILD Merchant, a Privilege by which Merchants may hold Pleas of Land among themselves K^Ueden ’ * ” der En ^ GILD-rents, Rents payable to the Crown by anv GlId v 01 fraternity. Gild-ink omsten ; Interefsen die Jaarlyes door de Gilden en Broederschappen aan de Kroon betaald moeten worden. GILDE, gilt, golden. Chauc. Verguld. GILDERS , Snares. Strikken. GILER , a Deceiver. Chauc. Een Bedrieger , Mis - Lel Cvtjl * dLL, a fleshy Excrescence under the Chin of a Man Em Onderkin , GILL , a^Measure containing 1 Quarter of a Pint. Een Musje ; eene Vocht-maat , houdende een vier- de van etn Pint, GILL, a She -companion , a Mils. „ Each Tack will have his Gill”, Ben Johnson. Een Ge- Zêllin . GILL , ( in Botany) the Plant Ground-ivy; also Ale wherein Ground-ivy has been Beeped. Aard- veil, een Plant-, alsmede Ale daar Aardveil in getrokken is. D d d d A GILL, 578 GIL. GIM. GIN. A GILL, a Rivulet, a Beck. Een Beekje, Beek. G1LLA Vitrioli , (with Chemists') vomitive Vitriol, or white Vitriol purified. Gezuiverde witte Vi- triool , Braak-vitriool. GILL creep by the Ground, (in Botany ). Zie GILL. GILL-hooter , an Owl. Em Uil. GIL’LIFLOWER , or JÜLYFLOWER, ( garafolo , Ital. of y.upuopZx^on , q. d. y.apuov , a Nut, and H. i. e. consuming ) a Jewish Measure of dry Things, containing 5 10 Pints , one folid Inch, and 21 1 decimal Parts. Een Gomer , een Joodsche Maat van droogs Waaren , houdende het tiende Deel van een Epha. GOMPHFASIS, ( yepoepians , Gr.) a Distemper of the Teeth , when they are loose, and ready to drop out. Een Ongemak der Tanden , waar by dezelve lijs en als op het uitvallen Jlaan. GOMT HO MA , ( yógj GUT’TA Serena. Zie AMAUROSIS. GUT’TiE, Drops, (L in Architecture) little Parts like Bells , which to the Number of fix are put bdow the TrigJyph in every Architrave of the Dortch Order. Droppels ; Cieraaden der Dorische Bouworder, zynde kleine Bolletjes als Droppelen, welke ten getallen van zes, in ieder Architraaf onder den Triglyphus gezét worden. GUT’TATED, besprinkled with Drops. Met Drop- pelen besprëngt , bedropen. GUF’TE de ïEau , (L. in Heraldry) are Drops painted Argent or White. Zilver e öf witte Drop- pelen y in een Wapenschild. GUT’TE des Larmes , (F. in Heraldry ) is when Drops of Tears are represented in a Goat of Arms.. gut. guy. guy. guz. gwa. Arms of a blue Colour. Blaauwe Traanen of Droppels in een Wapenschild. GUT’TE de I’Or , (F. in Heraldry) Drops of mel- ted Gold borne in a Coat of Arms, and pain- ted Or, or Gold Colour. Goude of Goudkleur Droppelen, in een Wapenschild. GUT’TE de Poix , (F. in Heraldry) Drops of black Colour. Zwarte Droppelen y in een Wapenschild, GUT’TE du Sang > (F. in Heraldry) Drops of Blood, Bloed Droppelen , in een Wapenschild. To GUTTER, to cut or wear into finall Channels or Hollows. Groeven, Vooren maaken. GUT’TERA , a Gutter or Spout. Een Goot*. GUT TIDE , Shrovetide. Vasten-avond. To GUT’TLE , to feed luxuriously , or intempera- tely.. Onbetaamelyk 'öf ongeschikt eeten. GUTTLER , one found of Eating ; a gready or in- temperate Eater. Een Vraat , Gulzigaart. GUT’TULOUS , (of guttul.a , L. ) belonging to, or ful of, little Drops. Droppel-achtig ; öf vol kleine Droppeltjes. GUTTY, (in Heraldry) marked or fprinkled with Drops. Met Droppeltjes getékend öf besprêngt. GUV, GyVE de Ronde, (in Fortification). Zie Single TE- NA1LLE. GUY. GUY , (in a Ship) is aKope used to keep ofFThings from bearing against the Ship’s Side , when they are to be hoisted in. Gei , Gey, een Ka- beltouw on i zwaars Pakken in en uit een Schip te hyschen. To GUY, to guide. Chauc. Geleiden. GUZ. GU’ZEZ , (F.. in Heraldry) little Balls in a Coat of Arms of a Murrey Colour. Kleine bruine öf donker roode Balletjes öf Klootjes in- een Was pensckild. GWA. GWABR Merched , (Welsh.) a Payment or Fine made to the Lords of fome Manors , upon the Marriage of their Tenants Daughters, or other- wise upon their committing the Aft of Incon- tinency. Eene Boete die aan de Heeren van eenige Heerlykhéden in Walles , by het trouwen van de Dochters hunner Hoevenaars, Öf indien zy zich in Ontucht te buiten hadden gegaan , be- taald wierd. GWAYF , ( S. L. T. ) Goods, left in the Highway by Felons, which were forfeited to the King or Lord. Goederen die op den gemeenen Weg , d$or de Roovers zyn agtergelaaten. GY. GYE. GYL. GYM. 59? GY. GY, a Guide. EenWegwyzor, Leidsman, GYB. GYBE, any Writing or Pafs. Een Paspoort. To GYBE, to joke or banter. Kb-rtswylen, boerten* GYL. GYLT-white. Zie GULTWIT» GYM. GYMNARTHEUA , (in Zoology) a Name given to that Order of Insefts which have foft naked Bodies , with visible Limbs. Bloedelooze Diert- jes die geen Vleugels , en zagte naakte Ligliaa- men hebben, en welker Léden zigtbaar zyn. GYMNASIUM , ( yiy£y xtriav, in Grecian Antiquity ) a Place fitted for performing Exercises. Een Oef- fenplaats, Oefenschool. GYMNASTICK , ( yvy,vetc ««.as , Gr. ) fomething re- lating or belonging to bodily Exercise , as Wresling , &c. Het geene tot de Ligjaaams- oeffening behoord. , als het Worstelen , Scher- men, enz. GYMNAS 'TICKS , (gymnastica, L. of yvpovxrudi , Gr. ) that Part of Physick which teaches how to preserve Health by Exercises. Dat Gedeelte van de Geneeskonst . wélk leert de Gezondheid te bewaar en door Oefening. GYMNIA, (in Zoology). Zie ANIMALCULA. GYMNO-iz-rpmma , (in Botany). Planten welker Bloemen twee bloote Zaadcn vóórtbrengen. GYMNO-monospermia, (in Botany). Planten welker Bloemen één bloot Zaad vóórtbrengen. GYMHO-polyspermia » (in Botany). Planten welker Bloemen veel naakte Zaaden vóórtbrengen. GYMNOPYRIS, ( in Natural History) the Pyritse of a fimple interna! Structure, and not covered with a Crust. De Pyritte van een enkel inwen- dig Stëlzel zonder Korst. GYMNO’SOPHISTS , ( gymnosophistes , F. gymno * sopkist'ce , L. of ypiMoo-txpis-o'A , of yt , naked , and ropiftii, a Sophiscer, Gr.) certain Philoso- phers in India, who went always naked, and lived folitary in Woods and Deserts, feeding on Herbs. Brachmannen , Waereldwyzen ofWys^ geeren van Ethiopiën in Indiën. GYMNOSPERMIA , (in Botany) a Clafs of Plants, comprehending all those with labiated Flowers, . without any Pericarpium or Capsule furrounding their) Seeds, which are only lodged in the Base of the Cup. Planten welker Bloemen naakt Zaad zonder eenig Z'aadhuis draagen. GYMNOTE-TRASPERMIA, (in Botany). Planten welker Bloemen vier naakte Zaaden vóórtbrengen. GYMNOTUS, (in Ichthyology) a Genus of Male- copterygious Fishes. Een zéker Geslacht van Vifschen. Eff f 2 , GYN. 59 6 ' GYN. gyn. GYNiECEUM , (among the Antients ) the Apart- ment of the Women. Het Vrouwen Vertrek. GYNjECI’A , ( yvwMt» , Gr. ) fuch Accidents as happen to Women; but Hifpctcrates takes them more ftriftly for their monthly Terms or Cour- ses. Toevallen die aan Vrouwen eigen zyn-, doch voornaamcntlyk hunne maandelykschc Ontlasting, enz. GY N^ECO’CRACY, ( yavsnKoapuTi'ct of ywi, a Wo* man, and /ipdr®-, Power) Femine Rule , Pet- ticoat Government. Vrouwe-regeering. GYNJECOMAS’TOS , ( among antient Physicians ) Tumours of the Breast in Women. Toevallen in de Borsten der Vrouwen. GYNAN’DRIA , ( in Botany ) a Clafs of Plants , com- prehending all those whose Stamina are placed either on the Stile or on the Receptacle, elon- gated into the form of a Stile, and carrying on both the Pistel and Stamina. Planten welkers Bloemen de Hëlmstyltjes op het Stampertje heb- ben , öf daar aan vast gegroeid zyn. GYNGLYMUS , (in Anatomy ). Zie GINGLYMUS. GYP. GYR. GYP. GYPSUM , ( in Natural History ) Plaster • ïlone, . Raauwe Pleister , Kalk-fteen , Pleister-kalk, GYR. GYRATION, the A ét of turning any Thing about in a Circle. ,, Moved round in a Circle with Gyrations”. Newt. lets in een Kring rondt droaijen. GYRE, (gyrus, L.) a Circle or Orbit described by any Tning in Motion. „ He Spins in giddy Gires”. Dryd Een ronde Kring , Schyf, Ont- trek, door Reweeging veroorzaakt. GYRE , ( in Medicine ) a Trance , a Fit , a Dizzinefs. Chauc. Een Draaijing , Zuizeling van het Hoofd . GYR-FALCON. Zie GERFALCON. GYRLE, (among Hunters). Zie GIRLE. GY’RON , (in Heraldry ) an Ordinary, consisting of two ilrait Lines, ifsuing from divers Parts of the Escutcheon , and meeting in the Fefss Point. Een Téken in een Wapenschild , het geen uit twee rè'gte Lynen bestaat , die uit eenig ge- deelte van het Schild getrokken zyn , en in hé& Midpmt malkander rtaken. The End of the First Volume. k. IfJH k» -**.'»•«* 1=. -•-' • — «.-V--*?- *« '• ft i # MBM ; IPi Wmrnmim wW ÏHfilHH3IH k)ü 4fe WÊÊ&Ê&M, WÊMÊÊÈÊÊÊ^M